Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees parlement
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 22 oktober 2018
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorberei-dend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1. Inleiding
1
2. Inhoud van het wetsvoorstel
2
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
voor de Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het
Europees parlement. Graag willen zij de regering daarover enkele vragen stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende
Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees
parlement. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van de regering, dat zoveel
mogelijk aangesloten moet worden bij het Nederlandse kiesstelsel dat gebaseerd is
op het beginsel van evenredige vertegenwoordiging. Wel hebben deze leden nog een enkele
vraag.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over de regeling
van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees parlement
(EP). De leden kunnen zich vinden in de voorgestelde methode van toedeling van de
extra zetels als deze aan Nederland toevallen in verband met de terugtreding van het
Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) na aanvang van de zittingsperiode
van het EP. Zij lezen dat de verkiezingsuitslag dan zal worden vastgesteld op basis
van 26 zetels en de drie extra zetels op een later moment als restzetels zullen worden
aangemerkt. De leden hebben nog enkele korte vragen over de inhoud van het wetsvoorstel
zoals beschreven in de memorie van toelichting.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgeno-men van het
voorliggende wetsvoorstel en vinden het goed dat de regering met dit wetsvoorstel
zoveel mogelijk aansluit bij het op het beginsel van evenredige vertegenwoordiging
gebaseerde Nederlandse kiesstelsel. Wel hebben deze leden nog enkele vragen aan de
regering, waar zij graag een nadere toelichting op zouden ontvangen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het voorliggende wetsvoorstel
vervalt na afloop van de zittingstermijn 2019–2024 van het Europees parlement. Dit
betekent dus formeel dat ook als de verdeling van de drie extra zetels vanwege het
vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie pas in maart 2024 plaats
zal vinden, Nederland dan voor de laatste drie maanden van de zittingsperiode 2019–2024
drie extra zetels te verdelen heeft. De vraag kan dan aan de orde komen of het nog
wel zinvol is om voor zo’n korte periode drie extra zetels te verdelen, maar de voorlig-gende
wet is dan nog wel van kracht. Daarom zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd
of de regering van mening is dat er een uiterste datum in de zittingsperiode 2019–2024
is, waarop de extra zetels alsnog worden toege-kend? Graag een nadere toelichting
van de regering op het antwoord op deze vraag. Kan de regering hierbij ook ingaan
op de vraag hoe het nu in de praktijk geregeld is als een zetel vlak voor het einde
van de zittingsperiode vacant komt? Stel dat een zetel in de huidige zittingsperiode
bijvoorbeeld in maart, april of 2019 vrij komt, wordt er dan nog een nieuw lid in
de vacature benoemd of blijft zo’n zetel dan leeg tot het einde van de zittingsperiode?
Kan de regering hierbij ook aangeven hoe andere lidstaten hiermee omgaan?
Voorts zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar het antwoord op de
vraag hoe andere Europese landen die extra zetels toebedeeld kunnen krijgen bij het
uittreden van het Verenigd Koninkrijk deze extra zetels verdelen.
Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennis genomen van het voorstel
om een regeling te treffen voor de toewijzing van extra zetels die naar verwachting
aan Nederland zullen worden toegewezen als het Verenigd Koninkrijk uit de Europese
Unie stapt. Deze leden vinden het een goede zaak dat er vóór de verkiezingen een regeling
wordt getroffen. Zij hebben nog enkele vragen over dit wetsvoorstel.
2. Inhoud van het wetsvoorstel
Er is gekozen voor een aparte wet en niet voor opname van de regeling in de Kieswet.
Gelet op het karakter van deze regeling achten de leden van de VVD-fractie dat een
goede keuze.
Als de leden van de VVD-fractie het goed begrijpen is de uitwerking van het onderhavige
wetsvoorstel een andere dan de uitwerking van het wetsvoorstel dat ging over een extra
zetel voor Nederland in het Europees parlement in 2009. In 2009 bleef de kiesdeler
gehandhaafd op 25 zetels, terwijl nu voor de extra zetels wordt voorgesteld een kiesdeler
te hanteren op basis van het nieuwe aantal zetels? Hier wordt gedoeld op de situatie
dat niet al op 23 mei 2019 sprake is van 29 zetels, maar nog van 26 zetels. De leden
van de VVD-fractie vragen de regering de keuze voor de verdeling van de extra zetels
nader te motiveren.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering betoogt, dat lijsten die de
oude kiesdeler wel hebben behaald maar de nieuwe kiesdeler niet, door een drempel
van 75% van de kiesdeler te hanteren, wel in aanmerking kunnen komen voor de toewijzing
van extra zetels (MvT blz. 4). Hoe kan een lijst bij dezelfde verkiezing de oude kiesdeler
wel halen en de nieuwe niet, zo vragen deze leden. De nieuwe kiesdeler is toch altijd
lager dan de oude, als het aantal zetels wordt uitgebreid?
