Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over de antwoorden op aanvullende vragen commissie over de gestuurde brieven en antwoorden inzake het faillissement van ziekenhuizen (Kamerstuk 31016-146)
2018D55306 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over de brief van 15 november 2018 inzake Antwoorden op aanvullende vragen commissie
over de gestuurde brieven en antwoorden inzake het faillissement van ziekenhuizen
(Kamerstuk 31 016, nr. 146).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister voor Medische Zorg
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen in antwoord op hun eerste vraag waarom de Minister
de sluiting van de spoedeisende hulp (SEH) in de nacht in Lelystad niet heeft voorkomen
dat, de leden citeren: «er risico’s voor de patiëntveiligheid zouden zijn bij het ongewijzigd voortzetten
van de zorg binnen de IJsselmeerziekenhuizen. Daarom was het voor de korte termijn
niet verantwoord om de SEH 24/7 open te houden, en heeft het ziekenhuis besloten de
SEH met ingang van 5 november jl. ’s nachts te sluiten in het perspectief van een
mogelijk volledige sluiting van de SEH op een later moment.» Om welke risico’s gaat het? Wat waren de alternatieven voor het sluiten van de SEH
in de nacht? Waarom heeft de Minister niet alles op alles gezet om de SEH in de nacht
open te houden en de risico’s voor de patiëntveiligheid op te lossen?
In antwoord op de eerste vraag vragen de leden van de PVV-fractie de Minister om precies
aan te geven waardoor de patiëntveiligheid bij de IJsselmeerziekenhuizen in gevaar
komt indien de SEH wordt voortgezet? Over welke risico’s heeft de Minister het? Waarom
kunnen die risico’s niet met die € 4,4 miljoen beschikbaarheidsbijdrage afgedekt worden?
In antwoord op de tweede vraag van de leden van de PVV-fractie, waarom de Minister
de benodigde SEH-artsen en verpleegkundigen voor de spoedeisende hulp in Lelystad
niet zelf aangenomen heeft op rekening van het ministerie, schrijft de Minister dat
hij in zijn, de leden citeren: «brieven van 2, 7 en 14 november jl. heb ik aangegeven waarom er – voor de korte termijn –
overgegaan moest worden tot een afschaling van de SEH en poliklinische zorg in Lelystad.
De afschaling was ingegeven om risico’s voor de patiëntveiligheid te voorkomen. Goede
en veilige zorg voor patiënten staat voor mij voorop.» Begrijpt de Minister dat genoemde leden hiernaar blijven vragen als het «waarom»
van de Minister bestaat uit ambtelijke standaardzinnen zoals «risico’s voor de patiëntveiligheid»
en «goede en veilige zorg voor patiënten staat voor mij voorop», zonder dat de Minister
op de inhoud ingaat en uitlegt waarom de SEH daadwerkelijk in de nacht dicht is?
In antwoord op de derde vraag van de leden van de PVV-fractie, waarom de Minister
de inwoners van Flevoland in gevaar gebracht heeft door toe te staan dat de spoedeisende
hulp ’s nachts gesloten is, schrijft hij, de leden citeren: «Zie mijn antwoord op vraag 1 van de PVV-fractie.» Kan de Minister de leden van de PVV-fractie uitleggen op welke wijze het antwoord
van de Minister op de eerste vraag een antwoord is op vraag drie? Kan de Minister
alstublieft vraag drie nogmaals beantwoorden en dan ingaan op de vraag die de genoemde
leden stelden?
In antwoord op vierde en vijfde vraag van de leden van de PVV-fractie over of de Minister
de mening deelt dat het maximum van de aanrijtijd voor ambulances van 45 minuten nooit
de standaard mag worden, schrijft de Minister, de leden citeren: «Dit is nadrukkelijk een maximumnorm die toeziet op de spreiding van acute ziekenhuiszorg
en geen «standaard» waarop wordt aangestuurd. De 45-minutennorm is geen prestatienorm
voor ambulances; voor ambulances geldt de norm dat zij binnen een regio in 95% van
de spoedritten (A1) binnen 15 minuten na melding ter plaatste moeten zijn». Dit is toch niet waar te maken als in de regio Flevoland maar liefst vier ziekenhuislocaties
failliet zijn?
