Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 8 februari 2024, over Verzameldebat CAS
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
Nr. 51 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 22 maart 2024
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 8 februari 2024 overleg gevoerd
met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering,
over:
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 november
2023 inzake uitvoeringsrapportages landspakketten derde kwartaal 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 28);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 8 november
2023 inzake eerste halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 30);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 18 december
2023 inzake reactie op verzoek commissie over de stand van zaken omtrent de Rijkswet
Aruba financieel toezicht en de verwachte planning van dit wetsvoorstel (Kamerstuk
36 032-(R2162), nr. 8);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 9 januari
2024 inzake uitvoeringsagenda's Aruba, Curaçao en Sint-Maarten eerste kwartaal 2024
(Kamerstuk 36 410 IV, nr. 39);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 2 februari
2024 inzake halfjaarrapportage update wederopbouw Sint-Maarten na orkaan Irma 2023
(Kamerstuk 34 773, nr. 29);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 februari
2024 inzake uitvoeringsrapportages landspakketten Aruba, Curaçao en Sint-Maarten Q4
2023 (Kamerstuk 36 410 IV, nr. 45);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 5 februari
2024 inzake stand van zaken enkele dossiers Koninkrijksrelaties over de landen (Kamerstuk
36 410 IV, nr. 44).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Paulusma
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Paulusma
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bruyning, Van Haasen, Kamminga, Paternotte,
Paulusma en White,
en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
Aanvang 14.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, bon dia, good morning voor de mensen die op afstand met ons meekijken.
Ik open het commissiedebat Verzameldebat CAS en ik heet de leden van de Kamer van
harte welkom: de heer Paternotte van D66, de heer White van GroenLinks-PvdA, mevrouw
Bruyning van NSC, de heer Van Haasen van de PVV en mevrouw Kamminga van de VVD. Wat
fijn dat u er weer bij bent, mevrouw Kamminga. U bent er volgens mij als vervanger,
maar het is altijd fijn om u te zien. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune
van harte welkom.
Dan gaan we beginnen. Iedereen heeft in deze eerste termijn drie minuten spreektijd.
Volgens mij moet dat lukken, maar u kent mij ook als een zeer coulante voorzitter,
dus als er nog een aantal woorden aan toegevoegd moeten worden, zal ik u niet meteen
afbreken. Ik zie ook meteen al wat vertwijfeling bij leden, dus ga er maar van uit
dat ik enigszins coulant ben. Ik hou ook graag wat tijd over voor de tweede termijn.
De vergaderbel gaat. Ik zal even wachten.
Ik heet natuurlijk ook de Staatssecretaris van harte welkom in ons midden voor alle
vragen die gaan komen van deze zeer bevlogen Kamerleden.
Dan geef ik de heer Paternotte als eerste het woord. Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Bon dia, good morning en goedemiddag. Het eerste debat met
de nieuwe woordvoerders van de commissie Koninkrijksrelaties en met mevrouw Kamminga
als vervanger natuurlijk. Maar, voorzitter, dat is natuurlijk een fiesta grandi.
Laten we koesteren wat ons Koninkrijk zo uniek maakt, met zes eilanden in Amerika
en een groot stuk land in Europa. Want samen hebben we een aanzienlijke invloed in
de wereld, meer dan we apart zouden hebben, en we hebben ook invloed op elkaar. Met
respect voor ons verleden, waarin de trans-Atlantische slavernij natuurlijk een hele
grote rol speelde, streven we naar een toekomst gebaseerd op gelijkwaardigheid, solidariteit
en wederzijds vertrouwen. Er zijn grote opgaven, want voor onze rijksgenoten in het
Caribisch deel van het Koninkrijk staan de welvaart en het welzijn onder grote druk.
Beter onderwijs, duurzame economische groei, beschermen van de unieke natuur en democratie;
dat zijn de dingen waar ik me de komende periode voor wil inzetten.
Ik wil daarbij vier dingen langslopen, voorzitter. Allereerst de landspakketten, want
het proces van hervormingen is al enige tijd aan de gang. We krijgen goede berichten
over de hervormingen op Aruba en Sint-Maarten, maar bij Curaçao lijkt dat achter te
blijven. Wat is hier de oorzaak van en wat kunnen we vanuit onze rol doen om Curaçao
back on track te krijgen?
Het tweede punt, voorzitter. De publieke investeringen. Het College financieel toezicht
maakt zich zorgen over het feit dat de publieke investeringen op de eilanden veel
lager zijn dan in andere landen in de Caribische regio. Als je een weerbare economie
wil krijgen, dan moet het verdienvermogen van de eilanden wel omhoog en dat vraagt
om investeringen. Nu heeft het kabinet ervoor gezorgd dat heel veel investeringsfondsen
in Nederland ook openstaan voor het hele Koninkrijk, wat een grote verbetering is.
Zo is er geld vrijgemaakt voor het Groeifonds en ook voor de SDE-middelen, recent
nog. Mijn vraag is eigenlijk: hoeveel projectvoorstellen zijn er nu vanaf de eilanden
ingediend en goedgekeurd? Wordt er voldoende gebruikgemaakt van deze financiële middelen?
Of zijn er eigenlijk belemmeringen en is daar meer inzet op nodig? Dan heeft mijn
voormalige collega Wuite ook nog een onderzoek naar een regionale ontwikkelingsmaatschappij
gevraagd. Hoe staat het daarmee?
Dan, voorzitter, de rechtspositie van de beroepsmilitairen. We willen graag dat onze
krijgsmacht, die immers van het hele Koninkrijk is, er ook meer uit gaat zien zoals
het hele Koninkrijk. Daarvoor is het wel belangrijk dat de rechtspositieregeling voor
beroepsmilitairen goed geregeld is. Het is pas twee jaar geleden dat vrouwen van de
eilanden überhaupt mochten dienen in onze krijgsmacht. Nu is de rechtspositieregeling
voor Europees Nederland al geregeld, maar moeten we in de uitvoeringsrapportages lezen
dat de modernisering voor Arubaanse en Curaçaose beroepsmilitairen al een hele tijd
in een la ligt. Dus mijn vraag is: hoe kan dit nou? Hoe kan dit nou bijna vergeten
lijken te zijn? Dat zou toch behoorlijk gênant zijn, zeker op het moment dat we extra
militairen heel goed kunnen gebruiken. We gaan binnenkort nog, in een apart rondetafelgesprek
waar ik met de heren White en Tuinman een voorstel voor heb gedaan, praten over de
geopolitieke ontwikkelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Maar ik denk
dat dit onderstreept hoe belangrijk het is dat we een fatsoenlijke rechtspositieregeling
krijgen.
Tot slot, voorzitter, nog de wederopbouw van Sint-Maarten. Het is, denk ik, een compliment
aan de Staatssecretaris en de regering van Sint-Maarten waard dat er inmiddels nog
maar 80 miljoen van het wederopbouwfonds over is om geïnvesteerd te worden, maar het
zou wel heel erg fijn zijn als ook die laatste 80 miljoen zo snel mogelijk wordt ingezet,
want die orkaan is toch al een hele tijd geleden. Dus hoe zorgt BZK ervoor dat er
voldoende ambtelijke ondersteuning komt, zodat er op de eilanden ook de hulp is om
die miljoenen in te kunnen zetten en de wederopbouw af te kunnen ronden?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Paternotte. Dit geeft geen aanleiding tot vragen en u heeft zich
keurig aan de tijd gehouden. Ik geef het woord graag aan uw collega, de heer White.
Gaat uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga ook proberen om binnen de tijd te blijven. Ik had gedacht
dat het ongeveer vier minuten was, maar schijnbaar is het toch drie minuten. We gaan
ons best doen; volgens mij moet het lukken. Bon dia!
Voorzitter. De Caraïben zijn volgens velen het mooiste deel van ons Koninkrijk. De
warmte van de mensen, de witte stranden en het heldere blauwe water: aan de oppervlakte
is het een idyllisch plaatje. Desondanks valt er nog veel te bespreken. Eerder hebben
we als Kamer gesproken over de vluchtelingenproblematiek op de CAS-eilanden. Diverse
fracties, waaronder onze fractie, hebben aandacht gevraagd voor de ondersteuning die
Nederland kan bieden aan de andere autonome landen. Een motie van toenmalig Kamerlid
Sylvana Simons vroeg om te onderzoeken hoe technische assistentie, ervaringen en expertise
kunnen worden ingezet om de landen te assisteren bij de aanpak van de vluchtelingenproblematiek.
Afgelopen oktober is er een voortgangsbrief gedeeld met de Kamer naar aanleiding van
deze motie. Ik krijg graag een update hiervan. Specifiek heb ik de vraag hoe lokale
ngo's hierbij betrokken worden.
Er is nog steeds geen goede geschillenregeling tussen de vier landen in ons Koninkrijk.
Volgens het Statuut voor het Koninkrijk moet deze geschillenregeling er zijn, maar
omdat de landen het onderling nog niet eens zijn geworden, is dit feitelijk nog steeds
een dode letter. Hoe staat het met de gesprekken hierover? Verwacht de Staatssecretaris
dat we nu eindelijk op korte termijn een voor alle landen aanvaardbare regeling kunnen
opstellen, zodat we in de toekomst onderlinge geschillen volgens een fatsoenlijke
procedure kunnen oplossen?
Voorzitter. Binnen het Koninkrijk is sprake van een democratisch tekort, omdat de
Nederlanders die op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten wonen geen stemrecht hebben voor
de Tweede en de Eerste Kamer. Hierdoor hebben zij geen directe invloed op de totstandkoming
van de rijkswetgeving en bijvoorbeeld het buitenlandbeleid van het Koninkrijk. In
het coalitieakkoord van het inmiddels demissionaire kabinet staat dat hier een oplossing
voor zou komen. Helaas hebben we nog geen voorstellen gezien. Graag hoor ik van de
Staatssecretaris wat de voortgang hiervan is.
Voorzitter. De afspraken die aan de landspakketten hangen, met volgens sommigen te
strenge voorwaarden, blijken niet gemakkelijk na te komen. Dat leidt tot wrijvingen
tussen de eilandbesturen en Nederland, met harde verwijten ook. Nederland zou de voorwaarden
hebben afgedwongen toen de landen met de rug tegen de muur stonden. Er vallen zelfs
woorden als «kolonialisme». Het heeft geen zin als beide partijen elkaar verwijten
over en weer blijven maken. Hoe gaat de Staatssecretaris dit doorbreken? Waarover
wordt op dit moment nog met de drie landen onderhandeld? Wat is de stand van zaken?
Welke ruimte is er voor de eilanden om zelf met oplossingen te komen die iedereen
verder brengen? Of houdt de Staatssecretaris strikt vast aan de gemaakte afspraken?
Voorzitter. Dan nog even over de individuele landspakketten. Op Curaçao zijn er nog
nauwelijks plannen om de kwaliteit van de overheidsorganisaties te verbeteren. Zo
is bijvoorbeeld de belastingheffing nog niet op orde. Het College financieel toezicht
noemt het begrotingsbeleid van Curaçao ook nog risicovol, omdat er wordt uitgegaan
van onzekere hogere inkomsten, terwijl er wel meer uitgegeven gaat worden. Mijn vraag
is welke oplossingen er liggen.
Aruba wil niet op de vingers worden gekeken, terwijl Nederland dat wel nodig vindt.
