Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over het onderzoek naar mogelijkheden voor een verbod op de Eritrese diasporabelasting (Kamerstuk 22831-136)
2018D58623 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij enkele fracties de behoefte
de Minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over
zijn brief d.d. 9 november 2018 inzake Onderzoek naar mogelijkheden voor een verbod
op de Eritrese diasporabelasting (Kamerstuk 22 831, nr. 136).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het rapport
van het International Bureau for Fiscal Documentation (IBFD) en de appreciatie van
het onderzoeksrapport door het kabinet. Tevens danken zij de onderzoekers voor het
door hen geleverde werk. Voornoemde leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van het onderzoek
naar mogelijkheden tot een verbod op Eritrese diasporabelasting. Zij hebben derhalve
naar aanleiding van het onderzoek en de reactie van het kabinet nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het IBFD onderzoek «Diasporabelasting
door Eritrea en de Nederlandse belastingwetgeving» en de daarop volgende brief van
de Minister van Buitenlandse Zaken. Graag delen de leden van de GroenLinks-fractie
hierover nog wat vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het rapport over Eritrese diasporabelasting
van het International Bureau for Fiscal Documentation en de reactie van het kabinet
daarop. Zij hebben nog een aantal vragen.
Conclusies uit het IBFD onderzoek
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland ook belasting heft bij onderdanen
in het buitenland over in Nederland verkregen inkomen. Zij vragen zich echter af in
hoeverre dit daadwerkelijk vergelijkbaar is met de Eritrese situatie waar Eritrea
belasting heft over inkomen verkregen in Nederland, te weten in een groot deel van
de gevallen inkomen verkregen uit een uitkering. Daarnaast begrijpen de leden van
de VVD-fractie dat Eritreeërs in Nederland voor hun inkomen verkregen in Nederland,
bijvoorbeeld uit een uitkering, in Nederland geen vermindering of kostenaftrek kunnen
claimen voor de Eritrese diasporabelasting. Zij vragen of het kabinet dit nogmaals
kan bevestigen. Klopt het dan ook dat zij feitelijk twee keer belasting betalen over
hetzelfde inkomen? Kan het kabinet bevestigen dat het feit dat iets niet «in het fiscale
systeem» past geen argument kan zijn om een verbod terzijde te schuiven? Kan het kabinet
bevestigen dat het de wetgever is die over het «systeem» gaat en dus het systeem kan
wijzigen?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie zich af welke mogelijkheden er zijn onderzocht
of onderzocht zouden kunnen worden om de diasporabelasting te verbieden omdat het
heffen van deze belasting inherent contra-legem is, bijvoorbeeld omdat hij in strijd
is met de bepalingen uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)? Ook vragen zij zich af welke mogelijkheden
er zijn onderzocht om financiële stromen van en naar de Eritrese overheid per definitie
te verbieden? En welke mogelijkheden er zijn onderzocht om de belasting te verbieden
op grond van strijdigheid met het Verdrag van Wenen inzake het Diplomatieke Verkeer?
Welke mogelijkheden zijn er onderzocht om het verbieden van het heffen van deze belasting
expliciet onderdeel uit te laten maken van het sanctieregime richting Eritrea, zo
vragen de leden van de VVD-fractie?
In het verleden zijn mogelijkheden in EU-verband bekeken voor een breder onderzoek
naar diaspora belasting, waar tot spijt van de leden van de VVD-fractie weinig medestanders
voor te vinden waren. Zij vragen zich af of een discussie over een multinationaal
verbod op deze belasting ooit op tafel heeft gelegen in de Ecofinraad; en zo nee,
of het kabinet bereid is dit op te brengen in EU-verband? En welke mogelijkheden zijn
er om een unilaterale heffing, analoog aan de diasporabelasting, te heffen op personen
uit het Eritrese regime?
De leden van de D66-fractie betreuren het feit dat er in het Nederlandse belastingstelsel
geen mogelijkheden bestaan om de heffing en de inning van Eritrese diasporabelasting
in Nederland te verbieden. Zij ontvangen immers nog steeds signalen dat de inning
van Eritrese diasporabelasting door de Eritrese autoriteiten gepaard gaat met fraude,
dwang, afpersing en andere strafbare feiten, hetgeen in Nederland verboden is. Kan
het kabinet aangeven of andere landen wel een dergelijk verbod op de heffing en/of
inning van Eritrese diasporabelasting kennen? Zo ja, welke zijn dat?
