Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 6 maart 2025, over langdurige zorg (vervolg en tweede termijn)
34 104 Langdurige zorg
Nr. 433
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 16 april 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 6 maart 2025 vervolgoverleg
gevoerd met mevrouw Agema, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vice-Minister-President,
en mevrouw Maeijer, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, over:
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 19 mei 2022 inzake experiment
Wlz-zorg in onderwijstijd (Kamerstuk 31 497, nr. 435);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 juni 2022 inzake logeeropvang
jongvolwassenen in de Wlz (Kamerstuk 34 104, nr. 358);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 30 juni 2022 inzake reactie
op een burgerbrief over eigen bijdrage CAK en SVB (2022Z13678);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 6 juli 2022 inzake verzamelbrief
Wet langdurige zorg (Kamerstuk 34 104, nr. 359);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 7 juli 2022 inzake onderzoek
tandheelkundige zorg voor Wlz-cliënten (Kamerstuk 33 578, nr. 88);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 7 juli 2022 inzake voorlopige
kaderbrief Wlz 2023 (Kamerstuk 34 104, nr. 360);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 12 juli 2022 inzake adviesrapport
van Zorginstituut Nederland «Advies Kennisinfrastructuur langdurige zorg» (Kamerstuk
34 104, nr. 361);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 29 september 2022 inzake
definitieve kaderbrief Wet langdurige zorg (Wlz) 2023 (Kamerstuk 34 104, nr. 363);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 17 oktober 2022 inzake
stand van zaken CIZ (Kamerstuk 34 104, nr. 364);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 november 2022
inzake rapport Uitvoering wettelijke taken door het CAK verantwoordingsjaar 2021 (Kamerstuk
34 104, nr. 367);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 15 november 2022 inzake
reactie op verzoek commissie op een brief inzake Wlz en Wmo (Kamerstuk 31 765, nr. 693);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 12 december 2022 inzake
resultaten onderzoek naar verschil in zorgkosten tussen zorg met en zonder verblijf
in de Wlz (Kamerstuk 31 765, nr. 699);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 24 februari 2023 inzake
stand van zaken CIZ-onderzoek door Investico (Kamerstuk 34 104, nr. 370);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 9 maart 2023 inzake rapport
Positie jonge mensen met dementie (Kamerstuk 25 424, nr. 647);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 16 maart 2023 inzake beantwoording
vragen commissie over de voortgang behandeling Wlz-cliënten (Kamerstuk 34 104, nr. 366) (Kamerstuk 34 104, nr. 371);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 1 november 2022 inzake
voortgang behandeling Wlz-cliënten (Kamerstuk 34 104, nr. 366);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 17 maart 2023 inzake NZa-rapporten
over uitvoering Wlz 2021–2022 (Kamerstuk 34 104, nr. 372);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 22 maart 2023 inzake afschrift
brief aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het budgettaire
kader Wlz voor het jaar 2023 (Kamerstuk 34 104, nr. 373);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 maart 2023
inzake antwoorden op vragen commissie over de beleidsnota cultuursensitieve zorg (Kamerstuk
31 765, nr. 702) (Kamerstuk
31 765, nr. 759);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 23 december 2022
inzake beleidsnota cultuursensitieve zorg (Kamerstuk 31 765, nr. 702);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 27 maart 2023 inzake reactie
op verzoek van het lid Kuzu, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 1 november
2022, over het onderzoeksrapport Discriminatie in de zorg (Kamerstuk 31 765, nr. 760);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 31 maart 2023 inzake kennisinfrastructuur
en passende zorg Wlz (Kamerstuk 34 104, nr. 374);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 14 april 2023 inzake ontwikkelingen
ggz in de Wet langdurige zorg (Kamerstuk 25 424, nr. 651);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 23 mei 2023 inzake bestuurlijke
afspraken langdurige ggz in de Wlz en Wmo (Kamerstuk 25 424, nr. 664);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 8 juni 2023 inzake invulling
gewijzigde motie van het lid Den Haan c.s. over inzicht in de gevolgen van het macrokader
en het Wlz-budget per cliënt (Kamerstuk 31 765, nr. 783) (Kamerstuk 31 765, nr. 787);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 15 juni 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige
zorg (Kamerstuk 32 847, nr. 1047);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 22 juni 2023 inzake voorlopige
kaderbrief Wlz 2023–2028 (Kamerstuk 34 104, nr. 390);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 23 juni 2023 inzake vervolg
overgangsrecht ggz-behandeling voor Wlz-cliënten met een psychische stoornis (Kamerstuk
25 424, nr. 668);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 23 juni 2023 inzake beleidsreactie
op het Samenvattend magazine uitvoering Wlz 2021–2022 (Kamerstuk 34 104, nr. 391);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 27 september 2023 inzake
definitieve kaderbrief Wlz 2024 (Kamerstuk 34 104, nr. 395);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 oktober 2023 inzake
reactie op verzoek commissie over het onderwerp kapitaallasten met een uitsplitsing
naar de cure en de care (Kamerstuk 29 248, nr. 340);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 november 2023
inzake rapport over uitvoering wettelijke taken door het CAK verantwoordingsjaar 2022
(Kamerstuk 34 104, nr. 396);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 7 december 2023 inzake
stand van zaken CIZ december 2023 (Kamerstuk 34 104, nr. 397);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 december 2023 inzake
voortgang uitvoering bestuurlijke afspraken langdurige ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 676);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 14 december 2023 inzake
beloning in zorg en welzijn (Kamerstuk 29 282, nr. 552);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 18 december 2023 inzake
samenvattend rapport over uitvoering Wet langdurige zorg (Wlz) 2022–2023 (Kamerstuk
34 104, nr. 398);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 februari 2024
inzake beleidsreactie samenvattend rapport over uitvoering Wlz 2022–2023 van de NZa
(Kamerstuk 34 104, nr. 402);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 maart 2024
inzake februaribrief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de toereikendheid
van het budgettaire kader Wlz voor 2024 (Kamerstuk 34 104, nr. 403);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 maart 2024
inzake langdurig klinisch verblijf (Kamerstuk 34 104, nr. 404);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 mei 2024 inzake
stand van zaken ggz in de Wet langdurige zorg (Kamerstuk 25 424, nr. 688);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 juni 2024 inzake
stand van zaken CIZ mei 2024 (Kamerstuk 34 104, nr. 407);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 juni 2024 inzake
voortgang Nationale Dementiestrategie 2024 (Kamerstuk 25 424, nr. 701);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 juni 2024 inzake
reactie op verzoek commissie over een burgerbrief met betrekking tot eigen bijdrage
Wlz (Kamerstuk 34 104, nr. 409);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 26 september
2024 inzake antwoorden op vragen commissie over voorlopige kaderbrief Wlz 2025 (Kamerstuk
34 104, nr. 408) (Kamerstuk 34 104, nr. 411);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 juni 2024 inzake
voorlopige kaderbrief Wlz 2025 (Kamerstuk 34 104, nr. 408);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 26 september
2024 inzake definitieve kaderbrief Wlz 2025 (Kamerstuk 34 104, nr. 412);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 12 november
2024 inzake NZa-rapporten over zorgplicht langdurige zorg (Kamerstuk 34 104, nr. 416);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 november 2024
inzake toezicht op het CAK door de Nederlandse Zorgautoriteit en status van de motie
van het lid Dijk over een aanpak uitwerken om het probleem van stapelfacturen voor
eigen bijdragen zo snel mogelijk op te lossen (Kamerstuk 36 560, nr. 15) (Kamerstuk 34 104, nr. 415);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 15 november
2024 inzake rapport Kostenonderzoek ADL-assistentie 2023 (Kamerstuk 34 104, nr. 417);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 13 januari
2025 inzake NZa-rapporten over de uitvoering van de Wet langdurige zorg door de Wlz-uitvoerders/zorgkantoren
(Kamerstuk 34 104, nr. 419);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 april
2022 inzake interbestuurlijk toezicht Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 343);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 september 2022
inzake rectificatie verkennende studie Tolken in de zorg (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 7);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 september
2022 inzake ondersteuning mantelzorg en informele zorg (Kamerstuk 30 169, nr. 73);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 oktober
2022 inzake rapportage van de vierde meting in het kader van de monitor abonnementstarief
Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 345);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 november
2022 inzake uitwerking stelselonderwerpen Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 346);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 januari
2023 inzake werkagenda Toezicht Sociaal Domein 2023–2024 (Kamerstuk 34 477, nr. 83);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 maart
2023 inzake Landelijke rapportage cliëntervaringsonderzoek Wmo – verantwoordingsjaar
2022 (Kamerstuk 29 538, nr. 349);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 mei
2023 inzake voortgangsbrief Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 350);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 oktober
2023 inzake toezegging over het wetsvoorstel Resultaatgericht beschikken Wmo 2015
(Kamerstuk 29 538, nr. 353);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 oktober
2023 inzake rapport onderzoek Iv3 jeugd en Wmo 2015 (Kamerstuk 31 839, nr. 984);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 februari
2024 inzake houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 357);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 februari
2024 inzake Landelijke rapportage cliëntervaringsonderzoek Wmo – verantwoordingsjaar
2023 (Kamerstuk 29 538, nr. 358);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 7 oktober
2024 inzake houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015: deelproduct A2 (Kamerstuk 29 538, nr. 362);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 oktober 2024
inzake advies IT-programma Vernieuwing ICT CIZ van Adviescollege ICT-toetsing (Kamerstuk
27 529, nr. 323);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 16 oktober
2024 inzake beleidsreactie IGJ-rapport over de kwaliteit van het Wmo-toezicht in 2023
(Kamerstuk 29 538, nr. 363);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 oktober 2024
inzake onderzoek Wmo-spoedzorg voor kwetsbare ouderen (thuis) (Kamerstuk 29 538, nr. 364);
– de brief van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 20 december
2024 inzake hoofdlijnenbrief Wet maatschappelijke ondersteuning (Kamerstuk 29 538, nr. 365);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 februari 2025
inzake schriftelijke beantwoording openstaande vragen gesteld tijdens de eerste termijn
van het commissiedebat Langdurige zorg op 13 februari 2025 (Kamerstuk 34 104, nr. 427).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Mohandis
Griffier: Van der Graaf
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bevers, Dobbe, De Korte, Krul, Mohandis,
Paulusma, Rikkers-Oosterkamp, Slagt-Tichelman en Thiadens,
en mevrouw Agema, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vice-Minister-President,
en mevrouw Maeijer, Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Ik heropen het commissiedebat, het debat dat de vorige keer eindigde bij de eerste
termijn. We hebben toen afgesproken om dit debat op een ander moment te vervolgen.
Dat moment is aangebroken. We hebben uiterlijk tot 12.00 uur. We kunnen ook niet langer
vergaderen, zeg ik gelijk, en dat was ik ook niet van plan, maar dat moet helemaal
gaan lukken. Ik wil ook de Minister van VWS van harte welkom heten, die vorige keer
niet bij het debat was. Mevrouw Agema, welkom. En ook dank voor de brief die wij,
als ik het goed heb, ergens eind februari hebben gekregen. Ik stel voor, tenzij er
nog behoefte is aan de zijde van het kabinet om daar nog dingen op aan te vullen,
om te starten met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Als er dan weer nieuwe
vragen ontstaan naar aanleiding van die brief, is er een tweede termijn van het kabinet.
Ik kijk dus ook even naar u. Volgens mij kunnen we gewoon starten.
