Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 29 juni 2023, over Nationale Grondstoffenstrategie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 261
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 1 augustus 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, de vaste commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
hebben op 29 juni 2023 overleg gevoerd met mevrouw Adriaansens, Minister van Economische
Zaken en Klimaat, mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
over:
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 9 december 2022 inzake
nationale grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32 852, nr. 224);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 18 april 2023 inzake
antwoorden op vragen commissie over de nationale grondstoffenstrategie (Kamerstuk
32 852, nr. 224) (Kamerstuk 32 852, nr. 249);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei 2023 inzake fiche: Mededeling
en verordening kritieke grondstoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3686).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Klink
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, T. de Groot
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Nava
Voorzitter: Klink
Griffier: Van Dijke
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Erkens, Futselaar, Hagen,
Klink, Kröger en Teunissen,
en mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Heijnen,
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schreinemacher, Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Inmiddels is het 10.02 uur. Voor de kijkers thuis zal ik eventjes aangeven dat de
bewindspersonen er nog niet zijn. We schorsen dus nog even tot het moment dat de drie
bewindspersonen aan tafel zitten. Dan beginnen we direct met het commissiedebat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom bij de vergadering van de Kamercommissie voor Economische Zaken
en Klimaat. Aan de orde is het commissiedebat Nationale grondstoffenstrategie. Ik
heet de Minister van Economische Zaken en Klimaat, Minister Adriaansens, de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Minister Schreinemacher, en
Staatssecretaris Heijnen, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van
harte welkom. Van de zijde van de Kamer zijn de heer Erkens namens de VVD-fractie,
mevrouw Hagen namens de D66-fractie, de heer Futselaar namens de SP-fractie, de heer
Bontenbal namens het CDA, mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren en mevrouw
Kröger namens de GroenLinksfractie aanwezig.
Er is iets met de heer Futselaar, want hij is geen lid van deze commissie. Ik heb
er als voorzitter geen problemen mee als hij meedoet, maar het ligt ook aan hoe de
andere leden daarin zitten. Vinden die het prima dat hij aanschuift en ook meedoet?
Ze stemmen daarmee in. Voor deze keer krijgt u dispensatie, meneer Futselaar, dus
u kunt volop meedoen.
Uiteraard heet ik ook iedereen op de tribune en iedereen die dit debat via de digitale
weg volgt welkom. Er zijn drie uur gepland voor dit debat. De spreektijd is vier minuten
per fractie. Ik stel voor het aantal interrupties naar elkaar op drie te leggen, want
anders gaan we heel ver in de tijd komen. Er zijn ook drie bewindspersonen. Ik denk
dat er wel enige schorsing nodig zal zijn, dus ik heb de ambitie om rond 11.00 uur
klaar te zijn met de eerste termijn van de Kamer. Vandaar dus die drie interrupties.
Maar ik zie geen bezwaar, dus we gaan gewoon snel beginnen bij de heer Erkens, die
al een tijdje aan tafel zit. Het woord is aan de heer Erkens namens de VVD-fractie.
De heer Erkens (VVD):
Dank, voorzitter. We zitten hier als commissie al sinds gisteravond! Onze afhankelijkheid
van onvrije landen maakt ons kwetsbaar. Dat heeft de Russische invasie in Oekraïne
ook wel aangetoond. Veel duiders en experts zeggen nu dat de energietransitie een
historische kans is om onafhankelijk te worden, maar dat is nog niet het geval. Op
dit moment komen de meeste grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie uit
China, of zijn deze direct of indirect in handen van China, bijvoorbeeld in mijnen
in Afrika. Deze afhankelijkheid is ontstaan door onze eigen hypocrisie. We zijn hypocriet
geweest als Nederland en als Europa. We kopen en produceren duurzame en technologisch
hoogwaardige producten, maar laten de vervuilende activiteiten verderop in de keten
plaatsvinden, vaak in armere landen. Mijnbouw naar grondstoffen is immers een vervuilende
activiteit, die we maar al te graag niet meer zien in eigen land of continent. In
Congo werken 30.000 kinderen in deze mijnen. De inzet op duurzame energie vergroot
de grondstoffenbehoefte, maar sommige partijen lopen weg van wat daarbij komt kijken.
Als we deze situatie willen veranderen, moeten we minder hypocriet worden. We zullen
moeilijke keuzes moeten durven maken.
We kunnen deze afhankelijkheid van China niet vandaag of morgen afbouwen. Dit zal
jaren duren. De aanleg van een mijn duurt ten minste tien tot vijftien jaar. We zullen
op alle vlakken moeten inzetten, kunnen niet meer weglopen van moeilijke keuzes en
moeten minder perfecte oplossingen accepteren. De makkelijke kant is inzetten op beter
grondstoffengebruik en een meer circulaire economie. Maar dat zal verre van voldoende
zijn, aangezien de grondstoffenbehoefte eerst enorm zal toenemen. Er zijn simpelweg
te weinig grondstoffen in omloop om circulariteit de silver bullet te laten zijn.
Het grafiekje dat ik hier heb, toont dat volgens mij mooi aan. Je ziet hier de grondstoffenbehoefte
van een elektrische auto ten opzichte van die van een fossiele auto, en hetzelfde
voor duurzame energiebronnen ten opzichte van fossiele.
We gaan dus eerst meer grondstoffen nodig hebben voordat er voldoende in omloop zijn
om onszelf circulair te kunnen voorzien. We zullen dus ook weer aan meer mijnbouw
in Europa en Nederland moeten doen. Als het ergens in de wereld op een meer verantwoorde
manier kan, dan is het wel op ons eigen continent. Perfect zal het echter nooit worden.
Nederland heeft weinig grondstoffen, maar er loopt wel een scan hierop conform de
motie-Van Wijngaarden. Hoe staat het met deze scan?
Waar Nederland wat de VVD betreft in Europees verband het verschil kan maken, is in
de raffinage van een aantal van deze grondstoffen met onze grote havens en invoerketens.
Hoe staat het met de uitwerking van de motie-Erkens/Boucke op dit vlak?
De VVD is in ieder geval van mening dat we moeten kiezen aan welke grondstoffenketens
we als Nederland onze bijdrage gaan leveren. Wat de VVD betreft maken we het heel
concreet en kiezen we twee tot drie ketens uit waarop de regering actief aan de slag
gaat.
De voorzitter:
Meneer Erkens, ik voelde een soort van punt. U heeft nog meer tijd; u bent nog lang
niet door uw tijd heen, maar er zijn twee interrupties.
De heer Bontenbal (CDA):
Een punt van orde: kunnen we niet gewoon alle inbrengen afmaken en dan alle interrupties
doen? Dan gaat het iets korter zijn, denk ik.
De voorzitter:
Het is aan u allen, als u allemaal zegt «eerst de volledige inbreng»... Ik ben als
was in uw handen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik haak even aan op het begin van het betoog van de heer Erkens, namelijk: het verminderen
van grondstoffengebruik en recyclen is het makkelijke deel. Dat hoorde ik hem zeggen.
Nou zit ik in debatten met de VVD-Minister van IenW, die over deelauto's zegt: het
is helemaal niet nodig om die te stimuleren, want we hebben meer dan genoeg grondstoffen;
niks aan de hand. Dan vraag ik me toch af of de VVD van mening is dat we nu het maximale
doen om het gebruik van kritieke grondstoffen echt terug te dringen en of de VVD bereid
is om daar ook harde keuzes in te maken. Of zijn die harde keuzes er alleen maar als
het erom gaat dat we meer mijnbouw gaan plegen?
De heer Erkens (VVD):
Wanneer het over makkelijke keuzes gaat, gaat het over de moreel makkelijke keuzes.
Volgens mij is iedereen voor efficiënter gebruik van grondstoffen, voor circulariteit
en hergebruik. De vraag is inderdaad welke maatregelen je dan neemt. Als mevrouw Kröger
goede ideeën heeft, gaan we in dit debat vast en zeker met elkaar van gedachten wisselen
hierover.
Voorzitter, wilt u dat ik doorpraat, gedurende de bel, die één minuut duurt?
De voorzitter:
We wachten wel even totdat deze bel voorbij is.
De heer Erkens heeft extra lang over zijn antwoord na kunnen denken, dus aan u het
woord, meneer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik wil dan ook extra lang antwoorden, zoals u dat ook graag ziet. Nee, ik denk dat
we op dit moment onvoldoende grondstoffen hebben. Aan de ene kant moeten we zorgen
voor meer grondstoffen want die hebben we nodig voor deze energietransitie; dat tonen
de grafieken en de analyses ook aan. En het is efficiënter omgaan met grondstoffen,
zoals mevrouw Kröger terecht zegt. Als mensen aan de slag willen met deelauto's, dan
kunnen ze dat doen, maar een deelauto is niet in elke regio van Nederland een oplossing.
Er zullen ook gewoon meer nieuwe elektrische auto's nodig zijn. Efficiënt grondstoffengebruik
zit volgens mij meer in de Europese productstandaarden die gemaakt worden, dus met
hoeveel grondstoffen maak je een koelkast, een auto, en ga zo maar door. Het lijkt
mij vrij logisch dat daar ook meer op ingezet wordt in Europees verband.
De voorzitter:
De tweede vraag van mevrouw Kröger aan de heer Erkens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, toch wel. De heer Erkens verwijt partijen hypocrisie, dat zij geen lastige keuzes
willen maken over mijnbouw, maar ik verwijt de VVD hier hypocrisie op alle punten
van terugdringen van grondstoffengebruik, daarin normeren en standaarden zetten en
sturen op minder grondstoffengebruik. Ik begrijp dat dit lastige keuzes zijn voor
een liberaal, want het is ingrijpen in de markt. Maar als je eerlijk bent, is dat
wel wat nodig is. Als je echt zegt dat er een tekort of schaarste is, dan moet je
eerst zorgen dat we vooral veel minder grondstoffen gaan gebruiken. Is de VVD het
met mij eens dat we het kabinet vooral daartoe moeten aansporen?
De heer Erkens (VVD):
We hebben dezelfde discussie gehad rondom de energiecrisis, toen er nog schaarste
aan gas was. Het enige wat GroenLinks kan zeggen, is dat we minder moeten gebruiken;
we gaan niet de crisis aan de aanbodkant oplossen, we gaan gewoon wat minder gebruiken;
er wordt een tochtstrip aangelegd en de hele energiecrisis is opgelost. Ik denk dat
dat naïef is, dat de grootte van de uitdaging daarmee onderschat wordt en dat er weggelopen
wordt van moeilijke keuzes. Als gevolg daarvan is inderdaad veel mijnbouw nu in handen
van landen als China, want dat gebeurt in Afrika, onder slechte omstandigheden. Ik
vind het hypocriet om weg te lopen van die keuzes. Over het inzetten op meer efficiëntie
en minder grondstoffengebruik zijn we het eens, maar dat is niet de oplossing voor
de uitdagingen waar we nu voor staan.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft ook een vraag, meneer Erkens.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik sla even aan op die grafiek van de heer Erkens over elektrische auto's. Het lijkt
alsof die uitgaat van het huidige wagenpark. Als je toe wil naar grondstoffenvermindering,
en ik begrijp uit het verhaal van de heer Erkens dat hij dat wil, dan zul je ook in
moeten zetten op een modal shift, dus echt de transitie naar veel meer openbaar vervoer
en deelauto's. Tot nu toe heb ik daar van de VVD nog helemaal niks van gezien. Mijn
eerste vraag is: klopt het dat de heer Erkens wil inzetten op het vervangen van het
huidige wagenpark door elektrische auto's? Dan heb je inderdaad een groei van grondstoffengebruik.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij zul je zelfs met beter openbaar vervoer een groei van elektrische auto's
gaan zien in Nederland, van een enorme magnitude, een enorme omvang. Wereldwijd zul
je een enorme groei van elektrische auto's gaan zien. Volgens mij kun je ook inzetten
op efficiënt grondstoffengebruik door standaarden in te stellen – in Europa in ieder
geval – en die voor de productie van die auto's aan te scherpen, zodat bij de bouw
van die auto's zuiniger wordt omgegaan met grondstoffen. Dat zijn de routes waar je
ook op moet inzetten.
Wij geloven niet in een wereld waarin iedereen met een deelautootje rondzoeft door
de binnenring van Amsterdam. Volgens mij zijn er ook heel veel mensen die een elektrische
auto ambiëren en die daarmee aan de slag gaan. Ze zijn nu nog heel duur, maar ze zullen
de komende jaren goedkoper worden. Ik denk dat het beter is om aan de voorkant beleid
te maken om te voorkomen dat die schaarste groter wordt. Dat dempt ook dat de prijs
van de grondstoffen stijgt waardoor ook de energietransitie verder stagneert. Volgens
mij moet je daarom nu investeren in het voorkomen van verdere grondstoffenschaarste
in de toekomst.
De voorzitter:
De tweede vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik probeer een beetje chocola te maken van wat de VVD nu eigenlijk wil. Ik hoor heel
veel speculatie, zo van «ik geloof». Er wordt ook een soort karikatuur gemaakt van
de transitie – dat we dan allemaal in kleine deelautootjes moeten gaan rijden. Maar
dat was helemaal niet mijn vraag. Mijn vraag was: die grafiek die de heer Erkens laat
zien, gaat uit van enorme groei van elektrische auto's. Wil de VVD dan het huidige
wagenpark helemaal omvormen tot elektrische auto's? Of is de VVD daadwerkelijk bereid
om die modal shift te maken en waar zie ik dat dan in de plannen van de heer Erkens?
De heer Erkens (VVD):
Het is trouwens het grondstoffenverbruik per auto die geproduceerd wordt. Een fossiele
auto heeft ongeveer vijf of zes keer minder grondstoffen nodig dan een elektrische
auto. Dat is wat je ziet. Als het wagenpark vervangen wordt door elektrische wagens
omdat dat is wat Nederlanders kiezen, dan is dat een uitkomst van deze transitie.
De voorzitter:
De heer Bontenbal neemt het stokje over en heeft ook een vraag aan de heer Erkens.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik wil een voor mij wat fundamenteler punt aansnijden, dat ik ook in mijn eigen bijdrage
probeer te adresseren. Dat is: hoe kijk je naar wereldhandel? Europa was altijd het
braafste jongetje van de klas en geloofde altijd sterk in globalisering en internationale
handel zonder al te veel begrenzing. Maar je ziet dus dat landen als China kiezen
voor een vorm van globalisering die hun goed uitkomt, maar als het hun niet goed uitkomt,
dan schermen ze wel degelijk al hun markten af. Je ziet landen als China hele ketens
beheersen. De Verenigde Staten doen dat inmiddels ook. We zijn in oorlog over staal
met de Verenigde Staten. Die kiezen voor lokaal geproduceerde producten. Er lopen
disputen met de WTO. De VVD is een partij die wereldhandel heel belangrijk vindt.
Moeten we daarin niet minder naïef zijn, omdat globalisering ook haar grenzen heeft?
Moeten we daarbij strategischer en misschien wel opportunistischer gaan acteren? Andere
werelddelen doen dat namelijk ook.
De voorzitter:
De heer Erkens, wat strategischer.
De heer Erkens (VVD):
Het is een hele fundamentele vraag. Vrijhandel heeft ons als Westen ontzettend veel
gebracht. We zijn er ontzettend welvarend mee geworden. De levensstandaard is ontzettend
hoog in ons deel van de wereld, omdat we vrij open zijn geweest voor de rest van de
wereld qua handel. Je ziet inderdaad dat die vrijhandel niet gerespecteerd wordt door
elk geopolitiek blok. Wij houden ons aan de regels, maar een land als China, maar
ook de VS ondertussen, met de Inflation Reduction Act en een aantal zaken die je onder
Trump zag, beginnen zich steeds meer mercantilistisch op te stellen. Als je in zo'n
wereldeconomie zit en je doet als enige niet mee, dan schiet je jezelf ook deels in
de eigen voet. Strategisch kijken naar waar we minder naïef moeten zijn in hoe we
internationaal opereren, strategisch kijken naar hoe we omgaan met vrijhandel, is
volgens mij wel een logisch gevolg van de tijd waarin wij leven. Maar ik zou wel willen
voorkomen dat we het kind met het badwater weggooien door te zeggen dat we moeten
stoppen met internationale vrijhandel of dat we ons moeten terugtrekken achter de
eigen dijken en grenzen wat dat betreft. Maar over het minder naïef zijn daarin ben
ik het met de heer Bontenbal eens.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de heer Erkens zijn betoog vervolgt.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Het ging over die grondstoffenketens, over hoe we als Nederland een rol
kunnen spelen bij de raffinage. Een van die ketens kan op het gebied van lithium liggen.
Hier liggen concrete kansen om dat samen met Australië te doen, want daar zitten veel
van die grondstoffen in de bodem. Ze gaan die ook ontginnen. Nederland kan dan misschien
de raffinage en de import doen met Duitsland, waar veel batterijen nodig zijn voor
de auto-industrie, voor elektrische auto's. In een partnership met die landen kunnen
we samen aan de slag gaan om die keten op te bouwen, heel concreet, om die afhankelijkheid
van China te verminderen. Is het kabinet bereid hier concreet op in te zetten, dit
jaar, en om bijvoorbeeld een strategisch partnership met deze twee landen af te spreken?
Daarnaast zullen we ook meer aan grondstoffendiplomatie moeten gaan doen, bijvoorbeeld
via de Afrikastrategie. Graag een reactie van de bewindspersonen hoe zij dit zien.
Als laatste is diepzeemijnbouw een onontgonnen terrein, waar nog veel mogelijk zou
kunnen zijn om onze autonomie op het gebied van grondstoffen te verstevigen. Nederland
heeft veel kennis en kunde in huis via eigen bedrijven en kennisinstellingen, maar
het is nog te vroeg om een «go/no go»-besluit te nemen, want heel veel is nog onbekend.
Eerst moet het kabinet werken aan en investeren in de randvoorwaarden voor wat verantwoorde
diepzeemijnbouw überhaupt kan zijn. We hebben nauwelijks de bodem verkend, er is geen
geld voor onderzoek beschikbaar, en ga zo maar door. Enkel als deze randvoorwaarden
ingevuld zouden worden, zou een besluit kunnen vallen of Nederland hiermee aan de
slag gaat of niet.
Ik heb zelf samen met het CDA een actieplan op dit vlak gemaakt, met een vijftal voorstellen
hoe we dit alles inzichtelijk kunnen krijgen. Dat overhandig ik graag aan de bewindspersonen,
ook omdat ik volgens mij geen spreektijd meer heb om op alle punten in te gaan, voorzitter.
Ik krijg graag een reactie daarop.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Erkens. De bode zal dit stuk overhandigen aan de Ministers. Er
is nog een vraag van mevrouw Hagen, namens D66.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik ben benieuwd of de VVD het met D66 eens is dat deze 24 pagina's tellende vrij vluchtige
beschouwing die onze nationale grondstoffenstrategie is, echt nadere uitwerking verdient.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij is er een goede eerste stap gezet. Er wordt geanalyseerd, er worden zaken
inzichtelijk gemaakt die we al doen en er worden concrete acties opgenoemd die we
verder moeten uitwerken. Maar ik denk inderdaad dat dit de eerste stap gaat zijn van
iets wat een stuk lijviger gaat zijn en waar we nog heel veel tijd aan zullen spenderen.
De voorzitter:
Ik zie verder geen verzoeken tot extra vragen, dus we zijn aanbeland bij mevrouw Hagen
namens de D66-fractie. Aan u het woord.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. De nationale grondstoffenstrategie is een vluchtige beschouwing
in plaats van een daadwerkelijke strategie, terwijl de omslag naar een circulaire
economie, waarbij we duurzaam produceren en consumeren, noodzakelijk is voor het voortbestaan
van onze economie en voor onafhankelijkheid van landen als China. Juist het verplaatsen
van grote delen van onze ketens naar lagelonenlanden heeft er op nationale en Europese
schaal voor gezorgd dat we veel kennis zijn kwijtgeraakt; cruciale kennis voor een
circulaire economie. Daarmee hebben we onze afhankelijkheid versterkt.