Is in het kader van de huidige gebeurtenissen het laten vervallen van de beschikbaarheidsbijdrage
in 2016 voor de IJsselmeerziekenhuizen een juiste beslissing geweest? Moet het rijtijdenmodel
en de meting voor de beschikbaarheidsbijdrage niet opnieuw bekeken worden?
In antwoord op de zesde vraag van de leden van de PVV-fractie over of de Minister
bekend is met de «Verklaring Actiegroep artsen en verloskundigen: toekomst Lelystad
zonder acute zorg onverantwoord» waarin deskundigen aangeven dat acute zorg in Lelystad
onmisbaar is, vroegen genoemde leden naar de reactie van de Minister op de in de verklaring
opgenomen punten. Waarom geeft de Minister geen reactie op de in de verklaring afzonderlijk
opgenomen punten? Kan de Minister alstublieft op de inhoud ingaan en dat wel doen?
Wat verstaat de Minister in het antwoord op de zesde vraag van de leden van de PVV-fractie
onder maximaal inspannen? Waar wordt dat door bepaald en begrensd?
In de brief van 14 november schreef de Minister dat, de leden citeren: «Tot nader order, vooralsnog tot 6 december, blijft de SEH van de IJsselmeerziekenhuizen
van 8.00 tot 20.00 uur geopend.» Waarom tot 6 december? Wie heeft dat bepaald? Wat is er voor nodig om de SEH langer
open te houden?
Is ook in kaart gebracht (naar aanleiding van de zesde vraag van de leden van de PVV-fractie)
wat de gevolgen voor de patiëntveiligheid zijn indien de SEH volledig gesloten wordt?
Zo nee, waarom niet? Zo ja kan de Minister daar inzicht in verschaffen?
In antwoord op de zevende vraag van de leden van de PVV-fractie, of het bericht in
het AD «Sluiten acute zorg kost mensenlevens» klopt en of de Minister zich realiseerde
dat hij hiervoor eindverantwoordelijk is en of hij een uitgebreide uiteenzetting wilde
geven waarom de in het artikel genoemde internist ongelijk zou hebben en of de Minister
zich realiseerde dat hij wederom zijn eigen opvatting plaatst boven die van medisch
specialisten, antwoordde de Minister, de leden citeren: «Zie mijn antwoord op vraag 6 van de PVV-fractie». De Minister snapt toch wel dat hij in vraag zes helemaal geen antwoord geeft op de
vragen in vraag zeven? Wil de Minister de vragen in vraag zeven alstublieft alsnog
beantwoorden? In antwoord op vraag twee schreef de Minister dat hij de mening van
de zorgprofessionals uit het ziekenhuis zeer serieus neemt, waarom plaatst de Minister
dan zijn eigen opvatting boven die van de in het stuk genoemde medisch specialisten?
Kan de Minister alstublieft een uitgebreide inhoudelijke uiteenzetting geven waarom
de internist volgens hem ongelijk heeft?
In antwoord op de achtste vraag van de leden van de PVV-fractie over of de Minister
specifiek kan ingaan op de vier – in het artikel in het AD «Sluiten acute zorg kost
mensenlevens» genoemde – acute zorgvragen, te weten een beroerte, een hartinfarct,
een auto-ongeluk en een patiënte verloskunde, en of de Minister de mening deelt dat
bij sluiting van de acute zorg in Lelystad op deze vier acute zorgvragen mensenlevens
op het spel staan, schrijft hij, de leden citeren: «In alle vier de genoemde voorbeelden moeten patiënten kunnen rekenen op tijdig
beschikbare, goede en veilige zorg.» De Minister snapt toch wel dat deze ambtelijke standaardzin geen antwoord is op de
vraag die de leden van de PVV-fractie stelden? Kan de Minister alstublieft de vraag
inhoudelijk beantwoorden? Staan bij sluiting van de acute zorg in Lelystad op deze
vier acute zorgvragen mensenlevens op het spel en zo ja, hoe lost de Minister dit
per direct op? Graag ontvangen de leden van de PVV-fractie een inhoudelijk antwoord
op elk van de vier acute zorgvragen.
In antwoord op de achtste vraag van de leden van de PVV-fractie heeft de Minister
het bij de IJsselmeerziekenhuizen over sluiting van de SEH ‘s-nachts in het perspectief
van een mogelijk volledige sluiting, waarom niet in het perspectief van een mogelijk
volledige opening?
Waarom verandert de Minister in antwoord de twaalfde vraag van de leden van de PVV-fractie
de term «levensgevaarlijke situatie» in «levensbedreigende situatie»?