Dan gaan we starten. Dan krijgt als eerste het woord ... Misschien is het nog wel
goed om het volgende te zeggen voor degenen die de eerste termijn niet hebben meegemaakt,
die dit debat nu volgen en denken: waar gaat dit over? Dit is de tweede termijn van
het commissiedebat Langdurige zorg. We hebben dus al een deel gehad. Mevrouw De Korte
van de NSC-fractie gaat nu haar tweede termijn doen. Uw tijd gaat in. U heeft ongeveer
1 minuut en 40 seconden. Ik zal bij 1 minuut en 40 seconden kijken of u doorheeft
dat de tijd zo'n beetje om is en dan zal ik er een keer wat van zeggen. Ga daar dus
netjes mee om. Aan u het woord.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het komt een beetje vreemd over. Ik moest weer een beetje
ophalen waar we het over gehad hebben en waar een tweede termijn eventueel over zou
kunnen gaan. In ieder geval dank aan de Minister voor de schriftelijke beantwoording.
Die gaf al wat duidelijkheid. Maar allereerst hoorden we in de eerste termijn van
de Staatssecretaris dat ze een gesprek zou voeren met de LHV en met Verenso over de
betrokkenheid van huisartsen en specialisten over specialisten ouderengeneeskunde
in de woon-zorgcomplexen voor 24 uurszorg. Zo'n gesprek moet toch ergens over gaan,
dus waar wil de Staatssecretaris eigenlijk naartoe? Kunnen er bijvoorbeeld minimale
eisen gesteld worden aan de beschikbaarheid van de specialist ouderenzorg in die woon-zorgcomplexen
met 24 uurszorg? Dan bedoel ik met name dat geclusterd wonen, waar een specialist
niet altijd aanwezig is.
In de brief van de Minister over private equity lezen we, bij verpleeghuizen: als
gevolg van het beleid van scheiden van wonen en zorg zijn er zorgvilla's ontstaan.
We zien ze als paddenstoelen uit de grond komen, want er zit een verdienmodel aan,
door hoge huren en servicekosten te vragen. Ernst & Young heeft onderzoek gedaan,
maar er was geen onderzoek gedaan naar de betaalbaarheid van de huren en ook niet
naar de effecten op het personeel. Ook is niet onderzocht of mensen dan vaker naar
de spoedeisende hulp gaan omdat er geen specialist ouderenzorg is, en ook niet of
zij minder complexe bewoners dan de reguliere verpleeghuizen opnemen. Er zijn dus
nog heel veel vragen over het effect nu van het scheiden van wonen en zorg en met
name over de private equity die ontstaat bij de verpleeghuizen. Wij vinden het belangrijk
dat er inzicht ontstaat. Dus nogmaals: is de Minister bereid om daar onderzoek naar
te doen, om de verschillen in beeld te brengen?
De voorzitter:
Komt u een beetje tot een afronding?
Mevrouw De Korte (NSC):
Jazeker, want dit is eigenlijk de afronding, voorzitter. En we vragen in ieder geval
een tweeminutendebat aan.
De voorzitter:
Dat laatste hebben we genoteerd. Ik zag een interruptie van de heer Bevers. Ik wilde
maximaal twee interrupties toestaan in de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
De heer Bevers (VVD):
Ik zou mijn collega van NSC willen vragen of zij kennis heeft genomen van het artikel
vanochtend in Het Financieele Dagblad – ja, het is een inkoppertje – waarin gekeken
is naar de commerciële ouderenzorgaanbieders door de Autoriteit Consument & Markt,
de Erasmus Universiteit en de Vrije Universiteit. Die komen tot de conclusie: ze leveren
geen slechtere zorg, ze richten zich niet onevenredig op de makkelijkste cliënten
en ze proberen ook geen hogere vergoeding te krijgen voor dezelfde zorg. Dat is toch
in tegenspraak met alles wat u zojuist beweerd heeft?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dit is echt een bericht dat vanmorgen is binnengekomen, dus ik kan het niet vergelijken
met waar wij onze vermoedens van hebben. Wij zien wel verschillen. Wij zien dat ze
krenten uit de pap halen en ik zou dat inderdaad nog eens goed onderbouwd willen zien.
Als er een goede onderbouwing is, hoor ik het graag, maar anders zullen we daar zeker
onderzoek naar willen doen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil het hebben over iets heel anders. Er is vanuit de sector gehandicaptenzorg
een brief gekomen naar aanleiding van de eerste termijn. Ik snap ook dat er veel stukken
zijn gekomen, maar zij hebben in die brief best wel overzichtelijk de bezuinigingen
van dit kabinet op de gehandicaptenzorg op een rijtje gezet. We weten dat de langdurige
zorg en de gehandicaptenzorg onder druk staan. Die bezuinigingen lopen best wel op.
Daar hebben wij eerder ook aandacht voor gevraagd. Ook zij zeggen dat het oploopt
tot 265 miljoen euro. Ik vraag me toch af wat NSC daarvan vindt. Vindt NSC het ook
verantwoord om zoveel te bezuinigen op een sector die zo belangrijk is voor mensen
die zo kwetsbaar zijn dat dit eigenlijk niet kan?
Mevrouw De Korte (NSC):
NSC vindt de gehandicaptenzorg zeker heel belangrijk. Er moet goede zorg geleverd
worden. Maar het gaat nu niet om de begroting van de Voorjaarsnota. We gaan nu dus
niet meteen zeggen: er moet meer geld komen. Daar is eigenlijk een ander debat voor.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe, tot slot.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik vroeg gewoon wat NSC ervan vindt dat er zoveel wordt bezuinigd op de gehandicaptenzorg.
Er komt een discussie in het kader van de Voorjaarsnota over van alles, want dat wordt
een enorm debat over geld dat erbij moet, maar dit gaat erover dat er in de coalitie
is besloten om fors te bezuinigen op de gehandicaptenzorg. Ik vraag me af waarom NSC
het ook verantwoord vindt om dat te doen.
De voorzitter:
NSC, tot slot.
Mevrouw De Korte (NSC):
Nogmaals, het uitgangspunt is dat er goede zorg geleverd moet worden. Dat vinden wij
als NSC ook ontzettend belangrijk. We moeten echt kijken naar de gevolgen van de bezuiniging.
Daar hebben we het in het kader van de Voorjaarsnota over.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we gekomen bij de inbreng van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Uw tweede termijn gaat in.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dank aan het kabinet voor de beantwoording van de vragen. In deze tweede
termijn wil ik kort ingaan op enkele punten.
Eerst over de gehandicaptenzorg. We zouden graag zo snel mogelijk een kabinetsbesluit
omtrent de splitsing van de VG7-indicatie zien. Ook de doelgroep verlangt naar duidelijkheid.
Hoe gaat u de duidelijkheid geven die we mensen zo graag willen geven vóór de invoering
in januari 2026? Dit kabinet stapelt bezuiniging op bezuiniging, zoals op het stagefonds.
Tegelijkertijd komt het met onrealistische plannen voor besparingen door digitale
zorg. De zorg mag niet in gevaar komen door te optimistische verwachtingen. De schriftelijke
beantwoording stelt ons hierin niet gerust. Wat als de besparingen achterblijven?
Kan de Minister toezeggen dat de digitale zorg bij de toekomstige plannen niet als
besparing wordt ingezet, maar alleen als meevaller wordt ingeboekt als het daadwerkelijk
werkt?
Ondertussen doet deze Minister verwarrende uitspraken over het scheiden van wonen
en zorg. Mevrouw De Korte benoemde dit net ook al. Hoe zit het nou? Wat gaat ze nou
werkelijk wettelijk doen op dit onderwerp?
Voorzitter. Besluiten worden nu versnipperd genomen in 2025, zonder integrale visie.
Wanneer komt die overstijgende visie op ouderenzorg, inclusief structurele aandacht
voor wonen en samenredzaamheid? GroenLinks-PvdA pleit voor een sterkere plek van zorgzame
gemeenschappen in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord en in het hoofdlijnenakkoord
ouderenzorg. Worden zorgzame gemeenschappen in de beleidsvisies van deze twee akkoorden
meegenomen? Worden hier ook structureel middelen voor vrijgemaakt? En hoe komen deze
terecht bij de gemeenten?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de inbreng van ... De plenaire vergaderbel gaat. Ik stel
voor dat we deze bel afwachten. Dan gaan we zo luisteren naar de PVV-fractie.
We hervatten de vergadering met de inbreng van de PVV-fractie. Het is misschien goed
om te weten dat de CDA-fractie ook in een andere zaal moet gaan stemmen. Dat hoort
er allemaal bij op zo'n dag. We hopen dat de heer Krul nog kans ziet om zijn inbreng
te leveren. Anders hebben we nog een tweeminutendebat, waarin het debat plenair wordt
afgerond. De heer Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Dank, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de antwoorden in de eerste termijn,
en aan de Minister voor de brief. We hebben wat tijd gehad om daarover na te denken.
Naar aanleiding daarvan zijn er toch nog een aantal vragen opgekomen. Mijn eerste
vraag gaat over de Wmo, die gaat veranderen per 1 januari 2026. Opdat mensen goed
kunnen inschatten wat de gevolgen van deze veranderingen zijn, is het goed dat er
een tool beschikbaar komt. Die gaat er komen, maar mijn vraag is wanneer die tool
beschikbaar is, zodat mensen in ieder geval op tijd, voor 1 januari, kunnen zien wat
de gevolgen zijn en zich daarop kunnen voorbereiden.
Ik heb het de vorige keer gehad over de verschrikkelijke situatie in Nieuwegein. Dat
was maar een voorbeeld van wat ik een «gestoorde gek» noemde. Dat vond niet iedereen
even prettig, maar daar kwam het wel op neer. We zijn nu in afwachting van de brede
ggz-brief. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is om hier ook in op te nemen wat met
deze problematiek kan worden gedaan en hoe de Staatssecretaris daarop gaat inspelen.
Dan heb ik het met name over een preventieve aanpak.
Onlangs is het programma Powerful Ageing in het nieuws gekomen. Dat komt erop neer
dat oudere mensen die behoefte hebben aan ondersteuning vanuit de Wmo, allereerst
moeten deelnemen aan een soort sportprogramma voordat ze daar aanspraak op kunnen
maken. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is waarom dit in veel gemeentes verplicht
is. Ze zeggen van niet, maar daar komt het wel op neer, want als je dat niet doet,
heb je geen recht op ondersteuning vanuit de Wmo. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
In steeds meer gemeentes wordt dit programma uitgerold. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is waarom dat gebeurt en hoe dit verder in de hand kan worden gehouden.
De voorzitter:
Komt u tot een afronding, meneer Thiadens?
De heer Thiadens (PVV):
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Bevers van de VVD-fractie.
De heer Bevers (VVD):
Ik ga ook proberen om het in hoog tempo te doen.
Voorzitter. De Minister heeft in haar brief een aantal vragen beantwoord naar aanleiding
van private equity, maar gisteren is de definitieve Kamerbrief inzake private equity
en winst in de zorg gestuurd. Ik ga de Minister daar een compliment over geven. Wat
de VVD betreft was het een uitstekende brief. We zijn blij met het besluit om private
equity niet te verbieden. We vinden de achtergrond en de overwegingen uitstekend.