Nederland is onderscheidend in de wereld in de maritieme sector, bij baggeraars en
in de textielindustrie, die van oudsher in ons bloed zit. We kennen talloze duurzame
koplopers die toonaangevend zijn in de wereld. Deze 24 pagina's tellende nationale
grondstoffenstrategie doet geen recht aan deze ondernemers en plaatst geen duidelijke
stip aan de horizon voor ons ondernemende land. Het wordt tijd dat we de focus van
Nederland concretiseren in een transitiepad en inzetten op een duurzame, circulaire
economie, waarmee we toonaangevend zijn in Europa en zelfs wereldwijd. Kan een van
de Ministers misschien benoemen waar Nederland groots in is en wat een belangrijke
factor is voor onze toekomstige groene economie?
In de antwoorden op eerdere vragen lezen we dat het kabinet denkt aan een maatwerkaanpak
voor circulaire spelers. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze nog voor het eind
van het jaar met een voorstel komt voor deze maatwerkaanpak? Kunnen dit soort circulaire
spelers rekenen op gunningscriteria van onze overheid, capaciteit op het net, een
fonds voor opschaling en fysieke ruimte in onze ruimtelijke ordening?
In 2030 en 2050 exporteren we nog steeds kritieke grondstoffen naar landen buiten
de EU. Is de Staatssecretaris bereid om deze massabalans in kaart te brengen, de verdere
uitwerking van de grondstoffenstrategie in het NPCE daarop af te stemmen en hierin
verschillende scenario's mee te nemen, waaronder een scenario met alle stappen van
de R-ladder? Wordt er nagedacht over een exportverbod van afval en/of van gebruikte
goederen die kritieke grondstoffen bevatten? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat
we dit nog voor het eind van het zomerreces ontvangen?
De keuzes die we nu maken, zijn bepalend voor 2050. Dat vraagt om een visie op de
economie van de toekomst en lef om gedurfde keuzes te maken voor deze toekomst in
plaats van alles te houden zoals het is. Daar pleiten mijn collega Boucke en ik samen
voor namens D66.
Ondertussen halen Duitse autobouwers de productie naar huis ten koste van bedrijven
hier, zoals VDL Nedcar. Het roept de vraag op waar de visie van Onze Minister op de
economie van de toekomst blijft. Neem bijvoorbeeld de batterij. Die bestaat uit zeldzame
grondstoffen en zorgt voor een heuse revolutie in de Nederlandse industrie. D66 ziet
in de batterij een kans voor nieuwe industrie, banen en Nederlandse strategische onafhankelijkheid.
We zijn goed gepositioneerd om koploper te worden in de nieuwe generatie batterijen
en het recycle- en raffinageproces.
Daarover heb ik enkele vragen. Deelt de Minister die opvatting? Ziet zij kansen in
de recycle- en raffinage-industrie voor batterijen in Nederland? Hoe stimuleert ze
dat dan? Kan zij toezeggen te onderzoeken welke fiscale, financiële en andere ondersteuning
hiervoor nodig is? Landen als Frankrijk en Duitsland doen dit al slimmer, bijvoorbeeld
met het IPCEI Batterijen. Dat is een Europese samenwerking. Nederland heeft hier de
boot gemist, maar ik ontvang signalen dat dit IPCEI mogelijk wordt opgebroken. Mocht
dit inderdaad het geval zijn, zet de Minister dan in op aansluiting? Kan zij toezeggen
te onderzoeken hoe Nederlandse subsidies en normen voor bijvoorbeeld elektrische auto's,
batterijen of zonnepanelen beter bij de Europese industrie terecht kunnen komen? Ik
denk bijvoorbeeld aan eisen voor recycling, materiaalgebruik of efficiëntie.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik was wel geïnteresseerd in wat mevrouw Van Hagen aan het einde zei. Pardon, ik bedoel
«mevrouw Hagen». Het was een lang debat gisteravond.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, wilt u uw microfoon alstublieft uitzetten?
De heer Erkens (VVD):
Aan het einde sprak u over raffinage en batterijtechniek in Nederland en vroeg u of
we die kunnen opschalen. Dat is best in lijn met wat ik net zei: kun je dat met Nederland,
Australië en Duitsland samen doen? Bent u het ook eens met een gerichte landenaanpak,
waarin we kiezen voor de keten van lithiumbatterijen en misschien nog een of twee
andere grondstoffenketens, juist om de grondstoffenstrategie heel concreet te krijgen?
Want mijn angst is dat we over een aantal jaar in de Kamer constateren dat we onafhankelijker
moeten worden. Maar als je het niet concreet maakt, komt er ook niks van de grond.
Moeten we dus niet gewoon kiezen welke twee of drie grondstoffenketens Nederland voor
zijn rekening gaat nemen in Europa om die afhankelijkheid af te bouwen?
Mevrouw Hagen (D66):
Dat vraagt om een iets bredere beschouwing. Ik denk sowieso dat het goed is om dit
soort samenwerkingen aan te gaan met bevriende landen. Deze strategie blijft ervan
weg, maar we moeten ook inzetten op vermindering. Dat werd in het debatje van zo-even
al aangehaald. Dat is ook een belangrijk uitgangspunt, maar daar wordt bijna nooit
beleid op gemaakt, dus ik denk dat dat nog een belangrijk onderdeel is. Tegelijkertijd
exporteren wij nog ontzettend veel kritieke grondstoffen, sowieso binnen Europa, maar
ook buiten Europa. Dat is ontzettend zonde en daar hebben we gewoon geen plan voor.
Volgens mij wordt het tijd dat we ook daar goed over gaan nadenken, omdat ondernemers
hiermee al wel degelijk op nationale en Europese schaal actief zijn. Zij hebben ondersteuning
van onze overheid nodig, juist met het oog op bijvoorbeeld het vraagstuk van ruimte.
Hoe gaan we daar in ons kleine landje in de toekomst mee om? Waar zetten we dan wel
en niet op in?
De voorzitter:
U heeft ook een vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik heb de volgende vraag aan mevrouw Hagen. We bouwen nu onze energievoorziening op
zonder dat we veel rekening houden met de grondstoffenketens en technologieën achter
die hele energievoorziening. We kijken naar de uitstoot hier, maar niet naar wat het
allemaal doet in China en op andere plekken. Is D66 van mening dat we dat moeten gaan
meenemen in de manier waarop we onze energievoorziening opbouwen? Anders geformuleerd:
moeten we CO2-vrije technologieën met een kleinere grondstoffenimpact voorrang geven op CO2-vrije technologieën die misschien wat meer grondstoffen, zeker kritische aardmetalen
enzovoorts, met alle bijbehorende milieuschade, gebruiken?
Mevrouw Hagen (D66):
Bij de import van primaire grondstoffen of gerecyclede grondstoffen gaat de CO2-meter lopen op het moment dat we die primaire grondstoffen hier op de kade zetten.
Het hele proces dat daaraan voorafgaat, wordt niet inzichtelijk gemaakt en telt ook
niet mee voor de milieu-impact. Voor degene die recyclet, begint de teller al te lopen
vanaf het moment dat producten gerecycled moeten worden. Dan moeten ze nog opgehaald
worden, dan moeten ze nog gerecycled worden en dan moet er nog een grondstof van gemaakt
worden. Er is totaal geen toekomstbestendige blik. Een opslag op de kritieke grondstoffen
die wij importeren of een korting op gerecyclede materialen in een transitieperiode
lijkt mij een heel goed uitgangspunt, want dan krijg je een eerlijke beschouwing van
verschillende materialen en de impact daarvan qua CO2-uitstoot of milieuschade.
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik weet niet of dit als een vraag moet gelden, want óf ik heb mijn vraag verkeerd
gesteld óf het antwoord gaat totaal niet in op de vraag die ik stel.
De voorzitter:
Probeert u de vraag samen te vatten.
De heer Bontenbal (CDA):
Dan even heel concreet. Zon, wind en kernenergie hebben alle een verschillende footprint.
Wij hebben nu een idee. Wij hebben het Nationaal Plan Energiesysteem en daarin kiezen
we voor een bepaalde energievoorziening. Dat doen we nu alleen op basis van CO2-uitstoot en de energiemix hier. Vindt D66 dat wij grondstoffenketens en de impact
elders in de wereld mee moeten laten wegen bij de opbouw van ons energiesysteem?
Mevrouw Hagen (D66):
Misschien was mijn antwoord dan niet specifiek. Ik vind dat we de impact van grondstoffen,
en dan niet alleen voor energie – want energie is überhaupt niet een van de circulaire
stromen – maar alle impact, ook buiten onze landsgrenzen, inzichtelijk zouden moeten
hebben. Want alleen dan kom je tot een eerlijke analyse. Dat geldt niet alleen voor
de energiemarkt, maar ook voor producten die wij maken, voor kleding die wij maken.
Sterker nog, CO2 is veel te smal. We moeten ook kijken naar chemicaliëngebruik, plasticgebruik, watergebruik.
Dat vraagt, denk ik, om nog veel meer nadere duiding van alle producten die wij importeren
of maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu door naar de heer Futselaar van de SP-fractie.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Volgens mij bestaat er weinig twijfel over de noodzaak van een
grondstoffenstrategie. Zoals het kabinet ook zelf al opmerkte, is de internationale
situatie instabiel en wordt het al dan niet leveren van grondstoffen steeds meer ingezet
als geopolitiek drukmiddel. Dit is een van de vraagstukken van de komende eeuw. De
nadruk zal ook steeds minder op olie komen te liggen en steeds meer op onder andere
bijzondere metalen. Verder is een aantal grote publieke belangen zoals de energietransitie
afhankelijk van een beperkt aantal grondstoffen. Het is dus goed dat er een strategie
ligt. Op grote lijnen kunnen wij ons ook best vinden in die strategie. Wij missen
alleen op veel onderdelen inderdaad wel een beetje de uitwerking, de harde doelen
en de harde cijfers.
Het is goed dat hergebruik, besparing en het aspect van circulariteit worden genoemd,
maar wat gaan we nou daadwerkelijk doen? Hoe zetten we in op energiebeperking en ook
op levensduurverlenging als voordeel? Daar valt gewoon heel veel winst te halen. Bovendien
is de winst die je daar haalt, permanent. Als we allemaal langer met onze telefoon
doen, dan bespaart dat gewoon middelen.
Wie het kaartje van de cruciale grondstoffen in Europa bekijkt, ziet dat Nederland
daar op korte termijn niet een prominente rol in gaat spelen, maar andere Europese
landen wel. Wij zien wel duidelijk druk vanuit de Europese Commissie om vergunningsprocedures
in te korten, bijvoorbeeld op het vlak van mijnbouw, ook als dat ten koste gaat van
milieu en sociaal draagvlak. Dat gaat wat de SP betreft wel een stap te ver. Minder
afhankelijkheid op het gebied van grondstoffen is goed, maar niet ten koste van alles.
Ik wijs naar de situatie in ons eigen land. In Veendam bijvoorbeeld veroorzaakt de
zoutwinning grondverzakking, maar de schade voor de omwonenden wordt op dit moment
niet erkend, zodat zij naar de rechter moeten. Alsof er op dit moment al niet genoeg
Groningers naar de rechter gaan vanwege mijnbouw. Ik noem bijvoorbeeld ook Haaksbergen,
waar de gemeenteraad geen toestemming voor zoutwinning wil geven aan een bedrijf dat
in Twente al een spoor van vernieling heeft achtergelaten door lekkende en instabiele
zoutkoepels. Elke keer zie je bewoners die moeten accepteren dat hun eigen leefomgeving
wordt beschadigd ten gunste van de grotere kapitaalbelangen. Eerlijk gezegd denk ik
ook dat het niet helemaal toeval is dat het hierbij vaak gaat om de wat armere regio's.
Dat geldt ook wereldwijd. Als je kijkt vanuit een internationaal perspectief, dan
zie je gewoon dat veel grondstoffen zich in relatief arme landen bevinden. De toch
een beetje oude vanzelfsprekendheid dat grondstoffen uit het mondiale zuiden beschikbaar
zijn voor Europese bedrijven, is wel verdwenen. Al in eerdere debatten over multilateralisme
verbaasde het kabinet zich er eigenlijk over dat landen in Zuid-Amerika, Afrika of
Azië plotseling niet vanzelfsprekend Westerse of zelfs Europese landen als de meest
voor de hand liggende partners zien. Maar ja, die landen maken ook gewoon hun eigen
commerciële afweging. En waarom zou je met Europa langdurige afspraken maken over
het leveren van koper als je Europa ook met China kunt laten concurreren? Ik begrijp
die afweging eigenlijk wel. Hun belangen zijn natuurlijk net zo legitiem als die van
ons.
Dan is er natuurlijk nog het punt van de duurzaamheid van mijnbouw. Er is al naar
verwezen. Veel hangt gewoon samen met internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Daar heeft het Europees Parlement ook een voorstel voor aangenomen, dat niet voldoet
aan de OESO-richtlijnen. Wat ons betreft is het dan ook te beperkt. We hebben daarvoor
dus ook nationale wetgeving nodig. Die zal er op termijn ongetwijfeld komen. De noodzaak
blijkt bijvoorbeeld – dan kom ik weer terug op de grondstoffen – uit de verhalen van
mijnwerkers die in het buitenland voor ons grondstoffen delven. Op uitnodiging van
de SP waren hier onlangs mijnwerkers uit Colombia. Zij deden hun verhaal over alles,
van het doden van vakbondsleiders tot enorme milieuvervuiling en uitbuiting. Dat zijn
mensen die of voor Europese bedrijven werken of grondstoffen winnen die in Europa
terechtkomen. Elders wordt de hoogste prijs betaald voor onze energie en onze energietransitie.
Dat zou ook een hoofdpunt moeten zijn van ons beleid.
Tot slot, voorzitter, sluit ik mij graag aan bij alles wat de Partij voor de Dieren
gaat zeggen over diepzeemijnbouw, vermoed ik.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké. Dat is een cliffhanger. Er is verder geen vraag, dus we gaan door naar de heer
Bontenbal van de CDA-fractie.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. De EU betrekt 97% van haar magnesium uit China. Zware zeldzame aardmetalen
die onder andere in permanente magneten worden gebruikt, worden uitsluitend in China
geraffineerd. 63% van alle kobalt in de wereld – kobalt wordt in batterijen gebruikt
– wordt gewonnen in Congo en 60% daarvan wordt weer in China geraffineerd. De overschakeling
naar een CO2-vrije energievoorziening zal de vraag naar grondstoffen sterk opdrijven. De wereldwijde
vraag naar lithium zal tegen 2050 naar verwachting met een factor 89 toenemen. De
vraag in de EU naar zeldzame aardmetalen zal dan naar verwachting zes tot zeven keer
zo groot zijn en de vraag in de EU naar gallium zal naar verwachting zeventien keer
zo groot zijn.
De afgelopen jaren zijn wij pijnlijk geconfronteerd met het feit dat energie als geopolitiek
wapen wordt ingezet. Met grondstoffen kan precies hetzelfde gebeuren, en het gebeurt
ook al. China beheerst belangrijke grondstoffenketens, niet alleen in de winning van
zeldzame metalen, maar ook in de raffinage en de logistiek. Ook hier is de pijnlijke
vraag: zijn we veel te naïef geweest? Hoe het ook zij, we zullen een Europese grondstoffenstrategie
hard nodig hebben. Maar vanuit welke filosofie bepalen we die dan?
Ik lees in de grondstoffenstrategie dat de overheid zelf geen actieve rol wil vervullen
in het zeker stellen van voldoende grondstoffen, tenzij de publieke belangen in het
geding zijn. Het kabinet kiest dus voor een terughoudende rol die niet al te veel
ingrijpt in de internationale markt van energie en grondstoffen. China en andere landen
kijken daar heel anders naar. De overheden in die landen spelen namelijk wel een actieve
strategische rol. Wordt het niet hoog tijd dat Europa ook op dit punt volwassen wordt?
Landen als China, maar inmiddels ook de Verenigde Staten, gebruiken globalisering
vooral als het hun goed uitkomt. Europa blijft mondiale vrijhandel verdedigen, met
de WTO als scheidsrechter, maar daar trekken andere werelddelen zich weinig van aan.
Kijk maar naar staal. Op dat vlak staan de VS lijnrecht tegenover de EU. De VS kiezen,
ook onder Biden, nog steeds voor een «America first»-benadering. De Inflation Reduction
Act bevoordeelt lokale productie via local content requirements. Ook China gebruikt
de wereldhandel alleen als het dat land goed uitkomt. Doet het dat niet, dan schermt
China zijn markten af, subsidieert het bedrijven en pikt het schaamteloos Westerse
technologie. Dus laten we stoppen met naïef zijn. Grondstoffen zijn cruciaal voor
de energietransitie. China domineert belangrijke grondstofketens. We zijn dus erg
laat of al té laat. We hebben China een wapen in handen gegeven en China zal waarschijnlijk
niet nalaten dit wapen gewoon in te zetten. Of ben ik nu te somber, voorzitter?
De vraag is dus: kan en moet Nederland binnen Europa veel strategischer en wellicht
wat opportunistischer te werk gaan? In de grondstoffenstrategie zie ik wel een aantal
aanknopingspunten, en daar gaan mijn vragen aan de Ministers en de Staatssecretaris
ook over.
Eén. Nederland kan een positie opbouwen in de raffinage van grondstoffen, lees ik.
Nederland heeft hier een aantal comparatieve voordelen, maar wat gaat het kabinet
dan actief doen om die industrie hier te krijgen? Gaan we bijvoorbeeld bedrijven actief
hierheen halen, het vestigingsklimaat verbeteren en met bedrijven daarover in gesprek?
Twee. Is het mogelijk om juist in Nederland veel meer onderzoek te gaan doen naar
substitutie van zeldzame aardmetalen en andere grondstoffen? Kunnen we Nederlandse
universiteiten en onderzoeksinstellingen hierin een belangrijke rol geven? Ik denk
vooral aan substitutie van schaarse grondstoffen in belangrijke energietechnologieën,
zoals batterijen, elektrolysers, windturbines enzovoorts. Wordt dit dan ook onderdeel
van het missiegedreven innovatiebeleid?
Mijn derde vraag. Moet Europa of Nederland strategische voorraden opbouwen? In Nederland
gaat het dan waarschijnlijk vooral om halffabricaten. Wanneer is er eigenlijk sprake
van verwaarlozing van publieke belangen? En wanneer grijpt het kabinet dan in? Kan
de Minister dat specifieker maken?
Vier. Wat betekent de strijd om grondstoffen voor de energietransitie en in het bijzonder
voor de koers die Nederland heeft ingezet? Nu houden we eigenlijk geen rekening met
de grondstoffenimpact van energietechnologieën, maar moeten we dat aspect niet ook
gaan meewegen? Hoe kwetsbaar is ons duurzame energiesysteem als grondstoffen schaars
en duur zijn of worden?
Vijf. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de doelstellingen in de European Critical Raw
Materials Act? Daarin staan een aantal doelstellingen: 10% van de jaarlijkse consumptie
voor extractie, 40% moet uit processen komen en 15% uit recycling, en 65% van de jaarlijkse
consumptie mag niet uit een derde land komen om niet te afhankelijk te zijn. Die doelstellingen
lees ik in de verordening. Is dat iets waar het kabinet achter gaat staan, of mag
het ambitieuzer? Ik hoor graag hoe het kabinet daartegenover zal staan.
Voorzitter, tot slot mijn laatste vraag. Zou de uitwerking van de grondstoffenstrategie
niet breder getrokken moeten worden en ook gericht moeten zijn op kritieke grondstoffen,
secundaire grondstoffen en biogrondstoffen, met daarbij meer specifieke aandacht voor
grondstoffen die nodig zijn voor de verduurzaming van de chemie, de industrie en de
energietransitie?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik hoor het CDA met name spreken over de energietransitie en over kritieke grondstoffen.
