Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 april 2023, over Sportbeleid
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 362
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 10 mei 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 5 april 2023 overleg
gevoerd met mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport, over:
− de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 november 2022
inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere de geannoteerde agenda Sportraad
29 november 2022 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 389) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 390);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 17 november 2022 inzake
geannoteerde agenda Sportraad 29 november 2022 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 389);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 6 december 2022 inzake
beantwoording vragen gesteld tijdens de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Sport
van 1 december 2022 (Kamerstuk 30 234, nr. 331);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 december 2022 inzake
uitvoering van de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen op 1 december
2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 179);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 december 2022 inzake
rapportage evaluatie Wet uitvoering antidopingbeleid en het bredere antidopingbeleid
(Kamerstuk 36 179, nr. 8);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 14 december 2022 inzake
hoofdlijnen Sportakkoord II en vervolgproces (Kamerstuk 30 234, nr. 332);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 31 januari 2023 inzake
monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 333);
− de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 7 februari 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over de trendanalyse van de Sports Betting Intelligence Unit
(SBIU) van de Kansspelautoriteit (Kamerstukken 24 557 en 31 477, nr. 207);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 10 februari 2023 inzake
Nederlands standpunt Russische sporters (Kamerstukken 30 234 en 36 045, nr. 334);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 21 februari 2023 inzake
internationaal statement deelname Rusland en Wit-Rusland aan internationale sportevenementen
(Kamerstukken 30 234 en 36 045, nr. 335);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 6 maart 2023 inzake monitoring
energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 336);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 16 maart 2023 inzake analyse
NLsportraad topsport en media (Kamerstuk 30 234, nr. 337);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 24 maart 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over een afschrift van de reactie op de brief van Stichting Life
Goals Nederland met betrekking tot zorgen over kansengelijkheid in sport (Kamerstuk
30 234, nr. 338);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake beleidsreactie
op evaluatie Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) en bredere antidopingbeleid (Kamerstuk
34 543, nr. 20);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake monitoring
energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 341);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake antwoorden
op vragen commissie over monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 342);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake AEF-rapport
Samen de lat hoger leggen (Kamerstuk 30 234, nr. 339);
− de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake stand
van zaken beweeg- en sportbeleid (Kamerstuk 30 234, nr. 340).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Smals
Griffier: Heller
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Rudmer Heerema, Van der
Laan, Maeijer, Mohandis, Van Nispen, Smals en Westerveld,
en mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport.
Aanvang 15.30 uur.
De voorzitter:
Welkom! Welkom collega's, welkom aan de Minister en ondersteuning, welkom mensen op
de tribune. Fijn dat u hier in zulke groten getale bent. Er is ook een interessant
plenair debat, maar u heeft de juiste keuze gemaakt om juist bij deze commissie ...
Want dit is by far de meest interessante en leukste commissie van deze Kamer, al zeg
ik het zelf.
We hebben tot 19.30 uur de tijd. Ik wil aan mijn collega's meegeven dat ik acht interrupties
wil toestaan in totaal. Dus u kunt zelf kiezen: vier om vier of, als u er meer bij
elkaar doet, dan zijn het er minder bij de Minister, of vice versa. Als mij in de
loop der tijd blijkt dat het goed gaat met de tijd, dan wil ik best wel weer coulant
zijn; dat doe ik altijd. Maar we beginnen met acht maximaal. Ik ga u niet allemaal
introduceren, dat komt vanzelf. Misschien komen er nog mensen binnenwandelen omdat
er andere verplichtingen zijn. Dan zal ik die ook introduceren. Volgens mij heb ik
nu alles gezegd wat ik moet zeggen. Vijf minuten spreektijd per fractie is via de
e-mailprocedure afgesproken. Daar was een meerderheid voor.
Ik denk dat we nu snel van start kunnen gaan. Als eerste geef ik graag het woord aan
de heer Heerema namens de VVD.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Het hoofdonderwerp van vandaag is het Sportakkoord II. Een akkoord waar
ik gemengde gevoelens bij heb. Ik geloof rotsvast in de kracht van sport. En ik geloof
er ook in dat een Sportakkoord tot betere resultaten kan leiden, zowel voor de topsport
als voor de breedtesport. Maar ik was bij de ondertekening van het eerste Sportakkoord
in Scheveningen, in 2018 geloof ik. Er kwamen wel 100 handtekeningen onder dat akkoord
te staan. Voor mij is het tot de dag van vandaag onduidelijk wat al die handtekeningen
nu waard zijn geweest, want – daar kom ik straks op terug – het slechtste wat we kunnen
doen is de sportsector opzadelen met een papieren tijger. Wat ik bijvoorbeeld mis
in dit Sportakkoord is wie er afrekenbaar is. Wie kan ik over drie, vijf en tien jaar
aanspreken als de doelstellingen niet gehaald zijn? En kunnen de doelstellingen niet
veel concreter worden? Dus bijvoorbeeld gewoon opschrijven hoeveel kinderen, in percentages,
er meer moeten gaan sporten. Het gevaar zit er wat mij betreft in dat we een monstrum
aan het optuigen zijn waarbij we alles in de sport met elkaar verknopen, waarbij we
de sector als een professionele organisatie gaan behandelen terwijl het daar grotendeels
uit gewone vrijwilligers bestaat. En die kunnen volgens mij heel goed de ondersteuning
van een professionele buurtsportcoach gebruiken; we hebben het daar al eerder over
gehad. Maar we zitten een beetje in een vicieuze cirkel, en daar moeten we uit komen.
Dat kan door de sportverenigingen zelf te vragen waar ze behoefte aan hebben. En als
het gaat over die papieren tijgers: kan de Minister in kaart brengen hoe we de sportverenigingscultuur
op het gebied van wet- en regelgeving steeds meer als een commercieel bedrijf zijn
gaan benaderen? Het is werkelijk ondoenlijk, en eigenlijk onzinnig, welke eisen we
aan vrijwilligers en amateurorganisaties opleggen. Welke taken en regelingen zijn
er allemaal voor de amateursport bij gekomen zonder dat de overheid daar extra geld
bij heeft gegeven? Dit mag ook schriftelijk beantwoord worden.
Voorzitter. Dan het debat dat we met elkaar in november hadden. Er zijn daar best
forse uitspraken gedaan door leden van de Kamer. In feite werd er gezegd dat na de
afgelopen winter er 2.500 tot 5.000 sportverenigingen kapot zouden zijn gegaan, zijn
verdwenen uit ons sportlandschap. Hier blijkt gelukkig op dit moment niets van waar.
Ja, de sportverenigingen hebben het zwaar. En ja, er is hulp nodig. Dus moeten we
meer hulp bieden, want er is wel degelijk een hulpvraag uit de sector. En die vraag
spitst zich toe op de vijf punten die ik al vele malen in diverse sportdebatten heb
herhaald: de kwaliteit van bestuurders, het aantal vrijwilligers, de diplomering,
de financiën van de vereniging en de steeds complexer wordende wet- en regelgeving.
In de gesprekken die we ook via het RVVB hebben gehad, kwam naar voren dat met name
de verduurzaming van de sportcomplexen niet van de grond kwam. Daar zou een voorinvestering
voor nodig zijn die moeilijk te vinden was. Nu liggen er kansen bij collega's van
deze Minister als het erom gaat om sportaccommodaties te laten aanhaken bij de verduurzaming
van het maatschappelijk vastgoed. Kan de Minister – dit is heel concreet, Minister
– samen met haar collega's van EZK en Binnenlandse Zaken verkennen of het mogelijk
is om sportaccommodaties laagdrempelig aan te laten haken bij bestaande verduurzamingsmaatregelen,
om te helpen bij de voorinvestering? En dan gaat het niet om individuele maatregelen
waar een subsidie voor te krijgen is, maar om het gestructureerd aanpakken van de
verduurzaming van elk sportcomplex. Er zijn regelingen bij Binnenlandse Zaken voor
maatschappelijk vastgoed. Er zijn regelingen voor allerlei onderdelen om sport te
laten verduurzamen. Als je kijkt naar de lijst van aanvragen, zie je dat daar geen
enkele sportvereniging bij zit. Dat is eigenlijk gek, want bibliotheken, cultuurorganisaties
en allerlei andere organisaties kunnen er wel gebruik van maken. Er liggen niet alleen
enorme kansen voor het klimaat, omdat het om duizenden complexen gaat, maar we helpen
ook de sportvereniging om de energierekening structureel lager te krijgen, en dus
sport betaalbaarder te houden. Een toezegging zou volstaan. Dat scheelt weer een motie.
Voorzitter. Ik heb vragen gesteld over Russische sporters in Nederland. Dit kabinet
vindt dat Russische sporters niet mogen deelnemen aan de Olympische Spelen. Ik steun
dat van harte. Sport en politiek gaan niet samen, maar dat is helaas wel het geval
geworden. Ruim 200 Oekraïense atleten zijn door de Russen vermoord aan het front,
eergisteren nog de kickbokskampioen van Oekraïne. Een eerlijke competitie wordt op
deze wijze letterlijk vermoord door de Russen. Sport wordt in Rusland als propagandamiddel
gebruikt. Daar mogen we niet aan meewerken. Maar een betere wereld begint bij jezelf,
dus ik vraag het kabinet om ervoor te zorgen dat Russische sporters geen visum meer
kunnen krijgen om deel te nemen aan wedstrijden in Nederland.
Voorzitter. We hebben daarnaast ook alle informatie over het dossier dansmisbruik
kunnen zien. Welke acties onderneemt de Minister naar aanleiding van de informatie
die bekend is geworden? Hoe zorgen we ervoor dat die mafklappers die met hun poten
aan jonge meisjes en jongetjes zitten – ik kan het even niet netter zeggen – zo snel
mogelijk hun straf krijgen en definitief verbannen worden uit de sportwereld?
Voorzitter, mijn laatste stukje, over de motards. Er staat een zinnetje in de wet
dat rijdend aanwijzingen geven voorbehouden is aan politie. Dit zinnetje is nooit
bedoeld geweest voor wielerkoersen. Daardoor wordt nu de ene na de andere wielrenwedstrijd
de das omgedaan. Is de Minister bereid om met een wetswijziging te komen, zodat ook
gecertificeerde vrijwilligers aanwijzingen mogen geven? Kan er in de tussentijd ...
De voorzitter:
Rondt u af, meneer Heerema?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Jazeker. Kan er in de tussentijd gedoogbeleid plaatsvinden?
Dan sluit ik af met een compliment aan de Minister voor alle hulp die zij geboden
heeft aan Thialf. Niets dan lovende reacties. Echt hartstikke goed gedaan. Hier kan
Thialf verder mee. Fase twee krijgt zo ook de wind in de rug. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. U had aanvankelijk iets meer tijd kunnen aanvragen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mijn collega had zes minuten gezegd, dus ...
De voorzitter:
Nee, vijf minuten was de afspraak. We gaan snel door naar meneer Mohandis, namens
de PvdA. O, hij heeft een interruptie. Een vraag van meneer Mohandis voor meneer Heerema.
Gaat uw gang.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik dank de heer Heerema voor zijn inbreng. Ik ben nog geïnteresseerd in het volgende.
We zijn er in ons actieplan dat wij vrijdag presenteerden ook uitvoerig op ingegaan.
Om verenigingen toekomstbestendig te maken zullen wij echt nog veel meer moeten doen
aan verduurzaming dan nu het geval is, zodat ze de rekening ook op de lange termijn
kunnen dragen. We zien dat de energierekening nog steeds, boven op alle andere uitdagingen,
echt wel een enorm kwetsbaar punt is voor een groot deel van de verenigingen. Daarom
was ik benieuwd wat u precies bedoelde met uw vraag aan de Minister. Wat vraagt u
precies als u het heeft over naast de verenigingen staan, helpen, ontzorgen en financieren
zodat ze die omslag kunnen maken? Wat betoogt u precies? Daar ben ik benieuwd naar.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voor mij zijn er twee routes. Je ziet aan de ene kant dat provincies ... Nu hebben
we gelukkig verkiezingen gehad, dus er gaat van alles plaatsvinden in de provincies.
Noord-Holland, mijn eigen provincie, heeft bijvoorbeeld een bepaald budget om ervoor
te zorgen dat verenigingen kunnen verduurzamen. Dat is mooi, maar het is niet genoeg.
Binnen de begroting Sport is geen ruimte, dus ik ben op zoek naar hoe we ervoor kunnen
zorgen dat sport veel meer kan aanhaken bij bestaande regelingen, bijvoorbeeld energiefondsen
bij EZK of de duurzaamheidsfondsen die bij Binnenlandse Zaken beschikbaar zijn. A,
dan hoeven we niks nieuws op te tuigen. En b, volgens mij heeft een sportvereniging
niet zozeer een subsidietje nodig om iets te verduurzamen. Ze willen zelf ook graag
een soort revolverend fonds hebben, zodat ze bijvoorbeeld een voorinvestering in tien
jaar terug kunnen betalen, tegen een lage rente vanuit de overheid. Ik kan me best
voorstellen dat die mogelijkheden er liggen, niet alleen omdat het geld niet gegeven
wordt aan de sport, maar ook omdat het terugkomt, waarna het vervolgens opnieuw geïnvesteerd
kan worden. Het Waarborgfonds Sport werkt ook op die manier. Ik kan me voorstellen
dat onze oud-collega, die nu Minister van Binnenlandse Zaken is maar namens het CDA
altijd in deze commissie Sport heeft gezeten, er best oren naar heeft om samen met
deze Minister te kijken wat er mogelijk is voor al die verenigingen die tegen de energiemaatregelen
aanlopen, een hoge rekening zien en daardoor moeite hebben om de sport betaalbaar
te houden voor iedereen.
De heer Mohandis (PvdA):
Wat mij opviel in die rondgang, is dat ze ook aangeven – dan heb ik het over de grofweg
50% die tegen het verduurzamen aanloopt, tegen hoe ze dat moeten gaan doen – dat er
ook vaak bij vrijwilligers de worsteling is: hebben we wel de kennis in huis, hebben
we er wel de handjes voor? Het geld is vaak ook een probleem. Daar heeft u al iets
over gezegd. Het vraagt dus niet alleen geld. Het risico is dat we weer een pot creëren,
zo van: daar is het geld. Ik zou meer de filosofie willen ondersteunen – ik ben benieuwd
naar de reactie van de VVD – hoe we dat geld, die hulp, die ondersteuning en dat ontzorgen
werkelijk in die verenigingen brengen. Dat is wat ik vooral heb onthouden, dat 50%
van de verenigingen, even grofweg gezegd, zegt: we hebben echte ondersteuning nodig
en niet weer een adviseur of iemand die zegt waar het potje staat. Ik weet niet hoe
u daartegen aankijkt.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb de afgelopen tijd ook wel verenigingen aan de telefoon gehad die zeiden: ik
zie door de bomen het bos niet meer, ik kan de weg niet vinden en mijn vereniging
gaat omvallen als er niks gaat gebeuren. Heel vaak was een telefoontje naar de lokale
wethouder van de gemeente waar de betreffende sportvereniging zat voldoende om in
ieder geval tot hulp te komen. Ik denk dus dat heel veel verenigingen behoefte hebben
aan dat handje dat ze naar de juiste plek toe leidt. Mijn voorstel – dat heb ik ook
in mijn spreektekst zitten – is om ervoor te zorgen, alsjeblieft, dat die professional,
die buurtsportcoach, niet alleen bij de vereniging zit om ervoor te zorgen in de wijken
waar moeilijk bereikbare mensen zitten dat die naar de vereniging getrokken worden,
maar ook omdat die contacten met de gemeente vanuit een buurtsportcoach, de professional
bij de vereniging, veel makkelijker gelegd kunnen worden. We hebben er 6.000 in Nederland.
We hebben 24.5000 sportverenigingen in Nederland. Het moet toch mogelijk zijn om te
zorgen dat elke vereniging in Nederland 0,2 of 0,3 fte, een dagdeel inderdaad, ondersteuning
krijgt waar die gebruik van kan maken, die die zo nodig heeft. Ik ben het helemaal
met u eens – corona heeft dat ook uitgewezen – dat alleen een pot geld neerzetten
zonder dat mensen weten hoe ze er moeten komen, niet werkt. Dat werkt gewoon echt
niet. We moeten zorgen dat mensen niet alleen weten dat er een pot geld is, maar ook
hoe ze er komen en daar heb je gewoon mensen voor nodig met verstand van zaken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan meneer Mohandis voor zijn eerste termijn,
namens de PvdA.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Voordat ik inga op verschillende punten, wil ik even beginnen
bij het feit – dat is het bizarre als we het over percentages hebben, en hoeveel verenigingen
wel of niet in de problemen zitten – dat er afgelopen zondag gewoon een zwembad in
Westervoort is gesloten en dat 850 kinderen hun zwemdiploma niet kunnen halen. En
waarom is dat? Dat is het bizarre van het hele verhaal. Een zwembad dat voorheen in
publieke handen was, is geprivatiseerd. Vervolgens nekt de energierekening het enorm.
De gemeente zegt: we kunnen u een beetje hulp bieden. Het is onduidelijk hoe de rijksregeling
heeft uitgepakt voor dit zwembad, want die rijksregeling was nog niet uitgewerkt.
En het zwembad is dicht. Dit is gewoon hoe het nu is, in Westervoort. Heel veel mensen
zitten met de handen in het haar en weten niet waar dat kind dat zwemdiploma kan halen.
Dit zijn voorbeelden die je gewoon tegenkomt als je erop gaat zoeken, gaat googelen.
Ze halen niet altijd de landelijke media, maar wel de lokale en de regionale. Dat
is pijnlijk als we praten over prachtige ambities in het Sportakkoord, want dit is
wat we ook zien. Daar brengt dat Sportakkoord ons niet dichter bij waar we willen
komen.
Ook de afgelopen tijd zijn wij met het RVVB – daar waren soms andere Kamerleden bij
– op een sporttour gegaan. Daar is het natuurlijk gegaan over de druk op vrijwilligers,
steeds meer taken, de bureaucratie en het gemis van ondersteuning. Daar hebben we
zojuist ook over gedebatteerd, net als over hogere kosten en inkomsten die onder druk
staan. Er zijn ook verschillende rapporten. Het Mulier Instituut spreekt, zonder verenigingen
te hebben gesproken, over 16%, het RVVB over 20%. Motivaction zegt niet zo lang geleden
nog, in februari, 42%. NOC*NSF, bij WNL, de heer Van den Tweel, heeft het erover dat
50% van de verenigingen in een lastig parket zit. Dat is veel meer dan een noodklok.
Ik ben dus ook wel benieuwd hoe de Minister reflecteert op al die onderzoeken. Het
gaat mij niet om welk percentage klopt. Als we deze percentages op een hoop gooien
en daar het gemiddelde uit halen, hebben we een enorm probleem waar we tegen aanlopen
als we ze niet gaan helpen om de toekomst te halen. Ik ben benieuwd. We hebben natuurlijk
eerder met elkaar afgesproken dat er goed gemonitord wordt. Ik vind het goed dat dat
via het Mulier Instituut gebeurt, maar het gebeurt wel via een open enquête en niet
met kwalitatief doorvragen en bezoek aan verenigingen. Ik vraag aan het kabinet of
het bereid is om naast wat het Mulier nu doet periodiek ook kwalitatieve data en de
honderden gesprekken die het RVVB heeft gevoerd te leggen, zodat wij als Kamer een
completer beeld krijgen.
Voorzitter. Ik zei al eerder dat wij dit weekend ons actieplan presenteren, omdat
we ervan overtuigd zijn dat het vijf over twaalf is voor veel sportverenigingen en
dat er echt iets moet gebeuren. Ik kan niet ingaan op alle punten in ons actieplan
– daarvoor is helaas te weinig tijd – maar één punt is het verduurzamen. Dat wil ik
er toch even uitlichten. Als we echt willen dat die energiekosten dragelijk worden
voor de toekomst, dan zullen we, gemeenten en Rijk, veel meer regie moeten voeren,
met een pot geld, om harde afspraken te maken: binnen vier, vijf jaar gaan we die
omslag maken met verenigingen. Dat overlaten aan grotendeels vrijwilligers? Ze zeggen
zelf in allerlei onderzoeken dat het ze echt niet gaat lukken met hoe het nu is: een
potje hier, een potje daar, een coachje hier, een coachje daar. Graag een reactie
van de Minister op dat punt.
Een sportwet. Er is al één motie over aangenomen. Er zijn zelfs meerdere moties over
aangenomen. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken daarvan. Wij hebben in ons actieplan
– zie het als een handreiking – geprobeerd om naar analogie van de Bibliotheekwet
een aanzet te doen voor hoe zo'n kaderwet sport eruit kan zien, met minimumnormen
zodat sportvoorzieningen gewoon als publiek toegankelijke voorzieningen worden geduid.
Dan het Sportakkoord. Het Sportakkoord – ik zei het net al, over dat zwembad dat dan
sluit – heeft mooie ambities. Ik vond het wel terecht wat de VVD zei: hoe kunnen we
het nou meten en vastpakken en hoe kunnen we het toetsen aan wat er in het land gebeurt?
Als er allemaal sportverenigingen omvallen, dan komen we niet bij die doelstellingen.
Als hier verderop in een zaal de Minister-President zegt ... In de aanloop naar dit
debat heeft de Minister-President namens het kabinet een brief gestuurd, waarin wordt
gezegd: in dunner bevolkte gebieden wordt een toenemend gebrek ervaren aan voorzieningen,
die omvallen. Wat stellen dat soort woorden voor als het gewoon gebeurt en er geen
overheid is die zegt: dat zwembad houden we open en die kinderen gaan hun zwemdiploma
halen?
Ik heb een heel concrete vraag over het Sportakkoord, namelijk op welke wijze sportverenigingen
betrokken zijn bij de totstandkoming van de services die eraan gekoppeld zijn. Het
is dienstverlening waar zij iets aan moeten hebben. Hebben zij daar ook inspraak in?
Er is een wildgroei aan verenigingsondersteuning, aan organisaties. Langs welke criteria
gaat dit eigenlijk? Hoe krijgen we grip? We zeiden net: een dagdeel, een minimaal
aantal uren. Het kan niet zo zijn dat er verenigingsondersteuning alleen vanuit het
stadhuis plaatsvindt. Dat kan echt niet. Dat moet op locatie en dat moet zitten op
de grote transities, verduurzaming, vrijwilligers aantrekken et cetera, et cetera.
