Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 2-4 juni 2019 (Kamerstuk 21501-32-1177)
2019D21841 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de informele Landbouw-
en Visserijraad van 2 tot en met 4 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1177).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
5
II
Antwoord/Reactie van de Minister
8
III
Volledige agenda
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda L&V raad
De leden van de VVD-fractie lezen dat de informele Landbouwraad in het teken staat
van Research in Agriculture and bioeconomy. Kan de Minister een uitgebreide toelichting
geven op de inbreng van Nederland? Op welke manier gaat de Minister meer ruimte creëren
voor circulaire economie? Deze leden lezen dat Nederland voorstander is en specifiek
voor bioeconomie zal inzetten op verschillende acties. Welke acties zijn dat en op
welke manier worden deze vormgegeven? Heeft de Minister ook aandacht voor de ontwikkeling
van kennis op dit onderwerp en, zo ja, hoe gaat de Minister dat borgen?
Verslag Landbouw- en Visserijraad 14 mei 2019
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister dat het streven naar
een «gedeeltelijke algemene oriëntatie» te vroeg is. Zoals deze leden al eerder hebben
benadrukt, is het ook zaak dat er eerst helderheid komt over het budget alvorens er
besluitvorming op onderdelen plaatsvindt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het agendapunt met betrekking tot een slimme
en duurzame toekomst voor de Europese landbouw en landelijke gebieden niet aan bod
is gekomen in de Landbouw- en Visserijraad van 14 mei. Kan de Minister aangeven wanneer
er in Europees verband wel over gesproken wordt en wat de inzet wordt van Nederland?
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat de Minister aandacht heeft gevraagd
voor de herziening van de Europese Genetisch Gemodificeerd Organismen (GGO)-regelgeving
voor nieuwe veredelingstechnieken. Deze leden rekenen erop dat de Minister de komende
periode prioriteit geeft aan de herziening, aangezien het aantal werkzame, effectieve
en efficiënte gewasbeschermingsmiddelen die onze Nederlandse boeren en tuinders mogen
en kunnen gebruiken snel afneemt. Wat is er nodig om de GGO-regelgeving te herzien?
Wanneer is duidelijk of de Europese Commissie de herziening van de GGO-regelgeving
in haar werkplan opneemt? Op welke manier zal de Minister dit onderwerp specifiek
aankaarten in het kader van het vormen van een nieuwe Commissie? Op welke manier gaat
de Minister de Kamer betrekken bij de herziening van de GGO-regelgeving?
De leden van de VVD-fractie lezen dat België en Polen hun zorgen hebben geuit over
de marktsituatie in de EU voor appels en peren. Hoe staat Nederland tegenover het
verzoek aan de Europese Commissie om voor de sector hardfruit te voorzien in specifieke
interventiemaatregelen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de Raad van 14 mei 2019 dat de
lidstaten Frankrijk en Spanje (met ondersteuning van de Zuid- en Oost-Europese lidstaten)
hebben gepleit voor het verhogen van steunpercentages voor lokale actiegroepen en
ultraperifere regio’s in het kader van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en
Visserij (EFMZV). Deze leden steunen de Minister in haar beslissing om dit voorstel
niet te steunen, aangezien dit voorstel niet aansluit bij de doelstellingen van het
EFMZV. Kan de Minister aangeven of zij steun heeft van andere lidstaten (en, zo ja,
van welke) en wat haar inzet zal zijn om het voorstel van Frankrijk en Spanje te blokkeren?
De leden van de VVD-fractie lezen in de antwoorden van de Minister op het schriftelijk
overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 14 mei 2019 (Kamerstuk
2019D18959) dat een Europese aanpak van de varroamijt vooral draait om onderzoek en kennisontwikkeling
en niet zozeer om nieuwe Europese regelgeving. Wat zijn de vervolgstappen na afloop
van het onderzoek «EU Honingprogramma 2017–2019»? Wat zijn de eerste resultaten van
het onderzoek? Op welke manier zoekt de Minister steun bij andere EU-lidstaten voor
een Europese aanpak van de varroamijt?
