Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 110 Invoering van een wettelijk mechanisme ten behoeve van de beslechting van belastinggeschillen tussen lidstaten van de Europese Unie (Wet fiscale arbitrage)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 24 april 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel 2.5, zevende lid, wordt na «geschilpunt» ingevoegd «of een rechtsmiddel
heeft ingesteld tegen een besluit van gelijke strekking in de lidstaat van de andere
bevoegde autoriteit».
2
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Geen beroep kan worden ingesteld
tegen de beslechting van het geschilpunt.
b. In het zesde lid wordt na «op het geschilpunt» ingevoegd «of een rechtsmiddel heeft
ingesteld tegen een besluit van gelijke strekking in de lidstaat van de andere bevoegde
autoriteit».
3
Artikel 4.2, vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien zowel Onze Minister als de andere bevoegde autoriteit heeft nagelaten ten
minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen,
kan de belanghebbende zich in Nederland wenden tot de voorzieningenrechter van de
rechtbank met betrekking tot het nalaten door Onze Minister en zich wenden tot de
bevoegde rechtbank of de nationale benoemingsinstantie in de andere betrokken lidstaat
met betrekking tot het nalaten door de andere bevoegde autoriteit. In deze procedures
kan de belanghebbende verzoeken de vooraanstaande onafhankelijke personen te benoemen
uit de lijst, bedoeld in artikel 4.4.
4
In artikel 4.5, zevende lid, vervalt «of de werkingsregels van toepassing te verklaren».
5
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «die belastingwet» vervangen door «de betreffende belastingwet».
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister kan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de vaststellingsovereenkomst
waarin een eindbesluit als bedoeld in artikel 4.9 is opgenomen te ontbinden op grond
van een gebrek aan onafhankelijkheid als bedoeld in artikel 4.3, vijfde en zevende
lid, bij de voorzitter of de vooraanstaande onafhankelijke personen van de arbitragecommissie.
In geval van een onherroepelijk vonnis waarbij het verzoek van Onze Minister is toegewezen,
stelt Onze Minister de andere bevoegde autoriteit hiervan in kennis en verzoekt Onze
Minister de andere bevoegde autoriteit om een arbitragecommissie over de beslechting
van het geschilpunt in te stellen.
6
In artikel 7.1 vervalt «van de belanghebbende direct of indirect».
TOELICHTING
I. Algemeen
Inleiding
In deze nota van wijziging zijn – naast enkele tekstuele wijzigingen – de volgende
inhoudelijke wijzigingen opgenomen:
• een verduidelijking van de mogelijke procedures bij de voorzieningenrechter van de
rechtbank;
• een uitbreiding van de geheimhoudingsplicht voor de Minister van Financiën en zijn
vertegenwoordigers.
Hierna zijn deze wijzigingen nader toegelicht.
Verduidelijking procedures bij voorzieningenrechter van de rechtbank
Richtlijn 2017/1852/EU van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter
beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (PbEU 2017, L 265) (de arbitragerichtlijn)
geeft specifiek weer in welke gevallen een nationale procedure dient open te staan.
De Europese Commissie heeft tijdens een bijeenkomst met de lidstaten meer duidelijkheid
gegeven over de inhoud van nationale procedures waarbij in het wetsvoorstel de civielrechtelijke
voorzieningenrechter is aangewezen als de bevoegde rechter. Dit betreft onder andere:
– de procedure die ziet op de situatie dat zowel de Minister van Financiën als de andere
bevoegde autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon
en een plaatsvervanger te benoemen ten behoeve van de arbitragecommissie;
– de procedure die ziet op de situatie dat de vooraanstaande onafhankelijke personen
en de voorzitter van de arbitragecommissie geen overeenstemming hebben bereikt over
de werkingsregels of de belanghebbende daarvan niet in kennis hebben gesteld;
– de procedure die ziet op de situatie dat de tenuitvoerlegging van het eindbesluit
dient te worden tegengehouden op grond van een gebrek aan onafhankelijkheid bij de
voorzitter en de vooraanstaande onafhankelijke personen van de arbitragecommissie.
De in de nota van wijziging opgenomen wijziging van het wetsvoorstel verduidelijkt
wie zich bij deze procedures kan wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank
en bakent beter het geschil en daarmee de taak van de voorzieningenrechter van de
rechtbank af.
Aanvulling geheimhoudingsplicht
Met de nota van wijzing wordt tevens de in het wetsvoorstel opgenomen geheimhoudingsplicht
van de Minister van Financiën en zijn vertegenwoordigers aangepast. Met de wijziging
wordt in de tekst tot uitdrukking gebracht dat deze geheimhoudingsplicht niet alleen
geldt ten aanzien van gegevens en inlichtingen die in het kader van de uitvoering
van deze wet van de belanghebbende zijn verkregen, maar ten aanzien van alle gegevens
en inlichtingen die in het kader van de uitvoering van de wet zijn verkregen, waaronder
in voorkomende gevallen gegevens met betrekking tot de vooraanstaande onafhankelijke
personen. In verband hiermee wordt de bij nader inzien in het wetsvoorstel te beperkt
omschreven geheimhoudingsplicht uitgebreid.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De Belastingdienst heeft deze nota van wijziging beoordeeld met de uitvoeringstoets.