Er is een nationale grondstoffenstrategie. Is het CDA het met mij eens dat die veel
breder zou moeten zijn en dat bijvoorbeeld ook gedacht moet worden aan hout, aangezien
we veel meer houtbouw willen en dat circulaire bouw is, of misschien wel aan onze
allerallerbelangrijkste grondstof, namelijk gezond water?
De heer Bontenbal (CDA):
Helaas had ik maar vier minuten spreektijd. Ik heb dus heel veel dingen geschrapt.
Ik heb de keuze gemaakt voor thema's waarvan ik dacht dat andere collega's die iets
minder zouden aanraken. Ik heb het bijvoorbeeld ook niet gehad over mensenrechten
en al dat soort dingen, over de milieu-impact van de winning van grondstoffen. Maar
ik vermoed dat daar ter linkerzijde nog over gesproken gaat worden. Ik ben het daar
natuurlijk mee eens. Alleen, ik denk wel dat we de grondstoffenstrategie nu gewoon
even moeten richten op de dingen die het meest kritiek zijn. Je moet volgens mij een
hele lijst maken van de meest strategisch-kritieke grondstoffen en daar een strategie
voor maken. Maar dat die andere grondstoffen ook heel belangrijk zijn en dat Nederland
moet inzetten op het verduurzamen van grondstoffenketens, ook in de bouw – biobased
bouwen enzovoorts – daar ben ik het natuurlijk van harte mee eens. Daarvoor is ook
al een eerste stap gezet in het klimaatpakket.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu door naar mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dierenfractie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. De winning van grondstoffen die nu plaatsvindt, is gebaseerd
op twee verkeerde aannames. De eerste is dat oneindige groei van productie en consumptie
mogelijk is in een wereld met eindige grondstoffen. De tweede is dat economische activiteiten
loskoppelen van grondstoffengebruik mogelijk is, terwijl daar geen enkel bewijs voor
bestaat op globale schaal. We zitten op een nieuwe golf van extractie en uitputting
van de aarde en van een nieuwe concentratie van macht bij grote bedrijven, met grote
gevolgen voor mensen, biodiversiteit en klimaat.
Voorzitter. We kunnen dit tij van uitputten alleen keren als we deze economie van
extractie ombuigen naar fors minder en efficiënter, naar een regeneratieve economie.
Dat betekent dus ook fors minder en efficiënter grondstoffengebruik. We moeten herhaalde
schade aan gemeenschappen en milieu door de fossiele industrie voorkomen. Juist daarom
zou er ook in deze grondstoffenstrategie veel meer aandacht moeten zijn voor een discussie
over de vraag wat onze behoefte aan grondstoffen nu eigenlijk is, over een vermindering
van de vraag, een vermindering van de milieudruk en een rechtvaardiger verdeling van
grondstoffen. Doelstellingen en beleid hierop ontbreken nog volledig. Bedrijven kunnen
bijvoorbeeld met simpele aanpassingen in het productieproces 20% tot 30% minder materiaal
gebruiken dan ze nu doen, maar dat gebeurt niet omdat dat duurder is. Daarom heb ik
een aantal vragen aan het kabinet. Is het kabinet bereid om met een visie te komen
op onze behoefte aan grondstoffen en daarop ook verschillende scenario's te ontwikkelen?
Gaat het kabinet zich concreet inzetten voor vraagvermindering? Is het kabinet bereid
om daarvoor met een concrete doelstelling en een strategie te komen? Is het kabinet
bereid om een visie uit te werken op een globale, rechtvaardige verdeling van grondstoffen
waaruit blijkt hoe we vervolgens kunnen overgaan tot winning zonder daarbij de biodiversiteit
in ernstige mate aan te tasten? Dat kunnen we ons immers gewoonweg niet langer veroorloven,
want op een dode planeet kun je ook geen grondstoffen meer winnen.
Voorzitter. Erkent het kabinet dat er niet genoeg kritieke grondstoffen zijn om het
huidige wagenpark een-op-een te vervangen door elektrische auto's en dat we vol moeten
inzetten op openbaar vervoer en deelmobiliteit? Bijkomend voordeel is dat er dan een
stuk minder staal nodig is. Het is bizar dat Tata Steel van de Staatssecretaris niet
circulair hoeft te worden. Is het kabinet bereid om sectoren en producten aan te wijzen
die onmisbaar zijn voor de transitie en om in te zetten op de reparatiecapaciteit
van mobiele telefoons en laptops en op de verhoging van het streefcijfer voor recycling
in de Critical Raw Materials Act van 15% naar 30%? Graag een reactie van de Minister
van Economische Zaken en de Staatssecretaris van IenW op al deze punten, inclusief
Tata Steel.
Voorzitter. Dan, mede namens de heer Futselaar, de diepzeemijnbouw. De diepzee is
een van de laatste onberoerde plekken op aarde. In juli beslist de Internationale
Zeebodemautoriteit, waarin ook Nederland een plaats heeft, of ook dát stukje aarde
geplunderd mag worden. Frankrijk, Duitsland, Spanje en sinds gisteren Zwitserland
hebben zich gelukkig al uitgesproken voor een moratorium op diepzeemijnbouw; en terecht,
want we weten minder van de diepzee dan van de maan. We weten niet welke rol de diepzeebodem
heeft in oceaanprocessen en het leven in de oceanen. Wel weten we dat enorme hoeveelheden
CO2 en methaan liggen opgeslagen in de diepzee, en dat deze een belangrijke rol speelt
in het koelen van de aarde. Ook weten we dat het leven daar zo langzaam gaat dat het
miljoenen jaren duurt voordat de mangaanknol is gegroeid. Als je daar iets weghaalt,
is dat dus voor altijd. Dat betekent dat er per definitie geen duurzame of circulaire
diepzeemijnbouw bestaat. Vanwege deze onvoorziene gevolgen zeggen ook techbedrijven
zoals Google en Philips, autobedrijven zoals BMW en Volkswagen, bedrijven die wél
baat hebben bij de energietransitie maar dus ook niet de absolute noodzaak hiervan
zien: doe het niet; doe het niet, in ieder geval niet voor het komende decennium,
tot we meer wetenschappelijk onderzoek hebben waaruit blijkt dat we het wél op een
verantwoorde manier kunnen doen, wat nu dus niet kan.
Ook een recent rapport van WNF laat zien dat diepzeemijnbouw voor de energietransitie
onnodig is, omdat er voor de komende twee decennia voldoende schaarse mineralen zitten
in de huidige reserves, als we volop inzetten op een circulaire economie, het terugwinnen
van metaal uit mijnafval en een reductie van de consumptievraag. Mijn vragen aan het
kabinet zijn dus als volgt. Waarom is Nederland nog stil? Waarom pleit Nederland nu
niet voor een moratorium op de zeemijnbouw? En is het kabinet alsnog daartoe bereid?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. U heeft vragen van in ieder geval de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik vind het een fascinerende inbreng. Bij diepzeemijnbouw wordt Frankrijk genoemd.
Frankrijk kiest inderdaad voor een moratorium voor diepzeemijnbouw, omdat ze heel
veel overzeese eilanden hebben met economische zones eromheen, waar die grondstoffen
liggen. Dus voor hun concurrentiepositie is dat heel voordelig. Ook worden er rapporten
van het WNF aangehaald. Dat is hetzelfde als dat ik hier een rapport van een werkgeversorganisatie
zou quoten. Volgens mij moeten we naar de wetenschap luisteren. Volgens mij zou het
een keer goed zijn om daarover geïnformeerd te worden. Ik hoor mevrouw Kröger nu lachen.
De smalende lach van mevrouw Kröger hoort bij deze debatten. Vooral als ze inhoudelijk
op dun ijs staat, gaat ze altijd lachen. Maar dat hoort erbij, voorzitter.
Ik zal zeggen wat ik fascinerend vind aan uw pleidooi voor een moratorium en voor
het minder verbruiken van grondstoffen. Kijk naar de ontwikkelingen in de wereld.
Neem de VS met de Inflation Reduction Act. Daarbij gaat het om meer dan 1.000 miljard
voor de opbouw van ketens. In China en India staat economische groei centraal. Denkt
u nou echt dat de rest van de wereld meegaat met deze lijn? Of zetten we ons niet
gewoon totaal buitenspel met wat u voorstelt?
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, zetten we ons niet totaal buitenspel?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er zit heel veel in deze vraag, zoals de suggestie dat rapporten die gebaseerd zijn
op onderzoek gelijkstaan aan bedrijfsbelangen. De heer Erkens zegt: luister dan naar
de wetenschap. Ja, dat is precies wat wij doen en wat de VVD niet doet. De wetenschap
zegt namelijk: we weten nog niet wat de gevolgen van diepzeemijnbouw zijn, en dat
weten we in ieder geval minstens voor de komende tien jaar niet. Dat is wat de wetenschap
zegt. Dus wij luisteren naar de wetenschap... De heer Erkens kan wel nee schudden,
maar dan vraag ik me dus wel af waar hij wél wetenschappelijk bewijs vandaan haalt
dat diepzeemijnbouw op een verantwoorde manier kan. Ik vind het ook heel stuitend
om te zien dat de VVD het beter lijkt te weten dan techbedrijven als Google en Philips,
die zeggen: je moet dit gewoon niet gaan doen, want de gevolgen kunnen we nog niet
overzien. Het kan zodanig grote gevolgen hebben, omdat de diepzee cruciaal is voor
de koolstofopslag, dat het de klimaatverandering zeer ernstig verergert als we overgaan
tot diepzeemijnbouw. Dus zolang we dat niet goed weten en meewegen, is het zeer onverantwoord
om over te gaan tot diepzeemijnbouw. En ik zie daar in het betoog van de VVD helemaal
níks over terug. U staart zich alleen maar blind op die concurrentieslag in de zin
van: nou, als China het gaat doen, dan moeten wij het ook doen. Nee, ga eens een keer
staan voor die andere belangen dan alleen maar dat geld, alleen maar die economische
belangen. Ga staan voor de bescherming van een van de laatste plekken op aarde die
nog onontgonnen zijn, ook voor de komende generaties. Ga daar eens aan denken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Erkens wil nog een vervolgvraag aan u stellen.
De heer Erkens (VVD):
Er bestaat blijkbaar een of ander spookbeeld dat wij zouden zeggen: ga aan de slag
met diepzeemijnbouw. Wat ik net zei, is dat het te vroeg is om een besluit te nemen.
Je moet volgens mij inzichtelijk maken wat de impact is. Je moet gaan kijken naar
wat er noodzakelijk is om te doen áls het verantwoord zou kunnen. Ik vind het vrij
naïef dat we onszelf als Nederland buitenspel zetten, als een van de weinige landen
wereldwijd, samen met een paar West-Europese landen, als die ontwikkeling een bepaalde
kant opgaat. Daarbij ben ik het met mevrouw Teunissen eens dat het nu te vroeg is
om daar een besluit over te nemen. Dat zei ik in mijn eigen inbreng ook: het is te
vroeg. Het actieplan, dat ik samen met het CDA heb opgesteld, gaat juist over meer
ecologisch onderzoek en om de vraag welke innovaties mogelijk zouden kunnen zijn om
daaraan te voldoen. Misschien is de conclusie dat het niet verantwoord kan. Maar ik
vind het naïef om aan de voorkant te zeggen dat we er niet eens naar gaan kijken,
want daarmee zetten we onszelf buitenspel, wetende dat de rest van de wereld misschien
ermee aan de slag gaat. Ik ben het daarom met u eens dat dat niet betekent dat je
het zelf ook maar moet gaan doen als het onverantwoord blijkt te zijn. Maar als je
jezelf nu buitenspel zet, dan kan ik u garanderen dat de landen die het wél gaan doen,
het met veel minder kennis en met veel lagere standaarden gaan doen dan wij relevant
vinden. Dus zou je als Nederland nu niet veel beter kunnen zeggen: gezien de kennis
die we hebben, investeren we in onderzoek, kijken we naar wat de consequenties zijn,
en werken we met andere landen samen om die standaarden internationaal zo hoog mogelijk
te krijgen? Dan kun je over een aantal jaren inderdaad alsnog besluiten om het niet
te gaan doen, als we die informatie op een rijtje hebben staan. Maar door nu te zeggen
«we gaan er niet eens over meedenken», zet je jezelf buitenspel en worden die standaarden
internationaal gewoon lager. Bent u het daarmee eens?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is wel grappig, want als je het heel oppervlakkig bekijkt, lijkt het alsof de
standpunten van de Partij voor de Dieren en de VVD niet eens zover uit elkaar liggen,
want we pleiten allebei voor onderzoek. Maar de Partij voor de Dieren pleit wel voor
ander onderzoek dan de VVD. De VVD zegt: we gaan onderzoeken of het mogelijk is. De
Partij voor de Dieren zegt: we moeten veel meer afweten van de diepzee. Dus ik pleit
wel voor onderzoek. Tuurlijk, dat hou ik niet tegen; er wordt ook volop onderzoek
gedaan naar hoe de diepzee werkt, hoe de ecologische processen in elkaar zitten, wat
de mogelijke gevolgen van inbreuk op de diepzee voor het klimaat zijn. Dát soort onderzoek,
daar ben ik voor. Dat is ook precies wat wetenschappers zeggen: doe het nu niet, omdat
we de komende tien jaar nog niet weten wat de gevolgen zullen zijn. Dat er nu al exploratievergunningen
zijn afgegeven en er op dit moment al wordt geëxploreerd op die bodem, waardoor er
dus al heel veel kapot wordt gemaakt, dát vind ik onverantwoord. Dus voor zo'n type
onderzoek ben ik, maar dan moeten we tot die tijd ook geen economische activiteiten
op de bodem toestaan. Dat is hoe de Partij voor de Dieren erin staat.
De voorzitter:
Eerst nog een vraag van de heer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Ik heb geen vraag voor de Partij voor de Dieren. Maar ik hoorde de heer Erkens zeggen
dat je rapporten van werkgeversorganisaties niet serieus hoeft te nemen. Ik zal dat
verfrissende, nieuwe VVD-standpunt zeker verspreiden in andere commissies, in de beperkte
tijd dat ik hier nog ben.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger namens de GroenLinksfractie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Twee jaar geleden publiceerde ons wetenschappelijk bureau
het rapport over schaarse metalen voor de energietransitie en digitalisering. Ik bood
het de Staatssecretaris Mijnbouw al eerder aan in een debat waarin ik hem vroeg het
winnen van lithium in Nederland als onderdeel van geothermie, uit de afvalstromen,
verder aan te jagen. Dit is een onderwerp dat mijn partij van groot, groot belang
vindt, vanuit het oogpunt van verduurzaming, geopolitiek en de toekomst van onze economie.
We móéten verduurzamen, en snel. Iedere dag dat we wachten, moet het alleen maar nóg
sneller. Maar dit mag alleen gebeuren op een manier dat we niet de andere planetaire
grenzen – biodiversiteit, schoon water, schone lucht – verder in het rood brengen.
Dat dreigt natuurlijk wel te gebeuren.
Daarom is in dit debat, zoals voor mij in ieder debat over energie, de eerste vraag:
hoe gaan we minder kritieke grondstoffen gebruiken? Heeft het kabinet er een analyse
van gemaakt in welke productgroepen en productieprocessen de kritieke grondstoffen
het meest voorkomen en hoe deze vervolgens teruggedrongen kunnen worden? Wat zijn
bijvoorbeeld de concrete stappen voor een verbod op planned obsolescence? En wil het
kabinet het hergebruik van de metalen in de Critical Raw Materials Act nationaal verankeren
op 30% gerecycled potentieel?
Ik lees in het Nationaal Programma Circulaire Economie de zin: «De meest voor de hand
liggende bijdrage aan het verminderen van grondstoffengebruik is: afzien van het maken
of kopen van producten. Daardoor hoeven grondstoffen immers niet te worden gewonnen
of geproduceerd». Een hele heldere zin. Als ik vervolgens naar de maatregelen kijk,
dan staat er helemaal niets over normeren in. Ik wil het kabinet dus echt aanjagen
door te zeggen: kijk naar die grondstoffen, die kritieke grondstoffen, kijk naar hoe
we het gebruik kunnen verminderen, en durf daar dan ook in te normeren en stappen
in te zetten. In de debatten die we hebben gehad over klimaat, zie je elke keer dat
als het over bijvoorbeeld het aanjagen van deelgebruik gaat, dit daar toch ondergeschikt
aan wordt gemaakt.
Voorzitter. Dan winning. Wereldwijd is de mijnbouw verantwoordelijk voor gruwelijke
mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling. De versnelling van vergunningen vergroot
het risico hierop. Zorgvuldigheid in het proces, investeren in voldoende toezicht,
zowel van autoriteiten alsook van ngo's, en transparantie, zodat ook ngo's een kritische
rol kunnen spelen, is echt cruciaal. Het waarborgen van strenge eisen moet de Nederlandse
inzet zijn. Free, Prior and Informed Consent moet steviger verankerd worden in de
Critical Raw Materials Act. Verwijzingen naar internationale verdragen, om de rechten
van de inheemse bevolking te beschermen, moeten heel sterk verankerd worden. En dat
geldt, zeg ik tegen de heer Erkens, uiteraard ook in Europa.
Voorzitter. Dan de diepzeemijnbouw. Mijn collega van de Partij voor de Dieren heeft
net al een heel sterk pleidooi gehouden. Het is een van de laatste plaatsen van wildernis,
waar ecologen nog niet het begin van wetenschap hebben over wat het leven is dat zich
daar, buiten ons zicht, en buiten de menselijke destructiecapaciteit, afspeelt. De
risico's van diepzeemijnbouw zijn immens. Het is een ongecontroleerde omgeving, waar
het op 4.000 kilometer diepte snel, heel snel, misgaat. Ook zijn de risico's op het
gebied van klimaat en wat er vrij kan komen qua CO2 en methaan gigantisch. Wij pleiten dan ook voor een moratorium op diepzeemijnbouw.
Laten we alsjeblieft niet de fouten die we hebben gemaakt op land, zo weer herhalen,
niet de fouten die we hebben gemaakt in de tropische regenwouden van Congo en Papoea-Nieuw-Guinea
herhalen op de bodem van de zee. Het hoeft niet, het is onverantwoord, en druk alsjeblieft
op die pauzeknop voor een moratorium.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. U heeft een... Nou goed. Nou ja, ik wil geen precedentwerking,
want het was natuurlijk wel een lange interruptie, maar dat was... Ja, de heer Bontenbal
mag een vraag stellen aan mevrouw Kröger.
De heer Bontenbal (CDA):
Korte vraag, voorzitter. Is GroenLinks voor het versterken van mijnbouw in Europa,
om de afhankelijkheid van landen als China enzovoorts te verkleinen, gelet ook op
de grondstoffen die we nodig hebben voor de energietransitie? PvdA en D66 hebben zich
nog niet zo lang geleden in een NRC-artikel daarover uitgelaten en gezegd: dat moeten
we dus gaan doen. Ik ben heel benieuwd hoe GroenLinks in dit debat staat en of GroenLinks
ook vindt dat we in Europa gewoon ook weer aan mijnbouw moeten beginnen of dat moeten
uitbreiden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij heeft onze Groenenfractie in Europa ook gezegd dat het onder strenge voorwaarden
kan, dus niet in Natura 2000-gebieden en met goede en zorgvuldige procedures. Want
de discussie die nu in Europa vooral plaatsvindt, gaat over het versnellen van vergunningverlening
en procedures, waar immense risico's aan zitten. Ja, ze hebben gezegd dat mijnbouw
dus inderdaad ook in Europa kan plaatsvinden, om onze afhankelijkheid van China en
van andere gebieden te verminderen. Maar waar het ons echt om gaat, en dat is vergelijkbaar
met de eindeloze discussie over fossiele winning, is dat we een geloofwaardige strategie
zien voor de afbouw en minder gebruik van kritieke grondstoffen. Het is evident –
ik nodig ook de heer Bontenbal uit om het rapport over schaarse metalen voor de energietransitie
en digitalisering van ons wetenschappelijk bureau te lezen – dat we veel meer kritieke
metalen nodig gaan hebben in de energietransitie, en juist daarom heb je een strategie
nodig. Hoe gaan we terugwinnen? Wat doen we op het gebied van urban mining? Hoe gaan
we zorgvuldig met grondstoffen om? Dat is eigenlijk een hele ladder, waarop nieuwe
winning de laatste tree is.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt het rapport van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks lezen,
meneer Bontenbal. Ik zie verder geen vingers meer, dus daarmee zijn we aan het einde
gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De Ministers en de Staatssecretaris hebben
aangegeven twintig minuten nodig te hebben, dus ik schors tot 11.20 uur en dan gaan
we verder.