Wat is de stand van zaken van de Rijkswet Aruba financieel toezicht? Uit de brief
van het College financieel toezicht begreep ik namelijk dat Aruba, vanwege hogere
belastinginkomsten vorig jaar, een flink financieel overschot had. Wordt dat gebruikt
om de coronaschuld af te lossen?
Tot slot, Sint-Maarten. Daar is net een nieuwe regering. Hopelijk zorgt de nieuwe
regering voor verbeteringen en hervormingen. Heeft de Staatssecretaris al met de nieuwe
regering gesproken? Wat is daaruit gekomen?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer White. Het is u bijna gelukt.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Yes!
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning van NSC, gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Goedemiddag. Ik ga mijn inleiding gewoon overslaan; dat lijkt me
het beste.
Wij hebben drie punten die we graag willen bespreken. Allereerst is dat de armoedebestrijding.
Armoedebestrijding is op Curaçao, Aruba en ook Sint-Maarten van cruciaal belang voor
deze eilanden. Wij weten dat armoede een verwoestende impact heeft op individuen,
gemeenschappen en de algehele samenleving. Het is daarom eigenlijk van essentieel
belang dat een effectieve aanpak wordt ontwikkeld om armoede te bestrijden en duurzame
groei te bevorderen. Aruba en Curaçao hebben in november gemeld dat ze voornemens
zijn om ook een sociaal minimum in te voeren, naar aanleiding van het onderzoek dat
is uitgevoerd op de BES-eilanden. Met de invoering daarvan zullen mensen een wettelijke
garantie krijgen dat ze zonder werk toch kunnen rondkomen. Met een sociaal minimum
wordt de overheid ook gedwongen om de hoogte van het minimumloon en de uitkeringen
steeds realistischer te updaten. Wordt het leven duurder, dan gaan de bedragen omhoog.
Hierin horen wij dan ook de noodkreet om de sociale zekerheid te verstevigen en door
te ontwikkelen.
Nou gaan autonome landen binnen het Koninkrijk natuurlijk zelf over hun armoedebeleid
en de hoogte van hun uitkeringen en minimumloon. Onze demissionaire Minister Schouten
heeft toen aangegeven dat het aan de landen zelf is om die keuzes te maken, maar dat
Nederland wel bereid is om Aruba en Curaçao verder te adviseren. Mijn vraag aan de
Staatssecretaris is dan ook op welke wijze deze ondersteuning wordt of zal worden
vormgegeven. Is de methodologie die is gebruikt voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
ook beschikbaar te stellen aan Aruba en Curaçao? Hoe kan er daarnaast binnen de landspakketten
meer ruimte worden gemaakt voor de versterking van het sociale domein?
Punt twee: onderwijs. Ook dit onderwerp is van vitaal belang voor de toekomst van
de eilanden. Onderwijs speelt een cruciale rol bij het vormgeven van de samenleving
en het voorbereiden van de jeugd op een succesvolle toekomst. We moeten daarom aandacht
besteden aan de uitdagingen en kansen op het gebied van onderwijs op deze eilanden.
Een belangrijk aspect van onderwijs is de toegang tot kwalitatief hoogwaardig onderwijs
voor alle kinderen, ongeacht hun achtergrond. Het is dan ook van essentieel belang
dat het onderwijssysteem op de CAS-eilanden inclusief is en gelijke kansen biedt aan
alle leerlingen. Inmiddels is er in de drie landen in samenwerking met Nederland een
doorlichting van het gehele onderwijsbestel geweest. Enkele van de resultaten die
daaruit voortgekomen zijn, zijn dat er aanvullend onderzoek nodig is ten aanzien een
eenduidige basiskwaliteit van het onderwijs en een aanvullend onderzoek naar ongelijke
kansen in het onderwijs en stappen hoe deze te verminderen. Dit zijn zeer goede stappen
in de goede richting, maar ook op een heel lange termijn. Wat kan er vandaag al anders
worden gedaan in de landen waardoor er ook in het heden stappen gemaakt kunnen worden?
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook hoe de waarborging van het lopende proces
is ingeregeld en hoe er op dagelijkse basis wordt gewerkt aan de verbetering van de
kwaliteit van de kwaliteit van het onderwijs.
Veilig opgroeien op de eilanden. Een zorg is dat de capaciteit in mensen op thema
jeugd in ieder geval op Curaçao en Sint-Maarten verminderd is, terwijl veilig en beschermd
opgroeien op de eilanden een uitdaging is. Als we kijken naar de staat van de landen
en de manier waarop wij via het landspecifieke pakket ondersteuning bieden, rijst
bij mij de vraag of wij eventueel een faciliterende rol hierin zouden kunnen pakken
met betrekking tot het helder krijgen van de problematiek die er speelt en passend
beleid dat zowel op papier als in de praktijk werkt en de mogelijkheid biedt om veilig
en beschermd op te groeien op de eilanden. Daarom is mijn laatste vraag: is de Staatssecretaris
het met mij eens dat deze uitdaging aanwezig is op de eilanden en, zo ja, wat kunnen
wij aan ondersteuning bieden met eerbiediging van de autonomie van de landen?
De voorzitter:
Het is heel goed dat u uw inleiding heeft overgeslagen. Ik geef meneer Van Haasen
graag het woord. Gaat uw gang.
De heer Van Haasen (PVV):
Voorzitter. Ik dacht ook dat we vier minuten spreektijd hadden. Het zal dus krap worden,
maar ik sla mijn inleiding niet over.
Op het Autonomie Monument op Curaçao staat: steunend op eigen kracht, doch met de
wil elkander bij te staan. Deze tekst refereert indirect aan artikel 36 van het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten verlenen
elkander hulp en bijstand. Daar had net zo goed kunnen staan: Nederland verleent Aruba,
Curaçao en Sint-Maarten hulp en bijstand. Zelfs de informatievoorziening vanuit het
overige deel van ons Koninkrijk aan Nederland is ronduit karig te noemen. Het Caribisch
deel van ons Koninkrijk vindt ons maar lastig, ook al zijn ze financieel afhankelijk.
Ze voelen zich onafhankelijk en gedragen zich daarnaar. De voormalige kolonisator
moet zich vooral nergens mee bemoeien, behalve als het om geld gaat.
Ons geld is dan ook meer dan welkom, het liefst zonder voorwaarden en restricties.
Aruba is zelfs bereid om meer rente te betalen zolang we ons maar nergens mee bemoeien.
Als ons geld, 660 miljoen, dan een keer wordt geweigerd, door Curaçao, is er verwondering
vanuit Nederland en onduidelijkheid over het financiële voordeel voor Curaçao van
het zoeken naar een oplossing voor één jaar zonder Nederlands belastinggeld. Wij zien
duidelijk wel een voordeel, voor Nederland. Wij houden de hand op de knip en zorgen
dat de schulden van Curaçao aan Nederland niet verder oplopen. Nederland heeft in
juli 2020 voorwaarden verbonden aan liquiditeitsleningen die zijn verstrekt. Een van
de voorwaarden was de doelmatigheid verbeteren, ook in de zorg. Daar komt dus niets
van terecht. We zien oplopende schulden van het Curaçao Medical Center, waarbij ook
de kosten van onverzekerde inwoners en onverzekerde illegalen een rol spelen. Het
College financieel toezicht ziet gelukkig de noodzaak om op korte termijn met oplossingen
te komen, maar het komende jaar kunnen we eigenlijk alleen maar onderzoeksrapporten
verwachten terwijl de schuld en de rentelast oplopen. Kan de Staatssecretaris om meer
urgentie vragen?
Bij het onderwijs zouden er nog uitdagingen liggen, maar wij lezen, om in onderwijstermen
te blijven, eigenlijk alleen maar onvoldoendes, zoals bij gebouwen, personeelsbezetting
en kwalitatieve onderwijsmethodes. Het gebrek aan aansluiting op vervolgstudies is
ronduit zorgelijk. Ook hier zien we geen oplossingen, maar alleen het vaststellen
van de feiten. Dit heeft ook nadelige gevolgen voor de honderden jongeren, bursalen,
die jaarlijks naar Nederland komen voor een vervolgstudie. Er is een cultuurverschil,
er is een taalachterstand en het onderwijs sluit onvoldoende aan. Dat brengt hen hier
in de problemen, zodat de helft hun studie niet afmaakt en met een studieschuld blijft
zitten. Dus in plaats van dat ze afgestudeerd terugkeren om hun land verder helpen,
keren ze berooid en soms vol schaamte terug als ze hier niet gefrustreerd achterblijven,
werkeloos of in lagelonenbaantjes. Een deel zoekt zijn of haar heil in criminaliteit.
Niet bepaald rooskleurig voor de toekomst van deze generatie en voor de toekomst van
de vergrijsde Caribische landen. Wij gunnen de Caribische landen binnen ons Koninkrijk
een bloeiende economie. Hoe zelfstandiger deze landen opereren, des te beter, niet
alleen voor hen, maar ook voor ons en voor de kinderen van de Cariben.
Een update van 5 februari jongstleden van de Staatssecretaris over de huidige stand
van zaken was zeer welkom. De PVV hoopt dat er snel duidelijkheid komt met betrekking
tot ENNIA. Het is natuurlijk belachelijk dat toezichthouders dit zover hebben laten
komen. De PVV maakt zich zorgen over een duurzame oplossing. Over de balanswaarde
van ENNIA is namelijk nogal wat onduidelijkheid. De feitelijke waarde van het Mullet
Bay Resort op de balans zou van cruciaal belang moeten zijn voor de afhandeling van
het pijndossier ENNIA. Kan de Staatssecretaris daar meer duidelijkheid over geven?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wilde ook vragen of u nu wilde afronden. Ik zie dat het aanleiding geeft tot een
vraag van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ja, ik zou nog een vraag willen stellen. Nog even terug naar dat Autonomie Monument
en het helpen van elkaar onderling in het Koninkrijk. Ik weet niet waar het voor nodig
was om te zeggen dat het vooral Nederland is dat helpt. Er had ook een bedankje kunnen
staan voor het feit dat in de Tweede Wereldoorlog Nederland onder de voet werd gelopen
en talloze Nederlanders en Nederlandse bedrijven met de fier wapperende driekleur
op Curaçao gewoon door konden. Zou het niet passend zijn om gewoon te kijken naar
de situatie, en wanneer de eilanden een hulp voor Nederland zijn en wanneer het andersom
nodig is, door een pandemie, een orkaan of andere oorzaken?
De heer Van Haasen (PVV):
Tja, dat is uw insteek van het verhaal. Kijk, ik heb mij in deze eilanden proberen
te verdiepen de laatste maanden, sinds ik deze portefeuille heb gekregen. Mij is opgevallen
dat de hulp wel heel erg eenrichtingsverkeer is en dat er aan ons veel hulp gevraagd
wordt vanaf die eilanden. Dan gaat het hoofdzakelijk om financiële hulp. Wij bieden
heel veel hulp die kant op, ook in mankracht, of menskracht, zoals uw partij dat noemt.
Dat is mijn visie en de visie van de PVV hierop.
De heer Paternotte (D66):
Dat was niet helemaal een antwoord op de vraag. Waar ik benieuwd naar was en eigenlijk
naartoe wil, is het volgende. Er ligt namelijk nog een wetsvoorstel. De PVV heeft
er de afgelopen tijd een hoop teruggetrokken. Er ligt nog een wetsvoorstel dat zegt
dat je mensen met een Nederlands paspoort die hier wonen maar zijn opgegroeid in een
van de andere landen van ons Koninkrijk, als ze een strafblad hebben, kan gaan uitzetten.