Standing Comittee Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF)-brief 15 mei 2019
De leden van de VVD-fractie maken zich oprecht zorgen over de beschikbaarheid van
voldoende middelen en de ontwikkeling van alternatieven. Deze leden vragen de Minister
om een uitgebreidere toelichting op het niet verlengen van desmedifam. Heeft de bietensector
nog voldoende effectieve alternatieven om onkruid te bestrijden? Mocht desmedifam
worden verboden, geldt dit dan voor alle lidstaten? Zo nee, leidt dit dan niet tot
een ongelijk speelveld? Graag een uitgebreide toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Landbouw- en Visserijraad van 2 tot en met 4 juni. Deze leden hebben enkele
vragen in relatie tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in deze fase een gedeeltelijke algemene
oriëntatie onwenselijk acht. Hoe denken andere lidstaten hierover?
De leden van de CDA-fractie krijgen regelmatig signalen over problemen bij het intekenen
van landbouwpercelen bij de Landbouwtelling. In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
van 14 mei 2019 in Brussel wordt melding gemaakt van de ingebruikname basisregistratie
grootschalige topografie (BGT). Kan de Minister aangeven wat wordt bedoeld met «In
de BGT wordt nauwkeuriger gemeten dan voorheen»? Wat wordt precies verstaan onder
de opmerking dat «de begrenzing definitief wordt»? Deze leden horen regelmatig dat
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wijzigingen denkt te moeten aanbrengen
in perceelgrenzen en dat boeren grote moeite moeten doen om deze onterechte wijzigingen
weer recht te zetten. Gaat dit nu tot het verleden behoren?
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de online geformuleerde vragen van
de gecombineerde opgave 2019 die gepubliceerd is via de Regeling landbouwtelling en
de gecombineerde opgave van 2019 afwijken. Kan de Minister aangeven wat het afwijken
van een wettelijk gepubliceerde regeling voor gevolgen heeft?
De leden van de CDA-fractie vernemen dat van sommige kotters de vergunning voor het
gebruik van het pulstuig al verloopt op 1 juni. Deze vissers geven aan uitstel nodig
te hebben tot 1 juli om hun kotters van een ander tuig te voorzien. Gezien de brief
van de Minister van 19 februari 2019 (Kamerstuk 32 201, nr. 93), de motie-Dik-Faber (Kamerstuk 32 201, nr. 103) en de ruimte die er is gezien het Europese uitstel van het aannemen van de Verordening
Technische Maatregelen, verzoeken deze leden om het aflopen van de vergunningen te
verplaatsen naar 1 juli. Is de Minister daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Informele
Landbouwraad van 2–4 juni 2019 en hebben hier nog enkele vragen over.
Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) moet maatregelen bevatten die de bioeconomy bevorderen.
Kan de Minister toelichten op welke wijze de huidige plannen voor het NSP hier invulling
aan geven? Zijn er derhalve andere interventies die nog verdere uitwerking behoeven
om de bioeconomy doelstellingen te behalen?
Het is duidelijk geworden dat de uitslag van de verkiezingen voor verschuivingen zorgt
in het Europees parlement. Kan de Minister een inschatting geven wat voor kansen de
nieuwe samenstelling van het Europees parlement biedt voor de door Nederland gewenste
substantiële bezuiniging op het GLB, genoemd in de appreciatie van het Meerjarig Financieel
Kader?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zich opnieuw verdiept in de Europese bioeconomie
strategie, waar weer over gesproken zal worden tijdens de aankomende Landbouw- en
Visserijraad op 2 tot en met 4 juni. Kan de Minister, aangezien de strategie al in
2012 is gepresenteerd, aan deze leden toelichten op welke wijze de strategie tot nu
toe is uitgevoerd en of er al concrete resultaten zijn geboekt?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat het Horizon 2020 programma
een van de belangrijkste programma’s is voor de financiering van de ontwikkeling en
bevordering van de bioeconomie. Kan de Minister toelichten op basis van welke voorwaarden
deze financiering over de actiepunten en lidstaten wordt verdeeld? Is er een verschil
met het Horizon Europe programma dat hierna zal volgen? Zo ja, kan de Minister dit
toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat Landbouwcommissaris Phil Hogan
nationaal strategische plannen alleen zal goedkeuren als daar ook maatregelen voor
de bevordering van de bioeconomie in staan. In het huidige voorstel voor het NSP staan
nog geen acties op het gebied van de bioeconomie. Kan de Minister toelichten welke
maatregelen zij van plan is om op te nemen in het NSP ten behoeve van de bioeconomie?
