Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het stellen van regels ten behoeve van het beperken van vermijdbare uitvoeringslasten in het kader van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Kamerstukken 31839-29538-632)
2019D11715
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 28 februari 2019 over de ontwerpregeling tot wijziging
van de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het stellen
van regels ten behoeve van het beperken van vermijdbare uitvoeringslasten in het kader
van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Kamerstukken 31 839 en 29 538, nr. 632).
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
ontwerpregeling. Deze leden zijn van mening dat vermijdbare uitvoeringslasten zoveel
mogelijk moeten worden tegengegaan om te voorkomen dat administratieve handelingen
worden verricht die niet bijdragen aan goede zorg en ondersteuning. Genoemde leden
zijn dan ook positief over het doel van deze ontwerpregeling en hebben nog enkele
vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er drie typen uitvoeringsvarianten zijn ontwikkeld
zodat gemeenten hun administratieve werkwijzen kunnen standaardiseren. Deze regeling
verplicht gemeenten en aanbieders om voor de inspannings- of de outputgerichte uitvoeringsvariant
de bijbehorende iJw en iWmo- standaard te gebruiken. Genoemde leden vragen hoeveel
gemeenten de i-standaard nu toepassen. Deze leden willen ook graag weten hoe de verdeling
is van het gebruik van de verschillende typen (inspannings-, output- en taakgericht)
over de gemeenten. Geeft die verdeling aanleiding tot conclusies met betrekking tot
de standaarden? Ook vernemen deze leden graag wat de ervaring is die gemeenten hebben
bij de overgang van de eigen regeling naar de i-standaard. Welke problemen ervaren
zij hierbij en op welke manier zijn mogelijke problemen opgelost? Daarnaast vragen
deze leden in hoeverre gemeenten en zorgaanbieders ervaren minder uitvoeringslasten
te hebben door het gebruik van de i-standaarden. Tevens vragen deze leden of er gegevens
beschikbaar zijn die aantonen dat het gebruik van standaarden invloed heeft op bijvoorbeeld
wachttijden of facturatie- en betalingstermijnen.
De leden van de VVD-fractie concluderen dat steeds meer gemeenten en aanbieders de
uitvoeringsvarianten gebruiken, waarbij het grootste knelpunt het consequent en goed
toepassen van de standaard is. Genoemde leden vragen wat dat in de praktijk betekent.
Ook vragen zij wat de oorzaak van genoemd knelpunt is en op welke manier betrokken
medewerkers worden voorbereid op de toepassing van de standaard. Op welke manier kan
de stuurgroep i-Sociaal Domein bijdragen aan de consequente en consistente toepassing
van de standaard?
Voor de taakgerichte uitvoeringsvariant is nog geen standaard beschikbaar, zo lezen
deze leden. Kan de Minister aangeven hoe ver de taakgerichte uitvoeringsvariant is
uitgewerkt en wanneer ook deze breed kan worden toegepast? Is de Minister van plan
om de taakgerichte uitvoeringsvariant te verplichten wanneer deze is uitgewerkt?
De leden van de VVD-fractie lezen verder in de evaluatie dat aanbieders een «disbalans
ervaren bij de inrichting van administratieve processen». Genoemde leden begrijpen
dat het doel van de standaard soms wringt met het gewenste maatwerk vanuit de gemeente
en vanuit de zorgaanbieders. Deze leden vinden het van belang dat vertegenwoordigers
van de aanbieders voldoende ruimte krijgen om te zorgen dat de standaarden goed aansluiten
bij het werk van aanbieders. Is de Minister bereid om indien nodig een bemiddelende
rol op zich te nemen, zodat aanbieders binnen de stuurgroep voldoende gehoord worden?
Tenslotte merken de leden van de VVD-factie op dat standaardisering van administratieve
processen kan zorgen voor het voorkomen van administratieve uitvoeringslasten. Genoemde
leden willen weten hoe geborgd wordt dat standaardisering van administratieve lasten
zo min mogelijk beperkingen oplevert ten opzichte van de autonomie van zorgverleners
bij het verlenen van de zorg. Ook vragen zij welke gevolgen het gebruik van de i-standaarden
heeft voor de administratieve handelingen die zorgverleners moeten verrichten en op
welke manier zij hierop worden voorbereid.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
Toelichting
1. Aanleiding en doel
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerpregeling tot wijziging
van de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het stellen
van regels ten behoeve van het beperken van vermijdbare uitvoeringslasten in het kader
van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en hebben hier nog de nodige
vragen en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie merken op dat sinds de inwerkingtreding van de Jeugdwet
en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) de vermijdbare uitvoeringslasten
bij aanbieders van (jeugd)hulp, gecertificeerde instellingen en maatschappelijke ondersteuning
zijn gestegen. Het uitgangspunt bij de decentralisaties was echter dat deze gepaard
zou gaan met een beperking van de regeldruk, een minimum aan bureaucratie voor burgers,
bedrijven en professionals. Genoemde leden willen graag weten hoe het komt dat de
regeldruk ondanks dit uitgangspunt toch toegenomen is.
2. Reikwijdte en werking van de regeling
De leden van de PVV-fractie lezen dat gemeenten en aanbieders verplicht worden de
uitvoeringsvarianten behorende bij de standaarden iJW en iWmo voor het elektronisch
berichtenverkeer te gebruiken. Hoe ziet deze verplichting eruit? Volgen sancties wanneer
gemeenten of aanbieders toch geen gebruik maken van deze standaarden? Zo ja, welke?
