Lijst van vragen : Lijst van vragen over het Fiche: MFK - Oprichting van het Europees Defensiefonds (Kamerstuk 22112-2676)
2018D50797 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Defensie over het BNC-Fiche: MFK – Oprichting van het Europees Defensiefonds (Kamerstuk
22 112, nr. 2676).
De voorzitter van de commissie, De Vries
De griffier van de commissie, De Lange
Nr.
Vraag
1
Op basis van welke criteria is het fonds ter grootte van 13 miljard euro vastgesteld,
namelijk 4,1 miljard euro voor defensie-gerelateerd onderzoek en 8,9 miljard voor
de ontwikkeling van defensie-capaciteiten; anders gezegd waarom is het niet tien keer
zo klein dan wel tien keer zo groot?
2
Krijgt de defensie-industrie een formele positie in het Europees Defensiefonds (EDF)?
Zo ja, welke?
3
Waarom wordt de lijst met deskundigen (die de Europese Commissie bijstaat bij de evaluatie
van voorstellen) niet openbaar gemaakt?
4
Op welke wijze vindt parlementaire goedkeuring van defensiecapaciteiten plaats en
op welk moment?
5
Waarom worden direct belanghebbenden zoals wapenbedrijven niet uitgesloten van financiering
voor het fonds?
6
Hoe wordt het bedrijfsleven door het Ministerie van Defensie betrokken bij het EDF?
7
In hoeverre overlegt het Ministerie van Defensie structureel met het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat over het EDF?
8
Wat wordt gedaan om de Nederlandse defensie-industrie te stimuleren gebruik te maken
van de nieuwe, onder dit fonds te creëren, mogelijkheden?
9
Op welke wijze wordt corruptie en belangenverstrengeling voorkomen?
10
Wie krijgt de eigendomsrechten van gesubsidieerde onderzoeksprojecten?
11
Kunt u aangeven hoe het omgaan met intellectueel eigendomsrecht de naadloze overgang
van research naar ontwikkeling van capaciteiten kan bemoeilijken?
12
Kunt u aangeven op welke wijze het EDF bijdraagt aan het creëren van een gelijk speelveld
in de Europese defensiemarkt?
13
Bent u tevreden over de resultaten van de Preparatory Action on Defence Research (PADR)
en het EU Defence Industrial Development Programme (EDIDP) afzonderlijk? Hoe kan aantoonbaar
meerwaarde worden bereikt in het samengevoegde EDF?
14
Wordt de inspanning in het EDF als antwoord op de vaststelling van een ontoereikend
investeringsniveau op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteit
tevens als een antwoord op dezelfde conclusies door de NAVO beschouwd? Acht u dit
fonds een antwoord op de behoefte van de NAVO, de EU of beide?
15
Op basis van welke criteria is besloten dat maximaal 80% van activiteiten die gericht
zijn op het testen, kwalificeren en certificeren van defensieproducten en maximaal
20% van de activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van prototypes uit het
EDF mogen worden gefinancierd?
16
Betreft het onderzoek naar zowel lethal als non-lethal defensieproducten?
17
Kunt u concrete voorbeelden noemen van «defensie-gerelateerd onderzoek»?
18
Hoe is de verdeling tussen capaciteitsontwikkeling en defensie-gerelateerd onderzoek
tot stand gekomen?
19
Op welke wijze kunnen dwarsverbanden met PESCO-projecten worden gerealiseerd? Is dat
in het kader van onderzoek of capaciteitsontwikkeling? Is het daarbij een probleem
of een voordeel dat derde landen (dus ook van buiten de EER) kunnen deelnemen aan
PESCO?
20
Uit hoeveel personen en / of bedrijven bestaat het comité dat de Europese Commissie
moet bijstaan voor beoordeling van de aanvragen? Door wie worden deze geselecteerd
en op basis van welke criteria?
21
Hoe zijn de lidstaten vertegenwoordigd in het coördinerend comité?
22
Hoe kan internationale competitie op de Europese markt bevorderd worden door middel
van samenwerking? Wat zijn met andere woorden de criteria voor Nederland om te beoordelen
dat het EDF bijdraagt aan opener en competitiever defensiemarkt?
23
Wat wordt bedoeld met de zin «Nederland zal aldus goed moeten bezien in hoeverre het
EDF zal gaan bijdragen aan het bereiken van een meer open en competitieve defensiemarkt
en of de beperkte budgetten die beschikbaar worden gesteld in het EDF de aard van
de markt daadwerkelijk zal veranderen»? Kunt u niet u al een inschatting maken of
het EDF bijdraagt aan competitiviteit of niet?
24
Hoe komt het EDF de NAVO ten goede?
25
Is het Ministerie van Defensie voldoende geëquipeerd om slim in te spelen op het EDF?
26
Hoe definieert u «volwaardig» in de zinsnede een «volwaardig defensieonderzoekprogramma»
als onderdeel van het EDF?
27
Hoe kan het EDF concreet worden «verbonden» aan initiatieven als PESCO? Aan welke
concrete koppelingen wordt gedacht?
28
Wat bedoelt u met een «pragmatische benadering» in deze context?
29
Wie moet zorgdragen voor een goede aansluiting van het onderzoeks- en ontwikkelingsonderdelen?
Wat zijn de criteria en welke functionaris is daarvoor verantwoordelijk?
30
Kunt u in concreto (aantallen en bedragen) aangeven wat de gevolgen van het vertrek
van Britse onderzoeksinstellingen en bedrijven uit de EU zijn voor de samenwerking
met Nederlandse bedrijven in gezamenlijke projecten?
31
Wat zijn de criteria van de Nederlandse regering bij het beoordelen, «scherp bezien»,
van de praktische betekenis van het afwijken van de openstelling voor landen die niet
tot de EU of EER behoren? Acht u het mogelijk dat Groot-Brittannië in zo'n positie
komt en wat is dan uw opvatting?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.