De leden van de GroenLinks-fractie blijven bezorgd om de veiligheid van de Eritreeërs,
binnen de landgrenzen en daarbuiten. De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen
dat er geen algemeen en/of specifiek verbod op de heffing en/of inning van diasporabelasting
opgenomen kan worden in de huidige Nederlandse belastingwetgeving. Zij vinden het
jammer dat deze mogelijkheid er niet is, en vragen daarom het kabinet om toelichting
welke ruimte het ziet om binnen het internationaal recht diasporabelasting in te perken
als het land in kwestie (i) strafbare feiten begaat in Nederland en (ii) wordt beschuldigd
van mensenrechtenschendingen in eigen land. De leden van de GroenLinks-fractie zijn
voorts van mening dat diasporabelasting niet geïnd zou moeten kunnen worden door (a) landen
die innen door middel van strafbare feiten te begaan – als intimidatie en dwang –
en (b) door landen die mensenrechten schenden. Ten slotte vragen de leden van de GroenLinksfractie
of er nog andere mogelijkheden zijn om nieuwe wetgeving in te stellen om ongewenste
belastingpraktijken tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie lezen in het rapport dat het in het Nederlandse belastingstelsel
niet mogelijk is om de heffing en de inning van de Eritrese diasporabelasting in Nederland
te verbieden. Is daarmee de kous af, vragen de SP-fractieleden. Is hiermee uitgesloten
dat de Eritrese diasporabelasting aan banden kan worden gelegd of zijn er mogelijk
nog andere manieren om hier iets tegen te doen? De opstellers van het rapport schrijven
dat hun bevindingen niet uitsluiten dat elders in het Nederlandse recht eventueel
wel mogelijkheden bestaan voor het opnemen van bepalingen aangaande een verbod op
heffing en inning van de diasporabelasting door Eritrea, maar dat een dergelijke verdere
analyse niet paste binnen de onderzoeksopdracht. Kan het kabinet hierop reageren?
Waarom strekte de onderzoeksopdracht zich hier niet toe uit? Is het kabinet bereid
alsnog te laten onderzoeken of elders in het Nederlandse recht wel mogelijkheden bestaan
om de diasporabelasting aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
Aangiftebereidheid en registratie van aangiftes
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat per ministeriële regeling in 2016 de inning
van Eritrese diaspora belasting strafbaar is wanneer deze bijvoorbeeld vormen als
afpersing en oplichting aanneemt die strafbaar zijn. Voornoemde leden maken zich echter
zorgen over de aangiftebereidheid. Kan de Minister inzage geven in het aantal meldingen
dat wordt gedaan in relatie tot inning van diaspora belasting in combinatie met bijvoorbeeld
fraude of dwang?
De leden van de D66-fractie ontvangen signalen dat de inning van Eritrese diasporabelasting
door de Eritrese autoriteiten helaas nog steeds gepaard gaan met fraude, dwang, afpersing
en andere strafbare feiten. Helaas is de aangiftebereidheid onder Eritreeërs die met
deze problematiek te maken hebben laag, gezien het feit dat autoriteiten bij deze
groep door ervaringen uit het verleden weinig vertrouwen genieten. Ook is de sociale
controle binnen de gemeenschap hoog en is het doen van aangifte daarom niet zonder
gevaar, voor iemand zelf of voor zijn of haar familie. Is het kabinet, dit overwegende,
bereid een Centraal Meldpunt in te stellen waar Eritreeërs die gedwongen worden diasporabelasting
te betalen of met andere gerelateerde strafbare feiten te maken krijgen, dit anoniem
kunnen melden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zijn zich ervan bewust dat aangiftes niet op nationaliteit
worden geregistreerd en dat daarom het aantal aangiftes naar aanleiding van inning
van Eritrese diasporabelasting onder dwang lastig vast te stellen is. Wel vragen de
leden zich af of het kabinet aan kan geven hoeveel aangiftes er in de afgelopen vijf
jaar, uitgesplitst per jaar, in het algemeen zijn gedaan in verband met de inning
van diasporabelasting? Kan voorts uiteengezet worden op welke landen deze aangiftes
betrekken hebben?
De leden van de GroenLinks-fractie erkennen dat er stappen zijn ondernomen door dit
kabinet. Zo is er meerdere malen door het kabinet aangedrongen om aangifte te doen
als er strafbare feiten gemoeid gaan met de inning van diasporabelasting door Eritrea.
In juli jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken vragen beantwoord over de inning
van Eritrese diasporabelasting nadat de Tijdelijke Zaakgelastigde persona non grata
is verklaard; de leden constateren daarbij dat de Minister van Buitenlandse Zaken
het «moeilijk vond te beoordelen of de diplomatieke maatregel effect heeft gehad op
de (vermeende) dwangmatige inning van diasporabelasting als er geen of zeer beperkt
aangifte plaatsvindt». Kan het kabinet hier nu wel een beoordeling over maken, zo
vragen deze leden? Hebben er strafbare feiten plaatsgevonden bij de inning van diasporabelasting
door Eritrea het afgelopen jaar? Wordt de veiligheid van mensen op Nederlands grondgebied
aangetast door het toelaten van de heffing en/of inning van diasporabelasting door
Eritrea?