Is dat een wetsvoorstel dat de PVV gaat doorzetten?
De heer Van Haasen (PVV):
Zoals u weet zit onze partijleider met andere partijleiders om tafel om dingen te
bespreken. In de media is de denkbeeldige ijskast al veel genoemd. Ik kan u niet vertellen
wat daarin ligt en wat er niet in ligt, maar we zullen uiteindelijk zien wat eruit
gehaald wordt en hoe we verdergaan.
De heer Paternotte (D66):
De vraag was natuurlijk, omdat dit wetsvoorstel echt in strijd is met de rechtsstaat
en met het Statuut voor het Koninkrijk, of het inderdaad in de ijskast gaat. De heer
Van Haasen hint daar een beetje op. Kan hij ook zeggen of dat inderdaad gaat gebeuren?
Dat zou volgens mij wel goed nieuws zijn, omdat anders de grootste partij van Nederland
vindt dat we moeten gaan zeggen dat je verschillende rechten hebt, ook als je hetzelfde
Nederlandse paspoort hebt.
De heer Van Haasen (PVV):
Nee, dat kan ik uiteraard niet zeggen. Onze partijleider gaat over wat in de koelkast
zit en wat erin blijft. Daar ga ik dus niet over.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik stel de vraag aan u omdat uw partijleider niet in dit debat zit en omdat ik toch
graag wil weten wat de PVV gaat doen. Kunnen we dan afspreken dat u bij een volgend
commissiedebat daarop terug kan komen?
De voorzitter:
We gaan vooral ook afspreken dat we via de voorzitter spreken. Ik denk dat dit goed
is voor het debat. Dus niet u'en en straks misschien ook nog jij'en. Het gaat via
de voorzitter. Ik geef u de gelegenheid om hier nog kort antwoord op te geven, meneer
Van Haasen.
De heer Van Haasen (PVV):
Zo snel als ik hier antwoord op kan geven, zal ik dat in een volgende vergadering
meenemen.
De voorzitter:
Dit geeft ook nog aanleiding tot een vraag van de heer White. Gaat uw gang.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het was heel fijn om te horen dat de heer Van Haasen een opmerking maakte over studenten
die afkomstig zijn van de eilanden en hierheen komen om te studeren en vervolgens
weer teruggaan met grote schulden. Nu weet ik ook dat via de Rijksdienst Caribisch
Nederland, de dienst die monitort op ambtenaren die op de eilanden actief zijn, hun
studieschuld op een gegeven moment wordt kwijtgescholden. Ik kan me voorstellen dat
als de heer Van Haasen zo in de mood zit om ervoor te zorgen dat we die eilandbewoners
niet terugsturen met schulden, hij hen ook gebruik wil laten maken van deze regeling.
De heer Van Haasen (PVV):
De PVV vindt hoofdzakelijk dat er extra aandacht moet zijn om te zorgen dat de bursalen,
voordat ze hiernaartoe komen, gewoon een goede opleiding hebben op de eilanden, zodat
ze hier wel aansluiten op ons onderwijs en dus wél met een diploma terugkeren. Als
wij bursalen terugsturen zonder schuld, is dat natuurlijk beter dan wanneer dat gebeurt
terwijl ze een schuld hebben. Wij hopen gewoon dat zij hier die opleiding afmaken,
maar dat kan je alleen maar bewerkstelligen door te zorgen dat het onderwijs daar
goed op peil is. Als je daar op de lagere school hoofdzakelijk onderwijs krijgt in
het Papiaments en niet in het Nederlands, dan is de aansluiting op Nederland ver te
zoeken. Ik heb interviews gezien met bursalen die hiernaartoe kwamen. Zij maken zich
het meeste zorgen over de taalachterstand die zij hebben als zij hier naar Nederland
komen en of ze hier wel passen. Als daar nog het cultuurverschil bij komt, kan dat
problemen veroorzaken waardoor die studieschuld ontstaat. Als je van tevoren tackelt
dat zij hier een achterstand hebben, hoef je ook veel minder studieschuld kwijt te
schelden.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het is goed om te horen dat de heer Van Haasen ook een knelpunt ziet in het terugsturen
– ik formuleer het liever als «teruggaan» – van de eilandbewoners. Ik kan me voorstellen
dat de heer Van Haasen ook wel heil ziet in het investeren in de overbrugging, in
de aansluiting van het basisonderwijs naar het vervolgonderwijs.
De heer Van Haasen (PVV):
Het is juist belangrijk dat het onderwijs daar goed op orde is. Dat is ook de reden
waarom ik dit in mijn bijdrage genoemd heb, juist om aandacht te vragen voor het onderwijs
aldaar, zodat er een betere aansluiting is op de vervolgopleiding. Daarover heb ik
mijn zorgen uitgesproken.
De voorzitter:
Meneer White, nog een hele korte vervolgvraag hierover.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor dus een soort toezegging om te investeren in die regeling?
De voorzitter:
Het gaat heel interessant worden als we onderling ook toezeggingen gaan uitwisselen.
Ik denk dat u op zoek bent naar een antwoord op uw vraag. Daarvoor krijgt u nog kort
de gelegenheid, meneer Van Haasen.
De heer Van Haasen (PVV):
Investeren in onderwijs is natuurlijk aan de regering aldaar en niet aan Nederland.
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga, ik ga u het woord geven. Gaat uw gang. Ook u heeft drie minuten.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is uiteraard een groot genoegen om hier vandaag te zijn
nu mijn collega Michon-Derkzen, die deze portefeuille heeft overgenomen, op dit moment
in de plenaire vergadering staat voor de JenV-begroting. Ook zij was hier uiteraard
graag geweest. Ik dacht: dit is een mooie gelegenheid om toch snel weer even hier
aan te schuiven.
Voorzitter. Toen ik de stukken zo las had ik meteen weer een vertrouwd gevoel, al
had ik toch wel gehoopt dat we op sommige onderwerpen iets verder zouden zijn, dat
we daar nu niet meer bij stil hoefden te staan en dat we eigenlijk in volle vaart
aan de slag zouden kunnen gaan met die hervormingsagenda's. Maar helaas moest ik constateren
dat dat niet zo is.
Het zal u, gelet op mijn eerdere inbrengen, niet verbazen dat ik nog steeds grote
zorgen heb over het uitblijven van de Rijkswet Aruba financieel toezicht. Het is wat
mij betreft echt doodzonde dat de regering van Aruba nog steeds de benodigde stappen
niet zet. Dit kost de inwoners van Aruba jaarlijks onnodig zo'n 30 miljoen euro. Kan
de Staatssecretaris aangeven wat de laatste stand van zaken is op dit punt, waar de
knelpunten nog zitten en welke weg voorwaarts de Staatssecretaris zelf ziet? Ik heb
uiteraard ook weer kennisgenomen van de retoriek van de regering daar en dat baart
mij toch nog wel enigszins zorgen. Waar immers steeds wordt gesteld dat het niet uitmaakt,
maakt het natuurlijk qua juridische waarborgen echt wel uit of je dat via een landsverordening
doet, dan wel via een rijkswet. Ik hoop dat de Staatssecretaris die lijn nog steeds
met de VVD deelt en dat het echt de inzet is en blijft om er een rijkswet van te maken.
Zoals ik al zei, hoop ik dat we hier snel een punt achter kunnen zetten, want we moeten
het eigenlijk gewoon hebben over de hervormingsagenda.
Laat ik zeggen dat de VVD echt ziet dat er veel energie en effort op wordt gezet.
Ik heb veel gesprekken gevoerd. Ik voer nog steeds af en toe gesprekken en ik zie
dat er echt beweging en drive in zit. Dat zien we natuurlijk ook terug in de schema's,
die steeds meer groen kleuren. Tegelijkertijd zien we natuurlijk ook nog een aantal
zaken die rood kleuren en rood blijven, dus ik wil ook wel graag een reflectie van
de Staatssecretaris daarop. Waar ziet zij de grootste bottlenecks en wat zouden wij
daar qua ondersteuning verder aan kunnen doen, wellicht via de TWO? Uiteindelijk zijn
de komende jaren essentieel op het punt van hervormingen, omdat dan echt die lastige
keuzes moeten worden gemaakt. Gaan die hervormingen ook een effect hebben? Soms zullen
ze misschien effect hebben in negatieve zin, omdat het op de korte termijn wellicht
toch een beetje pijn gaat doen, maar uiteindelijk gaat het op de lange termijn hopelijk
renderen. Er was ook nog een aandachtspunt over de capaciteit en de middelen die daarvoor
beschikbaar worden gesteld. Hoe reflecteert de Staatssecretaris daar nu op, zeker
nu deze programma's al een tijdje lopen?
Voorzitter. Het laatste debat dat ik als woordvoerder voerde was de begrotingsbehandeling,
die we nog deden kort voor het verkiezingsreces. Dat deden we omdat we een lening
zouden verstrekken in het kader van ENNIA en de afwikkeling daarvan. We hebben inmiddels
allemaal vernomen dat het anders is gelopen en ik begrijp ook dat het huidige voorstel
nog onder beoordeling ligt, maar ik ben nog wel nieuwsgierig wat de verwachting is
qua tijdpad daarin. Ik denk dat het voor iedereen goed zou zijn – ik kijk ook naar
de mensen op de tribune, op Sint-Maarten en op Curaçao – dat er uitsluitsel komt,
zodat zij ook langjarig verder kunnen en weten waar ze op kunnen rekenen.
Dan nog even de aandachtspunten die ook het Cft meegeeft. De heer White had daar al
een aantal vragen over, waarbij ik mij, gelet op de tijd, graag aansluit. Toch wil
ik ook nog vragen hoe de Staatssecretaris dit ziet in relatie tot de voortgang en
de uitvoering van de landspakketten. Is daar nog iets wat gaat conflicteren of wellicht
juist zou kunnen helpen? Datzelfde geldt een beetje voor de schuldquote, zoals ook
al eerder werd benoemd. Wat zou daar nog mee kunnen gebeuren? Zouden er niet nog verdere
stappen in gezet kunnen worden om dat af te lossen? Wij hebben natuurlijk wel het
dilemma – ik kijk ook weer naar meneer Paternotte – van de private en publieke investeringen.
Daar moeten we natuurlijk met elkaar een balans in vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga, wilt u dan toch afronden?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ja, tot slot. De VVD wordt vaak verweten dat ze zich te veel bemoeit met de landen
en de autonomie door te hameren op toezicht en hervormingen. Maar laat ik het dan
nog één keertje zeggen, want wellicht is dit mijn laatste keer in een debat als dit:
het omgekeerde is waar, want de snelste weg naar autonomie is een goedlopende economie,
deugdelijk financieel beleid en ordentelijk toezicht. Uiteindelijk is dat in het belang
van álle inwoners van de landen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga.
U heeft het wellicht al gehoord, maar voor de mensen die op afstand meeluisteren:
wij gaan twintig minuten schorsen voor de beantwoording van de vragen die gesteld
zijn. Dan zie ik u om 14.50 uur graag weer terug in deze zaal.