Tot slot. Er staan landelijke ambities in heel veel akkoorden die wij hier altijd
met elkaar bespreken. Prachtig, maar we gaan het gewoon niet redden als we op deze
voet doorgaan. Er moet een omslag komen. Het is een bestuurder als Wiepkje in Heerenveen
die er alles aan doet om de contributie laag te houden, waardoor die reserves worden
ingezet zodat de verdubbelde energierekening wordt betaald. Het is Huub van Zeeburgia,
die via een crowdfunding nota bene zorgt voor extra inkomsten. Hij zegt: elke euro
contributie hoger is een lid eraf.
De voorzitter:
Rondt u af?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik rond zeker af. Ik vraag graag aan de Minister of ze wil reflecteren op deze druk
die sportverenigingen ervaren.
Tot slot.
De voorzitter:
Nee, u moet u echt afronden.
De heer Mohandis (PvdA):
Sportclubs verbinden en houden ons gezond. Ze zijn het onmisbare cement en dat hebben
we keihard nodig. Ze zijn hier ook aanwezig.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. U neemt allemaal veel meer tijd dan we afgesproken hebben.
Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Laan namens D66.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag drie punten benadrukken in dit debat, namelijk
onze verenigingen, de internationale context en sportwetgeving.
Over het voortbestaan van onze sportverenigingen, voor ons een belangrijk en onmisbaar
onderdeel van onze maatschappij, zijn natuurlijk wel wat zorgen op dit moment. Ze
zijn heel belangrijk voor de sociale cohesie. Ook wij zijn geschrokken van onder andere
het RVVB-onderzoek, waarin een kwart van de bestuurders aangeeft zich zorgen te maken
over het voortbestaan van de verenigingen. Ik denk dan meteen: wat kunnen wij korte
termijn doen? Ik heb de vergezichten voor de langere termijn geschetst, via de sportwet.
Dan heb je het over financiering, toegang, verantwoording. Ik heb ook drie oplossingsrichtingen
voor de korte termijn, waar ik graag een reactie van de Minister op zou willen. Dat
mag eventueel ook schriftelijk. Het gaat dan over de huurindexatie, regeldruk bij
vrijwillige sportbestuurders en het verduurzamen van de accommodaties.
Juist als de prijzen al hard stijgen, kan dat zorgen voor hogere contributies. Veel
verenigingen huren een accommodatie via de gemeente en dan komt er een huurindexatie
om de hoek kijken. Wij geven dus meer geld uit via het Jeugdfonds Sport & Cultuur,
maar als de lasten voor verenigingen omhooggaan, zullen die doorberekend worden in
de contributie en dat betekent gewoon dat mensen afhaken omdat ze het niet meer kunnen
betalen. En wij willen graag dat ze blijven sporten. Kan de Minister in gesprek gaan
met gemeenten over deze huurindexatie en kijken welke mogelijkheden er zijn om die
te bevriezen of iets dergelijks?
Daarnaast is het moeilijk om sportbestuurders te vinden. Ze zijn er wel, maar het
zijn vrijwilligers en wat we van ze verwachten is vaak heel professioneel. Sommigen
haken ook gewoon af om dat er een hoge regeldruk is. Eigenlijk zou ik gewoon aan de
Minister willen vragen of zij met bestuurders een top tien van «niet meer doen maar
schrappen» kan maken om deze regeldruk te verminderen. Ik denk namelijk dat we best
wat bureaucratie over de schutting kunnen gooien.
Daarnaast zorgen de energierekeningen voor veel hoofdbrekens. Dat hebben we uitgebreid
besproken in het afgelopen sportdebat. Er is een noodfonds opgericht. Het duurt misschien
wat lang, maar binnenkort wordt het opengesteld. De prijzen dalen weer, maar we moeten
natuurlijk wel scherp blijven, want de accommodaties moeten verduurzaamd worden. Laten
we vooral met elkaar de sportclubs goed daarop gaan voorbereiden. Ik heb daarover
vier vragen. Zijn er voldoende instrumenten om clubs te helpen bij het verduurzamen
van de accommodaties? Kan de Minister een beeld schetsen? Klopt het dat het Warmtefonds
niet beschikbaar is voor clubs en wel voor vve's? Zo ja, waarom is dat zo? Kan het
Waarborgfonds Sport breder ingezet worden om garant te staan voor duurzaamheidsleningen?
Daar zou ik graag een reactie van de Minister op willen.
Ik ga door naar de internationale context. Ik ben uiteraard hartstikke blij met het
bid voor het WK voetbal voor vrouwen. We hebben ons al eerder ervoor ingezet om dat
toernooi naar Nederland te halen. We weten immers wat het kan betekenen voor het meisjesvoetbal
en het vrouwenvoetbal in Nederland. Kijk maar even naar het EK vrouwenvoetbal in 2017.
Dat kan dit WK ook bewerkstelligen. Wat gaat de Minister doen om in lijn met de motie-Diertens
c.s. dit bid te ondersteunen?
Een ander thema. Ik ben, net zoals zo veel mensen, niet zo te spreken over Rusland,
een land dat oorlogsmisdaden begaat, maar ook sport intensief inzet voor politieke
doeleinden. Ik heb het vaker gezegd en ik zeg het nog maar eens: sport en politiek
zijn geen gescheiden werelden. Daarom steun ik de kabinetspositie tegen deelname van
Russische en Belarussische sporters aan sporttoernooien. Maar welke actie onderneemt
Nederland nu concreet? Oekraïense atleten hebben vaak op het slagveld gediend en boycotten
logischerwijs kwalificatietoernooien voor de zomerspelen waar Russische sporters aan
deelnemen. Wel Russen en geen Oekraïners: hoe kan dat? Werkt de Minister aan een kabinetsreactie
op de uitspraak van IOC-voorzitter Bach dat Europese overheden die opkomen voor de
belangen van Oekraïense sporters deplorable, betreurenswaardig, zijn? Daarnaast horen
we zorgelijke signalen van sportbonden waar de Russische invloed groot is. Ik noem
het boksen, waar een Nederlandse tegenkandidaat voor een topfunctie werd geïntimideerd
en gesaboteerd. Welke beleid heeft het kabinet om Nederlandse belangen te beschermen
tegen Russische invloed via de sport? Welke actie onderneemt het kabinet om te voorkomen
dat Nederlandse voetbalclubs een speelbal worden voor Russische oligarchen, zoals
bij Vitesse, naar nu is gebleken? Dat gebeurde via allerlei omwegen.
Mijn derde blokje gaat over sportwetgeving. Hartstikke mooi dat we voor de zomer hoofdlijnen
voor de sportwetgeving tegemoet kunnen zien. Dat is een langgekoesterde wens. We wachten
hierop al best lang met elkaar. Ook mooi dat de Minister wil starten met een onafhankelijk
centrum voor veilige sport. Dat is nodig. Ik zou graag iets concreter van de Minister
willen horen wanneer de aftrap is, wanneer het centrum onafhankelijk is en hoe sporters
worden betrokken die niet georganiseerd zijn in bonden, zoals bij karate of dansen,
waar nu een breed onderzoek naar loopt. Ook goed om te zien dat matchfixing hierbij
betrokken wordt, maar kunnen we in deze wetgeving dan ook een verbod verwachten? De
Kamer heeft mijn motie om dat te gaan verbieden aangenomen.
Over matchfixing en preventie gesproken: naast NOC*NSF en de KNVB speelt ook de VVCS,
de vereniging voor contractspelers en contractspeelsters, een belangrijke rol bij
het creëren van bewustzijn, bijvoorbeeld via de Red Button, zoals ik de vorige keer
ook heb gezegd.
De voorzitter:
Rondt u ook af, mevrouw Van der Laan?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ja. Ik heb nog anderhalve alinea. Dat kan ik heel snel.
Hoe zorgen we ervoor dat het geld voor preventie, dus die subsidie, bij meerdere partijen
terechtkomt, dus ook bij bijvoorbeeld de VVCS, omdat zij goed werk verrichten?
Een sportwet zou ook moeten ingaan op de structuur en toegankelijkheid van sport.
Kunnen we sporten in de buurt? We hebben een belangrijke woningbouwopgave en ik wil
niet dat er alleen betonnen wijken komen, maar dat bewegen in de buurt ...
De voorzitter:
Nu moet u echt afronden.
Mevrouw Van der Laan (D66):
... ook kan. Dat vind ik harstikke mooi. Eventueel passen we het Bouwbesluit aan.
Ik zou graag horen wat de Minister van dit voorstel vindt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. U past mooi in het rijtje. Dat betekent wel dat
ik straks heel strak zal zijn op de interrupties. Die moeten kort zijn. Ik vrees dat ...
Goed, dat zien we dan wel. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van Dijk namens het
CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Vorige week kwam er voor de tweede keer in korte tijd een
onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat verenigingen onder druk staan. Dat is geen
nieuw signaal, maar het is er wel eentje die tot nu toe slecht landt in Den Haag.
Zo diende ik bijvoorbeeld bij de Algemene Financiële Beschouwingen een motie in met
het verzoek de waarde van de vrijwillige inzet van Nederlanders ieder jaar door te
rekenen en mee te nemen in de stukken voor Prinsjesdag. Daar zie ik in het kabinet
erg weinig enthousiasme voor. Mede door die houding in dit debat heeft het CDA ongeveer
een jaar geleden een website gelanceerd, de website Vereniging Nederland, met onder
andere een meldpunt en een enquête voor verenigingen. Ook is ons wetenschappelijk
instituut samen met onze lokale afdelingen en met verenigingen gaan schrijven aan
een stuk over verenigingen en het belang van ons maatschappelijk middenveld. Daarin
staan een heel aantal concrete punten om onze verenigingen overeind te houden.
Voorzitter. Als wij in onze samenleving geen verenigingen hadden, zouden we vandaag
nog de eerste oprichten. Nou wil ik dit debat niet gebruiken om onze verenigingsnotitie
die in de komende weken uitkomt te pluggen. Maar omdat dit onderwerp nu weer zo actueel
is, hoop ik dat het op meer support kan rekenen, dat het kabinet het veel meer gaat
omarmen en dat we daarbij samen op kunnen trekken. Daarom zeg ik veel dank aan de
collega's van de PvdA, die dit onderwerp van vandaag extra geagendeerd hebben.
Voorzitter. De gevolgen van overheidsbeleid voor verenigingen worden vaak gezien als
collateral damage. Helaas zien we dat de overheid verenigingen en bedrijven vaak over
één kam scheert. Dat is oliedom, doodzonde en onterecht, want verenigingen zijn geen
ondernemingen die winst willen maken. De mensen in verenigingen zetten zich vaak onbetaald
in voor hun sport, vak of hobby of voor een ander maatschappelijk doel. De enige winst
die ze maken is 100% maatschappelijk winst. Onvoldoende kader- en bestuursleden: het
is de meest genoemde reden dat verenigingen zichzelf opheffen. Daarbij komt dat ze
op allerlei gebieden veel last hebben van wetgeving. Denk aan: identiteit, UBO, de
Wwft, privacy, de AVG, trustwetgeving, cyberveiligheid. Zó veel bureaucratie maakt
het bestuurswerk zwaar en minder aantrekkelijk. Een wat grotere voetbalvereniging
heeft bijna een huisjurist nodig om alle regels op het gebied van antiwitwaswetgeving,
financiële verantwoording of voedsel en waren naar de praktijk van het clubhuis te
vertalen. En in deze berg aan regelgeving is de persoonlijke aansprakelijkheid van
bestuurders in de afgelopen jaren groter geworden.
Voorzitter. Dan zijn er natuurlijk ook zorgen over financiën. Corona heeft niet geholpen,
de hoge energierekening evenmin. Wij hebben hier nog steeds zorgen over, maar de Minister
lijkt er nog steeds van overtuigd dat het meevalt. Een recent onderzoek van Motivaction
onder verenigingsbestuurders laat zien dat 41% van de verenigingen door de stijgende
energiekosten genoodzaakt is de contributie te verhogen. Bij bijna twee derde van
deze clubs is sprake van meer opzeggingen. Daarnaast voorziet 61% dat dit kan leiden
tot uitstel of afstel van broodnodige investeringen zoals voor verduurzaming. Ten
slotte geeft 42% aan dat zij door de gestegen energiekosten van de afgelopen winter
bezorgd zijn over hun voortbestaan. Daarnaast zien we concreet de eerste zwembaden
omvallen. We begrijpen dat de openstelling van de zwembadregeling is vertraagd. Ook
krijg ik het signaal dat compensatie voor energie opgewekt op basis van houtpellets
daarin wordt uitgesloten. Hoe kijkt de Minister naar deze signalen en waarom deze
vertraging?
Voorzitter. Onze zorgen zijn niet weggenomen. Als er meer geld beschikbaar moet komen,
maak dat dan gewoon inzichtelijk, dan kunnen we het erover hebben tijdens het debat
over de aanstaande Voorjaarsnota.
Voorzitter. Verenigingen kunnen beter en sneller geholpen worden met verduurzamen.
De Stichting Waarborgfonds Sport heeft berekend dat een eenmalig bedrag van 75 miljoen
euro voldoende is om alle sportverenigingen met een eigen accommodatie een lening
te verschaffen om hun verduurzamingsopgave op te pakken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, u heeft een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik luisterde heel goed naar het stukje over de regeldruk voor verenigingen. Mevrouw
Van Dijk heeft dat vele malen mooier verwoord dan ik dat heb gedaan. Zoals zij het
heeft verwoord, is mij dat echt uit het hart gegrepen. Daar zat volgens mij alleen
geen vraag aan vast. Wat wil zij nou van de Minister? Ik denk dat wij hetzelfde delen.
Volgens mij heb ik ook collega's horen spreken over de druk op verenigingen door wet-
en regelgeving. Hoe zouden wij daar nou even wat normaler mee om kunnen gaan? Ik wil
haar eigenlijk de kans geven om te expliciteren wat zij nou beoogt voor de sportvereniging
en wat zij van de Minister verwacht op het vlak van het verminderen van die regeldruk,
want ik herken exact wat zij zegt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben blij dat u het vraagt, want ik was dat stukje vergeten. Ik heb het daar in
het vorige debat ook over gehad. Toen had ik een motie klaarliggen en heb ik de Minister
gevraagd of we de verenigingen niet bij alle toetsen, bijvoorbeeld bij wetgeving,
mee moeten nemen. De Minister zei daarop: we zijn bezig met een uitwerking; daar kom
ik op terug. Vandaar dat ik die motie toen niet heb ingediend. Mijn vraag was dus
inderdaad: hoe staat het daarmee?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter?
De voorzitter:
Meneer Heerema, een tweede vraag?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Zeker, want volgens mij moeten we hier verder op doorgaan. Dat geldt voor de aanstaande
wetgeving, maar volgens mij moeten we niet over het hoofd zien dat we al een oneigenlijke
druk op de vereniging hebben gelegd door wat we de afgelopen tien, vijftien jaar hebben
gedaan. Ik noem het rapport «Klem tussen balie en beleid» van de heer Bosman over
de effecten van wet- en regelgeving. Tussen balie en beleid zit nog een heleboel;
daar zou de Kamer te weinig oog voor hebben. Dat is ook hierop van toepassing. Hoe
kunnen we nou terugkijkend naar die afgelopen vijftien jaar verbeteringen aanbrengen,
niet alleen in toekomstige wetgeving, maar ook om wat we gedaan hebben, om wat de
verenigingen nu al op zich af hebben gekregen, nu al beter te maken?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk echt dat samenwerken vooral ontschotten is, want heel veel regelgeving valt
onder andere departementen. Bij Financiën zie ik bijvoorbeeld heel veel fiscale en
financiële regelgeving. Gelukkig zie ik dat steeds meer van onze collega's daar heel
expliciet aandacht voor vragen. Het CDA heeft bijvoorbeeld geprobeerd om de eerste
achttien voorstellen onder elkaar te zetten waarmee we volgens ons zouden moeten beginnen.
Maar dit is echt over alle portefeuilles verspreid. Ik denk dat het daarom vooral
heel belangrijk is dat we het bij elkaar heel goed tussen de oren krijgen en dat we
iedere keer als we een debat hebben, bijvoorbeeld over banken, hierover nadenken,
zo van: «Hé, verrek, we krijgen signalen dat het voor verenigingen heel moeilijk is
om een bankrekening te openen. Daar moeten we iets mee.» Ik noem de UBO-wetgeving:
«Hé, hoog risico? Is een vereniging een risico? Vinden we dat echt? Zo niet, dan moeten
we daar iets mee.» Ik denk dus dat het te makkelijk is om tegen de Minister te zeggen:
kom maar met een lijstje. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat wij zelf, gewoon
in ieder debat dat gaat over dienstverlening – want daar zit het heel vaak – nadenken
over de vraag hoe verenigingen daardoor worden geraakt. Want het is echt heel breed
en het zit bijna overal, van ruimte tot financiën, van zorg tot veiligheid. Het is
echt heel breed.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u kwam later binnen. We hebben afgesproken: in totaal acht interrupties.
Dat is inclusief de interrupties van het kabinet. Dus niet twee keer acht. Eerst de
heer Heerema voor zijn derde vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik vind dit onderwerp misschien wel het allerbelangrijkste onderwerp van vanavond.
Dit is namelijk de reden waarom verenigingen omvallen, zoals mevrouw Van Dijk ook
zelf aangeeft. Door die wet- en regelgeving kunnen zij namelijk onvoldoende bestuurders
krijgen. Ik ben dus toch misschien wel op zoek naar dat lijstje. Zij zegt dat het
misschien niet nodig is om aan de Minister een lijst te vragen. Ik zal u eerlijk zeggen
dat ik wel heb gezocht, maar zelf geen overzicht kan maken van wat er allemaal op
de verenigingen af is gekomen en waaraan we zouden moeten werken om dat zo snel mogelijk
minder te maken. Ik heb wel een motie in mijn achterzak om de Minister hiervoor aan
het werk te zetten. Zij heeft dat directe contact met haar collega-Ministers. Ik kan
mij heel goed voorstellen dat juist al die ambtenaren op al die ministeries prima
samen tot iets kunnen komen waardoor ze met een voorstel kunnen komen om het makkelijker
te maken voor die sportverenigingen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik zal zo'n motie altijd ondersteunen, want als we overzicht hebben, kunnen we vooruit.
Maar ik vind ook dat we zelf moeten zorgen voor dat overzicht, want ik merk dat het
vaak zulke simpele praktijkdingen zijn dat je daar niet direct aan denkt als je een
wettekst voor je hebt liggen. Ik denk dus dat het en-en is. We moeten de ministeries
vragen om hiernaar te kijken, maar we moeten ook iedere keer ons netwerk ophalen,
want daar komen zo veel waardevolle signalen uit. Nou ja, goed, over een paar weken
zullen wij in ieder geval ook met een heel aantal komen. Misschien is er heel veel
overlap, maar dat is alleen maar mooi, want dan gaan we volgens mij samen aan hetzelfde
touw trekken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Had meneer Mohandis nou nog een vraag? Nee. Dan is er
een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou aan mevrouw Van Dijk willen vragen of het niet veel fundamenteler is. Alle
woordvoerders zitten hier omdat ze sport en bewegen heel belangrijk vinden. We zien
dat heel veel sportverenigingen het moeilijk hebben. Vervolgens worden allerlei verschillende
subsidieregelingen voor sportverenigingen maar ook voor gezinnen opgetuigd om ervoor
te zorgen dat sport en bewegen toch toegankelijk blijven. Vervolgens zien we dat verenigingsbestuurders
en clubs het af en toe ingewikkeld vinden omdat ze allerlei verschillende voorzieningen
apart moeten aanvragen, en dat kost weer tijd. Dat zien we ook terug in de enquête
van het RVVB. Zouden we deze discussie niet veel fundamenteler moeten oppakken en
moeten zeggen: wij vinden sport en bewegen belangrijk, dus wij gaan ervoor zorgen
dat sportverenigingen overeind kunnen blijven zonder een heel oerwoud van verschillende
subsidieregelingen, hoe goed al die verschillende regelingen ieder op zich ook zijn?
Dat is mijn vraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben heel erg voor een minder groot oerwoud van allerlei regelingen. Ook gemeenten
klagen daarover: we hebben zo veel SPUK-potjes dat we onderhand ook niet meer weten
welk potje we moeten gebruiken om onze verenigingen te helpen. Als we tot een versimpeling
zouden kunnen komen, dan denk ik daar graag over mee, want ik denk dat én de gemeentes
én de verenigingen en uiteindelijk onze samenleving daar ontzettend mee geholpen zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Heel kort een toelichting, want ik vraag dit niet voor niets. Bijvoorbeeld bij debatten
die we voeren over preventie, vinden we allemaal preventie ontzettend belangrijk.
En wat zien we? We gaan allerlei verschillende regelingen optuigen om ervoor te zorgen
dat mensen gezond kunnen blijven leven. We houden ons er enorm mee bezig, soms met
micromanagement, terwijl we het onderliggende probleem al kennen. Ik kom net uit een
debat over passend onderwijs. Iedereen vindt het ontzettend belangrijk dat kinderen
meer onderwijs op niveau krijgen. En wat gaan we doen? Een ontzéttend ingewikkeld
stelsel optuigen. Volgens mij moeten we ook in dit soort debatten het andere gesprek
met elkaar voeren, dus niet over verschillende spotjes maar over de vraag wat het
fundamentele probleem is. Als we dan met elkaar vinden dat sport en bewegen belangrijk
is, moeten we vervolgens met elkaar ook b zeggen. Ik ben de laatste die zegt dat we
er na dit debat zullen zijn, maar dit lijkt me wel het niveau waarop we dit soort
debatten moeten blijven voeren met elkaar.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoorde geen vraag; ik hoorde vooral een toelichting. Eens; het is veel fundamenteler.
Het simpeler maken is misschien nog wel moeilijker dan het ingewikkeld maken, maar
het is wel een gezamenlijke uitdaging.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt verdergaan met uw betoog, mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had het over die 75 miljoen voor verduurzaming. Mijn volgende vraag is: kan de
Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van mijn eerdere motie, over het
aantrekkelijk maken van de BOSA-subsidie, die hier natuurlijk ook mee te maken heeft,
door die om te draaien en in te kunnen zetten voor verduurzaming?
