Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 7 april 2025, over de Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
36 668 Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
Nr. 14
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 19 mei 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 april 2025 overleg gevoerd met de heer
Van Oostenbruggen, Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren
van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur
aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en
de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering
van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie-
of toezichtstaken) (Kamerstuk 36 668).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Haage
Griffier: Lips
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van Eijk, Haage en Six Dijkstra,
en de heer Van Oostenbruggen, Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Hartelijk welkom. Goedemiddag. U bent bij de vaste commissie voor Financiën. Welkom
aan alle leden. Welkom aan de Staatssecretaris van Financiën, de heer Van Oostenbruggen.
Welkom aan de ambtenaar die hem ondersteunt. Het publiek is er vandaag geloof ik digitaal
bij. We zijn er vandaag voor het wetgevingsoverleg, waarvoor we de tijd hebben van
13.30 uur tot 17.30 uur. Het gaat over de Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering
politie- of toezichtstaken. Dit verzoek is ingediend op 11 december 2024. Het gaat
over de wijziging van de Algemene douanewet en heeft betrekking tot het creëren van
een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan
de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de
Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering
van politie- of toezichtstaken, oftewel de Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering
politie- of toezichtstaken (36 668).
Welkom ook aan de fracties van de VVD en NSC. Misschien loopt zo meteen de PVV-fractie
ook nog binnen. Ik moet even spieken. U heeft indicatieve spreektijden opgegeven van
vijf minuten en vier minuten. Ik ben, behalve uw voorzitter bij afwezigheid van de
vaste voorzitters, zelf ook spreker. Ik stel voor dat we in beginsel starten met een
maximum van vier interrupties, maar dat moet goedkomen, denk ik. Over dit voorstel
wordt in ieder geval stemming verwacht op dinsdag 15 april. Er zijn reeds drie amendementen
ingediend, die vandaag ook nog meteen gewijzigd zijn. Dat heeft niet veel om het lijf;
met name het aantal indieners is veranderd. De rest zullen de indieners zelf toelichten;
het zijn de amendementen op de stukken nrs. 10, 11 en 12 geworden. Tevens is het,
omdat het een wetgevingsoverleg is, mogelijk om moties in te dienen. Dat kan in de
tweede termijn.
Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Six Dijkstra van NSC. Gaat uw gang.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag behandelen we de Wet gegevensverstrekking douane voor
uitvoering politie- of toezichtstaken. Ik zeg alvast eerlijk tegen de Staatssecretaris
dat steun van mijn fractie voor deze wet op dit moment nog geen gegeven is. Dat is
niet omdat wij niet vinden dat de Douane en de politie geen gegevens zouden moeten
mogen uitwisselen – wij denken dat dit zeer belangrijk is in het kader van de opsporing
– maar omdat wij de noodzaak van het aparte wettelijke kader ten opzichte van bestaande
mogelijkheden nog onvoldoende onderbouwd achten.
Als het gaat om algemene gegevens, dan begrijpen we wel waarom deze wet dit beoogt.
We snappen dat autoriteiten onderling informatie moeten kunnen uitwisselen over bijvoorbeeld
toeleveranciers van grondstoffen die gebruikt kunnen worden in de productie van synthetische
drugs, en dat je daar een goede grondslag voor moet hebben. Wat dat betreft zien we
ook weinig bezwaren. Onze twijfels liggen op dit moment nog specifiek bij de grondslag
die gecreëerd wordt voor het verstrekken van gegevens over individuele gevallen en
natuurlijke personen. We hopen natuurlijk dat de Staatssecretaris nader kan toelichten
waarom die noodzaak er is. Mijn fractie heeft daarover een groot aantal vragen gesteld
in een eerdere termijn, en helaas moet ik constateren dat de beantwoording door het
kabinet lang niet alle bedenkingen tegen dit wetsvoorstel wegneemt, en juist een aantal
nieuwe vragen oproept.
De kern van het wetsvoorstel is namelijk dat er geen redelijk vermoeden van een strafbaar
feit meer nodig is om het beroepsgeheim van de Douane te doorbreken en informatie
door te zetten naar bijvoorbeeld de politie, de KMar of de FIOD. Maar als dit redelijk
vermoeden van een strafbaar feit er wel is, mag die informatie nu al doorgegeven worden.
Dat «redelijk vermoeden van een strafbaar feit» is namelijk al een relatief lichte
toets. Een minimale aanleiding kan al reden zijn voor een vermoeden en dus voor het
delen van informatie. Een zeer lage ondergrens voor de inbreuk op de privacy wordt
dus eigenlijk vervangen door een nóg lagere ondergrens. Het kabinet geeft in de nota
naar aanleiding van het verslag, hoewel wij hier nadrukkelijk naar gevraagd hebben,
geen duidelijke voorbeelden van situaties waarin de Douane bij de huidige wetgeving
onnodig belemmerd zou worden in deze gegevensdeling. Voor voorbeelden wordt verwezen
naar de memorie van toelichting.
Deze voorbeelden zijn niet erg overtuigend, zeg ik in de richting van de Staatssecretaris.
Zo wordt gesproken over een man die met militaire kleding onderweg is naar het Midden-Oosten,
maar die zelf geen militair is. Een douaneambtenaar kan nu al aan deze persoon een
simpele vraag stellen over wat hiervan de bedoeling is. Op basis van het antwoord
kan deze een redelijk vermoeden van een strafbaar feit vaststellen. Een ander voorbeeld
is een douaneambtenaar die het gevoel heeft gevolgd te worden. In principe kan een
douaneambtenaar dan echter gewoon net als iedereen een signalering van een verdachte
of onveilige situatie doorgeven aan de politie. Dat is geen opschorting van het beroepsgeheim.
Daarom wil ik de Staatssecretaris nadrukkelijk vragen om uitgebreid te beargumenteren
waarom in de aangeleverde voorbeelden de bestaande grondslag niet volstaat. Welke
gegevens kan de Douane nu over individuele gevallen niet uitwisselen met de politie
waar dat wel noodzakelijk is? Waar hebben we het dan over? Kan hij met overtuigende
voorbeelden komen? Wanneer is in die individuele gevallen de huidige lat van «redelijk
vermoeden van een strafbaar feit» te hoog, en waarom? Ik til hier zwaar aan, wil ik
nogmaals benadrukken.