Voor deze wijzigingen geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort
van kracht is.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1 (artikel 3.1)
Het voorgestelde artikel 3.1 ziet op de procedure voor onderling overleg, waarbij
in het vierde lid van genoemd artikel wordt geregeld dat ingeval binnen de vastgestelde
termijn overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt is bereikt, de Minister
van Financiën de belanghebbende onverwijld in kennis stelt van de uitkomst van de
beslechting van het geschilpunt. Ingevolge deze nota van wijziging wordt, in lijn
met hetgeen de arbitragerichtlijn daaromtrent bepaalt, aan genoemd vierde lid een
zin toegevoegd, waarin wordt geregeld dat tegen de beslechting van het geschilpunt
geen beroep openstaat.
In het zesde lid van het voorgestelde artikel 3.1 staat dat indien de belanghebbende
bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit
als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(AWR) dat betrekking heeft op het geschilpunt, de termijn voor het beslechten van
het geschilpunt in onderling overleg aanvangt op de dag waarop de beslissing in die
procedure onherroepelijk is geworden of die procedurehandelingen anderszins definitief
zijn gesloten dan wel zijn opgeschort. Door middel van de wijziging van genoemd zesde
lid wordt geregeld dat het aanvangsmoment van deze termijn op dezelfde wijze wordt
uitgesteld ingeval in de lidstaat van de andere bevoegde autoriteit een rechtsmiddel
wordt ingesteld tegen een besluit van gelijke strekking.
Onderdeel 2 (artikel 4.2)
Het voorgestelde artikel 4.2 ziet op de mogelijkheid voor een belanghebbende om zich
in Nederland te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank ingeval de arbitragecommissie
niet tijdig is ingesteld. Indien de Minister van Financiën dit heeft nagelaten kan
de belanghebbende de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken een vooraanstaande
onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen uit de lijst, bedoeld in
het voorgestelde artikel 4.4. In het vijfde lid van het voorgestelde artikel 4.2 wordt
de situatie geregeld waarbij zowel de Minister van Financiën als de andere bevoegde
autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en
een plaatsvervanger te benoemen. In tegenstelling tot hetgeen eerder is verondersteld,
kan de belanghebbende er niet mee volstaan om zich te wenden tot de Nederlandse rechter
of de nationale benoemingsinstantie in de andere betrokken lidstaat om de vooraanstaande
onafhankelijke personen en plaatsvervangers namens de Minister van Financiën en de
ander bevoegde autoriteit te benoemen. De Europese Commissie heeft tijdens een bijeenkomst
met de lidstaten bevestigd dat de belanghebbende in elke lidstaat een procedure aanhangig
dient te maken en dat per afzonderlijke procedure alleen het nalaten van de bevoegde
autoriteit van die lidstaat waarin de procedure wordt gevoerd kan worden behandeld.
In de procedure bij de voorzieningenrechter van de rechtbank kan de belanghebbende
derhalve alleen verzoeken om de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers
te benoemen uit de lijst, bedoeld in het voorgestelde artikel 4.4, voor zover die
door de Minister van Financiën benoemd hadden moeten worden. Het vijfde lid van genoemd
artikel 4.2 wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
Onderdeel 3 (artikel 4.5)
In het voorgestelde artikel 4.5 zijn voorschriften opgenomen inzake de zogenoemde
werkingsregels van de arbitragecommissie. Ten behoeve van de transparantie omtrent
de procedure bij de arbitragecommissie dienen de Minister van Financiën en de andere
bevoegde autoriteit de belanghebbende in kennis te stellen van deze werkingsregels.
Op grond van het zesde lid van het voorgestelde artikel 4.5 worden de werkingsregels
door de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter van de arbitragecommissie
aangevuld met de standaardwerkingsregels en aan de belanghebbende toegezonden binnen
een termijn van twee weken, indien de Minister van Financiën en de andere bevoegde
autoriteit de belanghebbende niet eerder in kennis hebben gesteld van de werkingsregels
overeenkomstig het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel 4.5. Voor de
situatie dat ook de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter van de
arbitragecommissie geen overeenstemming hebben bereikt over de werkingsregels of de
belanghebbende daarvan niet in kennis hebben gesteld, schrijft de arbitragerichtlijn
een nationale beroepsmogelijkheid voor. In Nederland kan de belanghebbende zich voor
dit doel wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank. In tegenstelling tot
hetgeen eerder is verondersteld, kan bij deze nationale beroepsmogelijkheid alleen
het alsnog verkrijgen van de werkingsregels door de belanghebbende worden behandeld.