We zijn kritisch waar nodig, maar als het goed is, zeg ik het ook. Het artikel van
vanochtend waar ik net in een interruptie al aan refereerde, bevestigt ook een beetje
de trend dat we ze nodig hebben, maar dat er geen reden is voor grote zorgen, die
we soms wel hebben. Het is goed om die te uiten. Ik zal iedereen een interruptie besparen:
vanzelfsprekend blijft de VVD tegen sprinkhaaninvesteerders in de zorg die alleen
uit zijn op snelle winst. Maar de gerichte aanpak die de Minister namens het kabinet
voorstelt, sluit daarop aan.
Ik heb nog een paar korte opmerkingen. Mijn vragen zijn voor een groot deel beantwoord.
We blijven ons wel wat zorgen maken over de daadkracht en het tempo, het gevoel van
urgentie, zoals we dat zo mooi noemen, waarmee deze bewindspersonen de langdurige
zorg toekomstbestendig denken te maken. De bouwopgave voor ouderenwoningen blijft
nog steeds immens groot. Of we 2030 halen is maar zeer de vraag. Verder blijft in
het luchtledige hangen hoe het nu staat met de financiële uitwerking in het hoofdlijnenakkoord
ouderenzorg. In hoeverre wordt het mogelijk om de structurele opgave daarin op te
lossen? Dat is nog steeds niet bekend. Samen met andere financiële uitdagingen wordt
dit verwezen naar de Voorjaarsnota. Die Voorjaarsnota moet ondertussen wel een heel
erg dik document worden met wonderbaarlijke oplossingen, maar het is allemaal niet
heel erg concreet. Wat ons betreft heeft de langdurige zorg oplossingen, duidelijkheid
en concrete afspraken nodig. Daar laat ik het voor dit moment bij.
De voorzitter:
Dank u wel. O, een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Het is goed om te horen dat de VVD zich ook zorgen maakt. Dat doen wij namelijk ook.
Maar daarna bleef het een beetje vaag. Want wat wil de VVD dan? Ik kijk ook wel een
beetje met angst en vrees naar de Voorjaarsnota. Die is straks namelijk niet te lezen,
omdat het zo'n groot pakket met oplossingen en maatregelen aan het worden is. Maar
wat moet daar dan volgens de VVD per se in staan? En als ze zulke zorgen heeft, wat
is de VVD dan financieel bereid te doen?
De heer Bevers (VVD):
Ik heb in de eerste termijn heel helder aangegeven dat ik vind dat de structurele
opgave van volgens mij 615 miljoen of 625 miljoen, de drie uitgestelde regelingen
vanuit het vorige kabinet, waar vorig jaar een incidentele oplossing voor is geweest,
structureel binnen de begroting van VWS opgelost moet worden. Ik heb ook gezegd dat
er vanuit de eigen begroting een oplossing moet komen voor de tijdelijke tegenvaller
van 225 miljoen door het uitstel van de invoering van de inkomensafhankelijke eigen
bijdrage Wmo. Ik vind oprecht dat – het klinkt vervelender dan dat ik het misschien
bedoel – de inwerktijd voor deze bewindspersonen erop zit. Ze moeten besluiten nemen.
Ze moeten helder maken hoe ze die problemen op gaan lossen. De bal ligt nu eerst bij
hen. Dat heb ik heel duidelijk gemaakt. Het gaat over meer dan 800 miljoen. Ik vind
echt dat het kabinet daar duidelijkheid over moet verschaffen.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, tot slot.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dat is heel goed om te horen. Ik ben ook heel benieuwd. Ik zou alleen niet afwachten.
Ik heb namelijk ook veel zorgen over dit tempo. We moeten volgens mij als Kamer ook
regie nemen, maar dan vinden we de VVD dus aan onze zijde. De heer Bevers maakte ook
een opmerking over de bouwopgave. Volgens mij is dat een gedeelde zorg in deze hele
commissie, want die schiet namelijk niet op. Wat zijn de plannen van de VVD als het
gaat om die grote opgave?
De heer Bevers (VVD):
Ik heb al eerder aangegeven dat het een keuze is van de Minister, van het kabinet,
om zich op dit moment heel erg te richten op de terugkeer van de verzorgingshuizen.
Ik heb begrepen dat de uitkomst van dat onderzoek mogelijk pas in september komt.
Dat vind ik veel te laat. Ik zou echt willen dat die voor de zomer komt. Maar hoe
zegt men dat? Waar niets is, verliest de keizer zijn recht. Dat is een van de dingen.
Wij hebben al veel langer gezegd dat er veel meer ingezet moet worden op de geclusterde
of gespikkelde woonvormen. Er moet met name voor gezorgd worden dat dat door de gemeenten
wordt opgepakt. Daar zullen we ons op moeten concentreren. Ik merk wel dat het lijkt
alsof de hoop op een positieve uitkomst van dat onderzoek over de terugkeer van de
verzorgingshuizen de besluitvorming enigszins vertraagt. U weet hoe ik daarover denk.
Daar ben ik nooit onduidelijk over geweest. De bewindspersonen weten hoe ik daarover
denk. Maar we hebben wel afgesproken dat we daarnaar gaan kijken. Verder denk ik dat
het vorige kabinet met het WOZO een aantal zaken in gang heeft gezet. Daar probeert
de Staatssecretaris ook op aan te sluiten. Die zaken moeten we verder gaan stimuleren.
Dat is, denk ik, heel erg van belang.
Ten slotte, afrondend. We hebben voor de ouderenzorg een extra investering vrijgemaakt
in het hoofdlijnenakkoord. Ik was natuurlijk verbaasd dat de PVV in de eerste termijn
dat bedrag claimde voor de terugkeer van de verzorgingshuizen, terwijl dat zo niet
op papier staat. We zien daar ook gewoon ruimte om bijvoorbeeld voor mensen met alzheimer
en voor de mantelzorg een aantal extra investeringen te doen. We willen dat geld zeker
niet alleen reserveren voor de verzorgingshuizen.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ik ben ook heel blij om te horen dat de VVD zich zorgen maakt. Eigenlijk is het gewoon
heel erg zorgelijk dat wij ons samen zorgen maken over de tijdplanning en het feit
dat het zo lang duurt, met name door de urgentie die er is in de ouderenzorg. Dat
onderzoek komt pas in september 2025. Nu wordt er eerst een aanvullend zorg- en welzijnsakkoord
afgesloten en dan nog een hoofdlijnenakkoord, zonder dat we daar de financiële onderbouwing
van hebben gezien. Bent u het met mij eens dat we die planning moeten willen stroomlijnen,
zodat we, als het onderzoek voor die verzorgingshuizen negatief uitvalt, kunnen zeggen
«we zetten dit en dit zo neer met een financiële paragraaf», en als het onderzoek
positief uitvalt «dan wordt het dit, dit en dit»? Dat kunnen we toch op z'n minst
vragen van dit kabinet?
De heer Bevers (VVD):
Ik vind het altijd verstandig om een plan B te hebben, zeker als je wacht op een onderzoek
en de uitkomsten daarvan, en zeker als je echt nog niet zeker weet hoe dat gaat uitpakken.
Ik heb daar ook aanvullende vragen over gesteld. Ik denk dat een en ander bij elkaar
moet komen, want we moeten de uitdagingen in de ouderenzorg structureel aanpakken.
Denk met name aan de woningbouwopgave, die daar heel erg essentieel voor is. Nultredenwoningen
en al dat soort zaken zijn echt essentieel om over tien, twintig jaar deze uitdagingen
het hoofd te bieden. Dus ik ben het zeker met u eens dat het bij elkaar moet komen.
De VVD heeft een handtekening gezet onder het onderzoek over de terugkeer van de verzorgingshuizen.
Daar houd ik me aan. Dat heb ik ook steeds gezegd. Maar het moet wel goed bij elkaar
komen en gestructureerd worden. Dat ben ik wel met u eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de inbreng van de SP-fractie. Mevrouw Dobbe, aan u het
woord.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Ook dank aan de bewindspersonen voor het beantwoorden van de vragen en
het sturen van de brief. Ik las gisteren ook de antwoorden op de vragen van collega
Slagt. In de media werd dat geduid als: strengere toegang tot verpleeghuis lijkt stap
dichterbij. We lezen dat verpleeghuisplekken beschikbaar moeten blijven voor zeer
kwetsbare ouderen en dat de vraag groeit, maar dat het aantal zorgverleners niet meegroeit.
Wat gebeurt hier nu, vroeg ik mij af toen ik dat las. Mensen die nu in een verpleeghuis
zitten of die wachten op een verpleeghuisplek zijn al de meest kwetsbaren. Wordt hier
nu voorgesteld dat sommige ouderen die verpleeghuiszorg nodig hebben, die zorg niet
meer in een verpleeghuis kunnen krijgen? En zo ja, hoe is dit dan een oplossing? Want
deze mensen hebben nog steeds zorg nodig. Daar is ook personeel voor nodig. Of ouderen
wordt zorg ontzegd, maar dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik had dus heel veel
vragen en daar zou ik graag een antwoord op willen.
Het aantal zorgverleners groeit niet mee, wordt er dan gezegd. Waarom wordt daar niet
meer aan gedaan, in plaats van de zorg af te schalen? Dat heb ik de vorige keer ook
gevraagd. Ik vroeg de vorige keer ook al: waar wordt personeel geworven? Waar is de
campagne om personeel te werven? We zien het wel in andere sectoren, maar niet in
de zorg. Dan is het wel makkelijk om te zeggen dat we geen personeel kunnen vinden.
Ik las ook in een onderzoek dat eergisteren naar buiten kwam dat het aantal werkloze
zorgprofessionals in twee jaar tijd is verdubbeld naar 15.000 mensen. Wat gebeurt
hier nu? Er zijn gewoon 15.000 mensen die in de zorg kunnen werken en die dat niet
doen, maar werkloos thuiszitten. Wat doet de Minister om deze mensen in de zorg aan
het werk te krijgen?
Tot slot het zorgbuurthuis. In de antwoorden lezen we dat het kabinet onderzoekt hoe
het verzorgingshuis kan terugkeren. Dat wordt beschreven als een «gezamenlijk huis,
met toezicht in de nacht». Een zorgbuurthuis is wel meer dan dat. Een verzorgingshuis
is ook meer dan dat. Ik ben echt oprecht benieuwd: wat bedoelt de Minister hier nu
mee? Naar welk soort verzorgingshuizen kijken we dan als het gaat om de terugkeer
ervan?
Aangezien de voorzitter me nog niet heel dringend aankijkt, wil ik de heer Bevers
geruststellen dat we zeker terugkomen op private equity, maar ik had geen interruptie
meer. Daar gaan we een goed debat over voeren. Ik maak me oprecht ook heel veel zorgen
over de bezuinigingen op de gehandicaptenzorg, die ik net al heb genoemd. Ik zou graag
een reflectie hebben van het kabinet over hoe zij denken dat dit verantwoord kan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank u, dank u. Mevrouw Paulusma, tot slot.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat vandaag over de langdurige zorg. Net als op veel
andere plekken in de zorg spelen ook hier grote problemen, met het personeelstekort
met stip op één, waardoor patiënten niet of veel te laat zorg krijgen. De Minister
draagt hier met haar beleid aan bij. Ze lost de tekorten niet op, maar maakt ze groter.
Daarmee maakt ze de wachtlijsten langer. De Telegraaf kopte recent nog: «Toekomst
van de zorg op de rand van de afgrond. Het aantal studenten daalt dramatisch». En
wat doet deze Minister? Bezuinigen op het Stagefonds Zorg, waardoor gepassioneerde
nieuwe mensen niet aan de slag kunnen. En niet alleen dat, want voor de bezuiniging
op de opleiding voor verpleegkundigen is nog steeds geen serieus alternatief gevonden,
waardoor er veel ongerustheid is bij veldpartijen. Wanneer gaat deze Minister nou
eens duidelijkheid geven over de invulling van die bezuiniging? Wat als ze niet snel
in actie komt, wordt dit zo de Minister van wachtlijsten, in plaats van de Minister
van VWS.