In antwoord op vraag twee schrijft de Minister dat hij de mening van de zorgprofessionals
uit het ziekenhuis zeer serieus neemt. Waarom schoffeert de Minister dan in antwoord
op de twaalfde vraag van de leden van de PVV-fractie, nadat hij de Kamer al onjuist
informeerde tijdens het debat, de bewuste specialist nogmaals, terwijl de specialist
vanuit zijn professie alle recht had te stellen dat twee patiënten als gevolg van
de abrupte sluiting in een levensgevaarlijke situatie waren gebracht, door als antwoord
te geven dat het MC Slotervaart deze conclusie heeft getrokken?
In antwoord op de veertiende vraag van de leden van de PVV-fractie over de chaotische
situatie rondom patiënten MC Slotervaart met betrekking tot de overdracht van grofweg
20.000 (!) patiënten naar andere ziekenhuizen, schuift de Minister de verantwoordelijkheid
af op de zorgaanbieder, maar waar is de systeemverantwoordelijkheid van de Minister
als hij verantwoordelijk is voor een systeem waarin een verzekeraar zomaar een ziekenhuis
kan omduwen en patiënten letterlijk op straat komen te staan? De Minister kan die
chaos toch niet geheel afschuiven op de zorgaanbieder?
In antwoord op de veertiende vraag van de leden van de PVV-fractie schrijft de Minister
dat er in de eerste periode na het faillissement inderdaad sprake geweest van een
onvoldoende gestructureerd overdrachtsproces. Bedoelt de Minister dat er geen chaotische
situatie meer is en dat de overdracht van 20.000 patiënten goed is verlopen? Kan hij
een inhoudelijk antwoord geven op de vraag waarop hij dat baseert?
In antwoord op de zestiende vraag van de leden van de PVV-fractie, of de Minister
bekend is met de e-mails van bariatrische patiënten waarin zij aangeven dat zij zich
maar moesten melden bij het OLVG, maar dat het OLVG deze patiënten weigert omdat zij
niet bij hen in het voortraject geweest zijn en dat bariatrische patiënten van buiten
Amsterdam sowieso in het OLVG geweigerd worden, schrijft de Minister, de leden citeren:
«Hierover is noch mij, noch de NZa, noch de IGJ iets bekend, maar ik roep patiënten
die hiermee geconfronteerd worden op om zich te melden bij het Landelijk Meldpunt
Zorg (088–1205020).» De Minister snapt toch wel dat dit nog geen begin van een inhoudelijk antwoord is?
Waar moeten bariatrische patiënten naartoe? Waarom worden ze geweigerd door het OLVG
als ze daar niet in voortraject geweest zijn?
In antwoord op de zeventiende vraag van de leden van de PVV-fractie over of de Minister
zich realiseert dat bariatrische patiënten uit Dronten te maken hebben met sluiting
van Lelystad en Slotervaart, vervolgens geweigerd worden bij het OLVG en daardoor
naar Maastricht moeten afreizen en over wat ze moeten doen als zij een darmhernia
krijgen, schrijft de Minister, de leden citeren: «Bij acute klachten moeten patiënten zich melden bij de dichtstbijzijnde SEH. Bij
niet-acute klachten kunnen zij het beste contact opnemen met de behandelend arts of
de huisarts voor overleg.» Waarom heeft de Minister nog geen begin gemaakt met het geven van een inhoudelijk
antwoord op de vraag die bariatrische patiënten uit Flevoland nogal zorgen baart,
namelijk waarom moeten ze helemaal naar Maastricht? De Minister snapt toch ook wel
dat deze mensen nogal bezorgd zijn?
In antwoord op de twintigste vraag van de leden van de PVV-fractie, waar de Minister
schrijft over zijn wettelijke vangnetconstructie, was dit niet het moment geweest
om wel gebruik te maken van de wettelijke vangnetconstructie? Zo nee, wanneer treedt
die constructie dan wel in werking?
