Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 23 januari 2025, over wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren (Kamerstuk 36 395)
36 395 Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Nr. 21
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 7 maart 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 23 januari 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag
voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon
opsporingsambtenaren (Kamerstuk 36 395).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Diederik van Dijk,
Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool, Six Dijkstra, Van der Werf en Wijen-Nass,
en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, ik zie de heer Boswijk binnenlopen en dat is het moment waarop ik
deze vergadering met een gerust hart kan openen. Allemaal van harte welkom bij het
wetgevingsoverleg Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag
voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon
opsporingsambtenaren. Allereerst een hartelijk woord van welkom aan Onze Minister
van Justitie en Veiligheid. Fijn dat u weer bij ons bent.
Dit wetgevingsoverleg zal duren tot 18.30 uur. Dat komt omdat de leden bij een wetgevingsoverleg
een flinke spreektijd hebben. U heeft allemaal zelf aangegeven wat u ongeveer denkt
te zullen gaan spreken. Ik zal u daar grofweg aan houden. In deze eerste termijn hanteer
ik drie interrupties onderling. Dan rest mij niks anders dan de heer Van Nispen als
eerste het woord te geven. Aan u het woord.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de collega's die mij voor hebben gelaten. Ik zal
om 14.00 uur eventjes dit debat moeten verlaten. Ik kom dan weer terug om in ieder
geval naar de beantwoording van de Minister te luisteren.
Dit wetsvoorstel is een heel kort en overzichtelijk wetsvoorstel. Er wordt een delegatiegrondslag
toegevoegd dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden
gesteld over de bewapening en de uitrusting van de buitengewoon opsporingsambtenaren,
de boa's. Dat is zeer overzichtelijk. In de eerste plaats wil ik zeggen dat ik er
begrip voor heb dat de Minister de delegatiegrondslag voor de boa's gelijk wil trekken
met die van de politie. Het is belangrijk dat de regels voor de boa's goed geregeld
zijn, maar het gaat wel iets verder dan enkel een technische wetswijziging zo op het
eerste gezicht. Er ligt wel een fundamentele discussie aan ten grondslag die, vind
ik, nog maar weinig is gevoerd.
Deze wetswijziging staat symbool voor een trend die we eigenlijk al langer zien. Boa's
hebben in de afgelopen jaren steeds meer middelen en bevoegdheden toegekend gekregen.
De tijd dat boa's enkel parkeerboetes uitschreven is allang voorbij. Boa's bevinden
zich in steeds gevaarlijkere situaties en komen in aanraking met drugscriminelen,
met dronken publiek en met agressie. Soms staan ze er echt helemaal alleen voor. De
roep om meer bevoegdheden en geweldsmiddelen is dan ook niet gek. Boa's moeten zichzelf
kunnen beschermen. Dat willen zij ook en dat snap ik. Wij moeten gewoon staan voor
hun veiligheid. Als wij mensen het buitengebied in sturen en ze in aanraking kunnen
komen met drugscriminelen, dan begrijp ik heel erg goed dat die roep er is. Maar ik
zeg ook eerlijk dat het wel tot een dilemma leidt. Want als er een behoefte bestaat
aan geweldsmiddelen ter bescherming van boa's, moeten we ons dan niet de vraag stellen
of boa's eigenlijk wel met de juiste taken zijn belast? Plaatsen we boa's niet in
veel te gevaarlijke situaties, in situaties die we eigenlijk over zouden moeten laten
aan de politie? Graag een reactie van de Minister.
Boa's zouden volgens de regels een beperkte opsporingsbevoegdheid hebben, gerelateerd
aan hun functie en taakomschrijving, waarvoor zij gericht zijn opgeleid. Maar in de
praktijk zien we dat boa's als vervanging van de politie worden ingezet, daar waar
er tekorten zijn. Vooral in gebieden waar de politie weinig capaciteit heeft, wordt
de boa steeds breder ingezet zoals we zien bij de gemeentelijke boa en de groene boa.
In plaats van een bepaalde functie uit te voeren krijgt de boa een specifieke regio
onder zijn of haar hoede. Worden zij daarvoor dan ook echt volwaardig en goed opgeleid
om dat op die manier te doen en dus de politie te vervangen? Politieagenten hebben
een meerjarige opleiding, maar in sommige gevallen kun je al een boa worden met een
opleiding van twee à drie maanden. Ik begrijp echt heel goed dat de capaciteitsproblemen
bij de politie niet zomaar opgelost zijn en dat het moeilijk is om de bezetting op
peil te houden, maar dit is op zichzelf geen goede reden om boa's in dit gat te laten
springen met alle risico's van dien.
Het terugtrekken van de politie uit de openbare ruimte is wat mij betreft het echte
probleem. Dat vraagt dan ook om een echte oplossing. Hoe zorgen we ervoor dat er minder
politiemannen en -vrouwen vertrekken, hoe gaan we het werk aantrekkelijker maken en
wat gaat de Minister eraan doen om de capaciteit bij de Politieacademie te verhogen?
Welke mogelijkheden zijn er bijvoorbeeld – dat vind ik ook een relevante vraag in
dit debat – om boa's aan te trekken bij de politie en hen op te leiden tot volwaardige
agenten? Wat is daar nog meer voor nodig, is mijn vraag aan de Minister.
Bovendien stelt de Nederlandse Veiligheidsbranche: als we toegeven aan de druk, de
begrijpelijke druk, om boa's te voorzien van bewapening, dan is het een voorspelbaar
gevolg dat ook andere beroepsgroepen in het veiligheidsdomein hierom gaan vragen.
De Nederlandse Veiligheidsbranche vraagt zich terecht af of de samenleving wel veiliger
wordt met potentieel zoveel meer wapens. Graag een reactie van de Minister.
Ook ontvingen we een brief van Openbaar Vervoer Nederland. Ze wijzen ons erop dat
ov-boa's onvoldoende bevoegdheden hebben om zelfstandig en snel de identiteit van
overtreders vast te stellen. Vaak moet de politie daarbij assisteren en dat kost heel
veel tijd van zowel de politie als de boa's, maar het kan ook anders, zo laten ze
in Rotterdam zien. Daar werken de politie en de RET-boa's samen en kan de politie
op afstand en digitaal de ov-boa's assisteren bij het vaststellen van de identiteit.
Dat is interessant. Kan dat niet ook op andere plekken? Graag een reactie van de Minister.
Tot slot. De politie zou het geweldsmonopolie moeten hebben in Nederland, maar met
de verhoging van het regelgevingsniveau voor boa's, lijkt toch een andere weg te worden
ingeslagen. Het lijkt een erkenning te zijn van het feit dat boa's steeds meer een
eigen handhavingsinstituut vormen, naast de politie. Heeft de Minister dit ook echt
voor ogen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. De heer Van Nispen legde al goed uit waarom we hier vandaag zitten.
Het gaat eigenlijk over een technisch voorstel om de delegatiegrondslag voor de AMvB
op een ander niveau te hangen, wetstechnisch gezien. Daar ben ik voor. Ik denk ook
dat het nodig is om dat verschil in regelgevingsniveau gelijk te trekken, gelet op
de toegekende geweldsmiddelen. Maar daarmee gaat het vandaag dus ook echt over de
boa's en hoe wij tegen die boa's aankijken; dat hoorde ik ook in het betoog van de
heer Van Nispen. In de ogen van mijn fractie – dat heb ik ook al veel vaker gezegd
– kan het werk dat die boa's doen een hele goede aanvulling zijn op het werk dat de
politie doet.
Ik zoom even in op de soorten boa's. Ik wil het vandaag apart over de groene boa hebben.
Ik ga zo ook iets over de blauwe boa en de ov-boa zeggen. De groene boa verdient wat
mij betreft wel even bijzondere aandacht, want groene boa's hebben we gewoon heel
hard nodig in de buitengebieden. Groene boa's waren er altijd al. Die zijn klassiek
belast met natuurbeheer en wildstroperij, maar je ziet meer en meer dat de ondermijning
ook in de buitengebieden plaatsvindt en dat de groene boa's dus te maken krijgen met
drugsdumpingen, die aan de orde van de dag zijn. Maar ze krijgen ook te maken met
races in het bos, hoorde ik zelf, en met andere echt waanzinnige dingen, waarvan ik
heel erg hoop dat ik die niet tegenkom. Maar zij komen die dus wel tegen, en vaak
ook nog eens terwijl ze in hun eentje een dienst draaien. Dat doen ze zowel overdag
als 's nachts. Ik vind het enorm te prijzen dat zij dit werk doen. Dat wil ik vandaag
in dit debat doen en ik hoop dat de collega's dat ook doen. Zij kennen in zo'n gebied
echt ongeveer elke boom. In het stik-stikdonker weten zij de weg en weten ze waar
de kwetsbare plekken zijn. Vanuit mijn fractie dus veel lof voor het werk dat zij
doen.
Maar dat werk is niet zonder risico. Er zijn een aantal groene boa's die via hun werkgever
een aanvraag doen voor een wapen. Sommige hadden zelfs al eerder een wapen, vanuit
het takenpakket dat ze al eerder hadden. Of ze vragen voor het eerst een wapen aan.
De werkgever doet die aanvraag en beargumenteert dat een wapen nodig is om de taak
die de boa heeft, het werk dat diegene moet doen, op een veilige manier te kunnen
doen. Je ziet dat die aanvraag in een bureaucratisch moeras – sorry dat ik het zeg,
maar ik kan het niet anders beschrijven – belandt en dat de toetsing op een enorm
defensieve manier wordt gedaan, alsof die groene boa's als een soort cowboys alleen
maar wapens willen hebben. Niets is minder waar.
Ik zou er dus zeer voor zijn dat als een groene boa dat via de werkgever beargumenteert,
dat in beginsel positief tegemoet wordt getreden. Ik vind het namelijk vanuit de werkgeversverantwoordelijkheid
– de werkgever moet ervoor zorgen dat iedereen veilig zijn werk kan doen – heel ingewikkeld
om zo'n aanvraag af te wijzen, want dat zou ertoe leiden dat een groene boa dit werk
's nachts niet meer gaat doen. Dat kan namelijk niet op een veilige manier. Daar wil
ik de Minister graag op bevragen. Ik heb hem ook eerder in een vragenuurtje het volgende
gevraagd. Om welke aantallen aanvragen gaat het? Hoe gaat dat proces? Hoe zit dat
qua aantallen? Hebben we het dan over een paar boa's, die ik ook heb gesproken en
gezien, of is het een breder probleem? Ik hoop dat de Minister het met me eens is
dat we zo'n aanvraag in beginsel natuurlijk zorgvuldig, maar ook positief moeten beoordelen,
omdat het wapen nodig is om op een veilige manier het werk te kunnen doen. Graag een
reactie daarop.
Voorzitter. Dan de blauwe boa. Bij hen speelt het gebruik van de korte wapenstok.
In een heel aantal gemeenten – ik weet niet of ik de meest actuele data heb, maar
ik telde er negentien – hebben zij een korte wapenstok. Maar in een aantal gemeenten
– ik denk sowieso in Heerlen en Zoetermeer – gaat die aanvraag uitermate moeizaam.
Ook in dit geval kan het aan de aanvraag liggen, maar dat is in ieder geval niet duidelijk.
Zou een gemeente in dat geval in gesprek kunnen met het ministerie om te kijken hoe
de aanvraag verbeterd kan worden? Het leidt namelijk tot zo veel onvrede en onbegrip
aan de kant van de aanvrager. Dat zou ik weg willen nemen.
Voorzitter. Wat betreft bewapening is het natuurlijk belangrijk dat de boa goed getraind
en geschoold is. Net zoals agenten hebben boa's gewoon periodieke bijscholing. Dat
staat overigens los van wapens: dat heb je überhaupt. Voor wat betreft een wapen doe
je dat gewoon bij de trainingscentra die de politie ook gebruikt. Dat is terecht.
Dat moeten we dus ook vooral zo houden. Maar al die her- en bijscholing van onze handhavers
gebeurt door particuliere opleidingsbureaus. Nu vraag ik me eigenlijk af: kan dat
niet anders? We hebben in ons land namelijk een heleboel mbo-opleidingen. Op een mbo-opleiding
kan je je laten opleiden tot een handhaver. Maar als je dan een handhaver bent en
bij- of nascholing nodig hebt, dan betalen we grof geld aan allerlei particuliere
bureaus. Het examineren gebeurt door een stichting, een monopolist, de Exameninstelling
Toezicht en Handhaving, die een behoorlijk bedrag per examen vraagt. Kan dat niet
via een mbo-instelling, dus via de reguliere mbo-opleidingen? Die staan er. Ze staan
er overigens ook voor open. Dat heb ik gecheckt. Graag een reactie daarop.
Voorzitter. In lijn met wat ik eerder hoorde, noem ik de boa als beroepsgroep. De
beroepsgroep van boa's is natuurlijk heel divers. Er is namelijk een waaier aan werkgevers,
een waaier aan boa's en overigens ook een waaier aan bevoegdheden van boa's. Ik kijk
ook heel erg uit naar het herzien van het boa-bestel, dat we in, meen ik, 2027 gaan
doen. O, de Minister doet alsof het nu is. Ik kijk er erg naar uit. Het is namelijk
bijna niet meer te vatten. Wie mag nou wat? Wie doet nou wat? Werkgevers zijn natuurlijk
verantwoordelijk voor hun werknemers, maar ik zou de Minister wel willen vragen wat
zijn ministerie kan doen om de boa's te ondersteunen in een aantal uniforme taken,
waar alle boa's mee te maken hebben. Een werkgever met een heel aantal boa's zal het
namelijk allemaal prima voor elkaar hebben, maar er zijn natuurlijk ook kleinere werkgevers.
Het meest voor de hand liggende voorbeeld is de afwikkeling van en hulp bij PTSS.
Ik zou heel erg wensen – die discussie hebben we ook gehad bij de brandweer – dat
we met elkaar vaststellen dat dat op een uniforme en professionele manier gebeurt,
omdat die handhavers ons lief zijn.
Voorzitter. Het allerlaatste punt dat ik hier wil maken, betreft de handhavers in
het openbaar vervoer. Zij zijn essentieel, omdat er ongelofelijk veel overlastgevers
in het openbaar vervoer zijn. Een hoop mensen denken 's avonds: ik pak die trein maar
niet meer. Dat willen wij volgens mij allemaal niet hebben. Nu blijven de boa's die
daarin werken – dit punt hebben we vaker gemaakt – maar tegen de muur aanlopen dat
je de identiteit van een overlastgever niet kan achterhalen. Daar moet je namelijk
eerst de politie voor bellen. De politie komt dan maar weer. Het kost enorm veel uren
om de identiteit te achterhalen. Nu heeft de koepel van ov-bedrijven een rapport uitgebracht
met de naam «analyse». Ze zouden het graag anders zien. Ik ben het daar zeer mee eens.
Het belang dat wij hier volgens mij als woordvoerders politie hebben, is de politie
ontlasten voor deze taak. Ik begrijp dat zowel de Staatssecretaris van IenW als deze
Minister met een reactie komt op dat rapport. Daar wil ik hem graag op bevragen. Wanneer
zien we dat? Is de Minister het met me eens dat de insteek zou moeten zijn dat we
de politie van deze taak vrijwaren? Zo stellen we de boa's in staat om de identiteit
van overlastgevers in de trein te achterhalen.
Voorzitter, daar wil ik het bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Het woord is aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ook ik moet helaas eerder weg, omdat ik dadelijk
nog een commissiedebat heb over de Staat van de Volkshuisvesting. Dat is, gelet op
de wooncrisis in Nederland, ook erg belangrijk. Helaas kan ik de beantwoording dadelijk
dan ook niet bijwonen. Ik zit dan namelijk nog vast in dat andere commissiedebat.
Maar ik ga het wel op een later moment terugkijken. Dus nu alvast op voorhand dank
voor de beantwoording.
Voorzitter. Ten opzichte van vroeger krijgen boa's steeds vaker te maken met geweld
en lastige situaties. In het verleden was het passend om de bewapening en uitrusting
van boa's met beleidsregels niet zijnde een AMvB te regelen. Het ging namelijk toen
toch om een best beperkte taakstelling en gevaarzetting. Maar helaas hebben we moeten
constateren dat de context waarin zij moeten werken de laatste jaren echt veranderd
is.
Dat komt niet alleen maar door de verhardende samenleving. Die is er misschien wel
onderdeel van, maar boa's krijgen ook een steeds grotere taak toebedeeld. Vroeger
werden ze vaak ingezet voor een specifieke taak – denk bijvoorbeeld aan de bekende
parkeerhandhaving – maar vandaag de dag zijn ze vaker gekoppeld aan een wijk, waar
ze veelal alles in de gaten houden. Denk daarbij aan leefbaarheid, overlast en veiligheid.
Daar zijn ze dan verantwoordelijk voor. Opsporingsambtenaren zijn prima in staat om
die taken uit te voeren, maar ze komen wel vaker in gevaarlijke situaties terecht.
Denk ook aan het nachtleven. Als er zo'n specifieke gevaarlijke situatie is, dan moeten
ze zichzelf wel kunnen beschermen. Maar dan komen we wel in een best grijs gebied
terecht. Omwille van grote capaciteitstekorten bij de politie wil mijn fractie er
niet voor pleiten om het aantal boa's terug te dringen of hun taken in te perken,
maar we houden wel een vinger aan de pols. Wat ons betreft is het namelijk niet de
bedoeling dat boa's steeds maar een groter takenpakket toebedeeld krijgen. In de basis
hoort daar namelijk eigenlijk gewoon de politie voor te zijn. Ik ben wel heel benieuwd
hoe de Minister hiernaar kijkt. Ik zou er graag een reactie op krijgen.
Het is er vandaag al vaker over gegaan dat de regels over de bewapening en uitrusting
van boa's op dit moment opgenomen zijn in beleidsregels. We willen dat nu in de wet
gaan veranderen. Die wet wordt dus aangevuld met een wettelijke grondslag waardoor
boa's zich beter kunnen gaan bewapenen. De mening van de fractie is dus dat het in
de toekomst niet de bedoeling is dat boa's nog meer politietaken krijgen, maar we
willen wel voor het wetsvoorstel stemmen. Het werk dat boa's doen is namelijk wel
heel erg belangrijk. Met de huidige samenleving waarin ze werken en de extra taken
die ze toebedeeld hebben gekregen, is het heel erg belangrijk dat ze voor hun eigen
veiligheid kunnen zorgen. Dat vinden we als BBB heel erg belangrijk.
Ik heb wel nog een aantal vragen over de groene boa's. Daar is het vandaag bij mijn
collega's ook al over gegaan. De groene boa's houden toezicht op de natuurgebieden.
De groene boa, ook wel «jachtopzichter» genoemd, is handhaver in het gebied. Dat is
best wel een gespecialiseerde boa. Die komt ook op best wel afgelegen plekken in de
natuur. Juist vanwege die diensten in zeer afgelegen gebied en de expertise die hierbij
komt kijken, is het voor mijn fractie van belang dat zij zich kunnen bewapenen als
dat ook echt nodig is en niet pas als er zich een incident heeft voorgedaan. Maar
dat wordt hun niet zo makkelijk gemaakt. Daar wil ik dus extra aandacht voor vragen
bij de Minister.
Ik zou de Minister het volgende willen vragen. We hebben gehoord dat het aantal jachtopzichters
die een vergunning krijgen, terugloopt. De redenen daarvoor zijn nogal uiteenlopend.
Ik ben benieuwd hoe dat wordt getoetst. Ik ben ook heel benieuwd hoe de Minister ertegen
aankijkt om jachtopzichters uit te rusten met bewapening wanneer ze dat zelf nodig
achten. Bij de Douane zien we namelijk ook dat dat kan. Ik ben heel benieuwd hoe de
Minister naar de groene boa kijkt. Het werk dat ze doen is echt heel erg belangrijk.
Dat moet op een veilige en verantwoorde manier kunnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Het woord is aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met het uitspreken van mijn grote waardering
voor de boa's. Zij zetten zich in in onze wijken, maar ook in onze buitengebieden.