Voorzitter. Dan kom ik bij de Staatssecretaris, ook namens het CDA. Want toegang tot
zorg is één, maar dan moet die zorg wel van goede kwaliteit zijn. En Nederlanders
moeten weten waar ze kwaliteit kunnen verwachten. De mensonterende toestanden waarover
is bericht, bijvoorbeeld bij de verpleeghuizen van Cordaan in Amsterdam, zijn ontluisterend.
Deze Staatssecretaris moet haar verantwoordelijkheid nemen en zorgen dat de kwaliteit
van zorg wordt gewaarborgd én dat er transparantie over bestaat. De Patiëntenfederatie
Nederland, Alzheimer Nederland en andere trekken nog steeds aan de bel. Dat is niet
voor niets.
Ik lees in de brief goede intenties als het gaat over het kompas, dus daarvoor dank.
Maar ik heb nog wel een tweetal vragen. De Staatssecretaris geeft aan dat leren en
ontwikkelen belangrijk zijn voor het kompas, maar transparantie is dat wat mij betreft
ook. Hoe gaat de Staatssecretaris dit nu serieus borgen? Is de Staatssecretaris voornemens
afspraken te maken in het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg en het AZWA over het borgen,
transparant maken en monitoren van goede en veilige zorg? Deze vragen waren ook zeker
namens het CDA. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank en voor dat laatste extra dank, dat u het op die manier hebt opgepakt. Dan zijn
we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk
even naar de leden en het kabinet, of ze vijf, tien, twaalf, dertien, veertien ...
Ik zie nog geen ... Ik ga weer omlaag: dertien, twaalf, elf, tien. Tien, ja? Ik schors
tot 10.40 uur.
De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn gekomen bij de beantwoording van het kabinet in
tweede termijn. Ik geef het woord aan Staatssecretaris Maeijer.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, dank u wel. Er zijn nog een heel aantal vragen gesteld over uiteenlopende
onderwerpen. Ik probeer ze zo veel mogelijk op volgorde van de sprekers te beantwoorden,
maar het zou kunnen dat het af en toe iets door elkaar loopt.
Voorzitter. Ik begin met een vraag van mevrouw De Korte van NSC. Ze vroeg mij naar
de beschikbaarheid van de specialisten ouderengeneeskunde. We hebben het daar in eerste
termijn inderdaad ook al over gehad. Ik vind het heel belangrijk dat de specialist
ouderengeneeskunde beschikbaar is voor mensen in de woonzorginitiatieven. Naast het
gesprek dat wij voeren, waaraan mevrouw De Korte refereerde, gaan we met de IGJ na
of het mogelijk is om aan de hand van de meldplicht voor instellingen nader onderzoek
te doen bij een instelling waar de medisch-specialistische generalistische zorg en
de beschikbaarheid van de specialist oudergeneeskunde niet op orde zijn. In het verlengde
daarvan ga ik ook na of het mogelijk is dat een vergunning geweigerd kan worden op
het moment dat deze zorg niet in orde is en de specialist ouderengeneeskunde niet
beschikbaar is. Het gaat dus breder dan alleen het gesprek waaraan u refereerde.
De voorzitter:
Ik zit even te twijfelen of ik al een interruptie wil toestaan, anders is er straks
een bij elke vraag. Laten we het toch maar gelijk toestaan, met een maximum van drie
interrupties. Ik had daar nog niets over gezegd. Ja, u kunt interrumperen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Eventjes nog ten aanzien van de IGJ die gaat controleren of de specialist ouderengeneeskunde
voldoende aanwezig is. Dat gaat meer om incidenten. Daarmee krijgen we niet in het
algeheel zicht op de vraag of het goed gaat. Dus hoe ziet de Staatssecretaris deze
meldplicht? Wanneer wordt er dan gemeld? Dat is toch alleen aan de orde als het heel
erg is?
Staatssecretaris Maeijer:
Ook indachtig de discussie die wij eerder hadden en de zorgen die mevrouw De Korte
heeft over hoe we dit gaan waarborgen en haar vraag of het gesprek met de LHV en Verenso
het enige is wat ik ga doen, is mijn antwoord dat dat niet het enige is. Ik heb dat
in eerste termijn proberen duidelijk te maken en dat doe ik nu opnieuw met aanvullende
informatie. Naast dat voeren van het gesprek heb ik al benoemd dat we de opleidingen
promoten en ondersteuning bieden met het Vilansprogramma. Dat doen we natuurlijk om
de beschikbaarheid te promoten. Maar de stap daarnaast, het beschikbaar maken, heb
ik nu ook proberen aan te geven. Dat zit ’m inderdaad in het met de IGJ nagaan of
het mogelijk is om aan de hand van een meldplicht voor instellingen nader onderzoek
te doen. We zullen natuurlijk ook met hen moeten bespreken hoe dat vormgegeven gaat
worden. Daarnaast heb ik nog de mogelijkheid genoemd van het verkennen of de vergunning
geweigerd kan worden.
Dan vroeg mevrouw Slagt mij wanneer er duidelijkheid komt over de splitsing van VG7.
Zoals u weet, doet de NZa momenteel een verkenning van de mogelijkheden om VG7 te
splitsen. Tot op heden blijkt dat erg lastig te zijn. De groep is erg gedifferentieerd
zoals u weet. Er wordt op dit moment een uitvraag gedaan bij de zorgaanbieders om
te testen of een splitsing goed te maken is. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid
voor de bekostigingswijze bij de NZa. De NZa verwacht medio dit jaar – dat is in mei
als ik het goed heb – een besluit te nemen over de splitsing VG7 en VG7-plus. Ik heb
in eerste termijn ook aangegeven dat ik uw Kamer vanzelfsprekend op de hoogte zal
houden van de ontwikkelingen. Het lijkt me goed om dat in ieder geval te doen op basis
van de actuele informatie in juni. Dan hebben we hier het commissiedebat Gehandicaptenzorg.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dat is heel fijn om te horen. Kan de Staatssecretaris dan ook garanderen dat er echt
duidelijkheid is voor de invoering van januari 2026, zodat er niet op het allerlaatste
moment onder hoge druk besluiten moeten worden genomen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik denk dat het goed is dat we een aantal dingen met elkaar afspreken. Allereerst
wachten we natuurlijk de uitkomst van de kostprijsonderzoeken af. Daarna informeer
ik uw Kamer in juni. Het is voor een zorgvuldige invoering natuurlijk altijd goed
om tijdig een besluit te nemen.
Dan vroeg mevrouw Slagt ook nog naar de overstijgende visie. Deels zit deze in het
HLO dat wij op korte termijn met elkaar hopen te bereiken. Die visie zal deels ook
zitten in de opdracht die wij aan de staatscommissie meegeven, zoals verwoord in de
motie die door de Kamer is aangenomen.
Dan vroeg mevrouw Slagt mij nog naar de zorgzame gemeenschappen. Zij wil een steviger
plek in de akkoorden, het AZWA en het HLO, en vraagt om het vrijmaken van financiën.
Ik deel met mevrouw Slagt het belang van de burgerinitiatieven en de zorgzame gemeenschappen
waarin mensen elkaar helpen. Ik ben dan ook van plan om deze burgerinitiatieven en
de zorgzame gemeenschappen een stevige plaats te geven in de uitvoering van het aanvullend
zorg- en welzijnsakkoord. Het versterken van de sociale basis en het sociaal netwerk
is een van speerpunten in het huidige beleid. Hierover zijn en worden afspraken gemaakt
in de lopende zorgakkoorden, in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord en ook in
het hoofdlijnenakkoord. We streven ernaar om zo veel mogelijk ruimte te ontwikkelen
voor dit soort initiatieven. Een nadere verkenning moet meer duidelijkheid geven over
hoe we dit als landelijke en lokale overheid verder kunnen stimuleren. Ik ben in gesprek
met Nederland Zorgt voor Elkaar en andere relevante partijen om te verkennen wat er
nodig is om dit soort initiatieven verder te brengen en ook welke rol hierin passend
is. Op de financiën kan ik helaas nog niet vooruitlopen.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ik heb wel een vraag over die financiën. Komt bij het AZWA dan ook een aparte financiële
paragraaf over wat de overheid gaat bijdragen aan dit soort initiatieven of wat de
overheid sowieso overstijgend gaat bijdragen?
Staatssecretaris Maeijer:
Ja, er komt een financiële paragraaf.
Voorzitter. De heer Thiadens stelde mij onder andere een vraag over de ggz. Zoals
ik in de eerste termijn al aangaf, deel ik uw zorgen. Alleen, dit is echt de portefeuille
van mijn collega, de heer Karremans, die zoals u zelf al aangaf bezig is met het schrijven
van een beleidsbrief hierover. Hij noemt dat een «werkagenda». Als u mij toestaat,
zal ik uw vraag doorgeleiden naar hem, zodat deze ook kan worden meegenomen in dat
stuk voor het debat dat u binnenkort met hem zal voeren.
De heer Thiadens vroeg mij naar een tool in de Wmo. Ik ben er even van uitgegaan dat
u de tool bedoelt die wordt gekoppeld aan de invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke
bijdrage in de Wmo. Die zal, zoals nu is gepland, op 1 januari volgend jaar worden
ingevoerd. Op dit moment wordt met de partijen, waaronder het CAK, de VNG en ook de
Belastingdienst, verkend hoe die tool kan worden vormgegeven. De tool zal ruim voor
de invoering op 1 januari 2027 – excuus, ik had het net over volgend jaar, 2026 –
beschikbaar zijn. De exacte datum waarop de tool in de lucht is, kan ik u nog niet
leveren.
Dan vroeg de heer Thiadens mij ook nog naar Powerful Ageing, sportprogramma's voor
ouderen om in aanmerking te komen voor huishoudelijke hulp op grond van de Wmo. Hij
vroeg mij waarom veel gemeenten dit doen. Gemeenten zeggen dat het niet verplicht
is, maar daar komt het wel op neer, zo zei hij. Ik ben bekend met de recent verschenen
artikelen over ouderen die mee moeten doen aan sportprogramma's voordat ze in aanmerking
komen voor huishoudelijke hulp op grond van de Wmo. Ik wil hier wel heel duidelijk
zeggen dat gemeenten het volgen van een sportprogramma niet als voorwaarde kunnen
stellen voor het in aanmerking komen voor huishoudelijke hulp. Ik vind het ontzettend
vervelend dat dit op dit moment wel zo door ouderen wordt beleefd en ervaren. Maar
dit kan niet als voorwaarde worden gesteld. Ik wil in de richting van de heer Thiadens
zeggen dat ik deze signalen meeneem in mijn gesprekken met de VNG in het kader van
de besprekingen die wij voeren over de Meerjarenagenda Wmo en het hoofdlijnenakkoord
ouderenzorg.
De heer Thiadens (PVV):
Dank aan de Staatssecretaris voor het beantwoorden van die vraag. Het is goed dat
het besproken wordt met de VNG, maar kan de Staatssecretaris ook toezeggen dat dit
nooit een verplichting kan zijn, een soort ontbindende voorwaarde voor ouderen om
aanspraak te kunnen maken op huishoudelijke ondersteuning vanuit de Wmo?
Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij heb ik net heel duidelijk gezegd dat gemeenten het volgen van een sportprogramma
niet als voorwaarde kunnen stellen om in aanmerking te komen voor de huishoudelijke
hulp. Volgens mij was ik daar heel duidelijk in; dat heb ik net nog een keer herhaald.
Ik ben ook van plan om deze signalen mee te nemen in de gesprekken die wij daarover
voeren.
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik vind dit toch een beetje ingewikkeld. Dit kabinet zadelt de gemeenten op met van
alles, met steeds minder geld; ook wordt de zorgvraag steeds groter. Het was volgens
mij ook deze Staatssecretaris die het hele reablement omarmd heeft – of misschien
wel de Staatssecretaris én de Minister; dat zou ik hopen. Reablement gaat over mensen
zaken aanleren waardoor zij langer zelfstandig blijven. Het gaat over zorgen dat mensen
fit zijn om het leven in hun eigen huis ook vorm te geven. Ik zou het dus bijzonder
kwalijk vinden als dit kabinet nu het signaal afgeeft aan gemeenten dat ze vooral
met dit soort zaken moeten stoppen, waardoor ze er dus voor zorgen dat het tekort
en de wachtlijsten in de zorg alleen maar groter worden. Ik wil dus eigenlijk dat
de Staatssecretaris hier een hele andere uitspraak over doet.
Staatssecretaris Maeijer:
Volgens mij bijten deze twee dingen elkaar niet. Ik was net heel duidelijk in de richting
van de heer Thiadens dat gemeenten het volgen van een sportprogramma niet als voorwaarde
kunnen stellen om in aanmerking te komen voor huishoudelijke hulp. Los daarvan is
er de beweging van reablement. Deze sportprogramma's kunnen natuurlijk, als ouderen
daar gebruik van willen maken, als doel hebben om mensen weer in hun eigen kracht
te zetten, om ze weer vaardigheden aan te leren die zij misschien waren kwijtgeraakt
of wat dan ook. Daar ben ik een groot voorstander van, net als mevrouw Paulusma. Maar
het moet wel passend zijn.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Mijn laatste interruptie. Ik sluit daar heel graag even op aan. Er wordt nu bezuinigd
op sociale voorzieningen in gemeentes. Dat zijn echt forse bezuinigingen. Dus gemeentes
staan best met de rug tegen de muur. Nu stelt het me deels gerust dat er een financiële
paragraaf in het AZWA en het HLO gaat komen, die hopelijk ook echt tegemoetkomt aan
de gemeentes. Want het kan toch niet zomaar zijn dat het steeds wordt afgeschoven
op gemeentes, zonder dat daar middelen vanuit het Rijk voor zijn vrijgemaakt?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik hoor hier naast mij dat de Minister deze vraag zal meenemen in haar beantwoording
over het AZWA.
De voorzitter:
Dan komt de Minister daar straks op terug in haar inbreng.
Staatssecretaris Maeijer:
Hij zit een beetje willekeurig in mijn stapel, maar er is nog een openstaande vraag
uit de eerste termijn van mevrouw Rikkers, die nu ook is aangeschoven. Zij vroeg mij
hoe ik aankijk tegen een pilot waarin een budget wordt vastgesteld voor de kosten
van bijvoorbeeld huishoudelijke hulp, Wmo-zorg en wijkverpleging, dus per patiënt,
waarbij geld dus de patiënt volgt. Ik zou tegen mevrouw Rikkers willen zeggen dat
in het kader van het IZA op verschillende wijzen wordt geëxperimenteerd om passende
zorg en ondersteuning over de zorgdomeinen heen te organiseren, bijvoorbeeld in de
transformatieplannen van het IZA, zoals Positief Gezond Almere, het opschalen van
Welzijn op Recept of projecten via de SPUK DOS. Ook buiten het IZA zijn er verschillende
samenwerkingsverbanden die wijkverpleging en ondersteuning in het kader van de Wmo
meer integraal en samen organiseren, door bijvoorbeeld samen te indiceren of de wijkverpleging
ook de Wmo-ondersteuning te laten indiceren. In al deze trajecten wordt specifiek
gekeken vanuit het perspectief van de patiënt/inwoner. Als professionals het erover
eens zijn wat inhoudelijk het beste is voor de inwoner, volgt daaruit een gelijkgerichte
inzet van de middelen en dus het geld. Dan ontstaat er in feite al een budget dat
de behoeften van de inwoner volgt. Er wordt op dit moment dus al op diverse plekken
gewerkt conform hetgeen, als ik het goed heb begrepen, waarvoor u een pilot vroeg.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat we deze goede voorbeelden, waar mensen nu al
mee bezig zijn, in de praktijk verder brengen en dat ze breder worden gedeeld. Dat
is waar ik mij de komende tijd op wil richten. Een separate pilot lijkt mij niet zinvol
en daarom overbodig.
Mevrouw Paulusma stelde mij een vraag over het Generiek kompas. Ik ben het met u eens
dat transparantie nodig is om te leren en te verbeteren. Daarin vinden wij elkaar.
Partijen zijn, zoals u weet, nu zelf aan de slag om dit uit te werken. Het Zorginstituut
ziet daarop toe en neemt die rol op zich. Er worden nu kwaliteitsbeelden opgeleverd,
zoals u weet. De deadline daarvoor is 1 april. Daarna zal er een analyse plaatsvinden
onder regie van het ZN. Er moet dus nog veel binnenkomen. Ik vind het nu nog te vroeg
om conclusies te trekken over wat de kwaliteitsbeelden die er nu zijn ons zeggen.
Ze zullen onder regie van het ZN worden geanalyseerd. Als de gezamenlijke veldpartijen
tot de conclusie komen dat er bijsturing nodig is, dan kunnen zij hier actie op ondernemen.
Zoals ik ook in mijn brief aangaf, faciliteren wij ook weer een gesprek tussen de
Patiëntenfederatie en de andere kompaspartijen, omdat ik het van groot belang vind
dat zij aangehaakt zijn, zoals ik de vorige keer ook heb gezegd.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank voor het antwoord. Ik vind alleen dat het de verantwoordelijkheid is van deze
Staatssecretaris. De kwaliteit van de zorg, de transparantie en dat mensen weten waar
ze aan toe zijn: dat is de verantwoordelijkheid van deze Staatssecretaris. Nu wordt
dit in het veld georganiseerd. U vindt mij trouwens ook altijd aan uw zijde als u
zegt «vertrouwen in professionals», maar ik vind dit dusdanig belangrijk ... Ik snap
dat er nu geen resultaten zijn, maar mijn vraag was: hoe gaat de Staatssecretaris
dit borgen? Ik heb dus behoefte aan een plaatje voor de lange termijn om ervoor te
zorgen dat we ook met elkaar doen wat er afgesproken is.
Staatssecretaris Maeijer:
Dat begrijp ik, maar mevrouw Paulusma weet ook met mij wat mijn rol is en wat formeel
niet mijn rol is bij de totstandkoming van het Generiek kompas. Ik heb in haar richting
net geprobeerd heel duidelijk aan te geven dat ik net zozeer hecht aan transparantie
als mevrouw Paulusma, want die hebben we nou eenmaal nodig om te kunnen leren en te
kunnen ontwikkelen, iets waar de kompaspartijen zich volgens mij keihard voor inzetten.
Ik denk dat het heel waardevol en zinvol is om af te wachten wat deze kwaliteitsbeelden
ons de komende tijd gaan opleveren. We moeten die laten analyseren en een monitor
opzetten die het ZN daarop gaat invoeren. Aan de hand daarvan kunnen de veldpartijen
bekijken of er bijsturing nodig is.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, ik zei: drie interrupties in totaal. U heeft er nog één. Tenzij
u zegt ...
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wacht nog even.
De voorzitter:
We hebben nog even.
Staatssecretaris Maeijer:
Dan had ik tot slot nog een vraag van mevrouw Dobbe over de financiën van de gehandicaptenzorg.
Ik ben het met u eens dat het van levensbelang is dat we die gehandicaptenzorg toegankelijk
en van goede kwaliteit houden. Met de krappe arbeidsmarkt en de groeiende zorgvraag
is dat een best lastige opgave. Ik val in herhaling, want dit heb ik in de eerste
termijn ook gezegd: ik ben blij dat we de bezuiniging op de tarieven in de gehandicaptenzorg
voor 2025 hebben geschrapt en dat we deze in de begroting financieel konden dekken.
Er is ook een extra bedrag van 125 miljoen structureel beschikbaar gesteld, zodat
zorgkantoren kunnen voldoen aan de uitspraak van de rechter over het bieden van de
reële hogere prijs aan de zorgaanbieders. Op grond van het kostenonderzoek van de
NZa in 2025 is er een extra bedrag van 168 miljoen beschikbaar gesteld voor de verhoging
van de tarieven van onder andere de VG7. In de kaderbrief van 26 september hebben
we het budget vanaf 2024 structureel verhoogd met 201 miljoen. Per saldo groeien de
uitgaven, maar, en dat zei mevrouw Dobbe ook, er staan nog een aantal maatregelen
op de plank die voortvloeien uit de opdracht van het vorige kabinet. Die kan ik ook
niet zomaar wegpoetsen. Daarnaast zijn wij ook in afwachting van het kostenonderzoek
van de NZa.
Mevrouw Dobbe (SP):
We hebben natuurlijk die brief gekregen van de Vereniging Gehandicaptenzorg, waarin
zij haar zorgen uitspreekt en zegt: «De leden zijn volop bezig met digitalisering
en innovatie, maar zien in de praktijk dat hier de kosten voor de baten uitgaan. Deze
bezuiniging zal de digitalisering van de zorg eerder afremmen dan bevorderen.» Ik
heb zelf ook heel veel contact met mensen die werken in de gehandicaptenzorg. Dat
zal de Staatssecretaris ook hebben. We gaan daar langs, en zien hoe moeilijk het nu
al is en hoe hard mensen nu al moeten werken om überhaupt goede zorg te kunnen verlenen.
Er kan gewoon niks meer af. En zodra de kosten voor de baten uitgaan en deze bezuinigingen
doorgaan, ontstaat er wel echt een groot probleem. De urgentie en dat dit verantwoord
zou kunnen, vind ik toch wel ontbreken in het antwoord van de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Maeijer:
Ook ik voer natuurlijk die gesprekken. Ook ik ben de afgelopen acht maanden die ik
hier nu mag zitten meerdere keren op bezoek geweest in de sector. Het is een waanzinnig
mooie sector. Ik ben altijd weer enorm onder de indruk van de passie en de liefde
waarmee mensen hun soms moeilijke werk daar doen en van wat men allemaal voor elkaar
bokst. Ja, ik ben het ook met u eens dat dat niet altijd onder makkelijke omstandigheden
plaatsvindt. Maar we hebben ook de realiteit met elkaar. De ene kant is de realiteit
dat we gelukkig op financieel gebied, zoals ik net al aangaf, in staat zijn geweest
om een en ander te realiseren. Aan de andere kant is er de realiteit van de opgave
die er nog ligt en die ik ook niet zomaar ongedaan kan maken. Wat daarbij komt, is
dat extra geld alleen ook niet altijd de oplossing is. Zoals mevrouw Dobbe zelf ook
al aangaf, hebben we te maken met krapte, een gebrek aan personeel. Dat zijn allemaal
zaken waar wij rekening mee moeten houden. Maar als u schetst dat ik de urgentie niet
deel, dan heb ik mij waarschijnlijk niet goed uitgedrukt, want die deel ik wel. De
sector is ontzettend waardevol en daar moeten we voor knokken.