De vergadering wordt van 10.57 uur tot 11.22 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn inmiddels aanbeland bij de eerste termijn van het kabinet. We zijn nog steeds
bij het commissiedebat over de nationale grondstoffenstrategie, met de vaste Kamercommissie
voor Economische Zaken en Klimaat. De bewindslieden gaan straks toelichten met welke
blokken ze allemaal komen. Ik stel aan de Kamerleden voor dat ze hun vragen stellen
na afloop van een blokje. We stoppen dus even na elk blok, en dan kijk ik naar links
om te zien wie daarover een vraag wil stellen. Daarna gaan we door naar het volgende
blok. Dat lijkt mij een goed voorstel. Het lijkt me ook een goed voorstel om het aantal
interrupties te maximeren op drie. Nee? Ik kon het proberen. Ik had het wel een beetje
ingecalculeerd. Dus ik gun het u dat het vier interrupties worden. Ik had het eigenlijk
wel ingecalculeerd maar ik dacht: ik probeer het eventjes. Nu heeft u uw zin gekregen.
Die heeft u binnen. Dan stel ik voor aan Minister Adriaansens om de blokken even toe
te lichten.
Minister Adriaansens:
Alle blokken?
De voorzitter:
Nee, alleen de titel. We hoeven geen samenvatting per blok te krijgen. Dat kan als
het behandeld wordt. Begin dus maar even met de titels van de blokken, Minister Adriaansens.
Het is ook fijn om te weten van de andere twee bewindspersonen, Minister Schreinemacher
en Staatssecretaris Heijnen, welke blokken zij hebben. Zo hebben we als Kamer een
goed overzicht.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Ik zal de introductie heel kort doen. Ik zal me daarbij inhouden. Daarna
wil ik u iets vertellen over de CRMA en de mogelijkheden voor mijnbouw en raffinage.
Tot slot heb ik nog een blokje overig. Dat is mijn agenda.
De voorzitter:
Dat zijn vier blokken, waarvan het blok intro en het blok overig er dus al twee zijn.
Minister Schreinemacher, wat zijn uw blokken?
Minister Schreinemacher:
Mijn blokken zijn één diversificatie, twee verduurzaming internationale ketens en
drie diepzeemijnbouw.
De voorzitter:
Tot slot Staatssecretaris Heijnen. Wat zijn uw blokken? We zijn inmiddels al bij blok
acht beland.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb niet echt blokken. Ik heb namelijk één blok, over circulariteit en innovatie.
De voorzitter:
Dat hadden we bij u ook wel verwacht. Heel goed. Dan stel ik voor dat de Minister
van Economische Zaken en Klimaat, Minister Adriaansens, begint met het eerste blok.
Dat is de intro.
Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Nederland, overigens evenals Europa, staat voor hele grote uitdagingen
om de doelstellingen rondom verduurzaming en de energietransitie en de digitale transitie
te realiseren. Zoals door een aantal van de commissieleden al is gememoreerd, hebben
onze bedrijven een groeiende behoefte aan kritieke grondstoffen voor de productie
van onder andere chips, batterijen en windmolens. Ik heb hier een heel mooi overzichtje
van waar we eigenlijk allemaal kritieke grondstoffen voor gebruiken. Dat is bijvoorbeeld
ook in belangrijke mate in de gezondheidszorg. Het zijn dus niet alleen auto's.
We zijn voor die grondstoffen voor een groot deel afhankelijk van import uit landen
buiten Europa, omdat zowel de mijnbouw als de raffinage van kritieke grondstoffen
daar plaatsvindt. China is voor Nederland een hele belangrijke leverancier van kritieke
grondstoffen en blijft ook, zeker de komende jaren, een belangrijke partner. Wel willen
we de afhankelijkheden verminderen. Daar zal de Minister voor Buitenlandse Handel
zo het nodige over zeggen. We hebben natuurlijk recente voorbeelden, zoals de afhankelijkheden
bij mondkapjes in de covidperiode, die we als heel ongewenst hebben ervaren. De oorlog
in Oekraïne heeft ons ook laten zien wat de afhankelijkheid van de levering van olie
en gas doet en welke risico's die met zich meebrengt. Dat heeft het nog urgenter gemaakt
dat we ons realiseren dat we die afhankelijkheden zo veel mogelijk moeten laten afnemen
om onze leveringszekerheid te waarborgen. Daarvoor blijft samenwerking met derde landen
nodig.
Zoals ze zelf net aangaf, zal de Staatssecretaris de circulariteit- en innovatiekant
daarvan bespreken. Zoals gezegd liggen de diversificatie en verduurzaming van de ketens
bij de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Maar wij werken
hierbij alle drie heel nauw samen. Het is namelijk een groot onderwerp en loopt dwars
door alle ketens.
Er is al heel veel gebeurd, en we zijn er keihard mee bezig. Zoals gezegd werken we
bijvoorbeeld aan de Critical Raw Materials Act in Europa. We hebben u de nationale
grondstoffenstrategie aangeboden. Ik ben in nauw overleg met het bedrijfsleven aan
het kijken hoe we dit vorm kunnen geven. We bekijken waar de kansen liggen voor duurzame
mijnbouw en raffinage, waar circulaire businessmodellen mogelijk zijn, wat daarvoor
nodig is, en of dat hier of elders in Europa, of überhaupt elders, moet gebeuren.
Wel zien we dat we veel meer kennis nodig hebben, en die hebben we snel nodig. We
zijn ook een heleboel onderzoeken aan het doen om te zorgen dat we beslissingen gaan
nemen op basis van goede feiten.
Op dit moment zijn er lopende onderzoeken. Ik noem er toch een paar. Door het Den
Haag Centrum voor Strategische Studies wordt een studie gedaan naar de rol van het
Nederlandse bedrijfsleven in de internationale grondstoffenketen. Ik verwacht het
resultaat daarvan aan het einde van dit jaar. Er wordt een verkenning gedaan naar
kansen en mogelijkheden voor raffinage van kritieke grondstoffen in Nederland en Europa.
Het karteerwerk in exploratie van kritieke grondstoffen in overzeese gebieden wordt
gedaan door de Geologische Dienst. TNO doet een onderzoek naar de voorraden van kritieke
grondstoffen op de internationale zeebodem in vergelijking met die aan land in Europa.
Er is een nader onderzoek naar de aanwezigheid van kritieke grondstoffen in de Nederlandse
ondergrond. Dat gaat in overleg met de SMb, de Staatssecretaris Mijnbouw. Er is een
verkenning van de belangrijkste kritieke grondstoffen voor Nederland. Dat onderzoek
loopt ook. En er is een CBS-onderzoek naar de concentratie van zeggenschap in de toeleveringsketens.
Dat is een hele rij onderzoeken, maar die hebben we wel heel hard nodig om vervolgens
de goede aanpak te formuleren. Het grootste deel van deze onderzoeken wordt opgeleverd
aan het einde van het jaar, dus ik verwacht dan met een kabinetsreactie te kunnen
komen op de uitkomsten van deze onderzoeken.
Wat staat er de komende tijd op de agenda? Het is duidelijk dat we een actieve industriepolitiek
moeten voeren op basis van diepgaande sectorkennis, monitoring en innovatie om hier
een antwoord op te hebben. Dat is een grote uitdaging. De komende periode zal ik in
dat kader in ieder geval, vooruitlopend op de uitkomsten van die onderzoeken, de zogeheten
Grondstoffenscanner uitbreiden en inzetten op een observatorium. Dat observatorium
is een soort samenwerkingsverband waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheden
kennis delen over de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen en de kwetsbaarheden.
Ook werf ik een speciaal vertegenwoordiger grondstoffen. Zo noemen we die. Hij of
zij gaat een belangrijke rol spelen in het identificeren van kansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven in de grondstoffenketen en bij het sluiten van internationale partnerschappen,
die keihard nodig zijn. Er wordt natuurlijk breder gekeken dan primair gelijkgezinde
landen, want we zijn hier afhankelijk. We moeten naar een oplossing werken. Ten slotte
laat ik TNO en het CBS onderzoek uitvoeren om nader inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden
en hoe we die kunnen verkleinen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Hiermee is het einde van de intro aangebroken. We gaan straks naar het blok over de
Critical Raw Materials Act. Is er iemand die een vraag heeft over de intro? Mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb toch een vraag, die voor mij in ieder geval boven dit debat hangt. Die gaat
over de ordening van onze grondstoffenstrategie. Wat zouden daarbij onze eerste stappen
zijn? Vergelijk het bijvoorbeeld met een – hoe zeg ik dat? – recyclingladder. Dan
staat er de volgende zin. «De meest voor de hand liggende bijdrage aan het verminderen
van grondstoffengebruik is afzien van het maken of kopen van producten. Daardoor hoeven
grondstoffen immers niet te worden gewonnen of geproduceerd.» Kan de Minister van
Economische Zaken op deze zin van het kabinet reflecteren?
Minister Adriaansens:
Dat is natuurlijk waar. Als we allemaal stoppen met überhaupt iets kopen, dan verkleinen
we het probleem, maar we hebben wel grondstoffen nodig voor alles wat we dagelijks
produceren. Je kunt zeker, net als met energiebesparing, inzetten op het besparen
en terugdringen van consumptie. Recent heeft met name Nederland in Europees verband
gezorgd voor een langere termijn waarop producten ... De updates moet je beter doen,
dus je moet niet snel weer naar nieuwe elektronische apparatuur gaan. Maar het moet
ook gerepareerd worden, en niet goed functionerende apparatuur moet teruggenomen worden
door producenten. We hebben de termijn dat je dat als producent moet doen nota bene
verlengd, voor een langere levensduur. Die acties hebben zeker zin.
De voorzitter:
Dank u wel. Anderen? Meneer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik weet niet of ik de vraag hier of straks moet stellen, maar ik gooi ’m er maar meteen
in. U gebruikte net het woord «industriepolitiek». Kan de Minister schetsen hoe zij
dat ziet? Ik heb zelf in mijn bijdrage ook iets geschetst over globalisering. Hoe
hard wil je als overheid daarin ingrijpen? U geeft een aantal dingen aan. We gaan
monitoren en TNO gaat een aantal onderzoeken doen. Dat vind ik allemaal ontzettend
goed. Die inzichten gaan ons, denk ik, heel erg helpen. Maar gaat Nederland of Europa
ook opportunistischer en strategischer in de wedstrijd zitten, wetend dat je dan misschien
ook een keerpunt krijgt in de manier waarop we de afgelopen decennia met globalisering
en internationale handel zijn omgegaan? Andere continenten zijn ook niet te beroerd
om dat te doen. Wat is die industriepolitiek dan precies?
De voorzitter:
De Minister over de industriepolitiek.
Minister Adriaansens:
Dat is inderdaad een terechte vraag van de heer Bontenbal. Wat bedoelen we nou eigenlijk
met dat woord? Dat is terecht. Het heeft volgens mij een aantal kanten. De heer Bontenbal
refereert nu aan de spellen in de internationale handel, de internationale relaties.
Daarvan is de afgelopen periode heel duidelijk geworden dat onze hele open handelsgeest
wel enige beperkingen kent als het gaat over onze nationale veiligheid of over de
belangen die we hebben in de sensitieve technologie. Recent is de Wet vifo in werking
getreden. Dat is ook een voorbeeld daarvan. Daarin accepteren wij bepaalde investeringen
die een risico kunnen vormen voor onze veiligheid, niet meer. Dat zijn wel redelijke
trendbreuken. Desalniettemin benadruk ik bijvoorbeeld ook altijd het belang van handeldrijven.
Dat is essentieel voor ons land. Dat brengt ons onze welvaart. Dat brengt ons ook
de positie om te zorgen voor technologieverbetering. Daar kan uiteindelijk weer de
hele aarde van mee profiteren, als je het een beetje idealistisch bekijkt. We moeten
de goede balans vinden. We moeten niet meer naïef zijn, maar we moeten wel de goede
balans vinden en niet ontkoppelen. Het gaat over derisken, dus over zorgen dat we
de risico's verkleinen.
De voorzitter:
Dank u wel. Anderen? Zo niet, gaan we door naar het volgende blok. Toch wel? Nee.
Dan het volgende blok: critical raw materials. De Minister.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. De heer Bontenbal vroeg hoe we aankijken tegen de doelstellingen in de
Critical Raw Materials Act. We hebben dat aangegeven in het BNC-fiche. We hebben aangegeven
dat we positief zijn over de gestelde doelen in de Critical Raw Materials Act. Wij
onderschrijven die doelstellingen. Ze zijn ambitieus. Ze moeten ook voor 2030 al worden
behaald. Dat is best een kort tijdpad. Tevens zetten wij ons er in de onderhandelingsronde
voor in, zoals we ook in het BNC-fiche hebben aangegeven, om indicatieve doelstellingen
per grondstof te krijgen. Dan kunnen we iets gerichter handelen en kunnen strategische
projecten – dat zijn ook de projecten die in het kader van de CRMA worden benoemd
– effectief gaan bijdragen aan die doelen.
Voorzitter. Een andere vraag in dit blokje was van de Partij voor de Dieren. Mevrouw
Teunissen vroeg naar een reactie op de verhoging van 15% naar 30% van het recyclingdoel
in de CRMA. Hoezeer ik die vraag ook begrijp – we willen namelijk allemaal sneller
en meer; daar is volgens mij geen discussie over – willen wij wel realistische doelen
stellen, omdat ze ook op korte termijn al gelden. Wij hebben gezien dat 15% op dit
moment een realistisch maar ook al ambitieus doel is. Het is nu dus vooral belangrijk
om te kijken hoe we die doelen kunnen bereiken, dus bijvoorbeeld met die strategische
projecten, die ik net noemde.
De voorzitter:
Dit was alweer het CRMA-blokje. Oké. Zijn daar vragen over van de zijde van de Kamer?
Dat is niet het geval. Dan kunnen we in één keer door ... O, toch wel. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor dat het kabinet graag van Europa zou willen dat er per materiaal een doel
gesteld wordt. Mijn vraag was: kunnen we een analyse krijgen van de producten, productgroepen
en productieprocessen waarin deze kritieke materialen een rol spelen, zodat we op
basis daarvan een strategie kunnen hebben? Om welke bedrijven, welke subsidies, welke
regelingen et cetera gaat het? Dan kan inderdaad de afhankelijkheid verminderd worden.
Is de Minister daartoe bereid?
Minister Adriaansens:
Zeker. Dat is ook een van de uitkomsten die ik verwacht bij de onderzoeken die ik
net in de introductie noemde. Zoals mevrouw Kröger vraagt, zal daaruit komen om welke
grondstoffen in welke processen het gaat, welke processen relevant zijn, welke bedrijven
betrokken zijn, waar raffinagemogelijkheden zitten, waar je meer naar recycling moet
kijken et cetera, et cetera. Dat verwacht ik daaruit te krijgen. Als dat niet zo is,
moeten we elkaar scherp houden.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen heeft ook een vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik had gevraagd of Onze Ministers – dat zijn er twee, en net was de eerste al aan
het woord – kunnen benoemen waar Nederland groots in is. Ik vraag dat omdat ik denk
dat het voor het hebben van een grondstoffenstrategie en het toewerken naar die circulaire
economie noodzakelijk is dat we weten welke bedrijven wij in de toekomst nog wel in
Nederland willen en welke niet, en dat er dan een transitiepad ingezet wordt. Alleen
op die manier kunnen we keuzes maken tussen bedrijven die we nog wel willen en die
we niet meer willen in Nederland.
De voorzitter:
De Minister. Waar is Nederland groots in?
Minister Adriaansens:
We zijn in heel veel groots. Daar hebben we het soms te weinig over. Ik zou dat nogmaals
willen benadrukken. We hebben een fantastisch land met hele mooie bedrijven, met heel
veel mensen die iedere dag heel goed werk verrichten. Dat bedoelt mevrouw Hagen volgens
mij ook te onderstrepen. We kunnen in sommige dingen nog grootser zijn dan in andere.
Dat klopt. Ik kom binnenkort met een perspectief. Hopelijk duurt dat niet te lang.
Dan zult u zien dat ik een analysekader heb – dat wil ik tenminste voorstellen – op
basis waarvan je die goede keuzes kan maken. Ik ben niet van de lijn dat ik bedrijf
A en B ga toelaten, maar bedrijf C en D niet. Zo werkt het niet. Maar het wordt wel
steeds duidelijker wat we van bedrijven verwachten, dus dat zal zeker impact hebben.
Een van de belangrijkste pijlers in dat verhaal is duurzaamheid. Daar kunnen we niet
meer onderuit. Dat is een onderdeel van wie we zijn. Dat wordt de komende periode
alleen maar belangrijker. We moeten dat met elkaar goed invulling geven. Maar het
is meer dan duidelijk dat dat een essentieel onderdeel is van het verhaal.
Vervolgens ga ik dat uitwerken, want een soort denkmodel moet ook wel concreet worden.
We zijn op dit moment bijvoorbeeld bezig om een nationale technologiestrategie te
maken, waarin we van de 40 sleuteltechnologieën – we hebben er nogal wat; daar zijn
we groots in – teruggaan naar 5 à 10. Dat is een hele exercitie, want kiezen betekent
ook loslaten. Waarom wil ik dat? Ik wil dat omdat we een relatief klein land zijn.
We zijn groots in daden, maar af en toe klein, vergeleken met de ons omringende landen
en zeker met Amerika en Azië. Als wij geld investeren, moeten we ook zorgen dat we
dat in onze spitsen doen, in degenen die het verschil kunnen maken, die de goals kunnen
scoren en die kunnen zorgen voor de welvaart van het hele land. Dat vraagt wat, want
keuzes maken is ingewikkeld. Maar daar zijn we wel mee bezig.
Het tweede dat ik wil doen, is de groeimarkten beter in kaart brengen. Dat is, denk
ik, een nog iets gerichter antwoord op de vraag van mevrouw Hagen. We gaan duidelijk
maken – ik verwacht dat in de tweede helft van dit jaar te kunnen doen – waar de groeimarkten
voor Nederland zich daadwerkelijk bevinden, zodat we gerichter kunnen investeren.
In het verlengde daarvan weten we dan ook welke bedrijven we moeten aantrekken.
De voorzitter:
Dank u wel. Hierover heeft de heer Bontenbal ook een vraag.
De heer Bontenbal (CDA):
Nee, ik heb geen vraag of interruptie. Ik hoorde niet goed wat u zei over die sleuteltechnologieën.
Dit geldt dus niet als interruptie. Ik hoorde niet goed wat u zei over sleuteltechnologieën,
maar daarin zat volgens mij wat fundamenteels. Kunt u dat stukje heel kort nog even
herhalen?
Minister Adriaansens:
We hebben heel veel technologieën waar we groots in zijn. Onze middelen verdelen we
dus daarover. Denk aan onderzoek, aandacht en tijd. Vergeet dat niet. Alles wat je
aandacht geeft, groeit. Als je echt groots wil zijn in iets, zul je ook iets meer
moeten focussen. Wij proberen dat wel te doen. Daarbij zeggen we niet dat die 30 andere
niet relevant zijn. Maar wat betreft grote investeringen of bijvoorbeeld het aantrekken
van bedrijven die dat kunnen versterken, moeten we iets meer focus hebben.