Om te weten wat er echt nodig is om onze sportaccommodaties in stand te houden, heeft
het CDA eind 2021 gevraagd om een totaaloverzicht van de staat van onderhoud van alle
sportaccommodaties. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? In de begroting
lees ik dat dit voorjaar een startcongres wordt georganiseerd om hier meer inhoud
aan te geven. Kan de Minister dit nader toelichten?
Voorzitter. Op de agenda staan veel onderwerpen die belangrijk zijn om sport hoog
op de agenda te krijgen, maar ik blijf toch nog heel even bij het onderwerp verenigingen
en vrijwilligers. De VVD had het er al over en ook ik krijg diverse signalen over
wielerrondes georganiseerd door vrijwilligers die compleet vastlopen omdat ze geen
politie-inzet geregeld krijgen. Waar dat voor een voetbalwedstrijd minder problematisch
lijkt, lopen deze evenementen hier echt op stuk. Daarmee dreigen regionale koersen
uit het straatbeeld te verdwijnen, terwijl als we iets hebben wat laagdrempelig en
voor iedereen toegankelijk is, dat toch wel het met z'n allen kijken naar zo'n wielerwedstrijd
is. Dus dat ze zouden verdwijnen moeten we echt niet willen. Mijn vraag aan de Minister
is of zij bereid is om hier met haar collega mee aan de gang te gaan, en dat dan nadrukkelijk
op de heel korte termijn, want de nood is echt heel hoog.
Ten slotte. Ook de inzet van gezondheidszorg bij grote sportevenementen begint echt
een ding te worden. Ook hiervoor vraag ik meer aandacht van de Minister. Faciliteer
alsjeblieft deze vrijwilligers en onderschat niet dat we steeds meer van deze organisaties
vragen, want we gaan gewoon onze evenementen langzaamaan de nek omdraaien.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Keurig binnen de tijd! Ik geef graag het woord aan de
heer Van Nispen namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, dank u wel. Dat de SP zeer ontevreden is over dit sportbeleid van de Minister
heb ik al duidelijk gemaakt in het vorige sportdebat. Terwijl de urgentie groter is
dan ooit tevoren – kijk naar de coronacrisis, kijk naar de energieprijzen, kijk naar
de bewegingsarmoede in Nederland – gebeurt er echt veel te weinig. Onze kinderen zijn
kampioen stilzitten. Sportverenigingen zitten massaal in de problemen. En de Minister?
De Minister is vooral aan het uitleggen waarom allerlei voorstellen en moties vanuit
de Kamer niet zullen worden uitgevoerd. Ik vind het allemaal nogal waardeloos.
De zorgen vanuit de Tweede Kamer over de energieprijzen zijn helaas terecht gebleken.
Er is een wirwar van steunregelingen ontstaan, overheden doen onvoldoende, de potjes
geld zijn te klein en deels nog niet in werking. Het geeft de sportverenigingen en
ondernemers geen enkele zekerheid. Zij zien de toekomst somber in. IJsbanen worden
in de steek gelaten door deze Minister. Hulde dat Thialf gered is – daar hebben wij
ons voor ingezet, ik ook – maar hoe zit het met de andere ijsbanen? Waarom gebeurt
daar niks voor? Speeltuinverenigingen zitten in de problemen. Zwembaden worden inmiddels
opgedoekt. Dat is niets minder dan een schande. Waar moeten die kinderen leren zwemmen?
Hoe kan dit in een welvarend, waterrijk en rijk land?
En wat doet de Minister? Weinig. De Minister hoopt dat het goed komt. En ze gaat minder
vaak rapporteren aan de Kamer; in plaats van iedere maand rapporten te sturen, zoals
de Kamer vroeg, zegt de Minister: ik ga over drie maanden pas weer vertellen hoe het
ervoor staat. Hoezo? Waarom zou je dat doen? Ik kan er echt niet bij. Waarom laat
je die prachtige verenigingen, de bestuurders en de vrijwilligers zakken? Veel sporters
zeggen nu al hun lidmaatschap op vanwege de stijgende kosten. Als meer verenigingen
zich genoodzaakt zien om hun stijgende energiekosten door te berekenen in nog hogere
contributies, betekent dat nóg meer uitstroom van leden, en dus minder sporten en
bewegen; precies wat we níét nodig hebben.
Het zit me ook ideologisch gewoon enorm dwars. We zijn een rijk land, maar we moeten
het kennelijk normaal vinden dat steeds meer mensen hun sport en die van hun kinderen
niet meer kunnen betalen. De oplossing van het kabinet is allerlei potjes met subsidies
en regelingen waar die individuen een beroep op kunnen doen. Maar waarom is dit nou
een individueel probleem van mensen en van die verenigingen apart? Dit is een probleem
van en voor de samenleving als geheel, Minister. Waarom wordt het verduurzamen van
sportaccommodaties aan de verenigingen en beheerders zelf overgelaten? Waarom wordt
dat niet collectief, vanuit de overheid, georganiseerd? Dat is wat er fundamenteel
verkeerd gaat met dit kabinet: het individualiseren van collectieve problemen. Daardoor
worden ze dus niet opgelost, wordt niet gewaarborgd wat voor ons allemaal van algemeen
belang is.
De SP nam samen met andere partijen, zoals D66, het initiatief voor een sportwet,
waarin het recht op bewegen wordt vastgelegd: sport als publieke voorziening. De rollen
en verantwoordelijkheden zijn helder. Hoe staat het met die sportwet? Waar zit nou
nog weerstand? Want daar krijg ik wel signalen over. De wettelijke sportnorm, zoals
ook door NOC*NSF bepleit wordt, kan daar onderdeel van zijn. Wat mij betreft zou dat
moeten, juist om ruimte voor sport en een beweegvriendelijke leefomgeving te verzekeren.
Kan de Minister bevestigen dat de sportnorm daar onderdeel van is?
Hetzelfde geldt voor speelgelegenheden voor kinderen met een beperking, die samenspeelplekken
dus. De Minister meldt trots dat er meer speeltuinen komen, maar dat is er nog niet
eens één per gemeente. Is dat nou echt te veel gevraagd? Sport en bewegen voor mensen
met een beperking moet vanzelfsprekend zijn, maar is dat nog steeds niet. Er moet
nog zo veel gebeuren. Denk aan sporthulpmiddelen, zoals een sportprothese of een sportrolstoel.
Het is nog steeds nodig om de Minister op te jagen om ervoor te zorgen dat gemeentes
en zorgverzekeraars hun verantwoordelijkheid nemen. Waarom krijgt zij dat steeds maar
niet geregeld? Waarom gaat het Rijk hier nu aan meebetalen? Per wanneer is dat overbodig,
zoals de Kamer al zo vaak heeft gevraagd van de Minister?
Dan bewegen in de zorg. In ziekenhuizen en verpleeghuizen moeten meer mogelijkheden
komen om patiënten uit bed te halen en te laten bewegen. Waar blijven de concrete
plannen? Ook hierin is de Minister ambitieloos en te traag. Ze heeft geen concrete
acties of doelstellingen. Ik vind dat echt teleurstellend.
Het is ook teleurstellend dat de Minister gefaald heeft bij het zoeken naar oplossingen
voor wielerwedstrijden. Het tekort aan politieagenten, mede veroorzaakt door de bezuinigingen
van de VVD, maar ook door aangescherpte opleidingseisen, zorgt voor een gebrek aan
motorbegeleiding. Door plotselinge besluiten – dat is onbehoorlijk bestuur – staan
nu allerlei wedstrijden op de tocht. Dat vind ik erg voor de wedstrijdwielrenners,
voor al die organisaties en voor alle wielerliefhebbers. Maar dat hoeft niet. Er zijn
allerlei oplossingen voor, die werden aangedragen door de Wielren Unie, maar ook al
jaren door de Tweede Kamer in debatten en Kamermoties. Ik ga die niet allemaal herhalen,
maar ik wil wel dat de Minister dit oplost, samen met haar collega van Justitie en
Veiligheid en de collega die over verkeer gaat. En wel snel, want ook hier is mijn
geduld wel op.
Sport en bewegen moet veilig zijn, ook voor mensen in de danswereld, waar door klokkenluider
Kim Koumans misstanden zijn onthuld, terwijl zij daar zelf een hoge prijs voor betaalt.
Wie pakt er nou de verantwoordelijkheid? Het onderzoek is vertraagd. De aanpak is
versnipperd. Het valt deels onder sport, deels onder cultuur, maar de Minister heeft
toch toegezegd de dansers te ondersteunen en met de Staatssecretaris Cultuur te gaan
praten over oplossingen? Waarom is dat nog niet gebeurd? Waar blijft het resultaat?
Waar blijft de veiligheid, ook voor hen?
Ik wil een Minister die er echt voor gaat om sport en bewegen toe te laten nemen,
die opkomt voor evenementen en verenigingen, die sport en bewegen wil verzekeren voor
mensen met lagere inkomens en hun kinderen en die opkomt voor kinderen die moeten
leren zwemmen. Die Minister heb ik nog steeds niet gezien.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Maeijer namens
de PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. Dank u wel. Afgelopen december zat bij het WGO Sport de tribune vol met
mensen die zich zorgen maakten over het voortbestaan van clubs, verenigingen, zwembaden
en ijsbanen. Ik zie dat dat wederom het geval is. De aandacht in de media is nu misschien
minder, maar de situatie is er niet per se beter op geworden. We zien nog steeds clubs
en verenigingen met acute problemen. Wanneer wordt nu eindelijk de noodvoorziening
voor de amateursport opengesteld? Wat zijn de voorwaarden? Hoe wordt ervoor gezorgd
dat deze voorziening bekend en vindbaar is, en dat de procedure voor de aanvraag eenvoudig
is?
Voorzitter. Uit onderzoek van het Register voor Verenigingsbestuurders komt ook naar
voren dat men, als men met acute problemen naar de gemeente stapt, stuit op antwoorden
gestoeld op willekeur en nattevingerwerk. Hoe zit dit precies? Herkent de Minister
dit beeld? Waar blijft de zekerheid die de Minister deze verenigingen en clubs heeft
beloofd?
Voorzitter. Een groter probleem is misschien wel de toekomstbestendigheid in het algemeen.
Na de coronajaren en de stijgende energielasten zijn de reserves praktisch op. Uit
datzelfde onderzoek blijkt dat ruim 5.000 besturen vrezen voor de toekomst van hun
vereniging. Bij meer dan 94% van alle verenigingen zullen de kosten met 10% stijgen
in 2023 en bij 35% van de verenigingen zelfs met meer dan 25%. Uit die rondgang blijkt
dat meer dan de helft van de verenigingsbestuurders opgebouwde reserves gebruikt om
de stijgende kosten en het negatieve resultaat van 2023 op te vangen. Deze bestuurders
denken dit negatieve resultaat nog maximaal twee jaar op te kunnen vangen. Het RVVB
stelt vast dat de betreffende bestuurders niet of onvoldoende beseffen dat de vereniging
technisch failliet is. Ik vind dat schokkend om te horen. Ik ontvang heel graag een
reactie van de Minister op deze cijfers. Want als er verenigingen of clubs verdwijnen,
nu of in de toekomst, verdwijnt er veel meer dan alleen de sport.
Voorzitter. Clubs en verenigingen leunen en draaien op het werk van vrijwilligers.
Dat zijn mensen die in hun vrije tijd met hart en ziel van alles op poten zetten.
Helaas dalen de aantallen vanwege tijdgebrek, bureaucratische rompslomp of te lage
vergoedingen. Ik snap dat op zich wel. Hoe wil de Minister dit te lijf gaan?
Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat het niet aan de overheid is om mensen sport
en bewegen op te leggen, maar de overheid kan het wel faciliteren. Ik maak me zorgen
over de toegankelijkheid van sport. Er moeten clubs en verenigingen zijn waar je kunt
sporten, maar je moet ook in staat worden gesteld om het te betalen, als je dat wilt,
zodat je mee kunt doen. 60% van de Nederlanders heeft financiële problemen. 1 miljoen
mensen zakken volgend jaar onder de armoedegrens, waaronder 230.000 kinderen. Uit
een onderzoek van Motivaction onder 482 clubs en verenigingsbestuurders blijkt dat
41% van de clubs en verenigingen door de stijgende energiekosten genoodzaakt was om
de contributie te verhogen. Bij bijna twee derde van deze clubs heeft dat geleid tot
meer opzeggingen. Deelt de Minister mijn inschatting dat deze aantallen alleen maar
zullen toenemen als straks het nieuwe sportseizoen begint? Wat doet de Minister om
sporten voor iedereen toegankelijk te houden als het gewone leven al zo onbetaalbaar
is?
Voorzitter. Vorig jaar werd er gesproken over een plan van aanpak om inzichtelijk
te maken waar je financiële steun kunt krijgen. Er werd toen ook gesproken over een
campagne. Maar ik zie eigenlijk nog helemaal niets. Wanneer komt dat van de grond?
Wat verwacht de Minister daar eigenlijk van? Waarom wordt er niet gewoon gezorgd voor
meer geld in de portemonnee, zodat je zelf kunt kiezen waar je dat aan besteedt?
Voorzitter. Lekker buiten kunnen spelen is net zo belangrijk als sporten bij een club
of vereniging. 17% van de kinderen speelt nooit buiten. Dat zijn 238.000 kinderen.
Het is goed om te lezen dat de Minister werk maakt van speelplekken die voor iedereen
toegankelijk zijn, voor kinderen met en zonder beperking. Er komen nieuwe speelplekken
bij, maar dat zijn er niet genoeg, want niet in iedere gemeente is een toegankelijke
speelplek. Ik vind dat echt waanzin. Kunnen spelen in de gemeente waarin je woont,
is toch een soort basisvoorziening? Ik snap dat gewoon niet.
Voorzitter. In hoeverre worden speeltuinverenigingen meegenomen in het noodfonds of
andere regelingen? We kregen gisteren nog een brief van Jantje Beton, waaruit blijkt
dat 5% van de speeltuinverenigingen verwacht dit jaar de deuren te moeten sluiten.
61% heeft nog geen enkele compensatie gekregen.
Voorzitter. Dan zwemvaardigheid. Hoe staat het met de wachtlijsten voor zwemles? Vorig
jaar december is een motie van mij en collega Van Nispen aangenomen, waarin we vragen
om een concreet plan voor het terugdringen van de wachtlijsten voor het zwem-ABC.
Ik heb mijn best gedaan om alle stukken te lezen, maar volgens mij staat er praktisch
niets in over zwemmen. Ik zou dus heel graag willen weten hoe het daarmee staat.
Voorzitter. Ik zie dat mijn tijd dringt, dus ik glij een beetje door mijn tekst heen.
Tot slot de reddingsbrigade. Ook daarover is een motie van de SP, de PvdA en de PVV
aangenomen, over structurele financiering voor het programma Het Strand Veilig. De
Minister heeft die financiering toegezegd. Dat is mooi, maar ik zou heel graag van
de Minister willen weten hoe het daar nu precies mee staat. Is dat nu echt helemaal
rond? Kan het programma Het Strand Veilig gewoon verder?
Voorzitter, tot slot. Ik zal helemaal afronden. Mijn excuses alvast: vanwege het verschuiven
van het debat, moet ik het debat wat eerder verlaten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld namens
GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van als laatste zijn, is dat heel veel punten
gewoon al zijn gemaakt. Dat was trouwens niet de reden dat ik wat later kwam. De reden
was dat ik bij een ander debat zat. Dat ging over passend onderwijs, dat ook een belangrijk
onderwerp is voor ons.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van collega's die aangeven dat het beleid soms
wel heel erg gericht is op het plakken van pleisters. Als wij met elkaar vinden en
zeggen dat sporten en bewegen heel belangrijk is – ik vind dat, en volgens mij vinden
alle collega's die hier zitten dat ook – dan moeten we de daad bij het woord voegen.
We moeten voorkomen dat er een heel oerwoud aan allerlei regeltjes wordt opgetuigd
om ervoor te zorgen dat sport toegankelijk blijft. Dat zeg ik ook omdat we weten dat
heel erg veel bestuurders steeds meer tijd kwijt zijn aan bureaucratie. We schieten
onszelf daarmee in de voet. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister dat ziet. Hoe wil
zij sport en bewegen voor iedereen toegankelijk houden zonder dat we allerlei nieuwe
subsidieregels in het leven gaan roepen? Want volgens mij moeten we dat niet doen.
Voorzitter. Er zijn wel meer dingen die we met elkaar zouden moeten veranderen. Ik
las afgelopen weekend het advies van de Sportraad waarin die stelt dat prestaties
veel te veel centraal staan en niet de kinderen. Dit laat zien dat de problemen bij
de sport nog veel breder liggen, namelijk ook in de financieringsstructuur. Want als
je de financieringsstructuur zodanig neerlegt dat vooral presteren sponsoren aantrekt
en dat een groot deel van de inkomsten daarvandaan moet komen, begrijp ik ook wel
dat er soms te weinig aandacht is voor de pedagogische kwaliteit, terwijl we die aandacht
natuurlijk wel willen. Ik ben dus benieuwd wat de reactie is van de Minister op het
advies van de Sportraad, die heel duidelijk zegt dat juist het plezier voorop moet
staan bij kinderen. Volgens mij zouden we dat advies moeten omarmen, want we willen
juist dat de kinderen die het meeste moeite hebben met sporten en bewegen, daar echt
plezier uit gaan halen en hun hele leven lang blijven sporten en bewegen.
Voorzitter. Nog zo'n punt waarin ik een discrepantie zie tussen wat wij hier allemaal
vinden en hoe de praktijk is, gaat over zwemmen. Mevrouw Maeijer noemde net terecht
een motie van de heer Van Nispen die is aangenomen, maar een jaar geleden werd ook
een motie van ons aangenomen met daarin een heel concrete vraag, namelijk een verzoek
aan de regering om met alle gemeenten een plan te maken zodat alle kinderen binnen
drie jaar hun zwemdiploma kunnen halen. Dat was een jaar geleden. Nu er zwembaden
omvallen – de heer Mohandis gaf daar al een voorbeeld van – zie ik niet hoe dit soort
zaken die wij met elkaar willen, geregeld kunnen worden. Het gaat mij dan niet eens
om de motie, maar het gaat mij er wel om dat we in een waterrijk land als Nederland
er met elkaar voor moeten zorgen dat alle kinderen zwemvaardig zijn. Ik ben benieuwd
hoe de Minister dit ziet.
Voorzitter. Er is al een heel aantal vragen gesteld over de zorgen die bij verenigingen
leven. Wat ik ook duidelijk teruglas in de enquête van het RVVB is dat er moeite is
met het vinden van jonge bestuurders. Nou ken ik een heel aantal mooie voorbeelden
waarbij er juist samenwerking is tussen onderwijs en sportverenigingen, bijvoorbeeld
doordat een deel van de stage ingevuld kan worden op een sportvereniging. Ik zou de
Minister willen vragen of dit overal in het land bekend is. Kan zij er iets in betekenen?
Ik zie in ieder geval een aantal van dit soort mooie voorbeelden en volgens mij zouden
we die moeten toejuichen, want het is natuurlijk belangrijk dat er in sportverenigingen
diversiteit aan bestuurders is en jonge mensen kunnen heel mooie aanwas zijn voor
een bestuur.
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over veilig sporten. Ik heb natuurlijk ook vorige
week het mooie interview van de Minister gelezen waarin zij aangeeft dat iedereen
veilig moet kunnen sporten en dat als dit niet het geval is, sporters zelf dat op
een goede en laagdrempelige manier moeten kunnen melden. Maar wat gebeurt er met alle
meldingen die de afgelopen jaren zijn binnengekomen? Ik doel bijvoorbeeld op het turndossier.
Voor de tegemoetkomingsregeling van € 5.000 zijn bijna tweemaal zoveel aanvragen binnengekomen
als gedacht. Ik vraag mij dan af: hoezo werd er niet verwacht dat dat aantal weleens
hoger kon zijn? Want de signalen zagen wij allemaal al binnenkomen. Wat gebeurt er
nu om de slachtoffers echt concreet te helpen?
Voorzitter. Ditzelfde speelt natuurlijk ook op het dansdossier. Mijn beleidsmedewerker
die dit debat eerder voor mij volgde, zei dat de heer Heerema net zoals de heer Van
Nispen al een punt maakte over de slachtoffers daar en dan in het bijzonder over Kim
Koumans, die als klokkenluider naar voren is getreden en nu zelf ontzettend veel moet
regelen, terwijl door de Minister en haar voorgangers werd gezegd dat dit heel belangrijk
is om de goede hulp te kunnen bieden. Op welke manier zorgen wij er dan nog voor dat
mensen die slachtoffer zijn van misstanden in de sport, geholpen kunnen worden?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dat is het einde van de eerste termijn van de zijde
van de Kamer. We gaan schorsen voor de voorbereiding van de beantwoording van de vragen.
Ik stel een schorsing van een halfuur voor. Om 16.55 uur zijn we hier dus weer terug.
Ik zeg 16.55 uur, want dan weet ik zeker dat we om 17.00 uur kunnen beginnen. Ik schors
tot 16.55 uur. Dan zie ik u weer terug. Dank u wel.
De vergadering wordt van 16.24 uur tot 16.56 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heropen de vergadering voor de beantwoording door de regering van
de vragen uit de eerste termijn. Ik heb begrepen dat het, zoals we dat gewoon zijn,
in blokjes is ingedeeld. Ik wil de Minister vragen of ze de indeling wil geven en
dan lopen we er vanzelf doorheen. Ik geef graag het woord aan de Minister.
Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. Welkom aan iedereen hier op de tribune en ook aan de mensen
thuis die kijken. Dank ook voor de vragen.
Zoals gezegd heb ik een korte inleiding. Ik zal ook de blokjes even opnoemen, want
dat is handig. Eerst komt het blokje toekomst sportverenigingen, dan Sportakkoord,
energie, wetgeving, veilige sport, en dan nog een blokje varia.
De voorzitter:
Ja, en ik ga proberen om de interrupties eerst zo veel mogelijk op te sparen tot het
einde van het blokje; dat helpt om het tempo erin te houden.
Minister Helder:
Zeker.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Helder:
Voorzitter. De vorige keer dat we elkaar spraken, constateerden we dat twee keer per
jaar een debat over het sportbeleid eigenlijk te weinig is om de breedte en de diversiteit
van het sportbeleid recht te doen. Ik vind het dus goed dat we elkaar ...