Wanneer verwacht de Minister dat de SWOT-analyse met betrekking tot de bioeconomie
af zal zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister over de Nederlandse
positie op de aankomende SCoPAFF-bijeenkomst over regelgeving voor gewasbescherming
met zorg gelezen. Hierover hebben deze leden daarom nog een aantal vragen. Zij vernemen
dat SCoPAFF hoofzakelijk besluiten neemt op basis van risico’s voor mens, dier en
milieu, en niet op basis van de landbouwkundige noodzaak. Deze leden vinden het daarom
teleurstellend dat er nog niet opnieuw over het bijenrichtsnoer zal worden onderhandeld,
gezien het feit dat er veel meer bijengif (met name thiacloprid) in de vrije natuur
blijkt te zitten dan voorheen werd gedacht. Kan de Minister toelichten wanneer er
eindelijk een bijenrichtsnoer zal gaan komen waarbij in ieder geval in de toelatingseisen
rekening wordt gehouden met zowel opstapelende effecten op de omgeving als niet-dodelijke
effecten op insecten?
Daarnaast zijn de leden van de GroenLinks-fractie verheugd dat de Nederlandse inzet
is om de goedkeuring van de stoffen desmedifam, thiofonaat-methyl en dimethoaat niet
te vernieuwen. Deze leden maken zich echter zorgen over het voornemen van de Minister
om in te stemmen met het verzoek van de Europese Commissie om de nieuwe stof Bacillus
substilis IAB/BS03 wel goed te keuren, omdat onderzoek uitwijst dat er nog te weinig
bekend is over het effect op mens, dier en milieu. Onderzoek naar de stof florypauxifen
wijst ook uit dat er nog te weinig bekend is over risico’s voor bijen. Is de Minister
bereid deze inzet vanuit het voorzorgsbeginsel te heroverwegen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Uitvoering motie automatische verlengingen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben zich op verschillende momenten
uitgesproken tegen de automatische verlengingen van pesticiden zonder de wettelijk
voorgeschreven herbeoordeling. Door capaciteitsgebrek bij de Europese beoordelingsinstanties,
waaronder de European Food Safety Authority (EFSA), zijn de afgelopen jaren de toelatingen
van vele pesticiden keer op keer automatisch verlengd. Ook van pesticiden waarvan
bekend is dat ze een bedreiging vormen voor de biodiversiteit en de menselijke gezondheid.
Een zeer zorgwekkende en onwenselijke situatie, vinden deze leden.
De Minister heeft de Kamer de afgelopen tijd telkens vooraf geïnformeerd over de voorstellen
van de Europese Commissie voor de automatische verlenging van stoffen, waarvoor dank.
Daarbij meldde zij echter dat Nederland binnen de SCoPAFF-vergaderingen bij de automatische
verlenging van stoffen waarvan de Kamer heeft opgeroepen om deze van de markt te halen,
zich uitsluitend met een stemverklaring uitspreekt tegen de gevaarlijke stoffen, maar
tegelijkertijd gewoon instemt met de automatische verlenging hiervan. Hierdoor werkt
Nederland actief mee aan het op de markt houden van deze gevaarlijke stoffen.
Vorige week nam de Kamer de motie-Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1176) aan die het kabinet oproept om voortaan daadwerkelijk tegen voorstellen van de Europese
Commissie te stemmen als het gaat om automatische verlenging van toelatingen van stoffen
waarvan bekend is dat ze een grote bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het
bijzonder bijen en hommels) of die kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of
giftig voor de voortplanting zijn. Een stemverklaring afleggen is dus niet voldoende.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie horen graag van de Minister op welke
wijze zij deze motie gaat uitvoeren.