Ik denk dat we hier allen eensgezind vinden dat zij een onmisbare rol in het veiligheidsdomein
spelen, in de meest brede zin van het woord. Hun rol is alleen maar belangrijker geworden.
Dat is soms ook omdat de politie inderdaad niet in staat is om altijd overal handhavend
op te treden. In mijn beleving schuilt daar tegelijk het risico in. Dat is namelijk
dat ze nu een beetje als vervanger van de politieagent worden ingezet, terwijl ze
niet altijd dezelfde bevoegdheden hebben. Daar schuilt ook het risico in dat wanneer
ze van doen hebben met heel veel geweld of agressie, er eerder sprake kan zijn van
PTSS. Daar gaat deze discussie niet over, want volgens mij ligt er een initiatiefnota
van collega's van CDA, GroenLinks-PvdA en D66. Daar gaan we het later over hebben.
Maar het is wel een risico dat we benoemd willen zien en hebben.
Boa's dragen uiteindelijk bij aan de handhaving van de openbare orde binnen de gemeentegrenzen,
in het ov en in buitengebieden. Ze kunnen daar optreden tegen overtredingen van regels.
De collega van de SP zei het al: dat gaat niet alleen meer over parkeercontroles.
Het gaat over veel meer dan dat. Ze kunnen ook geconfronteerd worden – regelmatig
gebeurt dat ook – met situaties waarin ze bewapening en een degelijke uitrusting hard
nodig hebben. Die schiet soms tekort.
De groene boa's zijn net aan bod gekomen. Ik denk dat menig van ons een paar keer
is gaan meelopen met de groene boa's. Dat is best indrukwekkend. De Minister heeft
dat waarschijnlijk ook gedaan. Dat raad ik eenieder aan. Je schrikt dan van de beelden
en de verhalen die je hoort. Er kunnen stroperijen, drugsdumpingen en andere zware
criminele activiteiten plaatsvinden. Daar moeten we wel wat mee. In mijn beleving
horen daarbij: meer toezicht, betere samenwerking met de politie en eventueel ook
extra middelen om het buitengebied veilig te houden. In een eerder debat heb ik daar
een motie voor gemaakt en die samen met collega Michon-Derkzen ingediend. Dat was
een oproep voor een werkagenda. Twee jaar later zie ik dat die werkagenda er nog steeds
niet ligt. Mijn vraag blijft dus wanneer we die kunnen verwachten.
Dan wil ik het over de wet hebben. Daar is al het een en ander over gezegd. Op zich
is deze wet superoverzichtelijk. U merkt aan de hoeveelheid interrupties al dat het
best goed gaat. We zijn best eensgezind. We kunnen ons allen vinden in deze technische
aanpassing. Je trekt namelijk het een en ander recht, ook in de regelgeving ten aanzien
van politieagenten. Je biedt met deze AMvB ook een stevigere grondslag, omdat wijzigingen
moeten worden geconsulteerd en langs de Afdeling advisering van de Raad van State
moet gaan. Ik denk dat dat ook echt wel past bij de huidige zwaarte van de geweldsmiddelen
van boa's en ook binnen de maatschappelijke discussie. Ik kan me dus best goed vinden
in dit wetsvoorstel.
Desondanks wil ik wel een paar opmerkingen maken en vragen stellen ten aanzien van
het boa-stelsel. Er is een discussie mogelijk over de vraag of boa's wel zware geweldsmiddelen
moeten hebben of dat dat alleen maar hoort bij de politieagenten. Of misschien is
het juist andersom en functioneren bewapende boa's in feite als politieagenten, waardoor
zij eigenlijk onder de politie moeten vallen. Dat zijn allemaal vragen die nu misschien
niet formeel aan de orde zijn. Misschien moet de Minister daar ook over nadenken en
op broeden. Maar ik adresseer deze vragen wel, want uiteindelijk moet die keuze wel
gemaakt worden. Welke kant gaan we nou op?
Ik probeer het respectvol over te brengen, maar ik merk dat de Minister dit soort
vragen ontloopt in de schriftelijke ronde. Hij legt uit wat de huidige verschillen
zijn tussen politieagenten en boa's zijn en hoe de regelgeving nu is. Maar een jaar
terug heeft de toenmalige Minister van JenV aangekondigd dat er een hele diepgaande
beschouwing van het boa-stelsel zou worden gestart. In het halfjaarbericht zegt men
dat er een traject komt dat moet leiden tot keuzes ten aanzien van de inrichting van
het boa-stelsel en de boa-functie. Maar ik heb daarna niets meer gehoord, en met mij
de overige Kamerleden. U snapt ons ongeduld. Nogmaals de vraag: wanneer gaan we die
tegemoetzien? Gaan we het daar dan ook hebben over de fundamentele vragen over de
afbakening van het geweldsmonopolie en de positie van de boa?
Voorzitter, dan een ander punt. Een aantal collega's heeft het al aangestipt. Ik heb
het over de beweerde koerswijziging van justitie en politie over vuurwapens bij de
groene boa's en de tendens dat er strenger dan eerder getoetst wordt op de vuurwapens
voor de groene boa's. In zijn antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag
legt de Minister uit dat hij geen warm voorstander is van de uitbreiding van het wapenbezit.
Die lijn volg en onderstreep ik. Maar een verdere inperking roept bij mij weer serieuze
vragen op. Het is het een of het ander. Wil de Minister ingaan op die zorgen ten aanzien
van de verdere inperking? Volgens mij stipte collega Michon-Derkzen ook de wijze aan
waarop nu op advies van het OM en de politie getoetst wordt door Justis. Wil de Minister
daar ook op ingaan? Het idee en het gevoel is namelijk dat dat te streng en rigide
is. Het gebeurt ook allemaal achteraf en dat is niet handig. Ik wil dat de Minister
daarop reflecteert en daar het een en ander over meldt.
Hoeveel minuten heb ik eigenlijk nog?
De voorzitter:
U zit goed in uw tijd, hoor, maar we gaan er toch een debat van maken. Mevrouw Michon-Derkzen
heeft namelijk een interruptie voor u.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zou van mevrouw Mutluer graag wat duidelijkheid willen hebben over de bewapening
van boa's. Want ik hoor haar zeggen dat boa's goed en noodzakelijk zijn. Ik hoor haar
ook zeggen dat ze wellicht wel of niet onder de politie moeten vallen. Ik hoor haar
zeggen dat ze geen verdere beperking van het wapenbezit voor groene boa's wil. Ik
maak het heel concreet. Hoe ziet mevrouw Mutluer de bewapening van boa's? Wat is volgens
haar de rol van de werkgever? Wat vindt zij of haar partij van de wensen die nu vanuit
de werkgever voorliggen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het antwoord op de eerste vraag is: er moet op korte termijn duidelijkheid komen over
wat we met onze boa's willen. Ze vallen nu onder verschillende werkgevers, onder de
gemeenten. Ze doen ontzettend veel taken. Ik gaf in mijn inleiding al aan dat ze een
beetje als semipolitieagenten worden gebruikt, terwijl ze die bevoegdheden niet hebben.
Voor mij geldt nog steeds dat het geweldsmonopolie bij de politie moet liggen, maar
omdat de rollen beginnen te vervagen, vind ik dat er duidelijkheid moet komen over
de positie van de boa's. Hoe zetten we ze in? Welke bevoegdheden moeten ze wel of
niet krijgen? Dat is volgens mij het antwoord op de eerste vraag.
Het antwoord op de tweede vraag is: van mij hoeven niet alle groene boa's een wapen
te hebben. Dat is op dit moment mijn uitgangspunt. Dat lijkt mij zeer en zeer onverstandig.
Maar ik vind wel dat we heel serieus moeten gaan kijken naar de zorgen die de groene
boa's uiten naar aanleiding van de misstanden die zij constateren in de buitengebieden
en de criminele activiteiten waar ze mee van doen hebben.
Ik heb daarvoor een voorstel achter de hand, maar ik vind dus dat heel kritisch moet
worden gekeken naar de wijze waarop op dit moment dit soort aanvragen door Justis
worden beoordeeld. Is dat echt te streng? Is dat echt te rigide? Klopt de zorg over
het achteraf toetsen? Want ik wil niet dat een groene boa iets overkomt.
Ik vind de zorgen die zijn geuit in de brieven die we hebben ontvangen, zo reëel dat
ik vind dat de Minister daarop moet ingaan. Ik overweeg zelf een voorstel in te dienen
om te kijken of de toetsingscriteria goed zijn, of die wel goed uitpakken en hoe die
door Justis worden beoordeeld.
Dat is mijn tweede antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vervolgvraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb met mijn vraag niet willen zeggen dat alle boa's een wapen zouden moeten hebben.
Het gaat erom in hoeverre je de aanvraag van die werkgever wel of niet ondersteunt.
Maar ik hoor mevrouw Mutluer zeggen dat zij meer zicht wil hebben op die aanvragen
en dat heb ik ook in mijn inbreng gezegd. Ik wil verder ook weten hoe het vervolgens
loopt als dat wapen eenmaal voor een werknemer is aangevraagd.
Op het eerste punt wil ik nog wel graag ingaan. Mevrouw Mutluer zegt dat er duidelijkheid
nodig is over de positie van de boa, inclusief de bevoegdheid. Maar wat is dan haar
inzet? Hoe ziet mevrouw Mutluer het? Kan het allemaal? Kan er van alles? Ik maak thuis
altijd een grapje als iemand zegt «ik kan alles», maar dat zal ik hier maar niet herhalen.
Wat is dan de inzet van mevrouw Mutluer? Hoe positioneert zij de boa's, inclusief
de bevoegdheden van die boa's? Graag een helder standpunt, want dan weten we waar
we aan toe zijn.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Met dat antwoord zou ik vooruitlopen op de hele discussie over het boa-stelsel. Ik
heb nu wel twee heel nadrukkelijke vragen gesteld: of je zegt «dit soort dingen doet
de politie – punt – want de boa's zijn er ter ondersteuning» of je schaart de boa's
onder de politie en geeft ze dan tegelijkertijd de bevoegdheden. Ik zie nu gewoon
grensvervaging. We zeggen dat de boa's geen politieagenten zijn en we zeggen dat het
geweldsmonopolie bij de politie ligt, maar ondertussen moeten ze wel dingen doen die
onder normale omstandigheden eigenlijk niet binnen hun takenpakket vallen. Die situatie
hebben we waarschijnlijk met z'n allen gecreëerd, want de politie heeft gewoon capaciteitstekorten
en kan daardoor niet alles. Er kunnen dus veel dingen op het bordje van de boa's worden
gelegd en dat vind ik... Hoe zeg je dat? Ik vind het jammer dat we die kant opgaan,
maar het is wel de realiteit.
Daarom wil ik dus zo snel als mogelijk over het boa-stelsel spreken. Ik hoop dat de
Minister de Kamer daarover op korte termijn informeert, zodat we een duidelijke keuze
en afbakening kunnen maken. Ik heb het antwoord nu dus nog niet!
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot, voorzitter. Ik...
De voorzitter:
Ik had u nog niet het woord gegeven! Mevrouw Michon-Derkzen, u had nog een derde vraag?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb er ook altijd heel erg een hekel aan als sprekers dat doen. Het is heel goed
dat u dit doet. Ik moet dat echt niet doen. Vreselijk vind ik dat.
Mevrouw Mutluer zegt dat boa's nu dingen doen die ze eigenlijk niet zouden moeten
doen, maar impliceert mevrouw Mutluer daarmee ook dat boa's nu taken doen waar ze
niet bevoegd voor zijn? We hebben dat hele domeinensysteem van die boa's. Ik ga ervan
uit – zo niet, dan wil ik dat van de Minister horen – dat een boa binnen dat domein
zijn taken uitvoert, dus binnen zijn bevoegdheden. Maar nu zegt mevrouw Mutluer «het
schuift op en ze doen taken die ze niet hebben». Impliceert zij daarmee dat de handhavers
eigenlijk buiten hun bevoegdheden treden?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat zeg ik niet, maar ik zeg wel dat ze binnen die taken regelmatig, of vaker,
geconfronteerd worden met agressie en geweld. Het gekke is dat er op dit moment niet
zo heel veel verschil van mening zit tussen mevrouw Michon-Derkzen en mij over de
groene boa's en de wens om ze zo veel als mogelijk te beschermen. We willen allebei
voorkomen dat hun iets overkomt, temeer omdat zij best wel heftig werk verrichten,
zie wat er in de buitengebieden gebeurt. Dus volgens mij zit daar geen verschil in.
Ik ben name zoekende naar: jongens, we zien dat ze vaker met geweld te maken hebben
en hoe gaan we daarmee om? Ik denk dat dit wetsvoorstel ondersteuning bij biedt.
Ik ga verder met mijn bijdrage, als het mag, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. U had nog een kleine vier minuten. Gaat uw gang.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik door met het boa-stelsel. Dat een diepgaande beschouwing op het boa-stelsel
nodig is, blijkt dus uit de discussie over de bewapening. Ik denk ook aan de ov-boa's,
die gefrustreerd zijn omdat zij machteloos moeten toekijken als een reiziger in het
ov zwartrijdt of overlast veroorzaakt en het vertikt zich te legitimeren. Die hebben
inderdaad veel moeite met het achterhalen van de identiteit van de overtreder. Voor
zowel de groene boa als de ov-boa is in die situatie dus back-up van de politie nodig
en die is er niet altijd. Ik snap dat wel, maar ik wil wel aan de Minister vragen
hoe hij hiermee omgaat, hoe hij deze problemen gaat oplossen.
Twee jaar terug hebben wij een motie ingediend, volgens mij weer met collega Michon-Derkzen,
dat de boa's in het rijbewijzenregister moeten kunnen. Ik las in een Kamerbrief van
november 2024 van de Minister of de Staatssecretaris van IenW dat zij zo snel mogelijk
willen gaan starten met het beleidsmatige en juridische traject om tot een concept-AMvB
te komen. Wat is zo snel mogelijk? Had die er eigenlijk nu niet al moeten liggen?
Die motie stamt immers ook al van twee jaar terug. Wat mij betreft geldt dus dat of
die steun van de politie er in de praktijk komt of dat de boa in kwestie wel de middelen
en de bevoegdheden krijgt om effectief te kunnen optreden en daarbij zelf veilig te
blijven. Dat raakt de meer fundamentele discussie over het boa-stelsel. Ik hoop dat
we die discussie snel kunnen voeren.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Dan is het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Met gevaar voor eigen leven bij nacht en ontij het bos in
om wildstroperij en ondermijnende criminaliteit aan te pakken, niet wetende wat je
aantreft, niet bewapend en bijstand kun je na een halfuur verwachten. Dat klinkt niet
erg aantrekkelijk, maar is voor veel groene boa's de dagelijkse realiteit. De SGP
wil vooropstellen dat boa's ontzettend belangrijk werk doen. Zij vervullen een belangrijke
taak in het bewaken van de openbare orde, houden onze natuurgebieden veilig en hebben
een cruciale informatiepositie in het buitengebied ten aanzien van ondermijning en
criminaliteit die zich daar in toenemende mate concentreren. Zo krijgen boa's in het
buitengebied naast met stroperij, steeds vaker te maken met drugsdumpingen en andere
vormen van zware criminaliteit.
Het is cruciaal dat boa's de juiste uitrusting en bewapening bij zich dragen om gevaarzettende
situaties zorgvuldig en effectief aan te pakken. Hierbij is het onverteerbaar dat
boa's na twintig jaar een dienstwapen te hebben gehad niet opnieuw een vergunning
krijgen voor datzelfde wapen voor dezelfde taak in hetzelfde gebied. Boa's zijn overgeleverd
aan de grillen van de Dienst Justis, die beoordeelt of boa's in hun werk over een
dienstwapen of diensthond mogen beschikken. Zo is een akte van opsporing vijf jaar
geldig, maar kan het wapen of de diensthond waarmee de boa moet werken vergund worden
voor twee jaar, voor drie jaar of voor vijf jaar. Er is geen peil op te trekken.
In de concept-AMvB die onder deze delegatiegrondslag ligt, lezen we in artikel 10:
«Het toekennen van bewapening aan een boa is onder meer afhankelijk van de in redelijkheid
te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging
met geweld wordt geconfronteerd.» Dat lijkt op het eerste gezicht een redelijke grond
om een wapen wel of niet toe te kennen, maar hoe wordt die redelijke verwachting nader
ingevuld? Er wordt geen rekening gehouden met het verleden, waarin een boa beschikking
had over een dienstwapen. Ook wordt geen rekening gehouden met het feit dat enkel
het dragen van een koppel met geweldsmiddelen voldoende afschrikkend kan zijn voor
criminelen.
Het derde lid van artikel 10 van de AMvB gaat nader in op de vereisten voor toekenning.
Ik citeer: «(...) zo kan bij de beoordeling van de noodzaak tot het bewapenen van
een boa ook de frequentie en mate waarin zich in het verleden situaties hebben voorgedaan
waarbij bewapening wenselijk was geweest betrokken worden.» In de praktijk houdt dit
in dat een boa of zijn werkgever op basis van feitelijke situaties moet aantonen of
de boa het dienstwapen daadwerkelijk heeft moeten gebruiken. Heeft de boa het dienstwapen
in de afgelopen periode niet gebruikt, dan hoeft hij niet te rekenen op verlenging
van zijn vergunning. Er wordt zo te hard getoetst op een criterium dat niet zo bedoeld
is. De beschikbare capaciteit van de Dienst Justis wordt ten volle benut om in alle
verweerschriften, beslissingen op bezwaar en zelfs de gang naar de rechter vol te
houden dat er geen enkele noodzaak is tot verlenging van de vergunning, en dat is
de omgekeerde wereld.
Zonder de juiste uitrusting worden boa's als lopende schietschijven het bos ingestuurd.
Criminelen scannen wat de boa bij zich draagt. De zichtbare bewapening en uitrusting
van de boa dragen bij aan hoe criminelen zich opstellen. Wanneer een boa geen koppel
met geweldsmiddelen heeft, gaan zij er straks niet meer op uit om criminaliteit in
het buitengebied te beteugelen. Dit levert de onwenselijke situatie op dat er geen
toezicht en handhaving meer plaatsvindt. Voor bijstand bij nachtelijke wildstroperij
kan een boa de politie inseinen. Het kan geregeld een halfuur duren om 's nachts op
de plek des onheils aan te komen. Het is nu eenmaal vrij lastig navigeren naar de
vierde boom links, halverwege het bospad. Daarnaast heeft de verdachte, wel uitgerust
met een persluchtgeweer, dan reeds het hazenpad gekozen. De enigen die straks nog
bewapend rondlopen in het bos, zijn criminelen en stropers. De boa mag er met lege
handen op af gaan, een onwerkelijke en onwenselijke situatie wat de SGP betreft.
Boa's worden ieder jaar vier keer bijgeschoold en getoetst op het gebruik van het
dienstwapen. Hier is echter weinig capaciteit voor. Kan de Minister bevestigen dat
een gebrek aan capaciteit bij examinering en bijscholing geen reden kan zijn om een
boa zijn wapenvergunning te weigeren? Is de Minister bereid om breder te kijken dan
alleen de politie en bijvoorbeeld ook de Douane te betrekken bij het bijscholen en
toetsen van boa's op dienstwapens?
Voorzitter. Als boa's structureel onvoldoende uitgerust hun werk moeten doen, lopen
we het risico dat de overheid haar zwaardmacht in de openbare ruimte verliest. De
concept-AMvB die onder dit wetsvoorstel is opgesteld op basis van huidige beleidsregels,
is nagenoeg gelijk aan de huidige. Dat is apart, want dit is niet in lijn met de toezegging
van de ambtsvoorganger van deze Minister in februari 2023. Ik citeer die voorganger:
«Geweldsincidenten zullen niet meer leidend zijn voor toekenning van geweldsmiddelen.
Gevaarzetting zal leidend zijn en niet het aantal incidenten. Een grote verandering
en een grote opluchting, ook voor de boa's, die het een bijzonder frustrerende situatie
vonden, waar ik het volledig mee eens ben.» Aldus de ambtsvoorganger van deze Minister.
Heldere taal, maar de SGP ziet hiervan weinig terug in de vernieuwde AMvB. Het is
noodzakelijk dat een boa kan rekenen op de juiste uitrusting.