Zijn we eruit met de blokjes? Ik zal het zo nog een keer herhalen.
Nee, even alle gekheid op een stokje. Ik vind het goed dat we elkaar vandaag spreken,
want er ligt meer dan voldoende om met elkaar over in gesprek te gaan.
We staan onder andere stil bij de voornemens om de sport veiliger te maken, maar zoals
u terecht heeft ingebracht in de eerste termijn zijn er ook andere zorgen. Ik zie
dat de sport te maken heeft met alles wat we breed terugzien in de maatschappij: grensoverschrijdend
gedrag, een forse stijging in de energierekening, zorgen over de toekomst en over
de complexiteit van het leven, en de regelgeving waar we mee te maken hebben. Het
is een uitdaging voor iedereen die actief is in de sport om die problemen aan te pakken.
Er wordt heel veel gedaan in de sport op vrijwillige inzet en ik zie het als mijn
taak om dat zo goed mogelijk te faciliteren en kaders te stellen waar nodig. We zullen
daar dadelijk, als het gaat om het faciliteren, nog uitgebreider over spreken.
Het is een breed scala aan onderwerpen waar u mij op bevraagd heeft, vandaar dat ik
het in blokjes heb opgebouwd. Is het nodig om deze nog een keer te herhalen?
De voorzitter:
Nee, hoor. Gaat uw gang.
Minister Helder:
Voorzitter. Ik begin met het voortbestaan van de sportvereniging, want dat is de belangrijkste
zorg die vandaag op tafel werd gelegd. In het rapport van het RVVB dat we vorige week
gezien hebben, zie ik ook veel van de zorgen van de sportbestuurders terug. Ik begrijp
die zorgen en ik herken de vraagstukken die genoemd worden, zoals de toegenomen regeldruk
en de moeite om vrijwilligers te vinden. Er ligt een taak voor de sportclubs, de bonden,
de gemeenten, maar ook voor de overheid om deze vraagstukken aan te pakken.
Daar lopen al meerdere acties op. Verenigingen hebben daar zelf ook een belangrijke
rol in. Via het Sportakkoord ondersteun ik de sportverenigingen die toekomstbestendiger
willen worden, bijvoorbeeld door beter in te spelen op de behoeften van huidige sporters,
maar ook door het technisch, bestuurlijk en vrijwillig kader van sportverenigingen
te versterken en de uitvoeringskracht bij sportclubs te vergroten, bijvoorbeeld door
het aanstellen van clubkadercoaches en verenigingsmanagers. Ook wordt de clubondersteuning
effectiever ingericht met één centraal aanspreekpunt voor alle clubs per gemeente,
waar ze geholpen kunnen worden om een sportclub toekomstbestendig en zelfredzamer
te maken. Ik hoorde de opmerking dat het niet zo moet zijn dat die mensen alleen maar
bij de gemeente zitten maar dat ze ook op de sportclubs aanwezig zijn om het op die
manier laagdrempelig te maken. Daar ben ik het mee eens. De bedoeling van die clubondersteuning
is dat clubs die ondersteuning nodig hebben daar terechtkunnen voor hun vragen en
kunnen worden gekoppeld aan de benodigde ondersteuning.
Voor de verduurzaming is al uitgebreide onafhankelijke ondersteuning en ontzorging
beschikbaar via Sport NL Groen. Daarnaast laat ik de financiering van de verduurzaming
nog onderzoeken zodat ook de verenigingen bereikt kunnen worden die het nu nog lastig
vinden om te verduurzamen. Ik ben ook in gesprek met de voorzitter van het Nationaal
Klimaat Platform om te onderzoeken hoe een versnelling kan worden aangebracht in de
verduurzaming. Ik ga ook, naar aanleiding van het rapport van het RVVB, uw vragen
en het actieplan van de heer Mohandis, dat ik vanmiddag in ontvangst heb genomen,
in gesprek met de sport en de gemeenten. We zijn vanuit VWS al ruim in gesprek als
het gaat om de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed, ook met onze collega-ministeries.
Ook die gesprekken lopen door en ik zorg dat de sport daar goed op de agenda staat.
Dan de vragen, voorzitter. De heer Heerema vraagt of ik in kaart kan brengen hoe het
zit in de sportverenigingscultuur op het gebied van wet- en regelgeving. Die zijn
we steeds meer al commerciële bedrijven gaan benaderen. Hij vraagt wat ik daaraan
wil doen. Laat ik nog een keer benadrukken dat vrijwilligers echt onmisbaar zijn voor
de sportsector. Tegelijkertijd zorgen de maatschappelijke ontwikkelingen ervoor dat
we steeds meer verantwoordelijkheden vragen, niet alleen van de clubs, maar ook van
deze vrijwilligers. Ik heb net uitgelegd dat via ik het Sportakkoord en de doorontwikkeling
in Sportakkoord II probeer om vrijwilligers zo veel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld
door het versterken van kader, zowel technisch, bestuurlijk als vrijwillig, maar ook
door meer uitvoeringskracht bij sportclubs, waardoor vrijwilligers worden ontlast.
Er werd een opmerking gemaakt over de veelheid aan potjes. Dat is precies de reden
waarom we gekozen hebben om te werken met een Brede SPUK-regeling, een brede specifieke
uitkering richting de gemeentes. Daarin zit de brede combinatieregeling voor de buurtsportcoaches
en de mogelijkheid voor een clubkadercoach of een verenigingsmanager. Het professionaliseren
van de sportsector is belangrijk om die vrijwilligers te ondersteunen en te behouden
en dat heeft in ieder geval mijn blijvende aandacht. Op dit moment voert Sira Consulting
nog een verkennend onderzoek uit naar de aard, omvang en oorzaken van de ervaren regeldruk
bij alle vrijwilligersorganisaties. Dat is een onderzoek waarbij opties worden gegeven
voor praktische oplossingsrichtingen, maar ook effectieve oplossingsrichtingen waar
ook de sportsector en de verschillende departementen mee aan de slag kunnen gaan.
Ik wacht de resultaten van dat onderzoek af voordat we met een voorstel komen voor
hoe daar verder mee om te gaan. Dat zit in de portefeuille van de Staatssecretaris.
Hij doet het vrijwilligersbeleid. Ik kijk daar uiteraard vanuit zowel de zorg als
de sport in mee. De Staatssecretaris zal vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het
vrijwilligersbeleid in ieder geval de Kamer in het tweede kwartaal nog zijn rapport
daarover toezenden. Ik heb het dan over het rapport dat nu wordt opgemaakt door Sira
Consulting.
De vraag van mevrouw Van der Laan die hierbij hoort, was of ik in gesprek kan gaan
met gemeenten over huurindexatie. Dat is natuurlijk lastig, want de exploitatie van
de sportvoorziening is een verantwoordelijkheid van de gemeente daar waar die in gemeentelijk
eigendom is. In het Sportakkoord is opgenomen dat we samen willen kijken naar een
verantwoorde exploitatie, hoe we die met elkaar meer toekomstbestendig kunnen maken.
Ik roep gemeenten ook in het Sportakkoord op om daar goed naar te kijken natuurlijk.
Als het gaat om het samenstellen en het vaststellen van de tarieven voor de eigen
accommodaties, ben ik geen partij. Ik kan ze daar uiteraard wel toe oproepen.
Misschien als afsluiting van dit blokje, als het gaat om de toekomstbestendigheid.
Ik kom zo nog terug op de energielasten. We hebben ons de afgelopen winter erg veel
zorgen gemaakt over of de sportverenigingen in voldoende mate door konden gaan. In
de rapportage die het RVVB op tafel heeft gelegd, zie je, als je door de oogharen
kijkt, een kwetsbaarheid van de sportsector en ook van de sportaccommodaties die al
over jaren is gebouwd. Het zijn bijvoorbeeld oudere locaties. Een voorbeeld is dat
een locatie van een gemeente was overgekocht voor € 1. Daar lag al een verduurzamingsopgave,
maar daar is natuurlijk gewoon de energieproblematiek bij gekomen. Dat maakt dat het
zwaarder wordt. Ik sta zeker aan de lat – dat kan ik hier zeggen, u mist bij mij geen
urgentie – om te kijken hoe we daarmee aan de slag gaan. Dit is ook een onderdeel
van het uitwerken – ik kom daar straks nog op terug – van het Sportakkoord II: kijken
hoe we de gemeentes hier verder bij kunnen ondersteunen. Ik zie ook dat er meer nodig
is om dat verder op te bouwen en daarmee dus ook de toekomst van de verenigingen veilig
te stellen.
Dit even over de toekomst van de verenigingen. Ik kom zo nog specifiek op energie
terug.
De voorzitter:
Dat was inderdaad een opmerking. Dus energie komt er zo nog aan. Ik zie toch wat vragen,
van de heer Heerema, mevrouw Van der Laan en mevrouw Van Dijk. Eerst meneer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb goed geluisterd naar de Minister. Ik had volgens mij een hele duidelijke vraag
neergelegd, namelijk om uit te laten zoeken welke taken en regelingen er allemaal
zijn bij gekomen voor de amateursport. Volgens mij heb ik niet de toezegging gekregen
dat dat ook gedaan wordt. Ik zie het namelijk niet staan. Dat is het voordeel van
naast de griffier zitten. Ik zie dat dit niet als toezegging is opgeschreven. Ik stel
dus even een hele concrete vraag. Gaat de Minister dat uitzoeken? Dat is belangrijk
voor ons om te weten, want dan kunnen we ergens ingrijpen.
Ten tweede. De Minister heeft gezegd: ik ben in gesprek met mijn collega-Ministers
over zo'n fonds. Wanneer kan ik een resultaat verwachten?
De voorzitter:
De Minister. Gaat dit over energie?
Minister Helder:
Ik heb een antwoord op uw eerste specifieke vraag, maar dat zit volgens mij in een
van de twee volgende blokjes. Ik kom er zo op terug. Er komen inderdaad nog heel veel
antwoorden terug.
De voorzitter:
Hij telt wel als interruptie, hoor. Dus wees daar voorzichtig mee.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik had ook een vraag waarvan ik dacht dat die onder blokje één viel, maar als die
onder varia valt, moet ik gewoon even wachten.
De voorzitter:
Dat snap ik, maar ...
De heer Mohandis (PvdA):
Zal ik 'm gewoon even stellen om te checken of die vergeten is?
De voorzitter:
Wat u wilt, meneer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik had een vraag gesteld over de verschillende onderzoeken die nu voorliggen. Het
Mulier Instituut rapporteert aan ons. We hebben gezegd: zet daar in het vervolg een
kwalitatief beeld van het RVVB naast om ons een breder beeld te geven. Anders gaan
we allerlei percentages zien waarover gediscussieerd wordt. Wij vinden alleen het
Mulier Instituut te mager, want dit is best een open uitvraag. Er worden geen gesprekken
gevoerd met verenigingen. Hoe staat u daartegenover?
Minister Helder:
Mijn excuses daarvoor. Die vraag was inderdaad gesteld. Ik ben het met de heer Mohandis
eens. We hebben nu de uitvraag gedaan via het Mulieronderzoek. We hebben de frequentie
daarvan opgeschroefd. De heer Van Nispen vroeg waarom ik niet heb gezegd dat ik over
drie maanden zal rapporteren. De reden daarvoor is dat we dan in de zomer terechtkomen.
Die rapportages, brieven en dergelijke betekenen ook voor de ambtenaren heel veel
werk. In het najaar gaan we dat weer oppakken. Als het nodig is om dat maandelijks
te doen, dan doen we dat. Het Mulier Instituut houdt ondertussen wel de vinger aan
de pols. We hebben ook de uitkomsten van het RVVB-onderzoek. Daar zitten veel meer
kwalitatieve elementen in. U zegt: vraag nou door. U komt veel bij sportclubs, maar
dat geldt ook voor mij. Daar moet je dit verhaal bovenhalen. Ik kan u toezeggen dat
we het mee zullen nemen in de wijze waarop we de vinger aan de pols zullen houden
in de sportsector. Die kwalitatieve elementen zullen we dus meenemen in het onderzoek.
De voorzitter:
Wilt u een volgende vraag stellen, meneer Mohandis? Gaat uw gang.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil het nog even iets scherper hebben. Ik wil dat het RVVB, dat in november al
eerder aan ons heeft gerapporteerd en dat nu weer doet, gewoon structureel wordt meegenomen
in de monitoring. Ik zeg het even ondiplomatiek: er is in deze sector een pain in
the ass nodig, in de vorm van het RVVB, dat ook de Kamer informeert. Ik denk dat dat
ten goede komt aan alles wat er ligt. NOC*NSF heeft het erover dat 50% in gevaar is.
Motivaction heeft het over 42%, het RVVB over 20% en het Mulier Instituut over 16%.
Ik wil gewoon een breder beeld. Het RVVB heeft toegang tot de verenigingen en doet
kwalitatief onderzoek. Dat moeten we meenemen.
Minister Helder:
Er komt nu informatie uit drie hoeken. Ik ben het met meneer Mohandis eens dat we
een goed beeld moeten hebben. We laten zelf onderzoek doen door het Mulier Instituut.
Uit de bonden, uit NOC*NSF en de KNVB, komt ook informatie naar voren. Daarnaast hebben
we de informatie van het RVVB. Het lijkt mij verstandig om even na te gaan hoe we
dat het beste kunnen combineren, want ik ben het met u eens dat we een goed beeld
moeten hebben. Dat bindt ons. Ik ga nog even kijken hoe we die beelden het beste naast
elkaar kunnen leggen, want ze verschillen wel. Dat zagen we ook de laatste tijd. Welke
definitie hanteren we precies voor «op omvallen staand»? Het gaat er nu om dat we
de laag eronder gaan zien, de kwetsbaarheid van de sector. Ik zeg u toe dat ik het
meeneem, maar ik moet nog wel even kijken hoe ik dat precies kan doen.
De voorzitter:
Ik snap wat u wilt, meneer Mohandis. U wilt het iets concreter hebben dan «ik neem
het mee». U wilt weten wanneer enzovoorts.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil niet weer een interruptie verspillen.
De voorzitter:
Volgens mij verwoord ik het goed voor meneer Mohandis. Kunt u het iets concreter maken
in de tijd, Minister?
Minister Helder:
Ik kijk even naar de antwoorden, maar daar zit niet die concreetheid in in de tijd.
Ik begrijp de vraag. Laat we afspreken dat ik er in tweede termijn op terugkom en
anders kom ik er separaat op terug. Als we het nu doen, moeten we volgens mij ook
dat op een handige en toekomstbestendige manier doen. Ook dat moeten we effectief
doen. Ik vind het ook wel prettig om gewoon even met de bonden hierover te kunnen
spreken. Er komt nu uit verschillende richtingen informatie. Wat ik met u deel, is
dat we met elkaar een goed beeld moeten hebben en dat we dat voldoende frequent moeten
bekijken.
De voorzitter:
Precies.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wil even terugkomen op mijn vraag om de regeldruk te verminderen en naar een toptienschraplijst
«niet meer doen». Ik sluit me eigenlijk aan bij wat mevrouw Westerveld probeerde aanhangig
te maken, een fundamenteel punt: geen pleisters plakken. Nu hoor ik in de beantwoording
eigenlijk dat er verwezen wordt naar de Staatssecretaris. Ik neem dan aan Staatssecretaris
Van Ooijen, omdat hij verantwoordelijk is voor vrijwilligers. Dat is ook een beetje
aan versnippering doen, want volgens mij mag ik deze Minister aanspreken op een professionele
manier over vrijwilligers in de sport. Dus wie gaat nou die schraplijst maken, als
we denken dat dat een goed idee is?
Minister Helder:
Helemaal mee eens. Op de vrijwilligers in de sport mag u me zeker aanspreken. De schraplijst
gaat niet alleen over vrijwilligers. Die gaat in feite heel breed over de sector.
Die gaat over alle sectoren en zeker over de zorg. Dat komen we dus veel tegen. Als
het gaat om specifiek dat onderzoek naar hoe we vrijwilligers nou beter kunnen ondersteunen
in de toekomst, de vrijwilligers breed in onze maatschappij: dat is wat de Staatssecretaris
aan het doen is. Het is vervolgens ook handig om dat mee te nemen. Als het gaat om
schrapsessies of om het kijken of we als er meerdere subsidiepotjes zijn dat kunnen
vereenvoudigen: ik denk dat we hebben laten zien dat we met de Brede SPUK zoals die
nu is opgetuigd richting de gemeenten al een belangrijke stap voorwaarts doen om te
zorgen dat we die financiering vereenvoudigen. Daar hebben we dus naar geluisterd
en daar hebben we ook iets mee gedaan. Daar waar ik mogelijkheden zie om dat te doen,
doe ik dat ook.
Wat wel lastig is daarmee, is natuurlijk dat we ook gebonden zijn aan de rechtmatigheidstoetsing.
Dus als er een subsidie of een potje geld bij BZK voor een heel specifiek doel is,
moet je het ook daar aanvragen omdat we de rechtmatigheidstoetsing moeten kunnen doen.
Daar kijk ik veel meer naar en dat doen we onder andere in het Sportakkoord II. Daar
kijken we hoe we dat nou effectief, slim en handig kunnen ondersteunen, zodat we inderdaad
de vrijwilligers en de vrijwillige bestuurders – ik zie dat ook in de praktijk, ook
in mijn eigen familie – zo goed mogelijk kunnen ontzorgen. Want het is ook een woud
aan regels. Dat ben ik helemaal met u eens. Dat zie ik echt.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Eigenlijk ook even over dat onderzoek naar die regeldruk, met name over hoe breed
dat wordt ingestoken. Is dat met name VWS? Of wordt er over alle ministeries heen
gekeken en krijgen we dadelijk echt met elkaar een overzicht waar we breed mee vooruit
kunnen?
Minister Helder:
U bedoelt het onderzoek van de Staatssecretaris daarover? Ja, dat gaat echt over het
vrijwilligersbeleid in Nederland, dus dat is breed. Ja.
De voorzitter:
Zei u via de voorzitter. Meneer Van Nispen, had u ook nog een vraag? Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Ik probeer er een beetje achter te komen of de Minister nu de urgentie ziet bij de
sportverenigingen. In het vorige debat hebben wij als Kamerleden volgens mij moeten
kletsen als Brugman om dat gevoel van urgentie bij de Minister te krijgen. In bespeur
dat nu meer. Ze kan er ook niet meer omheen, want er liggen inmiddels stapels aan
onderzoeken en bewijs dat de situatie zeer ernstig is op allerlei vlakken, voor de
vrijwilligers, regeldruk, verduurzaming, energiekosten, de contributies en noem het
maar op. De Minister heeft het ook over ontzorgen. Volgens mij zou de Minister ook
kunnen zeggen: «We gaan die clubs maximaal helpen. We gaan ze ontzorgen. We gaan zorgen
dat ze alle potjes geld die voor verenigingen beschikbaar zijn weten te vinden. We
gaan ze daarbij helpen. We gaan die potjes geld naar hen brengen.»
Dan die verduurzaming. Daar begon de Minister zelf ook over, dat ze er nog eens naar
gaat kijken. Die potjes geld moeten ruim genoeg zijn en die moeten ook niet aflopen
voordat al die verenigingen verduurzaamd zijn, want dat zou natuurlijk heel raar zijn.
De energieprijzen zijn nu hoog. Met de verduurzaming help je die verenigingen: een
win-winsituatie. Je kunt niet hebben dat die potjes geld komend jaar aflopen en er
dan nog helemaal niks is gebeurd op de verduurzaming omdat het voor heel veel mensen
al te ingewikkeld is om hun eigen huis te verduurzamen, laat staan als je vrijwilliger
bent en een hele sportaccommodatie onder je hoede hebt.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag aan de Minister is of ze dit wil toezeggen.
Minister Helder:
De heer Van Nispen vraagt mij om een soort ongelimiteerde financiële ondersteuning
toe te zeggen. Dat kan ik niet. Wat ik wel kan – dat ben ik wel met hem eens – is
natuurlijk kijken wat we maximaal kunnen doen. Vandaar dat ik ook met mijn collega-Ministers
in gesprek ben over het maatschappelijk vastgoed, over hoe we dat zo goed mogelijk
kunnen doen. Ik ben met de kwartiermaker van het Klimaatfonds in gesprek om te kijken
wat daar gebeurt en waar we daar gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die er
zijn. We proberen zo goed mogelijk – dat is onder andere het gesprek dat we met Thialf
hebben gehad – te kijken hoe we de verduurzaming, wat ook een stukje innovatie is,
kunnen ondersteunen, zodanig dat we nieuwe kennis hebben en dat ook andere ijsbanen
met die kennis geholpen zijn.
Ik denk dus eerlijk gezegd dat het en-en-en is en dat het ook een en-en-en is van
voortdurende aandacht. We moeten kijken wat allemaal mogelijk is, dat vervolgens bij
elkaar brengen en dan kijken hoe we dat toch via een soort eenloketfunctie, wat die
persoon bij de gemeente moet zijn, bereikbaar maken. Want dat is volgens mij het verhaal
dat je hoort: het kan wel dat er geld is, maar ik kan het niet vinden of ik moet zo'n
stapel heen in de aanvraagprocedure dat je er bijna een specialist voor nodig hebt
om dat te doen. Dat is iets waar we nog wel wat mee kunnen. Dat is ook onderdeel van
Sportakkoord II. Dat hebben we ook gezegd. We gaan kijken naar de echt effectieve
ondersteuning van de sportclubs. Ik hoor wat u ook zegt: zorg nou dat die persoon
van de gemeente, die aanspreekpersoon, niet alleen bij de gemeente zit, maar dat die
echt ook op de sportclubs komt en weet wat de realiteit is van de sportclubs en zet
ook in op de mogelijkheden die er zijn in de brede combinatieregeling om mensen op
de verenigingen in te zetten. Dat samen moet zorgen dat we de verenigingen veel beter
kunnen helpen. Ik denk dat het echt een grote uitdaging is – dat ben ik met u eens
– als je goed kijkt. We moeten ook kijken wat nu op korte termijn het eerste nodig
is. Dat was de energie. Dat heb ik de afgelopen winter gedaan. We moeten nu doorkijken
naar de volgende winter natuurlijk en doorkijken naar die verduurzamingsopgaven. Maar
dat is niet alleen de overheid. Dat zijn ook de gemeentes en dat zijn uiteraard ook
de clubs zelf.
