Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de evaluatie Eenheid Huwelijksdwang / uitvoering nader gewijzigd amendement van het lid Ten Broeke c.s. over oprichting van een Forced Marriage Unit (Kamerstuk 34550-V-52) (Kamerstuk 32175-64)
2018D60359 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij enkele fracties de behoefte
de Minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over
zijn brief d.d. 13 november 2018 inzake Evaluatie Eenheid Huwelijksdwang (Kamerstuk
32 175, nr. 64).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng leden VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie
van de eenheid huwelijksdwang. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn nog altijd van mening dat de problematiek die de
aanleiding vormde tot het amendement-Ten Broeke c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 52) urgentie verdient. De institutionele vormgeving is daarbij secundair. Een integrale
aanpak van een afschuwelijk fenomeen moet centraal staan. De genoemde leden constateren
dat dit fenomeen nog altijd actueel is. Nederlandse meisjes en vrouwen zijn en worden
immers nog steeds het slachtoffer van huwelijksdwang. Daarmee wordt hen het onvervreemdbare
recht ontnomen om hun leven in te richten zoals zij dat zelf willen. Dat is als het
aan de genoemde leden ligt ontoelaatbaar. Zij rekenen erop dat het kabinet die mening
deelt.
In de brief schrijft de Minister dat de eenheid kennis en informatie over huwelijksdwang
en achterlating heeft verzameld. Kan hij aangeven wat hij met deze informatie wordt
gedaan? Hoe wordt de zogeheten «follow-up» geborgd?
Ook schrijft de Minister dat diplomatieke en consulaire medewerkers zijn getraind
op het gebied van huwelijksdwang. Daarbij zou in het bijzonder zijn ingezet op capaciteit
van de ambassades (geaccrediteerd) in Irak, Somalië, Soedan, Pakistan en Marokko.
Kan de Minister aangeven of deze trainingen ook in de toekomst worden voortgezet?
Kan hij daarnaast aangeven wat hij in deze context bedoelt met de term «focuslanden»?
Verwijst hij hiermee naar de focuslanden van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, of hanteert het ministerie eigen focuslanden als het
gaat om huwelijksdwang? In dat geval zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of,
buiten de top vijf van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA),
nog andere landen tot de «focuslanden» behoren, en welke dat dan zijn.
De leden van de VVD-fractie vinden het daarnaast van groot belang dat het kabinet
de strijd tegen huwelijksdwang zo intensief mogelijk voortzet. Kan het kabinet garanderen
dat het blijft inzetten op het probleem dat aan de oprichting van de eenheid ten grondslag
lag, namelijk de preventie van huwelijksdwang en het opkomen voor de slachtoffers?
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast een vraag over de omvang van het probleem.
Een van de redenen om destijds een amendement in te dienen, was de overtuiging dat
het kabinet niet enkel moet wachten tot slachtoffers zich melden, maar dat het kabinet
ook actief op zoek moet gaan naar gevallen, aangezien slachtoffers de juiste instanties
niet altijd weten te vinden. Hoe gaat het kabinet invulling geven aan de wens van
de Kamer om in de strijd tegen huwelijksdwang ook echt proactief te werk te gaan?
En kunnen de genoemde leden de overweging om onderzoek te doen naar de beweegredenen
om zich te melden zo begrijpen dat ook wordt onderzocht wanneer wel en niet wordt
overgegaan tot een melding bij de autoriteiten?
Specifiek vinden de genoemde leden het belangrijk dat het kabinet geld beschikbaar
houdt om bij eventuele terugkeer de tickets van de slachtoffers te financieren. De
Minister schrijft dat hiertoe «voor noodgevallen [...] een bedrag beschikbaar [is]
gesteld». Kunnen de leden van de VVD-fractie deze zin zo opvatten dat de essentie
van het ticketfonds intact blijft?
De Minister schrijft dat wordt overwogen om aanvullende hulp te financieren, zoals
bijvoorbeeld de kosten voor het verblijf in een safehouse. Hoe concreet is deze verkenning? Zijn hier al concrete stappen in gezet? Zo ja,
welke?
Ook schrijft de Minister dat «met overheidscampagnes het signaal [kan] worden afgegeven
dat zelfs wanneer een slachtoffer niet in Nederland hulp heeft gezocht, deze persoon
ook in het buitenland bijgestaan wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.»