De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag, en nog steeds bon dia en good morning. Welkom terug bij het commissiedebat
Verzameldebat CAS. Wij zijn aangekomen bij de eerste termijn van de Staatssecretaris
en ik geef haar van harte het woord. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Voor de mensen uit het Caribisch deel van ons Koninkrijk bon
dia, good morning en voor hier natuurlijk goedemiddag. Ik vind het geweldig om nu
voor het eerst met deze nieuwe Kamercommissie te spreken over het onderwerp en het
dossier van de Koninkrijksrelaties. Ik heb inmiddels al zo'n dikke twee jaar dit dossier
onder mijn hoede en vind het geweldig om dat werk te doen, maar ik vind het ook fijn
om met uw Kamer opnieuw te gaan kijken naar de belangrijke uitdagingen die er zijn
voor de landen, alles wat het mooi maakt en alles wat nodig is om aan te pakken. Ik
hoop dat we daar in de komende tijd met elkaar mee aan het werk kunnen.
Wat ik heb gezien, is dat er zes eilanden in ons Koninkrijk zijn die allemaal uniek
zijn en ook allemaal anders, maar die zich ook verbinden. Dat is niet alleen maar
vanwege het feit dat we allemaal deel zijn van hetzelfde Koninkrijk, maar ook omdat
er mensen zijn die zich met ziel en zaligheid voor hun gemeenschap inzetten. Er is
veel reden voor optimisme over de toekomst, maar er zijn natuurlijk ook een heleboel
dingen die we moeten doen. Dat geldt zowel voor de eilanden van Caribisch Nederland
als voor de landen. Als we het dan hebben over de uitdagingen, dan gaat het zeker
ook over het thema van armoede en bestaanszekerheid, over de kwaliteit van onderwijs,
over de gevolgen van klimaatverandering, over achterblijvende economische groei en
over de versterking van de rechtsstaat. Ook het onderwerp financiën, overheidsfinanciën,
is natuurlijk een belangrijk punt, en daarnaast niet in de laatste plaats de onrust
in de regio, bijvoorbeeld recent nog in het dispuut tussen Venezuela en Guyana.
Toch is er reden om optimistisch te blijven, niet in de laatste plaats omdat er veel
aandacht is, in uw Kamer en natuurlijk ook bij onze regering, om te werken aan oplossingen
en we ook al veel hebben bereikt in de afgelopen tijd. Wij als land staan natuurlijk
altijd klaar om de landen waar mogelijk te ondersteunen als zij een beroep op ons
doen en dat hebben zij andersom ook gedaan. Er werden vandaag al wat voorbeelden gewisseld,
maar in de Tweede Wereldoorlog kwam 80% van de kerosine uit het Caribisch deel van
het Koninkrijk en in 1953 werd er geld ingezameld om te helpen bij de ondersteuning
na de overstromingen in Zeeland. Die samenwerking, goede samenwerking, kan tot prachtige
resultaten leiden. Dat hebben we ook onlangs weer gezien, bijvoorbeeld met het in
gebruik nemen van de nieuwe vertrekhal van het vliegveld op Sint-Maarten dat herbouwd
is na de orkaan. Het heeft wel wat tijd gekost, maar het ziet er nu weer fantastisch
uit en het functioneert ook goed.
Wat natuurlijk altijd belangrijk is in de relatie met de landen waar we het vandaag
over hebben, is de balans die we zoeken tussen aan de ene kant het feit dat we onderdeel
van één koninkrijk zijn en aan de andere kant dat landen ook hun eigen verantwoordelijkheden
hebben om soms ook moeilijke beslissingen te nemen. Het is ontzettend belangrijk dat
we dat steeds gelijk samen bespreken en daar ook samen aan werken, dat we samen werken
aan een toekomst gericht op met name de mensen die in de Caribische delen van ons
Koninkrijk wonen, op de eilanden, mensen die net als hier in Europees Nederland graag
een mooie toekomst zien voor zichzelf en voor hun kinderen.
Bij die hoopvolle toekomst hoort ook dat we ons bezighouden met het slavernijverleden,
een zeer belangrijke periode uit onze geschiedenis waarvoor we nog heel recent excuses
hebben gemaakt. Het blijft van belang om daaraan te werken, niet alleen om beter te
begrijpen wat er in het verleden is gebeurd, maar ook om te weten wat we nog moeten
doen om de doorwerking daarvan en de bewustwording daarover op te lossen. Dat blijven
we doen in dit jaar, zolang het Herdenkingsjaar Slavernijverleden er is, maar dat
blijven we ook daarna doen om te zorgen dat er met de oprichting van een herdenkingscomité,
met de middelen die er ter beschikking zijn gesteld, ook voor het Caribisch deel van
het Koninkrijk, blijvende aandacht is voor dit thema, zodat we niet alleen maar kunnen
terugkijken en onze geschiedenis beter kunnen begrijpen, maar ook vooruit kunnen kijken
om te zien wat we kunnen doen om de gevolgen die het slavernijverleden op dit moment
nog steeds heeft met elkaar aan te pakken.
In het kader van de vragen wil ik nog een paar algemene inleidende dingen zeggen.
Daarna wil ik wat meer specifiek ingaan op de vragen. Ik doe een iets langere introductie.
Daarmee heb ik volgens mij al een groot deel van de vragen kunnen afdekken. Daarna
heb ik drie blokjes, eentje over de landspakketten, eentje over financiën en een blokje
overig, met vragen die niet in de twee andere categorieën pasten.
In mijn introductie wil ik vooral ingaan op het belang van het hebben van een goede
en gezonde financiële basis. Dat is natuurlijk van groot belang om voor elkaar te
krijgen wat landen graag voor elkaar willen krijgen. We hebben er daarom ook heel
erg sterk op ingezet om bijvoorbeeld de herfinanciering van de covidleningen goed
voor elkaar te krijgen. We hebben daar afspraken over gemaakt, maar we zijn nog niet
klaar, zeker niet als het gaat over Curaçao en Aruba. Het is belangrijk om te zorgen
dat covidleningen die niet in één keer kunnen worden terugbetaald op basis van een
goede herfinanciering aan de landen worden aangeboden, en dat op het moment dat we
dat hebben afgerond, de landen in staat zijn om de leningen terug te betalen, maar
tegelijkertijd ook dat blijven doen wat nodig is voor het op orde houden van hun eigen
overheidsfinanciën.
Ik kom straks nog even specifiek terug op de situaties op de verschillende eilanden,
maar zoals u weet is er nog een stroeve situatie rondom de Rijkswet financieel toezicht
van Aruba, hebben we inmiddels al afspraken gemaakt met Sint-Maarten en moeten we
nog specifiek ingaan op de situatie op Curaçao. Dat heeft natuurlijk alles te maken
met de problematiek rondom pensioenverzekeraar ENNIA. De 30.000 polishouders moeten
er natuurlijk op kunnen rekenen dat dit op een goede manier wordt gedaan. Er lag een
oplossing voor – mevrouw Kamminga refereerde daaraan – waarin er op basis van een
lening door Nederland een doorstart van de verzekeraar ENNIA kon plaatsvinden. Uiteindelijk
heeft Curaçao daar niet mee ingestemd en is er een nieuwe oplossing uitgewerkt. Die
ligt nu bij ons voor. Wij zijn die aan het beoordelen om te kijken of die voldoende
garanties biedt voor in eerste instantie de pensioengerechtigden en voldoende garanties
om te zorgen dat de landen Curaçao en Sint-Maarten aan hun eigen verplichtingen kunnen
voldoen. Natuurlijk kijken we ook of deze in andere opzichten solide en duurzaam is.
Zodra we daar meer over weten, laat ik u dat ook zeker weten. Ik vind het ontzettend
belangrijk dat die financiële soliditeit en duurzaamheid van de oplossing centraal
staan omdat ik ook zeker wil weten dat we een aanpak hebben die voor de polishouders
garanties biedt voor een fatsoenlijk en goed pensioen, namelijk het pensioen waarvoor
ze zich verzekerd hebben in de toekomst.
Een ander thema waar we aan werken, zijn de landspakketten. We hebben de samenwerking
tussen de landen vorig jaar vastgelegd in een zogenaamde onderlinge regeling. Daarbij
hebben we naar elkaar uitgesproken dat we op basis van eigenaarschap, gelijkwaardigheid,
respect en vertrouwen aan de slag gaan om hervormingen in de landen te realiseren
en dat we dat doen op basis van gezamenlijk onderzoek, gezamenlijk werk en gezamenlijke
investeringen. Maar het is natuurlijk ontzettend belangrijk dat de trajecten die we
hebben afgesproken, ook door de landen worden uitgevoerd. Het gaat eerst om het maken
van de plannen, bedenken wat je wil, maar daarna gaat het vooral om de implementatie
van de hervormingen. Soms betekent het ook – daar werd al aan gerefereerd – dat je
moeilijke keuzes moet maken. Ik volg die implementatie heel nauwgezet. Ik zal zo meteen
nog ingaan op de specifieke vragen die u heeft gesteld. Maar ik ben ook voornemens
– dat heb ik ook al besproken met de drie landen – om volgende maand een reis te maken
naar de drie landen en dan ook een jaar na het tekenen van de onderlinge overeenkomst
met elkaar te spreken over de voortgang van de hervormingen. Waar zien we bijvoorbeeld
dat het goed loopt? We zien dat gelukkig op een heleboel onderdelen; ik heb u daar
ook onlangs een brief over gestuurd. Maar ook: waar zien we dat extra inspanningen
nodig zijn, ofwel van de landen, ofwel vanuit Nederland, ofwel gemeenschappelijk?
Het is immers ontzettend belangrijk dat de hervormingen op het gebied van de financiële
stabiliteit van de landen, het onderwijs, de gezondheidszorg en de economische ontwikkeling
daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ik vind het vooral belangrijk dat we daar opnieuw
even heel grondig naar kijken: hoe staat het ervoor en wat moeten we nog verder doen?
Een ander thema dat van belang is, maar waar ik uw Kamer vandaag niet veel over heb
gehoord, is een sterke rechtsstaat. Dat willen we samen met het Ministerie van Defensie
en de Minister van Justitie en Veiligheid ter hand nemen, voor een deel op basis van
Koninkrijkstaken en voor een deel op basis van samenwerking met de landen, om ervoor
te zorgen dat dit gebied veilig is, dat de kustwacht goed is georganiseerd en dat
vooral ook de rechtsstaat goed kan blijven functioneren.
Na deze introductie ga ik graag in op de specifieke vragen die door de Kamer zijn
gesteld. Ik begin met de vragen over de landspakketten. De eerste vraag die daarover
werd gesteld was van de heer Paternotte. Die vraag ging vooral over de achterstanden,
over de rode vlakken in het landspakket van Curaçao. Ik heb daar afgelopen dinsdag
nog een gesprek over gevoerd met de premier en vertegenwoordiger van de regering van
Curaçao. De kern is eigenlijk dat we zien dat de achterstanden bij Curaçao vooral
bij één specifiek ministerie aan de orde zijn. Dat ministerie werkt aan een hele grote
transitie. Ook zijn er een heleboel nieuwe mensen aangenomen, die zich nog moeten
inwerken. We zien dat er plannen zijn gemaakt, maar we zien ook dat er achterstanden
zijn. Tijdens mijn dienstreis wil ik daar ook verder op ingaan, maar het is ook helder
voor Curaçao dat hier extra effort nodig is. Dat is ook niet een onderwerp waar we
een dispuut over hebben. We zien dat die achterstand er is. We zien dat er een inhaalslag
nodig is, en met name het Ministerie van BPD gaat daar hard mee aan het werk. Overigens
hebben we ook afspraken gemaakt over het werven van wetgevingsjuristen, die zo hard
nodig zijn om de noodzakelijke wijzigingen in de wetten te kunnen realiseren. Dat
is een van de thema's die daarin een rol spelen, dus gaan we daar samen wat meer aan
werken.