Het kan zeker gerechtvaardigd zijn om het recht op de persoonlijke levenssfeer van
individuen op te schorten als dat de veiligheid ten goede komt – dat geloven wij ook
– maar dat moet wel subsidiair zijn. Ik heb samen met mevrouw Haage van GroenLinks-PvdA
twee amendementen ingediend. Beide hebben tot doel dat, voor deze wettelijke bepaling
gebruikt zal worden, wij als Kamer inzicht verkrijgen in hoe deze in de praktijk vorm
zal krijgen. Er is ook nog een derde ingediend, medeondertekend door mij; die zal
mevrouw Haage ongetwijfeld gaan toelichten. Het eerste amendement ziet op een voorhangprocedure
voor de algemene maatregelen van bestuur die worden opgesteld naar aanleiding van
deze wet voor de eisen rondom gegevensdeling. De tweede ziet op een jaarlijkse monitoring
van het soort gegevens dat met de onder deze wet gecreëerde grondslag wordt gedeeld,
tot de wetsevaluatie na vijf jaar.
Voorzitter. Ik rond af. Ik hoop dat de Staatssecretaris nader in kan gaan op de aarzelingen
die ik in mijn inbreng naar voren heb gebracht. Het liefst wil mijn fractie natuurlijk
de politie en de Douane helpen bij hun taakuitvoering en het veilig houden van Nederland.
Hierbij willen we er echter wel van overtuigd zijn dat dit wetsvoorstel een daadwerkelijke
verbetering is voor de handhaving en voor burgers ten opzichte van de huidige situatie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Six Dijkstra. Dan gaan we over naar mevrouw Van Eijk van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. We zien dat de georganiseerde misdaad zich steeds meer in
onze samenleving heeft genesteld. Criminelen smokkelen drugs via onze havens, zetten
drugslabs op in onze woonwijken en wassen geld wit via onze financiële sector. Criminelen
zijn op verschillende plekken actief en moeten op al die plekken keihard worden bestreden.
Een krachtige aanpak van ondermijnende criminaliteit is daarom absolute noodzaak.
Het kan dan niet zo zijn dat die aanpak niet effectief is omdat de Douane bijvoorbeeld
geen gegevens mag delen met de politie of de FIOD. De verstoring van criminele netwerken
mag niet worden gehinderd door te veel terughoudendheid met het delen van gegevens
van verdachten of mogelijke verdachten van misdrijven. De VVD ziet de Wet gegevensverstrekking
douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken als een essentieel middel om criminelen
een stap voor te blijven.
Voorzitter. De wet maakt een effectievere bestrijding van georganiseerde criminaliteit
mogelijk. Ondermijnende criminaliteit, zoals drugssmokkel, witwassen en illegale handel,
is vaak grensoverschrijdend georganiseerd. Douanegegevens bevatten cruciale informatie
over goederenstromen, vervoersbewegingen en handelsstromen. Door deze te delen kunnen
opsporingsdiensten patronen herkennen en netwerken blootleggen. De wet leidt bovendien
tot een verbeterde informatiepositie en maakt snellere interventie mogelijk. Douanegegevens
bieden realtime of vroegtijdige signalen over verdachte zendingen of transacties.
Door deze informatie te delen kunnen de betrokken diensten sneller optreden, waardoor
criminele activiteiten in een vroeg stadium kunnen worden onderschept of verstoord.
Als de Douane informatie niet kan delen, zoals nu soms het geval is, ontstaat er fragmentatie
in de aanpak. Criminelen maken hier misbruik van door informatiegaten te benutten.
Samenwerking en informatie-uitwisseling bevorderen een integrale aanpak en voorkomen
dat waardevolle informatie verloren gaat.
Ten slotte. Publieke middelen worden zo efficiënter gebruikt. Dat is niet onbelangrijk
in tijden van schaarste van mensen en middelen. Door samenwerking en gegevensdeling
hoeven diensten geen dubbel werk te doen en kunnen middelen doelgericht worden ingezet.
Dit verhoogt de effectiviteit en de efficiency van de gezamenlijke strijd tegen ondermijnende
criminaliteit.
Voorzitter. De VVD is positief over dit wetsvoorstel waarin een wettelijke grondslag
wordt gecreëerd die de Douane in staat stelt om in een vroeg stadium gegevens te delen
met opsporingsdiensten. Het is een belangrijk punt in ons verkiezingsprogramma en
in het hoofdlijnenakkoord. Het is dus heel fijn dat we deze wet vandaag eindelijk
behandelen. Ik heb verder geen vragen.
De voorzitter:
Dan vraag ik mijn collega Six Dijkstra om de voorzittershamer even over te nemen zodat
ik ook mijn eigen inbreng kan doen.
Voorzitter: Six Dijkstra
De voorzitter:
Zeker. Dan is bij dezen het woord aan mevrouw Haage namens de fractie van GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Ondermijnende criminaliteit heeft een enorm negatieve invloed op onze
samenleving en ook de Douane speelt een belangrijke rol bij het tegengaan van deze
vorm van criminaliteit. Denk alleen aan de tonnen drugsvangsten in de haven van Rotterdam.
We vragen nogal wat van onze douaniers, want de druk van de georganiseerde misdaad
raakt hen persoonlijk. Je moet behoorlijk sterk in je schoenen staan om die druk te
kunnen weerstaan. Waar medewerkers zelfs tot aan huis worden gevolgd en samen met
hun gezin worden bedreigd, is ons er alles aan gelegen om hen goed te beschermen.
Het zal je immers maar gezegd worden door een crimineel aan je deur dat die weet waar
je kinderen naar school gaan of dat je schulden hebt.
Douaniers moeten niet alleen sterk in hun schoenen staan, ze hebben ook te maken met
een geheimhoudingsplicht. Dat heeft goede redenen. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen
dat de gegevens die ze verplicht aan de Douane moeten leveren, uitsluitend worden
gebruikt voor naleving van douanewetgeving. Tegelijk zijn er goede redenen om af te
kunnen wijken van het beroepsgeheim. Zo kan de informatie voor politie of Koninklijke
Marechaussee leiden naar drugshandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel en ernstige
fraude.
In de tijd dat ik zelf voor de Zeehavenpolitie in Rotterdam werkte, verloor ik mijn
naïviteit over dit onderwerp. Boodschappentassen vol cash om mensen om te kopen, cokesmokkel
tussen tropisch fruit, jonge jongens met zware wapens. De lelijkste kant van criminaliteit
is daar te zien. Ik kan sindsdien geen banaan meer eten zonder even aan die dagelijkse
rauwe werkelijkheid te denken. De overheid moet zich hiertegen weren en mensen beschermen.