Thiacloprid
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben, aansluitend hierop, aanvullende
vragen over één van de gevaarlijke stoffen die de afgelopen jaren bij herhaling automatisch
is verlengd, zonder de wettelijk voorgeschreven herbeoordeling, namelijk thiacloprid.
Kan de Minister bevestigen dat thiacloprid een neonicotinoide is? Erkent de Minister
dat thiacloprid als systemisch bestrijdingsmiddel een lange afbrekingstijd kent? Erkent
de Minister dat dit middel daardoor nog lange tijd schade zal aanbrengen aan het ecosysteem?
Erkent de Minister dat thiacloprid volgens de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408
van de Commissie van 11 maart 20151 moet worden beschouwd als werkzame stof die hormoonontregelende eigenschappen heeft
die schadelijk kunnen zijn voor de mens2?
Erkent de Minister dat thiacloprid om die reden al jaren op de lijst staat met stoffen
die zo risicovol zijn voor mens en/of milieu dat ze vervangen moeten worden, de zogenaamde
«Stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen»?
Kan de Minister bevestigen dat thiacloprid in 2005 voor het laatst is beoordeeld?
Kan de Minister bevestigen dat de toelating van thiacloprid sinds 2005 maar liefst
vier keer automatisch is verlengd zonder te kijken naar de risico’s van deze stoffen
voor het milieu, voor bijen en hommels en voor de menselijke gezondheid? Wanneer hebben
deze automatische verlengingen van thiacloprid precies plaatsgevonden? Wat is steeds
de positie van Nederland geweest bij de stemmingen over de voorstellen voor de automatische
verlengingen van thiacloprid? Hoe lang is het proces van de herbeoordeling van thiacloprid
al gaande?
Onlangs werd bekend dat uit onderzoek van de Universiteit Leiden is gebleken dat thiacloprid
maar liefst 2500 keer giftiger is voor het ecosysteem dan tot nu toe bekend was3. Dit verschil kwam naar voren door de resultaten uit veldonderzoek te vergelijken
met resultaten van laboratoriumstudies. Erkent de Minister dat dit veldonderzoek waardevolle
informatie biedt, omdat dit de wisselwerking duidelijk maakt met andere factoren die
van invloed zijn op de mate waarin waterdieren en andere levende organismen bestand
zijn tegen de schadelijke effecten van pesticiden? Zo nee, op basis waarvan diskwalificeert
de Minister dit onderzoek? Erkent de Minister dat het Leidse onderzoek naar de effecten
van thiacloprid de tekortkomingen toont van laboratoriumstudies?
Tot grote verbazing van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie, meldde Zembla
dat deze studie niet zal worden meegenomen in de lopende herbeoordeling van thiacloprid,
omdat dit volgens het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(Ctgb) niet mogelijk is «gelet op het moment van publicatie». Deze leden gaan er vanuit
dat het onderzoek van de Universiteit Leiden alsnog zal worden betrokken in de lopende
herbeoordeling van thiacloprid. Wat gaat de Minister doen om er voor te zorgen dat
dit gebeurt?
Kan de Minister bevestigen dat het meest recente implementatievoorstel van het bijenrichtsnoer
dat binnen SCoPAFF is geagendeerd, het toepassen van veldstudies zoals deze bij de
(her)beoordeling van stoffen nog altijd op de lange baan schuift? Waar blijft de brief
waarin de Minister uiteenzet hoe het kabinet de aangenomen motie-Ouwehand (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1175) voor implementatie van het bijenrichtsnoer als geheel, dus inclusief de veldstudies,
gaat uitvoeren?