Wat de SGP betreft wordt bij de beoordeling van de aanvraag voor het dienstwapen en
de afweging of er een redelijke verwachting is, rekening gehouden met de taakstelling
van de boa en minder met de feitelijke incidenten. Deze zijn immers niet op voorhand
te voorspellen, dus in lijn met de toekenning van geweldsmiddelen bij de politie.
Betrek hierbij bijvoorbeeld de stabiliteitstest en het opleidingsniveau. Op deze manier
voorkomen we willekeur in de beoordeling bij de Dienst Justis en hoeft ook niet iedere
boa met een wapen over straat. Daarnaast stelt de SGP voor om de duur van de vergunning
voor dienstwapens en diensthonden gelijk te stellen aan de opsporingsakte. Dit voorkomt
onregelmatigheid en onnodige bureaucratie. Graag ontvang ik een reactie van de Minister
op beide voorstellen. Gaat hij dit in de onderliggende AMvB aanpassen en, zo ja, hoe?
Voorzitter. In de huidige praktijk moet een boa aangifte doen als er sprake is van
geweld bij een staandehouding, terwijl de boa bijdraagt en deelneemt aan de opsporing
en vervolging. Wat de SGP betreft draagt dit niet bij aan de gelijkwaardige positie
van boa's en werkt dit bureaucratie in de hand. De bevindingen die boa's in hun proces-verbaal
opnemen, zouden integraal meegenomen moeten worden in het politiedossier. Is de Minister
bereid de boa- en politieregistratie beter op elkaar af te laten stemmen, zodat aangifte
niet meer nodig is?
Voorzitter. Laat helder zijn, de SGP staat voor de veiligheid, ook voor die van hen
die de veiligheid moeten borgen. Het kan niet zo zijn dat onze hoeders van de openbare
orde en veiligheid bij gevaarlijke situaties weg moeten blijven. Rust hen adequaat
uit en wacht niet tot het te laat is.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor deze waardige bijdrage. Dan is het woord aan de heer Six
Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De wet die we vandaag behandelen zal in de praktijksituatie
in elk geval op korte termijn weinig veranderen. Maar het is de ogen van mijn fractie
wel goed dat de bewapening van boa's naar een hoger regelgevingsniveau wordt getild.
Wij begrijpen, volgens mij in lijn met iedere voorgaande spreker, dat het noodzakelijk
is om boa's in voorkomende gevallen te bewapenen en in selecte gevallen ook met vuurwapens,
bijvoorbeeld bij de groene boa's. Ook wij vinden namelijk dat boa's zich moeten kunnen
verdedigen tegen onveilige situaties. Geweld en agressie tegen publieke dienstverleners
is helaas sinds de coronapandemie toegenomen, een trend die past bij de verharding
die ook op andere plekken in de samenleving wordt waargenomen. Denk bijvoorbeeld aan
voetbalgeweld. Dit is in elk van de gevallen onacceptabel. Hier moet dan ook altijd
passend tegen opgetreden worden.
Mijn fractie hecht er wel aan dat het onderscheid tussen boa's en politieagenten duidelijk
blijft. In dat kader hebben wij nog een aantal vragen aan de Minister. Het geweldsmonopolie
van de Staat is namelijk bepaald niet iets waar lichtzinnig mee omgegaan zou moeten
worden. Zoals de Minister in de nota naar aanleiding van het verslag aangeeft, worden
boa's strikt voor zelfverdediging bewapend. Dit geldt ook voor de groene boa's, die
in voorkomende gevallen een vuurwapen mogen dragen, worden geconfronteerd met ondermijnende
en drugscriminaliteit, en geregeld werken in de avonden en nachtelijke uren. Ik wil
mij graag aansluiten bij eerdere sprekers die hun respect en waardering voor het werk
van deze boa's hebben uitgesproken. Ook dit dienstpistool mag slechts voor verdediging
worden gebruikt en niet voor de taakuitvoering.
De Minister stelt: «Evenals andere boa's zijn groene boa's niet bedoeld, opgeleid
en toegerust voor de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit, voor de handhaving
van de openbare orde of voor inzet in andere situaties waarbij sprake is van een te
verwachten gevaarzetting.» De Minister stelt verder dat de bekwaamheidseisen voor
politie en boa's overeenkomstig zijn. Dan is mijn vraag: betekent dit dat de eisen
voor geoefendheid in het gebruik van alle wapens, dus wapenstok, pepperspray en vuurwapen,
onder artikel 2, lid 2 van de Regeling toetsing geweldsbeheersing in zowel theorie
als praktijk identiek zijn aan die van de politie? Of bestaan er verschillen? Zo ja,
wat zijn die verschillen en hoe wordt gewaarborgd dat de kwaliteit en objectiviteit
van de toetsing van eenzelfde niveau zijn?
De basisopleiding boa is met acht weken natuurlijk vele malen korter dan de basispolitieopleiding
van twee jaar. Hoe en in welke mate wordt dan ook in het brede perspectief zorg gedragen
voor het feit dat wapendragende boa's, naast dat ze deze natuurlijk goed kunnen hanteren,
waarop getoetst wordt, ook een voldoende mate van stressbestendigheid hebben en de-escalerend
kunnen optreden in situaties waarin ze mogelijk een wapen moeten inzetten? Hoe verhoudt
dat zich tot de vaardigheden die van de politie worden geëist?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik hoor mijn collega zeggen dat hij eigenlijk wil dat die dienstwapens uitsluitend
verstrekt worden ter zelfverdediging en niet voor de taakuitvoering, maar dat is volgens
mij toch een beetje beperkt. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat een jachtopziener
een dier uit zijn lijden moet verlossen of ter aanhouding toch een vuurwapen moet
gebruiken. Hoe staat u daartegenover?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank voor de vraag. In principe beschrijf ik wat de huidige situatie is en wat ik
ook uit de stukken van het kabinet haal, namelijk dat boa's de geweldsbevoegdheid
in principe niet hebben voor de taakuitvoering. Ik zou er in elk geval terughoudend
in zijn om dat wel toe te voegen aan de taken van de boa's. Voor politieagenten is
dat begrijpelijk, ook gezien het geweldsmonopolie. Taken als een dier uit zijn lijden
verlossen zijn natuurlijk anders dan bijvoorbeeld aanhoudingen en dergelijke. Ik denk
dat dat een situatie is waarin we er anders naar zouden moeten kijken en waarin we
er misschien ook niet principieel tegen zijn. Het gaat mij erom dat we het onderscheid
waarborgen, dat het geweldmonopolie aan de kant van de politie blijft en niet richting
de boa's gaat. Ik hoop dat ik daarmee de vraag heb beantwoord. Ik zie de heer Aardema
knikken. Mooi.
De voorzitter:
Gaat u dan verder.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik heb een aanvullende vraag ten aanzien van de kwaliteit waar ik het net over had,
namelijk: hoe wordt die getoetst?
Voorzitter. De Wetenschappelijke Adviesraad Politie, de WARP, oppert in zijn recente
rapport Geweldsmonopolie onder vuur om onderscheid aan te brengen tussen geweldsmiddelen
en beschermingsmiddelen. Geweldsmiddelen zijn bedoeld om de uitvoering van de taak
in het uiterste geval met geweld af te dwingen, als waren ze aanvalsmiddelen, terwijl
verdedigingsmiddelen vanzelfsprekend bedoeld zijn ter verdediging. De WARP stelt:
«In het huidige systeem hebben beschermingsmiddelen geen aparte status waardoor er
ongewenste druk ontstaat op het principiële noodzaakcriterium dat ten grondslag ligt
aan de toekenning van geweldsmiddelen. Dat leidt tot onduidelijkheid in het debat
over het geweldsmonopolie. Daarom adviseert de WARP een passend stelsel voor de toekenning
van en het toezicht op beschermingsmiddelen in te richten.»
Dit is, zoals de WARP het verwoordt, in de kern bedoeld als principieel onderscheid
en niet als pragmatisch onderscheid. Deze aparte status van beschermingsmiddelen moet
hoofdzakelijk helpen om de taakafbakening van boa's ten opzichte van politieagenten
duidelijk in stand te houden wat betreft of zij hun generieke taak al dan niet desnoods
met geweld mogen uitvoeren. Ik overzie zelf niet volledig welke consequenties het
voorgestelde onderscheid in de praktijk zou hebben. We hebben als commissie commentaar
ontvangen van de gemeente Laarbeek. Die leest de aanbevelingen als een pleidooi tegen
geweldsmiddelen bij boa's. Maar uit het rapport maak ik zelf niet direct op dat specifieke
wapens die nu als geweldsmiddelen zijn aangemerkt op voorhand uitgesloten moeten worden
van het instrumentarium aan beschermingsmiddelen. Dat zouden dus ook vuurwapens kunnen
zijn. Er hoeft, zoals ik begrijp, dus niet categorisch verschil te volgen uit deze
aparte status, maar het is mogelijk wel zuiverder en kan leiden tot meer duidelijkheid.
Hoe kijkt de Minister aan tegen de aanbevelingen van de WARP? Ziet hij meerwaarde
in het onderscheid? Kan hij dat toelichten? Hoe schat hij de consequenties in de praktijk
in? In wat meer algemene zin is mijn vraag: op welke manier wil de Minister de duidelijkheid
tussen de taakuitvoering van politieagenten en boa's in stand houden dan wel versterken?
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ben niet alleen benieuwd naar het antwoord van de Minister hierop, maar ik ben
eigenlijk vooral benieuwd naar de overtuiging en de mening van NSC hierop. Ik denk
namelijk dat dit een hele theoretische discussie is. Als je als groene boa om 2.00
uur in een bos rijdt waar niemand je hoort en ziet, en met zware criminaliteit te
maken hebt, maak je niet meer de afweging: ben ik defensief of offensief? Ik denk
dat je dan vooral denkt: ik moet ervoor zorgen dat die mensen gepakt worden, dat het
dumpen van drugs stopt en dat ik in leven blijf. Ik denk niet dat ze dan een afwegingskader
gaan maken. Ik ben benieuwd hoe NSC daarnaar kijkt. Ik ben van mening dat we hier
vooral niet theocratisch moeten zijn en dat we de ruimte en het vertrouwen moeten
geven aan de mannen en vrouwen die om 2.00 uur in dat bos zitten.
De heer Six Dijkstra (NSC):
«Theocratisch» is gelukkig wat anders dan «theoretisch». Maar ik ben wel geneigd het
met de heer Boswijk eens te zijn. Ik lees dit inderdaad ook voornamelijk als een juridische
dan wel papieren werkelijkheid. Maar volgens mij doet de WARP dit voorstel wel met
een reden. Daarom ben ik benieuwd of dit in de praktijk consequenties heeft of dat
dit voornamelijk gaat over hoe dat soort wapens worden geoormerkt. Ik ben het er natuurlijk
helemaal mee eens dat de boa in staat moet zijn om zichzelf te verdedigen tegen geweld,
agressie en onveiligheid, zeker in onzekere situaties zoals in een bos met criminelen
of wat dan ook. Daarom ging mijn vraag meer over een appreciatie van het kabinet op
het feit dat het adviesbureau van de politie met dit voorstel komt. Wat zou dat behelzen?
Wat zou dat betekenen? Daar ging het me om en niet om hier een warm pleidooi te houden
om dat direct op te volgen. Daar kwam het als het ware vandaan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Nee, meer een verduidelijking. Ik noemde het woord «theocratisch», omdat ik tijdens
mijn betoog naar collega Van Dijk keek.
De voorzitter:
Ja, u probeert zich er nu onderuit te praten, meneer Boswijk, maar het was volgens
mij gewoon een verspreking.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik vergeef de heer Boswijk zijn freudiaanse verspreking.
De voorzitter:
Oké. Meneer Six Dijkstra, gaat u vooral verder.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Voorzitter. Dan ga ik door met een ander punt, dat ook al eerder door collega's is
aangehaald. In de brandbrief die wij hebben ontvangen van de groene boa's, wordt geopperd
om een clausule in de concept-AMvB in te trekken waarin staat dat de Minister bij
de beoordeling van de aanvraag tevens informatie kan betrekken over de frequentie
en de mate waarin zich in het verleden situaties hebben voorgedaan waarbij bewapening
wenselijk was geweest. Dit omdat – collega Van Dijk zei het net al – er een tendens
is ontstaan tot het stelselmatig intrekken van de bevoegdheid tot het dragen van volledige
bewapening, inclusief dienstpistolen, indien de groene boa's het dienstpistool niet
hebben ingezet tijdens hun taakuitvoering. Ik begrijp dat deze tendens zorgelijk en
onwenselijk is, want de geweldsdreiging kan nog steeds bestaan, ook als het wapen
in het verleden niet is ingezet. Maar artikel 10, lid 3 van de concept-AMvB is een
kan-bepaling, dus de Minister hoeft dit niet te betrekken. Om deze reden zou ik ook
niet direct voorstander zijn van schrapping. In principe moet de Minister wat ons
betreft de ruimte houden om de frequentie van incidenten in het verleden mee te kunnen
wegen. Maar mijn vraag aan de Minister is wel hoe hij de door de groene boa's geconstateerde
tendens wil keren en wil voorkomen dat dit in de toekomst te vaak voorkomt.
Voorzitter. Dan wil ik het ten slotte nog hebben over een ander punt, dat nog niet
aan de orde is geweest, namelijk de neutrale kleding voor boa's. In het hoofdlijnenakkoord
is opgenomen dat boa's neutraal gekleed moeten zijn, zonder religieuze uitingen. Mijn
fractie is daar ook voorstander van. Ik weet dat de Minister hiervoor reeds een AMvB
in consultatie heeft. Het viel mij in dit kader wel op dat naast bewapening en uitrusting
niet aanvullend ook een delegatiegrondslag voor regels over de kleding van boa's is
opgenomen in deze wijziging van artikel 22 van de Politiewet. Daarmee wijkt het onderdeel
over boa's af van de wetstekst voor de politie, waarin dat wél is opgenomen. Wat is
de reden daartoe, vraag ik de Minister. Waarom is er bijvoorbeeld niet voor gekozen
om dit middels een nota van wijziging op deze wet te regelen? Was dat niet passender
geweest als grondslag dan een AMvB op het Wetboek van Strafvordering?
Voorzitter. Dat was mijn laatste punt. Ik zie uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV blijft onverkort vasthouden aan het ophogen van de
politiecapaciteit, maar spreekt haar waardering uit voor de duizenden boa's die zich
inzetten voor onze veiligheid en handhaving. Wij vinden het dus ook prima dat de Politiewet
nu zodanig gewijzigd wordt dat er een wettelijke grondslag komt waarbij een AMvB regels
stelt voor bewapening, uitrusting en kleding van boa's. Er zijn nog wel een paar punten
waar ik uw aandacht voor wil vragen.
Er zijn politiemensen die hun hele carrière met een dienstwapen op de heup door stad
en land hebben gelopen en dat ding nooit hebben hoeven gebruiken. Er zijn anderen
die alreeds in hun eerste nachtdiensten er wel naar moesten grijpen. Het heeft dus
niet zo veel te maken met het noodzaakprincipe, maar ook met een dosis geluk en toeval.
Ik kan u uit ervaring zeggen dat alleen al het idee dat je zo'n ding bij je hebt,
een stuk zelfvertrouwen geeft in het optreden. Dit geldt ook voor vele boa's, zeker
degenen die bij nacht en ontij het veld in worden gestuurd. Wij kunnen en mogen ze
niet ongewapend op pad sturen. Dat is wachten tot het een keer misgaat. Dat is dus
ook een kwestie van geluk of toeval, of pech.
Natuurlijk past enige terughoudendheid. Niet iedere parkeerwachter – met alle respect
– hoeft een dienstwapen, maar die boa's die redelijkerwijs enig risico lopen op geweldsontmoetingen
wel degelijk. Niet vijf jaar terugkijken en dan als er niks gebeurd is inleveren of
niet verstrekken. Die criteria zouden wat ons betreft dus geherformuleerd moeten worden.
Natuurlijk moeten wapendragende boa's voldoen aan de criteria die ook gelden voor
de politie omtrent geoefendheid et cetera.
Naast middelen ter zelfverdediging wil ik aandacht vragen voor de communicatiemiddelen
van boa's. Net als de politie, ambulance en brandweer moeten zij goed kunnen communiceren
met de meldkamer. Er is al heel veel gezegd over het soms gebrekkige C2000: geen dekking,
uitval noodknop. Sommige boa's werken in afgelegen buitengebieden, maar het is hier
nu ook weer geen Canada. C2000 moet nu echt op orde komen. Ik wil dat de Minister
hier bovenop gaat zitten.
Wij vinden dat er een passende taakstelling en een goede aansluitende samenwerking
in het veiligheidsdomein moet zijn, ieder met z'n eigen duidelijke taak. Het gevaar
bestaat nu dat de politie sommige taken niet of niet meer kan uitvoeren en dat er
dan boa's voor worden ingezet. Dat kan soms heel prima, maar soms door de mogelijke
gevaarzetting juist ook niet. Daarin moet dus duidelijk naar maatwerk gezocht worden.
Ten slotte memoreer ik nog even dat er een algemene maatregel van bestuur in de maak
is die ervoor zorgt dat boa's, net als de politie, neutraliteit moeten uitstralen.
Mijn buurman vertelde dat net al. Dat lijkt ons goed. Ik vraag langs deze weg aan
de Minister of hij kan zeggen wanneer dit officieel gaat gelden.
Dit even in eerste termijn. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Dan is het woord aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ook ik wil allereerst de Minister bedanken voor de voorbereiding
van deze wetswijziging. Ik deel de gedachte dat het toekennen van geweldsmiddelen
gebaseerd moet zijn op een stevige wettelijke grondslag, maar ik heb er ook een aantal
aarzelingen bij. De heer Van Nispen verwoordde die eerder vandaag al mooi. Ik hoor
van handhavers dat het hen niet altijd gaat om meer bewapening, maar dat het juist
de bevoegdheden zijn die hun werk makkelijker zouden maken. Boa's hebben de afgelopen
jaren, soms uit noodzaak, steeds meer extra taken gekregen, maar de bevoegdheden die
daarbij nodig zijn, blijven vaak uit. Dat leidt tot bizarre situaties. Ik zal er een
paar schetsen.
Zo mogen boa's bij bedreiging met een mes die persoon wel fouilleren, maar niet het
mes innemen, want dat is een bevoegdheid van de politie. Zo mogen spoor-boa's hun
handboeien wel gebruiken als ze zelf in gevaar zijn, maar bij mishandeling van een
reiziger of een collega mag dat niet. Op deze manier maak je het mensen natuurlijk
heel moeilijk om hun werk goed en veilig te kunnen doen. Ik heb ook al een aantal
boa's gesproken die hier buitengewoon gefrustreerd over zijn.
Een goed voorbeeld van hoe het wel kan, is het uitvoeren van de identiteitscheck in
het openbaar vervoer. We hadden het net ook al een paar keer over de pilot uit Rotterdam.
Het scheelt gewoon heel veel tijd als er niet een politieauto moet komen om een buitengewoon
bureaucratisch klusje op te gaan knappen, nog los van de ongemakkelijke situatie voor
boa's, die soms gewoon drie kwartier lang met een reiziger stilstaan die ze staande
hebben gehouden. Daar kan een beetje een ongemakkelijke situatie door ontstaan. Die
pilot in Rotterdam laat zien dat je 14.000 politie-uren kan besparen als je het op
die manier doet, dus ik ben benieuwd naar de landelijke implementatie daarvan en hoe
dit nu verdergaat.
Voorzitter. Dan een ander belangrijk onderwerp, de Wet seksuele misdrijven. Die is
niet onbelangrijk als je kijkt naar de cijfers van de mate van onveiligheid die vrouwen
voelen in het openbaar vervoer. Die valt niet bij alle boa's onder hun bevoegdheid.
Er zijn nu pilots gestart in Rotterdam, Utrecht en Arnhem. Daar mogen boa's wel ingrijpen
als zij seksuele intimidatie zien. Maar het is natuurlijk heel krom dat ze in andere
steden naar straatintimidatie en aanranding moeten kijken, omdat ze niet de bevoegdheid
hebben om te handelen. Kan de Minister iets delen over de resultaten van de pilot
waarin boa's die bevoegdheid hebben gekregen? Hoe kijkt hij naar de mogelijkheid om
hun landelijk bevoegdheid te geven op het gebied van de Wet seksuele misdrijven?