Tegelijkertijd constateren de leden van de VVD-fractie dat het ministerie zelden wordt
genoemd in deze campagnes. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat slachtoffers het
ministerie en de diverse posten ook echt weten te vinden?
In de evaluatie beschrijft de Minister de «nauwe samenwerking» met partners in het
werkveld. Wordt Femmes For Freedom, de organisatie die meerdere keren in de evaluatie wordt genoemd, ook beschouwd als
partner bij de aanpak van huwelijksdwang?
Tot slot hopen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet iets concreter kan maken
hoe de toekomstige aanpak eruitziet en wat wel en niet van het kabinet kan worden
verwacht. Kan de Minister aangeven bij wie een buitenstaander, die vermoedt bekend
te zijn met een geval van huwelijkswang waarbij het slachtoffer onder dwang naar het
buitenland is ontvoerd, zich moet melden? Wanneer wordt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken betrokken? En wat kan het ministerie betekenen als de lokale autoriteiten wel
of niet hun medewerking verlenen aan opsporing en eventueel zelfs ingrijpen? Kan vervolgens
worden geholpen bij de terugkeer naar Nederland? En zijn er vervolgens safehouses beschikbaar voor het slachtoffer in kwestie?
Inbreng leden PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief met de evaluatie
van de Eenheid Huwelijksdwang. Centraal bij deze eenheid staat de opsporing en repatriëring
van slachtoffers van huwelijksdwang, zo staat in de toelichting bij het amendement
dat aanleiding vormde tot oprichting van de eenheid.
Maar in hoeveel gevallen is het sinds de oprichting van de eenheid daadwerkelijk tot
de repatriëring van slachtoffers naar Nederland gekomen? En hoe verhoudt dit cijfer
zich ten opzichte van de cijfers in de periode vóór de oprichting van de eenheid?
In de brief staat dat Buitenlandse Zaken in 2017 in twintig zaken consulaire bijstand
heeft verleend, waarvan bij vier zaken sprake is geweest van huwelijksdwang. Kan inmiddels
ook aangegeven worden hoe deze cijfers er (al dan niet voorlopig) uitzien over 2018?
In de bijlage bij de regeringsbrief staat dat er soms «onoverkomelijke belemmeringen»
zijn bij het verlenen van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang.
Dit zou mede te wijten zijn aan de geldende lokale wet- en regelgeving waarvan met
name vrouwen en minderjarigen de dupe zijn. Kan de Minister enkele voorbeelden geven
van deze zogenaamde «onoverkomelijke belemmeringen» op het gebied van wet- en regelgeving?
Waar moet aan gedacht worden en wordt de consulaire bijstand ook belemmerd of verhinder
door sharia wetgeving? In hoeveel gevallen heeft zich dat voorgedaan?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating
naast de Nederlandse nationaliteit vrijwel altijd over een andere nationaliteit beschikken.
Geldt dat ook voor de daders?
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag wat meer inzicht in de kosten (inclusief
oprichting) van de Eenheid Huwelijksdwang. Vallen deze binnen het door het amendement
vrijgespeelde budget?
Inbreng leden D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de evaluatie
van de Eenheid Huwelijksdwang. Zij hebben zich destijds met volle overtuiging achter
dit initiatief geschaard en onderstrepen het belang van de werkzaamheden van een dergelijke
eenheid. Het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating blijft wat de aan het woord
zijnde leden betreft van onverminderd groot belang.
De leden van de D66-fractie vragen zich af in hoeverre gesproken kan worden van een
aparte «eenheid» of team binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zij lezen in
de evaluatie dat van een kleinschalige, aparte eenheid inmiddels is overgegaan tot
één beleidsmedewerker Familiezaken die de verantwoordelijk is voor de coördinatie
van beleid en uitvoering. Waar bestond deze eerdere kleinschalige, aparte eenheid
uit? Hoeveel fte waren hieraan verbonden? Begrijpen de aan het woord zijnde leden
goed dat deze aparte eenheid nu niet meer bestaat?
De leden van de D66-fractie merken op dat het aantal concrete gevallen van huwelijksdwang
waar Buitenlandse Zaken bijstand aan heeft verleend, met 4 opvallend laag is. Zij
vragen zich af waarom deze resultaten zo achterblijven? Kan de Minister in het antwoord
de aanpak in andere landen zoals het VK en Noorwegen betrekken, waarin wel een aparte
eenheid belast is met deze werkzaamheden, in plaats van de Nederlandse aanpak, waarbij
dit is verspreid over het ministerie?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.