GroenLinks-PvdA steunt dan ook de bedoeling van deze wet. Wij snappen dat het noodzakelijk
kan zijn om de Douane al in de toezichtsfase de mogelijkheid te geven om gegevens
te verstrekken om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Op dit moment duurt het
vorderen van gegevens langer dan een verdachte container nodig heeft om in de haven
aan te komen.
We hebben wel enkele vragen en opmerkingen bij dit voorstel. Mensen die in de haven
van Rotterdam werken, weten dat zij ernstig bedreigd en afgeperst kunnen worden. Dit
heeft rampzalige gevolgen voor de samenleving, omdat het medewerkers van de haven
onder druk zet om ofwel mee te werken aan criminele activiteiten, ofwel hen haast
ertoe dwingt om ontslag te namen. Dit is funest voor het goede werk dat zij doen en
dat gedaan moet worden in de haven en op andere plekken in dit land. Biedt deze wet
volgens de Staatssecretaris voldoende mogelijkheden om de bescherming van het douanepersoneel
te verbeteren? Kan het personeel dat gebruikmaakt van de mogelijkheid om gegevens
over individuele gevallen te delen met de politie of de KMar, indien er sprake is
van gevaar voor de persoonlijke veiligheid van betrokken ambtenaar of zijn omgeving,
ervan op aan dat dit op een veilige manier gebeurt en dat er geen negatieve gevolgen
zijn voor de ambtenaar als gevolg van het delen van deze gegevens? Hoe wil de Staatssecretaris
daarvoor zorgen?
Voorzitter. Dan ben ik beland bij mijn tweede punt. Het voorstel biedt de mogelijkheid
om bulkinformatie te delen in de toezichtsfase. Helaas weten we echter uit het recente
en minder recente verleden dat er veel fout kan gaan bij het delen van dit soort gegevens.
Zelfs als het niet de bedoeling is, kan er toch sprake zijn van discriminatie. Denk
bijvoorbeeld aan wat er gebeurde met de DUO-controles. Daarom heeft GroenLinks-PvdA
een amendement ingebracht, samen met NSC, en daarom steunen wij ook de amendementen
die door NSC zijn ingediend.
Het amendement van onszelf betreft een waarborg om in de algemene maatregel van bestuur
tevens nadere regels op te stellen over het tegengaan van discriminatie bij het verstrekken
van gegevens. Wij willen nieuwe schandalen voorkomen en willen dit daarom expliciet
opgenomen zien worden in de algemene maatregel van bestuur. Zo maken we ons zorgen
over het verstrekken van gegevens waarbij nationaliteit of etniciteit een criterium
is op basis waarvan het verzoek wordt gedaan. Dit gaat nadrukkelijk wel over natuurlijke
personen.
Het amendement van NSC voorziet in een voorhangprocedure voor de AMvB. GroenLinks-PvdA
vindt het vanuit het oogpunt van de controlefunctie van de Kamer van belang dat wij
ook iets te zeggen hebben over de manier waarop de nadere regels in de AMvB worden
vormgegeven, juist ook om ongewenste effecten tegen te gaan. Met het tweede amendement
van NSC kunnen we dat tot de evaluatie over vijf jaar monitoren. We horen graag ook
de appreciatie van de Staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Haage. Ik geef bij dezen de voorzittershamer aan u terug.
Voorzitter: Haage
De voorzitter:
Ik kijk ik even naar de bewindspersoon aan mijn rechterzijde. We schorsen voor een
halfuurtje.
De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug allemaal voor de beantwoording van de Staatssecretaris in de eerste termijn.
Daarbij moet ik vermelden dat hij hulp heeft gehad van een hele bijzondere ambtelijke
ondersteuner. Welkom, Berend, stagiair voor een dag. Wil je misschien heel kort nog
wat zeggen? Nee? Oké, dat laten we dan even zo. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Voorzitter, dank u wel. Vandaag bespreken we een voor ons – daarmee bedoel ik de Douane
– belangrijk wetsvoorstel, de Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie-
of toezichtstaken. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de Douane gegevens mag delen
met de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en
de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst. Ik zal die laatste twee aanduiden als
de FIU en de FIOD.
Nieuw in dit wetsvoorstel is dat de Douane ook informatie mag verstrekken die onder
het beroepsgeheim valt, zonder dat er al een concreet strafbaar feit wordt vermoed.
Om maar direct een klein punt te maken: de drempel voor een strafbaar feit ligt in
Nederland voldoende hoog, waardoor onze douaniers op dit moment niet alles kunnen
melden wat ze zouden willen melden of waarvan ze zelf denken dat ze het zouden moeten
melden. Op dit moment mag de Douane dit alleen in hele specifieke gevallen doen: als
er een vermoeden is van een strafbaar feit, op de vordering van de officier van justitie
in een opsporingsonderzoek en binnen bepaalde samenwerkingsverbanden waaraan de Douane
deelneemt. In de praktijk blijkt dat er daarnaast nog enkele situaties zijn waarin
het delen van gegevens van belang kan zijn, soms zelfs van levensbelang. Denk hierbij
aan de politie die wil weten welke bedrijven bepaalde grondstoffen hebben ingevoerd
in een specifieke regio. We hebben casussen waarbij wij zien dat in een regio na verloop
van tijd door bijvoorbeeld stoffenhandelaren de hoeveelheid aceton, een belangrijk
goedje bij het versnijden van cocaïne, ineens wordt verdrievoudigd, waarbij de handelaren
zelf gewoon een vergunning hebben om dit soort materiaal, dit soort stoffen, te hebben.
Het feit dat dit in een regio in korte tijd verdrievoudigt, is op zichzelf niet een
strafbaar feit en ook geen vermoeden van, maar het is wel iets wat ernstig tot nadenken
strekt.