De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel een regeling bevat voor
de wijze waarop in dat geval wordt berekend welke lijsten in aanmerking komen voor
een extra zetel. De leden lezen dat er geen duidelijke peildatum is vastgesteld die
voorafgaat aan de dag van de stemming, waardoor tijdig zekerheid verkregen wordt op
basis van welke kiesdeler de verkiezingsuitslag vastgesteld dient te worden. De leden
vinden dat de kiezer, de kandidaten, de partijen en het centraal stembureau voorafgaand
aan de dag van de stemming duidelijkheid moeten hebben over de spelregels van het
verkiezingsproces. De Kiesraad vroeg of de regering in het geval dat er voor de geplande
datum van uittreding (29 maart 2019) op Europees niveau een besluit genomen wordt
waardoor de periode voor uittreding van het VK verlengd wordt, er zorg voor dragen
dat de uittredingsdatum niet plaatsvindt op een tijdstip tussen de dag van stemming
voor het EP en de aanvang van de zittingsperiode van het EP, maar na aanvang van de
zittingsperiode van het EP. De regering heeft hierop gereageerd door artikel 1 aan
de wet toe te voegen. Hierin is geregeld dat deze wet geldt indien de terugtrekking
van het VK uit de EU plaatsvindt in de periode tussen 23 mei 2019 en de dag van de
eerste zitting in het EP in de periode 2024–2029. Deze leden vragen aan de regering
of dit voldoende zekerheid biedt over de kiesdeler zoals de Kiesraad bedoelde? Zullen
hoe dan ook mensen geïnformeerd worden over de te volgen procedure indien het VK pas
na de EP-verkiezingen uittreedt?
Daarnaast vragen deze leden een bevestiging: indien het VK op 25 mei zou uittreden
betekent dit dat na 23 mei 2019 eerst de uitslag wordt vastgesteld op basis van 26
zetels en dan één dag later de overige 3 zetels via de in dit wetsvoorstel voorgestelde
restzetelmethode toewijzen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom
gekozen is voor een aparte wet en waarom niet gekozen is om de voorliggende wettelijke
regeling op te nemen in de Kieswet. Deze leden vragen dit specifiek omdat zij zich
kunnen voorstellen dat dit niet de laatste keer is dat het aantal zetels gedurende
een zittingsperiode zou kunnen wijzigen. Wanneer een dergelijke regeling opgenomen
zou worden in de Kieswet behoeft niet iedere keer een aparte wet ingediend te worden
bij tussentijdse wijzigingen en wordt voorkomen dat iedere keer andere afwegingen
worden gemaakt.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat in dit wetsvoorstel ervoor is geko-zen om
de uitslag van de 26 zetels te laten staan en alleen te komen tot herberekening, waarbij
de laatste drie zetels als extra restzetels worden toegekend. Deze leden vragen zich
af of een volledige herberekening van de uitslag op basis van 29 zetels niet nog meer
recht zou doen aan de verkiezingsuitslag? Daarbij is het dan uiteraard wel nodig dat
bestaande rechten van gekozenen gehandhaafd blijven. Zou een dergelijke berekening
niet het meest recht doen aan de evenredigheid van de uitslag, waarbij álle zetels
op precies dezelfde manier worden verdeeld over de partijen?
De regering kiest ervoor om de drie extra zetels als restzetels toe te kennen door
middel van het stelsel van de grootste gemiddelden. Zou dit kunnen betekenen dat partijen
die op basis van een herberekende uitslag wél in aanmerking voor een zetel zouden
komen, die zetel op grond van deze keuze voor verdeling via het stelsel van restzeteltoewijzing
niet zouden krijgen? Of is dat volledig uitgesloten?
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.