De betreffende nationale rechter of andere nationale instantie heeft derhalve niet
de bevoegdheid om zelf werkingsregels van toepassing te verklaren. Dit heeft de Europese
Commissie ook bevestigd tijdens een bijeenkomst met de lidstaten. Het zevende lid
van het voorgestelde artikel 4.5 wordt daarom op dit punt aangepast. De Nederlandse
voorzieningenrechter van de rechtbank dient slechts te beoordelen of de eis van de
belanghebbende terecht is en bij gegrondheid daarvan is het voorstelbaar dat de voorzieningenrechter
een termijn stelt waarbinnen de werkingsregels vastgesteld of verstrekt dienen te
worden.
Onderdeel 4 (artikel 6.1)
Met de in deze nota van wijziging opgenomen aanpassing van het eerste lid van het
voorgestelde artikel 6.1 wordt een redactionele verbetering aangebracht.
Met de aanpassing van het tweede lid van genoemd artikel 6.1 wordt een wijziging aangebracht
met betrekking tot de mogelijkheid om ingeval na de totstandkoming van een eindbesluit
blijkt dat er bij de voorzitter of de vooraanstaande onafhankelijke personen van de
arbitragecommissie sprake is van een gebrek aan onafhankelijkheid als bedoeld in het
voorgestelde artikel 4.3, vijfde en zevende lid, de tenuitvoerlegging van het eindbesluit
via de voorzieningenrechter van de rechtbank of via een gerechtelijke procedure in
de andere betrokken lidstaat tegen te houden. De Europese Commissie heeft tijdens
een bijeenkomst met de lidstaten aangegeven dat de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging
van het eindbesluit in dit geval tegen te houden alleen berust bij de bevoegde autoriteiten.
Op grond hiervan wordt genoemd tweede lid gewijzigd en wordt geregeld dat alleen de
Minister van Financiën zich voor dit doel kan wenden tot de voorzieningenrechter van
de rechtbank. In Nederland wordt het eindbesluit opgenomen in een vaststellingsovereenkomst
die door de belanghebbende kan worden aanvaard of afgewezen. Dat eindbesluit en daarmee
de vaststellingsovereenkomst dienen in het geval van een na de totstandkoming van
dat eindbesluit gebleken gebrek aan onafhankelijkheid ongedaan te kunnen worden gemaakt.
In de vaststellingsovereenkomst zal derhalve een ontbindende voorwaarde worden opgenomen
dat de Minister van Financiën de vaststellingsovereenkomst kan ontbinden ingeval na
het eindbesluit, bedoeld in het tweede lid van het voorgestelde artikel 4.9, een gebrek
aan onafhankelijkheid als bedoeld in het voorgestelde artikel 4.3, vijfde en zevende
lid, bij de voorzitter of de vooraanstaande onafhankelijke personen van de arbitragecommissie
aan het licht komt. Deze ontbindende voorwaarde zal tevens de mogelijkheid bevatten
dat de inspecteur de op grond van de ontbonden vaststellingsovereenkomst reeds toegekende
vermindering van Nederlandse belasting kan herstellen door middel van een navordering
of naheffing.
Aan deze ontbindende voorwaarde zal in de vaststellingsovereenkomst als aanvullende
voorwaarde worden verbonden dat de Nederlandse rechter het beroep op de ontbindende
voorwaarde door de Minister van Financiën eerst dient te bekrachtigen voordat nadere
stappen worden ondernomen. In dit geval zal de Minister van Financiën zich dus in
eerste instantie dienen te wenden tot de voorzieningenrechter van de rechtbank. Indien
de gerechtelijke procedure leidt tot het toewijzen van het verzoek van de Minister
van Financiën om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden, zal de uit de ontbonden
vaststellingovereenkomst volgende verhoging of vermindering van de belastingheffing
door de inspecteur, voor zover deze nog niet is uitgevoerd, worden uitgesteld. De
Minister van Financiën zal de andere bevoegde autoriteit in kennis stellen van dit
vonnis en verzoeken om een nieuwe arbitragecommissie in te stellen die zich opnieuw
zal buigen over de beslechting van het geschilpunt. Uiteindelijk zal er sprake zijn
van een nieuw eindbesluit. Op grond van het nieuwe eindbesluit stelt de inspecteur
de belastingschuld opnieuw vast met toepassing van de voor de uitvoering van de betreffende
belastingwet geldende regels. Bepalingen van de belastingwet (inclusief de AWR) en
de Invorderingswet 1990 ter zake van verjaringstermijnen en bijbehorende voorwaarden
zijn niet van toepassing.
Onderdeel 5 (artikel 7.1)
Het voorgestelde artikel 7.1 ziet op de geheimhoudingsplicht die de Minister van Financiën
en diens bevoegde vertegenwoordigers hebben ten aanzien van gegevens en inlichtingen
die zij in het kader van de uitvoering van deze wet van de belanghebbende direct of
indirect verkrijgen. Met de wijziging van genoemd artikel 7.1 wordt deze geheimhoudingsplicht
van toepassing op alle gegevens en inlichtingen die zij in het kader van de uitvoering
van deze wet verkrijgen. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook gegevens en inlichtingen
over alle zogenoemde vooraanstaande onafhankelijke personen, waaronder de voorzitter
van de arbitragecommissie.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.