Of neem een ander voorbeeld, waarbij de politie een auto ziet met mensen die zich
verdacht gedragen bij een luchthaven of haventerrein en bijvoorbeeld wil weten of
de Douane deze auto eerder heeft opgemerkt tijdens controles. Bij het simpelweg zien
van een kenteken is er geen sprake van een strafbaar feit, maar het zijn de douaniers
die op een gegeven moment in hun hoofd toch de link leggen en denken: hé, deze auto
heb ik volgens mij al eerder gezien, en trouwens, er staat hier een Opel Corsa en
mijn collega had het vorige week ook al over een Opel Corsa; ik geef dit toch even
door aan het hoofdkantoor. Het hoofdkantoor ziet dan dat het inderdaad de vijfde keer
is. Het kan natuurlijk zo zijn dat dat iemand met een buitenechtelijke relatie is
die zich wil verbergen, maar het kan ook zo zijn dat het niet in orde is. Dit niet-strafbare
feit, namelijk het posten bij een Douanekantoor, kan dan doorgegeven worden aan bijvoorbeeld
de politie. De politie kan dat over andere data heen leggen. Dan blijkt misschien
wel dat datzelfde kenteken bijvoorbeeld ook bij coffeeshops en bij de luchthaven is
gesignaleerd. Het feit dat dat samen te zien is, maakt dat dit waardevolle informatie
kan zijn en er wellicht ook voor kan zorgen dat er ingegrepen wordt voordat het kalf
verdrinkt. Dit wetsvoorstel vult precies die restcategorie op en zorgt ervoor dat
de relevante informatie tijdig beschikbaar komt voor de juiste instanties.
Dat neemt niet weg dat het delen van gegevens altijd zorgvuldig moet gebeuren, vooral
omdat het in sommige gevallen toch kan gaan om privacygevoelige informatie. Dit wetsvoorstel
bevat daarom strikte waarborgen om de privacy te beschermen. Gegevensdeling mag alleen
plaatsvinden als dit noodzakelijk is voor de strikt omschreven taak van de ontvangende
instantie en als die taak voldoende belangrijk is om de inbreuk op de privacy te rechtvaardigen.
Waar mogelijk worden gegevens geanonimiseerd om de impact op de privacy te minimaliseren.
Daar wil ik even op ingaan. Anonimiseren an sich is natuurlijk prachtig. Je zou je
kunnen afvragen waarom we dat niet altijd doen. Maar ja, kentekens moet je natuurlijk
niet anonimiseren, omdat dat nou net gegevens zijn waar je wél wat mee kan. Maar voor
de rest wordt het geanonimiseerd, bijvoorbeeld als we het hebben over leveringen van
aceton. Stel dat de politie zegt: dit is interessant; hier willen verder onderzoek
naar doen. Dan kunnen ze altijd teruggaan, om met de verdenking van een strafbaar
feit de feitelijke persoonsgegevens die behoren bij die zendingen aceton, op te vragen.
Dan kunnen ze kijken om welke leveranciers het gaat in die regio.
De uitwisseling van gegevens wordt overigens ook goed gedocumenteerd. Daarnaast houdt
de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht op de naleving van deze privacyregels. Dat
is niet geheel onbelangrijk.
Hier wil ik nog even een laatste bullet aan toevoegen. Het gaat hier louter om persoonsgegevens,
niet om bijzondere persoonsgegevens, zoals bijvoorbeeld strafrechtelijke of medische
gegevens. De Douane heeft sowieso vrij weinig bijzondere gegevens te verwerken. Het
gaat vooral om de gegevens van een bepaalde zending of, bijvoorbeeld, een kenteken
van een auto die zich wel heel vaak heel verdacht ophoudt in de buurt van de scantunnel.
Kortom, dit wetsvoorstel helpt Nederland om sneller, gerichter en effectiever op te
treden tegen criminaliteit en fraude. We proberen zo veel mogelijk om goed om te gaan
met privacy. Tegelijkertijd zal je wel iets moeten delen als je dit soort gegevens
wil doorgeven.
De persoonlijke opmerking die ik daarbij had, was: maar als je iets gek vindt, kan
je toch altijd even de politie bellen? Dat kan dus niet. Ja, het kan wel als je een
enkelvoudig strafbaar feit waarneemt. Maar stel dat een douanier in een loods loopt,
waar hij hele gekke dingen ziet die op zichzelf niet strafbaar zijn. Ik noem eens
wat: 30 stapelbedden die in een loods staan. Dat is toch gek. Er zijn weinig stapelbedden
die overduidelijk beslapen zijn. Ik hoop dat ik het zo goed zeg. Deze douanier valt
dan onder de beroepsgeheimhouding voor douaniers. Hij mag deze gegevens dus ook niet
doorgeven. Dat terwijl hij misschien wel heel graag even zou willen doorgeven aan
bijvoorbeeld de politie: ik ben net in een loods geweest met allemaal kratten met
appels, waar ook 30 stapelbedden stonden. Die informatie zullen ze nu niet delen,
vanwege het feit dat die onder het beroepsgeheim valt. Ze zijn daar namelijk aanwezig
in de uitoefening van hun functie. Overigens valt op het schenden van beroepsgeheim
een stevige straf, zeker als je aan de verkeerde kant van het strafbaar feit staat,
namelijk in het geval van een niet-strafbaar feit. Het gaat om een forse geldboete
en volgens mij zelfs eventueel een celstraf van een jaar. Dat maakt ook dat mensen
denken: dan melden we het wel effe niet. Douaniers zeggen dat dat niet goed voelt.
Ze willen dat graag kunnen, met respect voor privacy.
Tenzij iemand daar een vraag over heeft, kom ik op de vragen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank aan de Staatssecretaris voor deze uitgebreide toelichting. Dat waardeer ik oprecht.
Als we het hebben over dit soort algemene observaties, snap ik inderdaad helemaal
waar deze wet heen wil. Er worden in de memorie van toelichting echter ook een aantal
zaken geschetst die gaan om individuele, natuurlijke personen en het delen van gegevens.
Het gaat bijvoorbeeld om de vraag of de Douane al dan niet melding mag maken van iemand
die met militaire kleding afreist naar een bepaald land in het Midden-Oosten. Ik zou
zeggen dat je dan vrij snel komt bij het vermoeden van een strafbaar feit. Dat zou
je als douanier willen melden aan de politie. Die voorbeelden uit de memorie van toelichting
vind ik eigenlijk onduidelijk. Ik vraag me daarbij af waarom er een aanvullende grondslag
voor nodig is. Ligt de lat van vermoeden volgens de Staatssecretaris dan zo hoog dat
er echt nog handelingsverlegenheid zit? Of kan het onder de huidige wetgeving eigenlijk
al wel? Daar zit mijn vraag ’m in.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Het voorbeeld van een uniform naar het Midden-Oosten hebben we besproken.
Ik moet zeggen dat dat inderdaad misschien niet het meest duidelijke voorbeeld was.