De voorzitter:
Oké. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het blok over de Critical Raw Materials
Act en de vragen daarover. Dan gaan we nu naar het blok mijnbouw en raffinage.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. De heer Erkens vroeg hoe het staat met het onderzoek naar duurzame mijnbouwmogelijkheden
in Nederland conform de motie-Van Wijngaarden. Zoals net heel kort aangegeven, heb
ik de Geologische Dienst van TNO gevraagd een opzet te maken voor een nieuw onderzoek
naar aardmetalen in Nederland en de overzeese gebieden. Eerder deze maand heb ik een
voorstel ontvangen voor de opzet van dat onderzoek. Dat zijn we nu aan het beoordelen.
Daarna zullen we de Geologische Dienst vragen om dat uit te voeren. Mijn collega,
de Staatssecretaris Mijnbouw, heeft in het debat van 22 juni aangegeven dat de definitieve
onderzoeksopzet met de Kamer wordt gedeeld zodra die gereed is.
Voorzitter. De heer Erkens vroeg ook of er al een plan is voor de verwerking van kritieke
grondstoffen in Nederland. De motie-Erkens/Boucke verzoekt het kabinet om op korte
termijn zo'n plan van aanpak te maken. Wij verkennen op dit moment de kansen en knelpunten
van de raffinage van kritieke grondstoffen in Nederland en de Europese Unie. Ik verwacht
voor het einde van dit jaar de Kamer daarover te informeren. Ik zal expliciet ingaan
op de raffinagemogelijkheden. Ik heb daar ook al met het bedrijfsleven een gesprek
over gevoerd, wat vervolgd wordt. We hadden een rondetafelgesprek op 19 juni. Mijn
positieve ervaring was dat al die bedrijven heel proactief nadenken over de mogelijkheden
van deze raffinage.
De volgende vraag, van de heer Bontenbal, ging over de positieopbouw van de raffinage.
Nederland ziet daarin comparatieve voordelen. Dat is een beetje hetzelfde antwoord,
namelijk dat we de knelpunten en mogelijkheden nu verkennen en daarover in gesprek
zijn met het bedrijfsleven. Voor het aantrekken van bedrijven moet het aansluiten
op de NFIA-strategie. Dat zal dus steeds gerichter worden. Ook dat zal eind dit jaar
in samenhang terugkomen naar uw Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit blok. Er zijn vragen, in ieder
geval van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben blij om te horen dat er eind dit jaar een uitwerking komt van hoe we omgaan
met de grondstofketens, specifiek raffinage. Ik wil er nog iets concreter op ingaan.
Kunnen we in de studie of in de brief aangeven welke twee, drie ketens misschien het
verschil kunnen maken? Ik denk met name aan het klein houden van de lithiumketen.
Australië spreekt op dit moment volgens mij al met de Europese Unie over meer samenwerking
op dit vlak. Duitsland is daarin heel erg zoekende en Nederland kan een sleutelrol
vervullen. Misschien is het iets om concreet parallel uit te werken in de keten. Er
liggen de komende periode namelijk echt kansen.
Minister Adriaansens:
Uit het voorgaande dat ik heb ingebracht, blijkt dat ik zoek naar focus. Ik vind de
suggestie van de heer Erkens een hele goede. Ik zal die meenemen en kijken wat we
daarmee kunnen doen.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ga toch nog terugkomen op de vraag wat industriepolitiek precies is. Laten we het
concreet maken, bijvoorbeeld wat betreft de raffinageactiviteiten: hoe actief gaat
Nederland dat hierheen halen? Je kunt knelpunten wegnemen en in gesprek gaan, maar
dat vind ik nog niet actief genoeg. We maken op andere punten ook al keuzes. Denk
aan de vraag of we hier een nucleaire industrie willen hebben of niet. We hebben het
net gehad over raffinage. Op het gebied van circulaire economie maken we op zich ook
best wel keuzes. In het energiedebat hebben we het hier ook heel vaak over. Ik snap
dat u zegt: we gaan geen individuele bedrijven vertellen dat ze weg moeten of hier
moeten blijven. Maar je kunt als Nederland wel degelijk in de economische structuur
van je land keuzes maken over wat je wel en niet hier wilt hebben. Wil je hier kunstmest
maken, ja of nee? Wil je veel groter worden op het gebied van circulariteit, ja of
nee? Ik vind dat we dat debat wél moeten voeren. Tot nu toe blijft het volgens mij
te vaag of we daarop gaan sturen. Sturen zou heel concreet een wat meer agressieve
aanpak kunnen betekenen om bedrijven hierheen te halen. We hebben het vaak over maatwerkafspraken.
Daar ben ik een groot fan van. Dat moet ook gebeuren. Maar een andere poot in de industriepolitiek
is de nieuwe bedrijven die je graag in je land wilt, hierheen halen. Op dat punt mis
ik tot nu toe eigenlijk nog steeds een strategie. Het mag harder dan alleen maar knelpunten
wegnemen.
Minister Adriaansens:
Ook dat ben ik eens met de heer Bontenbal. Je moet wel een goed denkframe hebben waarin
je de goede beslissingen neemt. Anders wordt het namelijk een subjectieve beslissing,
bijvoorbeeld omdat het toevallig op je pad komt. Daar moet je voor oppassen. Op dit
moment is de strategie van de NFIA wel al aangescherpt ten opzichte van voorheen.
Het is nu veel meer kwalitatief. Op basis van regeringsbeleid wordt gekeken naar bedrijven
die daarbij aansluiten. Maar dat kan nog een stukje selectiever. Het perspectief op
de economie, de groeimarkten en de NTS, de nationale technologiestrategie, gaan daarbij
helpen. Ook de onderzoeken die ik net heb genoemd, gaan daarbij helpen. Daarom zei
ik ook dat er verschillende manieren zijn waarop je naar industriepolitiek kunt kijken.
Enerzijds is het de wijze waarop wij ons op het wereldtoneel begeven, hoe wij ons
gedragen. Maar het ziet ook, en het is terecht dat de heer Bontenbal dat noemt, op
waarop je inzet en investeert en hoe je dat doet. Van oudsher is Nederland niet zo
gewend om zwaar te investeren. Dat wijkt echt af van wat andere landen doen. Als u
het aan mij vraagt, denk ik dat we daar wel een tandje bovenop mogen doen. Maar goed,
dan praat ik nu even voor eigen parochie. Ik denk dat wij spitsen moeten hebben om
de wedstrijd te winnen. Dat wil niet een heel breed spel zeggen. We moeten zorgen
voor een goed team. We moeten ervoor zorgen dat het team staat en dat er een veld
is om op te spelen, maar we zullen wel een paar kanjers nodig hebben om de ontwikkeling
bij te houden. Op dit moment lopen wij achter. We moeten echt realistisch zijn. Je
ziet dat in Amerika 40% meer wordt geïnvesteerd in R&D. In Azië gebeurt dat ook. Het
gaat niet alleen over deze technologieën, maar bijvoorbeeld ook over AI en andere
technologieën. We moeten dus een tandje bijzetten, ja.
De heer Bontenbal (CDA):
Over dat laatste moeten we misschien nog eens een apart debat hebben. Ik ben het daar
zeer mee eens. Dan bouw ik even voort op wat u eerder zei over de sleuteltechnologieën.
Ik heb een vraag gesteld over het missiegedreven innovatiebeleid enzovoorts. Op het
gebied van substitutie lijkt mij dat Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen
een hele grote rol zouden kunnen spelen. Volgens mij hebben wij heel veel intelligente
wetenschappers die kunnen bedenken hoe je bepaalde zeldzame aardmetalen in batterijen
of iets anders zou kunnen vervangen. Bent u bereid om dat hele missiegedreven innovatie-
en onderzoeksbeleid een keer flink over de kop te gooien en te kiezen voor een beperkt
aantal sleuteltechnologieën, waaronder bijvoorbeeld iets als substitutie?
Minister Adriaansens:
Het missiegedreven innovatiebeleid is recent herijkt. We gaan nu de innovatieagenda's
daarop aanscherpen. Ik zoek even mijn aantekeningen hierover. Er werd gevraagd naar
de kennis- en innovatieagenda, waar het onderzoek naar substitutie van zeldzame aardmetalen
en andere grondstoffen onderdeel van uitmaakt. Ik verwacht begin november te komen
met een kennis- en innovatieconvenant, waar die agenda's dan aan zitten. Daarmee maak
ik het dus concreter.
Ten aanzien van het gegeven dat we heel veel kennis hebben en dat we ervoor moeten
zorgen dat we die gericht gebruiken: op dit moment ligt er een aantal voorstellen
voor bij het NGF, het Nationaal Groeifonds. Die hebben hiermee te maken. Het is dus
even afwachten wat daarmee gebeurt.
De heer Erkens (VVD):
Ik ben blij dat de Minister in haar aanpak meeneemt wat de focus rondom de raffinage
gaat zijn. Ik wil het nog specifieker maken. Op het gebied van lithium liggen er misschien
nu al concrete kansen met Duitsland en Australië, zoals ik al aangaf. Is de Minister
bereid om parallel aan het uitwerken van de aanpak gesprekken te voeren? Zij kan zich
uiteraard gesterkt voelen door het opiniestuk van de heer Paternotte en mevrouw Kuiken,
die ook daartoe oproepen. Het lijkt mij dat collega Schreinemacher de hele wereld
over vliegt. Een bezoek aan Australië of Duitsland kan zo geregeld zijn. Gaat de Minister
daarmee aan de slag?
Minister Adriaansens:
Het artikel triggerde mij. Ik had het graag in het debat gedaan. Een heleboel van
die zaken zijn onderhanden. Dit is ook onderhanden. Er wordt hard aan gewerkt.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we nu door naar het blok overig, het laatste blok van de Minister
van EZK.
Minister Adriaansens:
Een vraag van de heer Bontenbal: «Wat betekent de strijd om grondstoffen voor de energietransitie
in het bijzonder en de koers die we hebben ingezet? We houden geen rekening met de
grondstoffenimpact van energietechnologieën. Moeten we dat niet meer meewegen? Hoe
kwetsbaar is ons duurzame energiesysteem als grondstoffen schaars en duur zijn?» Ik
verwijs naar het concept-Nationaal Plan Energiesysteem. Dat wordt met uw Kamer gedeeld.
Daarin wordt ingegaan op de beschikbaarheid van grondstoffen en circulariteit als
randvoorwaarde voor de energietransitie. Die schaarste aan grondstoffen vormt inderdaad
een risico op vertraging of duurder worden van de energietransitie. We hebben al eerder
in debatten met elkaar gedeeld – dat werd net ook al door een aantal van uw commissieleden
gedeeld – in welke mate wij afhankelijk zijn van cruciale grondstoffen die we nodig
hebben voor de energietransitie. Dat hoef ik niet te herhalen, maar het is wel de
kern van het probleem. De schaarste vormt inderdaad een risico op vertraging of het
duurder worden, want dat is natuurlijk ook een aspect. Daarom zetten we ook in op
energiebesparing, een circulaire inrichting van het energiesysteem en een diverse
mix aan energietechnologieën, om het zo robuust mogelijk te maken. Met de uitvoeringsagenda
van het Nationaal Plan Energiesysteem verkennen we hoe het grondstoffengebruik op
termijn meer kan meewegen bij de keuzes die we maken tussen de verschillende routes
of technologieën binnen dat systeem.
Voorzitter. Dan ga ik door met een andere vraag, ook van de heer Bontenbal, namelijk
of de uitwerking van de strategie niet breder getrokken zou moeten worden. Daarmee
refereerde hij aan de reikwijdte. Hij vroeg: over welke stoffen hebben we het nu?
De focus van de nationale grondstoffenstrategie ligt volgens de Europese definitie
op de kritieke grondstoffen, op de middellange termijn. In het Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie is er specifiek aandacht voor de andere grondstoffen voor
de chemie. Ik noemde net al het Nationaal Plan Energiesysteem. Daarmee geven we bijvoorbeeld
aandacht aan de toekomstige behoefte aan hernieuwbare koolstof. Voor kritieke grondstoffen
voer ik dit jaar een – er komt nu een vreselijk woord; daar moet ik even over nadenken
– kritikaliteitsanalyse uit. Daarin bepaal ik welke grondstoffen specifiek voor Nederland
kritiek zijn. Voor secondaire grondstoffen en biogrondstoffen is er veel samenwerking
met de chemische industrie, onder andere via het Nationaal Programma Circulaire Economie
en het Transitieteam Kunststoffen.
Voorzitter. Een andere vraag, van de Partij voor de Dieren, was of wij erkennen dat
er niet genoeg grondstoffen zijn om het huidige wagenpark geheel te vervangen door
elektrisch. Ik denk toch dat het goed is om het in de hele breedte te bekijken. Het
gaat niet alleen over auto's, maar ook over zorg, windmolens en alle apparaten die
we nodig hebben voor de hele energietransitie. Het gaat ook over veiligheid, drones,
defensie, dus over van alles. Daar lopen die onderzoeken ook voor. Ik kom aan het
einde van het jaar met een uitkomst en een reactie erop. Daarbij zullen we ook kijken
naar de auto's.
De voorzitter:
Dank u wel. Zijn er vragen? Van mevrouw Teunissen, wellicht over de kritikaliteitsanalyse.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik snap dat het natuurlijk breder gaat dan grondstoffengebruik; dat is evident. Maar
mijn vraag ging specifiek over het verkeer. Dat is niet voor niks. Als je het wereldwijd
bekijkt, zie je dat het verkeer een enorm beslag legt op de grondstoffenvraag. Het
gaat zelfs om iets van de helft. Daarom vind ik de vraag heel cruciaal en vind ik
het eigenlijk een beetje teleurstellend dat de Minister zegt: aan het einde van het
jaar kom ik met een reactie in een heel veel bredere context. Maar de vraag stijgt
nu enorm. We hebben het nu over de grondstoffenstrategie. Ik ben dan benieuwd naar
de visie van het kabinet op het wagenpark in Nederland. Gaan we nu inzetten op het
volledig vervangen van het huidige wagenpark in elektrisch? Of gaan we het doen in
combinatie met de omslag naar andere vervoerssystemen? Dan heb je namelijk veel minder
nodig. Ik ben benieuwd naar de positie van het kabinet daarin.
Minister Adriaansens:
Dit zijn hele ingrijpende beslissingen. Daar heb je gedegen onderzoek en goede feiten
voor nodig. Wij zullen die onderzoeken echt nodig hebben om tot een hele goede aanpak
te komen. Die aanpak zal kabinetsbreed moeten zijn. Dit betreft namelijk de mobiliteitsportefeuille
van mijn collega, de portefeuille van de Minister voor Buitenlandse Handel, van de
Staatssecretaris van VWS en eigenlijk van alle bewindspersonen. Dat is echt meer dan
op basis van de huidige inzichten. Het is een veel bredere analyse die we zullen moeten
doen. Dat geldt ook wat betreft de mogelijkheden om daarop een antwoord te verzinnen.
Ik denk dat het binnen afzienbare tijd is, namelijk voor het einde van het jaar. Ik
zet daar heel veel urgentie op. Dat delen we. Er moet zeker een goed verhaal zijn
en een goed perspectief, maar ik kan niet toveren. Ik kan het niet op korte termijn
zonder data. Dat is ook niet verantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Een extra vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is evident dat het een ingrijpende keuze is. Daarom zitten we hier ook. Daarom
komen we met een grondstoffenstrategie. De Minister zegt: ik ga er nog meer onderzoek
naar doen. Dat kan. Dat is op zich prima. In de strategie mist wat mij betreft echt
dat we op basis van onze behoeften en de beschikbaarheid van grondstoffen aan het
debatteren zijn. Dat zijn we nu namelijk niet aan het doen. Aan de andere kant is
het natuurlijk uiteindelijk een politieke keuze. Ga je inzetten op het volledig vervangen
van het wagenpark in elektrisch? Of ga je echt de modal shift maken? Het is niet de
eerste keer dat we het erover hebben. We weten al decennialang ... China heeft sinds
2009 ingezet op elektrificering van het wagenpark. Het is dus niet alsof we het er
voor het eerst over hebben. Mijn punt is dus dat het een politieke keuze is. Ik begrijp
nu dat de Minister die politieke keuze niet maakt en voor zich uitschuift door weer
met onderzoek te komen. Ik ga de brief voor het eind van het jaar nog afwachten, maar
dan verwacht ik daar wel een hele duidelijke politieke keuze in, want anders is het
hele wagenpark straks al vernieuwd. Die ontwikkeling is namelijk allang gaande. Dus
ik verwacht dan echt een heldere politieke keuze. We kunnen echt niet meer wachten.
Minister Adriaansens:
Ook met een uitspraak van het kabinet aan het einde van dit jaar kunnen we niet alles
keren. We zijn nog maar in Nederland. Er worden heel veel auto's ergens anders geproduceerd.
Er zit een wereldmarkt achter, maar dat terzijde. Ik ben het eens met de urgentie.
Ik vind dat we daar een goed plan voor moeten hebben. We hebben daar heel veel onderdelen
voor. Dat betreft circulariteit en recycling, waar de Staatssecretaris het nodige
over zal zeggen. Onze ambities zijn heel groot, maar we moeten er wel voor zorgen
dat we het doen op basis van feiten. We moeten weten wat het bedrijfsleven daarin
kan doen en wat haalbaar is. Ik denk niet dat ik er verder iets aan toe te voegen
heb. Wij delen de urgentie en wij komen daar in het najaar, voor het einde van het
jaar, op terug.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik hoor dat de grondstoffenmonitor gericht is op de kritieke grondstoffen. Maar is
het Ministerie van EZ dan niet eigenlijk al aan het voorsorteren, terwijl we juist
met alle bedrijvigheid en onze ondernemers in gesprek zouden moeten gaan over de noodzaak
en afhankelijkheid van bepaalde grondstoffen? Ik heb het dan specifiek over de bedrijven
waar Nederland zo groot in is.
Minister Adriaansens:
Die lijst is niet statisch. Die wordt volgens mij één keer in de drie jaar vernieuwd.
We kijken wat op dat moment de lijst is van kritieke grondstoffen. Dat doen we ook
in Europees verband.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, maar dat is dan wel een nieuwe vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
Nee, want dit is niet wat ik zei.
De voorzitter:
Jawel.
Mevrouw Hagen (D66):
Nee, want ik vroeg: beperken we ons tot kritieke grondstoffen? En het antwoord is:
die kritieke grondstoffen worden aangepast. Maar dat is dus niet mijn vraag. Als we
weten dat waterschaarste een probleem is, dan is de grondstof water toch wel iets
waar we ons op moeten richten. Als op de voorpagina van het FD staat «het hout is
op», dan is het wel heel erg zonde als we ons als Nederland niet op hout richten.
Mijn vraag is dus: sorteert het ministerie niet al te vroeg voor op welke grondstoffen
wij nodig hebben, als we ons alleen maar richten op kritieke grondstoffen? Dat was
mijn vraag.
Minister Adriaansens:
Ik heb bij een van de andere vragen geprobeerd het inzicht te geven dat alle materialen,
alle producten, alle grondstoffen in de hele brede zin over verschillende onderwerpen
en verschillende departementen zijn verdeeld. Het Ministerie van IenW gaat over water.
Daar is wel degelijk aandacht voor de schaarste op het gebied van water. De zorg van
mevrouw Hagen dat we dat misschien eventueel niet zouden zien, kan ik ontkrachten,
want we zien het wel degelijk. Alleen, ik probeer mij te focussen – dat zei ik net
ook aan het begin van mijn betoog – om iets voor elkaar te krijgen. Daarom heb ik
een nationale grondstoffenstrategie, gericht op kritieke grondstoffen. Laten we daar
nou maar eens een paar stappen in zetten in dit kader. Dat wil niet zeggen dat we
in een ander verband niet ook heel hard werken. We willen er in de volle breedte voor
zorgen dat we voldoende basismaterialen hebben voor de industrie, maar vooral ook
voor de huishoudens. Water gaat natuurlijk veel breder dan dat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is hiermee een einde gekomen aan de bijdrage aan de Minister van EZK.
Minister Adriaansens:
Nee, nee, nee. Ik heb nog een aantal vragen.
