Lijst van vragen : Lijst van vragen over de uitgifte van groene obligaties (Kamerstuk 35000-IX-8)
2018D58792 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over de brief van de Minister van Financiën
van 31 oktober 2018 over de uitgifte van groene obligaties (Kamerstuk 35 000 IX, nr. 8) op 7 december 2018 de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Nr.
Vraag
1.
Kunnen naast de rijksoverheid ook decentrale overheden groene obligaties uitgeven?
2.
Zo ja, zijn decentrale overheden van plan om ook groene obligaties uit te geven?
3.
Kunnen andere overheidsgerelateerde organisaties, bijvoorbeeld zelfstandige bestuursorganen
(zbo’s) of staatsdeelnemingen, groene obligaties uitgeven?
4.
Voor welk bedrag hebben Nederlandse institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen
en verzekeraars, op dit moment in groene obligaties geïnvesteerd?
5.
Heeft u zicht op wat de omvang van de vraag uit de markt naar groene obligaties is?
6.
Bestaat deze vraag alleen bij Nederlandse institutionele beleggers of ook bij buitenlandse
institutionele beleggers?
7.
Voor welk bedrag hebben België, Frankrijk en Ierland groene staatsobligaties uitgegeven?
8.
Hebben nog andere Europese, niet-eurolanden, groene staatsobligaties uitgegeven? Zo
ja, welke en voor hoeveel?
9.
Hanteren de eurolanden België, Frankrijk en Ierland ook de Green Bonds Principles?
Zo nee, welke standaard gebruiken zij en waarom?
10.
Kunt u aangeven waarom rentekosten voor groene obligaties in theorie hoger kunnen
zijn dan reguliere obligaties en/of waarom rentekosten juist lager kunnen zijn?
11.
Zit er een verschil in looptijd tussen een groene obligatie en een gewone staatsobligatie?
12.
Dalen de operationele meerkosten en rapportagelasten wanneer het bedrag aan groene
obligaties stijgt?
13.
Aan de hand van welke prestatie-indicatoren wordt gerapporteerd over de resultaten
van de groene obligaties?
14.
Bestaat er een streefcijfer ten aanzien van het aandeel groene obligaties ten opzichte
van het totaal aan schuldpapier? Zo ja, wat is dat aandeel?
15.
Kan een particulier die groene obligaties aanschaft, gebruik maken van de vrijstelling
voor «groene beleggingen» in box-3?
16.
Klopt het dat onze uitgaven en inkomsten niet direct aan elkaar gekoppeld zijn?
17.
Klopt het dat de uitgifte van een groene obligatie geen instrument is waarmee extra
middelen voor de klimaatopgave beschikbaar komen?
18.
Wat zijn de daadwerkelijke gevolgen van deze aankondiging?
19.
Wat zijn internationaal de gangbare manieren om te meten of een obligatie «groen»
is?
20.
Welke meetmethode gaat het ministerie hanteren om te bepalen of een obligatie groen
is?
21.
Hoe gaat u voorkomen dat er geen sprake is van «greenwashing», waarbij wordt gedaan
alsof iets groen/duurzaam is maar dat in de praktijk tegen blijkt te vallen?
22.
De uitgifte van groene staatsobligaties in Frankrijk, België en Ierland is succesvol
geweest, wat houdt ««succesvol»« precies in? Zijn de kosten voor de overheid omlaag
gegaan?
23.
Waarom kan uitgifte van een groene obligatie geen instrument zijn waarmee extra middelen
voor de klimaatopgave beschikbaar komen?
24.
Welke landen geven groene obligaties uit?
25.
Kan een uitputtende lijst gegeven worden welke instanties groene obligaties uitgeven?
26.
Welke instanties hebben interesse getoond in groene obligaties?
27.
Klopt het dat er nog niet voldoende bestaande groene uitgaven binnen de Rijksbegroting
zijn om een groene obligatie van voldoende omvang uit te kunnen geven? Kunt u een
indicatie geven?
28.
Op grond van welke feiten verwacht de overheid van de financiële markten een prominente
rol bij de financiering van groene projecten?
29.
Welke investeringen en uitgaven van het Rijk komen in aanmerking voor groene obligaties?
30.
Welke risico's zijn er verbonden aan groene obligaties? Wat zijn de risico's als de
investeringen uiteindelijk niet zo groen blijken te zijn als werd gedacht?
31.
Wat wordt bedoeld met ««een groene obligatie qua prijs ten minste even goed als een
vergelijkbare reguliere obligatie moet presteren, wordt naar verwachting eveneens
voldaan»«? Wat wordt bedoeld met ««een verwachting»«? Wat gebeurt er als deze verwachting
niet uitkomt? Hoe gaat u dat monitoren en daarover rapporteren aan de Kamer? Hoe wordt
er gerapporteerd aan de Kamer over de eventuele rentevoordelen en/of -nadelen en de
kosten?
32.
Hoe wordt er in de Rijksbegroting en het Rijksjaarverslag gerapporteerd over de impact
van de Nederlandse groene obligaties?
33.
Wat verstaat u onder een robuuste groene kapitaalmarkt?
34.
Waarom zou de budgetflexibiliteit in gedrang komen bij te weinig uitgaven voor groene
obligaties?
35.
Wat kwalificeert u als «voldoende uitgaven»?
36.
Hoe is de 3–5 miljard euro opgebouwd? Van welke ministeries komen deze uitgaven?
37.
Welke uitgaven worden precies aangemerkt als «groene uitgaven»? Hoe wordt dit gedefinieerd?
Waarop zijn deze definities gebaseerd en sluiten deze aan bij de landen om ons heen?
38.
Wat zijn de Green Bond Principles?
39.
Kunnen de «aanwijzingen» dat met de groene obligaties rentevoordelen worden gehaald
uitgebreider beschreven worden? Hoe zeker zijn deze aanwijzingen?
40.
Zijn er meer gevallen bekend dan België over de rente mee- of tegenvallers? Hoe zijn
de ervaringen aldaar?
41.
Kunnen de operationele meerkosten uitgebreider beschreven en gekwantificeerd worden?
Hoe kunnen deze meerkosten gedrukt worden?
42.
Stopt de overheid weer met de uitgifte van groene obligaties als blijkt dat zij een
structureel rentenadeel opleveren ten opzichte van reguliere obligaties?
43.
Wat staat er precies in de rapportages? Welke van deze gegevens staat niet in de rapportages
bij reguliere obligaties?
44.
Wie treedt op als controlerende instantie om een groen keurmerk op een obligatie plakken?
45.
U bent van plan 2019 een eerste groene obligatie uit te geven, wordt de Kamer direct
aansluitend ook geïnformeerd?
46.
Wat betekent het streven naar een aanvullende certificatie van de Nederlandse groene
obligaties?
47.
Wat bedoelt u met de uitspraak dat Nederland een reputatie van een solide uitgever
van staatsschuld hoog te houden heeft?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.