Gaandeweg, toen we het er in de voorbereiding van dit wetgevingsoverleg over hadden,
hebben we ’m ook omgedraaid. Feitelijk betekent dat dezelfde situatie. Stel dat iemand
met een uniform vanuit het Midden-Oosten hierheen komt, bijvoorbeeld begin februari,
om carnaval te vieren in het zuiden van het land. Dat is an sich geen strafbaar feit.
Het is niet strafbaar om met een uniform in een tas te reizen. Tegelijkertijd kun
je daar wel vraagtekens bij zetten. Als je als douanier denkt «ik weet het niet precies»,
dan zou je het dus kunnen doorgeven. Als dan ineens uit meldingen blijkt dat een heel
aantal mensen «toevallig» met een uniform in de tas op dezelfde dag binnenkomt, dan
is dat misschien met andere zaken te combineren tot iets waarvan je zegt: dit is fout.
Het kan dan voor een enkelvoudige douanier niet vast te stellen zijn dat het fout
is, maar het kan wel wenkbrauwen doen fronsen.
De voorzitter:
Voldoende beantwoord? Ja? Oké. Dan geef ik graag het woord weer aan de Staatssecretaris
voor het vervolg.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik moet zeggen dat mijn inleiding heel erg te maken heeft met de vraag waarom we dit
doen. Eigenlijk gingen de vragen over hetzelfde: waarom doen we dit? Ik heb hier nu
de vraag van de heer Six Dijkstra voor me over «redelijk vermoeden van een strafbaar
feit» en «zeer lage ondergrenzen». Dat hebben we eigenlijk net besproken. Het is wel
belangrijk dat die drempel voor een strafbaar feit best hoog ligt, zeker met het oog
op knullige vaststellingen. Maar vier knullige vaststellingen zijn misschien samen
wel voldoende om dat dan toch door te geven, al dan niet via het hoofdkantoor, waar
dat soort dingen gemeld worden. Ik moet wel zeggen dat we juist die grote criminaliteit
uiteindelijk willen aanpakken met het delen van die goederen- en gegevensstromen.
Het is juist de FIU die de fenomeenanalyses kan doen. Uiteindelijk moeten ze ook wel
weer de stap terug kunnen maken: welke bedrijven zijn dat? Die afweging zit erin.
Ik denk dat we heel erg zorgvuldig hebben geprobeerd om privacy en de wens van de
douaniers te wegen. Dan kom je hierop uit. We wilden er geen «sleepnet» van maken,
om maar even een term te gebruiken.
De voorzitter:
Dat roept meteen een vraag op bij de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Nogmaals, het is op zich helder wat de Staatssecretaris zegt. Dat begrijp ik heel
goed. Maar waar mijn vragen rondom deze wet vandaan komen, heeft ook te maken met
het feit dat in de wet opgenomen staat dat het ook gaat om informatie delen over misdrijven
waarop een maximumstraf staat van vier jaar of meer. Ik begrijp de Staatssecretaris
heel goed. Hij zegt dat losse, individuele indicaties – hij noemt het «knullige vaststellingen»
– bij elkaar misschien wel een verdacht plaatje kunnen genereren. Maar dat zijn dan
misschien juist die indicaties waarvan je nog moeilijk kan vaststellen over welk delict
het gaat, je moeilijk kan aangeven wat er gebeurt en die moeilijk tastbaar zijn. In
de memorie van toelichting wordt het voorbeeld aangehaald van een douanier die zich
achtervolgd voelt. Achtervolgen is niet per se een delict waar vier jaar op staat,
maar je kan natuurlijk denken dat ze misschien nog andere dingen willen gaan doen.
Dan vraag ik me wel af waarom het op die manier is omschreven. Ik snap heel goed dat
je indicaties wil kunnen delen omdat je verdere duiding wil. Maar hoe meet zich dat
dan ten opzichte van bijvoorbeeld die vier jaar die nu in het wetsvoorstel staat?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Die vier jaar is gekozen als een – ik zou bijna zeggen – undisputable grens; daarboven
zit je per definitie fout. Het gaat erom dat je bij hele lichte vergrijpen niet ineens
heel erg veel gegevens gaat delen. Het is echt de weging: wanneer wordt het zwaarwegend
belang – dat is goed ingekaderd door het EVRM – ingehaald door het vermoeden van een
strafbaar feit? Ik zal een heel knullig voorbeeldje geven. Iets wat in de productie
van pillen – van xtc en van alle varianten die daarachteraan zijn gekomen – een heel
hot item is, is het markeringsteken dat erop staat. Dat klinkt misschien een beetje
suf, maar daarvoor heb je een heel specialistisch stempeltje nodig. Zo'n stempeltje
kun je dus zomaar aantreffen in bagage. Het zijn precies dat soort zaken die je nu,
onder het beroepsgeheim, echt niet zou doorgeven, terwijl je ook zou kunnen denken:
ach, een stempeltje, ik geef het gewoon door aan de politie. De politie houdt een
lijst bij van alle stempeltjes die momenteel gebruikt worden voor pillen. Ze weten
dat pillen gestempeld worden. Dat weet u ook wel door wat er in de media te zien is
aan verhalen. Als ze een stempeltje zien dat ook voorkomt op de lijsten die de politie
bijhoudt, dan willen ze op een gegeven moment ook wel weten wie dat in zijn handbagage
had, en dan moet je weer teruggaan. Het gaat om die wisselwerking, waarbij je uiteindelijk
moet beslissen waar je achteraan gaat en waar je niet achteraan gaat. De Douane is
niet bepaald een opsporingsinstantie en zeker geen opsporingsinstantie die achter
vergrijpen aangaat waarvoor je een paar weken cel kunt krijgen. Tegelijkertijd zijn
zij wel de ogen en oren in het veld, die soms dingen zien die heel goed een puzzelstukje
kunnen zijn in het werk van de FIU, de FIOD en de politie.
Dan een vraag van mevrouw Haage: hoe wordt de veiligheid van het Douanepersoneel gewaarborgd
bij het delen van informatie met opsporingsdiensten? Voor mij heeft het absolute prioriteit
dat iedereen die bij de Douane werkt optimaal is toegerust om veilig te kunnen werken.
Ik zet even een punt; ik lees zo verder. We hebben namelijk echt al wel wat meegemaakt
bij de Douane. Wij staan op dat haventerrein met alle uithalerproblematiek die daarbij
hoort. Het is inmiddels zover dat de douaniers die daadwerkelijk op bezoek gaan, zich
met een nummer identificeren en niet meer een naam op hun uniform dragen. Dat doen
we voor de veiligheid. Dat is niet omdat we denken «och, iets met privacy» of omdat
we bang zijn dat er iets geks gaat gebeuren. Nee, er zijn al gekke dingen gebeurd.