Voorzitter. We zien dat er op veel verschillende plekken private werkgevers zijn die
boa's leveren. In de praktijk wordt er nog maar heel weinig onderscheid gemaakt tussen
de verschillende aanbieders en de kwaliteit die zij leveren. Wanneer boa's worden
toegerust met meer bewapening en bevoegdheden, lijkt het me dus ook essentieel dat
je meer en beter toezicht gaat houden op de aanbieders. Welke boa's beschikken er
nou eigenlijk over de juiste opleiding? Welke beschikken er over goede certificatie
en welke niet? Is de Minister het met mij eens dat het toezicht beter kan? Welke rol
ziet hij in dat geval weggelegd voor zijn ministerie?
Voorzitter, tot slot de groene boa's. Veel collega's hebben daar al rake woorden over
gezegd. Ik wil ook nog even aandacht vragen voor de bewapening, met name als het gaat
om gewapende stroperij en drugsdumpingen. Het gekste is dat die bewapening nu wordt
gebaseerd op hoe vaak een dienstwapen is gebruikt. Als het wapen niet is gebruikt,
wordt het weer ingenomen. Dat is natuurlijk een hele rare redenering en een vreemde
prikkel om een dienstwapen te gebruiken, terwijl je dat natuurlijk alleen maar zou
moeten gebruiken wanneer het nodig is en niet om je wapen langer te mogen houden.
Kan de Minister duidelijkheid geven over de toetsingscriteria bij de bewapening? Ziet
hij ook reden om die aan te passen? Kan hij aangeven waarom ingehuurde groene boa's
niet dezelfde middelen kunnen krijgen als hun vaste collega's?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. De laatste spreker in deze termijn van de zijde van de Kamer is de heer
Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij het dankwoord van collega Van der Werf.
Dank aan de Minister voor het werk, waardoor dit wetsvoorstel er nu ligt. We hebben
het over de bewapening en de uitrusting van boa's. Deze mannen en vrouwen zetten zich
dagelijks in voor de veiligheid van onze samenleving, zowel in de stad als op het
platteland. Boa's kunnen worden uitgerust met bijvoorbeeld handboeien, een wapenstok,
pepperspray en in sommige gevallen ook met een vuurwapen. Helaas blijken deze geweldsmiddelen
steeds vaker nodig nu boa's in alle verschillende domeinen worden geconfronteerd met
agressie en geweld. Het is een zorgwekkende trend, die we niet mogen en kunnen accepteren.
Voorzitter. Verschillende gemeenten hebben besloten om boa's uit te rusten met een
bodycam. Dankzij een succesvolle pilot in Utrecht is gebleken dat bijna de helft van
de boa's zich veiliger voelt dankzij deze bodycam. Ook werkt het de-escalerend en
kunnen de beelden van de bodycam gebruikt worden als bewijs in de rechtszaal van bijvoorbeeld
mishandeling of agressie. Als het aan het CDA ligt, zijn dat genoeg redenen om elke
boa hiermee uit te rusten. Ik vraag de Minister daarom of het klopt dat bodycams op
dit moment geen onderdeel zijn van de standaarduitrusting van boa's en hoeveel gemeenten
hier wel gebruik van maken. Is de Minister bereid om aan alle boa's een bodycam ter
beschikking te stellen? Hopelijk kunnen boa's op die manier een stuk veiliger hun
belangrijke werk blijven doen.
Voorzitter. Dan over de groene boa's. Collega Michon-Derkzen noemde het al: ze werken
midden in de nacht in hun eentje. Toevallig was ik afgelopen vrijdag met twee groene
boa's in een auto midden op de dag op stap. Ik dacht al: mensenkinderen, je zal hier
in je eentje midden in de nacht zijn en worden geconfronteerd met – het is al genoemd
– drugsdumpingen, schimmige deals en stropers, en met seksueel misbruik, dat helaas
ook in natuurgebieden plaatsvindt. Hun werk is ontzettend belangrijk, ook omdat zij
werken op plekken waar de politie bijvoorbeeld niet direct beschikbaar kan zijn. Omdat
boa's andere bevoegdheden hebben dan politieagenten, moet in sommige situaties toch
de politie worden ingeschakeld. Er zijn helaas veel voorbeelden van gevallen waarin
het veel te lang duurt voordat de politie ter plaatse is, bijvoorbeeld vanwege capaciteitsgebrek,
maar ook omdat het moeilijk te bereiken plekken zijn die bij boa's bekend zijn, maar
bij politieagenten niet. Dit is echt een gevaar voor onze veiligheid, en zeker ook
voor hun veiligheid, zeker als ze niet voldoende bewapend zijn. Wij pleiten daarom
voor een betere bewaking van groene boa's. Hoe staat het bijvoorbeeld met de wijziging
van de criteria voor het behoud en de toekenning van vuurwapens aan groene boa's?
De voorganger van deze Minister zou daarmee starten.
Voorzitter. Boa's in domein II en VI kunnen in aanmerking komen voor een vuurwapen,
mits zij voldoen aan een aantal eisen, bijvoorbeeld de eis dat er een redelijke verwachting
bestaat dat de boa in zijn werk in omstandigheden komt waarin hij met vuurwapengebruik
wordt geconfronteerd en het daarbij bezwaarlijk of onmogelijk is om een beroep te
doen op de politie. Zijn deze eisen voldoende helder bij de toezichthouders, aangezien
er verschillende interpretaties over mogelijk zijn? Wij vragen ons ook af of de lange
aanrijtijd van politie in het buitengebied wanneer een groene boa een beroep doet
op die politie een reden kan zijn om in aanmerking te komen voor een vuurwerken –
een vuurwápen, sorry. Ik heb de hele tijd de term «vuurwerk» in mijn hoofd, maar dat
komt door een ander debat. Kan dit een reden zijn, zo vraag ik de Minister.
Er moet bij de aanvraag van een vergunning voor een vuurwapen per se een incident
hebben plaatsgevonden. Dan is het vaak toch al te laat en is er een veiligheidsrisico
voor de groene boa. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Daarnaast is het zo dat ingehuurde
boa's niet worden uitgerust met dezelfde middelen als collega-boa's die wél in vaste
dienst zijn, collega Van der Werf refereerde hier al aan. Wat is hiervoor de reden?
Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat dit niet leidt tot veiligheidsproblemen of tot
terughoudendheid bij organisaties om boa's op huurbasis in te zetten?
Voorzitter. De Minister schrijft dat groene boa's niet bedoeld, opgeleid en toegerust
zijn voor de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit of voor de handhaving
van de openbare orde. Maar het is wel een feit dat criminelen het uitgestrekte buitengebied
gebruiken voor hun criminele praktijken en ernstige milieudelicten. Denk aan de ondermijning
in Ommelanden in Groningen, waar we eerder vragen over hebben gesteld en waarover
een uitgebreid adviesrapport is verschenen. Omdat de politiecapaciteit niet goed verdeeld
is in Nederland, zien criminelen juist in de buitengebieden hun kans schoon. Daar
krijgen de groene boa's uiteindelijk wel mee te maken. Goede samenwerking met de politie
is cruciaal, maar de aanrijtijden zijn echt te lang. Hoe gaat de Minister dit oplossen?
Op welke manier kunnen groene boa's en de politie beter met elkaar samenwerken? Met
name gericht op het gebied van informatiedeling valt er wat ons betreft nog een wereld
te winnen.
Voorzitter. Eerder hebben wij vragen gesteld aan de Minister over de wenselijkheid
dat groene boa's kentekens kunnen controleren in het kentekenregister. De Minister
heeft toegezegd in gesprek te zullen gaan met de Minister van IenW. Hoe staat het
met deze gesprekken? Kan hij inderdaad voor de groene boa's invoeren dat zij ook kentekens
kunnen controleren van verdachte voertuigen? Waarom duurt het zo lang voordat dit
geregeld is? Wij kregen in 2022 hier al een toezegging op.
Voorzitter, tot slot. Lachgas valt onder de Opiumwet. Daar zijn wij als CDA heel blij
mee. Gevolg is alleen dat er nog steeds lachgascapsules worden gedumpt. Die worden
nu vaak opgeruimd door groene en blauwe boa's. Maar omdat het onder de Opiumwet valt,
mag dat officieel niet. Hoe kunnen we dit repareren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Het was de klap op de vuurpijl van deze eerste termijn.
Ik kijk even hoelang de Minister nodig heeft om de antwoorden voor te bereiden. Ik
hoor «26 minuten». Dan schors ik tot 15.00 uur.
De vergadering wordt van 14.34 uur tot 15.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid.
We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de zijde van het kabinet. We zitten goed
in de tijd, dus ik zou de leden maar liefst vijf interrupties willen gunnen. Het woord
is allereerst aan de Minister. Als hij begint met een introductie, dan wacht ik even
met interrupties totdat de introductie netjes is beëindigd. Minister, aan u het woord.
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Dank voor de inbreng van de leden in de eerste termijn van dit wetgevingsoverleg.
Ik begin inderdaad met een introductie. Daarna heb ik de kopjes diepgaande beschouwing,
bewapening, algemeen, groene boa domein II, neutrale uitstraling en andere belangrijke
onderwerpen. Dan weet u waar ik langskom.
Buitengewoon opsporingsambtenaren spelen inmiddels een echt belangrijke rol in de
strafrechtelijke handhaving van de lokale veiligheid, de leefbaarheid en de naleving
van vaak hele specialistische regels, bijvoorbeeld in de gemeente. Zo nodig kunnen
buitengewoon opsporingsambtenaren bij de uitoefening van hun taak geweld gebruiken.
Met dit wetsvoorstel wil de regering de regels over de toekenning van geweldsmiddelen
en de uitrusting van handboeien niet meer op het niveau van beleidsregels regelen,
maar op het hogere regelgevingsniveau van een algemene maatregel van bestuur, dit
gezien de impact van het toekennen en gebruiken van geweldsmiddelen door buitengewoon
opsporingsambtenaren. Buitengewoon opsporingsambtenaren worden steeds breder en vaker
ingezet. Daarmee ligt het voor de hand om het niveau van regelgeving gelijk te trekken
met dat voor de politie.
Dit wetsvoorstel voorziet slechts in de grondslag voor het op een ander niveau regelen
van de nu al bestaande regels over de bewapening en de uitrusting van de buitengewoon
opsporingsambtenaren. Het brengt geen verandering in de wijze waarop buitengewoon
opsporingsambtenaren thans bevoegd zijn geweld toe te passen.
Boa's hebben een specifieke taak en worden ingezet om overlast, overtredingen en sommige
misdrijven strafrechtelijk aan te pakken. In verband met de specifieke taak willen
sommige werkgevers hun boa's wel uitrusten met geweldsmiddelen, maar andere juist
niet omdat zij meer kijken naar de rol en de taak van hun boa's vanuit bijvoorbeeld
natuurbeheer en leefbaarheid. De politie is er voor het opsporen en handhaven van
zwaardere criminaliteit, zoals drugsdumpingen en openbare-ordeverstoringen. Daarmee
wordt meteen het spanningsveld duidelijk. Boa's zijn niet bedoeld voor de opsporing
van zware criminaliteit, waardoor ze enerzijds niet zwaarbewapend moeten rondlopen
voor zaken die buiten hun rol en taak vallen. Maar anderzijds kunnen ze daar wel tegenaan
lopen en moeten ze wel veilig kunnen opereren en adequaat kunnen reageren op zaken
die ze tijdens hun werkzaamheden kunnen tegenkomen.
Het is dan ook van belang dat we met elkaar de meer principiële discussie voeren over
de rol en de taak van de boa binnen de brede politiefunctie. Daar zitten ook een aantal
dilemma's in. Hoe kijken we aan tegen zwaardere geweldsmiddelen voor boa's, zeker
als ze in dienst zijn van private werkgevers? Hoe organiseer je de waarborgen in het
stelsel zonder dat het onwerkbaar wordt in de praktijk? Willen we boa's ook zwaardere
feiten laten opsporen en meer openbare-ordegerelateerde zaken laten afhandelen, wetende
dat je daardoor ook meer overlap krijgt met de politie? Een aantal leden refereerden
daar ook aan. Ik ben dan ook heel blij met de inbreng in deze discussie en ik neem
die mee in het verdere traject.
Dat verdere traject brengt mij meteen op mijn eerste blokje: diepgaande beschouwing.
De heer Van Nispen constateert een verschuiving in de taken van de boa. Ik herken
en deel dat beeld. Om te kijken naar «wat willen we met die boa, hoe zorgen we voor
die afbakening, waar hangen we die boa op, hoe organiseren we die boa, hoe rusten
we ’m uit en met elke bewapening» hebben we een diepgaande beschouwing toegezegd.
Mevrouw Mutluer refereerde eraan dat mijn voorganger dat reeds in gang heeft gezet.
U krijgt die voor de zomer van dit jaar. We zijn daarin vergevorderd. Op basis van
scenario's gaan we kijken naar: waar raken die boa's aan de politietaak, waar zien
we dat dit juist enorm veel voordelen brengt? Ik had het er met het lid Aardema al
over in de lift. De boa's zijn echt een volwaardige partner in de wereld van de handhaving
geworden, dus we moeten ze ook als zodanig beschouwen en serieus een plek geven in
dat hele bestel. Daar komen we dus voor de zomer op terug. Ik neem daar de meeste
van uw vragen over het bestel in mee.
De heer Van Nispen vroeg daarmee ook of dit betekent dat de boa's zich ontwikkelen
tot een eigen handhavingsinstituut en of ik dat voor ogen heb met de boa's. Op dit
moment zijn er ruim 600 werkgevers van de boa's, dus we kunnen echt nog niet spreken
van één handhavingsinstituut. Maar ik ga zeker kijken naar de meest optimale organisatievorm
in die diepgaande beschouwing. Ik denk niet dat we uitkomen op één handhavingsinstituut,
maar ik denk bijvoorbeeld wel aan het kunnen combineren van bepaalde taken in een
beheersorganisatie. Denk daarbij aan inkoop, IT en communicatiemiddelen. Die zaken
werden al genoemd. Zeker voor de kleinere werkgevers zou het een enorme lastenverlichting
betekenen als we dit soort dingen kunnen bundelen. Het kan ook zijn dat we op grond
van die diepgaande beschouwing ertoe komen dat we sommige boa's op sommige terreinen
wel zouden willen onderbrengen bij de politieorganisatie. Dat is ook nog een optie.
Ik wil dus nog niet de deur dichtgooien, maar ik denk niet dat we op één handhavingsinstituut,
dé boa's, uitkomen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste vind ik, denk ik, wel goed om te horen. En ik vind het ook goed dat de
Minister zegt dat hij met die diepgaande beschouwing komt. Die komt dus ook al snel,
voor de zomer. Maar eigenlijk had de vorige Minister die al wel moeten doen, gelet
op alle ontwikkelingen. Dit komt eigenlijk vrij laat, vind ik, gelet op alle ontwikkelingen
die er zijn. We bespreken nu een wetsvoorstel. We kunnen daarover doen alsof het heel
klein is en zeggen dat het maar een technische wijziging is omdat het gaat over een
delegatiegrondslag, maar de hele discussie die daarover gaat, zit daar wat mij betreft
echt achter. Mijn vraag is: waarom moet deze wet nu? Was het niet passender geweest
om eerst die beschouwing te doen, die wat mij betreft al eerder had gemoeten – maar
goed, dat is niet gebeurd, dus die komt nu voor de zomer – en dan te kijken of deze
wet hier logischerwijs wel of niet uit voortvloeit? Is dit niet de verkeerde volgorde?
Minister Van Weel:
Ongeacht of die beschouwing er eerder had kunnen zijn of niet: ik ben er in ieder
geval vol mee aan de slag sinds ik ben aangetreden en ik vind het ook een heel belangrijk
stuk. Dat staat deze wetswijziging naar mijn mening niet in de weg, omdat het hierbij
puur gaat om het creëren van de grondslag voor de bewapening van boa's. Als wij straks
in de diepgaande beschouwing komen tot een gewenste wijziging in de bewapening van
sommige boa's of zelfs van alle boa's, kan dat nog steeds. Maar de grondslag waarop
überhaupt de bewapening van boa's is geregeld, is met deze AMvB wel op een adequater
niveau gelegd dan tot nu toe in de beleidsregels.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook mijn fractie kijkt heel erg uit naar die diepgaande beschouwing. Ik begrijp de
toelichting van de Minister daarop goed, maar het gaat ook heel erg over de bevoegdheden
en de domeinen waar nu de boa's in zitten. Dan hebben we discussies over dat als je
een blauwe boa bent, je niet ook nog op het water mag. Gemeenten die aan het water
grenzen, die dus boa's in de zomer op een boot willen zien zitten en in de winter
op straat willen zien lopen, zitten dan allemaal weer met allerlei toestanden. Dit
is maar één voorbeeldje, maar ziet die diepgaande beschouwing ook op dit hele domeinenstelsel?
Een beschouwing vind ik altijd prettig, maar ik vind het altijd fijn om daarna een
agenda of een voorstel hoe dan wel te krijgen. Zit dat er dan al bij of gaan we met
elkaar beschouwen op de beschouwing en vervolgens verder?
Minister Van Weel:
De beschouwing heet niet voor niets «diepgaand», dus dat zit ook in deze beschouwing.
Dat nemen we in één keer mee. Nog even als aanvulling hierop merk ik op dat er naar
aanleiding van deze wetswijziging wordt gewerkt aan een AMvB waarmee de uitvoering
ook komt. Die loopt parallel aan de diepgaande beschouwing. In die zin kunnen we de
uitkomsten van ons debat daarover hier nog meenemen in de finalisering van wat er
uiteindelijk in de AMvB komt te staan.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag voor u van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dat brengt mij toch tot een vraag over die diepgaande beschouwing, vooral op het gebied
van de bevoegdheden van de betrokken boa's. Die bevoegdheden zijn natuurlijk zeer
divers, maar mijn collega Van der Werf noemde net een voorbeeld van een boa die tegen
een mes of tegen wapens aanloopt en die zaken vervolgens niet in beslag kan nemen.
Dat zou wat ons betreft wat uitgebreider moeten zijn en zeker diepgaand.
Minister Van Weel:
Daarmee ben ik het geheel eens. Ik ben die voorbeelden ook tegengekomen. Boa's bij
het station in Utrecht zeiden: als wij een winkeldiefstal zien, vinden wij eigenlijk
dat we nog minder kunnen dan we als burger zouden kunnen. De burger snapt dat niet,
want die ziet ons geüniformeerd rondlopen en verwacht actie. Dus aan alle kanten zijn
we erbij gebaat om dat goed tegen het licht te houden en om te kijken wat er nodig
is om mensen toe te rusten voor hun taak.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
In dat geval kan een burger iemand natuurlijk ook op heterdaad aanhouden, als je dat
durft en kunt. Maar het is inderdaad heel raar voor de beeldvorming dat een boa dat
dan niet kan, niet mag of niet doet. Dat ben ik dus wel eens met de Minister.
Minister Van Weel:
Mevrouw Wijen-Nass vroeg hoe we aankijken tegen een uitbreiding van de taken. Uiteindelijk
neem ik dit ook mee in de diepgaande beschouwing. Op voorhand wil ik daar geen vaste
positie in innemen. Wat ik in ieder geval wél wil zeggen, is dat het samenspel van
boa en politie niet moet leiden tot de beeldvorming dat we omdat we te weinig politie
zouden hebben, dan maar een boa inschakelen. Met dat uitgangspunt wil ik de discussie
met uw Kamer aangaan. Er moet dus een meerwaarde liggen in het inzetten van boa's.