De voorzitter:
Dank u wel. Er komt ook nog een blokje energie aan.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, ik heb hier een vervolgvraag op. De Minister heeft het over één loket
en dat het toch de verantwoordelijkheid van de verenigingen blijft. De Minister heeft
het over versimpeling en kijken of ze bij één loket terechtkunnen. Het gaat mij niet
ver genoeg. Ik vind het heel onverstandig dat de Minister niet zegt: we gaan de potjes
geld die er zijn naar de verenigingen brengen. We gaan toch wachten tot de verenigingen
zich melden en het hangt ook nog eens van de gemeentes af of zij dat wel of niet bereikbaar
maken. Waarom ziet de Minister dit niet als een collectieve opgave? Want nu is het,
net als bij de armoederegelingen, waar ook heel veel mensen de weg niet weten te vinden,
bij die verduurzamingsregeling: de vrijwilligers op de clubs zijn verantwoordelijk
voor de verduurzaming van die hele sportaccommodatie. Waarom ziet de Minister dit
niet als een collectieve opgave, waarmee we volgens mij als Rijk allerlei doelstellingen
dichterbij kunnen brengen, de sport betaalbaar kunnen houden en die vrijwilligers
op die clubs een hele boel zorg uit handen kunnen nemen? Is de Minister bereid om
die fundamentele verandering in te gaan zetten?
Minister Helder:
Volgens mij weet de heer Van Nispen net zo goed als ik, en misschien wel beter, hoeveel
verschillende verenigingen er zijn en hoeveel verschillende constructies er zijn.
Het blijft natuurlijk altijd uiteindelijk de verenging die zelf iets zal moeten aanvragen
of de gemeente die iets aanvraagt. Daar kan ik niet zo veel aan veranderen. Ik denk
dat we wel iets kunnen doen als het gaat om de bereikbaarheid van die mogelijkheden.
Daarom ben ik ook breed aan het kijken. We hadden het net over wat de mogelijkheden
zijn bij BZK, bij EZK en bij andere ministeries, waar we nog geld kunnen vinden waar
die sportverenigingen bij kunnen en mee verder kunnen. Daar hebben we wel wegwijzers
voor nodig en dat zou die persoon bij de gemeente natuurlijk voor een belangrijk deel
kunnen doen.
Ik denk dat we nog wel meer kunnen doen om het te vereenvoudigen. Iemand – ik weet
niet meer wie – had het over de schrapsessies. Ook dat zijn natuurlijk dingen. Dat
is precies wat we in de werkagenda Sportakkoord II mee gaan nemen, om te kijken hoe
we nou echt die effectieve ondersteuning van de verenigingen kunnen doen. Er is natuurlijk
een heel grote diversiteit aan situaties en het moet ook rechtmatig. Dat is ook iets
wat we moeten doen. Ik kan niet zomaar geld van a naar b brengen. Dat is natuurlijk
ook iets waar we wel tegen aanlopen.
De voorzitter:
Volgens mij zag ik een vraag van mevrouw Van Dijk. Klopt dat, mevrouw Van Dijk? Daarna
is er nog een vraag van de heer Mohandis.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik houd 'm even in mijn achterzak.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil er nog even op doorgaan. Dit punt heb ik ook uitgelegd in mijn spreektekst
en het zit ook in het actieplan. Ik zal de Minister uitleggen wat ik heel goed vind
aan het punt van de heer Van Nispen. Die verduurzaming is gewoon een nationale opgave.
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat best wel veel verenigingen zeggen dat het binnen
vijf jaar of langer gewoon niet gaat lukken met dit tempo, met de manier waarop het
geld is ingericht, met te weinig handjes en met een landelijke en een lokale overheid
die geen regie nemen op het verduurzamen van sportaccommodaties. Is de Minister gewoon
bereid om met gemeenten de afspraak te maken om samen regie te voeren op al die verenigingen
die het moeilijk hebben om die verduurzaming en transitie door te voeren en dat vervolgens
binnen vier jaar te regelen? Wat vindt de Minister ervan om te zeggen: wij pakken
de regie met gemeenten en we gaan harde afspraken maken zodat die verenigingen over
vier à vijf jaar allemaal zijn verduurzaamd, waardoor we een soort eindpunt hebben?
Dat is toch iets waar u gewoon een opvatting over kunt hebben?
Minister Helder:
Die opvatting zou ik zomaar kunnen hebben, maar we moeten ook wel realistisch zijn,
want het is echt een grote opgave. Er zit ook een gemeentelijke verantwoordelijkheid
hierin. Daar zullen we het ook met elkaar over moeten hebben. Dat doen we ook. Dat
neem ik dus zeker mee. Daarnaast moeten we zorgen dat de mogelijkheden die er nu al
zijn ook worden benut. Verenigingen zelf hebben daar natuurlijk een verantwoordelijkheid
in, zeker als het hun eigen accommodaties betreft. Verduurzaming is ook niet iets
wat pas gisteren of in de afgelopen winter ineens is gekomen. Dat zien we ook. Dat
zie je overigens ook terug in de inventarisatie van het RVB. Ik kom ook bij verenigingen
die daar heel actief mee bezig zijn en die ook heel actief met de gemeenten samen
kijken hoe bijvoorbeeld de energie die met de zon en de hockeyvelden wordt opgewekt
weer gebruikt kan worden voor de verwarming van de school daarnaast; dat zag ik in
Zeeland, waar een nieuwe campus wordt gemaakt. Er ligt dus ook een belangrijke opgave
voor de gemeenten om daaraan mee te doen, ook voor hun bredere plannen voor de verduurzaming.
Ik kan me niet vastpinnen op die vier jaar, maar ik kan wel zeggen dat ik uiteraard
wil dat ik met de gemeenten daar gesprekken over voer en dat ik erachteraan zit dat
we dat met elkaar gewoon goed gaan doen. Ik zie het probleem namelijk, maar het is
echt een hele grote opgave en er is ook wel een hele grote diversiteit hierin. Ik
wil ook niet de indruk wekken dat ik het gevoel heb dat de gemeentes hier helemaal
niets in doen, want dat is absoluut niet waar. Hetzelfde geldt voor de bonden. Ook
zij zijn actief op dit terrein, want zij leveren heel veel ondersteuning aan de clubs
en aan de bestuurders. Samen pakken we die verantwoordelijkheid; dat vind ik ook het
mooie aan zowel het oude als het nieuwe Sportakkoord. De heer Heerema vroeg me ook
wie je er nou op kan afrekenen. We zitten daar met vier strategische partners in.
Je kunt ons dus alle vier hierop afrekenen, want we doen het echt samen.
Voorzitter, misschien is het ook ...
De voorzitter:
Zag ik nou nog een hand van mevrouw Westerveld? O, dan zag ik dat verkeerd. Dan denk
ik dat we door kunnen naar het volgende blokje, waarvan u wellicht al een stuk heeft
behandeld, over het Sportakkoord.
Minister Helder:
Ja, dat is altijd het nadeel als we er zo kriskras doorheen gaan. Dat ligt aan niemand,
maar dat gebeurt.
Ik zei net al dat we aan het begin van de winter stonden toen we de vorige keer met
elkaar over energie spraken. Inmiddels zijn we deze winter voorbij. Gelukkig was die
ook relatief zacht en zien we ook de energieprijzen weer wat dalen, maar dat neemt
niet weg dat we echt nog een forse stijging van de energiekosten hebben bij de diverse
verenigingen en accommodaties; daar hebben we het net uitgebreid over gehad. Ik wil
toch gezegd hebben dat ik ook de gemeentes dankbaar ben voor de inzet en de toegezegde
steun, daar waar die steun nodig was, want zij moesten dat voor een belangrijk deel
waarbij er regelingen komen ook overbruggen. Die inzet heeft er mede voor gezorgd
dat verenigingen de winter zijn doorgekomen en dat ze niet zijn omgevallen. Er zijn
gelukkig ook een flink aantal clubs die in aanmerking komen voor de TEK-regeling.
Die is inmiddels geopend. Ik zie ook innovatieve en creatieve acties om met de stijging
van de kosten om te gaan. Die regeling is dus ook een prikkel om echt fundamenteel
naar de verduurzaming te gaan kijken.
Voorzitter. Er werd gevraagd naar de stand van zaken van de uitwerking van die regelingen.
Ik heb in de laatste monitoringsbrief vermeld dat de regelingen voor zwembaden en
het noodfonds vergevorderd zijn, maar dat die helaas nog net niet open zijn. Maar
ik verwacht dat de gemeenten vanaf medio mei een aanvraag kunnen indienen voor ondersteuning
voor de openbare zwembaden. Ik zie in de praktijk dat ze heel veel zwembaden, echt
het merendeel, hebben ondersteund. Via die regelingen kunnen gemeenten een bijdrage
krijgen voor de meerkosten op energie in 2022 en 2023 voor zowel elektriciteit als
gas alsook stadswarmte. Vanaf eind mei kunnen de gemeenten ook aanvragen doen voor
de noodvoorziening voor de lokale sportverenigingen die continuïteitsproblemen hebben.
Het versneld verduurzamen, waar we net ook al over hebben gesproken, is heel erg belangrijk.
Ter ondersteuning bij die verduurzamingsopgave staat natuurlijk het beroep op de BOSA-regeling
open. Voor de gemeenten zal binnenkort een nieuwe aanvraagronde openen van de DUMAVA-regeling
voor maatschappelijk vastgoed. Dat zijn kortetermijndingen. De bonden kunnen ook nog
ondersteunen bij deze aanvragen. Daarnaast kan er gratis ondersteuning en advies worden
ingewonnen bij Sport NL Groen. Daarnaast kijk ik momenteel wat er mogelijk is om de
verduurzaming te versnellen. In de herziening van de BOSA-regeling per 2024 kijk ik
naar meer en ook gebruiksvriendelijkere subsidiemogelijkheden voor sportverenigingen.
We gaan kijken of we die kunnen versimpelen. De Stichting Waarborgfonds Sport heb
ik gevraagd om samen met de sport en de gemeenten te kijken hoe we nog andere vormen
van financieringsmogelijkheden kunnen vinden, bijvoorbeeld via fondsen of leningen
tegen lagere rentes. Ik heb net al gezegd dat ik in gesprek ben met de voorzitter
van het Nationaal Klimaat Platform, om te kijken naar de mogelijkheden die hij ziet
voor de versnelling van de verduurzamingsopgave. Verder ben ik bezig om te kijken
hoe we verenigingen op de langere termijn veel meer gestructureerd kunnen ontzorgen
bij de verduurzamingsopgave; ik heb net ook al gezegd dat dat een uitkomst was van
die werkagenda. De uitkomsten van de analyse van het waarborgfonds of er nog andere
innovatieve financieringsvormen zijn, hoop ik voor het zomerreces te kunnen delen.
Ik zal u dan ook een brief sturen over de stand van mijn gesprek over het versneld
verduurzamen.
Dan was er nog de vraag waarom sportverenigingen geen gebruik kunnen maken van de
regelingen van BZK; die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord. Dit ging over de DUMAVA-regeling.
Ik heb net al gezegd dat ze er dus wel gebruik van kunnen maken maar dan via de gemeenten.
De verenigingen kunnen zelf niet rechtstreeks aanvragen doen voor die regeling omdat
voor de clubs al de BOSA-regeling beschikbaar is, maar de gemeentes kunnen dat dus
wel. De middelen die BZK beschikbaar heeft voor het maatschappelijk vastgoed worden
wel elders ingezet in de sport, bijvoorbeeld voor de gratis ontzorging en begeleiding
van sportclubs en accommodaties; dat is de normale ondersteuning die de gemeenten
al aan de sport geven.
Op de vraag van de heer Mohandis over de monitoring door het Mulier Instituut heb
ik net al antwoord gegeven.
Mevrouw Van der Laan vroeg nog welke andere instrumenten er zijn om sportclubs te
helpen bij het verduurzamen. Ik heb net al Sport NL Groen genoemd. Die begeleiding
gaat overigens verder dan alleen het wijzen naar de subsidiepotjes; zij helpen ook
echt. Ze kunnen ook echt ondersteunen bij het aanvragen van de offertes en het daadwerkelijk
indienen van de subsidieaanvraag.
Gemeenten kunnen nu nog niet terecht in het Nationaal Warmtefonds, maar daar lopen
wel gesprekken over tussen het fonds en de KNVB. Clubs kunnen wel tegen dezelfde voorwaarden
geld lenen bij de Bank Nederlandse Gemeenten, die een sportlening ter beschikking
stelt. Dat is dus ook een mogelijke route.
Dat is een mooie route, toch? Of heeft u daar een vraag over?
De voorzitter:
Er komen zo enkele vragen, maar ik denk dat het handig is als eerst de eerdere vragen
in dit blokje worden beantwoord. Anders krijgen we misschien vragen over antwoorden
die nog komen.
Minister Helder:
Mevrouw Van der Laan had gevraagd naar het waarborgfonds. Ik heb net al gezegd dat
dat onderzoek loopt.
De heer Van Nispen zei: hulde voor de ondersteuning voor Thialf, moet hoe zit het
met de andere ijsbanen? Ik heb ook aangegeven in het vorige debat dat de andere ijsbanen
geen onderdeel zijn van de ondersteuning, maar het is natuurlijk door de ophoging
van het Gemeentefonds met 300 miljoen via gemeentes wel mogelijk om ijsbanen te ondersteunen.
Er is ook een ijsbaan die energieneutraal is geworden; die innovatie ondersteun ik
van harte. Ik ondersteun Thialf, ook op nadrukkelijk verzoek van u, vanwege de bijzondere
positie als topsportaccommodatie voor de nationale schaatsers en shorttrackers. Dat
wil niet zeggen dat ik de andere ijsbanen niet wil ondersteunen, maar ik had daar
in de ronde die we in de afgelopen winter hadden onvoldoende mogelijkheden toe. Met
betrekking tot de bijdrage die ik doe aan de duurzaamheidsinvestering van Thialf heb
ik ook nadrukkelijk afgesproken dat de kennis over de innovatie die daar in gang wordt
gezet ook beschikbaar komt voor andere ijsbanen. Dat is dus een van de voorwaarden
geweest.
De heer Van Nispen vroeg waarom de volgende monitoringsbrief pas over drie maanden
komt. Daar zei ik net al iets over. Ook ik probeer te ontregelen aan de kant van het
ministerie. We denken dat die monitoring voor de komende drie maanden niet veel toevoegt,
maar ik kan u wel over drie maanden gewoon meer concreets melden over de situatie.
Als het nodig is om in het najaar weer naar maandelijkse monitoring te gaan, dan bezien
we dat, maar voorlopig is de eerste brief over drie maanden.
De heer Van Nispen vroeg waarom ik het verduurzamen aan de verenigingen zelf overlaat
en waarom dit niet collectief vanuit de overheid wordt gedaan. Ik heb net al gezegd
dat ik hierbij wel een rol voor de overheid zie, maar niet alleen voor de overheid.
Ook heb ik gezegd dat ik eigenlijk op de verschillende niveaus en ook in de uitwerking
van het Sportakkoord doe wat ik eraan kan doen. Ik laat ze dus niet in de steek, maar
het helemaal overnemen is wat mij betreft niet aan de orde.
De vraag over de bestaande verduurzamingsregelingen heb ik al beantwoord.
Mevrouw Van Dijk vroeg naar de uitvoering van haar motie om de BOSA-regeling aantrekkelijker
te maken. Ik heb in het vorige WGO aangegeven dat ik in samenwerking met die partijen
uit de sportsector bezig ben met de evaluatie van de BOSA-regeling. Vanuit het sportaccommodatiebeleid
wordt er gekeken hoe we duurzaamheid in de BOSA-regeling zo goed mogelijk kunnen meenemen.
Daarnaast is er dus dat onderzoek van de Stichting Waarborgfonds Sport. Daar neem
ik ook de optie in mee die mevrouw Van Dijk in haar motie over de BOSA-regeling benoemt.
Op die manier ben ik de motie dus aan het uitvoeren.
Mevrouw Maeijer vroeg wanneer de noodvoorziening open wordt gesteld voor clubs en
verenigingen die acute problemen hebben. Ik heb net al aangegeven dat dat zeer binnenkort
zal zijn; we verwachten dat dat vanaf half mei zal zijn. Op die manier kan ik ervoor
zorgen dat het geld via de gemeenten echt terechtkomt waar het ook het meest nodig
is.
Dat waren mijn antwoorden naar aanleiding van de vragen over energie.
De voorzitter:
Naar aanleiding van de vragen over energie en ook de vragen over het Sportakkoord,
neem ik aan.
Minister Helder:
Nee, ik kom nog op het Sportakkoord.
De voorzitter:
O, dat komt zo. We hebben energie dus naar voren getrokken. Ik zie in ieder geval
vragen van meneer Heerema en van mevrouw Van Dijk. Eerst is meneer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Volgens mij komt een deel van mijn inbreng in de eerste termijn hier bij elkaar. Het
duizelt mij namelijk al bijna als ik hoor wat er allemaal mogelijk is voor sportverenigingen.
Dat is volgens mij precies de kritiek uit de Kamer. Er is wel een heleboel mogelijk,
maar van amateurorganisaties verwachten wij blijkbaar dat ze professionals hebben
die snappen hoe ze de route kunnen bewandelen naar al die verschillende potjes en
regeltjes toe. Volgens mij zoeken wij daar met z'n allen een oplossing voor. Ik denk
echt dat we de gedachte moeten verlaten dat er al van alles beschikbaar is, terwijl
24.000 verenigingen met fulltimevrijwilligers het hoofd boven water proberen te houden.
Ik denk dat we in ieder geval in gesprek moeten gaan om al die gemeenten zo snel mogelijk
in contact te laten komen met hun verenigingen, om te zorgen dat verenigingen op korte
termijn aan de hand worden meegenomen naar de juiste regelingen. Ik zie het anders
namelijk gewoon niet goed komen. Ik heb exact dezelfde ervaring met de coronaregelingen.
Daarbij was er ook heel veel geld beschikbaar, maar verenigingen wisten niet hoe ze
eraan moesten komen.
Sorry, voorzitter; ik maak het echt even af. Desnoods neemt u nog een interruptie
van mij af.
De voorzitter:
U heeft door dat ik streng ben. Heel goed. Gaat u verder.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het gaat hier namelijk wel echt ergens over; het gaat hier over de sportinfrastructuur
van Nederland. Ik wil voorkomen dat wij die vereniging steeds maar als een professionele
organisatie zien. Daarom vroeg ik in mijn eerste interruptie op de Minister ook wanneer
ik nou kan verwachten dat dat lijstje met overbodige wet- en regelgeving hier op tafel
wordt gelegd. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad, maar ik hoop die toezegging
te krijgen. Maar ik heb ook een heel positief punt gehoord van de Minister. Ze zei
namelijk dat elke sportvereniging bij de Bank Nederlandse Gemeenten een sportlening
kan afsluiten. Is het dus niet veel verstandiger om als Minister een revolverend fonds
in te stellen waar alle verenigingen gebruik van kunnen maken voor verduurzaming en
dat fonds dan te laten vullen door de Bank Nederlandse Gemeenten, als die zo meewerkend
is? Bent u bereid dat gesprek te voeren met de Bank Nederlandse Gemeenten? Dan hebben
we gewoon één aanspreekpunt, één organisatie waar alle verenigingen gebruik van kunnen
maken.
De voorzitter:
Dat was een lange vraag. De Minister.
Minister Helder:
Een kort antwoord: ja.
De voorzitter:
Mooi.
Minister Helder:
Nee, zeker, daarom ...
De voorzitter:
Nee, laten we verdergaan.
Minister Helder:
Nee, maar ik maak natuurlijk wel even een kleine nuancering. Natuurlijk is het een
hele interessante gedachte om te kijken of we een fonds kunnen vullen met elkaar.
Dat gesprek ga ik dus zeker met de VSG aan. Aan de andere kant zou ik het ook ontzettend
jammer vinden om gelden die mogelijk beschikbaar zijn via andere regelingen, te laten
liggen. We moeten dan kijken of we dat toch kunnen ontsluiten. Dat is precies wat
we nu doen. We hebben met de vier strategische partners in het Sportakkoord II ook
afgesproken dat we dit mee gaan nemen in die werkagenda. Aan de andere kant loopt
dus ook de evaluatie van die regelingen. Ik begrijp heel goed wat de heer Heerema
zegt, want ik heb moeite om alles op te noemen wat we al hebben. Dat is ontzettend
duizelingwekkend. Maar het is ook ontzettend jammer als er regelingen zijn waar we
geen gebruik van zullen maken. Ik denk dus dat het en-en-en is. Er zitten overigens
ook ongelofelijke verschillen tussen besturen van sportverenigingen. Er zijn sportverenigingen
waarbij heel veel kennis aanwezig is en die zelf ook heel innovatief en ondernemend
zijn, met crowdfunding maar ook gewoon met het inzetten van expertise van leden van
die vereniging. Die verenigingen weten de weg heel goed te vinden. Dat doen ze ook
heel goed. Je hebt ook verenigingen die daar echt heel veel moeite mee hebben. We
moeten er voor beide zijn en we moeten voor beide mogelijk maken dat ze het geld kunnen
vinden en een goed plan kunnen maken, ook samen met de gemeenten als dat aan de orde
is. Er moet ook voldoende ondersteuning zijn. Het moet dus ten eerste op het microniveau
gebeuren, met één loket waar iemand naartoe kan die denkt: ik zoek geld; waar kan
ik het vinden, hoe kom ik daar en hoe doe ik daadwerkelijk de aanvraag? Dat is bijvoorbeeld
wat Sport NL Groen doet, maar wat straks ook de persoon bij de gemeente doet. Ook
binnen de bonden is er expertise aanwezig. Ten tweede is er de vraag wat we verder
nog kunnen doen als het gaat om het beschikbaar hebben van geld voor de sport en voor
de verduurzaming van de sport. Dat gesprek ga ik graag aan, dus daar ga ik mee aan
de slag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zou de Minister willen uitdagen om toch met een aantal concrete momenten te komen
waarop wij dan kunnen kijken of we voortgang hebben kunnen boeken. Eén is het in kaart
brengen van de taken en regelingen waar amateurorganisaties nu steeds meer mee te
maken hebben. Dat is één. Het tweede is het in gesprek gaan met de Bank Nederlandse
Gemeenten, dus niet alleen met de VSG maar vooral met de Bank Nederlandse Gemeenten
als financier en mogelijk vuller van een fonds. De collega van het CDA heeft al het
bedrag genoemd dat daarvoor nodig is, namelijk 75 miljoen. Dat moet van de grond komen,
en dat moet volgens mij binnen enkele maanden te regelen zijn. Voer een goed gesprek
met de VNG, en volgens mij kunt u dan een stukje verder komen. Het laatste is het
resultaat van uw gesprek met uw collega-ministerie over de DUMAVA-regeling, de regeling
voor duurzaam maatschappelijk vastgoed. Daar is letterlijk door geen enkele sportvereniging
bij aangesloten. Geen enkele van de 24.500! Allerlei cultuurorganisaties hebben het
wel gedaan. Daar moet dus echt een stap gemaakt worden, en het helpt als andere ministeries
daarbij meekijken.