De heer Paternotte vroeg ook iets in relatie tot het landspakket. Hij vroeg naar de
rechtspositieregeling van Caribische beroepsmilitairen. Het lijkt, zo begrijp ik het
althans, alsof daar twee dingen door elkaar spelen. Natuurlijk kunnen mensen van de
eilanden lid worden van Defensie of zich hier aansluiten bij Defensie in Nederland,
als ze dat willen. Zij kunnen hier beroepsmilitair worden. Maar er zijn ook Arubaanse
en Curaçaose milities. Dat zijn niet echt militairen maar vrijwillig dienende miliciens,
zoals dat heet. Eerlijk gezegd kende ik het woord ook niet voordat ik deze portefeuille
kreeg. Maar het gaat dus om miliciens, die een eigen rechtspositie hebben en dus in
dienst zijn van het land Curaçao of het land Aruba. Het is ARUMIL of CURMIL.
Op dit moment ontbreekt de wet- en regelgeving voor deze militieleden. Er wordt aan
gewerkt om dat op orde te krijgen. Daar moet Nederland een stap in zetten. De projectleider
die dat heeft gedaan, is helaas vertrokken. Het heeft enige tijd geduurd voordat het
weer is opgepakt. Maar op dit moment is het Ministerie van Defensie hier in Nederland
hard aan het werk om ervoor te zorgen dat die achterstand weer wordt ingelopen. Het
idee is dat de concepten voor deze rechtspositieregelingen in het tweede kwartaal
van dit jaar ook verder worden besproken met de landen. Dus het is al mogelijk om
zich hier Nederland bij Defensie aan te sluiten, maar het gaat in dit geval over de
rechtspositieregeling van de lokale milities.
Dan een vraag van ...
De voorzitter:
Ik ga de Staatssecretaris onderbreken, want dit geeft aanleiding tot een vraag van
de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Het zijn inderdaad milities van Curaçao en Aruba, maar de regeling moet uiteindelijk
door Nederland worden vastgesteld, omdat we nu eenmaal een gemeenschappelijke Defensie
hebben. Wat ik gewoon niet zo goed begrijp, is waarom dit zo lang heeft stilgelegen.
Want het kan toch niet zo zijn dat dit te maken heeft met één iemand die op dit project
zit, maar die een tijd uitvalt waardoor we een hele rechtspositieregeling maar in
de la laten liggen, terwijl er ondertussen ook daar een tekort is aan mensen die bereid
zijn om zich in te zetten; die mensen stromen vanuit die milities vaak ook weer door
naar de Koninkrijksdefensie. Dus vanwaar die vertraging? De Staatssecretaris zegt:
de tweede helft van dit jaar. Ik zou toch tot zo veel mogelijk spoed willen manen.
Wanneer kunnen we dat precies verwachten?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het is Q2, dus niet de tweede helft van dit jaar maar het tweede kwartaal. Misschien
zei ik dat net verkeerd. Helaas is mijn informatie dat het wel te maken heeft met
die ene persoon die er een tijdje niet is geweest. Dat is natuurlijk geen aangename
boodschap maar wel de waarheid.
Dan ga ik verder met de vragen die door mevrouw Bruyning werden gesteld. Zij had een
aantal vragen in het kader van dat landspakket, onder andere over onderwijs en veilig
opgroeien. Misschien wat meer in het algemeen is het natuurlijk altijd een kwestie
van een balans tussen dat wat het land zelf moet organiseren en daar waar wij kunnen
ondersteunen. De kern is dat onze ondersteuning er altijd kan zijn. We zijn altijd
bereid om mee te denken, kennis te delen en met elkaar te zien wat goeie stappen zijn
om verbetering aan te brengen in een aantal toch zeer grote problemen, zoals – ik
zei er in mijn introductie al iets over – armoedeproblematiek en onderwijs. Maar uiteindelijk
moet natuurlijk wel het land zelf bepalen welke hulp gewenst is en zelf uitvoering
geven aan wat er moet gebeuren.
Er zijn dus zeker uitdagingen als het gaat over veilig opgroeien. Die zijn er ook
bij armoede en onderwijs. Maar het is wel van belang om te weten dat we daar ook altijd
hulp voor kunnen bieden als de landen dat vragen. Veilig opgroeien is geen specifiek
onderdeel van het landspakket; onderwijs is dat wel. Ik ben ook zeker bereid om dit
onderwerp, de vraag of er behoefte is aan extra ondersteuning, nog een keer aan de
orde te brengen in het Vierlandenoverleg over zorg en jeugd, dat plaatsvindt tussen
de bewindspersonen. Want wij willen dat zeker doen, uiteraard met inachtname van het
feit dat de landen autonoom zijn.
Onderwijs is wel degelijk een onderdeel van het landspakket. Een van u noemde het
ook al: er zijn inderdaad analyses en onderzoeken gedaan naar wat er moet gebeuren.
Op basis daarvan zijn er ook aanbevelingen opgesteld. Wij bieden ook ondersteuning
bij die aanbevelingen. Zo is er bijvoorbeeld al een vrij uitgebreid plan gemaakt voor
Curaçao. De Papiamentse titel daarvan vind ik moeilijk om uit te spreken, maar het
gaat dus om een verbeterplan voor het totale onderwijs. Met de Minister van Onderwijs
heb ik afgesproken om samen te kijken naar de prioritering daarin en naar hoe wij
kunnen ondersteunen. Op Curaçao ondersteunen we sowieso al bij het verbouwen en verbeteren
van de schoolgebouwen.
Ik ga naar de vraag van de heer White over het begrotingsbeleid op Curaçao. U zei:
de belastingheffing op Curaçao is niet voldoende op orde en het begrotingsbeleid is
risicovol. Het verhaal is als volgt. Via het landspakket werken wij aan het verbeteren
van de dienstverlening door de Belastingdienst en ook van de compliance op het gebied
van belastingen, bij zowel burgers als bedrijven. Er is ook aandacht voor het vereenvoudigen
van het stelsel en het dichten van mazen in de wet. Een beter functionerende Belastingdienst
kan natuurlijk ook weer meewerken aan de belangrijke stelselwijzigingen die voor de
toekomst op de rit staan. Ik denk dat het van belang is dat we hier zeker vooruitgang
zien, maar dat we ook zien dat er nog onderwerpen achterlopen als het gaat om het
aantrekken hiervan. Om die reden wordt er in het kader van het landspakket ook een
project gestart voor de verbetering van het begrotingsproces en het versterken van
de Belastingdienst op Curaçao.
De heer White vroeg ook naar de landspakketten, en vooral naar de samenwerking. U
zei dat er onderling veel verwijten zijn. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik dat eigenlijk
niet zo herken in het kader van de realisatie van de landspakketten. Wij hebben een
goeie dialoog met alle drie de landen over de vragen hoe het ermee staat en wat we
voor elkaar krijgen. Er wordt ook open en goed gerapporteerd over de voortgang, ook
als die niet positief is. Daarom zie je dat er wordt aangegeven dat er ook rode vlakjes
in de voortgangstrajecten zitten, dus dat er ook dingen niet goed gaan. Ik denk dat
u eerder refereert aan de discussie die we hebben over het onderwerp van de RAft,
dus de Rijkswet voor financieel toezicht op Aruba. Daar hebben we inderdaad een dispuut.
Ik kom daar zo meteen nog even op terug, als het gaat over de vragen die mevrouw Kamminga
over dit onderwerp heeft gesteld. Maar ik moet u eerlijk zeggen dat ik vind dat de
samenwerking over de hervormingen, sinds we die onderlinge regelingen hebben gemaakt,
goed is. De sfeer is goed, de samenwerking met de landen is goed en de TWO werkt goed.
Dat wil niet zeggen dat alle hervormingen ook heel soepel en met voldoende tempo lopen.
Dat is ook een van de redenen waarom ik ernaartoe ga en waarom ik het zo belangrijk
vind om na een jaar weer te kijken waar we verder kunnen verbeteren.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Haasen over het CMC-ziekenhuis op Curaçao.
Er zijn inderdaad zorgen over de financiële situatie rondom het ziekenhuis. Die zorg
wordt overigens gedeeld door het land zelf. Er is een heel traject opgezet om in kaart
te brengen hoe het ziekenhuis weer financieel gezond kan worden, overigens in lijn
en verbonden met wat we in het landspakket hebben opgenomen, namelijk zorgen dat de
gezondheidszorg als geheel goed gefinancierd en verbeterd wordt en efficiënter wordt
gemaakt. Er vindt op beide fronten onderzoek plaats. De regering van Curaçao is daar
ook hard mee aan het werk. Zodra daar meer informatie over is, geef ik u die graag.
Ik deel overigens echt zijn zorg daarover, want het is echt belangrijk dat het ziekenhuis
rendabel kan opereren en dat het gezondheidsstelsel van Curaçao gezond is, zodat alle
mensen op het eiland maar ook de mensen die bijvoorbeeld vanuit Bonaire daarnaartoe
komen om geholpen te worden, kunnen rekenen op de gezondheidszorg waar zij recht op
hebben.
De heer Van Haasen (PVV):
Ik lees dat het CMC en de gezondheidszorg met onderzoeken bezig zijn, maar dat ze
daar heel 2024 voor gebruiken. Wij vinden dat nogal lang, want als je nu een jaar
gaat onderzoeken, dan blijven die schulden en dus ook de rentelasten oplopen. Daarom
vraag ik om meer urgentie op dit onderwerp. Ik vraag om een snellere rapportage, zodat
we ook sneller met maatregelen kunnen komen. Dat is eigenlijk wat ik vraag.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het is ontzettend belangrijk om dit onderwerp scherp te blijven volgen. Dit is ook
een van de discussiepunten die ik in maart, als ik daar ben, aan de orde wil stellen.
Er wordt inderdaad onderzoek gedaan. Voor een deel zijn dat trajecten die binnenkort
worden afgerond. Maar het kan inderdaad niet zo zijn dat het nog heel lang duurt voordat
er helderheid is over wat er moet gebeuren. Dat heeft met twee dingen te maken: met
de kwaliteit van de gezondheidszorg en de duurzaamheid daarvan. Zo kunnen we ervoor
zorgen dat iedereen tot in lengte van dagen terechtkan in dat ziekenhuis, goed wordt
geholpen en de verdiende zorg krijgt, maar ook dat het financieel oké is. Daarbij
is het ontzettend belangrijk dat dat goed wordt uitgevoerd. Ik zal daar tijdens mijn
bezoek extra aandacht voor vragen. Het lijkt me goed dat ik, nadat ik die bezoeken
heb gebracht, de Kamer daarvan op de hoogte stel, dat ik u iets vertel over wat de
bezoeken rondom de landspakketten en de onderlinge regeling daadwerkelijk hebben opgeleverd.