Om die reden zijn we in alle facetten van onze organisatie bezig om ervoor te zorgen
dat de Douane veilig is. Wanneer een Douanemedewerker een gevoel van onveiligheid
ervaart in relatie tot het werk, zijn er verschillende mogelijkheden om dit te melden,
bijvoorbeeld via een meldpunt binnen, maar ook buiten de Douane. Heb je hulp nodig,
ga dan naar een leidinggevende! Ook in teamverband wordt daar veel over gesproken.
Ik was vorige week bij de Douane en heb met een tweetal groepen van vijf douaniers ...
De voorzitter:
Er is iets met de klimaatbeheersing. We stijgen op. Gaat u door.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
We krijgen frisse lucht. Ik heb gesproken met twee groepen van vijf douaniers die
ook met elkaar spreken. Zij stellen elkaar vragen: hoe gaat het nou en heb je weleens ...
Dan zijn er dus ook douaniers die zeggen: ik ga weleens naar een loods waar ik dan
als dame alleen sta, terwijl er mensen op mij afkomen; het is heel fijn om dat soort
situaties te kunnen bespreken in het team. Ik moet erbij zeggen dat er natuurlijk
verschillende vormen van onveiligheid zijn. We doen er alles aan om de Douanemedewerkers
veilig te houden. Op basis van feiten, omstandigheden en de mogelijk daarmee samenhangende
risico's wordt bepaald of er maatregelen moeten worden getroffen. De mogelijkheden
variëren van onder andere kwetsbaarheidsgesprekken tot het treffen van concrete beveiligingsmaatregelen.
Dat waren volgens mij de vragen. Dan wil ik doorgaan naar de amendementen. We hebben
er drie.
Ik begin met het amendement op stuk nr. 10. Ik zeg het nummer er even bij, zodat iedereen
het eens is over het nummer, want er zijn nogal wat nummers gewijzigd, omdat de amendementen
ook gewijzigd zijn. Het amendement op stuk nr. 10 van de heer Six Dijkstra en mevrouw
Haage gaat over de verplichting tot het doorlopen van de voorhangprocedure voor de
AMvB. Inhoudelijk is het prima om een voorhangprocedure te doorlopen bij het opstellen
van een AMvB. Dat geeft de Kamer uiteraard de kans om de AMvB te beoordelen en, indien
daar aanleiding toe is, bij mij aan de bel te trekken. Het in de wet opnemen van deze
verplichting is een vrij zwaar middel, omdat dit betekent dat er iedere keer als een
AMvB wordt aangepast, een voorhangprocedure moet worden doorlopen, ook in de toekomst
bij hele kleine aanpassingen. En dat gebeurt weleens. Het kan een kleine technische
aanpassing zijn, zoals het anders benoemen van een stof of een bepaalde categorie.
Is dat nou iets waarvoor je zo'n procedure moet doorlopen? Ik zeg dit ook vanwege
het feit dat zo'n procedure niet alleen capaciteit van de ambtenarij vergt, maar omdat
die ook via de ministerraad gaat en uiteindelijk naar de Kamer wordt gestuurd. Ik
kan aanbieden om een AMvB die onder deze wetgeving ligt, de eerste keer sowieso de
volledige procedure te laten doorlopen. Ik zou het heel erg fijn vinden als mijn ministerie
de beleidsruimte houdt om uiteindelijk kleine aanpassingen te doen. Maar als je opneemt
dat het moet, dan heb je die beleidsruimte helaas niet. Ik geef het amendement oordeel
Kamer, want uiteindelijk is het aan de Kamer om te wegen of dit daadwerkelijk moet.
Maar weet wel dat dit een zwaar middel is.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Wat de Staatssecretaris stelt, is in principe begrijpelijk. Ik dank hem ook voor de
handreiking om de AMvB in elk geval initieel aan de Kamer te doen toekomen. Er moet
wel een afweging worden gemaakt. Als het een kleine technische wijziging is die weinig
om het lijf heeft, wil je daar misschien enige ruimte voor hebben. Dat begrijp ik.
Mocht er echter een grote, inhoudelijke wijziging komen, dan geldt dat natuurlijk
niet meer. Mijn vraag zou dus wel zijn: geldt het voorstel dat de Staatssecretaris
hier op tafel legt, ook voor ingrijpende wijzigingen die op een later moment zouden
plaatsvinden, na die eerste keer?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, ik kan zeker toezeggen dat we dat bij materieel ingrijpende wijzigingen zouden
kunnen doen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank. Dan zal ik nog even in conclaaf gaan met mijn mede-indiener. Dank hiervoor.
De voorzitter:
De mede-indiener heeft er zelf ook nog een vraag over, dus ik geef het voorzitterschap
even door.
Voorzitter: Six Dijkstra
De voorzitter:
Dan geef ik bij dezen de spreekbeurt aan mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
De spreekbeurt? Dat past helemaal in het thema van vandaag!
Ik heb de volgende vraag. Ik snap wat de Staatssecretaris zegt. Zouden we daarop het
amendement ook nog kunnen aanpassen? Ik zou er ook voor openstaan om dan te kijken
naar de suggestie – wij hebben dit ook maar samen met Bureau Wetgeving opgesteld –
om die heel lichte wijzingen eruit te halen. Als u daar een suggestie voor heeft:
heel graag.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Daar kunnen we zeker naar kijken, maar dat vergt natuurlijk enig nadenkwerk. Laten
we daar dus even contact over hebben. Volgens mij is het prima om dat buiten dit debat
even te doen met elkaar.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Haage.
Voorzitter: Haage
De voorzitter:
Ja, inderdaad. De stemmingen zijn ook niet meteen al morgen. Dat geeft ons dus nog
wat tijd. Dan geef ik het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Dan ga ik door naar het volgende amendement, op stuk nr. 11. Dit amendement
gaat over een verplichting tot monitoren van de gegevens die onder dit wetsvoorstel
worden verstrekt en over het jaarlijks naar de Kamer sturen van een rapport hierover,
vijf jaar na inwerkingtreding. Jaarlijkse monitoring is mijns inziens een erg zwaar
middel. Deze verplichting blijft immers ook bestaan als uit de eerste rapporten blijkt
dat er geen onnodige persoonsgegevens worden gedeeld. Ik kan aanbieden om hier in
de reeds voorziene eenmalige evaluatie aandacht aan te besteden. Mocht daaruit blijken
dat hier jaarlijks aandacht voor nodig blijft, dan kunnen we daar alsnog samen een
afspraak over maken.