Minister Helder:
Dat laatste klopt, omdat het ook via de gemeentes loopt op dit moment. Maar ik ga
eventjes terug naar de vrijwilligers en het beeld dat u schetst van de bestuurder
van een vereniging als vrijwilliger die het heel druk heeft en aan heel veel regelingen
moet voldoen. Dat komt natuurlijk niet alleen bij mij vandaan. Die regelgeving verzinnen
we samen, ook breed in de maatschappij. Ik denk dat we ook vanuit hier scherp kunnen
zijn om te zorgen dat we dat niet onnodig doen. Daar waar mogelijkheden bestaan om
het te versoepelen en te versimpelen, moeten we dat doen. Volgens mij hebben wij dat
vanuit VWS in ieder geval laten zien, onder andere met de Brede SPUK-regeling. Dat
is best een ingewikkelde discussie. Gemeenten zijn er ontzettend blij mee dat we al
die kleine subsidieregelingen bij elkaar hebben gegooid en die nu in de brede regeling
hebben zitten. We hebben ook met elkaar besproken hoe daarover verantwoording wordt
afgelegd. Ik denk dat we zo'n methodiek hier ook prima met elkaar kunnen gaan toepassen,
maar het zal echt eventjes tijd vragen om dat ook daadwerkelijk te organiseren. Ik
ben in ieder geval van goede zin en ik heb voldoende energie om dat beet te pakken
en te kijken of we daar verder mee kunnen komen.
De andere kant van de medaille is natuurlijk dat we kijken hoe groot die opgave daadwerkelijk
is. Mevrouw Van der Laan legt het bedrag van 75 miljoen op tafel. Dat kan natuurlijk
niet alleen van de overheid zijn. Dat kan niet alleen van de gemeenten komen. Dus
we zullen echt moeten kijken hoe we dat financieren met elkaar.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat is dus het revolverend fonds waarover ik het had. Dat komt weer terug. Als de
BNG alleen maar zegt dat bedrag van 25 miljoen voor te schieten, daarmee het fonds
te vullen en dat over tien jaar terug te krijgen, dan is iedereen toch tevreden en
gelukkig?
Minister Helder:
Nou loop ik al een tijdje mee in het leven, ook zakelijk. Een revolverend fonds klinkt
altijd heel makkelijk, maar is nog niet zo heel makkelijk, want dat betekent dat er
evenveel geld uit gaat als er ook weer in komt. Ik denk dat de opdracht is om te kijken
hoe groot deze enorme verduurzamingsopgave precies is, waar de verantwoordelijkheden
liggen, hoe we het met elkaar gaan organiseren en hoe we het ook met elkaar gaan financieren.
Ik heb u toegezegd dat ik daarop terugkom.
De voorzitter:
Wanneer doet u dat, is nog een expliciete vraag.
Minister Helder:
Ik kijk nadrukkelijk even naar de ambtenaren. Dit is geen klein ding. Ik kijk even
nadrukkelijk naar de ambtenaren, niet omdat ik het zelf niet kan verzinnen, maar omdat
we op dit moment best een ambitieuze agenda hebben voor de sport. We hebben de wetgevingsagenda.
We hebben veilige sport als belangrijk punt en ook het Sportakkoord. Ik wil dus echt
even goed doseren, zodat we dingen, als we ze doen, ook kunnen leveren en zodat er
een bepaald ritme in dit jaar zit. Over wanneer en hoe ik daar precies op terugkom,
kom ik straks in de tweede termijn nog even bij u terug.
De voorzitter:
Dan zag ik vragen van mevrouw Van Dijk en meneer Mohandis. Eerst is mevrouw Van Dijk,
dan meneer Mohandis.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik zal heel eerlijk zeggen dat de antwoorden mij wel een beetje aan het duizelen hebben
gebracht. Er komt een brief. Daar komen allerlei regelingen en afspraken in te staan.
Dan begrijpen verenigingen er inderdaad nog niks van. Ik zou het dus eigenlijk op
de een of andere manier willen omdraaien. Kunnen we niet iets bedenken zodat we alle
regelingen plus wat we er nog bovenop gaan doen voor die verenigingen in beeld brengen,
en we dan één ontsluiting regelen voor die verenigingen? Ik heb liever niet dat we
dat dan doen met een loket bij gemeentes, die dan vervolgens al het werk op hun bordje
krijgen. Laten we dat gewoon echt simpel gaan inrichten, want ik zou ook geen geld
willen mislopen met al die regelingen. Maar ik zou het zo vervelend vinden als we
daardoor gewoon weer een enorme administratie en enorme problemen op iemand anders
bordje leggen.
Minister Helder:
Dat klinkt natuurlijk altijd makkelijker dan het is. We hebben natuurlijk bestaande
fondsen. Ik heb net uitgelegd – mij duizelt het helemaal niet – dat we de BOSA-regeling
aan het evalueren zijn. We kijken naar het ontsluiten van de mogelijkheden voor de
verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. We kijken naar het waarborgfonds. We kijken
naar wat de Bank Nederlandse Gemeenten kan doen. U stelt mij de vraag of ik dat voor
deze grote opgave niet echt grondig, fundamenteel anders kan doen. Daar heb ik echt
even de tijd voor nodig. Daar waar ik dat kan, zal ik dat zeker doen. For the time
being zou ik echt heel graag de structuur die er nu is, goed willen ontsluiten. Dus
volgens mij moeten we en-en doen. Maar ik vind het lastig om net te doen alsof ik
dat zomaar even op een vrijdagmiddag kan regelen. Zo is het niet, want dan was het
allang gebeurd. Dat zou mooi zijn, want dan was het allang gebeurd. Ik wil dat dus
echt zorgvuldig doen. Ik vind het ook belangrijk om te zeggen dat ik dat als Minister
niet alleen doe; daar walsen we hier even makkelijk overheen, vind ik. Ik heb de sportsector
zelf daar ook hard bij nodig. Ik heb de VSG daar hard bij nodig, en ook de gemeentes,
de andere ministeries en het sportklimaat. Dat moeten we echt gewoon zorgvuldig doen,
maar ook op een manier waarop het echt effectief is en past. Dat is precies wat we
ons in de uitwerking van het Sportakkoord II met die vier strategische partners hadden
voorgenomen. Dat is een van de onderdelen in deze uitwerking. Daar moet ik hem dus
even in plaatsen. Ik kom straks terug op hoe we dat doen.
De voorzitter:
Ik zag een vinger van mevrouw Van Dijk en van meneer Mohandis. Eerst is mevrouw Van
Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben blij dat het u in ieder geval niet duizelt, Minister, want u heeft een belangrijke
taak in de uitvoering.
Dan heb ik nog een concrete vraag over de BOSA. Wanneer komt die evaluatie er? Die
datum heb ik namelijk nog niet. Als die brief er dan toch komt, zou ik het wel mooi
vinden als er iets van een kalender in zou komen te staan met wanneer wat komt, zodat
verenigingen, maar ook organisaties, dat een beetje kunnen volgen en ook in hun agenda
kunnen schrijven wanneer ze ergens alert op moeten zijn.
De voorzitter:
Minister, de Kamerleden vragen naar specifieke data.
Minister Helder:
Het gaat over de toepassing van de BOSA in 2024, dus in dit jaar. In de loop van dit
jaar kom ik terug op die evaluatie, wanneer die is afgerond, en ook op wat de plannen
zijn om de BOSA voor 2024 vervolgens open te stellen.
De voorzitter:
Meneer Mohandis, wilt u nog?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik wil nog even doorgaan op de eerdere punten van de heer Van Nispen en de heer Heerema.
De infrastructuur zoals die er nu is, heeft heel erg het karakter: er is van alles
en hoe gaan we dat aan elkaar verbinden? De roep die ik hier een beetje hoor, is veel
meer: hoe voorkomen we nou dat het een systeem blijft waarin je het allemaal moet
vinden in allemaal potjes die allemaal verspreid zijn? We vragen eigenlijk of u bereid
bent om het wat collectiever te organiseren, om hardere afspraken te maken en om gemeenten
meer in hun rol te zetten. U zegt dat het bij sommige verenigingen wél goed gaat,
maar daar hebben we het niet over. Het gaat om die 50% die het niet lukt, waar het
perspectief nu is: verduurzamen is heel ingewikkeld en heel duur en het gaat ons niet
snel lukken. Dan is het antwoord niet dat er allemaal potjes zijn. Ik wil gewoon dat
u zegt: we gaan binnen drie, vier jaar de schouders eronder zetten, we gaan dat regelen
en we gaan die potjes zo organiseren dat ze naar die verenigingen toe gaan, dat die
ondersteuningen naar de verenigingen toe gaan. Dat mis ik een beetje in de beantwoording.
Elke keer denk ik: daar komt het, daar komt het. En dan is het 'm weer net niet. Dan
denk ik: maar er is wél een duidelijke meerderheid die zegt dat het anders moet dan
hoe het nu is. Dat is wat we willen.
Minister Helder:
Dat komt ook doordat als ik zeg dat het op 5 april komt, de telefoon op 4 april gaat
met de vraag waar het blijft. Soms vraagt de uitwerking gewoon wat meer tijd. Zo veel
potjes zijn er eigenlijk niet. Daarom duizelt het mij niet zo heel erg. We hebben
een hele duidelijke BOSA-subsidiemogelijkheid. We hebben de DUMAVA, die we nu aanspreken.
Die is breder. Die gaat over al het maatschappelijk vastgoed. We hebben het waarborgfonds.
En ik heb net de mogelijkheden met de BNG uitgelegd. Zo duizelt het mij in ieder geval
niet. Ik wil toezeggen dat wij gezwind aan het werk gaan om te zorgen dat die duurzaamheidsopgave
wordt ingevuld. Ik ga me niet vastpinnen op een uitspraak dat het over vier jaar allemaal
gefikst is, want u ziet ook dat dit soms over hele oude complexen gaat. Dat ziet u
zelf ook. Dat heeft u zelf ook opgehaald in de rapportage van het RVVB. Het is dus
echt over jaren opgebouwd. We moeten goed vooruitkijken. Ik vind het ook belangrijk
dat juist de verenigingen waar toekomst in zit, ondersteund worden, dus dat het ook
gewoon aansluit bij de vraag van de jongeren; ook die zien we veranderen. Dat is ook
een verantwoordelijkheid van de gemeentes. Het verzoek gaat dus ook even voorbij aan
de verantwoordelijkheid die gemeentes daar zelf in hebben en aan de autonomie die
ze in die verantwoordelijkheid hebben om te kijken naar hoe ze dat inbedden in grotere
plannen. Bijvoorbeeld het idee van de sportcampus wordt in veel gemeentes uitgewerkt.
Dan gaat het ook over huisvesting, niet alleen samen met sportverenigingen, maar ook
met gemeentelijke sportfaciliteiten en juist ook met bijvoorbeeld scholen en de activiteiten
die ze daar willen ontplooien. Het gaat dus breder dan de sport. Over de verantwoordelijkheid
die gemeentes daarin dragen, kan ik ook niet zomaar heen gaan. Dat moeten ze echt
zelf doen. Wat ik wél kan doen, is de gemeentes daarop aanspreken en met de VSG kijken
wat ze nodig hebben en wat we daar samen in kunnen doen. Maar nogmaals, de VSG is
een van de strategische partners in het Sportakkoord II. Daar hebben we de handen
ineengeslagen door te zeggen: wij moeten dat fundament van de sport echt ondersteunen
en zorgen dat we het verder brengen.
De heer Mohandis (PvdA):
Als je het Sportakkoord doorakkert, kom je bij een soort verduurzamingsagenda of een
routekaart omtrent verduurzaming voor gemeenten en verenigingen. Dan duizelt het mij:
waar kan ik u en de gemeenten op afrekenen als het gaat om de omslag die gemaakt moet
worden? Het is en blijft helaas heel vaag. Het heeft ook iets weg van een soort gedecentraliseerde
verantwoordelijkheid richting vrijwilligers, juist bij die 50% die kwetsbaar is. Ik
noemde het hele concrete voorbeeld van het zwembad waar heel veel verenigingen onder
hingen in Westervoort. Dat is gewoon omgevallen. Dat is gewoon omgevallen; het is
weg en honderden kinderen kunnen hun diploma niet halen. Ik ben zo bang dat we, zoals
het nu gaat, weer zeggen dat er allerlei bondgenoten zijn die zich hebben verenigd
in een akkoord met hele mooie doelstellingen, zonder dat er concrete percentages en
jaren zijn. Ik zeg niet dat ik u over vier jaar zeg: u heeft maar 60% gehaald. Ik
zou het fantastisch vinden als we over vier jaar 60% hebben gehaald. Ik mis gewoon
datgene om concreet te kunnen vastpakken waar we dan naartoe bewegen met elkaar. De
gedecentraliseerde verantwoordelijkheid die je nu ziet richting vrijwilligers, vind
ik gewoon onverantwoord. Ik ben bang dat er meer zwembaden zoals in Westervoort gaan
omvallen omdat we nu met elkaar hele vage doelen hebben vastgesteld. Dat zou zo doodzonde
zijn.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Mohandis?
De heer Mohandis (PvdA):
Mijn vraag is of de Minister het met mij eens is dat het gewoon niet concreet genoeg
is en dat we haar nergens op kunnen afrekenen.
Minister Helder:
Ik heb al een paar keer gezegd dat we juist binnen de uitwerking van Sportakkoord
II – we hebben nu namelijk een hoofdlijnenakkoord met elkaar gesloten – die concretisering
gaan aanbrengen. Dat gebeurt op deelgebieden. Dat zijn dus gewoon doelstellingen op
deelgebieden. Ik vind dat helemaal niet vaag. Ik vind dat juist een voorbeeld waarbij
we met de grote partijen die hiermee te maken hebben, gewoon heel concreet kijken
waar ieders verantwoordelijkheid ligt en hoe we die kunnen samenbrengen om meer te
maken dan de som der delen. Ik deel uw zorg over de toekomst van de verenigingen en
de accommodaties, en over die verduurzaming, maar ik deel niet uw zorg dat het op
die manier niet goed gaat komen of dat we niet snel genoeg gaan. Het zal echt een
hele klus worden; dat wil ik wel duidelijk zeggen. Het is geen kwestie van onnodige
decentralisatie of afschuiven, maar als een sportcomplex eigendom is van de gemeente,
ligt daar ook echt een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daar kan en ik wil ook
niet zomaar overheen gaan.
Uw oproep is volgens mij ook veel meer: laten we ook even doorkijken, goed kijken
wat er gebeurt en of er voldoende gebeurt, zodat we niet naïef zijn en denken dat
het wel goedkomt. Die deel ik helemaal met u. Dat is ook precies wat we met dat Sportakkoord
en met die werkagenda willen bereiken. Als u mij vraagt – dat vroeg de heer Heerema
ook – waarop u mij precies kunt afrekenen, dan zeg ik dat u die vier strategische
partners eind 2026 daarop echt kunt afrekenen, maar wel langs de as van de eigen verantwoordelijkheid.
Ik noem ze toch even op. Het NOC*NSF en het POS hebben zich echt gecommitteerd aan
het ondersteunen van landelijke sportorganisaties en sportbonden en aan het stimuleren
van het leveren van hun bijdrage aan alle ambities en doelstellingen, ook deze. VSG
en VNG zijn samen verantwoordelijk voor het ondersteunen van de gemeenten daarbij
en voor het stimuleren van gemeenten die bijdrage te leveren aan de ambities en de
doelstellingen. VWS is verantwoordelijk voor de samenwerking met de andere ministeries,
en voor de financiering, de cofinanciering en het regisseren van het landelijk Sportakkoord.
Gezamenlijk zijn we verantwoordelijk voor de opgave die we opschrijven, voor de stakeholders
die we moeten meenemen in dat Sportakkoord – dat zijn er namelijk veel meer – en de
samenhang die we moeten creëren om ervoor te zorgen dat dit gebeurt, en ook voor het
bewaken dat we die doelstellingen gaan bereiken. Daarin zit dus volgens mij die stevigheid.
We hebben ook gezegd dat we er als hele sportsector aanspreekbaar op zijn – dat is
dus niet alleen een papieren tijger – dat we de doelstellingen die we daadwerkelijk
opschrijven ook gaan halen.
Ik noem een paar voorbeelden. Een van de opgaven die nu worden uitgewerkt in het Sportakkoord
II is het voorkomen van sportuitval onder 12- tot 18-jarigen. Dat gaan we echt concreet
maken. Als eerste stap zijn hiermee al zeven bonden aan de slag. Dat loopt nu al.
Zo zijn we ook met een groot deel van die andere opgaven uit het Sportakkoord II gewoon
vandaag al concreet aan de slag om die uit te werken. Maar die hebben natuurlijk ieder
ook hun eigen veel concretere doelstellingen. Ik hoop dat het de heer Mohandis enigszins
geruststelt dat ik het niet zomaar overlaat aan de gemeenten, zo van: nou ja, dat
is gedecentraliseerd en dat ligt bij de gemeenten. We komen elkaar echt tegen in die
ambities en doelstellingen van Sportakkoord II en de uitwerking in de werkagenda,
en we zullen elkaar ook aan die verantwoordelijkheden houden.
De voorzitter:
Dank u wel. U was stiekem al begonnen aan een stukje van het blokje over het Sportakkoord,
denk ik. Maar er is toch een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Eigenlijk blijven we ergens natuurlijk veel te lang hangen in de TEK-regeling, de
BOSA, de DUMAVA, het waarborgfonds, Sport NL Groen en de gesprekken met kwartiermakers,
terwijl dit debat eigenlijk moet gaan over jongens en meisjes die op zaterdag leren
voetballen en hockeyen met gras aan de broek of leren speerwerpen op de atletiekvereniging.
Maar toch ontkomen we er niet aan, want als we dit nu niet goed organiseren – het
is echt trekken en sleuren om een concrete toezegging of reactie van de Minister te
krijgen op de grote zorgen van de Kamer – is het voor heel veel verengingen niet meer
te doen. De Minister vindt het niet vaag. Nou mooi, dan maken we het even heel concreet.
Er is gewoon recent een zwembad opgedoekt en verdwenen in Westervoort. De heer Mohandis
heeft dat voorbeeld genoemd. En er zijn al veel meer verenigingen en zwembaden in
diepe problemen gekomen. IJsbanen kunnen helemaal fluiten naar de steun van de Minister.
Daar is namelijk gewoon niks voor geregeld, want de Minister had daar geen geld voor
over. Nou, dat staat ook genoteerd. Jammer. Gemeentes moeten dat maar zelf zien te
fiksen. De hele concrete vraag is de volgende. Hoeveel meer sportaccommodaties of
sportverenigingen gaan er omvallen voordat de Minister echt in actie komt en zegt:
dit moet anders, ik moet dit voorkomen, want het is het kapitaal van onze samenleving?
Dat is heel concreet.
Minister Helder:
Als het om de zwembaden gaat, moeten we ook constateren dat er deze winter heel veel
zwembaden overeind zijn gekomen. Nee, dat moeten we ook constateren! Er is heel veel
gedaan om de zwembaden overeind te houden.
De heer Van Nispen (SP):
Moeten we er nou echt blij mee zijn dat er een hoop zwembaden nog niet kapot zijn
gegaan?
De voorzitter:
Meneer Van Nispen. Meneer Van Nispen. Meneer van Nispen! Laat eerst de Minister uitpraten
en daarna krijgt u weer het woord als u dat wilt.
Minister Helder:
We hebben als kabinet een zeer uitgebreid generiek koopkrachtpakket op tafel gelegd
en we hebben er daarnaast voor gezorgd dat we een regeling voor de zwembaden, een
noodfonds en ook de TEK-regeling voor heel veel sportverenigingen hebben. We hebben
net al geconstateerd dat dit gelukkig heel veel verenigingen overeind heeft gehouden
– daar ben ik zelf ook heel blij mee – maar dat de uitdagingen nog behoorlijk groot
zijn.
Ik vind het lastig dat de heer Van Nispen zegt: ja, maar we hebben het alsmaar over
regelingen, terwijl we het over sport moeten hebben. Ik zou dat ook veel liever doen.
Dat is namelijk ook de kern van het Sportakkoord II en de uitwerking daarvan. Hoe
kunnen we er nou op alle fronten, dus niet alleen de financiële ondersteuning voor
de verduurzaming, voor zorgen dat we meer gaan bewegen in Nederland, dat we meer aan
sport doen en dat de jongeren niet gaan uitvallen bij de sportverenigingen? Dat is
namelijk ook mijn doelstelling. Maar u bevraagt mij op die regelingen. Het zijn er
echt niet zo heel veel. Ik heb u toegezegd dat ik die ga bekijken en dat ik er op
korte termijn voor wil zorgen – dat zijn we aan het doen en die ondersteuning is er
ook – dat de bestuurders van verenigingen die weg beter weten te vinden dan tot nu
toe. Dat is een van de dingen die we uitwerken. We zijn die regelingen aan het evalueren
om te bekijken of we die op zichzelf kunnen vereenvoudigen. Ik heb u toegezegd – daar
wil ik best voor de zomer op terugkomen; dat is nog een korte periode voor dermate
grote onderwerpen – te bekijken wat we daarin nog kunnen vereenvoudigen. Daarin neem
ik de vraag van de heer Heerema over of je dingen kunt samenbrengen mee.