Dit waren de vragen die ik heb gekregen, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Dan komen we bij de Minister. Sorry, voordat ik naar de Minister ga, heeft
u nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wil liever niet mijn interruptie hieraan besteden, maar ik heb ook nog een vraag
gesteld over transparantie, en het kompas in het HLO en het AZWA. Maar misschien gaat
de Minister dat doen.
De voorzitter:
Er is net wel ingegaan op uw vraag over het Generiek kompas.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik had twee vragen daarover gesteld. De eerste interruptie net ging over het borgen.
De tweede ging over de akkoorden.
De voorzitter:
Kunt u die vraag misschien ...
Staatssecretaris Maeijer:
Excuus, voorzitter. Die had mevrouw Paulusma inderdaad gesteld. Die ben ik net vergeten
te beantwoorden in mijn beantwoording over het Generiek kompas. Er worden hierover
geen concrete afspraken gemaakt in het HLO of het AZWA. We laten dit over aan de kompaspartijen,
die, zoals ik net ook richting mevrouw Paulusma heb gezegd, binnenkort aan de slag
gaan met het monitoren en het analyseren van de kwaliteitsbeelden die worden opgeleverd.
De voorzitter:
Yes, helder. Anderen nog? Dan zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van
de Staatssecretaris. Dan gaan we nu luisteren naar de Minister. Welkom.
Minister Agema:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst: als de Kamer mij roept, dan kom ik natuurlijk.
Ik stond al met mijn jas aan op 13 februari toen ik plotseling op moest komen draven.
Ik was natuurlijk ook gewoon gekomen. Dat ik er niet bij aanvang was, is omdat van
de 65 agendapunten die op de agenda staan, er geen punten zijn die onder mijn portefeuille
vallen. Daarom was ik er aanvankelijk niet bij, maar ik ben natuurlijk altijd bereid
om uw vragen te beantwoorden. Dat heb ik ook schriftelijk al gedaan. Vandaag zijn
er nog een aantal aanvullende vragen gesteld. Die zal ik natuurlijk met alle liefde
beantwoorden.
Mevrouw De Korte vraagt om de verschillen in beeld te brengen tussen commerciële verpleeghuiszorg
en reguliere verpleeghuiszorg. Ik heb haar eerder al gewezen op het onderzoek van
Ernst & Young. Zij heeft eerder ook gezegd dat er een expertgroep nodig is. We zien
nu dat ze op haar wenken wordt bediend met het rapport dat gisteren is uitgekomen
van de onderzoekers van onder andere de Autoriteit Consument & Markt, de Erasmus Universiteit
Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam. De belangrijkste conclusie is dat er
geen misstanden zijn vastgesteld en dat er geen ongewenst gedrag is vastgesteld van
op winst gerichte zorgaanbieders. Zij concluderen dat dat in Nederland niet aantoonbaar
is. Zij vroeg naar de punten kwaliteit, cherrypicking en upcoding. Dat is niet aangetroffen.
Ik denk dat het goed is dat wij in ieder geval weten dat deze misstanden, ondanks
dat er commercie is in de zorg, in Nederland gelukkig niet worden aangetoond.
Dan een vraag van mevrouw Slagt-Tichelman over digitale zorg. De Staatssecretaris
heeft daar ook al wat over gezegd. Digitale zorg is voor ons enorm belangrijk. Als
personele tekorten oplopen, is dit een van de oplossingen. Daarbij wordt administratietijd
vervangen door digitale processen. Daarmee wordt de kwaliteit verhoogd en kunnen meer
mensen geholpen worden. Als je dan ook nog de bonus hebt dat het minder kost en je
daarmee geld bespaart, is dat goed. Ik denk dat het goed is als we op deze manier
personeel dat er niet is en niet bij kan komen, kunnen vervangen.
Dan een vraag van mevrouw Slagt-Tichelman over gescheiden wonen in de zorg. Zij vindt
dat wat verwarrend. Ik vind het jammer dat zij dat vindt. Wat betreft haar eerdere
wens om de ouderenhuisvesting op te nemen in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord
en het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg, kan ik zeggen dat we daar natuurlijk een passage
over hebben opgenomen, maar ik heb haar eerder ook al gezegd dat wij nog wachten op
onderzoek. Enerzijds gaat het om monitoring naar aanleiding van de bestuurlijke afspraken
die al door mijn voorganger De Jonge zijn gemaakt met partijen, over de nultredenwoningen,
de geclusterde woningen en de zorggeschikte woningen. Wij krijgen hopelijk voor de
zomer de eerste monitoring, maar het kan ook in de zomer zijn. Die gaat concreet over
hoe het ermee staat en wat in de planfase en wat in de realisatiefase zit. Ik zal
u daar natuurlijk van op de hoogte stellen.
We hebben PricewaterhouseCoopers bereid gevonden om onderzoek te doen, om de nadere
doorrekening te doen, voor de ouderenhuisvesting, voor de terugkeer van de verzorgingshuizen.
We hebben geld en middelen beschikbaar voor extra plekken. Dat is ook het uitgangspunt.
Maar de nadere doorrekening gaat vooral om het volgende. De doorrekening die er nu
ligt, gaat uit van veel hogere kosten voor een verpleeghuis- of een verzorgingshuisplek.
We hebben PricewaterhouseCoopers gevraagd om in kaart te brengen: wat als we ook de
kosten meenemen voor het eerstelijnsverblijf? Met het stoppen van de financiering
van de verzorgingshuizen is er een opstopping ontstaan in de ziekenhuizen; dat noemen
we het eerstelijnsverblijf. Daar geven we inmiddels een heleboel geld aan uit, wat
we er eerder niet aan uitgaven toen we nog verzorgingshuizen hadden.
We kennen het onderzoek van de heer Wouterse, waaruit blijkt dat de thuiswonende populatie,
de vergelijkbare populatie, om veel meer ziekenhuiszorg, reistijd en reiskosten vraagt.
We hebben PricewaterhouseCoopers gevraagd om dat soort kosten allemaal mee te gaan nemen. We
hebben ze ook gevraagd om in kaart te brengen hoe groot de populatie is. We willen
dit proces natuurlijk zorgvuldig doen. Als we al deze informatie hebben, kunnen we
keuzes maken over hoe wij die 600 miljoen gaan inzetten en op welke plek we dat het
beste kunnen doen. Dat gebeurt natuurlijk met ons doel: de terugkeer van de verzorgingshuizen.
Het gaat er natuurlijk om dat wij de ouderenhuisvesting zo goed mogelijk organiseren.
Ik zeg u bij dezen toe dat ik een procesbrief naar de Kamer zal sturen. Ik wil niet
dat u verwarring heeft over wat er voor, in of vlak na de zomer allemaal komt en wat
de bedoeling daarvan is. Natuurlijk nemen wij de uitkomsten allemaal mee in de uitwerking
van het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord en het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg.
Er staat straks dus een passage in, maar de uitwerking komt later omdat de uitkomsten
van de onderzoeken ook later komen.
De heer Bevers (VVD):
Als er extra geld wordt geïnvesteerd, loop je altijd het risico dat het vier keer
uitgegeven wordt. Ik wil toch even terug naar die 600 miljoen. Ik hoor de Minister
nu toch weer zeggen – ik heb de Staatssecretaris daar ook op bevraagd in de eerste
termijn – dat die 600 miljoen exclusief zou zijn voor de terugkeer van de verzorgingshuizen.
We hebben nog even een korte discussie gehad over de tekst die in het hoofdlijnenakkoord
staat. Daar staat «bijvoorbeeld», dus dat betekent wat mij betreft dat er ook ruimte
is voor andere investeringen. Ik hoor u nu opnieuw zeggen dat het exclusief zou zijn.
Klopt dat? Houdt u die claim op deze manier in stand? Of is mijn interpretatie juist
dat we ook ruimte hebben voor andere investeringen, zoals voor mensen met dementie,
voor mantelzorg en dat soort zaken, die ook noodzakelijk zijn voor de ouderenzorg?
Minister Agema:
Dat hangt allemaal af van de uitkomsten van de onderzoeken, hoe groot de groep is,
wat de nadere doorrekening ons vertelt. Bijvoorbeeld zorg- en verpleegplekken; dat
staat er inderdaad. Ik neem nu nog geen beslissingen over wat het precies wordt omdat
ik daarvoor eerst heel veel meer informatie nodig heb. Maar natuurlijk, op het moment
dat wij in de eerste jaren het geld nog niet weggezet krijgen, kunnen we het ook inzetten
voor de kwaliteit van de ouderenzorg. Het is voor de ouderenzorg en wij brengen in
kaart wat wij nou precies waarvoor nodig hebben. Je kunt geld niet zomaar uitgeven,
je moet er wel een verhaal bij hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Slagt-Tichelman. Wacht even, u bent door uw interrupties heen. Ik houd het
even strak, want ik heb niet de luxe om het debat te laten uitlopen. De Minister was
nog bezig met haar betoog.
Minister Agema:
Ja. Ik was bij mevrouw Slagt-Tichelman. Voor de zorgzame gemeenschappen is aandacht
in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Ook in het eerdere Integraal Zorgakkoord
is er die beweging naar de voorkant: het sociaal domein en dan binnen de zorgkolom,
dus Welzijn op Recept en het verkennend gesprek. Niet het sociaal domein op zich,
maar de sociale component in het zorgdomein. Daarvoor zal veel aandacht zijn in het
aanvullend zorg- en welzijnsakkoord.
Dan de heer Bevers. Die wil tempo maken. Dat wil ik ook. Het was best jammer dat wij
vlak voor de kerst ineens een extra bezuiniging van 330 miljoen op ons bordje kregen,
waarna vijf partijen van tafel gingen in het kader van het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord
en het hoofdlijnenakkoord voor de ouderenzorg. Dat heeft best een hoop vertraging
opgeleverd, maar gelukkig is iedereen weer terug aan tafel. Het is ook een proces
dat je niet onder druk kunt zetten. Er zitten zeventien partijen aan tafel die allemaal
een achterban hebben die ze moeten raadplegen. We kunnen daarin ook geen stappen overslaan.
We boeken vooruitgang. We willen volle kracht vooruit en ik hoop met deze zeventien
partijen deze akkoorden te sluiten, zodat we een heleboel acties uit ons hoofdlijnenakkoord
kunnen realiseren.
Over de bouwopgave heb ik het al even gehad.
Mevrouw Dobbe vroeg, ook in de context van het aantal plekken, naar de strenge toegang
tot verpleeghuizen. Er komt dus structureel geld bij voor meer plekken. Tegelijkertijd
willen we ook dat in de verpleeghuizen de meest urgente gevallen een plekje hebben,
dus niet alleen de mensen die het goed weten te regelen, maar ook de mensen zonder
sociale context. Zij moeten ook toegang hebben. Je zou kunnen zeggen dat een strengere
toegang tot verpleeghuizen betekent dat minder mensen toegang hebben, maar ik bedoel
daarmee dat vooral de mensen met de hoogste urgentie toegang hebben. Je kunt dat interpreteren
als strenger, maar de bedoeling is dat niet alleen de mensen die het goed weten te
regelen een plekje krijgen, maar ook de mensen die niemand hebben en het ook niet
tijdig goed kunnen organiseren.