Dat kan zeker capaciteitswinst opleveren bij de politie. Dat is fantastisch. Maar
het uitgangspunt is niet dat we gaten die de politie laat vallen, gaan vullen met
boa's. Dat hoor ik ook niet in uw inbreng. Ik denk dus dat we elkaar daarin zullen
vinden. Dat onderstreept temeer dat de boa's gewoon een eigenstandige rol hebben en
van toegevoegde waarde zijn in het handhavingsproces. Die hebben ze ook nu al op heel
veel terreinen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het mooi dat de Minister zegt: het moet niet zo zijn dat de boa's vanwege
te weinig politiecapaciteit gaten moeten dichtlopen. Dat zijn wij geheel met hem eens.
Maar dat gebeurt nu toch al? Dat erkent de Minister ook in de nota naar aanleiding
van het verslag: «De boa wordt ingezet daar waar opsporing door de politie niet gewenst
is, vanwege prioritering, of niet mogelijk is, vanwege onvoldoende deskundigheid of
capaciteit bij de politie.» De Minister erkent dus zelf dat dit al gebeurt. Dat is
volgens mij ook wat we in de praktijk kunnen zien. Dat roept dus de vraag op of de
conclusie in die diepgaande beschouwing dan ook de volgende is. «Er is eigenlijk al
iets aan het gebeuren wat we niet wenselijk vinden. Hoe gaan we terugroeien op die
ontwikkeling?» Dat gebeurt als je een open, diepgaande beschouwing gaat maken. Dat
zou ook de uitkomst kunnen zijn.
Minister Van Weel:
Dat kan. Deels kan de constatering die u net doet, op een gegeven moment ook een bewuste
keuze zijn. Het kan zijn dat we zeggen: nou ja, als we kijken naar wat er gevraagd
wordt op het gebied van veelvoorkomende criminaliteit en welke opsporingsbevoegdheid
daarvoor nodig is, zeggen we dat de inzet van een politieagent met een opleiding van
twee jaar voor deze taken niet nodig of niet efficiënt is. Dan is het een bewuste
keuze. Op dit moment kan je zeggen dat dit gegroeid is uit een capaciteitsgebrek of
dat dit het vullen van gaten is. Maar het kan dus, na zo'n diepgaande beschouwing,
ook gewoon een bewuste keuze zijn. Daarom vind ik het zo van belang dat we daar rond
de zomer met elkaar over spreken. Het moet voor de boa's namelijk niet voelen alsof
zij een soort van overloop zijn van wat de politie niet aankan. Dat is niet het doel
dat wij voor ogen hebben. Ik ben het met u eens dat sommige van die taken organisch
zo gegroeid zijn. Maar ik zeg dus niet dat het verkeerd is dat die taken zo zijn gevallen.
Daar moeten we echter wel een bewuste keuze in maken.
De heer Aardema (PVV):
In het verlengde van wat meneer Van Nispen zei: we hadden natuurlijk vroeger de veldpolitie,
de politie te water en de spoorwegpolitie. Die zijn allemaal weggesaneerd. Hun taken
zijn deels overgenomen door boa's. Als u die diepgaande beschouwing gaat maken, zou
het mooi zijn als daarin een stukje verankering plaatsvindt van die mensen.
Minister Van Weel:
Het doel van die diepere beschouwing is nou juist dat we gaan kijken wie welke plek
in het handhavingsbestel krijgt. Ik moet nog wel preciseren dat we in deze diepgaande
beschouwing voornamelijk kijken naar de geüniformeerde boa's. Maar de meeste van uw
vragen zagen daar ook op.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Ik denk dat ik dan door kan naar het kopje bewapening. Volgens mij waren veruit de
meeste van uw vragen daarop gericht. Binnen de bewapening gingen de meeste vragen
over de bewapening van de groene boa's.
Laat ik even beginnen met een aantal statistieken over de aanvraag van bewapening
en de toekenning daarvan. Ik zal ook meteen zeggen waar de gaten in mijn kennis op
dit moment zitten, dus wat ik nog niet weet. In 2024 zijn voor domein II-boa's 159
boa's uitgerust met een korte wapenstok. Van deze 159 boa's hebben 155 boa's ook pepperspray
toegekend gekregen. Van deze 155 boa's hebben 12 boa's ook een vuurwapen toegekend
gekregen. In één geval is er een diensthond toegekend. In totaal beschikken 61 boa's
in domein II over een vuurwapen, waarvan er 27 in dienst zijn van private werkgevers,
zoals een landgoed. Het aantal aanvragen afgezet tegen het aantal toekenningen in
2024: er zijn twintig aanvragen voor een uitschuifbare wapenstok en een vuurwapen
ingediend bij de Dienst Justis. Daarvan zijn twaalf aanvragen goedgekeurd. Acht aanvragen
zijn afgewezen. Laat ik ook meteen kijken naar wat ik níét weet: ik weet binnen die
acht afwijzingen niet of dat herhaalaanvragen waren. Met andere woorden: een aantal
van u vroeg of er sprake was van een inperking. Dat kan ik op basis van de gegevens
die ik nu heb niet zeggen.
De vraag is hoe wij in de toekomst omgaan met die groene boa's. Ik heb goed geluisterd
naar uw inbreng in eerste termijn. Laat ik beginnen met een kleine verduidelijking
van het noodzakelijkheidscriterium. Dat was reeds aangepast en is nu een kan-formulering.
Het is dus niet zo dat je eerst vijf keer beschoten hoeft te worden voordat je kunt
aantonen dat je een wapen nodig hebt. Als je incidenten uit het verleden kunt aantonen
waarbij een vuurwapen een verschil had kunnen maken, is dat slechts een toevoeging
aan de motivering om een aanvraag te doen.
Maar ik heb u goed gehoord en ik wil toezeggen om mij daar wat meer in te gaan verdiepen.
Ik heb in principe een positieve grondhouding ten opzichte van aanvragen van groene
boa's voor bewapening, al moeten we daarbij natuurlijk wel de waarborgen in acht nemen.
Het gaat hier wel om het geweldsmonopolie van de Staat. In sommige gevallen gaat het
om particuliere werkgevers; dat brengt weer nieuwe uitdagingen met zich mee en die
moeten we goed beschouwen. Die waarborgen gaan dus niet overboord, maar ik wil wel
gaan bezien of we de toetsingscriteria moeten aanpassen om te voorkomen dat we de
groene boa's letterlijk en figuurlijk in de kou laten staan.
De heer Boswijk (CDA):
Dat is positief. Dank daarvoor. Neemt u dat gelijk mee in die diepgravende analyse,
of wat was het ook alweer? Diepgravende beschouwing. Kunnen we dan ook gelijk dit
punt verwachten?
Minister Van Weel:
Het is in ieder geval geen theologische beschouwing, maar een diepgaande beschouwing.
Daarin nemen we dit ook mee. Dat volgt dus hetzelfde tijdpad.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Even over dat criterium zodat we dat hier scherp hebben. Met de vorige Minister leek
het erop, laat ik het zo zeggen, dat het een criterium was dat je het wapen had moeten
gebruiken. Als je dat wapen dus niet eerder nodig had, dan werd je aanvraag negatief
beoordeeld. Nu is het zo dat er bij de beoordeling informatie kan worden gevraagd
over situaties waarin dat wapen wenselijk zou zijn geweest. Daar zit dus eigenlijk
de crux, want je wilt ook niet dat je al ergens moet hebben gestaan waar dat wapen
wenselijk zou zijn geweest, terwijl je het niet had. De aanvrager vraagt een wapen
aan met het argument dat zo'n wapen 's nachts met een stroper wenselijk zou zijn,
vul ik nu maar in, maar die situatie heeft zich – ik zou bijna zeggen godzijdank –
nog niet voorgedaan. Daar zit de crux. Dan heb je het gevoel dat je eerst in een heel
vervelende situatie moet hebben gezeten, voordat je een positief oordeel over zo'n
aanvraag krijgt. Het zit echt precies op dit snijvlak. Het gaat om de taken. Vanuit
de taakuitoefening loop je een zeker risico, waarbij een wapen wenselijk zou zijn
als je die taak goed uitvoert.
Minister Van Weel:
Ik denk dat dat met de wijziging van de AMvB ook beoogd is. Voorheen moest je inderdaad
op basis van incidenten kunnen aantonen dat dat wapen nodig was. Nu is het een kan-bepaling.
Met andere woorden: het kan helpen om de noodzaak te onderbouwen. Dat is natuurlijk
ook wel waar. Als je uitgaat van de gevaarzetting en de risico's die je kunt lopen,
wordt het altijd concreter als je daadwerkelijk een concrete zaak kunt toevoegen.
Maar ik sluit niet uit, en neem dat ook mee in de beschouwing, dat bij aanvragers
is blijven hangen hoe het voorheen was geregeld, namelijk dat het een harde voorwaarde
was om überhaupt te kunnen komen tot een positieve uitkomst op je aanvraag. Bij de
herziening van de criteria neem ik dus ook dit punt mee.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan de Minister voor deze toezegging, maar die kan-bepaling wordt in de ogen
van de aanvragers, volgens veel geluiden die ik heb ontvangen, juist uitgelegd in
het nadeel van de aanvrager: als je dat niet kan overleggen, dan zal het wel niet
nodig zijn. Daar zit volgens mij de crux. Ik hoor de Minister het interpreteren als
een soort extra grond om iets te motiveren, maar het omgekeerde lijkt het geval. Het
lijkt wel of je één-nul achterstaat als je dat niet kunt aantonen. Dat nog ter verduidelijking
richting de Minister.
Minister Van Weel:
Ik ben het geheel eens met mevrouw Michon. Zoals ik zei, het is een aanvulling; het
is niet meer een harde voorwaarde. Maar ik sluit niet uit dat dat verkeerd geïnterpreteerd
is, ook bij aanvragers.
De voorzitter:
Ja. Dan zijn er nog enkele andere vragen. Allereerst de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil toch graag nog even mijn collega van de VVD bijvallen. Want juist die kan-bepaling
kan blijkbaar allerlei interpretatieverschillen oproepen. Is het dus niet wenselijk
dat in de nieuw te maken AMvB veel krachtiger doorklinkt wat ook al is toegezegd door
de ambtsvoorganger – ik heb het geciteerd uit 2023: geweldsincidenten niet meer leidend
et cetera – en om gewoon eens klip-en-klaar te maken in die AMvB hoe we hierin staan,
zonder al te veel uitwijkmogelijkheden rond de kan-bepaling, en dus ook een eind te
maken aan die onduidelijkheid op dit punt?
Minister Van Weel:
Een einde maken aan onduidelijkheid, daar ben ik altijd voor, dus ik neem dat zeker
mee. Hoe het nu is, is wel zoals ik het nu zeg. Dus het aantal incidenten kán worden
meegenomen in de afweging. Dat is klip-en-klaar. Dus op zich, als iedereen het zo
interpreteert, moet het duidelijk zijn dat het een ondersteunend criterium is, maar
niet een doorslaggevend of vereist criterium. Dat is hoe we het nu hebben geregeld.
Dat is dus al een wijziging die door mijn voorgangers is doorgevoerd, maar aangezien
we dit nu toch tegen het licht gaan houden, neem ik deze bepaling daarin mee.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Een vraag nog van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik wil mijn collega's toch een beetje bijvallen. Je zou toch ook in de toevoeging
zeker een aantal niet-limitatieve voorbeelden kunnen noemen. En dat wil niet zeggen
dat die ene boswachter zaken heeft meegemaakt; het kan dan best zijn dat hij kan refereren
aan een soortgelijke casus van een boswachter elders in het land. Daarmee kun je die
geweldsincidenten dus wel beschrijven.
Minister Van Weel:
Zeker. Dat neem ik ook graag mee.
De voorzitter:
Voldoende op dit punt? Ja. Continueert u.
Minister Van Weel:
Dan waren er een aantal vragen over de opleiding van boa's, de training et cetera
in vergelijking tot de politie, en ook gerelateerd aan de bewapening. Het gaat dan
niet alleen maar om groene boa's, maar ook om andere. Een daarvan was die van de heer
Six Dijkstra over de training in stressbestendigheid en de-escaleren. Er is een onderscheid
tussen de algemene training en opsporingsbevoegdheden die de boa's krijgen en de specifieke
training die zij aanvullend krijgen voor het gebruik van geweldsmiddelen. Ik kan de
exameneisen met u delen. De details heb ik nu niet een-twee-drie, maar zowel in de
algemene opleiding als in de specifieke opleiding wordt aandacht besteed aan stressbestendigheid,
aan de-escalatie en aan om hoe om te gaan met geweldsincidenten. Dus ik denk dat dat
adequaat is opgenomen.
Er waren nog meer vragen over opleiding, onder andere van de heer Van Nispen: of boa's
voldoende worden opgeleid om politietaken te kunnen uitvoeren. Er zit overlap, zeg
ik tegen de heer Van Nispen, tussen de opleiding van boa's en van de politieagenten,
maar die van de politieagenten – en dat hoorde u al aan de lengte – is natuurlijk
veel uitgebreider dan de boa-opleiding. Ze sluiten wel allebei aan op wat er van de
persoon wordt gevraagd en de taakuitvoering. Dus er wordt niet hetzelfde gevraagd
aan een boa als aan een politieagent. Belangrijke verschillen zijn bijvoorbeeld de
generieke opsporingsbevoegdheid versus de specifieke opsporingsbevoegdheid, waar het
bij boa's vaak om gaat, maar ook het al dan niet mogen optreden ter handhaving van
de openbare orde. Ook daar zit natuurlijk een hoop van de bepaling van de lengte van
de opleiding in.
Er was ook nog een vraag over hoe het zit met ingehuurde boa's: waarom worden die
niet met dezelfde middelen uitgerust als de vaste medewerkers? Dat was een vraag van
de heer Boswijk en mevrouw Van der Werf. Particuliere boa's zijn in dienst van een
particuliere werkgever. En dat maakt het toch net anders, of we te maken hebben met
een gemeente of met een particuliere werkgever. Dus hoewel ze wel de geweldsbevoegdheid
kunnen hebben, mogen zij niet over de bewapening beschikken. Dat is echt voorbehouden
aan de opsporingsfunctionarissen die in dienst zijn van de overheid. Een gebrek aan
bewapening kan verantwoorde inzet beperken. Uiteraard geldt dit dus weer niet voor
de groene boa's, die soms wel in dienst zijn. Hier gaat het wel over domein I-boa's
en de geweldsmiddelen.
Zou de duur van de vergunning voor dienstwapens en diensthonden gelijkgesteld moeten
worden aan die van de opsporingsakte? Nee. De omstandigheden die aanleiding hebben
gegeven voor de bewapening, kunnen wijzigen in de loop der tijd. Dat is de reden voor
de duur van de vergunning die daaraan wordt verleend. Dus ik zie niet automatisch
een noodzaak om die twee samen te voegen.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik begrijp de overwegingen van de Minister. Maar neem een diensthond. Die zijn er
niet zo veel. Zo'n beest moet worden opgeleid en loopt vervolgens jaren mee. Je kunt
moeilijk na twee jaar zeggen: we doen hem maar weer in de kennel.
Minister Van Weel:
Ik ben geneigd om dat met de heer Aardema eens te zijn. Ik wil nog wel even kijken
naar diensthonden. Ik kom in de tweede termijn terug op hoe het specifiek daarmee
zit.
De voorzitter:
En nog een vraag van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik had specifiek gevraagd naar het toezicht op de juiste opleiding en certificering.
Ik weet niet of de heer Van Weel die vraag al had beantwoord. Hij refereerde wel even
aan mijn vraag.
Minister Van Weel:
Ik kom volgens mij bij de andere belangrijke onderwerpen nog terug op toezicht, maar
houdt u mij vooral scherp of ik dat ook doe.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Gaat u vooral verder.
Minister Van Weel:
Bodycams vat ik nu nog even onder dit hoofdstuk. Daar was een aantal vragen over,
onder anderen van de heren Van Nispen en Boswijk. Ik heb geen inzicht in het aantal
bodycams dat op dit moment wordt gedragen. Er is wel een sluitende grondslag om die
te dragen, namelijk in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering. Elke werkgever
van boa's die zijn boa's wil uitrusten met een bodycam, heeft daartoe alle wettelijke
middelen in handen. Het is uiteindelijk wel aan de werkgever om zijn boa's daar ook
mee uit te rusten, vandaar dat het verschilt per werkgever en ik er ook geen overzicht
van heb.
De heer Boswijk (CDA):
Ik refereerde al aan een pilot in Utrecht, waar het dus echt wel bijdraagt aan de
zelfverzekerdheid en het gevoel van veiligheid van boa's. Is het idee om als overheid
hierin normerend te zijn? Het is best wel scheef als je in het ene natuurgebied wel
die middelen hebt, maar in het andere niet. Ik kan me ook voorstellen dat er onderscheid
gaat ontstaan tussen degenen die in overheidsdienst zijn en degenen die worden verhuurd
door een particulier bedrijf. Ik denk dat het ontstaan van zo'n verschil onwenselijk
is. De kosten zijn het niet. Kunnen we niet zeggen dat we het gewoon overal gaan doen?
Minister Van Weel:
Ik wil het nog niet meteen wegzetten in normering. Ik zie ook gemeentes die zeggen
dat zo'n bodycam absoluut niet nodig is. Er zijn ook gemeentes of werkgevers die van
mening zijn dat een bodycam extra agressie kan opwekken. Uiteindelijk is het wel aan
de werkgever om te bepalen waar zijn werknemers volgens hem het meest mee gebaat zijn.
Ik ga dus niet normeren, maar ik ben er wel voor om de bestaande best practices –
ik ben zelf ook in Utrecht geweest en ik heb de positieve geluiden gehoord – te delen
en beschikbaar te stellen aan alle werkgevers van boa's, zodat zij daar hun voordeel
mee kunnen doen.
De voorzitter:
De Minister. Of wil de heer Boswijk nog een vervolgvraag stellen?
De heer Boswijk (CDA):
Het delen van best practices is altijd goed. Zou het een mogelijkheid zijn om in die
diepgaande analyse of beschouwing – beschouwing, dat was ’m; ik ga ’m nu onthouden
– de geluiden van bijvoorbeeld de vakbond van de boa's mee te nemen? Is er bij de
boa's zelf geen behoefte? Misschien zeggen ze: ik zou me er prettiger bij voelen.
Even los van de acties die we eraan verbinden, zou ik het interessant vinden om te
weten wat de verschillende meningen daarover zijn. Als de Minister die gesprekken
toch voert, kan dat misschien worden meegenomen.
Minister Van Weel:
Dat valt voor mij onder best practices, namelijk de ervaringen die mensen ermee hebben.
Nogmaals, ik heb ook geluiden gehoord van boa's die zeggen: doe mij dat niet aan,
want daarmee verlies ik een stuk toegang tot bepaalde wijken of populaties die ik
nu wel heb. Het is niet een one size fits all. Het is niet in alle gevallen iets wat
bijdraagt aan de taakuitvoering en uiteindelijk moeten de taakuitvoering en de veiligheid
van de boa's de twee bepalende factoren zijn. Net zoals bij het aanvragen van wapens
het aan de werkgever is om te bepalen wat in een specifieke casus voor de boa's wenselijk
is of niet, geldt dat hier ook. Ze kunnen dat echter zelf doen, daar hoeven ze geen
toestemming voor te vragen.
De voorzitter:
Dank. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dan had de heer Six Dijkstra nog een vraag over de WARP, die stelt dat beschermingsmiddelen
geen aparte status hebben. In algemene zin is de geweldsbevoegdheid altijd bedoeld
voor de primaire taakuitvoering. Dat is ook het doel waarvoor de bewapening wordt
toebedeeld. De zelfverdedigingsfunctie van het wapen is een afgeleide daarvan. In
die zin zie ik anders dan de theoretische optie zoals we die hebben verkend, niet
echt een verschil in status voor de uitvoering, omdat de geweldsmiddelen altijd voor
de taakuitvoering worden toebedeeld.