Ik constateer ook dat de heer Heerema het over een revolverend fonds heeft. Ik wil
toch echt ook de opmerking maken dat het niet zo eenvoudig is om een revolverend fonds
te maken. Dat wil namelijk zeggen dat er evenveel geld uitgaat als er inkomt. Dat
is in dit geval lastig, want ik denk dat het juist heel veel geld kost. Maar ik ben
echt bereid om te bekijken of we dat kunnen doen. Ik geef daarbij als wapenfeit mee
dat het ons met de Brede SPUK-regeling gelukt is om ook de andere regelingen voor
gemeenten als het gaat om bewegen en preventie te vereenvoudigen. Daarmee ga ik hierbij
ook aan de slag. We gaan bekijken of we dat kunnen doen. Volgens mij kom ik daarmee
precies tegemoet aan wat u vraagt. Dat wilde ik daar dus over zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
In aanvulling op de heer Van Nispen: niet alleen de Kamer en de sportwoordvoerders
wijzen hierop. Als ik het coalitieakkoord erbij pak, staat daarin ook letterlijk:
we stimuleren sport en bewegen in het kader van het bevorderen van de gezondheid.
En: bij de sportvereniging begint een goed leven. En zo staan er nog een paar mooie
woorden over sportverenigingen in. De Minister houdt zich toch ook niet aan het coalitieakkoord
op het moment dat in de periode dat zij Minister is een aantal sportverenigingen gewoon
omvalt? Dat gaat toch gewoon tegen het coalitieakkoord in?
Minister Helder:
Volgens mij is het coalitieakkoord geschreven voordat wij deze energiecrisis kregen
naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne. We hebben als kabinet een aantal extra
maatregelen genomen om mensen in Nederland zo goed mogelijk financieel te ondersteunen.
Aan het begin heb ik daarover ook gezegd dat het ons niet lukt om alle sportverenigingen
per definitie overeind te houden. Ik heb zo goed mogelijk de vinger aan de pols gehouden.
We hebben daarover ook informatie vanuit de rondgang van het Mulier Instituut. We
hebben informatie vanuit het NOC*NSF en vanuit de KNVB. De KNVB meldt mij bijvoorbeeld
ook dat zich concreet één vereniging bij hen gemeld heeft. Als ik het RVVB-rapport
lees en ik daarover met de heer Mohandis spreek, zie ik tegelijkertijd daar doorheen
wel de kwetsbaarheid. Daarover hebben we het net uitgebreid gehad. Die zie ik echt
en die urgentie onderschrijf ik ook. Daarmee zeg ik ook toe dat ik ga bekijken of
we dat kunnen verbeteren, of we die verduurzaming kunnen versnellen en of we die ook
sneller, beter en gemakkelijker kunnen ondersteunen middels ondersteuning vanuit de
gemeente aan de sportverenigingen of door te bekijken of we nog subsidiestromen bij
elkaar kunnen brengen. Volgens mij ben ik precies in lijn met het coalitieakkoord
bezig waar het gaat om het realiseren van een vitale sportsector. Dat geldt overigens
voor meerdere dingen, want er zijn in het Sportakkoord II ook heel veel andere onderwerpen
waarvan we hebben gezegd: dat moeten we doen, omdat we een vitale sportsector nodig
hebben. Dat is niet makkelijk met deze energiecrisis, maar daar doe ik wel mijn uiterste
best voor.
De voorzitter:
Er is toch nog een vraag van mevrouw Westerveld. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, want af en toe vraag ik me af waar we met elkaar mee bezig zijn. Dat is breder.
Als wij een debat hebben over preventie, dan geven alle Kamerleden en de bewindspersonen
aan hoe belangrijk het is dat alle mensen toegang hebben tot een gezond leven. Dan
worden er in dat debat allerlei potjes en nieuwe regelingen bedacht om vooral zaken
als gezonde voeding, maar ook sporten, toegankelijk te houden. Datzelfde doen we hier
ook. Wij zijn hier natuurlijk wel gewoon de Tweede Kamer. We kunnen fundamentele debatten
en discussies met elkaar voeren over wat we moeten doen om ervoor te zorgen dat sporten
en beweging, gezonde voeding en gezond blijven voor iedereen toegankelijk blijven.
Die vraag wil ik dan ook wel bij de Minister neerleggen. Want we kunnen hier praten
over sportakkoorden, allerlei subsidieregelingen, en regelingen voor sportverenigingen
om ervoor te zorgen dat die het hoofd boven water houden, maar wij hebben toch met
elkaar de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze sportverenigingen overeind
blijven, dat iedereen kan sporten en bewegen, en dat die toegang tot gezondheid niet
afhangt van iemands portemonnee of die van iemands ouders?
Minister Helder:
Ik ben bang dat ik heel erg in herhaling ga vallen bij de vraag van mevrouw Westerveld,
want dit is precies wat we aan het doen zijn. Dat doen we onder andere – het is terecht
dat u dat aanhaalt – onder de vlag van het GALA-akkoord, waarbij bewegen als onderwerp
heel erg naar voren is gebracht, ook verbonden aan de preventie. Nogmaals, daarbij
is het ons gelukt om die subsidiestructuur te verbeteren, maar ook om hele concrete
doelstellingen met elkaar af te spreken en om bijvoorbeeld voor oudere doelgroepen
heel veel dingen af te spreken. Wat betreft het ervoor zorgen dat de sport toegankelijk
en voldoende veilig is en dat de infrastructuur van de sport er staat, zodat er ook
gesport kan worden, heb ik net al een aantal keren het volgende proberen uit te leggen.
Juist in strategische verbintenis met de grote bonden hebben we samen, dus met NOC*NSF
en de POS, het Platform Ondernemende Sportaanbieders – veel mensen sporten ook via
ondernemende sporters op dit moment – maar ook de VNG, de VSG en mijzelf dan vanuit
het Rijk, de handen ineengeslagen om te zeggen: dit zijn de onderwerpen die we verder
moeten uitwerken en waar we tempo mee moeten maken om juist te zorgen dat die structuur
en die sportsector er zijn en dat daarvan ook gebruikgemaakt kan worden. Die verbijzondering,
die concretisering zit daarin. Daar kom ik dus nog op terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is toch nog een vraag van mevrouw Westerveld. Er komen dus nog wat
antwoorden, maar gaat uw gang, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De Minister zegt: dat doen we. Maar dat doen we niet, want sportverenigingen vallen
om of hebben problemen. We weten dat ook de toegang tot sporten afhangt van iemands
portemonnee, we weten dat kinderen, en vooral kinderen uit de wat armere milieus,
te weinig sporten en bewegen, we weten dat het zicht van kinderen achteruitgaat, en
we weten dat ze minder buitenspelen. Nou, ik kan wel even doorgaan. O ja, zwemlessen:
we weten ook dat lang niet iedereen een zwemdiploma haalt en dat de motie die we vorig
jaar hebben ingediend niet gehaald gaat worden als we op deze manier doorgaan. Dus
we doen het gewoon onvoldoende, en niet alleen volgens het coalitieakkoord; ook moties
die wij hier met elkaar indienen, waar alle Kamerleden achterstaan, worden gewoon
niet uitgevoerd of niet gehaald. We doen dus te weinig. Dat is geen vraag. Dat is
een constatering.
Minister Helder:
Een constatering terug is dat we het Jeugdfonds Sport & Cultuur flink hebben opgehoogd,
juist om te zorgen dat ouders hun contributie kunnen betalen. Dat wordt ook uitgenut.
Dat wordt ook echt gebruikt en gevonden. Ik ga er dus niet in mee dat we helemaal
niets doen. Ik ben het er wel met mevrouw Westerveld over eens dat we ons best moeten
doen om dat zo goed mogelijk en voldoende te doen, maar we zijn ook precies bezig
om te zorgen dat we dat kunnen. Eén voorbeeld waar ook een vraag over werd gesteld,
die ook ergens in de set zit, betreft de leefomgeving. Er werd gevraagd of er voldoende
wordt gekeken naar de leefomgeving, ook in buurten. Ik ben nu sowieso met de Minister
voor Volkshuisvesting aan de slag met de leefomgeving, ook als het gaat om beweging
voor ouderen, zodat die dat makkelijker kunnen en de leefomgeving daartoe uitnodigt.
Daar hoort ook bij dat je kijkt of er voldoende mogelijkheden in de buurt zijn. Dat
zijn onderwerpen waar we met elkaar over spreken omdat we dat belang ook echt inzien
en dat op die manier aan het uitwerken zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilde u nog een extra vraag stellen, mevrouw Westerveld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nee, ik ben bang dat mijn interrupties opraken.
De voorzitter:
Dat klopt. Ik hou het bij. Wil de Minister even duidelijk maken waar we nu precies
zijn in de beantwoording? Volgens mij zijn we bij het Sportakkoord en gaan we daarmee
verder. Ja? Gaat uw gang.
Minister Helder:
Ja. Daar heb ik eigenlijk al heel veel over gezegd, maar nog niet het volgende. Wij
hebben – ik ga het toch nog een keertje zeggen – op 14 december vorig jaar de hoofdlijnen
van Sportakkoord II ondertekend. Dat deden we met de belangrijke, strategische partners,
NOC*NSF, de VNG, de VSG en het Platform Ondernemende Sportaanbieders; heel fijn dat
dat is aangesloten. We hebben dat ondertekend bij voetbalvereniging Laakkwartier.
Dat is een heel mooi voorbeeld in Den Haag van wat ik meer in Nederland zou willen
zien. Het is een vereniging die echt als spil in de wijk zit, met een samenwerking
tussen de commerciële sport en de vereniging die haar vruchten afwerpt. Het hooflijnenakkoord
biedt de kaders die nodig zijn om met elkaar de missie en ambities te gaan realiseren
die we hebben opgeschreven. Op dit moment, as we speak, wordt dat uitgewerkt. Dat
is al direct na de ondertekening gestart. Daarbij betrekken we ook alle overige stakeholders.
Daar komen onder andere een normering voor kwaliteit en de basiseisen voor veilige
sport in. Ik kom zo nog terug op wetgeving daarin en veilige sport an sich. Maar daar
komt dus echt een heel werkplan uit. Onder andere het strategisch kader topsport is
een onderdeel van het Sportakkoord II.
Daar waren wat vragen bij over de doelstellingen. Dat heb ik net eigenlijk al gezegd.
Dat werkprogramma wordt gelardeerd met doelstellingen, maar dan wel per onderwerp
en soms ook per deelonderwerp. Maar daar zit echt de concreetheid in. Ik heb ook al
aangegeven hoe en dat we als partners ieder op onze eigen verantwoordelijkheid daarin
kunnen worden aangesproken.
Ten slotte het inrichten van effectieve clubondersteuning. Dat heb ik net ook al uitgebreid
besproken. Dat kan overigens gericht zijn op de ontwikkeling van de gehele sportclub.
Dat kan bestuurscoaching zijn, maar dat kan ook ondersteuning van de individuele bestuurders
en officials zijn. Daar komen dus nog mogelijkheden voor. Ik zal niet zeggen dat er
nog microbudgetten aangevraagd kunnen worden, want dan komt er nog een potje bij.
Dat lijkt me een vrij onverstandige opmerking. In ieder geval wordt ernaar gekeken
hoe we dat financieren.
Dat was het wat mij betreft even voor nu, in aanvulling op de rest over Sportakkoord
II.
De voorzitter:
Dit blokje, over het Sportakkoord, sluiten we af. Dan kunt u verder gaan met het blokje
over de wetgeving.
Minister Helder:
Ja, de wetgeving in de sport. U heeft middels twee aangenomen moties duidelijk opgeroepen
om de sportwet verder uit te werken. Ik heb toegezegd om voor de zomer een hooflijnenbrief
te sturen over wetgeving in de sport. Ik zal de thema's veiligheid, kwaliteit en toegankelijkheid
daarin benoemen. Ten aanzien van veiligheid kijk ik in eerste instantie naar het vastleggen
van rollen en verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid in de sport. Ik zal
ook stilstaan bij de vraag of ik verwacht dat wetgeving nodig is voor het opstellen
van het onafhankelijke integriteitscentrum, waarover ik vorige week in de brief heb
geschreven. Ook onderzoek ik de mogelijkheid van wetgeving als het gaat om veiligheidsnormen
ten aanzien van organisaties en mensen. Uiteraard kijk ik ook naar het actieplan van
de heer Mohandis. Ook daarin gaat hij, zoals hij zelf al gezegd heeft, in op wetgeving.
Ik ben hem daar overigens zeer erkentelijk voor. Ik ga het nader bestuderen. Ook dat
deel zal ik meenemen in de verdere uitwerking van wetgeving in de sport.
Dan nog een aantal gerichte vragen.
Een vraag gaat over de planning. Er is gevraagd wanneer ik met een brief daarover
kom. Nogmaals, ik kom voor de zomer met een brief over de hoofdlijnen als het gaat
om de wetgeving, maar wat betreft veilige sport loopt het enigszins voorop omdat ik
al bezig ben met dat onafhankelijke integriteitscentrum.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Nispen over de wettelijke sportnorm. Hij
vroeg of die onderdeel kan zijn van de sportwet, juist ook om ruimte te verzekeren.
Kan ik dat bevestigen? Binnen de verkenning voor wetgeving kijk ik naar toegankelijkheid
en beschikbaarheid. Voor ruimtelijke inrichting wordt via de Omgevingswet ruimte gegeven
aan gemeenten om de publieke ruimte in te richten conform de lokale voorkeuren en
wensen. Gezondheid, sporten en bewegen zijn daarin een belangrijk doel. Gemeenten
moeten dus ook de gezondheidsdoelen meenemen in hun plannen voor ruimtelijke ordening.
Ruimte voor sport en beweging wordt daar dus in meegenomen. Ik heb net al gezegd dat
ik natuurlijk met de Minister voor VRO aan het kijken ben naar de leefomgeving en
datgene wat de gemeenten moeten doen als het gaat om hun visie op wonen en zorg. Langs
die route zal ik ook de gezondheidsdoelen en de aandacht voor sport meegeven aan de
gemeenten.
Dan nog even de vraag van de heer Van Nispen, die toch bij mij een zekere weerstand
ziet. Ik kan hem geruststellen dat ik geen weerstand heb tegen wetgeving. Misschien
is het toch goed om in dat opzicht nog even terug te komen op het voorgaande debat,
dat we in een december hadden, waarin een aantal dingen bij elkaar komen. Ik heb toen
geacteerd op een uitgebreide rondgang, een inventarisatie vanuit de sector zelf. Daar
hebben we zeer uitgebreid naar gekeken. De sector zelf zegt, of zei op dat moment
in ieder geval: versterk het meer langs de lijnen waarop wij al sterk zijn geworden
met elkaar, en op de manier waarop we als verenigingsstructuur gegroeid zijn. Daaruit
kwamen het advies en mijn besluit voort, maar er zit bij mij geen weerstand om ook
te kijken naar een wetgevingskant.
Er was ook de suggestie van de heer Mohandis – die heeft hij eerder, in dat debat
gedaan – om te kijken of er aangrijpingspunten in de Bibliotheekwet zitten. Hij heeft
daar in zijn actieplan iets over opgeschreven. Ik ben zelf ook aan het kijken wat
de mogelijkheden zijn langs de as van de Bibliotheekwet. Dat zal ik meenemen in de
brief met de hoofdlijnen van de wetgeving, die voor de zomer komt. Maar er zit geen
weerstand om de moties uit te gaan voeren bij deze Minister. Ik zie enige verbazing
bij de heer Mohandis. Ik heb de vraag duidelijk gehoord.
Ik zie ook het volgende. Daar zal ik zo bij het thema veiligheid nog op terugkomen.
Veiligheid is zo ontzettend belangrijk. Daarom heb ik ook gekozen voor dat onafhankelijke
integriteitscentrum. Dat is niet omdat het Centrum Veilige Sport het niet goed genoeg
doet op dit moment, maar omdat het zo ontzettend belangrijk is dat dat laagdrempelig
en zeer onafhankelijk is, en dat het daarin volledig vertrouwd kan worden. Iedere
zweem van belangenverstrengeling moet daar weg zijn. Daarbij zie ik echt wel dat het
installeren van wetgeving voordelen zou kunnen hebben. Daar kijk ik dus echt naar.
We moeten daarbij echt als overheid naast de sportsector staan, dus daar stap ik naar
voren. Ik ben ook op die manier aan het kijken naar de wetgeving. Dus er zit geen
weerstand bij deze Minister; dat wilde ik nog maar even aangeven bij dit blok. Ik
kom daar dus op de hoofdlijnen voor de zomer op terug.
De voorzitter:
Dat was het blokje over wetgeving. Er is een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Het is natuurlijk goed en terecht dat er na twee moties inderdaad een sportwet komt
en dat er geen weerstand meer is, of die er nooit was. Dat maakt niet uit. Er komt
een sportwet; dat is het goede nieuws. Maar ik ben wel een beetje bezorgd over de
inhoud, want ik vind de dingen die de Minister noemt prima, maar volgens mij moet
het advies van de Nederlandse Sportraad, dat heel waardevol was, wel als uitgangspunt
worden genomen. Wat daarin bijvoorbeeld aan bod komt, is het recht om te bewegen voor
iedereen, sport als publieke voorziening, en dat uiteindelijk de rollen en verantwoordelijkheden
ook voor de lagere overheden helder moeten worden, dus: wie doet nou wat om de sportvoorzieningen
te waarborgen? Dat zijn volgens mij hoofdlijnen die erin moeten zitten. Ik hoor daar
graag bevestiging van. En dan verbijzondering. Dat waren mijn twee specifieke vragen.
Daar zou bijvoorbeeld een sportnorm in kunnen komen. Begrijp ik nou goed dat de Minister
zegt: nee, dat gaan we niet doen; die komt niet in de sportwet? Ik had ook gevraagd
naar bijvoorbeeld speelgelegenheden voor kinderen voor het buitenspelen. Ik verbijzonder
dat dan door te zeggen: in ieder geval één per gemeente voor kinderen met een beperking.
Dat zou volgens mij ook in de sportwet kunnen. Dat kan ook later, omdat je dan niet
alles in één keer moet regelen. Dat wil ik ook nog begrijpen. Maar zijn dit nou de
hoofdthema's en de bijzondere subthema's waar de Minister ook aan denkt?
Minister Helder:
Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Dat zeg ik maar even op voorhand. Dat is niet
om flauw te doen. Ik ben op dit moment bezig dat uit te werken. Ik kom daarop voor
de zomer terug. Ik kan u wel toezeggen – dat lijkt me namelijk een goed idee – dat
we voordat we daar een debat over hebben en ik daar een brief over stuur, met elkaar
een overleg hebben waarin ik die contouren neerzet en waarin we het daar nog over
kunnen hebben voordat de inkt aan mijn kant droog is. Maar ik ga niet op voorhand
al het hele rijtje van de heer Van Nispen toezeggen. Ik begrijp de portee van zijn
opmerking. Die zat ook in de moties besloten. Daar ben ik serieus mee aan de slag.
Aan de speeltuinen heb ik me al via een heel andere route gecommitteerd. Ik vind dat
er per gemeente een inclusieve, toegankelijke speeltuin moet zijn voor kinderen met
een beperking. Dat is heel belangrijk. Die zijn er nog niet. Daarom ben ik hiermee
bezig met de gehandicaptenzorg en de zorg voor mensen met een beperking, zodat mensen
met een beperking ook kunnen sporten. Ik heb me daar dus al aan gecommitteerd. We
gaan zien of dat later bij elkaar komt, maar ik wil daar nu eigenlijk niet op vooruitlopen.
Ik kan u wel toezeggen dat ik voor de zomer met een brief kom. Dan kunnen we kijken
of we met elkaar al een overleg hierover kunnen voeren.
De heer Van Nispen (SP):
Het is heel lastig om hier nou weer een interruptie aan te besteden, maar dat overleg
hebben we nu. Dit is het overleg. Ik weet dus niet welk overleg de Minister hier nu
voorstelt. Normaal gesproken zijn het Kamerleden die debatten aanvragen. Dat hebben
we gedaan en we hebben hier nu een debat. Mijn vraag is heel simpel: neemt de Minister
het advies van de Nederlandse Sportraad als uitgangspunt? De hele specifieke zaken
over de sportnormen en de speeltuinen voor kinderen met een beperking laat ik dan
even weg, want die zijn misschien te specifiek voor nu. Dat snap ik, maar ik stel
nu een hele algemene vraag. Het advies van de Nederlandse Sportraad is: sport als
publieke voorziening, sport als recht voor iedereen. Dan kan de Minister toch niet
zeggen: ik kom met een sportwet, maar ik ga iets heel anders doen dan datgene waartoe
de Kamerleden nu al herhaaldelijk bij motie hebben opgeroepen omdat ik het vooral
over veiligheid wil hebben? Dat laatste moet er wat mij betreft ook in, maar toch
niet uitsluitend? Het gaat toch ook om deze hoofdlijnen, waar het ons voortdurend
om te doen was?
Minister Helder:
Het advies van de Nederlandse Sportraad is een van de dingen die op tafel liggen.
Ik ga daar niet op vooruitlopen. Ik heb u net gezegd dat we vorig jaar een hele ruime
ronde hebben gedaan over de knelpunten van de sportsector zelf. Ook die moeten worden
meegenomen in de uitwerking. Er liggen verschillende uitgangspunten en meningen op
tafel. Ik wil daar nu, vandaag, niet op vooruitlopen. Ik wil dat proces echt goed
en zorgvuldig doorlopen. U kunt ervan op aan dat ik dat serieus doe. Ik wil daar ook
met u over in overleg treden in het volgende debat. Het maakt me niet uit wanneer
dat is, maar vandaag kan ik dat niet, omdat ik het nog aan het uitwerken ben. Dat
wil ik gewoon zorgvuldig doen. Ik heb me nu geconcentreerd op het onderwerp veilige
sport, omdat dat ook een ontzettend belangrijk onderwerp is en ook urgentie kent.