De voorzitter:
Wat is het oordeel?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
In combinatie met het feit dat Kamerleden sowieso altijd het recht hebben om informatie
hierover op te vragen, op grond van artikel 68, zou ik dit liever niet specifiek in
de wet opnemen en zou ik zeggen: ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept een interruptie op bij de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Wat ik met dit amendement beoog, is dat tot de evaluatie – dan hebben we het over
de periode van de inwerkingtreding tot vijf jaar na inwerkingtreding – jaarlijks even
een terugkoppeling wordt gegeven over het soort gegevens dat gedeeld wordt en waarom.
Zo kunnen wij als Kamer enigszins comfort krijgen bij wat hier plaatsvindt. Het idee
is dat er wel een eindbepaling in zit en dat het na vijf jaar in principe ophoudt,
want dan hebben we een grote evaluatie, maar dat we dus in elk geval zien wat de tussentijdse
effecten zijn totdat die evaluatie er is. Dat haalde ik nog niet direct uit de appreciatie
van de Staatssecretaris. Misschien moeten we dat dan nog aanscherpen in het amendement
zodat dit duidelijk naar voren komt. Het was in elk geval de bedoeling dat de Kamer
hier wel jaarlijks even een tussentijdse update over krijgt, als ik het zo mag platslaan.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik denk dat wij het amendement anders hebben geïnterpreteerd, maar wat u nu zegt,
kan ik toezeggen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank. Dan ga ik er nog even over in conclaaf, maar dat is een duidelijke toezegging.
De voorzitter:
Begrijp ik dan dat het oordeel vervalt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zou het oordeel dan niet «overbodig» worden?
De voorzitter:
Ik kijk even vragend naar mijn griffier, een moment. Als het amendement gewijzigd
wordt, is het oordeel dan nog steeds «ontraden»?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nou ja, het belangrijkste is dat het niet nodig is om dit in de wet te regelen, al
is het alleen al vanwege het feit dat de Kamer die informatie altijd kan opvragen
als ze er informatie over wil hebben. In die zin is het overbodig/ontraden. Tegelijkertijd
kan ik zeker de toezegging doen om er in de eerste periode van vijf jaar wel degelijk
wat aan te doen.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dan zou ik een ordevoorstel willen doen dat we een kleine schorsing inlassen na de
termijn van het kabinet en voor de tweede termijn van de Kamer. Zo kunnen we even
overleggen en buiten de microfoon om wegen wat de Staatssecretaris gezegd heeft en
wat voor effect dat eventueel zou hebben op aanpassingen van het amendement. Zo kunnen
we er in de tweede termijn nog even op terugkomen, mits de rest van de commissie daarmee
akkoord is.
De voorzitter:
Dat gaan we doen. Dan wordt het toch nog 17.30 uur.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan het laatste amendement, het amendement op stuk nr. 12 van mevrouw Haage en de
heer Six Dijkstra. Dat gaat over het bij AMvB opnemen van maatregelen «waaronder eisen
ter voorkoming van discriminatie op grond van nationaliteit, etniciteit of op welke
grond dan ook» in het verzoek van de vragende partij en bij de verstrekking van de
gegevens op eigen initiatief van de Douane. Laten we eerst helder zijn: het is belangrijk
dat er niet wordt gediscrimineerd bij het verzoeken om gegevens of het verstrekken
van gegevens. Nooit niet. Bij iedere verwerking van gegevens dienen de Douane en de
verzoekende partij zich te houden aan de waarborgen uit de Grondwet en de AVG en ook
aan de geheimhoudingsplicht. Vanuit dit perspectief heeft dit amendement een beperkte
toegevoegde waarde en zal dit in ieder geval niet leiden tot een andere werkwijze.
Discriminatie is al verboden. Je mag het nu al niet opnemen in een algemene maatregel
van bestuur. Om die reden zou ik zeggen: overbodig. Als de Kamer het heel graag wil,
dan kan dat. Qua wetstechniek vind ik het niet heel chic, vanwege het feit dat je
dan dus in verschillende punten in de wet op gaat nemen dat discriminatie verboden
is, terwijl we daar volgens mij hele duidelijke kaders voor hebben in andere delen
van de wet.
De voorzitter:
Begrijp ik dat hiermee de appreciatie «overbodig» is?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Overbodig. Als jullie erop staan, maak ik er oordeel Kamer van. Dat is wat ik zeg.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Zijn daar nog vragen over? Nee? Ja, de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
In de toelichting van dit amendement gaat het ook over mogelijke algoritmische discriminatie.
Op papier is het natuurlijk wel zo dat er allemaal regels over afgesproken zijn en
dat er in principe een zorgplicht is, ook voor uitvoeringsinstanties, om discriminatie
te voorkomen. Maar de werkelijkheid is ook dat het overgrote merendeel van de uitvoeringsinstanties
het Algoritmeregister niet ingevuld heeft en nog niet voldoet aan de eisen die de
Autoriteit Persoonsgegevens stelt voor het monitoren en afvangen van discriminatoire
werking. Dus als je het verbijzondert in een wet als deze en met een aparte AMvB komt
voor regels die gevolgd zouden moeten worden, zou dat natuurlijk wel effect kunnen
hebben voor de daadwerkelijke werkwijze. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Deze wet is al besproken met de Autoriteit Persoonsgegevens. Binnen de Douane en de
Belastingdienst zijn we bezig met een project om dit jaar – dat zeg ik uit mijn hoofd,
dus corrigeer me als ik ernaast zit – alles op orde te hebben rondom het Algoritmeregister.
Volgens mij hebben we daar in het debat over de Belastingdienst ook het een en ander
over gezegd. Ook discriminatie middels algoritmes is iets wat niet mag. Dat betekent
ook dat wij er bij de samenstelling van algoritmes nu al heel erg op letten dat daar
niet op een verkeerde manier selecties worden gemaakt, zo is bij ons algemeen bekend.
In het verleden deden we dat wel. Toen selecteerden we dingen wel op postcode, maar
de Autoriteit Persoonsgegevens heeft daarvan gezegd: dat moet je nu juist niet meer
doen. Dat doen we dus ook niet. Het is precies die balans die we in de afgelopen jaren,
sinds de AVG, met elkaar hebben gezocht en gevonden. Nu moeten we vooral nog een aantal
algoritmes uit het verleden op een juiste manier verwerken en opnemen in het register.