Kunnen gemeenten deze standaarden aanpassen, zo willen genoemde leden weten.
Waarom passen gemeenten en aanbieders de i-standaarden nog niet consequent of niet
goed toe? Welke vermijdbare uitvoeringslasten blijven hierdoor bestaan? Deze leden
ontvangen hierover graag enkele voorbeelden.
3.Toelichting op verplicht gestelde instrumenten
3.1. Uitvoeringsvarianten
De standaardartikelen en het gebruik van het accountantsprotocol worden nog niet verplicht
gesteld, omdat nog niet bekend is of verplichtstelling de uitvoeringslasten daadwerkelijk
zal verminderen, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Deze leden willen van de Minister
weten wat daadwerkelijk de vermindering is van de uitvoeringslasten van deze regeling.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de ontwerpregeling.
Genoemde leden zijn blij dat stappen gezet kunnen worden in het verminderen van uitvoeringslasten
en administratieve lasten door middel van door gemeenten en aanbieders breed gedragen
uitvoeringsvarianten en bijbehorende onderdelen. Graag ontvangen deze leden een schatting
van de Minister hoe groot de vermijdbare uitvoeringslasten zijn en in welke mate deze
ontwerpregeling bijdraagt aan het terugdringen van deze lasten. Daarnaast vernemen
deze leden graag hoeveel gemeenten (zowel absoluut als procentueel) nog niet consequent
of op een juiste wijze gebruik maken van de i-standaarden, uitgesplitst naar de inspannings-
of de outputgerichte uitvoeringsvariant.
De leden van de D66-fractie lezen dat mede naar aanleiding van advies van zowel aanbieders
als gemeenten is besloten om het gebruik van de i-standaarden voor de taakgerichte
uitvoeringsvariant nog niet te verplichten, omdat deze nog niet (voldoende) zijn uitgewerkt.
Deze leden vernemen graag hoeveel gemeenten gebruik maken van een taakgerichte uitvoeringsvariant.
Daarnaast vernemen zij graag wanneer deze taakgerichte uitvoeringsvariant naar verwachting
wel voldoende is uitgewerkt, zodat ook deze opgenomen kan worden in de onderhavige
regeling.
De leden van de D66-fractie constateren dat deze regeling in ieder geval jaarlijks
besproken wordt in een bestuurlijk overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) en de branches voor aanbieders. Tijdens dit overleg wordt ook gekeken of het
aanpassen van de regeling noodzakelijk is. Als hier aanleiding voor is, dienen de
VNG en de branches voorafgaand aan het bestuurlijk overleg een gezamenlijk advies
uit te brengen. Klopt het daarom dat indien de aanbieders en gemeenten niet tot een
gezamenlijk advies voor wijziging van de regeling komen, deze ook niet gewijzigd zal
worden, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Toelichting
1. Aanleiding en doel
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerpregeling tot wijziging
van de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het stellen
van regels ten behoeve van het beperken van vermijdbare uitvoeringslasten in het kader
van de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De leden van de SP-fractie vragen al jaren aandacht voor de bureaucratie in de Jeugdzorg
en de Wmo 2015. De decentralisaties zouden de bureaucratie verminderen, maar geconstateerd
kan worden dat de bureaucratie juist toenam. Vooral aanbieders zijn heel veel tijd
kwijt met de verschillende werkwijzen van gemeenten. Deze leden vinden het goed dat
er nu eindelijk varianten liggen om uitvoeringslasten terug te brengen. Hoe zijn de
varianten getoetst op uitvoerbaarheid en hebben ze draagvlak bij de aanbieders?
2. Reikwijdte en werking van de regeling
In de toelichting wordt aangegeven dat het grootste knelpunt is dat gemeenten en aanbieders
de i-standaarden nog niet consequent of niet goed toepassen, waardoor er vermijdbare
uitvoeringslasten blijven bestaan. De leden van de SP-fractie vragen de regering nader
te verklaren waarom gemeenten en aanbieders hier niet altijd aan voldoen.
De VNG en branches voor zorgaanbieders hebben geadviseerd om zowel voor de Wmo 2015
als voor de Jeugdwet het gebruik van standaarden iJw en iWmo te verplichten. De leden
van de SP-fractie constateren dat dit geldt voor de inspanningsgerichte en de outputgerichte
uitvoeringsvarianten, maar niet voor de taakgerichte uitvoeringsvariant. Kan de Minister
aangeven, dat wanneer de i-standaarden voor de taakgerichte uitvoeringsvariant beschikbaar
komen, deze ook verplicht worden?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of vertegenwoordigers van het Ministerie
van VWS ook zitting nemen in het bestuurlijk overleg met de VNG en de branches voor
aanbieders om jaarlijks de regeling en de effecten op de kwaliteit van zorg daarvan
te bespreken. Zo neen, waarom niet?
3. Toelichting op verplicht gestelde instrumenten
3.1 Uitvoeringsvarianten
De leden van de SP-fractie constateren dat de standaardartikelen, gebruik van het
accountantsprotocol en de productcodes nog niet verplicht worden gesteld. Zal dit
op een later moment wel verplicht worden, zo vragen genoemde leden. Vervolgens vragen
deze leden hoe uitvoering gegeven wordt aan het amendement-Hijink (34 857 nr. 9) over het verminderen van uitvoeringslasten voor aanbieders en hoe zich dit verhoudt
tot de voorgestelde wijzigingen om de vermijdbare administratieve lasten in de Jeugdzorg
en de Wmo 2015 terug te dringen.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.