Mevrouw Kamminga had ook een vraag over de landspakketten. Zij vroeg eigenlijk meer
in het algemeen: wat gaat u doen om de grootste bottlenecks op te pakken? Een van
de grootste thema's is daarbij nog steeds de uitvoeringskracht op de eilanden zelf.
We hebben op de meeste trajecten inzicht in de problematiek en de manier waarop dingen
moeten worden opgepakt, maar dan gaat het natuurlijk om de uitvoering, om aanpassing
van wet- en regelgeving, om reorganisaties in de organisatie en om investeren in het
aantrekken van nieuwe medewerkers. Er is van alles en nog wat nodig. Maar steeds blijkt
het zowel kwantitatief als kwalitatief een grote uitdaging om voldoende mensen te
krijgen. Dat geldt op Sint-Maarten. Dat geldt ook op Curaçao.
Ik had het net over het thema van die wetgevingsjuristen, wat een onderwerp is. Ik
heb dan ook in de brief die ik onlangs daarover heb gestuurd, gezegd dat ik het belangrijk
vind dat de landen ook gebruikmaken van alles wat wij ter beschikking hebben. We hebben
een budget als onderdeel van de uitvoering van die landspakketten. We hebben ook de
mogelijkheid om mee te helpen om dingen voor elkaar te krijgen. Ik ga dit onderwerp
dus ook nog wat uitdrukkelijker bespreken als ik in maart afreis, omdat het van het
grootste belang is voor de inwoners van de landen dat er tempo blijft in de hervormingen.
Of het nou gaat over financiën, onderwijs, gezondheidszorg of versterking van de economie;
op alle fronten is er behoefte aan veel extra capaciteit.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze introductie. Mevrouw Kamminga heeft nog een vraag, zie ik. Gaat
uw gang.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de Staatssecretaris. Volgens mij delen we de analyse en zien we het belang
daarvan. Het goede nieuws is in dit geval dat we die allemaal delen. Tegelijkertijd
lost dat het probleem van de capaciteit niet op. Ik zat er nog even over na te denken
en ongetwijfeld wordt er ook al over nagedacht binnen TWO en bij de landen. Op den
duur zullen we misschien ook moeten kijken naar prioritering en naar de volgorde,
want alles is belangrijk, maar als we al die hervormingen naast elkaar leggen, hebben
alle landen wellicht op hetzelfde moment wetgevingsjuristen nodig voor wetgeving over
onderwijs et cetera. Kan erover nagedacht worden of er dingen kunnen worden gecombineerd?
Ik realiseer me ook dat dit niet bij ieder onderwerp kan, want de landen zijn verschillend
en hebben ook het volste recht om iets anders in te vullen. Is het mogelijk om dat
meer gezamenlijk te doen of om te kijken naar prioriteiten bij de hervormingsagenda,
zodat het ene eerst gedaan wordt en daarna iets anders? Ik denk namelijk dat we moeten
voorkomen dat we van de landen dingen vragen die gewoon niet waar te maken zijn.
De voorzitter:
Dat waren twee vragen volgens mij. Mevrouw Kamminga, dat heeft u goed samengevoegd.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ben het zeer eens met wat mevrouw Kamminga zegt. Wij willen ook kijken of we wat
meer geclusterd kunnen werken. Wetgevingsjuristen zijn nodig op Sint-Maarten voor
het Trust Fund, voor de uitvoering van de projecten naar aanleiding van de orkaan.
Ze zijn nodig voor wetgeving op Curaçao. Je zou kunnen kijken of je daar meer dingen
samen kunt doen. Ik denk dat we dat sowieso goed moeten bespreken. Ik ben het met
u eens dat we dat moeten doen waar we kunnen. We moeten het er ook zeker steeds over
hebben wat realistisch is om voor elkaar te krijgen in de tijd. Daarbij wil je twee
dingen die soms elkaars vijand zijn allebei. Je wil graag tempo houden in de uitvoering
van de hervormingen en aan de andere kant wil je landen ook niet houden aan het onmogelijke.
Dat heeft natuurlijk totaal geen zin en misschien zelfs een omgekeerd effect.
Nogmaals, ik vind het wel belangrijk om dit voorjaar, volgende maand, als ik er ben,
nog even goed door te praten over alle onderdelen van de landspakketten. Wat is er
nou echt nodig? Wat kunnen we doen? Wat kan Nederland nog bijdragen? Wat moeten de
landen zelf nog doen? We weten dat er tegen die tijd wellicht een nieuwe regering
is op Sint-Maarten. We weten ook dat er volgend jaar weer verkiezingen aankomen in
de andere twee landen. Ik vind het dan ook belangrijk dat we echt goede afspraken
met elkaar maken over de uitvoering van de pakketten. Dit was het blokje landspakketten,
dus we hebben de intro en blokje 1 gehad.
Het volgende blokje gaat over financiën en economie. Mevrouw Kamminga en anderen vroegen
naar het verlagen van de schuldquote. Dat is inderdaad een onderwerp dat ook aan de
orde is gekomen in de advisering door het Cft of het CAft. Wij vinden het heel erg
relevant, en daarover hebben we ook afspraken gemaakt, dat de schuldquote van de landen
daalt tot het niveau dat ook door het IMF is aangegeven als een drempelwaarde waar
het onder komt, namelijk 55% van het bnp. Dat is een grotere uitdaging voor Curaçao
en voor Aruba en iets minder voor Sint-Maarten. Het is echt van belang dat we dat
voor elkaar krijgen.
Daarbij is er inderdaad een afweging tussen twee vragen die we stellen. We vragen
aan de ene kant om te investeren om de economie een boost te geven en aan de andere
kant om te werken aan die schuldquote. Ik denk dat we de komende tijd verder over
dit onderwerp moeten spreken. Het is in eerste instantie ook weer aan de landen zelf,
maar ik denk dat beide kanten relevant zijn, want je wilt de schuld verlagen om niet
heel veel geld kwijt te zijn aan het afbetalen ervan en aan de andere kant wil je
ook voldoende geld overhouden voor investeringen. Dat is ook een belangrijk thema,
want we zien zeker een behoefte aan investeringen. Dan gaat het bijvoorbeeld om het
aanpakken van de rioolwaterzuivering op Aruba of van de wegen op Curaçao of om het
verder invullen van wat we doen aan de herbouw of de reconstructie op Sint-Maarten.
Die trajecten gaan niet heel erg snel en op sommige onderwerpen echt nog te langzaam.
Ik denk dat het goed is om over beide te spreken en om investeringen, die ook de economie
weer kunnen versterken, te combineren met aan de andere kant zorgen dat je de schuldquote
verlaagt.
Dan de vraag van mevrouw Kamminga over de Rijkswet Aruba financieel toezicht. Daar
komt het thema aan de orde waar ik het net over had in de beantwoording van de vragen
die de heer White daarover stelde. We zien dat die discussie heel stroef loopt. Ik
heb natuurlijk goed de motie voor ogen die de vorige Kamer daarover heeft aangenomen,
die overigens ook gesteund wordt door het kabinet. Wij vinden het van belang dat er
financieel toezicht is voor Aruba. Dat geldt overigens net zo goed voor Curaçao en
Sint-Maarten, maar daar is het geregeld via een rijkswet. Dat willen we doen op basis
van een rijkswet, met name vanuit het perspectief dat een landsverordening onvoldoende
garanties biedt dat je het eenzijdig kunt wijzigen. Daar is Aruba zelf op dit moment
nog niet van overtuigd. We zien dat die discussie in de afgelopen tijd heeft gespeeld.
Die heeft ook af en toe best heftige kanten, moet ik u eerlijk zeggen, die mij zelf
niet erg gelukkig maken. Het grote ongeluk daarvan zit niet in harde woorden die wederzijds,
of misschien vooral enerzijds, vallen, maar vooral in het feit dat de conclusie van
deze discussie natuurlijk is dat Aruba op dit moment een heel hoge rente aan Nederland
betaalt, die uiteindelijk opgebracht moet worden door de belastingbetalers daar en
die betekent dat er niet geïnvesteerd kan worden in projecten en trajecten. Het gaat
over honderden miljoenen, ongeveer 300 miljoen over de hele looptijd. Dat is een serieuze
zaak.
Aan het eind van deze maand of het begin van de volgende maand is de premier van Aruba
weer hier in Nederland. Ik hoop te kijken of we hier een stap in kunnen zetten. We
hebben beiden juridisch advies ingewonnen. We moeten het daar dan ook over hebben.
Ik hoop wel dat we kunnen komen tot een gesprek over een zogenaamde hybride variant
van die rijkswet, waarbij er wel degelijk sprake is van het regelen van financieel
toezicht in een rijkswet, maar waarbij wellicht voor een deel ook de normen zijn vastgelegd
in een landsverordening. Daar moeten we over spreken. Ik hoop dat we er uitkomen.
Dat hoop ik vooral ook in het belang van de inwoners van het land.
Dan de vraag van de heer Paternotte over projectvoorstellen rondom het Nationaal Groeifonds
en de SDE++. Er zijn op dit moment nog geen projectvoorstellen ingediend. Dat komt
doordat de regeling voor het Nationaal Groeifonds nog niet is gepubliceerd. Hetzelfde
geldt voor de SDE++-fondsen, waarbij we nog wachten op de oplevering van een rapport
van TNO over de energietransitie. Dat rapport verwachten we in februari. We hopen
dan dat we samen met de Minister voor Klimaat en Energie regels kunnen maken voor
het verstrekken van de subsidies. De datum is nog niet helemaal duidelijk, maar onze
inzet is wel om dit voorjaar ervoor te zorgen dat die regelingen opengaan, zodat er
daadwerkelijk gebruik van kan worden gemaakt. Dat betreft zowel de SDE++ als het Groeifonds.
De middelen daarvoor zijn overigens wel gereserveerd, dus we hebben een zogenaamde
carve-out gemaakt van het Groeifonds om ervoor te zorgen dat die middelen ter beschikking
kunnen komen van de landen. Er is overigens ook een stukje voor de eilanden van Caribisch
Nederland.
Dan was er nog de vraag naar aanleiding van de motie die is ingediend over een regionale
ontwikkelingsmaatschappij. Dat is een motie van Kamerlid Wuite. Het Ministerie van
EZK is, samen met ons, met Binnenlandse Zaken, aan het werk om de mogelijkheden van
zo'n ROM nader te onderzoeken. Dat onderzoek gaat binnenkort starten. Dat gaat dus
over de vraag: is het wenselijk en, zo ja, hoe moet dat eruit komen te zien? Het idee
is dat het gereed is in juni van dit jaar. Dan kunnen we de uitkomsten daarvan delen
en bekijken of we dat kunnen invoeren, als het een goed idee lijkt om zo'n regionale
ontwikkelingsmaatschappij op te zetten.
Dan de vraag van de heer White. Die ging eigenlijk ook over de RAft. Volgens mij heb
ik daar al iets over gezegd. U heeft ook nog een vraag gesteld over de overheidsfinanciën
van Aruba. Die zien er inderdaad op dit moment goed uit, in die zin dat we zien dat
er een goede economische ontwikkeling is. Dat biedt de mogelijkheid om zowel te kijken
naar schuldsanering als om investeringen te doen in onderwerpen die relevant zijn
voor het land, of het nou gaat om de rioolvoorziening, het aanpakken van de afvalproblematiek,
wegen of andere soorten van investeringen.
Dan was er nog een specifieke vraag van mevrouw Kamminga over de timing van ENNIA.
