Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 056 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een wettelijke basis voor de staandehouding, overbrenging en ophouding met het oog op inbewaringstelling van Dublinclaimanten en vreemdelingen aan wie tijdens een verblijfsprocedure rechtmatig verblijf wordt toegekend
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele
aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting
zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd
bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Algemeen
Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Beoogd wordt om zeker te stellen dat
in gevallen waarin inbewaringstelling van bepaalde categorieën vreemdelingen, in het
bijzonder van Dublinclaimanten, aangewezen is, de staandehouding, overbrenging en
ophouding met het oog op de inbewaringstelling van een zo stevig mogelijke juridische
basis is voorzien. Dit om te voorkomen dat bewaring die om inhoudelijke redenen op
zichzelf gerechtvaardigd is, toch opgeheven zou moeten worden.
In sommige gevallen kan het nodig zijn een vreemdeling die een verblijfsaanvraag heeft
ingediend of die in afwachting is van overdracht aan een andere lidstaat op grond
van de Dublinverordening1 (zogeheten Dublinclaimanten) in vreemdelingenbewaring te stellen. De artikelen 59,
eerste lid, onder b, 59a en 59b van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000 bieden
een grondslag voor de bewaring van deze categorieën vreemdelingen. Om te kunnen beoordelen
of tot inbewaringstelling op grond van deze bepalingen moet worden overgegaan, kan
het nodig zijn om de vreemdeling eerst staande te houden, over te brengen naar een
plaats bestemd voor verhoor en aldaar enige tijd op te houden.
De bestaande bevoegdheden voor staandehouding, overbrenging en ophouding, zoals deze
zijn neergelegd in artikel 50 van de Vw 2000, kunnen voor deze categorieën vreemdelingen
niet worden gebruikt nu deze zien op situaties waarin een redelijk vermoeden van illegaal
verblijf aanwezig is.2 Een vreemdeling die een verblijfsaanvraag heeft ingediend verblijft doorgaans rechtmatig
in Nederland (artikel 8, onderdelen f tot en h, van de Vw 2000). Indien een vreemdeling
in afwachting is van overdracht aan een andere lidstaat op grond van de Dublinverordening
is dat steeds het geval (artikel 8, onderdeel m, van de Vw 20003).
In een recente uitspraak van de Afdeling van 2 mei 20184 heeft de Afdeling overwogen dat voor de staandehouding, overbrenging en ophouding
van rechtmatig verblijvende Dublinclaimanten uitvoeringsmaatregelen in de nationale
wetgeving mogen worden vastgesteld omdat deze geboden kunnen zijn ter uitoefening
van in de Dublinverordening verleende bevoegdheden. Het standpunt dat de Dublinverordening
daarvoor geen grondslag biedt is door de Afdeling verworpen. Dit wetsvoorstel geeft
uitvoering aan deze uitspraak. Volledigheidshalve gaat de nieuwe wettelijke grondslag
ook gelden voor vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben in afwachting van een
beslissing op een verblijfsaanvraag. In het bijzonder kan worden gedacht aan staandehouding,
overbrenging en ophouding ten behoeve van inbewaringstelling van asielzoekers. Volledigheidshalve
wordt erop gewezen dat door deze wijziging geen aanvullende grondslag voor vreemdelingenbewaring
wordt geboden. De basis daarvoor blijven de criteria die zijn neergelegd in de Dublinverordening,
de Opvangrichtlijn5 en de Nederlandse wet en regelgeving, voor wat betreft de toepassing van artikel
59, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000.
Spoedige inwerkingtreding van deze wet is wenselijk om zo snel mogelijk duidelijkheid
te bieden over de juridische basis voor staandehouding, overbrenging en ophouding
met het oog op de inbewaringstelling van de bedoelde categorieën vreemdelingen. Gelet
hierop is dit wetsvoorstel niet in (internet)consultatie gebracht.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A
Het nieuwe artikel 50a, eerste lid, van de Vw 2000 voorziet in een grondslag voor
ophouding, overbrenging en staandehouding van vreemdelingen die in afwachting van
de beslissing op een verblijfsaanvraag rechtmatig verblijf hebben. Het gaat dan, kort
gezegd, om vreemdelingen die:
– in afwachting zijn van een beslissing op een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde of onbepaalde tijd (artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw
2000);
– in afwachting zijn van een beslissing op een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning
asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig
ingezetenen (artikel 8, aanhef en onder g, van de Vw 2000);
– in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift (artikel
8, aanhef en onder h, van de Vw 2000), of
– in afwachting zijn van de feitelijke overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat
in de zin van de Dublinverordening (artikel 8, aanhef en onder m, van de Vw 2000).
De ophouding duurt ten hoogste zes uren, met dien verstande dat de tijd tussen middernacht
en negen uur voormiddags niet wordt meegerekend.
Het tweede en derde lid komen overeen met het vijfde en zesde lid van artikel 50.
Toepassing van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden zal bij de in artikel 50a
bedoelde categorieën vreemdelingen veel minder vaak aan de orde zijn dan bij toepassing
van artikel 50 maar kan niet geheel worden uitgesloten. Bij een staandehouding kunnen
documenten worden aangetroffen die de vaststelling van de identiteit van de betrokkene
versterken of juist aantonen dat deze onjuist is.
Onderdelen B en C
In de artikelen 77, tweede lid, en 93, eerste lid, is een verwijzing naar artikel
50a, eerste lid, ingevoegd, waardoor ook tegen deze vorm van ophouding beroep open
staat bij de vreemdelingenrechter.
Artikel II
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die de samenloop regelen tussen het bij koninklijke
boodschap van 30 september 2015 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking
tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring,
34 309) en het onderhavige wetsvoorstel.
In de wet terugkeer en vreemdelingenbewaring wordt de termijn voor ophouding op grond
van artikel 50 van de Vw 2000 verlengd van (ten hoogste) zes naar (ten hoogste) negen
uur om de politie en KMar beter in staat te stellen een zorgvuldige afweging te maken
in de oplegging van vreemdelingenbewaring dan wel het aanwenden van lichtere toezichtmaatregelen.6 Omdat deze belangen ook aan de orde zijn bij de inbewaringstelling van de in dit
wetsvoorstel bedoelde categorieën vreemdelingen en het voorts onwenselijk is dat voor
verschillende categorieën vreemdelingen verschillende termijnen van ophouding gaan
gelden, wordt geregeld dat na inwerkingtreding van de wet terugkeer en vreemdelingenbewaring
de termijn in artikel 50a eveneens op (ten hoogste) negen uur wordt gesteld.
Artikel III
Spoedige inwerkingtreding van deze wet is wenselijk om zo snel mogelijk duidelijkheid
te bieden over de juridische basis voor staandehouding, overbrenging en ophouding
met het oog op de inbewaringstelling van de bedoelde categorieën vreemdelingen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.