Mevrouw Michon-Derkzen had vragen over de moeizaamheid die door sommige gemeentes
werd ervaren bij het aanvragen van de korte wapenstok. Begin 2023 is onduidelijkheid
ontstaan over de toekenning van de korte wapenstok aan boa's in domein I. Om gezamenlijk
tot een oplossing te komen is er eind 2023 en begin 2024 een reeks gesprekken geweest
met politie, OM en de VNG. De oplossing is gevonden in de mogelijkheid om tijdelijk,
voor twee jaar, een wapenstok toe te kennen aan gemeenten die net niet in aanmerking
komen voor een reguliere toekenning. Het idee is dat deze werkwijze in ieder geval
tijdelijk een oplossing heeft geboden voor de opgetreden onduidelijkheid. In 2024
zijn door Justis negen aanvragen beoordeeld voor het uitrusten van een domein I-boa
met korte wapenstok. Daarvan zijn er zeven toegewezen, waarvan zes voor de periode
van twee jaar en een voor de periode van vijf jaar. Daarmee zijn er in 2024 275 boa's
in domein I extra uitgerust met de wapenstok. Het totaal komt daarmee op 832. Ik heb
het idee dat het knelpunt hiermee is opgelost. Als dat niet zo is, horen we dat uiteraard
graag.
Op het punt van de groene boa's is er ook nog gevraagd naar de werkagenda. Mevrouw
Mutluer vroeg: hoe staat het hiermee, want we hebben er al een tijdje geleden om gevraagd?
Er is een werkgroep met de grootste werkgevers van groene boa's, politie, OM en mijn
ministerie, maar het blijkt lastiger dan we hadden gedacht om die werkagenda op te
stellen. Het probleem zit ’m niet in de werkafspraken zelf; dat punt is al grotendeels
uitgedacht in domein I en is gewoon een kwestie van aanpassen naar dit domein. Het
grote verschil echter is de afwezigheid van een bestuurlijk overleg waar die werkafspraken
in gemaakt kunnen worden. De werkgevers zitten namelijk niet in de lokale driehoek
en de groene gebieden overstijgen vaak gemeentegrenzen en soms zelfs provinciegrenzen,
waardoor het moeilijk is om afspraken te maken. We zijn daarom nu aan het kijken of
de regioburgemeesters hier een rol zouden kunnen spelen, zodat het op een iets hoger
terrein komt te zitten.
Mevrouw Van der Werf – daar is ie dan – vroeg nog of het toezicht op de boa's die
in dienst zijn van private werkgevers beter kan. In het huidige bestel zijn het het
OM en de burgemeesters die fungeren als toezichthouders op de boa's die in dienst
zijn bij private werkgevers. Ik heb op dit moment geen signalen ontvangen dat dat
niet volstaat of dat zij het idee hebben dat zij deze toezichtstaak niet goed kunnen
uitvoeren.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het kopje neutrale uitstraling van het boa-uniform.
Door enkelen van u werd eraan gerefereerd dat dit is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma. We zijn er voortvarend mee aan de slag gegaan. De heer Six
Dijkstra vroeg wat de reden is dat we in dit wetsvoorstel geen grondslag daarvoor
hebben opgenomen. Dat is omdat er naar onze mening al een wettelijke grondslag voor
bestaat, namelijk artikel 142, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. Dat artikel
staat toe om bij of krachtens een AMvB regels te stellen met betrekking tot onder
andere de instructie van de buitengewoon opsporingsambtenaar. Een AMvB met die strekking,
de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord, is op dit moment in internetconsultatie.
Die consultatie loopt over een week of twee af. Afhankelijk van het commentaar dat
daar gekregen wordt, gaat die AMvB zo snel mogelijk de rest van het traject in.
Omdat het raakt aan de vrijheid van godsdienst hecht ik er wel aan om de wetgevingsprocedure
volledig te volgen. Dat betekent dat we via de Raad van State gaan voor consultatie
en advies. Na de consultatieperiode die op 13 februari afloopt, gaat de AMvB dus voor
advies naar de Raad van State. Als het soepel verloopt, denk ik dat we al met al zo
rond de zomer het hele traject afgerond kunnen hebben. Het is in ieder geval positief
dat de gemeenten die in eerste instantie voornemens waren om een andere route te volgen,
hebben gezegd dit wetgevingstraject af te wachten. Dat zorgt er in ieder geval voor
dat we niet heel veel onzekerheid op verschillende regimes krijgen of wisselbaden
bij boa's in de verschillende gemeentes.
Daarmee heb ik naar mijn mening ook de vraag van de heer Aardema over de neutraliteit
behandeld.
Dan kom ik op de andere belangrijke onderwerpen. Ik begin met de heer Van Nispen.
Hij vroeg: hoe zorgen we ervoor dat minder politiemensen vertrekken? Een deel van
het vertrek heb ik niet in de hand. Dat heeft ook te maken met de bevolkingsopbouw
van ons land. De demografische ontwikkelingen hebben helaas ook hun weerslag op het
politiebestand. Ik kijk niet expres naar u, meneer Aardema. Waarom vertrekken vooral
jonge mensen, en hoe kunnen we de instroom zo goed mogelijk bevorderen en het behoud
verbeteren? Daar zit een heel programma op bij de politie. Het is ook onderdeel geweest
van de cao-onderhandelingen. Het heeft te maken met doorstroommogelijkheden. Het heeft
te maken met opleidingseisen om door te stromen. Het heeft soms te maken met mensen
juist in een bepaald functiegebied laten zitten als ze daar heel erg goed in zijn.
Het gaat dus ook om flexibiliteit creëren in het huis. Een ander heel concreet voorbeeld
is de vergoeding van het rijbewijs voor aspiranten. Ik kreeg het van mijn ouders als
ik niet zou roken. Dat is me niet gelukt. Misschien was de politie dan een alternatief
geweest. Dat lijkt iets kleins, maar het kan mensen net helpen om die stap te nemen.
De ervaring leert dat als ze eenmaal bij de politie zitten, ze het fantastisch werk
vinden.
Dat brengt mij op de tweede vraag: hoe kunnen we boa's aantrekken bij de politie?
Ik heb er geen cijfers van, maar ik heb wel verhalen gehoord van diverse eenheden
en diverse boa-werkgevers. Je ziet dat er twee kanten op bewegingen zijn. Er zijn
dus politieagenten die denken: ik voel me hier in deze gemeente op mijn plek, heb
een gezin en wil eigenlijk geen nachtdiensten meer draaien; ik wil thuis zijn en een
overzichtelijke baan hebben of me specialiseren in een vak. Dat zijn mensen die overstappen
van de politie naar boa's. Maar het gebeurt ook andersom. Er zijn mensen die als boa
fungeren en zeggen: eigenlijk wil ik een stapje verder gaan en een breder takenpakket
gaan uitvoeren. Ik denk dat dat goed is. Ik denk dat we wat dat betreft niet in elkaars
vijver moeten vissen, maar dat het juist mooi is dat die twee beroepen in elkaars
verlengde liggen en dat daar ook een gezonde uitwisseling is van personeel. Maar als
ik daar ooit cijfers over kan vinden, dan hoort u dat van mij. Ik ben er zelf ook
erg benieuwd naar.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het zeer eens met de laatste bijdrage van de Minister in dit debat. De boa's
die op reguliere mbo-opleidingen zitten, hebben natuurlijk altijd een stageverplichting.
Het zou bijvoorbeeld ook helpen als je dan probeert om de stages bij de politie te
doen. Dat kan bijvoorbeeld ook bij Intake & Service zijn; dan hoef je niet gelijk
's nachts achter de grote boeven aan. Maar dat gaat allemaal uitermate moeizaam. Juist
om de samenwerking en verwevenheid tussen die twee beroepsgroepen te benadrukken,
zou ik het heel mooi vinden om dat soort afspraken met elkaar te maken over het stagepact
van de op het mbo opgeleide boa's bij de politie. Ik denk ook dat dat de politie heel
erg kan helpen. Is de Minister bereid om dit eens te onderzoeken of in zijn gesprekken
mee te nemen?
Minister Van Weel:
Ik neem dit mee in het volgende halfjaarbericht politie. Eén. Ik ga kijken of ik informatie
daarover kan vinden. Twee. Ik neem de suggestie van mevrouw Michon daarin mee. Ik
kan nu niet overzien of daar beren op de weg liggen, maar ik ben bereid om ernaar
te kijken.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Die gaat over het om- of bijscholen van boa's naar politieagenten. Ik weet het zelf
niet, maar ik heb begrepen dat er vroeger zoiets was als de blauwe leerlijn. Dan kon
je van boa naar blauw gaan. Ik heb gehoord dat die er nu niet meer is. De vraag is
waarom die er eigenlijk niet meer is. Dat was toch zoiets moois? Je zou daar zelfs
ook nog breder de veiligheidsketen bij kunnen laten aanhaken, bijvoorbeeld DJI. Dat
idee heb ik uit praktijk gehoord en wil ik graag meegeven aan de Minister, omdat dat
volgens mij zeer interessant kan zijn.
Minister Van Weel:
Dank voor de input. Ik zie dat in hetzelfde kopje, dus het halfjaarbericht politie
gaat iets zeggen over de kruisbestuiving tussen die twee.
Dat brengt mij op de pilot in Rotterdam, die zo succesvol was. Maar helaas, zoals
ik wel vaker heb met discussies hier, ligt daar altijd weer het punt van uitruil tussen
privacy en opsporing. Ook hier is dat het geval. Er werden onder andere pasfoto's
met boa's gedeeld. Daardoor kon snel de identiteit worden vastgesteld. Maar de Gegevensautoriteit
van de politie heeft gezegd dat deze werkwijze moet worden aangepast, omdat die niet
in lijn is met de bestaande regels voor gegevensdeling. Nu mogen er alleen nog politiegegevens
worden uitgewisseld. Ja, dat bestand en die mogelijkheden zijn natuurlijk een stuk
kleiner. Dat wil zeggen dat een heel groot deel van het voordeel dat deze pilot nou
juist bood, weg is.
Dat brengt ons terug bij het rijbewijzenregister. Daar hebben we het ook al heel,
heel lang over met uw Kamer. Men refereerde er al aan dat de Staatssecretaris van
IenW het nu opgenomen heeft in zijn brief. Dat is naar aanleiding van een overleg
dat we hebben gehad en waarin we hebben gezegd dat we hier echt prioriteit aan willen
geven. Maar ook hier moet wetgeving worden aangepast om dit mogelijk te maken, dus
ik ben bang dat we in ieder geval het grootste deel van dit jaar nog wel eraan kwijt
zijn om het ook echt geformaliseerd te kunnen hebben.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat hier ook weer een frustratie ligt. Die moties en verzoeken zijn in 2021
ingediend, of in 2022 volgens mij, en dan duurt het zo lang voordat er dergelijke
wetgeving komt. Wat kan er in de tussentijd gebeuren om dit probleem op te lossen,
voordat het een en ander in de AMvB is geregeld?
Minister Van Weel:
Ik heb het zelf uit de eerste hand gehoord van boa's in Utrecht, die zeiden: «We houden
iemand staande omdat hij door rood fietst en dan hebben we de politie nodig om de
identiteit vast te kunnen stellen. Dan zijn we iemand die door rood fietste op weg
naar zijn werk, en die waarschijnlijk al te laat was, omdat hij door rood fietste,
een halfuur aan het tegenhouden in de regen bij een stoplicht om zijn identiteit te
laten checken door de politie.» Ik denk dat er tegen die tijd mogelijk nog wel andere
misdrijven gepleegd zijn, als je iemand voor zoiets zo lang ophoudt. Dat is enorm
frustrerend, dus ik heb echt alles bekeken. De pilot in Rotterdam leek een hele mooie
mogelijkheid. Maar het delen van gegevens, zeker persoonsgegevens, wordt ons in het
huidige bestel absoluut niet makkelijk gemaakt. Daar lopen we in tal van domeinen
tegen aan. Daar lopen we tegenaan in het handhaven van de openbare orde en veiligheid
en bij het toegang krijgen tot onlinechatgroepen. We hebben een uitgebreid debat gehad
over CSAM met uw Kamer. De balans tussen privacy en opsporing is in dit geval – helaas,
zeg ik erbij – in het nadeel van de boa's die daar op straat mee geconfronteerd worden
en in het voordeel van het privacybelang uitgevallen. Om dat recht te trekken moeten
we de wet veranderen. Dat kost tijd. Ik ga niet over de periode «21 tot nu. Dat betreur
ik. Maar ik ga wel over de periode «24 tot «25. Ik hoop het dit jaar gewoon geregeld
te hebben.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat wij de privacy en de AVG een heel
groot goed vinden. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan. Mijn frustraties zitten
met name in het feit dat wij vinden dat je hier wel een uitzondering voor mag maken,
als je dat goed onderbouwt via de wet, en dat die wet zo lang op zich laat wachten.
Maar goed, we gaan het gewoon afwachten. Het antwoord is eigenlijk dat we in de tussentijd
moeten roeien met de riemen die er zijn, en dit zijn ze.
Minister Van Weel:
Dat klopt. Laat ik daar dan meteen een volgende teleurstelling aan toevoegen. Dat
is het kentekenregister. Ook dat is van de RDW en daar lopen we tegen precies hetzelfde
aan. Ook daar hebben we dus gesprekken over met het Ministerie van IenW, maar ook
dat zullen we via een wettelijke regeling moeten wijzigen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik wou nog één ding vragen om het even goed te begrijpen. Ik ben op werkbezoek geweest
bij de boa's in Rotterdam, bij de RET. We hebben het specifiek over het stukje van
die privacy gehad en ook over het rijbewijzenregister. Zij zeiden dus: het gaat niet
om het versturen van foto's of informatie, maar echt om een kort moment waarop je
een controle kan doen. Die gegevens worden dus niet daadwerkelijk aan iemand anders
verstrekt. Het gaat eigenlijk om de check. Daarom zeggen zij dat die privacyregels
daar juist niet op van toepassing zijn en dat het een ideale oplossing is. Zij zeggen
dat je het dus juist ook niet moet verwarren met het rijbewijsregister, want dat is
echt wat anders. Ik vroeg me af of de Minister daarvan op de hoogte was en of het
ook echt op die manier vanuit JenV met hen is besproken.
Minister Van Weel:
De informatie die ik heb, dateert van oktober, dus dat is vrij recent. Dat is naar
aanleiding van de Gegevensautoriteit van de politie, die de werkwijze die gebruikt
werd in Rotterdam heeft afgekeurd op basis van de AVG. Het is dus inderdaad iets compleet
anders dan het rijbewijzenregister. Dat ben ik helemaal met u eens. Maar dan nog kon
deze werkwijze, zoals het ging, niet door de beugel. Er mag dus nog wel iets. Dat
zei ik al. De politiegegevens mogen wel worden uitgewisseld. In sommige gevallen biedt
dat soelaas, maar het is lang niet zo effectief als wat er tot nu toe kon.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Is de Minister bereid om met de initiatiefnemers van die pilot in Rotterdam te spreken
of in ieder geval even te kijken of het echt zo is dat het niet op deze manier kan?
Ik meen namelijk dat er ook een motie is aangenomen bij de begroting van Infrastructuur
en Waterstaat – ik dacht dat het de motie-Veltman was – waarin ook deze werkwijze
werd bepleit. Dat is natuurlijk ook vrij recent. Daar was toen ook een grote Kamermeerderheid
voor. Ik twijfel namelijk niet over de intenties van deze Minister. Laat ik daar duidelijk
over zijn. Het is meer dat ik ervan werd verzekerd daar – laat ik het zo zeggen –
dat deze werkwijze juist wel AVG-proof zou zijn.
Minister Van Weel:
Dank dat u niet twijfelt aan mijn intenties. Ik denk dat u af en toe zelfs de frustratie
in mijn stem kunt horen op de momenten dat we hiertegenaan lopen. Maar dat komt natuurlijk
ook doordat ik hierin met een opsporingsbril naar de zaken kijk en de mensen op straat
wil helpen. We zullen vanuit het ministerie nogmaals contact zoeken met de initiatiefnemers.
Wat kan, gaan we mogelijk maken. Maar het ziet er, in ieder geval op basis van de
informatie die ik heb, niet heel erg rooskleurig uit.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De Minister had het over informatie van de politie van oktober vorig jaar. Maar begin
dit jaar, op 10 januari om precies te zijn, was er dus dat rapport van OV-NL – ik
hoop dat ik dat goed zeg, want ik heb er niet dagelijks mee te maken. Zij hebben dus
deze methode onderzocht. Dat is ook weer besproken in een commissiedebat IenW. Daarin
is door de Staatssecretaris de toezegging gedaan dat daar een kabinetsreactie op komt.
In dat rapport is namelijk weer de hele Rotterdamse methode geanalyseerd en er is
aangegeven hoe dat dus landelijk zou kunnen worden uitgerold. Ik hoop dat de Minister
deze toezegging herkent, want bij de Staatssecretaris van IenW is dus toegezegd om
samen met JenV daarover met een reactie te komen. En dan gaan we hier weer met elkaar
verder. Vanuit ons wil ik dus even die twee ministeries aan elkaar knopen en op basis
van dit rapport kijken waar nu de knelpunten zitten en wat er nodig is om het uit
te rollen, als dat kan. Wil de Minister dus bevestigen dat hij dat gaat doen met IenW?
Minister Van Weel:
Een toezegging van de Staatssecretaris van IenW geldt net zo goed voor mij. Het antwoord
is dus ja.
De voorzitter:
Oké. Gaat u dan verder.
Minister Van Weel:
Dan was de vraag van mevrouw Michon-Derkzen of de mbo's niet de opleiding, de bijscholing
en de examentoetsing kunnen doen in plaats van allerlei particuliere opleiders. We
hebben in het boa-bestel qua opleidingen andere keuzes gemaakt dan bij de politie.
Dat is dus niet één centraal opleidingsinstituut, maar ruimte voor veel particulier
initiatief. We controleren indirect op de kwaliteit daarvan, namelijk via de exameneisen
en via de examens zelf. Bijna 40 mbo's bieden al een driejarige boa-opleiding aan,
dus zij zijn al erg actief in dit veld. Ik wist niet of zij ook een rol ambiëren qua
bijscholing, maar dat zullen we zeker nagaan. Het gaat volgens mij vooral om het punt
of de examinering niet door de mbo-instellingen zelf kan gebeuren, in plaats van door
de exameninstelling ExTH. Daarvoor heeft de MBO Raad inderdaad afgelopen najaar een
aanvraag ingediend. Die wordt op dit moment beoordeeld.
Dan was er een vraag van de heer Diederik van Dijk: zijn we bereid om de politieregistratie
en boa-registratie beter op elkaar af te stemmen, zodat een aangifte niet meer nodig
is? Laat ik vooropstellen dat agressief gedrag tegen mensen met een publieke taak,
en daar horen boa's zeker bij, te allen tijde onacceptabel is. Volgende week heb ik
weer een debat met uw Kamer over het afgelopen oud en nieuw. Ook daarbij hebben we
weer moeten constateren dat het aantal incidenten tegen hulpverleners en handhavers
is toegenomen. Niet voor niks staat er in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma
opgenomen dat we een taakstrafverbod gaan instellen tegen mensen die geweld gebruiken
tegen mensen met een publieke taak of hulpverleners. Als het toch gebeurt, dan is
het essentieel dat medewerkers goed worden opgevangen, dat de nazorg goed is ingericht
en dat de dader een passende en duidelijke reactie krijgt op zijn of haar grensoverschrijdende
gedrag.
De primaire verantwoordelijkheid voor de preventie en de nazorg ligt bij de werkgevers,
maar ook het doen van aangifte is van groot belang. Voor iedere beroepsgroep met een
veilige publieke taak geldt dat deze stap moet worden genomen, al was het maar omdat
we daarmee duidelijk kunnen maken dat we dit niet accepteren.
De eenduidige landelijke afspraken vormen het kader voor het strafrechtelijke proces.
De aangiften van personen met een publieke taak, waaronder dus de boa's, worden altijd
met prioriteit opgepakt. Er zijn afspraken gemaakt over een harde daderaanpak. Zoals
ik zei, zal ook het taakstrafverbod in aanvulling daarop komen. De uitkomsten van
de evaluatie van de eenduidige landelijke afspraken komen dit jaar nog.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, we wachten nog op een evaluatie, maar de strekking van mijn vraag is natuurlijk
het tegengaan van bureaucratie maar ook het recht doen aan de positie van boa's. Daarbij
ligt het verplicht aangifte doen natuurlijk niet zo in de rede. Zijn er mogelijkheden
of staat de Minister daar positief op voorgesorteerd om die boa- en politieregistratie
zodanig op elkaar te laten afstemmen dat boa's niet per se zelf ook aangifte moeten
doen?