De voorzitter:
O, ik dacht dat dit al het einde was van het blokje overig.
Minister Adriaansens:
Ik zal kijken hoe snel ik erdoorheen kan gaan, voorzitter, want dat begrijp ik.
De voorzitter:
Dan hebben we de systematiek wat dat betreft losgelaten.
Minister Adriaansens:
Ik zat nog in het blokje.
De voorzitter:
U zat nog in het blokje. Ik dacht dat we al aan het einde waren. Gaat u verder.
Minister Adriaansens:
Ik heb er inderdaad een aantal gehad, dus ik blader snel door. Mevrouw Hagen vroeg
nog of ik kon toezeggen om te onderzoeken hoe de Nederlandse subsidies en normen voor
bijvoorbeeld elektrische auto's, batterijen en zonnepanelen beter bij de industrie
terecht kunnen komen. Wij moeten inderdaad het vestigingsklimaat voor cleantech aantrekkelijk
houden. We werken eraan met het Green Deal Industrial Plan van de Europese Unie. We
werken met het Klimaatfonds en onder andere met initiatieven van het Nationaal Groeifonds.
Daarnaast werkt de Europese Unie met een duidelijke visie en maakt ze gebruik van
normeringen, beprijzingen, subsidies, gezamenlijk de businesscase voor schone technologieën.
We zijn met de NZIA, de Net-Zero Industry Act, aan het kijken hoe we kunnen zorgen
voor het bevorderen van de clean technologies en wat daarvoor nodig is. Denk onder
andere aan hoe je beter investeringen daarnaartoe kunt leiden en aan betere procedures
om toegang te krijgen tot die middelen. Voor die genoemde producten steunt Nederland
de ambitieuze maatregelen die onder de Ecodesignrichtlijn zijn gesteld met ontwerpeisen
op het gebied van duurzaamheid. Dat betreft dus ook eisen rondom recycling, materiaalgebruik
en efficiëntie.
Voorzitter. Een andere vraag van mevrouw Hagen was of we inzetten op aansluiting bij
de IPCEI Batterijen. Dat is een terechte vraag. Die vraag is ook in het debat over
innovatie aan de orde gekomen. Het is op dit moment niet mogelijk om aan te sluiten
bij het bestaande IPCEI voor batterijen. Er zijn twee IPCEI's op het gebied van batterijen.
Het eerste IPCEI liep via Frankrijk, maar dat was te kort open om er deel aan te kunnen
nemen. Vervolgens kwam het tweede IPCEI voor batterijen en dat liep via Duitsland,
maar dat is vervolgens teruggetrokken door Duitsland. Wij hadden heel graag meegedaan
als indirect lid van het tweede IPCEI voor batterijen. Dat zou als indirect lid zijn,
omdat onze footprint nog te klein is om het IPCEI te trekken. We hebben het Battery
Competence Center, het BCC, een samenwerkingsverband uit Nederland dat zich wil aansluiten
bij de Europese Batterij Alliantie. Wij zoeken ook internationaal aansluiting bij
landen die meer voortgang op batterijtechnologie weten te boeken. Zo heb ik onder
andere zelf ook recent een MoU gesloten met mijn Duitse collega. Ook hebben we met
Californië een MoU om daar vervolg aan te geven. Verder zijn we in het Innovatie Attaché
Netwerk druk bezig om Nederland internationaal te positioneren op het gebied van batterijen.
Het is dus niet zo dat we op dat vlak niks doen, maar we moeten wel de mogelijkheden
benutten die er zijn.
Voorzitter. De heer Bontenbal vroeg hoe het zit met de strategische voorraden van
kritieke grondstoffen en halffabricaten. Als kabinet zijn wij voorstander van het
aanhouden van strategische voorraden wanneer de situatie daarom vraagt. De CRMA biedt
een methodiek daarvoor, zoals de heer Bontenbal weet, en de mogelijkheden om op EU-
en lidstatenniveau te identificeren waar de risico's zich bevinden. Als Nederland
vinden wij eigenlijk dat dit verder zou moeten gaan dan onbewerkte of bewerkte strategische
grondstoffen. Dit zou ook moeten gaan over halffabricaten, componenten en finale producten,
omdat er risico's kunnen zijn in de hele waardeketen. Om vast te stellen wanneer ingrijpen
noodzakelijk is, worden de kaders gegeven door het SMEI, het Single Market Emergency
Instrument. Er wordt nog onderhandeld over wanneer dat ingrijpen nodig zou zijn.
Dan ben ik door de vragen heen, voorzitter.
Mevrouw Hagen (D66):
De Minister triggerde me net wel eventjes. Ze zei namelijk dat Minister Harbers wel
toeziet op waterschaarste, maar heeft het Ministerie van EZ dan contact met Minister
Harbers over het gebruik van water bij bijvoorbeeld Tata Steel, dat grote hoeveelheden
water gebruikt? Dat soort afwegingen zijn namelijk nodig ten aanzien van onze toekomstige
circulaire economie.
Ik heb ook nog een vraag die openstaat, namelijk of er ook ruimte gemaakt wordt voor
circulaire bedrijven op het net. Op dit moment zijn er gewoon circulaire bedrijven,
recyclebedrijven, die geen aansluiting kunnen vinden op het net. Ik snap dat wij daar
niet per se als overheid over gaan en dat er ook lagere overheden over gaan, maar
in zo'n maatwerkaanpak is het heel belangrijk dat zij door kunnen gaan als circulair
bedrijf.
Minister Adriaansens:
Mooi dat zo'n debat over grondstoffen eigenlijk over alles gaat, hè? Het wordt zeker
steeds duidelijker dat we niet meer onbegrensd toegang tot water hebben. Daar maak
ik mij ook zorgen over. Als u dus aan mij vraagt of wij als Ministerie van Economische
Zaken daar contact over hebben met het Ministerie van IenW om met elkaar te kijken
of we hier de goede afwegingen in maken, dan zeg ik: ja, zeker. Het is ook zo dat
bedrijven zelfs op dit moment al geen aansluiting meer kunnen krijgen. Ik ervaar dus
ook direct dat er niet voldoende watercapaciteit is. Ik ervaar dat dus ook als een
begrenzing en een probleem.
Ten aanzien van netcongestie: we hebben schaarste aan alles, ook aan netcapaciteit.
De afgelopen jaren is de behoefte in Nederland echt schrikbarend toegenomen. Als ik
het goed heb, is er ook net een brief over netcongestie aan de Kamer gestuurd. Daarin
is ook de aanpak aangegeven. We verzwaren in ieder geval het net. Er wordt 7 miljard
extra geïnvesteerd in het verzwaren van de netcapaciteit. Daarbij lopen we overigens
wel weer tegen problemen aan, want we hebben te weinig mensen en ook te weinig stikstofruimte.
We kunnen dus niet alles in dat tempo voortzetten, maar het verzwaren van het net
is wel nodig. Daarnaast moeten we beter omgaan met de ruimte die er wél is op het
net. Er zijn echt nog veel mogelijkheden om die beter te benutten. Dat zit nog niet
helemaal in ons DNA, maar we moeten die flexibilisering vergroten. Dat neem ik ook
mee in de maatwerkafspraken.
Ten aanzien van wat u zei over circulaire bedrijven: op dit moment kan ik bedrijven
geen voorrang geven bij aansluiting op het net, maar we moeten wel met elkaar zorgen
dat we daar de goede beslissingen in nemen. Er wordt dus ook naar gekeken hoe we dat
op een verantwoorde manier kunnen doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we nu wel echt aan het einde gekomen van de bijdrage van de Minister
van EZK. We gaan door naar Minister Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, met het blok diversificatie.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Minister Adriaansens is al heel breed ingegaan op de uitdagingen
waar Nederland voor staat als het gaat om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
voor de energietransitie en andere transities. Ik zal in mijn beantwoording dus in
ieder geval ingaan op de diversificatie, maar een randvoorwaarde daarvoor is natuurlijk
ook de verduurzaming van de winning. Of dat nou in Europa zou gebeuren of elders,
het is wel de bedoeling dat dat op een duurzame manier gebeurt. Dat gaat over de winning
en verwerking van en de handel in grondstoffen.
Ik wil beginnen met diversificatie. Minister Adriaansens is ook al ingegaan op de
Critical Raw Materials Act. De EU heeft nu echt momentum om meer ambitie en daadkracht
te tonen op het gebied van kritieke grondstoffen. Nederland speelt daar een aanjagende
rol in met EZK, maar ook vanuit mijn portefeuille heb ik recentelijk een non-paper
verspreid onder de lidstaten over de externe dimensies van de Critical Raw Materials
Act, waarin ik pleit voor het meer benutten van de instrumenten van het handels- en
investeringsbeleid, het aangaan van grondstoffenpartnerschappen op gelijke voet, steun
aan strategische projecten en de inzet op verduurzaming en lokale impact.
Juist een coherente en gebalanceerde aanpak helpt de Europese Unie zich te onderscheiden
op internationaal niveau. De Europese Commissie is daar ook wel echt voortvarend mee
aan de slag gegaan. Zij hebben recent partnerschappen gesloten op het gebied van grondstoffen
met Canada, Namibië, Kazachstan en Oekraïne en met andere landen wordt nu verder onderhandeld.
Die samenwerkingsverbanden houden bijvoorbeeld het stimuleren van wederzijdse investeringen,
technische samenwerking, het delen van best practices en het opzetten van gemeenschappelijke
standaarden in.
Aanvullend op de Europese grondstoffenpartnerschappen kijk ik zelf ook naar kansen
voor het sluiten van bilaterale partnerschappen. Daarbij gaat het echt om het combineren
van specifiek Nederlandse handelsrelaties en kwetsbaarheden, de belangen en expertise
van het Nederlandse bedrijfsleven en de combinatie daarvan met de ambities van grondstofrijke
landen. Je ziet namelijk dat grondstofrijke ontwikkelingslanden de afname van grondstoffen
vaak koppelen aan investeringen op het gebied van lokale verwerking. De Europese Global
Gateway kan hierin een belangrijke rol spelen.
Daarnaast – daar zet ik me natuurlijk ook samen met mijn collega van EZK voor in –
is het belangrijk dat het bedrijfsleven proactief is. Daar is echt al het een en ander
over gewisseld. Het kabinet brengt in kaart welke Nederlandse bedrijven internationaal
actief zijn in de mijnbouwsector en in de handel in en verwerking van kritieke grondstoffen.
Die resultaten verwachten we na de zomer en dan kunnen we ook weer verder kijken hoe
we handelsinstrumenten kunnen inzetten om die bedrijven te helpen, te ondersteunen
en aan te moedigen om verder te gaan in de mijnbouw.
In het kader van de diversificatie vroeg de heer Erkens ook naar nieuwe partnerschappen.
Daar heeft mijn collega ook al op gereageerd. Dat past eigenlijk ook in het aangaan
van Europese partnerschappen, maar we kijken ook bilateraal en het kan dus ook trilateraal,
zoals met Australië en Duitsland. Ik was zelf gisteren nog in Beieren en heb daar
met hun Minister gesproken over de samenwerking op het gebied van waterstof bijvoorbeeld.
Ik heb daarnaast benoemd dat wij ook op circulariteit – Nederland is daar heel goed
in; daar zal de Staatssecretaris zo meer over zeggen – graag samenwerken en ik heb
gevraagd of we kunnen kijken of we een partnerschap kunnen sluiten op het gebied van
bijvoorbeeld grondstoffen en verwerking. Dat staat nu echt nog een beetje in de kinderschoenen,
ook omdat we die onderzoeken nog afwachten, maar ik vind het wel belangrijk om alvast
pave the way te doen, om het even in goed Nederlands te zeggen. Daarmee bedoel ik
dus dat we kijken of we met Duitsland, maar bijvoorbeeld ook met alleen Beieren, zo'n
soort partnerschap zouden kunnen aangaan en samen kunnen inzetten op raffinagecapaciteit.
De heer Erkens vroeg ook naar de grondstoffendiplomatie en zei dat die natuurlijk
ook nodig is. We hebben daar veel aandacht aan besteed in de Afrikastrategie, die
we volgende week met de Kamer zullen bespreken. Wij delen de zorgen – verschillende
leden hebben die genoemd – dat veel van de grondstoffen nu vanuit Afrika eerst naar
China gaan voor verwerking en daarna pas naar ons. Dat maakt ons kwetsbaar, want we
zijn eigenlijk veel te afhankelijk van één land, één werelddeel, voor die kritieke
grondstoffen. We moeten daarom echt gaan inzetten op een betere en duurzamere manier
door verwerking ook lokaal, dus verwerking ter plekke, te laten plaatsvinden. Maar
dat moet, zoals gezegd, op een duurzame manier gebeuren. Ik zal zo nog wat verder
ingaan op wat wij daar als Nederland voor doen.
We zien ook echt dat Afrikaanse landen beperkingen gaan opleggen aan de export van
grondstoffen als die niet gepaard gaat met lokale waardetoevoeging. Dat is eigenlijk
ook wat wij in de Afrikastrategie hebben benoemd, namelijk dat we echt kijken naar
partnerschappen op basis van gelijkwaardigheid. Het is natuurlijk belangrijk om een
interessant voorstel neer te leggen voor Afrikaanse landen waar ook lokale verwerking
bij zit. Dat is een van de onderwerpen waar we het met bedrijven over hebben, dus
hoe dat zowel interessant voor hen kan zijn als voor het land waar zij dan eventueel
die activiteiten kunnen ontplooien. Zoals ik al zei, zetten we daarom in EU-verband
in op investeringen via de Global Gateway. Vanuit Nederland zetten we in op de verduurzaming
van grondstofwinning in Afrikaanse landen en kijken we verder naar mogelijke bilaterale
partnerschappen.
Dan heb ik nog een aantal opmerkingen in aanvulling op wat Minister Adriaansens al
zei over batterijen en dat we kijken in hoeverre we op dat vlak al kunnen aansluiten
op projecten. Het IPCEI is nu even lastig, maar ik was twee maanden geleden bijvoorbeeld
nog in Noord-Frankrijk met tientallen Nederlandse bedrijven die ook zelf bezig zijn
met technologie voor batterijen. We hoeven natuurlijk niet altijd alleen maar te kijken
naar hoe we de productie in Nederland zelf kunnen hebben. Het is juist in Europees
verband belangrijk dat we kijken naar de ecosystemen en dat we ervoor zorgen dat Nederland
ook deel uitmaakt daarvan. Frankrijk bouwt nu gigabatterijfabrieken en wij hebben
juist de kennis over recyclen en technologie die daar goed bij aansluit. Dit was maar
een voorbeeld van de handelsmissies die we organiseren om bedrijven aan elkaar te
koppelen, in dit geval om Nederlandse bedrijven aan hun Franse counterparts te koppelen.
Dat was echt een heel succesvolle missie. Op die manier doen we natuurlijk ook mee
met de productie van batterijen, ook al vindt die misschien niet op Nederlands grondgebied
plaats.
Tot zover mijn beantwoording als het gaat om diversificatie.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de leden. Er zijn geen vragen. Dan gaan we naar het blok
over de verduurzaming van internationale ketens.
Minister Schreinemacher:
Ja. De verduurzaming van de ketens is een belangrijk handelingsperspectief dat in
de grondstoffenstrategie staat. Ik ga even terug naar het vertrekpunt. We hebben juist
die grote volumes kritieke grondstoffen nodig voor de energietransitie, om de SDG's
te halen en om de klimaatdoelen te helpen bereiken, maar dan moeten we de mijnbouw,
de raffinage en de grondstoffenhandel zelf ook verduurzamen, want anders zijn we eigenlijk
het paard achter de wagen aan het spannen. Verduurzaming bedoel ik hierbij breed,
dus of het nou gaat om het respecteren van mensenrechten, het tegengaan van kinderarbeid,
leefbare lonen, het tegengaan van conflicten, het terugbrengen van watergebruik en
broeikasemissies of een betere omgang met mijnbouwafval: het zijn allemaal elementen
en belangrijke randvoorwaarden waar het kabinet op inzet.
Onze inzet is daarbij drievoudig: het agenderen en kwantificeren van de impact van
de sector, de inzet op imvo en flankerende maatregelen, en de inzet op meer duurzame
mijnbouw in ontwikkelingslanden. Ik zal daar voorbeelden van geven. Nederland is internationaal
echt een koploper op het gebied van verduurzaming. We zijn initiatiefnemer en de grootste
donor van het European Partnership for Responsible Minerals. Dat initiatief helpt
bedrijven onder andere met voldoen aan imvo-standaarden waar het gaat om mijnbouw.
Het heeft ook een projectbudget, waarmee we, juist in ontwikkelingslanden, kleinschalige
mijnbouwprojecten helpen te verduurzamen en helpen te voldoen aan Europese standaarden,
zodat ook hun producten de Europese markt op kunnen. Op die manier helpt Nederland
dus bij het verduurzamen. Een ander voorbeeld is de Nederlandse Commissie m.e.r.,
die overheden ondersteunt bij het opzetten, uitvoeren en opvolgen van strategische
en sociale milieueffectrapportages, ook in ontwikkelingslanden. Op die manier draagt
Nederland daaraan bij.
Mevrouw Teunissen is nu even naar een ander debat, geloof ik, maar ik zal antwoord
geven op haar vraag of wij kunnen helpen bij het overgaan op winning zonder de biodiversiteit
aan te tasten. De mijnbouw heeft inderdaad potentieel een impact op de biodiversiteit,
bijvoorbeeld door ontbossing. Het kabinet zet dus in op het verkleinen van die impact.
Ik heb twee voorbeelden. Nederland steunt de Green Livelihoods Alliance, die lokale
gemeenschappen ondersteunt bij het opkomen voor hun rechten en de bescherming van
natuur in mijnbouwgebieden. Daarnaast zijn er, als onderdeel van het door ons gesteunde
Central African Forest Initiative, afspraken gemaakt met de Democratische Republiek
Congo en Gabon over verduurzaming van de mijnbouw. We doen dat dus op regeringsniveau,
maar ook door lokale gemeenschappen te ondersteunen bij mijnbouw.
Dan kom ik op het blokje diepzeemijnbouw. Daar zijn verschillende vragen over gesteld.
Nog voor de zomer...
De voorzitter:
Om alles weer goed af te sluiten, kijk ik toch eventjes naar de Kamerleden. Er is
een vraag van mevrouw Kröger over het blok verduurzaming internationale ketens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor over allerlei initiatieven, waarvan ik ook hoor dat er heel veel op vrijwilligheid
zit. Ik vroeg of dat bijvoorbeeld via Free, Prior and Informed Consent goed wordt
verankerd, om echt harde garanties te bieden. Daar heb ik eigenlijk geen reactie op
gekregen van de Minister.
Ik heb ook de volgende vraag. Het risico is dat certificering en vrijwillige afspraken
gewoon veel en veel te zwak zijn. Is de Minister het met mij eens dat we echt bedrijven
moeten uitsluiten, met concrete uitsluitingscriteria in de richtlijn voor de publieke
sector en de richtlijn voor gunning van concessiecontracten, op het moment dat er
mensenrechten worden overtreden, op het moment dat er OESO-richtlijnen worden overtreden,
op het moment dat er sprake is van corruptie, et cetera?
De voorzitter:
Dank u wel. Wil de Minister bedrijven uitsluiten?
Minister Schreinemacher:
Alleen nog even de vraag: uitsluiten van wat precies? Even ter verduidelijking.
De voorzitter:
Dat is dan een toelichting op de vraag die mevrouw Kröger zojuist gesteld heeft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Op het moment dat er publieke gelden worden ingezet om mijnbouw te stimuleren op welke
manier dan ook.
Minister Schreinemacher:
Ja, helder. Dank u wel voor de vraag, zeg ik tegen mevrouw Kröger via de voorzitter.
Ik zal allereerst antwoord geven op de vraag over Free, Prior and Informed Consent,
want dat had ik inderdaad nog niet genoemd. In het Commissievoorstel van de Critical
Raw Materials Act wordt verwezen naar de relevante imvo-standaarden, waaronder de
OESO-richtlijnen, de Guiding Principles on Business and Human Rights van de Verenigde
Naties, en de OESO Due Diligence Guidance for Meaningful Stakeholder Engagement in
the Extractive Sector, waarin richtlijnen staan voor Free, Prior and Informed Consent.