In antwoord op de twintigste vraag van de leden van de PVV-fractie over of de Minister
uiteen kan zetten wat volgens de Minister precies zijn ministeriële systeemverantwoordelijkheid
is in de casus van deze faillissementen en of de Minister uiteen kan zetten wat volgens
hem precies zijn ministeriële systeemverantwoordelijkheid is in het huidige systeem
van ziekenhuiszorg, komt de Minister in zijn antwoord met uitleg over de verantwoordelijkheden
van zorgaanbieders, zorgverzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) en de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en dat de rijksoverheid aanvullende regels heeft gesteld
voor het waarborgen van cruciale zorg; maar nergens gaat de Minister in op zijn ministeriële
systeemverantwoordelijkheid. Is de Minister niet heel erg geschrokken dat hij zijn
ministeriële systeemverantwoordelijkheid niet onder woorden kan brengen? Is dit niet
een ernstig geval van «De Nieuwe Kleren van de Keizer»?
Wanneer kunnen de leden van de PVV-fractie de uiteenzetting verwachten van de Minister
van wat precies zijn ministeriële systeemverantwoordelijkheid is in de casus van deze
faillissementen en wat volgens de Minister precies zijn ministeriële systeemverantwoordelijkheid
is in het huidige systeem van ziekenhuiszorg?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op de eerder gestelde
aanvullende vragen over de gestuurde brieven en antwoorden inzake het faillissement
van ziekenhuizen. Deze leden hebben hierover een enkele vraag. Herinnert de Minister
zich dat hij in antwoord op vraag dertien van de leden van de CDA-fractie heeft aangegeven
alle notities, mails etc. over de faillissementen wel beschikbaar te stellen aan de
onderzoekers, maar niet aan de Kamer? Is de Minister bekend met artikel 68 van de
Grondwet en de informatieplicht van de regering? Kan de Minister de Kamer alsnog uiterlijk
morgenavond alle relevante documenten (mails, memo’s, nota’s, brieven en elke andere
vorm van documentatie) over de financiële problemen en de faillissementen van de twee
ziekenhuizen toesturen die van het afgelopen jaar (sinds 1 januari) beschikbaar zijn
bij het ministerie, de inspectie, het waarborgfonds, de NZa en elders binnen de rijksoverheid?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
1. Heeft het Zilveren Kruis naar de mening van de Minister op tijd vermeld aan de NZa
dat zij op afzienbare termijn niet aan hun zorgplicht zouden kunnen voldoen?
2. Heeft het Zilveren Kruis na 13 juli nog signalen afgegeven aan de NZa of de IGJ over
de levensvatbaarheid van het MC Slotervaart en de MC IJsselmeerziekenhuizen?
3. Zijn er standaarden waaraan een continuïteitsplan dient te voldoen en is dit gecheckt
door de IGJ?
4. Hoe kan het dat in de door de IGJ opgevraagde continuïteitsplannen van 27 en 28 augustus
bij het MC IJsselmeerziekenhuis wordt uitgegaan van een snelle beëindiging van de
zorgactiviteiten terwijl het bestuur van dit ziekenhuis in deze periode in gesprekken
met de IGJ blijft uitstralen positief te zijn over de levensvatbaarheid van beide
organisaties op de lange termijn?
5. Uit het gesprek van 4 oktober tussen de IGJ en de bestuurders van beide ziekenhuizen
zou niet zijn gebleken dat er sprake was van een acute faillissementsdreiging. Was
deze conclusie alleen gebaseerd op de signalen die de IGJ ontving van deze bestuurders
of zijn er andere partijen die deze conclusie op enig moment voor 18 oktober hebben
onderschreven?
6. Hebben de NZa en/of de IGJ naar aanleiding van de opgestelde continuïteitsplannen
van beide ziekenhuizen direct contact gehad met het Zilveren Kruis voor 18 oktober?
7. Klopt het dat er geen direct contact is geweest over de levensvatbaarheid van de ziekenhuizen
tussen het Ministerie VWS en het Zilveren Kruis na 13 juli (het moment dat Zilveren
Kruis nog contact heeft gehad met de NZa) en voor 19 oktober? Zo nee, wanneer en waarover
is er nog contact geweest?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
1. Kan precies worden weergegeven wat de gevolgen zijn qua reistijden naar een ziekenhuis
voor de verschillende dorpen en steden in Flevoland bij sluiting van de IJsselmeerziekenhuizen?
Kan daarbij specifiek worden ingegaan op de afdelingen klinische verloskunde en de
spoedeisende hulp?
2. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie alle documenten met betrekking tot de overnamebiedingen,
oftewel alle ontvangen voorstellen ter overname van de IJsselmeerziekenhuizen en de
beoordelingen van die voorstellen.