Minister Van Weel:
Op dat hele specifieke vraagstuk kom ik even terug in de tweede termijn, als u me
dat toestaat.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Dijk over dat er te weinig capaciteit is
om boa's bij te scholen en te examineren en of andere partijen dan de politie hierbij
kunnen helpen. Die vraag ziet, neem ik aan, op het bijscholen en examineren van het
gebruik van geweldsmiddelen en niet zozeer op de opsporingsbevoegdheden. De examinering
in het kader van de regeling toetsing geweldsbevoegdheden gebeurt bij de Politieacademie.
Het enige signaal over capaciteitsproblemen bij de Politieacademie dateert van een
paar jaar geleden. Er is toen ruimte gegeven aan examinatoren die in dienst zijn bij
boa-werkgevers om de examens ook te kunnen afnemen. Ik zal naar aanleiding van uw
vraag nagaan of er opnieuw capaciteitsproblemen zijn. Als die er zijn, dan zal ik
maatregelen nemen.
De heer Boswijk had een vraag over aanrijtijden die te lang zijn. Ik wil deze vraag
meenemen in een diepgaande beschouwing van het boa-stelsel, want dit heeft natuurlijk
ook te maken met boa's die soms in heel afgezonderd regio's of in grote natuurgebieden
zitten. Dat is niet zozeer een kwestie van aanrijtijden, maar van het specifieke karakter
van het gebied waar die boa's zich in bevinden. Als het goed is, worden daar daarom
al lokaal afspraken over gemaakt. Het hangt natuurlijk samen met de grote vraag die
we hadden over: welke mogelijkheden heeft de boa om zelf op te treden, wat verwachten
we eigenlijk van de boa in dit soort situaties, welke bewapening past daarbij et cetera,
et cetera? Als u het mij toestaat, dan neem ik die vraag daarin mee.
Dat brengt mij op de WSM, de Wet seksuele misdrijven, de pilot seksuele intimidatie
en de landelijke uitrol zoals door mevrouw Van der Werf gevraagd. De pilot heeft tot
nu toe een aantal concrete processen-verbaal opgeleverd. Daarnaast zijn door een aantal
personen aangifte van seksuele intimidatie bij de politie gedaan. Naar aanleiding
van deze processen-verbaal en aangiften zijn in oktober vier zaken aan de rechter
voorgelegd, die allemaal tot veroordelingen hebben geleid. Daarnaast zijn er ook nog
een paar andere politiezaken aan de rechter voorgelegd die ook tot veroordelingen
hebben geleid. Op basis van de eerste positieve ervaringen met de pilot wordt momenteel
de uitbreiding naar een paar extra gemeenten voorbereid. Parallel wordt de handhaving
van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie door de boa's en de politie geëvalueerd.
Die evaluatie zal pas rond de zomer van 2026 gereed zijn. Tegelijkertijd zeg ik tegen
mevrouw Van der Werf dat gemeenten die een acuut probleem hiermee ervaren en die denken
dat ze dat door deelname aan deze pilot een halt toe kunnen roepen zich zeker kunnen
melden voor deelname aan de pilot. Een pilot met 340 gemeenten is wellicht niet helemaal
het idee van een pilot. Er zullen natuurlijk ook lessons learned uit komen van dingen
die we anders willen doen, dus we moeten dat niet gelijk helemaal landelijk uitrollen.
Maar ik snap het wel als er gemeenten zijn die zeggen: ja, maar ik moet hier nu paal
en perk aan stellen. Die kunnen zich dan melden en die oproep doe ik dan ook bij dezen.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Boswijk...
De voorzitter:
Ja.
Minister Van Weel:
... en die gaat over lachgas.
De voorzitter:
Maar eerst nog een vraag van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ja, even voor de helderheid. Als ik de Minister zo voorzichtig proef, dan zegt hij
eigenlijk: tot nu toe komen er geen gekke dingen uit die pilot en lijkt dit best op
een goede manier iets op te leveren. Gemeenten kunnen zich daarbij aan sluiten, maar
pas volgend jaar zomer. Is er een definitief moment waarop je dit landelijk kunt uitrollen?
Want «over anderhalf jaar» klinkt toch best ver weg. Dat begrijp ik nog niet helemaal.
Minister Van Weel:
Ja, maar het is ook wel heel pril. De eerste resultaten zijn positief, maar we hebben
het hier over vier gevallen, over vier veroordelingen. Dat is dus nog geenszins een
aantal op basis waarvan je een pilot met lessons learned kunt uitrollen. Daarom is
daar de tijd voor genomen. De pilot wordt uitgebreid. Het is dus niet zo dat de situatie
nu bevroren is. Er komen extra gemeenten bij. Dat zal blijven gebeuren. Daarom roep
ik gemeenten die zeggen «alstublieft, mag ik ook aan de slag?» ook op om zich te melden.
Die zullen er dan in worden opgenomen. Maar het wordt nu niet meteen een landelijke
uitrol, want daarvoor ontbreken de data.
De voorzitter:
Uw vijfde en laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Goed dat u het zegt, voorzitter. Ik begrijp dat het niet wenselijk is als zich daar
340 gemeenten voor melden, maar het is dus in principe wel ongelimiteerd? De reden
dat ik het vraag, is dat er verscheidene onderzoeken gedaan zijn naar de veiligheidsbeleving
van vrouwen. Met name op en rondom stations is die echt belabberd. Het zullen dus
met name juist vaker boa's zijn die in die situaties zouden kunnen helpen of dingen
kunnen signaleren. Het is ingewikkeld dat agenten dan wél iets kunnen doen en zij
niet.
Minister Van Weel:
Zoals ik heb gezegd, sta ik ervoor open om gemeenten die dat willen toe te laten tot
de pilot. Ik hoop niet dat dat er 340 zullen zijn. Dan missen we namelijk het idee
van een pilot. Dat maakt het gewoon moeilijk om dit goed te evalueren. Daarom zeg
ik dit ook. Maar het onderwerp heeft absoluut mijn sympathie. Daarom stel ik ’m open.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dan het lachgas en het afval daarvan. De heer Boswijk vroeg daar nog naar. Met name
groene boa's ruimen dat op, maar mogen dat eigenlijk niet. Daar ervaren zij frustratie
bij. Ik deel die frustratie. Ik heb gewoond op een plek waar veel van dit soort cilinders
hun weg vonden. Het geeft een verschrikkelijk straatbeeld. Het geeft ook een verschrikkelijk
natuurbeeld. Het is gewoon troep. Het is gewoon rommel. Het feit dat je daar niks
mee kan doen, is frustrerend. Maar formeel gezien valt dit afval onder de Opiumwet.
Daarom moet dat door gespecialiseerde personen worden opgeruimd. Ik wil daar graag
in een volgend halfjaarbericht op terugkomen. Ik denk dat dat het halfjaarbericht
ondermijning zal worden, omdat we daarin natuurlijk over andere drugsgerelateerde
zaken spreken. Daar is dit er een van. Daar neem ik de stand van zaken in mee.
Voor zover ik weet, voorzitter, heb ik de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik zal eens even vragen of er nog urgente, onbeantwoorde vragen zijn bij onze leden.
Dat lijkt niet het geval. O, de heer Aardema heeft toch nog een onbeantwoorde vraag.
De heer Aardema (PVV):
Ja, ik durf het bijna niet, maar ik doe het toch. Ik heb een opmerking gemaakt over
C2000 en de verbinding van boa's met de meldkamer. Kunt u daar nog even op ingaan?
Minister Van Weel:
Ik heb gezegd dat we niet één handhavingsinstituut krijgen. Maar in de diepgaande
beschouwing ga ik wel kijken naar welke taken in de beheersorganisatie we kunnen centraliseren.
Communicatie valt daar zeker onder. Over C2000 zou ik verder in dit debat niet al
te veel willen uitweiden. Ik geloof dat we daar nog uitgebreid over te spreken komen,
vermoedelijk volgende week al bij het oud-en-nieuwdebat, maar ook in een separaat
debat over C2000 en de NOS.
De voorzitter:
Goed. Dan dank ik u voor de beantwoording in de eerste termijn. Dat brengt ons bij
de tweede termijn van de Kamer. Omdat dit een wetgevingsoverleg is, mag u in de tweede
termijn ook moties indienen. Onze bodes staan voor u klaar. Zij zullen de moties vervolgens
vermenigvuldigen en uitdelen. Er geldt een spreektijd van een derde van uw eerste
termijn. Ik gun u met plezier nog drie onderlinge interrupties.
Meneer Van Nispen, als u wilt beginnen, heeft u het woord.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Geen grondige analyse, geen nieuwe visie, maar een «diepgaande
beschouwing». Dat is toch een beetje het woord van het debat. Ik ben inmiddels ontzettend
benieuwd naar wat daarin komt te staan, maar ik vind het toch wel een beetje de verkeerde
volgorde. Ik vind het gek dat je deze wetswijziging bespreekt, die volgens mij meer
is dan een technische wijziging, maar dat daarna pas een diepgaande beschouwing komt
over de rol, de taken, de verantwoordelijkheden en de werkgevers van de boa's, en
alles wat daarmee samenhangt. Voor de zomer van 2025 komt die beschouwing. Ik vind
het niet heel logisch om dan nu al deze wet te bespreken en aan de Kamer voor te leggen.
Dat vind ik.
De Minister zei dat de inzet van boa's niet moet voortkomen uit capaciteitsgebrek
bij de politie. Ik ben het daarmee eens. Maar dat is nu wel zo. Dat erkende de Minister
ook in de nota naar aanleiding van het verslag. Ook op dit punt ben ik dus heel nieuwsgierig
of dat ook uit die diepgaande beschouwing gaat komen en of dat steeds een bewuste
keuze is geweest in het verleden. En is dat een bewuste keuze naar de toekomst toe?
Wat gaan we eraan doen als dat geen bewuste keuze is?
Tot nu toe was bij vragen over te weinig politiecapaciteit, die ik en vele anderen
met mij vaak stellen, het antwoord steeds: de mensen zijn er gewoon niet. Als ik kijk
naar hoe groot de particuliere veiligheidsbranche is en hoeveel duizenden mensen er
als boa werken, die dus deels ook politietaken uitvoeren zonder de politieopleiding
te hebben gedaan, dan denk ik: er zijn wel mensen die willen bijdragen aan de veiligheid.
Zij willen lang niet allemaal onderdeel worden van de politieorganisatie, maar misschien
een deel wel. Daarom is mijn vraag: waarom kijken we niet wat breder naar wat we kunnen
doen om die mensen bij of om te scholen tot politieagenten, en naar hoe we dat kunnen
doen?
Daarom heb ik de volgende motie. Daarmee rond ik af.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat buitengewoon opsporingsambtenaren in de praktijk steeds vaker worden
ingezet als algemene handhavers, in plaats van dat zij belast worden met de uitvoering
van een gerichte taak;
overwegende dat boa's mede hierdoor in gevaarlijke situaties terecht kunnen komen,
waardoor zij gedwongen worden zich te verdedigen of geweld te gebruiken, waardoor
de roep om bewapening toeneemt;
overwegende dat het geweldsmonopolie enkel de politie toebehoort;
verzoekt de regering te onderzoeken wat er nodig is om bepaalde boa's op termijn uit
te laten groeien tot onderdeel van de politieorganisatie en ze op te leiden tot politieagent,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.
Zij krijgt nr. 8 (36 395).
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Dan is het woord aan mevrouw... O, er is eerst nog een interruptie
van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, ik zou het volgende aan de heer Van Nispen willen vragen, vooral omdat hij zelf
begint over de volgorde. Hij vraagt: moeten we niet eerst die diepgaande beschouwing
hebben en dan pas deze wet behandelen? Nu hoor ik deze motie, waarin wordt gezegd
dat de boa's onderdeel zouden moeten worden van de politieorganisatie, terwijl we
die diepgaande beschouwing nog niet hebben. Wat vindt hij zelf van deze volgorde in
het licht van hetgeen de Minister toezegt in de zomer naar de Kamer te sturen?
De heer Van Nispen (SP):
Goed. Die volgorde vind ik heel goed. Volgens mij is de analyse die we nu al kunnen
maken en die de Minister zelf ook had gemaakt, zo bleek uit de nota naar aanleiding
van het verslag, dat als gevolg van te weinig politiecapaciteit soms boa's worden
ingezet om de gaten te dichten. Dat is nu de praktijk, nog zonder dat we die hele
discussie hebben gevoerd. We weten dat de opleiding voor boa's in de regel, of altijd,
denk ik, korter en anders is dan de opleiding tot politieagent. Mijn punt is dat we
te weinig politiemensen kunnen vinden. Ik zeg ook niet dat alle boa's volgend jaar
of wanneer dan ook onderdeel moeten worden van de politieorganisatie. Dat staat niet
in de motie. Het gaat om bepaalde boa's, op termijn. Die termen staan erin. Dat is
volgens mij de richting waarin we moeten gaan. Er is een heel groot veiligheidsprobleem.
Er is een heel groot tekort aan politieagenten. Aangezien boa's nu worden ingezet
om dat gat te dichten, denk ik dat het slim is om te kijken hoe je hen beter kunt
opleiden en onderdeel kunt maken van de politieorganisatie, waar dat mogelijk is,
waar dat kan en als ze dat zelf willen, natuurlijk.
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. Dan is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Ik dank de Minister voor dit debat. Het ging over een licht technische
wet, maar ik vind het heel goed en waardevol dat we vanmiddag hier met zo veel aanwezige
Kamerleden over de handhavers hebben gesproken. Ze zijn gewoon een voor iedereen zichtbare
partner in het veiligheidsdomein en daarmee heel serieus te nemen. Dat doen we ook
al in vergelijking met de periode van de totstandkoming ooit. Vroeger hadden we het
nog over de melkertbaan. Tegenwoordig zijn het heel goed opgeleide, serieuze partners
van de politie en vele anderen. Dank dus aan de Minister. Ik kijk heel erg uit naar
de diepgaande beschouwing. Ik hoop dat we dan weer zo'n debat hebben. Ik kijk ook
erg uit naar het kabinetsstandpunt over het rapport van OV-NL. Vanuit daar gaan we
verder.
Ik heb een drietal moties. Daarom zit ik hier en niet in de plenaire zaal met de heer
Bontenbal, want die zou dit allemaal niet goed vinden. Ik ga er heel lang over doen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de werkgever van de groene boa besluit over diens taken en verantwoordelijk
is voor een veilige en verantwoordelijke uitvoering van die taken;
constaterende dat de werkgever in het kader van de veilige taakuitoefening een aanvraag
voor bewapening kan doen voor een groene boa waarover, na advies van OM en politie,
de Minister van JenV besluit;
van mening dat de beoordeling van een aanvraag voor een wapen onvoldoende blijk geeft
van de risico's die een groene boa loopt in het werk, door de kan-bepaling in artikel
10.3;
verzoekt het kabinet om de toetsingscriteria van het ontwerpbesluit tegen het licht
te houden, waarbij rekenschap wordt gegeven van de gevaarzetting van het werk van
de groene boa,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 9 (36 395).
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan een motie over die koppeling van het opleiden van boa's op reguliere mbo-opleidingen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat reguliere mbo-opleidingen voorzien in het opleiden van boa's;
constaterende dat elke boa de verplichte periodieke bij- en nascholing volgt bij een
waaier aan verschillende particuliere opleidingsbureaus;
constaterende dat de toetsing van de bij- en nascholing verplicht moet worden afgenomen
bij de stichting Exameninstelling Toezicht en Handhaving, wat voor de werkgever aanzienlijke
kosten met zich meebrengt;
verzoekt het kabinet om te onderzoeken of de reguliere mbo-opleidingen een (grotere)
rol kunnen vervullen in de bij- en nascholing en toetsing van de boa's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 10 (36 395).
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
En de derde motie gaat over de boa als beroepsgroep. Ik denk dat dit kan helpen in
de professionalisering van de beroepsgroep als geheel.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de beroepsgroep van boa's zeer divers is door de waaier van werkgevers
en de waaier van bevoegdheden;
constaterende dat niet één beroepsgroep voor boa's bestaat, terwijl een aantal generieke
zaken voor iedere boa relevant is;
overwegende dat het Ministerie van JenV een faciliterende rol kan vervullen bij een
aantal uniforme beheersmatige zaken die voor iedere boa relevant zijn;
verzoekt het kabinet om te bevorderen dat er één boa-beroepsorganisatie tot stand
komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 11 (36 395).
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn antwoorden. Ontzettend constructief.
Ik denk dat het goed is dat we zo snel mogelijk het debat over het boa-stelsel gaan
voeren, omdat de grenzen vervagen tussen het werkterrein van de politie en dat van
de boa's. Te veel boa's zeggen dat mensen ze regelmatig aanzien voor politie en dat
snap ik. Ik denk dat het goed is dat we op enig moment wel bepalen of de boa zware
geweldsmiddelen mag hebben of moet hebben of dat dat alleen maar bij de politie hoort,
ons eerste uitgangspunt, of juist andersom, dat bewapende boa's in feite functioneren
als politieagenten en ook onder de politie zouden moeten vallen. Ik heb daar nog geen
keuze in gemaakt, maar volgens mij moeten we wel dat debat zuiver en goed voeren en
uiteindelijk een duidelijke richting kiezen.
Ook ik heb me beraden op moties, in de eerste plaats ten aanzien van toetsingscriteria.
Je zag heel veel eensgezindheid bij de collega's, maar ik denk dat we de moties iets
minder goed op elkaar afgestemd hebben. Mijn eerste motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat groene boa's in de buitengebieden steeds vaker geconfronteerd worden
met criminele activiteiten, wildtroperij, geweld en agressie;
overwegende dat de aanvraag voor het gebruik van een vuurwapen terecht vooraf wordt
getoetst door Justis met advies van het Openbaar Ministerie en de politie;
overwegende dat de toegepaste toetsingscriteria in de praktijk als te rigide worden
ervaren met ruimte voor wisselende beoordelingen;
verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de toepassing van die toetsingscriteria
door Justis bij vuurwapenaanvragen van groene boa's, en de resultaten en mogelijke
aanpassingen te betrekken bij het nieuwe boa-stelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.
Zij krijgt nr. 12 (36 395).
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb daar de Minister ook een toezegging op horen doen, dus ik kijk na de beantwoording
van de Minister of ik me aansluit bij de collega van de VVD of dat dat ik de motie
gewoon intrek en dit als toezegging beschouw. Ik noem ’m wel alvast en ik wacht even
op de beantwoording voor de zuivere lijn.
Dan nog een andere motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de afgelopen jaren mede door capaciteitsproblemen bij de politie veel
meer taken door de boa's worden uitgevoerd om onze gemeenten en wijken veilig en leefbaar
te houden;
van mening dat het belangrijk is de samenwerking tussen politie en boa's verder te
professionaliseren, met name op het gebied van communicatie, informatiesystemen en
bevoegdheden;
verzoekt de regering om samen met de politie, boa's en hun werkgevers serieus werk
te maken van de werkagenda, teneinde samenwerking tussen deze actoren te versterken,
en de Kamer hierover voor de Voorjaarsnota te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.
Zij krijgt nr. 13 (36 395).
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Hier leg ik eigenlijk de druk meer op de Minister. Ik heb hem het een en ander hierover
horen zeggen, maar ik vind het belangrijk dat uiteindelijk die werkagenda, hoe ingewikkeld
het ook is met al die samenwerkingen tussen verschillende werkgevers, gewoon tot stand
moet komen. Dus ik dien ’m in als steuntje in de rug richting de Minister.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn adequate beantwoording. Ook
de SGP ziet erg uit naar wat de diepgaande beschouwingen gaan opleveren. Hoe dan ook
wil ik los van wat daar verder uit komt, de Minister graag enkele moties meegeven
als aansporing om bepaalde zaken in ieder geval mee te nemen in de wijziging van de
AMvB.
Ik val collega Mutluer bij. Als Kamerleden hebben wij niet heel veel aan afstemming
gedaan. Ook de eerste motie die ik heb voorbereid, heeft betrekking op de toetsingscriteria
bij de aanvraag van geweldsmiddelen. We moeten straks kijken hoe we dat oplossen.