Nederland zet zich er bij de raadsonderhandelingen over de Critical Raw Materials
Act voor in dat duurzaamheidsvoorwaarden voor strategische projecten in lijn zijn
met deze imvo-standaarden.
Dan over het uitsluiten van bedrijven die niet aan imvo-richtlijnen voldoen. Op dit
moment moeten bedrijven, als ze in aanmerking willen komen voor ons handelsinstrumentarium,
waaronder ekv, ook voldoen aan imvo-standaarden en de OESO-richtlijnen. Daarnaast
zijn we nu in Europa bezig met de triloog over de Due Diligence-richtlijn. We hopen
in december tot een uitkomst van de triloog te komen, waardoor we de OESO-richtlijnen
heel snel in heel Europa gaan implementeren en die verplicht worden gesteld voor alle
bedrijven in Europa en bedrijven die hun goederen exporteren naar Europa. Op die manier
zal imvo dus zo snel mogelijk verplicht worden. Maar voor ons handelsinstrumentarium
is dat al verplicht.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er een vervolgvraag? Nee. Ik snap dat u daar zuinig mee omgaat.
Minister Schreinemacher:
Dat zal ook zo zijn voor toekomstige instrumenten die ingezet worden voor het bedrijfsleven
als het gaat om mijnbouw.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we naar het laatste blok van Minister Schreinemacher, over diepzeemijnbouw.
Minister Schreinemacher:
Daar is een aantal vragen over gesteld. Het kabinet is voornemens om u daar nog voor
de zomer, dus voor het zomerreces, over te informeren. Ik heb in ieder geval van alle
leden gehoord dat er meer onderzoek nodig is voordat er tot enige vorm van exploitatie
zou kunnen worden overgegaan. Zover is het nog lang niet. We zullen in de brief in
ieder geval ingaan op die onderzoeken.
Dank voor het actieplan van het CDA en de VVD. Dat ziet er interessant uit, maar het
is mij voor nu even iets te snel om op al deze punten in te gaan. Eigenlijk zou ik
graag in die brief in willen gaan op de verschillende punten die gemaakt zijn, bijvoorbeeld
ten aanzien van een moratorium. Dat zal dus uiterlijk voor de zomer gebeuren. We hopen
voor de zomer, in de loop van volgende week, zover te zijn, want we zijn al een heel
eind, maar de punten moeten nog even op de i. We gaan ervoor zorgen dat in ieder geval
deze punten geadresseerd worden in de brief.
Tot zover.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger en de heer Bontenbal hebben hier nog een vraag over. Mevrouw Kröger,
uw laatste.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn laatste vraag gaat over zowel de timing als de richting van de brief. We hebben
daarover nu een debat. Als die brief na donderdag komt, kunnen wij als Kamer niet
nog via een motie een uitspraak afdwingen om ervoor te zorgen dat het Nederlandse
kabinet zich aansluit bij Zwitserland, Frankrijk en Spanje in dat moratorium. Ik hoor
de Minister zeggen dat er meer onderzoek nodig is. Betekent dat dat zij zegt: op dit
moment moet er geen besluit komen? Want dat is de facto een moratorium. Dat is de
facto een pauzeknop, waardoor we nu geen verdere stappen zetten die de diepzeemijnbouw
verder brengen.
Minister Schreinemacher:
Op die laatste vraag kan ik in ieder geval zeggen dat wij de zorg delen rondom de
effecten van de toekomstige exploitatieactiviteiten. Wij komen voor de zomer met het
standpunt, ook over het moratorium. Ik wil toezeggen dat ik er alles aan zal doen
om dat in ieder geval voor de laatste stemming te doen, zodat u zich daarover kunt
uitspreken voor het reces. Dat zou dan... Sorry, ik haper even omdat het nu over een
tweeminutendebat gaat. De brief zal er daarvoor zijn, zodat daar in ieder geval nog
ruimte voor is.
De voorzitter:
Zover is het nog niet, maar daar zou ik ook niet direct op anticiperen als Minister.
Minister Schreinemacher:
Nee. Dus eerst de brief. Even qua volgordelijkheid: we beginnen met de brief, zodat
die in ieder geval... Ik hoop dat die begin volgende week, dinsdag, bij u op de mat
ligt.
De voorzitter:
Dat is snel. Heel goed. De heer Erkens heeft een vraag. Of toch niet meer? Wel. De
heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb een vraag, maar ik vind het ook heel lastig om die te stellen zonder een standpunt
van het kabinet. Ik ga het toch proberen, want ik hoor inderdaad ook in deze discussie
in de Kamer een aantal zaken. Nu een besluit nemen is eigenlijk heel vroeg, omdat
we gewoon niet weten wat de impact is. Ik ben wel heel benieuwd naar het volgende,
maar misschien kan daarop uitgebreid in de brief worden teruggekomen. Je hebt exploratievergunningen
en exploitatievergunningen. Bij de tweede gaat het om winning, bij de eerste gaat
het om een ruimtelijke claim waarna je alsnog een besluit kunt nemen om uiteindelijk
zelfs het hele gebied als natuurgebied te bestempelen, als je er niet voor zou kiezen
om te gaan winnen. Wat vindt de Minister ervan als Nederland zo'n ruimtelijke claim
neerlegt, zoals België en Duitsland? Er zijn zelfs landen die zeggen een moratorium
te willen. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Minister Schreinemacher:
Dat is inderdaad een goeie vraag. Dat lijkt ook een beetje uit elkaar te lopen. Het
is natuurlijk wel goed om alle informatie en alle data voorhanden te hebben voordat
je een besluit neemt om helemaal geen exploitatie te doen. Ik kan me daarom voorstellen
dat je voor exploratie wel het onderzoek doet dat nodig is om een besluit te nemen.
Ik zou daar in die brief graag uitgebreider bij stilstaan, zodat het een standpunt
is dat door het hele kabinet wordt gedragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu door naar Staatssecretaris Heijnen van Infrastructuur en
Waterstaat, zoals het officieel nog steeds heet. Aan u het woord. Ik heb hier staan
dat u alleen het blok circulariteit en innovatie heeft.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, het blijft altijd een beetje jammer, voorzitter, dat circulariteit en milieu niet
zo stevig terugkomen in de naam van het ministerie, maar goed. Maar we gaan niet het
briefpapier aanpassen, want dat kost een heleboel geld, zo heb ik gehoord. Overigens
is dat ook weer niet goed voor de circulariteit.
Circulariteit en innovatie is het eerstgenoemde handelingsperspectief van de nationale
grondstoffenstrategie. Door circulair te ontwerpen en de grondstoffenkringlopen te
sluiten waarborgen we het behoud van waardevolle grondstoffen in onze economie. Met
een circulaire economie dragen we niet alleen bij aan de klimaatopgave, maar ook aan
het herstel van biodiversiteit, aan een schoner milieu en aan het vergroten van de
leveringszekerheid van grondstoffen. Tegelijkertijd ziet het kabinet natuurlijk ook
dat er een grote behoefte is aan kritieke grondstoffen die nodig zijn om te kunnen
voldoen aan een aantal publieke belangen. Denk aan de energietransitie, of aan de
digitalisering, want die gaat ook weer bijdragen aan de verduurzaming van de industrie.
Dat vraagt dus om een complementaire inzet op alle handelingsperspectieven. Het kabinet
vindt het belangrijk om ook vanuit de nationale grondstoffenstrategie het eindbeeld
van een circulaire economie in 2050 goed op het netvlies te houden en ervoor te zorgen
dat de nieuw gewonnen kritieke grondstoffen zo veel mogelijk circulair worden toegepast
bij ontwerp en productie.
Minister Adriaansens en ik hadden laatst een gesprek met het bedrijfsleven. Je ziet
dat circulariteit ook daar heel hoog op de agenda staat en dat het bedrijfsleven volop
kansen ziet om daar wat mee te doen, met name als het gaat om de hoogwaardige verwerking
en de inzet van secundaire grondstoffen uit stedelijk afval. Ik vind het een goede
beweging dat bedrijven zich heel erg bewust zijn van het feit dat ze steeds meer circulair
met de grondstoffen moeten omgaan, simpelweg omdat de grondstoffen die worden gebruikt,
voor een deel schaars zijn en voor een deel ook gewoon eindig. Want in Nederland verbruiken
we met elkaar meer dan de draagkracht van de aarde aankan. In mijn coördinerende rol
op het vlak van circulaire economie neem ik het initiatief om daar samen met collega
Adriaansens met hen de gesprekken over te voeren.
Met het Nationaal Programma Circulaire Economie heeft het kabinet een volgende stap
gezet in de circulaire transitie. Het NPCE, zoals het afgekort heet, werkt structurerend
en maakt ambities zoals de productgroepbenadering concreet. We hebben gekozen voor
vijftien specifieke productgroepen, het raamwerk voor nationale doelen en de integrale
visie op de circulaire economie. Er zijn vier strategieën om het grondstoffengebruik
meer circulair te maken: het verminderen van het grondstoffengebruik, de vervanging
van grondstoffen, de levensduurverlenging en de hoogwaardige verwerking. Daar wordt
in het NPCE op ingezet met een mix aan normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen.
Daar is ook een vraag over gesteld. Daar kom ik dadelijk op terug. Het NPCE bevat
belangrijke productgroepen, waar ook kritieke en strategische grondstoffen in zijn
verwerkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om windparken, zon-PV-systemen en machines die
gebruikt worden in de maakindustrie, maar ook om elektrische en elektronische apparaten.
De uitwerking van die productgroepen in het NPCE vormt de basis om verder te praten
met maatschappelijke partijen over hoe we de leveringszekerheid van de kritieke grondstoffen
die worden gebruikt en van halffabricaten kunnen vergroten. Daarbij is de insteek
die ambitie door te vertalen in concretere doelen en activiteiten op het gebied van
leveringszekerheid. Naast de productgroepen uit het nationaal programma zijn er nog
meer productgroepen waar kritieke grondstoffen in zijn verwerkt. Samen met EZK gaan
we de komende tijd verkennen welke productgroepen we eventueel nog meer bij die aanpak
willen betrekken. Het zal dan gaan om productgroepen met een groot maatschappelijk
belang. De Kamer kan bijvoorbeeld denken aan elektrolysers of batterijen voor duurzame
mobiliteit. Het bedrijfsleven ziet daar ook heel grote kansen.
Wij verwachten dat in het voorjaar van 2024 de Critical Raw Materials Act in werking
zal treden. Die nauwere samenwerking binnen Nederland en Europa is cruciaal om de
ambitieuze Europese doelen door te vertalen naar nationaal niveau, zowel in het NPCE
als in de nationale grondstoffenstrategie. Ik wil dus heel graag met de Minister van
EZK en met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de krachten
verder bundelen, zodat we samen kunnen werken aan de opgaven die voortkomen uit de
nationale grondstoffenstrategie en het Nationaal Programma Circulaire Economie. Want
wat dat betreft, staan we natuurlijk nog heel erg aan het begin.
Het is de bedoeling dat kritieke grondstoffen een duidelijke positie krijgen in de
Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie. Die agenda wordt met alle topsectoren
besproken, zodat we een beeld krijgen van de sectoren waarin dat onderwerp speelt.
Daarnaast wil ik graag samen verkennen hoe we circulaire ondernemers op grotere schaal
kunnen helpen om strategische ketens bij elkaar te brengen en circulair te maken.
Leveringszekerheid wordt daarbij als extra dimensie meegenomen. Het kabinet neemt
verder circulariteitseisen op in de aanbesteding, bijvoorbeeld van windmolenparken,
en voor de ontwikkeling van zonnepanelen. Stapsgewijs kan dat worden uitgebreid naar
andersoortige aanbestedingen zoals voor defensie, in de telecom of de bouw. We hebben
trouwens alle departementen, maar ook andere overheidslagen, een manifest laten ondertekenen
waarmee zij zich eraan committeren zo veel mogelijk duurzaam en circulair in te kopen.
Want als de overheid ertoe aanjaagt om al haar inkoop zo veel mogelijk duurzaam en
circulair te doen, dan gaat dat een aanjaag- en versnellingsfunctie hebben binnen
de hele keten. Ik heb wel gezegd dat het nu nog vrijblijvend is, maar als daar aanleiding
toe is, dan gaan we daar nog wel wat scherper naar kijken.
Voorzitter. Dan wil ik graag de vragen beantwoorden die aan mij zijn gesteld. Mevrouw
Hagen vroeg of ik kan toezeggen nog voor het eind van het jaar te komen met een voorstel
voor een maatwerkaanpak voor circulaire projecten. In het kader van de maatwerkaanpak
verduurzaming industrie verkennen we de mogelijkheden om bedrijven met ambitieuzere
circulaire projecten te faciliteren. Dat doen we bijvoorbeeld door gerichte beleidsinterventies
die markten vernieuwen en duurzame producten stimuleren. De motie van de leden Kröger
en Thijssen die oproept ...
De voorzitter:
Nog even over het vorige punt: u zegt dat toe? Wat was de toezegging waarom werd gevraagd?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal mijn tekst even afmaken en dan kom ik terug op de toezegging. De Kamer zal
na de zomer in algemene zin worden geïnformeerd over de voortgang van het maatwerk.
De motie van de leden Kröger en Thijssen die oproept ervoor te zorgen dat de maatwerkafspraken
in lijn zijn met de Nederlandse circulariteitsdoelen voor 2030 en 2050, wordt meegenomen
in de gesprekken met bedrijven. Vervolgens wordt per bedrijf concreet bezien hoe daar
uitvoering aan wordt gegeven.
Mevrouw Hagen had nog gevraagd of wordt nagedacht over een exportverbod van afval
en gebruikte goederen die kritieke grondstoffen bevatten. Bij de uitvoering van de
recente motie-Haverkort kijk ik ook naar het voorkomen van verlies van schaarse aardmetalen
door export van elektronisch afval. Met de betrokken partijen zal ik nagaan welke
mogelijkheden er zijn en welke instrumenten beschikbaar zijn om dat verlies bij export
te voorkomen of te beperken. Daarin zal ook aandacht worden geschonken aan de massabalans
bij export, waar mevrouw Hagen concreet naar heeft gevraagd. Eind dit jaar zal ik
de Kamer informeren over de bevindingen. Ik benadruk wel graag dat alle export van
afval wordt getoetst aan de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen. Voor de
export van afval uit de Europese Unie moet ook nog rekening worden gehouden met bestaande
afspraken, zoals in internationale verdragen over handelsverkeer. In het geval van
gebruikte goederen gaat het natuurlijk om vrijhandelsverkeer, maar ik denk wel dat
het heel belangrijk is dat, omdat Europa nu ook aan het kijken is naar de grondstoffenstrategie,
er een gezamenlijk aanpak komt met betrekking tot de export van afval dat zeer waarschijnlijk
waardevolle grondstoffen bevat.
Mevrouw Hagen vroeg nog of ik bereid ben om de behoefte aan grondstoffen in kaart
te brengen. Ik heb al eerder toegezegd na de zomer aan de Kamer een tijdlijn toe te
zenden waarin alle maatregelen van het NPCE staan. De treden binnen de R-ladder neem
ik daar ook in mee. Onderdeel van het traject om te komen tot een concretere circulaire
economie en om de doelen daarvan te halen, is het krijgen van een beter beeld van
de behoefte aan grondstoffen. De focus ligt daarbij in eerste instantie op de woningbouwopgave
en de energietransitie.
Meneer Bontenbal vroeg nog naar onderzoek naar substitutie van zeldzame aardmetalen
en andere grondstoffen. Daar is zeker ruimte voor in het missiegedreven innovatiebeleid.
Dat krijgt ook specifiek aandacht in de Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie.
We werken ook aan een desbetreffend voorstel voor het Nationaal Groeifonds in ronde
vier. In de KIA Circulaire Economie kijken we breed naar herontwerpen van energietechnologieën
en naar de toepassing van gerecyclede kunststoffen in plaats van kritieke materialen,
bijvoorbeeld in een zonnepaneel. Bedrijven zijn daar ook al actief mee bezig.
Mevrouw Teunissen vroeg nog naar de maatwerkafspraken met Tata. De doelstelling die
wij hebben, is natuurlijk 50% circulair in 2030 en 100% circulair in 2050. Dat zijn
richtinggevende doelstellingen. Dat betekent dat die niet een-op-een worden opgelegd
aan bedrijven, maar dat dit van geval tot geval wordt bekeken. Natuurlijk kijk ik
wel over de schouder mee in hoeverre circulariteit kan worden verwerkt in de maatwerkafspraken,
want als het gaat om circulariteit moeten we tot een zo ambitieus mogelijk plan komen.
Het moet ook gezonder en het moet groener. Dat zijn ook heel belangrijke aspecten
van de verduurzaming van de industrie. Dat moet allemaal met elkaar in balans zijn.
Daar ga ik me ook voor inzetten, samen met de collega's.
Mevrouw Kröger heeft gevraagd hoe we minder kritieke grondstoffen gaan gebruiken.
De meest voor de hand liggende bijdrage aan het verminderen van het gebruik van grondstoffen,
ook van kritieke grondstoffen, is het afzien van het maken of van het kopen van producten.
Tegelijkertijd is ook helder dat er een grote behoefte is aan kritieke grondstoffen,
bijvoorbeeld om de energietransitie te kunnen realiseren. Tot op heden stuurt de overheid
niet op het verminderen van productie of consumptie. Nederland heeft natuurlijk een
vrijemarkteconomie en ook de vrije keuze van burgers is een groot goed. In het Nationaal
Programma Circulaire Economie zijn voor de prioritaire productgroepen circulaire doelen
uitgewerkt, bijvoorbeeld voor elektrische apparaten en zonneparken. Kritieke grondstoffen
en de terugwinning daarvan komen terug in die doelen en acties. Ik heb gisteren nog
een gesprek gehad met de Stichting OPEN. Daarin werd ik ook weer gewezen op het vernietigen
van producten die via internet worden besteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om een blauwe
haarföhn. Je pakt hem uit de verpakking en je denkt: oeps, ik had liever een rode
gehad. Loodsen liggen vol met spullen waarbij het niet meer aantrekkelijk is om die
vervolgens opnieuw te verpakken en opnieuw te verkopen. Of er is regelgeving die bedrijven
daarvan weerhoudt. Die spullen moeten eigenlijk vernietigd worden. Dat stoort mij.
Dat is mij een doorn in het oog. Ik heb gisteren dus ook gezegd dat ik daar weer opnieuw
naar ga kijken om te zien wat we daaraan kunnen doen, want buiten het niet-produceren,
waar we het eerder over hadden, staat hergebruik nog altijd het allerhoogste op de
R-ladder.
Mevrouw Kröger vroeg ook nog wat de concrete stappen zijn voor een verbod op planned
obsolescence, dus de bewust geplande veroudering van producten. Het door ingebouwde
technieken opzettelijk vervroegd onklaar maken van producten door producenten moet
worden tegengegaan. Ik maak me sterk voor een sterke Europese ecodesignmaatregel op
dat punt. Het Europese spoor op het gebied van ecodesign is noodzakelijk, omdat het
gaat om producten op de Europese interne markt. In de andere commissievergaderingen
die specifiek over de circulaire economie gaan, hebben we het vaker over hoe belangrijk
het is dat je als Europa voorwaarden stelt, zowel aan producten die hier worden geproduceerd
als aan producten die hier op de markt mogen komen. Dat is zo omdat Europa de tweede
grootste economie ter wereld is. Als wij producteisen stellen bij de import, gaat
dat iets doen met de manier waarop er geproduceerd wordt, ook in andere delen van
de wereld. Ze zullen immers altijd toegang willen blijven houden tot de Europese markt.
Vandaar dat ik het zo belangrijk vind om ook te bekijken wat we in Europees verband
kunnen doen.