Ik heb net al iets verteld over de beoordeling die nu bij ons voorligt en over de
belangrijke criteria die wij daarbij hebben. Er heeft inmiddels een expertmeeting
plaatsgevonden. De bedoeling is dat wij ergens in de komende weken dat oordeel kunnen
afronden. Ik houd enige slag om de arm, omdat ik het echt belangrijk vind dat we dat
goed bekijken en dat alle betrokkenen aan onze kant, het Ministerie van Financiën,
Binnenlandse Zaken, maar ook De Nederlandsche Bank, daar goed bij betrokken zijn.
Uiteraard informeer ik u daarover zodra wij zicht daarop hebben. Het is, denk ik,
goed om te weten dat het Cft een positief advies heeft gegeven op het voorstel. Maar
nogmaals, wij kijken ook zeker zelf daar nog goed naar. Dat heeft in dit geval niet
zozeer te maken met het feit dat er ook een lening wordt gevraagd, want die wordt
niet meer gevraagd aan Nederland. Maar we vinden het wel van belang dat de oplossing
duurzaam is, zowel voor de pensioenhouders als voor de overheidsfinanciën van het
land Curaçao.
Dan ...
De voorzitter:
Ik zag dat mevrouw Kamminga haar hand opstak en ik vermoed dat de Staatssecretaris
klaar is met het blokje financiën.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja.
De voorzitter:
Ook al omdat het 15.30 uur is, wilde ik de commissie voorstellen dat we bij het laatste
blokje alle vragen aan het eind doen. Dan kan de Staatssecretaris gewoon in één keer
door. Maar mevrouw Kamminga heeft nog één vraag op dit onderdeel.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Een deel was al beantwoord in de laatste paar zinnen van de Staatssecretaris, waardoor
ik een beetje aarzelde. Ik ben er een tijdje uit geweest wat betreft dit dossier,
maar ik heb toch nog even de volgende vraag. Wat zou een consequentie kunnen zijn
van een negatief oordeel? Ik ben daar toch een beetje naar op zoek. Ik hoop natuurlijk
niet dat dat scenario uitkomt, maar wat betekent dat dan? Betekent dit dat het nog
langer duurt voordat de langjarige afspraak er is waardoor die leningen verstrekt
kunnen worden? Of zit daar in potentie nog een grotere consequentie aan?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Een negatief oordeel van onze kant zou kunnen beteken dat wij achten dat het voorstel
niet goed genoeg is en dat er dus risico's zijn die wij niet voldoende afgedekt zien.
Ik heb het de hele tijd over Curaçao, maar dit geldt natuurlijk ook voor Sint-Maarten.
Een deel van de pensioenhouders woont op Sint-Maarten. Het land Sint-Maarten is hier
uiteraard ook bij betrokken, net zo goed als er betrokkenheid is vanuit Aruba. De
kern van het verhaal is dat één consequentie zal zijn dat we het idee hebben dat het
voorstel niet sterk genoeg is. Het zou natuurlijk iets kunnen betekenen voor het rentepercentage
van de covidlening die op dit moment in de middencategorie valt en waarvan we hebben
gezegd dat die naar het laagste niveau kan op het moment dat er sprake is van een
goede en duurzame oplossing. Dat zou dan in ieder geval direct de financiële consequentie
zijn. Maar goed, ik hoop dat we er in de komende tijd in goed overleg uitkomen, voor
zover er vragen en punten zijn.
Dan ben ik bij het laatste blokje en de vraag van de heer Paternotte die ging over
de wederopbouw op Sint-Maarten en de resterende middelen die daarvoor nog ter beschikking
staan. Ook hier helpen wij natuurlijk om ervoor te zorgen dat we de vrij te besteden
middelen in het Trust Fund, 38 miljoen dollar, in 2024 zo snel mogelijk om kunnen
zetten in concrete resultaten. Uiteraard doen we dit samen met Sint-Maarten. Het gaat
dit jaar om het bouwen van betaalbare woningen, om faciliteiten voor mentale gezondheidszorg
en om de uitbreiding van het rioolnetwerk. Vanuit de Wereldbank zijn er ook middelen
ter beschikking gesteld voor technische assistentie. De bedoeling is vooral dat we
dat doen. Ook hier speelt natuurlijk het uitvoeringscapaciteitsissue een rol, met
name bij het overheidsapparaat van Sint-Maarten. Ook daar proberen we steeds weer
zo veel mogelijk hulp te brengen. Ik ben heel blij dat de organisatie die zich inzet
om deze projecten zo goed mogelijk te realiseren, heel hard blijft werken en dat er
in de afgelopen tijd wel veel gerealiseerd is. Het gaat dan bijvoorbeeld over het
vliegveld en het traject rondom het beheersen van de situatie op de afvalberg.
Dan was er nog een vraag van de heer White over het democratisch tekort en de geschillenregeling.
Dat zijn twee thema's die inderdaad in het coalitieakkoord van dit kabinet zijn opgenomen.
Misschien ga ik eerst even in op die geschillenregeling. Er zijn voorstellen gewisseld.
Uiteindelijk is een voorstel niet aangenomen, omdat het is ingetrokken. De afspraak
is dat de parlementen – dus niet de regeringen, maar de parlementen – van de drie
landen met elkaar met een nieuw voorstel zouden komen. In het IPKO van augustus 2021
is al aangegeven dat zij daarmee zouden komen. Ik heb begrepen dat er vorig jaar wel
een voorstel is besproken, maar dat dit niet verder is ontwikkeld. Met andere woorden,
wij wachten nog steeds op een voorstel dat door de parlementen van de drie landen
wordt ontwikkeld. Dat kan hier dan ook in behandeling genomen worden. Ik weet niet
wanneer de volgende IPKO-vergadering is, maar misschien kijken er mensen mee. Ik zou
hen vooral willen oproepen om met dat onderwerp aan de slag te gaan, want dan kunnen
we wat dat betreft ook verdere stappen zetten.
We hebben inderdaad in het coalitieakkoord afgesproken dat we met elkaar aan het werk
zouden gaan met het democratisch tekort. Het momentum daarvoor is een door uw Kamer
gevraagde Koninkrijksconferentie, die gepland stond voor 25 en 26 maart aanstaande.
De situatie op dit moment is dat die Koninkrijksconferentie niet doorgaat. Er is een
protocol ontwikkeld en besproken voor de voorbereiding daarvan. Dat is uiteindelijk
niet ondertekend door Aruba en omdat het nog niet ondertekend is door Aruba, is het
ook nog niet ondertekend door Sint-Maarten. Daar is op dit moment sprake van de formatie
van een nieuwe regering. Ik kan niet helemaal zien hoe die aankijkt tegen die Koninkrijksconferentie.
Eerlijk gezegd zijn we tot mijn teleurstelling en verdriet op dit moment dus eigenlijk
nog helemaal niet verder gekomen. Er is allerlei voorwerk en onderzoek gedaan voor
het bespreken van die elementen. Waar gaat het democratische deficit over? Hoe kunnen
we dat aanpakken en oplossen? Daarvoor hebben we overleg nodig en dat overleg komt
nu niet tot stand, althans, het komt niet op korte termijn tot stand. Ook hierover
blijven we natuurlijk met de landen in gesprek, in de zin van: kunnen wij toch komen
tot een moment waarop we dit gaan bespreken? Ik heb al aangegeven dat het mij verstandig
lijkt om dat op korte termijn te doen, maar ik ben daarbij natuurlijk ook wel afhankelijk
van de bereidheid van de gesprekspartners. Want uiteindelijk kunnen wij niet in ons
eentje de voorstellen daarvoor ontwikkelen; daar hebben we alle vier de landen voor
nodig.
Dan ook nog de vraag over de nieuwe regering van Sint-Maarten, een vraag van de heer
White. Die is er nog niet; de formatie loopt daar nog. Inmiddels is de situatie als
volgt. De verkiezingen zijn geweest. Er is door de gouverneur een tweetal informateurs
aangewezen. Die hebben onderzoek gedaan naar mogelijke coalities. Daar is één coalitie
uit gekomen. Op dit moment is er door de gouverneur een formateur aangewezen, die
wordt gevraagd die coalitie ook tot stand te brengen, een coalitieakkoord uit te werken
en natuurlijk ook aan te wijzen wie als Ministers in die regering plaats kunnen nemen
zodat ook de nodige onderzoeken en checks kunnen worden gedaan, en om daarover steeds
weer, iedere week, te rapporteren aan de gouverneur om uiteindelijk begin maart te
proberen te komen tot de afronding van die formatie. De waarschijnlijke planning is
dan ongeveer eind maart, ook omdat er natuurlijk allerlei onderzoeken moeten worden
gedaan voordat de Ministers kunnen worden benoemd. Eind maart, begin april zal een
nieuwe regering aantreden. Tot dat moment is de bestaande, dus huidige, regering natuurlijk
nog gewoon aan de macht en onze gesprekspartner in alles wat we aan het doen zijn.
Uiteraard geldt dat ik, zodra er een nieuwe regering is, daarmee in contact zal treden.
Dan was er ook nog de vraag van de heer White naar aanleiding van de uitvoering van
de motie-Simons en het betrekken van lokale ngo's als het gaat om de vluchtelingenproblematiek.
In het kader van de uitvoering daarvan spreek ik samen met de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid en de Caribische landen over technische assistentie, om te
kijken hoe de asielketen kan worden verbeterd en we kunnen zorgen dat er een goede
samenwerking met en betrokkenheid is van het maatschappelijk middenveld. We hebben
onder andere gesprekken gevoerd met een aantal ngo's die actief zijn op het gebied
van het ondersteunen van vluchtelingen. Wij gaan daar natuurlijk mee door binnen het
kader dat we hebben afgesproken in de onderlinge regeling van de vreemdelingenketen,
en zeker ook het bestedingsplan voor het optimaliseren van de keten in Aruba en Curaçao.
De motie vraagt ook nog om verder in gesprek te gaan met de landen en de ngo's. Daarvoor
hebben we de eerste stappen gezet, en dat blijven we ook doen. In de eerste helft
van dit jaar wordt u geïnformeerd door de Staatssecretaris van JenV over de verdere
uitvoering hiervan. Dat is echt heel erg belangrijk, want als het gaat over die vreemdelingenproblematiek
dan weten we dat daar ook echt werk te doen is. Er zijn niet alleen maar veel mensen
die illegaal verblijven op de eilanden en in de landen, maar een aantal van hen leeft
ook echt in erbarmelijke omstandigheden. Daar is dus echt wel werk te doen. Wij blijven
er hard aan meewerken om te zorgen dat die problematiek wordt opgepakt. Er zijn in
de afgelopen tijd echt wel stappen vooruit gezet, bijvoorbeeld in de vreemdelingenbewaring
in Curaçao, maar dat laat onverlet dat er nog meer te doen is.
Daarmee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dat ga ik voor u controleren, dus ik kijk naar mijn collega's in de Kamer of dit klopt.