3. Kan de Minister aangeven waarom het voorstel van het St. Jansdal als beste voorstel
is beoordeeld? Wat maakte dit voorstel beter dan de andere ontvangen voorstellen?
4. Hebben de wensen van de patiëntenorganisaties en/of de regionale bestuurders invloed
gehad op de keuze voor een van de ingediende voorstellen? Zo ja op welke wijze?
5. Tijdens het debat van 31 oktober heeft de Minister gezegd: «Dat klinkt mij nogal abstract
in de oren maar die curator gaat er keuzes in maken en ik zorg dat ik bij die keuzes
betrokken blijf, want zorg in Lelystad moet blijven, niet alleen de basiszorg maar
ook de spoedeisende hulp en de acute verloskunde. Daar is de actie op gericht van
mijn kant, tot het eind aan toe.» Deelt de Minister de mening dat dit iets anders
is en verder gaat dan «dat ik mij maximaal zal inzetten voor het behoud van basiszorg
en vormen van acute zorg in Lelystad en omgeving»?
6. Kan de Minister een overzicht sturen van de aan het Waarborgfonds voor de Zorgsector
deelnemende ziekenhuizen en kan daarbij aangegeven worden welke ziekenhuizen niet
meedoen? Wat zijn de redenen voor ziekenhuizen om niet mee te doen aan het Waarborgfonds?
7. Wat hield de stand still in die was afgesproken met zorgverzekeraar Zilveren Kruis?
8. Waarom bleef de bestuurder in gesprekken met de IGJ positief, terwijl in continuïteitsplannen
acute sluiting al het meest waarschijnlijke scenario leek?
9. Waarom verwierp Zilveren Kruis het herstelplan op 22 oktober 2018?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
1. Wat is het oordeel van de Minister, of dat van de NZa, over hoe de zorgplicht door
de verzekeraar en overheid is nagekomen rond het faillissement (zie het antwoord op
vraag zes van de leden van de PVV-fractie)?
2. Hoe ziet de Minister erop toe dat bestuurders van zorginstellingen bij besluitvorming
hun maatschappelijke doelstelling voorop stellen? En hoe verhoudt zich dat volgens
de Minister tot de situatie rond het faillissement van de ziekenhuizen (zie de antwoorden
op vraag dertien van de leden van de PVV-fractie)?
3. Wat was de rol van de Raad van Commissarissen van de IJsselmeerziekenhuizen rond het
faillissement van de ziekenhuizen (zie de antwoorden op de vragen vier, acht en negen
van de leden van de CDA-fractie)?
4. Heeft de Minister na 18 oktober veelvuldig persoonlijk overleg gehad? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, op welke momenten en met wie (zie de antwoorden op de vragen vier, acht
en negen van de leden van de CDA-fractie)?
5. In verschillende media (waaronder De Stentor op 26 september 2018) wordt eind september
al in het openbaar gesproken door de IGJ over dat de kwaliteit en veiligheid van zorg
in gevaar zou komen door de bestuurlijke en organisatorische onrust. Wat heeft de
inspectie in de periode van het verscherpte toezicht concreet gedaan om dit te voorkomen?
6. Vindt de Minister het normaal dat de IGJ een aanwijzing geeft en pas maanden later
bekijkt of er sprake van verbetering is? Hoe lang kan een voor patiënten onveilige
situatie voortduren in een ziekenhuis in Nederland (zie het antwoord op vraag vijftien
van de leden van de PvdA-fractie)?
7. Is bij de Minister bekend waarom verzekeraar Zilveren Kruis pas op 22 oktober 2018
heeft laten weten het plan over financiering van de ziekenhuizen te verwerpen?
8. Is er op enig moment sprake geweest van de mogelijkheid van een gecontroleerd faillissement
met financiële bijdrage van de overheid en Zilveren Kruis? Zo ja, op welke momenten
en waarom is daar niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet?
9. Waarom is er gebruik gemaakt van borg van het WFZ bij de IJsselmeerziekenhuizen?
10. Op 11 juli 2018 valt voor het eerst het woord faillissement al, waarom is destijds
nog niet opgeschaald en zijn scenario’s gemaakt op het ministerie (zie het antwoord
op de vierde vraag van de leden van de PvdA-fractie)?
11. Op 11 juli 2018 wordt voor het eerst al gesproken over een mogelijk faillissement,
waarom heeft de Minister toen niet direct de regie genomen (zie het antwoord op de
vierde vraag van de leden van de PvdA-fractie)?