Dan had mevrouw Kröger nog een vraag over normeren. Het NPCE bevat wel degelijk normerende
maatregelen. Het is echt een mix van stimuleren, normeren en beprijzen. We hebben
met elkaar geconstateerd dat enkel stimuleren sowieso niet de gewenste resultaten
gaat opleveren. Een voorbeeld van normeren is de inzet van recyclaat in kunststoffen.
Daarnaast kijken we naar aanpassingen in de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Textiel volgt bijvoorbeeld op 1 juli. Dat is dus al heel erg snel.
Dat waren de antwoorden op de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris Heijnen. Ik zie verder geen aanleiding om iemand het
woord te geven. Bij sommige leden kan het al niet meer. Maar goed, ze weten u altijd
wel weer te vinden als ze u toch nog iets willen vragen, Staatssecretaris.
Heel goed. We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van het kabinet. We
gaan direct door naar de tweede termijn van de Kamer. Iedereen krijgt één minuut en
twintig seconden.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Dank aan de collega's voor het debat en aan de bewindspersonen voor de
beantwoording. Ik denk dat we over de grondstoffenstrategie nog wel vaker met elkaar
in debat zullen gaan. Er ligt ons een enorme uitdaging voor. De vraag is enorm. We
moeten nog heel veel beleid uitwerken, op alle terreinen. Daarnaast maakt de afhankelijkheid
van China ons ontzettend kwetsbaar. We hebben alle opties nodig. Ik noem de mijnbouw
in Europa en circulariteit. We hebben het specifiek gehad over raffinage. Ik hoop
dat de bewindspersonen misschien de komende maanden al een concreet resultaatje kunnen
boeken op het gebied van lithium. Dat zou mooi zijn, denk ik, want dan maken we het
heel concreet met elkaar.
Over diepzeemijnbouw wacht ik met veel interesse het standpunt van het kabinet af.
Maar als je tussen de regels door las, hoorde je ook een aantal overeenkomsten in
de Kamer, denk ik. Misschien is het wel mogelijk om op een gepolariseerd onderwerp
met elkaar tot een nieuwe consensus te komen. Dat zou in deze Kamer ook een keer mooi
zijn, denk ik. Voor het geval dat het standpunt toch anders uitvalt dan wij allemaal
zouden willen, vraag ik een tweeminutendebat aan. Dan kunnen we altijd nog kijken
of er moties nodig zijn of niet. Gezien de drukke plenaire agenda is het misschien
handig om aan te geven dat er door Nederland in juli een standpunt moet worden ingenomen.
Dit heeft dan wel haast, denk ik.
De voorzitter:
Voordat we naar de vraag van mevrouw Kröger gaan, wil ik even markeren dat de heer
Erkens een tweeminutendebat heeft aangevraagd dat nog voor het zomerreces zou moeten
plaatsvinden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de heer Erkens zeggen dat we alle opties nodig hebben. Is hij het dan met
mij eens dat ook de optie van het verminderen van de productie en consumptie van goederen
waarin veel kritieke grondstoffen zitten, onderdeel van het pakket zou moeten zijn?
De heer Erkens (VVD):
Minder auto's, zegt u eigenlijk. Dat was de discussie die we net hadden. Ik denk dat
we het over een deel van uw vraag wel eens zullen worden. U heeft het bijvoorbeeld
over substitutie, dus het afbouwen van de kwetsbaarheid door middel van andere producten
en andere grondstoffen. Dat vind ik een interessante richting om met elkaar te bekijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Hagen namens de D66-fractie.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Deze nationale grondstoffenstrategie is natuurlijk dienend aan onze
circulaire economie. Daarvoor is het nodig, zoals de heer Bontenbal ook al aanhaalde,
dat we een duidelijke industriepolitiek voeren, met een stip op de horizon met duidelijke
eisen voor de normen van productie, alsook een heel helder duurzaamheidskader, zowel
voor de productie als voor de producten. Zo wordt transparant hoe ze gemaakt worden.
Dat is cruciaal voor deze pioniers of «spitsen», zoals mevrouw Adriaansens ze noemt.
Ik wil nog één ding zeggen over batterijen. Mochten we besluiten om te gaan investeren
in batterijen, bijvoorbeeld door recycling of op een andere manier, dan verwacht ik
van deze drie ministeries eigenlijk dat het ene ministerie een statiegeldnorm voor
batterijen neerzet, en dat het volgende ministerie gaat helpen bij de opschaling van
de recycle-industrie. Dat lijkt me nou een mooi samenspel van deze ministeries. Dit
soort keuzes verwacht ik aan het eind van het jaar in ieder geval te zien.
Voorzitter. Er zijn verschillende toezeggingen gedaan over wanneer welk onderzoek
komt. Het lijkt me heel fijn als we bijvoorbeeld aan het eind van het jaar nog een
keer zo'n grondstoffenstrategiedebat hebben. Maar laten we het dan wel samenvoegen,
zodat we het allemaal tegelijk hebben. Dan zijn we goed geïnformeerd voor het volgende
debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Als u wilt dat er nog een keer een debat hierover komt, kunt u dat alleen
of met collega's bij een procedurevergadering aangeven.
Mevrouw Hagen (D66):
Dat snap ik.
De voorzitter:
Ik geef er alleen even een reactie op, met een opmerking over hoe dat procedureel
werkt. Dat snapt u uiteraard, maar het is goed om dat ook even te markeren. De heer
Futselaar namens de SP-fractie.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Een strategie heb je in principe om te weten welke keuzes je moet
maken. In het stuk dat voorligt, zitten vooral heel veel goede voornemens. Met de
meeste daarvan ben ik het eens. Maar hoeveel ga je besparen en waarop? Hoeveel zet
je in op levensduurverlenging, of juist op energiebesparing of minder gebruik van
goederen? Dat zijn wel keuzes die je concreet zult moeten maken.
Dat geldt ook een beetje voor industriepolitiek, waarover aan deze kant van de zaal
door meerdere mensen werd gesproken. Kijk, het is in Europa natuurlijk allang gaande.
Daar wordt vandaag gesproken over groene industriepolitiek. Als Nederland moeten we
dan wel weten hoe we ons daartoe gaan verhouden. Als je wil dat er duurzame raffinage
in Pernis komt, dan zul je dat wel nu moeten voorbereiden. Als je wil dat wij een
soort lithiumknooppunt worden en gaan leveren aan de Duitse auto-industrie, betekent
dat dan bijvoorbeeld ook dat wij Chinese elektrische auto's in de toekomst buiten
de deur gaan houden en daarvoor gaan pleiten? Dat zijn strategische keuzes die je
ooit moet maken. Maar daarvoor heb je wel een begin nodig, en dat begin moet toch
wat verder gaan dan alleen de goede voornemens die ik toch vooral zie. Daar mag u
later over debatteren en dat gaat u zonder mij doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. De heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Ik wil nog even doorgaan op het verhaal over industriepolitiek.
Ik snap dat je allerlei antwoorden niet meteen kunt geven, maar ik wil het wel markeren.
Mijn gevoel is dat we daarin, zoals mijn voorganger ook al zei, iets hardere keuzes
mogen maken. Ik geef een heel concreet voorbeeld: er is een bedrijf ergens in Leeuwarden
dat circulaire koffiecupjes maakt. Aan mijn rechterkant hoor ik nu kritiek; die kan
gewoon via de microfoon in plaats van op deze manier. Dat soort bedrijven wil je hier
misschien wel hebben, maar die krijgen nu gewoon geen aansluiting. Nou snap ik heel
goed dat we dit niet zomaar oplossen. Er zijn natuurlijk regels voor aansluiting enzovoorts.
Maar er zit wel ongemak, want op een gegeven moment zou je toch harder willen kunnen
kiezen: wat vinden we nou echt van strategisch belang voor Nederland en wat niet?
Industriepolitiek is niet alleen het onderzoeken van waar knelpunten zitten, maar
ook een meer sturende overheid in de structuur van de economie, zou ik zeggen. Maar
daar gaan we vermoedelijk de komende maanden, als de analyses komen, gewoon over doorpraten.
Het punt over lokale verwerking in Afrika vind ik ook belangrijk. Je ziet toch dat
landen die heel erg afhankelijk zijn van de productie van grondstoffen, soms echt
niet de goede kant op ontwikkelen enzovoorts. Daar rust dus ook een soort vloek op.
Tegelijkertijd is het juist een enorme kans voor die landen om uit de armoede te komen.
Ik vind het dus heel belangrijk dat we als Nederland inzetten op lokale verwerking,
zodat ze zogezegd opschuiven in die ketens en niet alleen maar grondstoffen exporteren,
maar daar ook zelf een economie omheen bouwen.
Tot slot, voorzitter. Duitsland heeft een paar dagen geleden met een aantal andere
landen een staatsfonds aangekondigd van bijna een miljard euro, ook op het gebied
van kritieke grondstoffen. Is Nederland bereid zich daarbij aan te sluiten? Hoe moet
ik dat zien? Is het een interessant idee van Duitsland? Kunnen wij er wat mee?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bontenbal. Tot slot mevrouw Kröger namens de GroenLinksfractie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. We houden alle opties open, hoor ik de VVD zeggen. Dat geldt dan
dus ook voor het sturen op het verminderen van productie en consumptie. Ik denk dat
dat echt niet haaks hoeft te staan op de vrijemarkteconomie. Op dat vlak wil ik de
Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris uitdagen. Het sturen op productie
en consumptie is ook iets wat de overheid als marktmeester kan doen binnen een vrijemarkteconomie.
Dan op diepzeemijnbouw. Ik hoop echt dat de Minister zich op z'n minst kan aansluiten
bij het voorstel vanuit Chili, Costa Rica en Palau dat nu voorligt, en dat ze daar
in haar brief op in kan gaan.
Dan, voorzitter – ik word afgeleid hier – maatwerk. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen:
ik ga over de schouder meekijken op de uitvoering van die motie. Nee, ik wil dat de
Staatssecretaris aan tafel zit, en dat het er echt om gaat dat die maatwerkafspraken
in lijn moeten zijn met ook onze circulaire-economieplannen.
Tot slot. Ik hoorde de Staatssecretaris zeggen dat ze met de vernietiging van ongebruikte
producten concreet aan de slag wil. Het was een motie van mijn hand uit 2018. Ik ben
echt heel blij als daar echt concreet werk van wordt gemaakt, want het is een ongelofelijke
hoeveelheid verspilling. Als we het dan hebben over kritieke grondstoffen, is het
toch gruwelijk dat we die gewoon vernietigen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. 1 minuut 59,99. Echt heel knap, mevrouw Kröger. Dat kunt u gewoon zo goed.
Nou, als ik het zo hoor... Ik kijk ook even naar de bewindspersonen, maar wat ikzelf
heb gehoord, zijn volgens mij vooral veel aanmoedigingen van de zijde van de Kamer
voor wat in het vervolg behandeld en besproken kan worden, en waarover ze geïnformeerd
kan worden. Ik heb eigenlijk alleen één vraag van de heer Bontenbal gehoord, maar
wellicht hebben de bewindspersonen het anders gehoord. Ik stel voor dat we direct
beginnen. Minister Adriaansens.
Minister Adriaansens:
De kunst is om niet overal een vraag in te horen! Nee, dank u, voorzitter. De heer
Bontenbal en industriepolitiek. U triggert mij daarmee. Ik ben het daar ook volstrekt
mee eens. Maar je ziet dat we daar een trendbreuk maken, en dat gaf ik net ook al
aan. Ik geef ook aan dat ik daar met de nationale technologiestrategie een stap in
wil zetten en dat ik dat ook wil doen met de groeimarkten. En ik ben het ook met u
eens dat het niet alleen gaat over de investeringen, maar ook over de verdeling van
de schaarste die we hebben; het gaat over de ruimte, het gaat over de aansluitingen
op de schaarse energie die we hebben. Dus u heeft daar gelijk in. Het vraagt wel heel
veel, omdat ons hele systeem niet op die manier is ingericht. Maar we zullen daar
wel iets moeten doen, ook om een sterker Nederland te zijn in een weerbaar Europa,
wat echt de komende jaren topprioriteit moet hebben. Dus dat onderschrijf ik zeer.
Daar houd ik het bij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga toch even het rijtje af. Minister Schreinemacher.
Minister Schreinemacher:
Ja. Nog in antwoord op mevrouw Kröger, eigenlijk ook uit de eerste termijn, of diepzeemijnbouw
volgende maand van start zou gaan vanaf juli, en of die vergunningen worden afgegeven.
Vanaf juli kunnen in ieder geval die vergunningen worden ingediend bij de Internationale
Zeebodemautoriteit. Dat betekent dus niet dat die diepzeemijnbouw dan zomaar van start
kan gaan. Er moet eerst goed naar gekeken worden door de Internationale Zeebodemautoriteit.
De Nederlandse inzet is op dit moment dat aanvragen voor exploitatie niet kunnen worden
goedgekeurd zolang er geen internationale regelgeving voor die exploitatie is aangenomen.
De meerderheid van de verdragspartijen deelt dit standpunt. Het kabinet verwacht niet
dat er tijdens de onderhandelingen in juli al overeenstemming zal worden bereikt over
die exploitatieregeling. Dat is dus nog in antwoord op een eerdere vraag. We zullen
ook ingaan op het voorstel van Chili en Palau in de brief die volgende week uw kant
op komt.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister Schreinemacher. We gaan direct door naar Staatssecretaris Heijnen.
Ik heb u gezien, maar we gaan eerst even het rijtje van de bewindspersonen af. Staatssecretaris
Heijnen.
Staatssecretaris Heijnen:
Eigenlijk nog even een korte reactie richting mevrouw Kröger; ze zat al te kijken.
Ik zei «over de schouder», maar laat ik het dan anders formuleren: we doen dat schouder
aan schouder. We zijn ook betrokken vanuit ons ministerie, en mevrouw Kröger mag er
uiteraard van uitgaan dat ik zeer intensief ga meekijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Desalniettemin heeft mevrouw Kröger toch nog een vraag, en volgens mij
is dat aan Minister Adriaansens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, ik had een vraag gesteld aan zowel de Minister als de Staatssecretaris over het
sturen op verminderen van productie en consumptie. Dat kan in een vrijemarkteconomie
wel degelijk een onderdeel zijn van de rol van de overheid als marktmeester, in het
beleid. Als alle opties nodig zijn, zou deze optie ook echt nodig moeten zijn. Ik
nodig de twee bewindspersonen toch uit om erop te reflecteren hoe we dat kunnen doen,
als onderdeel van het afbouwen van onze afhankelijkheid van kritieke grondstoffen.
De voorzitter:
Minister Adriaansens zal daarop reflecteren.
Minister Adriaansens:
Ja, misschien de Staatssecretaris ook nog. Maar in ieder geval zeg ik vanuit mijn
portefeuille: ja, dat onderschrijf ik. Mevrouw Kröger zegt: het moet onderdeel gaan
uitmaken van ons beleid. Ik gaf al een voorbeeld van dat we dat op een onderdeel al
doen, als het gaat om de reparatie van bepaalde goederen en het terugnemen daarvan.
Dat zal zeker zijn impact hebben. Maar ook in bredere zin hebben we nu bij het burgerplatform
expliciet de vraag neergezet hoe we de consumptie en ons gedrag kunnen veranderen,
maar ook wat we moeten doen om die consumptie toch een bepaalde beperking op te leggen.
Dus dat is een onderdeel van de vraag die het kabinet daar heeft neergelegd.
De voorzitter:
Daarmee zou ik zeggen... Het mag, maar het hoeft niet. Dan gaat het laatste woord
van dit debat voor Staatssecretaris Heijnen zijn. Aan u het woord, Staatssecretaris
Heijnen.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is de hoogste trede op de R-ladder; het is heel erg belangrijk. En natuurlijk
kijken wij ook altijd hoe we op bepaalde onderdelen kunnen consuminderen. Maar we
kijken naar alle trappen, en naar wat we daaraan kunnen doen. Zo'n burgerforum helpt
daar weer bij, om te kijken hoe je consumenten nou op z'n minst bewuster kunt maken
van de impact die de keuzes die zijzelf maken, heeft op grondstoffen, milieu en noem
het allemaal maar op. Dus daar is zeker aandacht voor.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris en ook Ministers voor uw beantwoording. Daarmee zijn
we aan het eind gekomen van de tweede termijn van het kabinet. Voordat we het debat
beëindigen, zal ik de nodige toezeggingen voorlezen. Het zijn toch weer een aantal
zaken die toegezegd zijn. Ik zal met u controleren of het allemaal klopt.
In eerste instantie is er sowieso een tweeminutendebat aangevraagd door het lid Erkens.
Dat zou nog voor het zomerreces plaats moeten vinden. De toezeggingen zijn verder:
– De Minister van EZK zegt toe vóór het einde van het jaar een kabinetsreactie op de
diverse onderzoeken die worden uitgevoerd in het kader van de kritieke grondstoffen
naar de Kamer toe te sturen.
Dat klopt.
– De Minister van EZK zegt toe in de tweede helft van 2023 een brief met een analyse
van groeimarkten voor Nederland naar de Kamer te sturen.
Minister Adriaansens:
Wat was de termijn?
De voorzitter:
De tweede helft van 2023, en dat is tot het kerstreces.
– De Minister van EZK zegt toe een brief met betrekking tot de uitwerking van grondstoffenketens
en de mogelijkheden en focus met betrekking tot raffinage in de Europese context naar
de Kamer te sturen.
Daar staat geen termijn bij. Eind dit jaar?
Minister Adriaansens:
Ik zal kijken of ik dat kan combineren.
De voorzitter:
Dan zeg ik daarbij: in combinatie met de vorige toezegging.
Nóg een toezegging van de Minister van EZK:
– De Minister van EZK zegt toe om begin november 2023 het kennis- en innovatieconvenant
naar de Kamer te sturen.
Minister Adriaansens:
Correct.
De voorzitter:
De laatste toezegging van de Minister van EZK:
– De Minister van EZK zegt toe voor het eind van het jaar een brede brief naar aanleiding
van de kritikaliteitsanalyse grondstoffen te sturen.
Minister Adriaansens:
Volgens mij is dat ook de eerste toezegging.
De voorzitter:
Ja, oké. Dan gaan we die samenvoegen. Dan wordt het aantal toezeggingen nog wat ingewikkelder,
maar de punten komen daarin terug. En het blijft een wonderlijk woord, die «kritikaliteitsanalyse»,
maar goed.
Dan gaan we nog even naar de andere bewindspersonen.
– De Minister voor BuHa-OS stuurt de Kamer aanstaande dinsdag een brief over diepzeemijnbouw,
waarin zij zal ingaan op onderzoeken en de punten uit het diepzeemijnbouwplan van
de VVD- en CDA-fractie.
Minister Schreinemacher:
Feitelijk gezien is het de brief van de heer Hoekstra die hij namens ons allemaal
uitstuurt. Dus ik ga die ook aansporen.
De voorzitter:
Dat is dan de toevoeging. Mevrouw Kröger heeft hier...
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil graag de toevoeging dat daarbij ingegaan wordt op een positie op het voorstel
van Chili en Palau.
De voorzitter:
Dat heeft Minister Schreinemacher toegezegd. De Minister van Buitenlandse Zaken zal
deze brief dus sturen, maar dat zal mede namens de Minister voor BuHa-OS zijn; daar
ga ik van uit.
– De Staatssecretaris van IenW – dit is de enige toezegging van de Staatssecretaris
van IenW – informeert de Kamer voor het eind van het jaar over de afvalexport in relatie
tot kritieke grondstoffen.
Nou, daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit debat. Ik dank de Kamerleden voor
de inbreng, ik dank de bewindslieden voor hun inbreng en uiteraard dank ik alle ambtenaren
voor de voorbereiding en ondersteuning, want ik zeg altijd: zonder de ambtenaren zijn
we niets. Ik dank ook de kijkers op de tribune en eenieder die dit thuis gevolgd heeft.
Het vervolg zal het tweeminutendebat zijn. Dank u wel, allemaal.
Sluiting 12.58 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier -
Mede ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.