Volgens de SP-fractieleden zijn er aanwijzingen dat intimidatie en dwang plaatsvinden
bij de inning van de Eritrese diasporabelasting. Verder is de inning verboden als
deze gepaard gaat met fraude, dwang, afpersing en andere strafbare feiten of wanneer
zij in strijd is met het op Eritrea van toepassing zijnde sanctieregime. En dergelijke
praktijken zijn onwenselijk. Dat staat allemaal in de brief van de Minister. Dat vraagt,
naar de opvatting van de SP-fractieleden, om maatregelen. Kan het kabinet aangeven
of andere maatregelen genomen kunnen worden, buiten het belastingrecht om, om een
einde te maken aan intimidatie en dwang die plaatsvinden bij de inning van de Eritrese
diasporabelasting? Is hier meer inzet op mogelijk? Als dat niet het geval is, is dat
volgens deze leden moeilijk te verkroppen. Kan er ook op ingegaan worden of er meer
gedaan kan worden zodat personen die dwang of intimidatie ervaren bij de inning van
de Eritrese diasporabelasting zich melden bij de politie?
Diplomatieke betrekkingen met Eritrea
De leden van de VVD-fractie vinden in dit verband het uitwijzen van de Eritrese zaakgelastigde
in Nederland begin dit jaar een goede stap. Zij zijn van mening dat het ook naar de
Eritrese gemeenschap in Nederland een helder signaal is dat we in Nederland de lange
arm van Eritrea niet tolereren en dat wij niet accepteren dat mensen die vluchten
voor onderdrukking, hier in Nederland met diezelfde onderdrukking te maken krijgen.
In de diplomatieke gesprekken die sinds de uitwijzing van de zaakgelastigde hebben
plaatsgevonden wordt van Eritrese zijde aangegeven dat zij handelen binnen de Nederlandse
wet. De leden van de VVD-fractie vragen zich echter af of dwang en afpersing rondom
de inning van de diaspora belasting daadwerkelijk is gestopt. Welke signalen van afpersing
of onderdrukking heeft het kabinet sinds het uitwijzen van de zaakgelastigde ontvangen?
De leden van de VVD-fractie willen in dat licht niet alleen ingaan op de diaspora
belasting, omdat zij zich realiseren dat de greep van de Eritrese regering op de gemeenschap
in Nederland veel groter is, bijvoorbeeld door de komst van Eritrese regeringsfunctionarissen
naar bijeenkomsten in Nederland. Heeft het kabinet zicht op het aantal gevallen dat
een afgevaardigde van de Eritrese regering het afgelopen jaar naar Nederland kwam
of wilde komen voor een bijeenkomst met de Eritrese gemeenschap? Deze leden vragen
een blijvende inzet van het kabinet om dergelijke afvaardigingen tegen te gaan. De
leden van de VVD-fractie vinden dat dergelijke hoge afvaardigingen spanningen kunnen
importeren in een reeds zeer gesloten gemeenschap in Nederland. Zij vinden het belangrijk
dat inwoners van ons land hier een bijdrage leveren en niet uit angst hun blik meer
dan anders op Eritrea gericht houden.
De leden van de D66-fractie brengen in herinnering dat op verzoek van de motie-Sjoerdsma/Azmani
d.d. 20 december 2017 (22 831, nr. 132) in januari 2018 de Eritrese Tijdelijk Zaakgelastigde van de ambassade in Den Haag
tot persona non grata is verklaard. Zij steunen het zware diplomatieke signaal dat
hiermee door het Nederlandse kabinet aan de Eritrese autoriteiten is afgegeven. Is
het kabinet van mening dat, nu inmiddels een jaar verstreken is, waarneembare veranderingen
in het beleid van de Eritrese autoriteiten jegens de Eritrese gemeenschap in Nederland
wat betreft de inning van diasporabelasting zichtbaar zijn? Zo ja, welke? Zo nee,
hoe duidt het kabinet het feit dat het afgeven van een dergelijk zwaar diplomatiek
signaal geen consequenties lijkt te hebben gehad?
De leden van de D66-fractie merken tevens op dat de betrekkingen tussen Eritrea en
het buurland Ethiopië lijken te verbeteren. In hoeverre leidt dit tot wijzigingen
in het beleid van de Eritrese regering inzake de inning en heffing van diasporabelasting?
Is er enige indicatie dat door de ontwikkelingen in de regio hier verbetering in plaatsvindt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd of en welke dialoog er plaatsvindt
over de diasporabelasting door Eritrea. Zou het kabinet nader willen toelichten welke
dialoog hierover plaatsvindt en hoe deze verloopt tussen (i) Nederland en Eritrea,
(ii) Nederland en andere landen en binnen (iii) het netwerk van de Expertise Unit
Sociale Stabiliteit van de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.