Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over wijziging van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015-2019 in verband met verlenging van de werkingsduur (Kamerstuk 29282-364)
2019D28178 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 3 juni 2019 over de conceptregeling, houdende wijziging
van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2019 in verband
met verlenging van de werkingsduur (Kamerstuk 29 282, nr. 364).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
3
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
wijziging van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2019
(hierna: de Subsidieregeling) in verband met verlenging van de werkingsduur. Deze
leden zijn positief over de verlenging ervan en hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de subsidieregeling bijdraagt aan het
realiseren van het aantal opleidingsplaatsen voor een aantal specialistische beroepen
voor de jeugd ggz. Desalniettemin zijn genoemde leden teleurgesteld dat de subsidieregeling
in zowel absolute als relatieve zin nauwelijks zoden aan de dijk zet in de bijdrage
aan het aantal hulpverleners in de jeugd ggz. Zij zijn dan ook benieuwd welke maatregelen
de Minister overweegt om het aantal opgeleiden in de jeugd ggz te verhogen. Welke
belemmeringen ziet de Minister bij de maatregelen die hij mogelijk overweegt en kan
de Minister daarnaast aangeven of er voldoende interesse is bij potentiële jeugd ggz-professionals
om deel te nemen aan een opleiding? Welke maatregelen overweegt hij om de interesse
in werken in de jeugdhulp te vergroten?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe hard het criterium «ggz-instellingen
die uitsluitend zorg aanbieden aan jeugdigen tot 18 jaar» moet worden opgevat. Genoemde
leden zijn ervan overtuigd dat het voor het aanbod van passende hulp een goede ontwikkeling
is als er meer interdisciplinair wordt samengewerkt in jeugdhulp en jeugd ggz. In
het verlengde daarvan is het aan te bevelen dat jeugd ggz ook onderdeel is van aanbieders
die ook andere vormen van jeugdhulp aanbieden. Met andere woorden, dat jeugd ggz geen
hard afgebakend zorgdomein is. Kan de Minister aangeven hoeveel jeugd ggz-instellingen
er in Nederland zijn en hoeveel gemengde jeugdhulp-instellingen? Hoeveel daarvan zijn
aangemerkt om opleidingsplaatsen te bieden? Kan de Minister aangeven wat de te verwachten
behoefte aan opgeleiden in de jeugd ggz is? Deze leden zouden graag zien dat de Minister
in overleg met zowel jeugd ggz- als jeugdhulpaanbieders in gesprek gaat om te verkennen
hoe interdisciplinair werken en opleiden kan leiden tot betere kwaliteit van jeugdhulp.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Subsidieregeling.
Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen ten eerste door wie de evaluatie van de huidige
Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling is uitgevoerd.
Uit de evaluatie blijkt dat het opleiden in de jeugd ggz voor maar één procent bijdraagt
aan het opleiden van deze groep ggz zorgverleners. De Minister is daarom voornemens
in de komende drie jaar de mogelijkheid te verkennen om via het instrument van de
opleidingsregelgeving het opleiden voor jeugd-specifieke ggz te borgen in plaats van
via de onderhavige Subsidieregeling. De leden van de CDA-fractie stellen vast dat
bij de verkenning in 2014 van de oplossingsrichtingen in de vorm van een alternatieve
betaaltitel voor de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen voor de
ggz-opleidingen in de jeugd ggz, al VWS-breed een analyse heeft plaats gevonden. Deze
leden vragen daarom waarom nu nog jaren gedaan moet worden over het verkennen van
de mogelijkheid het opleiden voor jeugd-specifieke ggz via het instrument van de opleidingsregelgeving
te borgen. Waarom is deze mogelijkheid niet eerder onderzocht?
Voor de subsidiebedragen per opleiding zijn de beschikbaarheidbijdragen gehanteerd
voor de onderscheiden opleidingen omwille van rechtsgelijkheid. Naar aanleiding van
signalen vanuit de ggz, dat de beschikbaarheidbijdrage nu niet kostendekkend is, is
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gestart met een kostenherberekening. De Minister
schrijft dat het te zijner tijd in de rede ligt om de vergoedingsbijdragen in de subsidieregeling
eveneens naar kostendekkend niveau op te trekken. De leden van de CDA-fractie vragen
of dit betekent dat de Subsidieregeling eind van dit jaar opnieuw gewijzigd moet worden.
Zo ja, wordt de Kamer hier te zijner tijd van op de hoogte gesteld?
Het Capaciteitsorgaan raamt periodiek de capaciteitsbehoefte aan zorgprofessionals.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven van de geraamde
capaciteitsbehoefte voor komende jaren.
De opleidingen tot klinisch (neuro)psycholoog en verpleegkundig specialist ggz zijn
vanaf 2019 toegevoegd aan de Subsidieregeling. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister inzicht kan geven in de realisatie van deze opleidingsplaatsen voor
dit jaar en welke budgetten daarmee gemoeid zijn.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.