Het aantal zorgverleners groeit inderdaad niet mee. Dat is de opgave van het kabinet,
de allergrootste opgave die wij hebben, het grootste probleem van de zorg. Wij maken
daarover op dit moment heel veel afspraken.
Dan het zorgbuurthuis. Er zijn natuurlijk heel veel overeenkomsten tussen het zorgbuurthuis
en de terugkeer van de verzorgingshuizen. Alle medewerking dus om dit te realiseren.
We geven voor de digitalisering ook stimuleringsmiddelen. Het hoeft dus echt niet
allemaal van de eigen balans te komen.
Mevrouw Paulusma had het over de dalende studentenaantallen. Heel zorgelijk. Ik maak
daar samen met de Minister van OCW een actieplan op. Mevrouw Paulusma bracht ook het
stagefonds in herinnering. Dat is door de Algemene Rekenkamer beoordeeld als onvoldoende
doelmatig en rechtmatig. Ik kan het geld niet blijven uitgeven aan hetzelfde doel,
dat kan niet. Ik moet geld doelmatig en rechtmatig uitgeven. Van de 120 miljoen heb
ik nog 40 miljoen beschikbaar voor de leidraad vakmanschap en werkplezier. Ik ga daar
zeker een nieuwe goede bestemming aan geven voor het werkveld.
Ik denk dat ik hiermee alles heb gehad, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb het even genoteerd: mevrouw Dobbe, de heer Thiadens en mevrouw
De Korte. Ja, mevrouw Dobbe, u heeft twee interrupties.
Mevrouw Dobbe (SP):
Twee maar? Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik blijf toch
een beetje in verwarring achter. De toegang tot verpleeghuizen is nu al heel beperkt;
dat weet Minister Agema ook. Op dit moment komen alleen de meest kwetsbare mensen
nog in een verpleeghuis, de mensen die het het hardst nodig hebben, die echt niet
meer thuis kunnen blijven en verpleeghuiszorg nodig hebben. Dan ben ik toch een beetje
in verwarring als er wordt gezegd «de meest kwetsbaren die het zelf niet kunnen regelen,
moeten toegang hebben», terwijl het al om die groep gaat. Wie krijgt er dan zo meteen
geen toegang meer tot het verpleeghuis? Dat snap ik dan even niet. Volgens mij is
dat niet wenselijk. En waar blijven die mensen dan? Waar krijgen ze de zorg die ze
nodig hebben dan wel?
Minister Agema:
Dat is inderdaad een groot spanningsveld. Er is een beperkt aantal verpleeghuisplekken.
Zoals ik al heb aangegeven, hebben we geld beschikbaar voor meer zorgplekken. Wij
gaan heel goed en zorgvuldig bekijken hoe wij dat extra geld voor meer plekken gaan
inzetten. Tegelijkertijd zien we ook – dat is eerder ook door de NZa geconstateerd
– dat de helft van de beschikbaar komende plekken niet is voor mensen die op de wachtlijst
staan. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen die in een zeer slechte toestand binnenkomen
op de SEH. Ik wil dat we die groep mensen niet uit het oog verliezen. De meest urgente
gevallen moeten dus toegang hebben. Het is geen cherrypicking, waar mevrouw De Korte
naar vroeg. Nee, je moet denken aan de meest urgente gevallen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Ik wil toch nog even terugkomen op de digitale zorg. De Minister heeft er ook aandacht
aan besteed in haar brief. Daar staat onder andere in dat dit een extra netto besparing
op gaat leveren van 45 miljoen in 2027 tot 270 miljoen structureel vanaf 2031. Het
is zo 2027. Ik vroeg mij af of er nu al voorbeelden zijn die gekwantificeerd zijn
of, met andere woorden, waarvan is aangetoond hoeveel ze gaan bijdragen aan die nettobesparing.
Dan krijgen we iets meer beeld bij wat het gaat opleveren.
Minister Agema:
In het betreffende SiRM-rapport staan mooie overzichten. Ik kan daar nu wel uit gaan
citeren, maar ik zou u willen adviseren om het SiRM-rapport nog even goed door te
lezen. Je hebt het daarbij bijvoorbeeld over realtime monitoring, maar ook begeleiding
via een app. Je hebt het over de heupairbag, beeldzorg, de steunkousenaantrekker.
Het geschat potentieel digitale zorg, onderzoek naar opbrengsten van digitalisering
van ...
De voorzitter:
Ik hoor dat het rapport gewoon openbaar is. Goed dat u een paar voorbeelden noemt,
maar u hoeft het niet helemaal te noemen.
Minister Agema:
En daar moeten we op inzetten, want het oplopende tekort aan personeel is het grote
probleem waarmee we te maken hebben en op deze manier kunnen we ervoor zorgen dat
we met de mensen die we hebben meer patiënten en cliënten kunnen helpen. Dit is de
oplossing voor de problemen waar we voor staan. Er zijn hiernaast nog veel meer oplossingen,
maar dit zijn de oplossingen die we het eerst gaan uitrollen en waar de mensen in
het veld ook enthousiast over zijn. Dat in de richting van de heer Thiadens.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik had inderdaad nog een mogelijkheid om een vraag te stellen. Dank aan de Minister
voor de beantwoording tot nu toe. We zien allerlei verschuivingen; verpleeghuizen
– dat wordt misschien zwaardere zorg – en verzorgingshuizen, maar wat is uiteindelijk
de visie op de ouderenzorg, inclusief de aandacht voor wonen? Het heeft allemaal zo
met elkaar te maken. Het NZa-rapport «Tussen wal en voordeur?» zegt dat er wettelijke
afspraken moeten komen over kwetsbare mensen. Welke keuzes worden er dan gemaakt in
relatie tot de verzorgingshuizen?
Minister Agema:
Ik vind dit een vrij brede vraag. Misschien kan mevrouw De Korte iets concreter worden.
Mevrouw De Korte (NSC):
We missen een soort overall visie op waar het naartoe gaat. Het lijkt een geschuif
tussen het een en het ander, een beetje hier en daar. Een visie hierop ontbreekt,
net als verschillende scenario's. Waar gaan we met z'n allen naartoe? We zien dat
het bijna vastloopt.
De voorzitter:
Klopt het dat die visie ontbreekt? Anders gaan we inderdaad ...
Minister Agema:
Mevrouw De Korte, ik zou zeggen: lees het regeerprogramma. Ik denk dat onze opvatting
daar behoorlijk kort en bondig in genoemd staat. U ziet het ook terug in het aanvullend
zorg- en welzijnsakkoord. De rode draden daarin zijn het afwenden van een onbeheersbaar
arbeidsmarkttekort, het gelijkwaardigere toegang geven tot zorg en overall het ziekenhuis
dichtbij als uitgangspunt nemen voor het ziekenhuislandschap. Dat zijn overall de
lijnen waarlangs wij bewegen en die leest u uitstekend in ons regeerprogramma.
De voorzitter:
Nou, tot slot.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ja, net werd me inderdaad om een verduidelijking gevraagd.
De voorzitter:
Oké, uw laatste.
Mevrouw De Korte (NSC):
Zijn er op zich echt harde afspraken over wat nu het scheiden van wonen en zorg is?
De NZa zegt dus: er moeten ook wettelijke afspraken komen. Is de Minister voornemens
die te maken?
De voorzitter:
Minister, ook tot slot.
Minister Agema:
Ja, maar dan vraag ik mevrouw De Korte wel om concreet aan te geven op welke wettelijke
afspraken zij doelt. Word concreet in uw vraag, en u krijgt een antwoord.
De voorzitter:
Er is nog een tweeminutendebat. Ik bedoel: het is aan u, mevrouw De Korte. Als u zegt
dat dit precies uw vraag is over dit specifieke onderwerp en dat u dit wilt weten,
is het dus nu aan u om daar nu nog wel of niet iets mee te doen. Anders wordt het
inderdaad wel heel algemeen. U laat het gewoon even zo. Dan zien we wel wat daarvan
komt in het tweeminutendebat.
De heer Bevers (VVD):
Ik werd nog even getriggerd door een opmerking van de Minister over het betrekken
van de sociale context bij het beoordelen van wie waar het beste op zijn plek is.
Ik heb in de eerste termijn gezegd dat voor die indicatiestellingen het grote verschil
tussen Wmo en Wlz met name is dat bij de Wmo wel standaard naar de sociale context
wordt gekeken voor wat iemand kan en hoe dat eruitziet, maar dat dit bij de Wlz natuurlijk
veel minder het geval is. Daarin is er een indicatie zorg en verblijf en wordt er
niet gekeken naar de sociale context, ook omdat dat zou vragen om bijvoorbeeld een
wetsaanpassing. Is de Minister dan ook bereid om dat te onderzoeken? Is dat ook een
van de opties die zij bedoelt met het kijken naar het wettelijk kader? Daar was ik
benieuwd naar.
Minister Agema:
Dat is een concrete vraag. Dank u wel daarvoor. Ja, we zien een steeds groter wordende
groep zorgvragers en een niet-groeiende groep zorgverleners. Daar hebben we een hele
grote uitdaging liggen. Daar kan je op handelen met digitalisering, automatisering
en AI, maar ook met het halveren van het regelwoud tot maximaal 20% van de tijd, met
hulpmiddelen en noem maar op; en alles gaan we doen. Maar je ziet ook – en dat is
wat u aanstipt – dat mensen soms een hele grote zorgvraag hebben, maar, omdat ze nog
een fitte partner en een fit netwerk hebben, al die tijd thuisblijven en uiteindelijk
ook thuis sterven. Maar je ziet ook een groep mensen die dezelfde klachten hebben
en dat sociale netwerk niet hebben. Zij gaan dus eerder een groter beroep doen op
bijvoorbeeld zware verpleeghuiszorg. Daar zijn wij natuurlijk over in gesprek. Ik
kan er niet op vooruitlopen hoe concreet we daarin kunnen worden, maar wat u aangeeft
wordt zeker gezien.
De voorzitter:
Dank u wel. Even kijken. Mevrouw Dobbe heeft er nog een. Mevrouw Paulusma heeft er
nog een. Ja, ik denk wel dat de Minister klaar is, mevrouw Dobbe. Ja, dat gevoel heb
ik. Dit is de tweede termijn, dus we zijn echt aan het einde gekomen van het commissiedebat.
Welke vraag staat nog open, mevrouw Paulusma?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik heb nog een vraag die openstaat en ik wilde nog een interruptie doen, maar dan
doe ik eerst de vraag. Ik heb de Minister namelijk ook gevraagd hoe het staat met
de bezuinigingen op de verpleegkundigen, gerelateerd aan het grote personeelstekort
dat we momenteel in de zorg hebben, en de duidelijkheid die zij daarover moet gaan
verschaffen.
Minister Agema:
Mevrouw Paulusma bedoelt de 165 miljoen? Ik heb daar een brief over gestuurd aan de
Kamer. Ik heb daarin aangegeven wat ik wel en niet doe. Ik kan daar nog geen duidelijkheid
over geven in de context van de Voorjaarsnota. Dat heb ik ook beschreven in de brief.
De bezuiniging die ik van de Kamer heb gekregen, dus de 165 miljoen extra, gaat dus
niet gericht worden op scholing voor verpleegkundigen en gaat ook niet gericht worden
op de loon- en prijsbijstelling. Het wordt iets anders. Het moge duidelijk zijn dat
ik met «iets anders» niet bedoel om opnieuw nieuwe groepen boos te maken. Dan zijn
we namelijk weer terug bij af. Dat ga ik dus ook niet doen. Het spijt me dat ik u
verder nog even in spanning moet laten richting de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
Precies. Het komt gewoon terug bij de Voorjaarsnotadiscussie. Dan de laatste interruptie.
Mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik zei net in mijn betoog dat ik naar de Minister van wachtlijsten kijk, maar ik kijk
eigenlijk naar een Minister die geen plannen heeft. Zo langzamerhand begint dat echt
wel heel pijnlijk te worden. Ik merk dat gelukkig ook bij de partijen in de coalitie,
die zich bijvoorbeeld heel veel zorgen maken over die vertraging van dat hallucinante
plan voor de verzorgingshuizen. Maar ondertussen gebeurt er niks op de woonopgave.
Er gebeurt niks om duidelijkheid te bieden aan verpleegkundigen. De Minister herhaalt
elke keer dat digitalisering de oplossing gaat bieden, maar er gebeurt niks. Er zijn
nog geen plannen. De Minister haalt voorbeelden aan van dingen die het veld zelf heeft
opgepakt, maar deze bewindspersonen komen zelf niet met plannen. Dan hoor ik de Minister
zeggen: ik wil geen nieuwe groepen boos maken. Deze Minister moet keuzes maken. Die
zijn altijd ingewikkeld op VWS. Maar maak een keuze; kom met plannen. Ga daarover
met ons in debat. Het enige dat wij nu aan het doen zijn, is wachten op de Voorjaarsnota
en plannen die mogelijk een keer gaan komen. Dat maakt mij niet uit, maar het begint
langzamerhand vooral heel frustrerend voor het veld en een heleboel patiënten te worden.
Minister Agema:
Dit is echt onterecht. Het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord zou in december worden
gesloten. Op het laatste moment heeft de Tweede Kamer een extra bezuiniging van 330 miljoen
op ons bord geworpen. Daardoor zijn aanvankelijk vijf partijen van tafel gegaan. Ze
zitten weer aan tafel, maar dat heeft vertraging veroorzaakt. We zetten nu alles op
alles om die aanvullende afspraken voor elkaar te krijgen. Dat zijn bijzonder stevige
afspraken. Als die er komen, ben ik een ontzettend trotse Minister met een hoop vertrouwen
in de toekomst. Maar ik kan er niets aan doen dat dat vlak voor de kerst zomaar gebeurde.
Het is mij een lief ding waard om iedereen de komende tijd aan tafel te houden en
tot een akkoord te komen. Daarnaast heb ik ook al met u gedeeld dat ik werk aan een
platform. Dat platform wordt ook nog voor de zomer gelanceerd. Er wordt dus hard gewerkt
op mijn ministerie. Er worden concrete stappen gezet. Ik hoop op korte termijn een
aanvullend zorg- en welzijnsakkoord en een hoofdlijnenakkoord voor de ouderenzorg
te kunnen delen en presenteren.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb nog twee vragen openstaan. Zal ik die eerst even noemen?
De voorzitter:
Ja. Heel kort.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had nog een vraag over de 15.000 zorgprofessionals die thuiszitten. Er werd een
onderzoek gestart omdat die werkeloos thuiszitten.
Mijn tweede vraag is: naar wat voor soort verzorgingshuizen kijkt de Minister om mee
terug te komen? Waar is ze mee bezig? Hoe ziet zo'n verzorgingshuis eruit? Dan heb
ik nog een interruptie, maar daar zal ik nog even mee wachten.
Minister Agema:
Dank u wel. Het aantal van 15.000 werklozen wordt niet gezien als een raar aantal.
Het wordt gezien als een frictieaantal. Dat heb je in alle sectoren, zowel in het
bedrijfsleven als bij de overheid. Over het geheel genomen ligt dat onder het gemiddelde
dat je normaal gesproken ziet als het gaat om frictieaantallen. Het is dus jammer.
Ik zou liever zien dat deze 15.000 mensen aan het werk zijn, maar op deze grote arbeidsmarkt
is dat geen vreemd getal. Vergeleken met andere sectoren is het iets lager dan gemiddeld.
Waar doel ik op? De huidige afspraken die bestuurlijk zijn gemaakt voor de ouderenhuisvesting
gaan over nultredenwoningen, geclusterde woningen en zorgwoningen. Wij vragen PricewaterhouseCoopers
hoe het zit met die oude verzorgingshuisgroep, dus de groep mensen die nog wel behoorlijk
zelfstandig functioneert, maar wel verlies van regie heeft en voor wie het wel noodzakelijk
is in een gezamenlijk huis te wonen met toezicht in de nacht. Hoe groot is die groep?
Die vraag hebben wij uitgezet. Daar komt dus een antwoord op. Dat soort antwoorden
krijgen wij met het onderzoek dat in september gaat komen. Als we de uitkomsten hebben,
dan kunnen we ook beslissingen nemen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zou in mijn interruptie toch even terug willen komen op de toegangseisen voor de
verpleeghuizen, om dat heel scherp te krijgen, zodat daar geen verwarring over ontstaat
naar aanleiding van het debat van net. Het is mij gewoon niet duidelijk. De Minister
heeft het namelijk over cherrypicking, maar volgens mij gebeurt dat gewoon niet op
dit moment. Misschien is het een gekke woordkeuze. Dit zijn namelijk gewoon allemaal
mensen die verpleeghuiszorg nodig hebben. Maar is het nu zo dat de toegangseisen voor
het verpleeghuis worden veranderd of aangescherpt?
Minister Agema:
Daar ben ik over in gesprek. Ik kan daar dus nog niets definitief over zeggen. Het
is echter wel zo dat het aantal plekken beperkt is, dat er dus geen toegang is voor
iedereen. We hebben geld beschikbaar voor een uitbreiding van zorgplekken, maar ik
vind het wel heel belangrijk dat die plekken gaan naar de mensen met de hoogste urgentie.
En ja, door heel veel instellingen worden ook de mensen met de hoogste urgentie van
de lijst gekozen, maar dat is niet altijd de verplichting. Vanaf zzp 4 heb je recht
op toegang, dus een huis kan ook een bewonersgroep samenstellen met zzp 4, terwijl
er dan nog mensen met zzp 7 op de lijst staan. Dat vind ik een lastige.
De voorzitter:
Maar die discussie komt nog, haal ik eruit.
Minister Agema:
Ja, daar ben ik mee bezig.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik nog de heer Bevers genoteerd; klopt dat? Nee. Dan laten we
het hierbij.
Ik dank iedereen voor zijn of haar inbreng. Sorry? Ja, ik weet dat we nog niet klaar
zijn en ik hoor dat u een tweeminutendebat wilt aanvragen. Ik ga dat allemaal regelen,
rustig aan. Ik weet dat we inderdaad nog 27 minuten hebben, maar we hoeven niet altijd
alle tijd op te maken die we reserveren. Alle uren bij elkaar opgeteld zou dat betekenen
dat we nooit meer een commissiedebat op één dag zouden kunnen afronden. Dat is ook
niet de bedoeling, natuurlijk. We hebben het al in tweeën geknipt.
Ik heb ook uw hulp nodig, want we hebben mee zitten schrijven met de toezeggingenlijst
en de openstaande vragen van het vorige debat. Ik heb weer zitten afstrepen aangaande
dit debat, dus ik ga gewoon beginnen bij het begin. Er is een tweeminutendebat aangevraagd
door NSC. Dat geleiden we door. Er komt dus een vervolg van dit debat in de plenaire
zaal.
Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.
– Allereerst. De Staatssecretaris blijft de Kamer op de hoogte houden over de ontwikkelingen
van het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit over de splitsing tussen VG7 en
VG7+ et cetera et cetera. Dit is een toezegging aan onder andere ChristenUnie en GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
Hier staat dat er in juni een soort actuele stand van zaken van wordt gegeven. Ik
denk: ik check dat even.
– De Staatssecretaris reageert zo spoedig mogelijk op het NZa-rapport «Tussen wal en
voordeur?».
Hier staat dat dat uiterlijk aan het einde van het voorjaarsreces gaat gebeuren. Ik
weet niet of dat nog klopt; ik check het even. Zo had ik ’m in ieder geval genoteerd.
– De volgende. De Staatssecretaris informeert de Kamer voor het einde van het eerste
kwartaal van 2025 nader over de voornemens met betrekking tot de motie-Krul over de
staatscommissie.
Dit is allemaal naar aanleiding van de eerste termijn. Als u daar al iets over gezegd
heeft, is dat zo. Hier staat «voor het einde van het eerste kwartaal». Dat is natuurlijk
al bijna. Ik hoor dat u dat voor de zomer doet.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer rond de zomer van 2025 over de plannen uit
het regeerprogramma waarin verschillende zorgwetten en -domeinen beter op elkaar worden
afgestemd. Dit is een toezegging aan de BBB-fractie.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer in september over het onderzoek naar betere
ouderenzorg voor bijvoorbeeld zorg- en verpleegplekken. Dit is een toezegging aan
de SGP en de PVV.
Ik kijk u even aan. Klopt dat? Check.
– De Staatssecretaris zegt toe dat de Tweede Kamer binnenkort het wetsvoorstel voor
de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage en de financiële gevolgen van
de vertraagde invoering ervan ontvangt et cetera et cetera.
Ja? Check. Dan komen we bij het volgende punt.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer in maart over de aanvullende afspraken die
worden gemaakt in het kader van het IZA en ook binnen het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg.
Er staat «in maart». Klopt dat nog steeds? Check. Ik constateer dat dat zo spoedig
mogelijk in maart is, deze maand. Dan heb ik onder het punt varia het volgende.
– Het kabinet stuurt voor de zomer van 2025 een hoofdstuk naar de Kamer van de werkagenda
nationale strategie waarin wordt gesproken over een één-plek-loket waar vragen over
voorzieningen voor mensen met een beperking kunnen komen. Dat is een toezegging aan
mevrouw De Korte.
– De Staatssecretaris stuurt binnenkort de uitkomst van de gesprekken met zorgverzekeraars
over palliatieve zorg, omzetplafonds, doelmatigheidseisen et cetera. Dat is voor mevrouw
Dobbe.
– De Staatssecretaris gaat bekijken of de aanbevelingen uit het Berenschot-rapport die
specifiek op intakes zijn gericht ook in de Wlz meegenomen kunnen worden. Dat is voor
GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Die had ik nog staan, maar daar is verder niet meer op ingegaan in de brief, denk
ik.
Minister Agema:
Dat gaan we allemaal doen.
De voorzitter:
Ja, heel goed.
Tot slot. Er is in de brief van de Minister het een en ander gezegd over het onderdeel
van uw collega van VRO, namelijk de extra woningen voor de ouderenzorg. Is daar nu
op geantwoord of komt er nog iets vanuit VRO?
Minister Agema:
Ik heb zeker geantwoord. Maar ik heb ook toegezegd dat ik nog een procesbrief stuur
met alles wat nog voor, in en na de zomer komt. Dat wordt echt een overzichtelijke
brief over de ouderenhuisvesting, waarin ik alles zal meenemen wat er ligt.
De voorzitter:
«Ouderenzorgwoningen» noem ik het dan even als kop. Dat heb ik genoteerd.
Dit is wat er in het net is blijven hangen naar aanleiding van het debat. Ik kijk
iedereen aan om te controleren of het zo klopt. Zo ja, dank. Dank aan iedereen voor
de aanwezigheid: Kamerleden, bewindspersonen, ondersteuning en aanwezigen hier en
op afstand. Ik sluit de vergadering. Dank u.
Sluiting 11.38 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.