Handelszaken landbouwproducten
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over een eventueel
handelsverdrag met de Mercosur. De belangen van de Europese boeren en de dieren worden
geofferd voor de belangen van de Europese, met name de Duitse, autobouwers. Het is
onbegrijpelijk dat een kabinet dat kringlooplandbouw als speerpunt van het landbouwbeleid
heeft gemaakt, kritiekloos achter de Europese Commissie aanloopt die op geen enkele
wijze door lijkt te hebben wat voor destructieve gevolgen een handelsverdrag voor
de Europese landbouw heeft. Deze leden voorzien dat wanneer de Europese lidstaten
straks worden overvallen door een uitonderhandeld akkoord, er geen mogelijkheid is
dit akkoord nog aan te passen. Nu is de tijd om in actie te komen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen verder wat de status is van het
Europese Sustainability Impact Assessment dat wordt gedaan in het kader van de Mercosur-onderhandelingen.
Wanneer kan de Kamer de resultaten van deze assessment verwachten? Hoe verhoudt deze
assessment zich tot de geactualiseerde cumulatieve effectbeoordeling van alle handelsverdragen,
waar blijkens het verslag van de vorige LNV-raad een aantal delegaties om vroeg? Heeft
de Nederlandse delegatie daar ook om gevraagd? Zo nee, waarom niet? Wordt een dergelijke
effectbeoordeling daadwerkelijk uitgevoerd en zo ja, wanneer kunnen de resultaten
daarvan naar de Kamer worden gestuurd? Welke rol spelen de gevolgen voor de Europese
en Zuid-Amerikaanse landbouw en de gevolgen voor de landbouwdieren en de natuur in
Zuid-Amerika, waaronder het Amazonewoud, in deze effectbeoordeling?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister een specifieke
effectbeoordeling wil doen naar de gevolgen voor de Nederlandse landbouw van een handelsakkoord
met de Mercosur. Zo niet, waarom niet? Zo ja, is deze beoordeling al begonnen en binnen
welke termijn kunnen de resultaten naar de Kamer worden gestuurd? Kan de Minister
een overzicht geven van de posities aangaande de Mercosur-onderhandelingen van de
verschillende Nederlandse stakeholders op landbouwgebied, bijvoorbeeld de boerenbelangenorganisaties
en non-gouvernementele organisaties?
Hoe verklaart de Minister dat in 2018 onder de gecombineerde categorie «under erga
omnes TRQs and out of TRQ» 41.660 ton kippenvlees uit Oekraine is geïmporteerd, veel
meer dan de formele quota, waaronder ruim 26.000 ton kippenvlees is geïmporteerd?4 Hoeveel van de import van die 41.660 ton viel respectievelijk onder «under erga omnes
TRQs» en hoeveel onder «out of TRQ»? Waarom is er de laatste jaren zo’n grote stijging
waarneembaar van de import van Oekraïens kippenvlees in de categorie «under erga omnes
TRQs and out of TRQ»? Wat is het maximale volume van de invoer van kippenvlees die
het Nederlandse kabinet acceptabel acht? Welke invoertarieven gelden er voor Oekraïens
kippenvlees?
Onder welke voorwaarden vallen de import van kippenvlees vanuit de landen Thailand
en Brazilië? Welke invoerbeperkingen gelden er voor die landen? Welke invoerbeperkingen
gelden er voor de invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden? Kan de Minister
een uitsplitsing geven van invoervolumes per invoerquotum van kippenvlees uit die
landen? Kan de Minister een top 10 geven van invoer van landbouwproducten uit de Mercosurlanden
op basis van zowel volume als invoerwaarde (exclusief tarieven)? Kan de Minister een
top 10 geven van uitvoer van landbouwproducten naar de Mercosurlanden op basis van
zowel volume als uitvoerwaarde (exclusief tarieven)? Hoeveel van de soja die uit Zuid-Amerika
wordt geïmporteerd is bestemd voor dierlijke consumptie, hoeveel voor directe humane
consumptie, hoeveel voor brandstof en hoeveel voor een eventueel andere aanwending?
II Antwoord/Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde Agenda Informele Landbouwraad 2-4 juni 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1177 – Brief regering d.d. 22-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Verslag Landbouw- en Visserijraad 14 mei 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1178 – Brief regering d.d. 22-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die ter stemming worden
voorgelegd aan het eerstvolgende Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed
(SCoPAFF) over regelgeving gewasbeschermingsmiddelen. Kamerstuk 27 858, nr. 455 – Brief regering d.d. 15-05-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.