Nieuwe algoritmes gaan sowieso door de wasstraat alvorens ze daadwerkelijk in gebruik
genomen worden.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik ben er, volgens mij, want dit waren de drie amendementen.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar de tweede termijn van de Kamer. Ik zie dat er nog twijfel is.
Nee, er is een misverstand. Ik dacht dat de heer Six Dijkstra na de tweede termijn
een schorsing wilde, maar hij wil die voor de tweede termijn. Dan doen we nu een schorsing
voor de Kamer. Dat is misschien ook weer iets nieuws. We schorsen tien minuten.
De vergadering wordt van 14.45 uur tot 14.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Oké. De indieners van de amendementen hadden even wat ambtelijke ondersteuning nodig,
om het zo maar te noemen. Nu is het tijd om over te gaan naar de tweede termijn van
de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Six Dijkstra van NSC.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter. Veel dank aan de Staatssecretaris voor zijn uitgebreide en heldere
toelichting. Dit helpt inderdaad om iets meer inkleuring te geven aan waar deze wet
voor bedoeld is en wat niet al kan binnen de huidige kaders. Dat heeft de Staatssecretaris
op zich overtuigend naar voren gebracht.
Over de amendementen het volgende. Gezien de toezegging die de Staatssecretaris heeft
gedaan over de tussentijdse monitoring tot de evaluatie over vijf jaar, wens ik mijn
amendement op stuk nr. 11 in te trekken. De Staatssecretaris heeft namelijk aangegeven
dat hij uit eigen beweging zal komen met tussentijdse jaarlijkse updates. Daarmee
is het amendement overbodig; dat hoeven we dan niet op die manier wettelijk vast te
leggen.
De voorzitter:
Het amendement-Six Dijkstra/Haage (stuk nr. 11) is ingetrokken.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Voor het amendement op stuk nr. 10 zullen we nog even kijken naar een aanpassing.
Het heeft in principe oordeel Kamer gekregen, maar ik begrijp dat als wij de sec technische
aanpassingen, die geen substantiële wijziging in de inhoudelijke context opleveren,
eruit halen, dat zorgt voor minder lastendruk aan de kant van het ministerie. Daar
ben ik gevoelig voor, dus we gaan kijken naar een eventuele tekstuele aanpassing.
Ik had verder geen vragen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De VVD heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Dan geef ik de voorzittershamer
even over aan de heer Six Dijkstra.
Voorzitter: Six Dijkstra
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik bij dezen het woord aan mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Ook van mijn kant, namens GroenLinks-PvdA, dank aan de Staatssecretaris
voor de antwoorden.
Over de amendementen het volgende. Ik sluit me geheel aan bij wat NSC zei over het
intrekken van het amendement op stuk nr. 11. We hebben het samen ondertekend, dus
we trekken het ook samen weer in.
Ik sluit me ook aan bij de woorden van NSC over het amendement op stuk nr. 10, over
de technische aanpassing, over de voorhangprocedure.
Dan het amendement op stuk nr. 12. Ik heb het antwoord goed gehoord. Ik ben er natuurlijk
hartstikke blij mee dat u zegt dat het belangrijk is om niet te discrimineren en dat
we daarvoor de Grondwet, de AVG en de geheimhouding van de Douane hebben. Dat geloof
ik allemaal, maar tegelijkertijd vinden we het als GroenLinks-PvdA heel erg belangrijk
dat dit, als het gaat om gegevensdeling, ook opgenomen wordt in de wet. U vindt het
amendement overbodig, maar wij vinden het toch fijn om hierin vol te houden met elkaar.
Dus dat trek ik niet in.
Dat was het einde van mijn termijn. Ik kijk even naar mijn rechterkant. Heeft u nog
tijd nodig? Wilt u daar nog op reageren? Het kan in één keer door. Dan geef ik het
woord aan de Staatssecretaris.
De voorzitter:
En het voorzitterschap is weer terug naar u, maar dat was impliciet al zo.
Voorzitter: Haage
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij hebben wij hier een keurig debat gehad over een belangrijk stuk wet. Het
beantwoordt ook echt aan een behoefte van douaniers om gegevens te kunnen melden en
te kunnen verstrekken. Er gebeurt veel op het haventerrein, en niet alleen maar goede
dingen, durf ik daarbij te zeggen. Hiermee geven we de toezichthoudende instanties,
ook de politie, de FIOD, de FIU en de KMar, extra middelen in handen om uiteindelijk
hun taken goed uit te kunnen voeren. Ik word er blij van als dat wordt aangenomen
in de Kamer.h
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De stemming wordt verwacht op dinsdag 15 april. Ik heb één toezegging
gehoord. Zijn we daar nu aan toe? Ik wacht nog even op de griffier, die het vast heel
mooi voor ons heeft opgeschreven.
– De Staatssecretaris heeft toegezegd om de eerste wijziging van de AMvB op basis van
de wetswijziging aan de Kamer te doen toekomen en tevens elke grote wijziging van
een AMvB.
Dat is de enige toezegging die ik heb gehoord. Daar is een vraag over. Doe maar even
in de microfoon als u wilt.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter. Er was ook de toezegging van de jaarlijkse monitoring. Dat was de
reden dat ik het amendement heb ingetrokken dat tot vijf jaar de Kamer jaarlijks een
afschrift ontvangt van de tussentijdse monitoring van gegevens.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Strikt technisch begreep ik dat dat een toezegging is, namelijk dat je de komende
vijf jaar iets gaat doen. Die andere is volgens mij meer dat we het amendement nog
even tekstueel scherper gaan maken, maar je kan geen toezegging doen die tot in lengte
van jaren doorloopt. Dus dat is even een technisch puntje erbij.
De voorzitter:
Oké. Dan is de toezegging voor vijf jaar. Het aanpassen van het amendement kunnen
wij alleen als Kamerleden doen, dus dat is dan eigenlijk een beetje onze toezegging.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, en de toezegging van onze kant was om daarbij te helpen om de juiste formulering
te vinden voor wat wij een materiële wijziging vinden die moet voorhangen en wat we
een technische wijziging vinden. Als we die scheidslijn goed kunnen trekken, is dat,
denk ik, in het belang van ons allemaal.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan dank ik Staatssecretaris Van Oostenbruggen en de Kamerleden. Ik
sluit de beraadslaging.
Sluiting 14.57 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.