Ik zie gelukkig allemaal knikkende gezichten. Want u kent mij, ik ben graag op tijd
klaar, zo niet eerder. Ik zou dus dolgraag doorgaan naar de tweede termijn van de
Kamer. U heeft allen twee minuten spreektijd. De heer Paternotte krijgt als eerste
het woord. Ga uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Dank voor alle antwoorden. Ik wil nog even doorgaan op de publieke investeringen
en de investeringsfondsen. Het is mooi dat de SDE++ binnenkort opengaat. Ik hoop dat
dat nog gebeurt voordat we hier met elkaar het debat voeren over klimaat in dat deel
van het Koninkrijk. Ik ben wel een beetje geschrokken van het feit dat de gemarkeerde
middelen van het Groeifonds nog steeds niet open staan. In mei vorig jaar kregen we
al een brief van de Minister van Economische Zaken waaruit je de indruk kreeg alsof
er al projectaanvragen konden worden ingediend. Dat is dus nog steeds niet het geval.
Ik vraag me af hoe het kan dat dat zo lang duurt. Ik zou de Staatssecretaris willen
vragen of dit een prioriteit kan worden gemaakt bij de rondgang langs de drie landen
de komende tijd. Dit is natuurlijk een mooie kans om echt tot investeringen voor het
duurzame verdienvermogen van de eilanden te komen.
Ik dacht ook weer even terug aan de keer dat de toenmalig Minister Geerlings mij uitnodigde
om een weekje op het bestuurskantoor in Philipsburg mee te lopen. De Minister heeft
toen laten zien hoe hij zelf de kopietjes moet draaien, als het kopieerapparaat het
überhaupt al doet. Ik denk dat het ook wel een uitdaging gaat worden voor de eilanden
om snel veel aanvragen in te dienen. Kunnen wij daar niet ook nog een rol in spelen
om te zorgen dat we sneller komen tot die investeringen die het verdienvermogen versterken?
Want het volgende ben ik in ieder geval met alle collega's eens: een sterkere economie
is ook goed voor de autonomie.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer White.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de wat mij betreft goede
beantwoording. Het is volgens mij ook goed om te benoemen dat ik best goede geluiden
hoor over de samenwerking. Mijn vraag daarnet had niet als doel om dat punt ter discussie
te stellen; ik hoor daar hele goede verhalen over. Mijn complimenten aan de Staatssecretaris.
Ik heb de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme gesproken. Ik begreep
uit zijn woorden dat de CAS-eilanden niet zijn ondergebracht in zijn mandaat. Ik ben
heel erg benieuwd hoe we daar gevolg aan kunnen geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bruyning, gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ook ik wil de Staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording.
Ik heb geen verdere vragen.
De voorzitter:
Nu gaan we op bijzondere wijze tijd inlopen. Dit waardeer ik enorm. Meneer Van Haasen,
gaat uw gang.
De heer Van Haasen (PVV):
Bedankt, voorzitter. Ik wilde nog even terugkomen op de leningen die zijn verstrekt.
Er zijn verschillende rentepercentages afgesproken tussen de verschillende landen.
Aruba betaalt het meeste rente. Sint-Maarten betaalt het minst. Ik heb begrepen dat
aan Sint-Maarten een aflossingsvrije lening is verstrekt. Hoe gaan zij deze aflossen?
Ze betalen natuurlijk, omdat ze een lage rente hebben, ook al weinig rente aan Nederland.
Ik kom ook even terug op de beantwoording van de Staatssecretaris op de vraag van
mijn buurvrouw over het begrotingsoverschot van Aruba. Ze noemde een aantal dingen
die daarbij belangrijk waren om aan te pakken, waaronder riolering, afval, wegen en
schuldsanering. Ik wou vragen hoe die verdeling gezien wordt vanuit Nederland. Wat
heeft prioriteit op dat eiland?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kamminga, gaat uw gang
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Staatssecretaris. Laat ik me in deze minuut
beperken tot het uitspreken van mijn steun en waardering voor de inzet van de Staatssecretaris
en de ambtenaren om te zorgen dat het financieel toezicht op orde komt. Ik heb in
de media ook gezien dat de retoriek inderdaad niet altijd even gezellig is. Ik zal
het daar maar als eufemisme op houden. Daardoor stel ik het des te meer op prijs dat
ze daarvoor blijven knokken. Ik denk echt dat dat ook in het belang van het land zelf
is.
Het laatste punt is een oproep aan ons allemaal, en misschien ook aan de collega's
in die landen. Laten we een instrument als de rijkswet nou gewoon koesteren. Die is
juist bedacht zodat we gezamenlijk en in gelijke verhoudingen afspraken kunnen maken.
Laten we proberen om de instrumenten niet op die manier in een hele andere context
te trekken. We moeten soms zuinig zijn op wat we hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga. Ik kijk naar de Staatssecretaris; zij heeft twee minuten
nodig, dus ik schors twee minuten. Ga vooral niet weg.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij kunnen na deze hele korte schorsing verder met de beantwoording door de Staatssecretaris
van de vragen die in de tweede termijn gesteld zijn. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Met dank voor de vragen. De heer Paternotte vroeg naar het Groeifonds en het fonds
voor SDE++. Bij het Groeifonds hebben wij vooral veel werk gehad aan het maken van
een goede regeling. De regelingen van het Groeifonds zijn heel erg gebaseerd op Nederland,
want het Groeifonds is in eerste instantie vooral een Europees-Nederlandse affaire.
Dat kost veel tijd. Ik ben het met u eens dat we inderdaad snel moeten zorgen dat
het opengesteld wordt. Er zijn ook middelen voor gereserveerd of apart gehouden. Het
is niet zo dat die nu ineens gaan verdwijnen, maar we moeten wel zorgen dat die middelen
er komen.
U vroeg ook of ik de landen kan helpen om aanvragen in te dienen. Dat gaan we natuurlijk
doen, want wij vinden dat ook belangrijk. Bij het Nederlands Groeifonds werken ook
vaak ministeries samen met lokale of private partijen om goede projecten te maken.
Daarmee gaan we aan het werk. We hebben ook iemand aangetrokken bij ons ministerie
om daarmee te helpen.
Bij de SDE++ wachten we vooral nog op het rapport over de inventarisatie van de klimaatsituatie.
De Minister voor Klimaat en Energie werkt daar hard aan. We hopen dit voorjaar te
zorgen voor helderheid over hoe we die middelen kunnen gaan inzetten. Dat over die
twee punten.
Dan de vraag van de heer White over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en
Racisme.
De voorzitter:
De Staatssecretaris was al ver in de volgende zin, maar het gaf nog aanleiding tot
een vraag. Meneer Paternotte, gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Ik had de Staatssecretaris nog niet gecomplimenteerd voor haar werkwijze, haar harde
werken en de samenwerking met de eilanden, zoals de andere woordvoerders wel hadden
gedaan, dus bij dezen doe ik dat ook. Mijn vraag is om bij de reis langs de drie landen
die investeringen, deze fondsen en misschien de nieuwe NWO-middelen die beschikbaar
zijn gekomen voor onderzoek op de eilanden, echt punten op de agenda te maken.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat doe ik graag, want dat vind ik een goed idee.
Dan de vraag van de heer White over de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie.
Die werkt inderdaad niet voor de landen. Dit is ook echt een autonome kwestie. Als
zij een dergelijke coördinator zouden willen hebben, moeten ze daar zelf mee aan de
slag. Het werkt in Nederland ook goed, denk ik; iemand die af en toe nog een keer
de vinger op de zere plek legt en goed in de gaten houdt hoe het ermee staat. Maar
dit is echt een autonome kwestie, waar Nederland niet voor in kan staan. Het kan natuurlijk
heel goed dat de landen vragen aan de nationaal coördinator om daar werk te doen,
maar nogmaals, dat kan alleen wanneer dat door hen zelf wordt ingezet.
Dan was er nog de vraag van de heer Van Haasen over de leningen. Het klopt dat er
met Sint-Maarten afspraken zijn gemaakt over zogenaamde bulletleningen. Dat is aflossingsvrij.
Ze betalen wel rente, maar in stukjes, want er zijn jaren en jaarlagen afgesproken
waarin dat moet worden afgelost. De reden om daarvoor te kiezen was vooral om te zorgen
dat de draagkracht voor het terugbetalen niet te veel in de weg zit van de investeringen
die het land ook moet doen. Het is goed om te weten dat Sint-Maarten nog steeds onder
de IMF-schuldquote zit. Het gaat er vooral om te zorgen dat er ruimte blijft om te
investeren en dat leningen worden terugbetaald.
Dan de vraag over Aruba. Daar was het afgelopen jaar een begrotingsoverschot. De heer
Van Haasen vroeg wat dan het slimste is om te doen. Aan het eind van het jaar kun
je niet meer een investering doen die van dat jaar is, dus dan zou je zeggen: zet
vooral in op het terugbetalen van de schulden. Aan de andere kant is het echt een
autonome aangelegenheid om aan het werk te gaan. Onderwerpen die wat mij betreft grote
prioriteit hebben, zijn onderwijs, armoedebestrijding en klimaat. Dat zijn de thema's,
maar het is natuurlijk aan het land zelf om te bepalen waarin zij willen investeren.
Dan heb ik volgens mij de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk even naar de collega's of dat klopt. Meneer Van Haasen, een korte vraag.
De heer Van Haasen (PVV):
Ja, een korte vraag. U noemt punten op waarin u graag dat geld zou investeren. Heeft
u ook signalen ontvangen over waar Aruba in wil investeren?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Er is natuurlijk gewoon een begroting vastgesteld voor komend jaar, waarin ook investeringen
zijn opgenomen. Het is vooral aan Aruba om daarmee aan het werk te gaan.
De heer Paternotte (D66):
Mooi dat er specifiek iemand is aangenomen om te helpen met die investeringsaanvragen;
dat vond ik goed nieuws.
Ook fijn dat de Staatssecretaris die punten aan de orde wil stellen bij haar reis.
Ik probeerde dat te zien als een toezegging om in het verslag specifiek in te gaan
op de afspraken die over die punten gemaakt zijn, maar de griffier vond dat niet voldoende
duidelijk. Kan ik constateren dat de toezegging is dat dit ook gaat gebeuren in het
verslag van de reis?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat zeg ik graag toe.
De voorzitter:
Dat heeft de heer Paternotte dan weer uitstekend geregeld. Ik ga ervan uit dat alle
vragen gesteld zijn.
Dan kan ik met de commissie de toezeggingen delen die gedaan zijn door de Staatssecretaris.
Dat zijn er twee.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van haar aanstaande reis
naar de landen, over de gesprekken daar over de onderlinge regeling en de landspakketten
en ook over de investeringsfondsen.
– De Staatssecretaris JenV informeert de Kamer in de eerste helft van 2024 over de voortgang
bij de aanpak vreemdelingenproblematiek in de landen.
Dat was het. Ik kijk even ter controle naar mijn rechterzijde of dit klopt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Volgens mij wel, maar ik kan me voorstellen dat die toezegging van JenV al een bestaande
toezegging is. Dat weet ik niet helemaal zeker, maar goed, dubbel genaaid houdt beter.
De voorzitter:
Dan komt het vast helemaal goed. Dan wil ik de leden van deze commissie bedanken voor
hun betrokken bijdrage en voor hun inzet vanmiddag in het debat. Ik bedank de Staatssecretaris
en haar staf voor hun aanwezigheid en voor alle antwoorden. Ik dank de mensen op de
publieke tribune voor hun aanwezigheid en de mensen die op afstand met ons meekijken.
Zoals altijd een hele speciale dank aan de griffier, de bodes en alle andere ondersteuning.
Ik wens u nog een hele fijne dag.
Sluiting 15.51 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Paulusma, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.