12. Onder wiens verantwoordelijkheid valt de naleving van de governancecode en waarom
is deze niet nageleefd (zie het antwoord op vraag 32 van de leden van de PvdA-fractie)?
13. Is de Minister bereid bij het onderzoek de vraag te betrekken in hoeverre zijn eigen
rol van invloed is geweest op de afloop van de zwakke financiële situatie van de ziekenhuizen?
Had eerder ingrijpen van de Minister faillissement kunnen voorkomen; had eerder ingrijpen
van de Minister kunnen zorgen voor een meer geleidelijke afbouw die voor patiënten
en personeel beter was geweest? Wat had de Minister, theoretisch, eerder kúnnen doen?
14. Waarom stelt de Minister in antwoord op de derde en vierde vraag van de leden van
de PvdA-fractie dat het niet klopt dat de Minister al vóór 30 augustus op de hoogte
was dat een faillissement van de ziekenhuizen mogelijk was, terwijl hij in antwoord
op de negende vraag van de leden van de CDA-fractie, waarnaar hij telkens verwijst,
schrijft: «De IGJ informeert mij op 31 juli over haar voornemen om MC IJsselmeerziekenhuizen
onder verscherpt toezicht te stellen. Aanleiding hiervoor waren zorgen bij de IGJ
over a) de wijze waarop de raad van bestuur stuurt op het functioneren van professionals,
b) de besturing van de organisatie na majeure wisselingen in de raad van bestuur en
raad van commissarissen en c) signalen uit de media en van de raad van commissarissen
dat de financiële situatie van het ziekenhuis dusdanig verzwakt is, dat er aanvullende
maatregelen van de raad van bestuur nodig zijn. Op 7 augustus laat de IGJ mij weten
dat het verscherpt toezicht op MC IJsselmeerziekenhuizen wordt doorgezet.» De Minister beschikte dan toch vóór 30 augustus over signalen dat de financiële situatie
dusdanig verzwakt was dat er maatregelen nodig waren? Wat heeft de Minister naar aanleiding
van deze informatie die hij op 31 juli ontving precies gedaan? Is de Minister er op
dat moment vanuit gegaan dat hij niets hoefde te doen omdat de raad van bestuur, die
het zover had laten komen, het wel zou oplossen? Zo ja, vindt de Minister dat achteraf
bezien een juiste houding?
15. Waarom kan de Minister niet garanderen dat een eventuele overnemende partij geen zorg
of diensten inkoopt via constructies waarbij de voormalige eigenaren van het Slotervaartziekenhuis
of de IJsselmeerziekenhuizen betrokken zijn (zie het antwoord op vraag 37 van de leden
van de PvdA-fractie)?
16. Is de Minister bereid deze vragen te beantwoorden voor aanvang van het Algemeen Overleg
Medische Zorg van 21 november 2018?
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
1. Wat is de huidige stand van zaken van de geriatrische afdeling en andere gespecialiseerde
afdelingen van het Slotervaartziekenhuis en de IJsselmeerziekenhuizen?
2. Wanneer kan de Kamer resultaten verwachten van het aangekondigde onafhankelijk onderzoek?
Heeft de Kamer inspraak bij de samenstelling van het team?
3. Mogen de leden van de 50PLUS-fractie in het onafhankelijk onderzoek rekenen op een
heldere paragraaf over de rol van het aantal ingehuurd personeel?
4. De Minister zegt niet te beschikken over een overzicht van personeelskosten (per beroepsgroep).
Kan de Minister een dergelijk overzicht alsnog aanleveren of opnemen in zijn onderzoek?
Zo nee, kan de Minister toelichten waarom niet?
5. Bij hoeveel ziekenhuizen in Nederland is er sprake van het te laat indienen van de
jaarrekening, gedurende de laatste vijf jaar? Hoe wordt hier tegen opgetreden? Op
welke wijze kan de Minister ziekenhuizen verplichten de jaarrekening op tijd in te
leveren en dit ook handhaven?
6. Vindt de Minister de huidige regelgeving en beschikbare sancties inzake de handhaving
van het tijdig aanleveren van jaarrekeningen voldoende (zie het antwoord op vraag
29 van de leden van de PvdA-fractie)?
II. Reactie van de Minister voor Medische Zorg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.