Ik denk dat ik de beste motie heb, maar dat gaan we straks allemaal bekijken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat buitengewoon opsporingsambtenaren bij de aanvraag van geweldsmiddelen
moeten aantonen dat sprake is van een in redelijkheid te verwachten kans dat de boa
bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging met geweld wordt geconfronteerd;
overwegende dat hierbij ook de frequentie en mate waarin zich in het verleden situaties
hebben voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest, betrokken worden;
overwegende dat dit er in de praktijk toe leidt dat de vergunning van een boa die
zijn dienstwapen in de afgelopen periode niet heeft gebruikt niet verlengd wordt,
ofschoon hij daar wel toe bevoegd is;
verzoekt de regering in de AMvB op te nemen dat bij de toekenning van geweldsmiddelen
aan buitengewoon opsporingsambtenaren, in de afweging of er een redelijke verwachting
is, rekening wordt gehouden met de taakstelling van de boa in plaats van met feitelijke
incidenten, en hierbij de belasting met specifieke wetgeving mee te wegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 14 (36 395).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat buitengewoon opsporingsambtenaren belast zijn met de handhaving
van specifieke wetgeving;
overwegende dat de boa ingeval van geweld bij een aanhouding aangifte moet doen bij
de politie;
overwegende dat dit bureaucratie in de hand werkt en niet bijdraagt aan de gelijkwaardige
positie van boa's;
verzoekt de regering de boa- en politieregistratie beter op elkaar te laten aansluiten
zodat aangifte bij een aanhouding niet noodzakelijk is om integraal in het proces-verbaal
van de politie opgenomen te worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 15 (36 395).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
En de laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er discrepantie bestaat tussen de geldigheidsduur van een opsporingsakte
en de geldigheidsduur van de wapenvergunning van een buitengewoon opsporingsambtenaar;
overwegende dat er een gevaar op willekeur en onnodige bureaucratie in deze aanpak
schuilt;
verzoekt de regering in de AMvB op te nemen dat de duur van de vergunning voor geweldsmiddelen
wordt gelijkgesteld aan de geldigheidsduur van de opsporingsakte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 16 (36 395).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt! De heer Six Dijkstra heeft geen inbreng. Meneer Aardema, aan u het woord.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben in ieder geval blij met de positieve grondhouding,
zoals de Minister het zelf noemde, en dat er een diepgaande beschouwing gaat komen
over het boa-stelsel.
Ik had even niet in de gaten dat vandaag het laatste moment is om moties in te dienen.
Daarom heb ik mijn motie zelf met de hand geschreven en ik hoop dat mijn hanenpoten
straks te lezen zijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat boa's worden belemmerd in hun taakuitvoering op het gebied van ID-check
en/of kentekenregister, en dat dit leidt tot frustraties bij boa's en burgers;
verzoekt de regering te onderzoeken of er toch mogelijkheden zijn om deze procedures
te vergemakkelijken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aardema en Boswijk.
Zij krijgt nr. 17 (36 395).
De heer Aardema (PVV):
Ik hoop dat die leesbaar is. U mag ’m zeker medetekenen, zeg ik tegen de heer Boswijk.
Het zou heel mooi zijn als iedereen dat deed.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Heel flexibel opgelost. Dan is het woord aan mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, dank. Dank ook aan de Minister voor de beantwoording. Volgens mij zijn
we vanmiddag met een redelijk eensgezinde commissie best een eind gekomen. Dat is
ook goed om een keer te benoemen. Er is nog wel één punt dat ik wat scherper zou willen,
namelijk de Wet seksuele misdrijven. Ik blijf het toch een beetje gek vinden dat we
nu een soort tweede pilot doen, want dat is het in feite. Ik vind de mogelijkheid
van een landelijke uitrol over anderhalf jaar gewoon nog heel erg lang duren. Dat
doet geen recht aan de problematiek waar we het over hebben, en ook niet aan de ernst
waarmee we dat wetsvoorstel hier eensgezind hebben behandeld. Dan moeten we nu ook
niet al te lang blijven miepen over of de boa's daar ook mee aan de slag kunnen. Op
dat punt heb ik dus de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2024 twee op de drie vrouwen tussen 13 en 24 aangeven slachtoffer
te zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag;
constaterende dat het aantal meldingen van seksuele intimidatie slechts een beperkt
beeld geeft van de schaal waarop vrouwen last hebben van seksuele intimidatie, waarbij
een groot deel zich op straat afspeelt;
overwegende dat er sinds juli een pilot loopt in Rotterdam, Arnhem en Utrecht om handhavers
handelingsbevoegdheid te geven onder de Wet seksuele misdrijven, maar dat handhavers
in andere steden niet bevoegd zijn om in te grijpen;
verzoekt de regering boa's nationaal handelingsbevoegd te maken onder de Wet seksuele
misdrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Michon-Derkzen en Mutluer.
Zij krijgt nr. 18 (36 395).
Goed. Ik dank u hartelijk. Er is een vraag voor u van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Er wil iemand meetekenen, maar dat was niet mijn vraag. Het kan zijn dat ik het in
de eerste termijn gemist heb. Excuus daarvoor. Ik heb een verduidelijkende vraag over
de motie. Wat is dat handelingsperspectief dan precies? Wat kan zo'n opsporingsambtenaar
dan meer dan wat iedere burger op straat kan? Deze vraag is puur informatief.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Nou, in de steden waar nu die pilot loopt, mogen zij ingrijpen. Voor die steden is
gezegd dat boa's zich erin kunnen mengen en dat ze dus ook kunnen verwijzen naar de
Wet seksuele misdrijven waarin onder andere wordt gezegd dat straatintimidatie strafbaar
is. Als je die bevoegdheden niet hebt, is dat gewoon heel erg onlogisch. Dat is eigenlijk
hetzelfde verhaal als bij de voorbeelden van boa's die ik noemde, die wel voor collega's
in kunnen staan maar niet voor burgers. Volgens mij is er door niemand bewust een
foutje gemaakt bij de Wet seksuele misdrijven waardoor zij daar nu dus niet onder
vallen. Je wil eigenlijk dat dat zo snel mogelijk wel kan, zeker als je kijkt hoe
vaak dit soort problematiek zich bijvoorbeeld op en rondom stations afspeelt. Ook
daarom vind ik het dus relevant om niet alleen maar te zeggen dat de politie het moet
doen. Je wilt dus ook juist dat het overal in situaties mogelijk is. Natuurlijk zijn
er ook ernstige verkrachtingszaken bij mensen thuis et cetera. Gezien de schaal vind
ik het heel vreemd dat we hier nu voor de tweede keer een pilot gaan doen en dat we
dan pas over anderhalf jaar zouden kunnen zeggen dat boa's hier ook mee aan de slag
kunnen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aangekomen bij de heer Boswijk. Aan u het woord.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, ik heb één vraag. Excuus dat ik daar nu op terugkom, maar ik hoorde collega
Michon-Derkzen zeggen dat ze graag meetekent. Is dat gebeurd?
De voorzitter:
Dat is thans gebeurd.
Mevrouw Van der Werf (D66):
En heeft mevrouw Mutluer ook meegetekend? Fantastisch, voorzitter.
De voorzitter:
Alles is voor u al in kannen en kruiken. Goed, de heer Boswijk, aan u het woord.
De heer Boswijk (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb geen moties. Ik heb een hele strenge fractievoorzitter. Mevrouw
Van der Werf biedt aan dat mijn naam onder haar motie had gemogen, maar daar was ik
te laat voor. Ik regel dat zo wel. Dank aan de Minister voor de antwoorden op de vragen
en voor de toezeggingen. Een deel van de daadwerkelijke antwoorden zullen we later
dit jaar bij de beschouwing zien. Ik kreeg nog wel een beetje een onbevredigd gevoel
over het punt waarover mijn collega net de motie die ik heb meeondertekend, heeft
ingediend. Dat is namelijk bij veel boa's wel een grote irritatie. Die krijgen toch
een beetje het gevoel dat zij niet voldoende vertrouwen krijgen ten opzichte van bijvoorbeeld
politiemannen en -vrouwen terwijl ze soms wel belangrijk werk doen in gebieden die
ontzettend kwetsbaar zijn. Dus vandaar dat ik de motie heb meeondertekend. Ik hoop
dat de Minister op dat punt wel een beetje voorover gaat leunen om te kijken wat er
wel mogelijk is. Verder heb ik geen vragen. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn aan de
zijde van de Kamer. Ik schors sowieso even zodat we allemaal de moties krijgen. Minister,
hoelang heeft u nodig, denkt u? Nul minuten, helemaal nul? Oké, maar we schorsen wel
even. Ik schors voor vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Goed, dames en heren. De moties zijn rondgedeeld. De Minister is helemaal klaar voor
de appreciatie in de tweede termijn, dus ik geef hem graag het woord. De leden krijgen
in deze termijn ook drie interrupties voor de Minister.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank ook voor de inbreng in tweede termijn en voor de ingediende
moties.
Ik heb nog een vraag openstaan van de heer Aardema. Die ging over de diensthond. Sporadisch
wordt er een diensthond aangevraagd en toegekend. Ik heb gezegd dat dat er afgelopen
jaar eentje is geweest. Er is ons inderdaad geen geval bekend waarbij die ook weer
is afgenomen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de band tussen het baasje en de
hond. Ik sluit me daar dus bij aan. Ik kan me niet voorstellen dat er technocratisch
wordt gezegd: stop de hond maar weer in de kennel, want we zien dat de noodzaak ietsje
minder is geworden. Ik denk dat het wat dat betreft een theoretisch vraagstuk is.
Op de vraag van de heer Diederik van Dijk over de registratie kom ik terug bij de
appreciatie van zijn motie.
Dat brengt me bij de moties. Ten eerste de motie op stuk nr. 8 van de heer Van Nispen.
Ik zie die op de inhoud. Ik vind die echter ontijdig op dit moment, omdat ik graag
eerst de diepgaande beschouwing wil afmaken. Het oordeel dat ik meegeef, is dus ontijdig,
terwijl ik sympathiek tegenover de inhoud sta. Ik zal dit dan ook betrekken bij de
diepgaande beschouwing zelf.
Dan de motie van mevrouw Michon-Derkzen op stuk nr. 9 over bewapening van groene boa's.
Ik heb de strekking van deze motie eigenlijk al toegezegd in het debat, maar ik geef
de motie oordeel Kamer, zeg ik tegen mevrouw Michon-Derkzen.
Dat geldt ook voor de motie van mevrouw Michon-Derkzen op stuk nr. 10 over periodieke
opleiding en toetsing. Ik had al gezegd dat de MBO Raad een verzoek bij het ministerie
heeft ingediend om de boa-basisexamens zelf te mogen uitvoeren. We zijn daar op dit
moment naar aan het kijken. Ik neem de motie ook mee in de verdere uitwerking van
de diepgaande beschouwing. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.
De motie van mevrouw Michon-Derkzen op stuk nr. 11 over de boa-beroepsorganisatie
geef ik ook oordeel Kamer en neem ik ook mee in de diepgaande beschouwing.
Dat geldt dus ook voor de motie over vuurwapenaanvragen van groene boa's van mevrouw
Mutluer. Dat is de motie op stuk nr. 12.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dit is altijd een beetje flauw, maar ik ga het toch doen. Er is een motie ontijdig
omdat er nog een diepgaande beschouwing komt. Bij een andere motie, bijvoorbeeld die
voor het bevorderen van de totstandkoming van één boa-beroepsorganisatie, denk ik:
is die dan niet ontijdig, omdat er nog een diepgaande beschouwing komt? Nogmaals,
ik vind mezelf nu ook een beetje flauw doen. Ik vind het prima voor een collega dat
een motie oordeel Kamer krijgt, maar ik vind het wel zonde dat dat dan niet zo gaat
bij de eerste motie, waarmee ik echt een probleem probeer op te lossen. De Minister
zegt eigenlijk tegen de meerderheid van de Kamer ... Zo gaat het namelijk vaak; dan
stemmen de coalitiepartijen er niet mee in omdat de Minister de motie «ontijdig» noemt.
Volgens mij is dit nou juist een oplossing voor een probleem. Kan ik de Minister dan
toch bewegen om bij de eerste motie tot een ander oordeel te komen?
Minister Van Weel:
Nee, toch niet, omdat ik niet weet of het dictum van de motie de oplossing is voor
het probleem. Dat hangt voor mij dan weer af van de diepgaande beschouwing. Daar zit
voor mij in dit geval dus een volgtijdelijkheid in, terwijl ik de andere zaken juist
kan meenemen in de diepgaande beschouwing, vandaar het verschil. Excuses. Wat mij
betreft heeft dat niks te maken met in de coalitie zitten of niet. U weet dat ik ook
uw moties graag oordeel Kamer geef als dat me lukt.
De motie op stuk nr. 12: oordeel Kamer. Dat had ik al gezegd. Dat is ook omdat ik
dit al had toegezegd. Deze ligt natuurlijk ook in het verlengde van sommige andere
moties.
De voorzitter:
Er is toch een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Geen vraag, maar een mededeling. Ik luister wel naar de heer Boswijk. Ik ga de motie
gewoon samenvoegen met die van de collega van de VVD, zodat we iets minder moties
hebben. Volgens mij willen we precies hetzelfde. Hierbij trek ik die motie dus in,
en mijn naam komt onder de motie van de VVD.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Mutluer (36 395, nr. 12) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Hartelijk dank daarvoor.
Minister Van Weel:
Dan de motie van mevrouw Mutluer op stuk nr. 13 over samenwerking tussen boa's en
de politie. Die zou ik oordeel Kamer willen geven, maar dan wil ik die wel graag doorschuiven
naar het volgende halfjaarbericht politie. Dat zal dus niet bij de Voorjaarsnota zijn,
maar ietsje later, voor het zomerreces. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik kan daarmee leven. Ik hoop echt dat het zo snel als mogelijk kan, dus ik ga ervan
uit dat de Minister de urgentie snapt. We hebben de motie tweeënhalf jaar geleden
ook ingediend en het kan niet zo zijn dat we weer twee jaar moeten wachten voor er
überhaupt een reactie komt. Ik vind dat hier serieus werk van moet worden gemaakt.
Ik ben best bereid tot de zomer te wachten, maar ik hoop dat het sneller kan dan dat.
Minister Van Weel:
Dank aan mevrouw Mutluer voor haar flexibiliteit. Dan krijgt die motie dus oordeel
Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 14 van de heer Diederik van Dijk. Ook die geef ik oordeel
Kamer. We zijn bezig met de diepgaande beschouwing. Daar neem ik dit in mee.
De motie op stuk nr. 15, over de aansluiting tussen de politie- en de boa-registratie,
geef ik oordeel Kamer. Ik zeg er wel bij dat we bezig zijn met een traject om deze
beter op elkaar te laten aansluiten. Op dit moment zijn er ontzettend veel systemen
in omloop. Dat maakt het moeilijk om de boa-registratie direct gelijk te trekken met
de politieregistratie en daarmee de aangifte makkelijker te maken. Dat is echter wel
het streven. Dus in de geest van de motie, zonder me nu al vast te leggen op een termijn,
kan ik haar oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 16 van de heer Van Dijk gaat over de discrepantie tussen de geldigheidsduur
van de opsporingsakte en de wapenvergunning. Ik ben zelf niet helemaal helder geweest
in mijn eerste termijn, dus ik leg nog één keer uit hoe het echt zit. De bevoegdheid
om geweldsmiddelen te gebruiken is integraal onderdeel van de opsporingsakte, dus
in algemene zin is de geldigheidsduur van beide gelijk. Maar er zijn wel uitzonderingen,
met name bij de korte wapenstokken en in gevallen waarbij de toezichthouders een proeftermijn
adviseren. Maar dat zijn echt kleine aantallen ten opzichte van het geheel. Daarmee
geef ik de motie het oordeel «overbodig», omdat naar mijn mening die termijnen in
de regel al gelijklopen. Excuus voor de verwarring die ik in de eerste termijn heb
veroorzaakt.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen enkel probleem. Dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Mijn informatie
is echt anders, namelijk dat die geldigheidsduur in de praktijk heel vaak níét hetzelfde
is. Volgens mij raakt dit ook aan een eerdere opmerking over de diensthond; dat is
een goed voorbeeld. Ik heb daar dus andere informatie over. Maar goed, dat is dan
blijkbaar een verschil in informatie.
Minister Van Weel:
Het zou ’m kunnen zitten in de kleine aantallen die ik net noemde, dus de korte wapenstokken
dan wel anderszins. Dat hoop ik althans.
De motie op stuk nr. 17 van de heer Aardema geef ik oordeel Kamer. Ik heb goed meegeluisterd,
niet meegeschreven in dit geval.
De motie op stuk nr. 18 van mevrouw Van der Werf geef ik ook oordeel Kamer, met dien
verstande dat ik ga kijken hoe snel we de pilot kunnen omvormen tot een nationaal
geldend traject. Daarbij wil ik niet per se de afgesproken evaluatie van twee jaar
om de handhaving van de wet te bezien als leidend uitgangspunt nemen. Met uw Kamer
is afgesproken dat we de handhaving medio 2026 gaan evalueren. Ik zeg u dat we niet
per se wachten met het uitrollen van de handhaving op landelijk niveau tot die twee
jaar om zijn. Ik kan u niet zeggen dat ik het al meteen vanaf morgen algemeen geldend
maak. Er moet wel iets van vaste grond onder de voeten zijn om te kunnen zeggen dat
dit een werkend principe is, maar dat zal eerder zijn dan medio 2026. Dan geef ik
de motie oordeel Kamer.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar kan ik wel mee leven. Ik snap heel goed dat het niet vanaf morgen is, maar als
de Minister echt bereid is om dat dan niet één dag voor volgend jaar zomer te laten
zijn, dan denk ik dat we de gemeenschappelijke grond weten te vinden.
Minister Van Weel:
Ik handel soms naar de letter, maar hier in de geest. Dat betekent: niet een dag voor
medio 2026.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb ook nog een korte vraag. Die is wederom informatief en gaat over deze motie.
Toch nog even in normale mensentaal: zou dit nou betekenen dat een boa die bijvoorbeeld
in de nabijheid van een station straatintimidatie constateert, dan ook een boete kan
opleggen? Zo'n boa kan nu bijvoorbeeld een boete opleggen voor zwartrijden, maar niet
voor straatintimidatie. Is dat hoe de Minister deze motie interpreteert, dus dat die
lacune dan wordt opgelost? Vertaal ik het zo goed? Ik zie de Minister knikken.
De voorzitter:
De Minister knikt. Oké, dat waren de moties. Heeft u nog andere punten, Minister?
Nee. Zijn er nog punten blijven liggen, vragen die in de tweede termijn gesteld zijn?
Dat is niet het geval bij de leden. Dan dank ik de Minister voor deze appreciatie
van de moties en de beantwoording van de vragen.
Ik heb samen met de griffier een drietal toezeggingen genoteerd. Ik zou graag even
met u willen kijken of die zo goed te boek staan.
– Allereerst. Voor de zomer van 2025 stuurt de Minister een diepgaande beschouwing over
het boa-stelsel naar de Kamer.
Klopt dat? Dat klopt.
– De tweede. In het volgende halfjaarbericht politie gaat de Minister in op de vragen
van mevrouw Michon-Derkzen en de heer Van Nispen over de samenwerking van de opleidingen
tot boa met de politie.
Is dat goed genoteerd? Dat is het geval.
– Dan de derde toezegging. In het volgende halfjaarbericht ondermijning gaat de Minister
in op de stand van zaken inzake lachgas.
Klopt dat? Het gaat om afval inzake lachgas. Dan gaan we dat zo goed noteren.
Dat zijn de toezeggingen die vandaag zijn gedaan. Daarmee is een einde gekomen aan
deze beraadslaging. De stemmingen over het wetsvoorstel en de ingediende moties vinden
aanstaande dinsdag 28 januari plaats. Als er verder geen op- of aanmerkingen zijn,
sluit ik dit wetgevingsoverleg. Ik dank u hartelijk.
Sluiting 16.37 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.