Morgen komt de documentaire over de danssector uit. We kunnen allemaal aanvoelen,
vanaf de turnsters tot aan nu, dat dat een ontzettend belangrijk onderwerp is. Ik
vond het belangrijk om daar prioriteit aan te geven. Het volgende wat ik doe, is voor
de zomer terugkomen met de hoofdlijnen van de wetgeving.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag nog vragen van mevrouw Van Dijk en van mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien ligt mijn vraag een beetje in het verlengde van de vorige vraag. Misschien
overlappen de vragen elkaar een beetje. Ik sloeg een beetje aan op de wettelijke verankering
in de leefomgeving. De Minister gaf aan dat die er al is, maar hoe ziet die er dan
uit? Volgens mij bepalen gemeentes zelf of ze er überhaupt iets mee doen. Ik zie hele
goede voorbeelden van gemeentes die als speelbeleid hebben dat er binnen elke zoveel
meter een speeltuin moet zijn, maar volgens mij zijn er ook gemeentes die er helemaal
niet op die manier mee bezig zijn. Als dat de overtuiging is die hier leeft, ben ik
bang dat het in de praktijk anders is.
Minister Helder:
Ik ben daarmee bezig vanuit de zorg dat kinderen met een beperking voldoende kunnen
sporten, zowel aan de kant van de sporthulpmiddelen als aan de speeltuinenkant. Het
is mijn wens dat iedere gemeente een inclusieve speeltuin heeft. U heeft gelijk dat
dat inderdaad niet wettelijk verankerd is, maar ik ben daar wel met de gemeenten over
in gesprek. We hebben inmiddels ook een bestuurlijk aanjager voor mensen met een beperking,
die dit ook meeneemt in haar gesprekken met de gemeenten.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Dijk, hebt u nog een vervolgvraag?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het goed dat die gesprekken met gemeentes plaatsvinden, want ik heb altijd
ook liever dat we het gewoon zelf doen in plaats van dat we het wettelijk opleggen.
Maar uiteindelijk bepalen wij wel de wetten. Als er dan een sportwet komt, is het
dus de vraag of deze onderdelen daar een plek in gaan krijgen, mochten de gesprekken
met de gemeentes tot de conclusie leiden dat er iets meer nodig is.
Minister Helder:
Ik ga toch weer in herhaling vallen door te zeggen dat ik terugkom op de uitwerking.
Die heb ik vandaag niet. Voor dit debat heb ik met name de veilige sport en de uitwerking
van het Sportakkoord voorbereid, omdat ik dat belangrijke prioriteiten vind. Wetgeving
is ook belangrijk, maar ik heb tijd nodig om dat te doen. Ik hoor de heer Van Nispen
hierover mopperen, maar het is echt een groot onderwerp. We moeten dat zorgvuldig
doen. Er zijn meerdere meningen en inzichten over. Er is verschillende informatie
over. We brengen dat bij elkaar. Voor de zomer kom ik met een brief over de hoofdlijnen
van de wetgeving. Dan is die wet overigens nog niet uitgewerkt; laat ik die winstwaarschuwing
ook maar meteen geven. Het is namelijk een zorgvuldig traject en daar komen ook verplichtingen
uit voort. We moeten dat goed doorzien met elkaar. Nogmaals, ik neem het echt serieus,
maar ik heb die tijd daar gewoon voor nodig.
De voorzitter:
Dan was er volgens mij nog een vraag van mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ja, over het onafhankelijke Centrum Veilige Sport. Ik had gevraagd naar de resultaten,
maar volgens mij heb ik geen afdoende antwoord gekregen op de vraag wanneer het centrum
gereed is om gelanceerd te worden. We zien dat er binnen de sportwereld sprake is
van georganiseerde sport en van commerciële sport. Ik heb het voorbeeld gegeven van
het dansen. Hoe krijgen we die sport aangesloten bij het Centrum Veilige Sport? Ik
heb volgens mij ook nog een vraag openstaan over matchfixing.
Minister Helder:
Zal ik gewoon verdergaan met het blokje veilige sport? Matchfixing zit bij het blokje
varia.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder.
Minister Helder:
Voorzitter. In het kader van veiligheid en integriteit in de sport zeg ik dat het
duidelijk is dat grensoverschrijdend gedrag niet thuishoort in de sport; niet in de
danssector, niet in het turnen, niet in de atletiek en wat mij betreft nergens. De
gesprekken die ik ook persoonlijk heb gehad met oud-turnsters hebben echt indruk gemaakt.
Wat zij hebben meegemaakt is wat mij betreft onacceptabel. Morgen verschijnt de documentaire
Dansen voor je leven, met dansers die slachtoffer zijn geworden van ernstig grensoverschrijdend
gedrag. Ik zet mij voor al deze sporters in. De danssector valt deels natuurlijk onder
de cultuursector of de evenementensector, maar ook onder de sportsector. We moeten
er alles aan doen om situaties zoals die van hen te voorkomen, maar als het dan toch
misgaat, moeten het melden en de opvolging daarvan optimaal geregeld zijn.
Daarom zet ik mij in voor een veilige sport met een onafhankelijk integriteitscentrum,
het delen van kennis en ervaring, ook in internationaal verband, het verkennen van
de benodigde wetgeving om de ontwikkeling te ondersteunen en het verbeteren van het
sporttuchtrecht. In samenwerking met de sport ga ik de eerste stap naar dat nieuwe
stelsel zetten, met een onafhankelijke en integrale benadering van de integriteit
met het integriteitscentrum. Voordelen van een op zichzelf staand en onafhankelijk
integriteitscentrum zijn de laagdrempeligheid en het transparante proces van melden,
zonder risico op belangenverstrengeling. Dat heb ik net al gezegd. De eerste stap
is wat mij betreft het onafhankelijk maken van de taken van het Centrum Veilige Sport.
Ik wil wel nog een keer benadrukken dat we deze stap niet zetten omdat het Centrum
Veilige Sport niet goed functioneert. Integendeel, het Centrum Veilige Sport heeft
internationaal groot aanzien en functioneert goed. De reden voor de knip met de sport
is primair de onafhankelijkheid.
Daarnaast zal ik de komende periode samen met de sport uitwerken hoe het verdere takenpakket
van het integriteitscentrum er komt uit te zien. Voor het WGO Sport aan het einde
van het jaar wordt u geïnformeerd over de vervolgstappen. Ik ga ook kijken naar de
voordelen die een integrale aanpak kan hebben voor doping en matchfixing. Daarnaast
verken ik of wetgeving nodig is ter ondersteuning, bijvoorbeeld voor het opstellen
van dit onafhankelijke centrum. Wat mij betreft is dat toch een stap voorwaarts vanuit
de overheid, maar ik zie dat de sportsector dat nu en in de toekomst ook nodig heeft.
Wat betreft het Instituut Sportrechtspraak heb ik het afgelopen jaar al veel gedaan.
Ik heb daar uitgebreide gesprekken mee gevoerd. Ik heb er vorige week nog een werkbezoek
gebracht. Zij zijn echt aan de slag om hun hele proces te veranderen en ook om de
samenstelling van het instituut te veranderen. Ik tref daar overigens uitstekende
professionals aan. Zij zien in dat zij in de hele keten die zij vormen, onvoldoende
voorbereid waren op de turnzaken die bij hen voorkwamen. Ze zijn nu heel hard bezig
om dat te veranderen. Ik heb ze ook financieel ondersteund daarbij. Dat loopt dus
al.
De volgende stap is wat mij betreft dus het onafhankelijk maken van het Centrum Veilige
Sport. Mevrouw Van der Laan vroeg wanneer dat precies klaar is. Ik begrijp de vraag,
maar ik kan 'm niet concreet beantwoorden omdat die discussie nog loopt. We moeten
echt kijken hoe we het positioneren, ook met NOC*NCF, dat er nu over gaat. We hebben
daar al over gesproken. Er zijn al een flink aantal gesprekken over gevoerd. We gaan
nu doorstappen om het ook daadwerkelijk onafhankelijk te maken. Daar ga ik u over
informeren. Voor het wetgevingsoverleg zal ik u daar zeker over geïnformeerd hebben,
maar ik moet echt de tijd nemen om dat zorgvuldig te doen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van der Laan wil interrumperen, maar we hebben afgesproken om alles
op te sparen tot het einde van het blokje. Gaat u verder, Minister.
Minister Helder:
Dan kom ik bij de acties naar aanleiding van de informatie die bekend is over het
misbruik in de danssector. We kennen natuurlijk Kim Koumans, die ik bewonder, als
klokkenluider van het misbruik in de danssector. De driedelige documentaire gaat morgen
van start; de eerste aflevering zal morgen te zien zijn. Naar aanleiding van de eerste
signalen heb ik een grootschalig onderzoek gestimuleerd en gefinancierd naar de cultuur,
aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de danssector. U vroeg mij net wat
deze Minister daarin doet, dus dat heb ik gedaan. Het rapport wordt naar verwachting
in mei gepubliceerd. Ik wacht uiteraard de uitkomsten daarvan af. Het grensoverschrijdende
gedrag in de danssector heeft daarbij echt mijn aandacht. Ik heb een projectgroep
met partijen uit het veld geïnitieerd, die aan de slag gaat om de misstanden in de
danssector aan te pakken. Uiteraard zullen wij mogelijke aanbevelingen uit het rapport
dat half mei komt naar aanleiding van het onderzoek van Verinorm, daarin meenemen.
Er is gevraagd wat ik binnen het ministerie doe om mevrouw Koumans in die rol te ondersteunen.
Dat doen wij. Wij spreken haar zeer regelmatig. Ook voer ik uiteraard gesprekken over
grensoverschrijdend gedrag met mijn collega, de Staatssecretaris van OCW, maar ook
met de regeringscommissaris en met de bewindslieden de heer Dijkgraaf en mevrouw Van
Gennip. Dit is dus wat ik nu doe op het dansdossier.
De heer Heerema had het over mafklappers – ik kende dat woord niet – die met hun poten
aan jonge meisjes en jongens zitten. Hij zei dat zij zo snel mogelijk hun straf moeten
krijgen en definitief moeten worden verbannen uit de sportwereld. Nogmaals, dit is
onacceptabel. Ik noemde net al het nationaal actieprogramma en de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag. We zijn hier volop mee bezig. Als sprake is van
strafbare feiten zoals seksueel misbruik, moet dat ook worden gemeld bij de politie.
De verwachting is dat dat in het dansdossier ook echt aan de orde is. Het sporttuchtrecht
kan natuurlijk een aanvulling daarop zijn. Ook daarover heb ik gesproken met het ISR,
maar de verwachting is dat veel van deze zaken via een aangifte bij de politie terechtkomen
bij het OM.
Met de Regeling gratis vog kunnen sportverenigingen hun vrijwilligers in ieder geval
gratis laten screenen op justitiële antecedenten. Sportaanbieders die werken met betaalde
trainers en coaches kunnen dit ook doen, maar dan is de vog niet gratis. In het Sportakkoord
heb ik de vog laten opnemen als een van de basiseisen voor een sociaal veilige omgeving
bij sportaanbieders. Ik weet dat dat alleen natuurlijk niet voldoende is. Het is ook
heel belangrijk dat ook sportverenigingen die mensen in dienst nemen zich vergewissen
van de arbeidshistorie en ook vragen naar referenties.
Dan de vraag van mevrouw Van der Laan of ik concreet kan aangeven wanneer het integriteitscentrum
in werking treedt. Ik heb net al het antwoord gegeven dat ik de Kamer in het najaar
ga informeren over de vervolgstappen en het tijdpad. Dat kan ik vandaag helaas nog
niet zeggen.
De heer Van Nispen zei dat het veilig moet zijn om te sporten en te bewegen, ook in
de danswereld, en vroeg wie de verantwoordelijkheid daarvoor pakt. Ik heb net eigenlijk
al gezegd dat het deels cultuur is en deels sport. Mijn rol was om het onderzoek van
Verinorm te initiëren en te financieren. Daarnaast zijn er de projectgroep en de samenwerking
met de diverse bewindslieden.
Dan de vraag van mevrouw Westerveld over de turnsters. Zij zei dat er meer aanvragen
waren en vroeg wat er concreet gebeurt om de slachtoffers te helpen. Er zijn 171 aanvragen
ingediend, waarvan er 166 zijn toegekend. Dat betekent dat er meer oud-turnsters zijn
geholpen door in ieder geval het geven van erkenning voor het leed als gevolg van
het grensoverschrijdende gedrag. De KNGU heeft de extra kosten van de tegemoetkoming
voor haar rekening genomen. De meerkosten van de uitvoeringskosten heeft VWS reeds
voor zijn rekening genomen. Laat ik van de gelegenheid gebruikmaken om ook waardering
uit te spreken aan betrokken partijen voor het mogelijk maken van deze regeling en
voor het feit dat die naar tevredenheid wordt uitgevoerd. Dat was niet makkelijk.
Onderweg moest een en ander echt nog worden aangepast. Maar ik weet hoe belangrijk
het is in het verwerkingsproces van de oud-turnsters. Ik heb ze zelf gesproken en
het verhaal kwam echt binnen. Ik weet dat dit emotioneel voor hen heel belangrijk
is.
Naast het sturen van een brief over veilige sport heb ik u ook voor het debat geïnformeerd
over het voortzetten van de hulp en de nazorg die is opgezet naar aanleiding van het
turnen. Dat betreft onder andere de geïntegreerde specialistische ggz-zorg en de rol
van Slachtofferhulp Nederland en het Perspectief Herstelbemiddeling. Ik kan zeggen
dat de lessons learned – ook binnen het Instituut Sportrechtspraak hebben we daar
veel over gesproken met elkaar – ter harte zijn genomen. Dan gaat het om de begeleiding
van sporters die al een trauma hadden opgelopen en vervolgens nog een traumatische
ervaring opdeden tijdens de behandeling vanwege de wijze waarop de vragen werden gesteld
en de verslagen werden gedeeld. Dat is echt ter harte genomen. Ze hebben hun werkwijze
in de praktijk echt aangepast.
Dan de vraag van mevrouw Van der Laan over matchfixing: meer partijen kunnen bijdragen
aan de preventie van matchfixing en hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geld dat voor
die preventie beschikbaar is, bij meer partijen terechtkomt? Het klopt, er wordt op
dit moment hard gewerkt aan een herijking van de aanpak van matchfixing. Voor een
deel betreft dat Justitie en Veiligheid, omdat dit verbonden is met de georganiseerde
misdaad en ondermijning, maar preventie is ook een belangrijk onderdeel. Ik zie dat
de sport zelf hierin ook investeert en dat juich ik toe. Partijen met goede ideeën
over preventie kunnen uiteraard aanspraak maken op het geld dat daarvoor beschikbaar
is. Dat is niet voorbehouden aan een select aantal organisaties. Het is dus mogelijk
dat ze zich daarvoor melden. Ik geef meteen maar even de waarschuwing mee dat dat
ook weer een potje is en dat ik zal bekijken of we dat laagdrempelig en eenvoudig
kunnen doen.
Dan de vraag van mevrouw Van der Laan over het verbod op matchfixing in de wetgeving.
De juridische verkenning naar het expliciet strafbaar stellen van matchfixing loopt
via JenV. De afgelopen periode is er gesproken met nationale en internationale partijen.
Zoals aangekondigd in mijn Kamerbrief over het sportstelsel en sportbeleid van 21 november
vorig jaar, is de juridische verkenning aan het eind van het voorjaar van dit jaar
afgerond. Daar zijn we nu zo'n beetje aangeland. Op basis van die verkenning kunnen
we verder met de afweging hoe we de wetgeving moeten aanpassen. Voor het zomerreces
wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de verkenning en de vervolgstappen,
maar dat betreft natuurlijk ook JenV.
Een vraag van de heer Van Nispen: de Minister heeft toegezegd dansers te ondersteunen;
waar blijft de veiligheid voor de dansers? Ik heb net al van alles verteld over de
aanpak. Misschien is het toch goed om te zeggen dat – ik had het net over de turnsters
– ik ook de persoonlijke verhalen die ik heb gehoord van dansers zeer zorgelijk vind
en ook heel erg verdrietig. Ik neem die zeer ter harte en ik zal me sterk maken voor
een goede aanpak voor de danssector. Nogmaals, dat doe ik samen met het Ministerie
van OCW, omdat het voor een belangrijk deel ook de cultuursector betreft. Wat mij
betreft is grensoverschrijdend gedrag in geen enkele sector acceptabel. Ik denk dat
we morgen in de documentaire ook echt schrijnende verhalen zullen zien. Die gaan mij
zeer ter harte.
Dan de vraag over de meldingen die het afgelopen jaar zijn binnengekomen, bijvoorbeeld
het turndossier van mevrouw Westerveld. Het Centrum Veilige Sport Nederland heeft
vorig jaar een recordaantal meldingen en signalen binnengekregen. Ik heb veel respect
voor iedereen die daar werkt en de sporters zo goed mogelijk probeert te helpen. De
meldingen worden deskundig behandeld, waarbij de betrokkenen worden geholpen bij het
nemen van de juiste vervolgstappen. Ze krijgen uitgelegd waar vervolgstappen uit kunnen
bestaan en worden daarbij aan de hand meegenomen. Het klinkt heel gek, maar ik ben
eigenlijk heel blij met dat hoge aantal meldingen, want dat zegt in ieder geval iets
over de kwaliteit van het centrum en ook over het vertrouwen in het centrum. Maar
nogmaals, ik ga ook de stap maken om ze onafhankelijk te maken, omdat ik dat nog beter
wil benadrukken. Het is natuurlijk ontzettend triest dat deze meldingen binnenkomen.
Tegelijkertijd ben ik heel erg blij met de meldingen. Ik roep iedereen op om, als
dit soort dingen gebeuren, dit te melden. Meld het binnen je vereniging, maak het
bespreekbaar. Meld het bij je integriteitscoördinator binnen je vereniging. Meld het
bij elkaar. We weten vaak van elkaar wat oké is en wat niet oké is in de omgang, als
we het zien. Maar als het je gebeurt, meld het dan in ieder geval. Stap naar voren,
want dat is de enige manier waarop we het met elkaar kunnen aanpakken.
Dat was wat mij betreft het blokje veilige sport.
De voorzitter:
Dank u wel. Het einde van het blokje veilige sport. Zijn er nog vragen? Anders gaan
we door met varia. We gaan door met varia. O, nee, mevrouw Westerveld. Zij mag nog
drie keer het woord vragen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn vraag aan de Minister was wat er nou echt concreet gaat veranderen. Als we één
ding hebben geleerd van de afgelopen jaren, dan is het dat grensoverschrijdend gedrag
voortdurend is onderschat. Dat zou eigenlijk niet mogen, want lang geleden bespraken
we hier in de Kamer al het rapport naar aanleiding van de commissie-De Vries, dat
dit al aangaf. En toch zagen we de afgelopen jaren dat dit soort zaken voortdurend
onderschat zijn. Mijn vragen aan de Minister zijn eigenlijk heel concreet. Wat verandert
er nu? Wat verandert er heel concreet voor de mensen die al slachtoffer zijn geweest,
dus die al naar buiten zijn gekomen als slachtoffer? We zien dat Kim Koumans als klokkenluider
naar voren is gestapt, maar zij krijgt wel weinig ondersteuning daarbij, terwijl we
het ook aan haar hebben te danken dat er nu zo veel bekend wordt. Datzelfde zagen
we natuurlijk al eerder gebeuren bij de turnsters.
Minister Helder:
Ik ben het helemaal eens met mevrouw Westerveld dat dit maatschappelijk gezien een
probleem is. Dat is natuurlijk een heel samenhangend verhaal. Daarom heeft het kabinet
de keuze gemaakt om een regeringscommissaris aan te stellen om samen tot een integrale
aanpak te komen. Zowel vanuit OCW, Sociale Zaken als VWS zijn we daar heel hard mee
bezig samen met haar. Heel specifiek met betrekking tot de sport en de zorg voor de
turnsters heb ik net uitgelegd dat we naar aanleiding daarvan echt een hele andere
werkwijze hebben binnen het Instituut Sportrechtspraak. Ik ben daar vorige week op
werkbezoek geweest. We hebben daar het afgelopen jaar zeer, zeer indringende gesprekken
over gevoerd. Ze hebben een flink aantal dingen in hun werkwijze veranderd. Ze kijken
onder andere naar de samenstelling van de medewerkers binnen het instituut, namelijk
dat die veel meer divers wordt qua leeftijd, gender en van alles en nog wat. Colourful
People is het bedrijf dat ze daarbij ingeschakeld hebben. Het bestuur gaat veranderen,
evenals de raad van toezicht die er gaat komen. Ze hebben casemanagers aangesteld.
Vorige week hebben ze aan mij uitgelegd dat ze de hele werkwijze van de keten veel
zorgvuldiger hebben opgebouwd. Er is ook een leergang in de maak. Die wordt nu al
toegepast om ervoor te zorgen dat de hele onderzoeksmethodiek, de manier waarop ze
met vragen beginnen, echt helemaal verandert. Dat maken ze echt de standaard, de norm.
Dat borgen ze ook. Daar zijn dus wel echt een aantal dingen veranderd ten opzichte
van daarvoor.
Dan de danssector. Wij hebben vanuit VWS echt wekelijks contact met mevrouw Koumans.
Nogmaals, ik bewonder haar en de manier waarop zij naar voren is gestapt. We zien
dat de thematiek binnen de danssector net even wat anders lijkt, al is het ook grensoverschrijdend
gedrag en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het is ook een heel andere sector dan
de turnwereld. Eerlijk gezegd verwachten we dat er veel meer zaken zullen zijn die
via aangifte, Openbaar Ministerie en strafrecht zullen gaan verlopen. Dat is nu in
ieder geval mijn verwachting. Het Centrum Veilige Sport Nederland en het Instituut
Sportrechtspraak zijn klaar om daar aanvullend bij te zijn, maar dan moeten het wel
zaken zijn die via hen kunnen lopen. Wij proberen mevrouw Koumans daar zo goed mogelijk
bij te ondersteunen. Nogmaals, in mei komt het rapport van Verinorm uit. De projectgroep
is al bezig. We laten dus echt geen dag verloren gaan om met de uitkomsten van het
rapport aan de slag te gaan, waarin de onderzoekers zullen rapporteren wat ze allemaal
zijn tegengekomen en wat we kunnen verbeteren. We zullen ervoor zorgen dat we de danssector
ook in de toekomst goed zullen begeleiden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kunnen we wat mij betreft door naar het blokje varia. Daarin zitten
de laatste, overgebleven vragen.
Minister Helder:
Dan had ik een vraag van diverse Kamerleden over de wielerwedstrijden. Dat valt inderdaad
onder varia; er zit van alles in dit blokje. Die vraag gaat over de mogelijkheid om
gecertificeerde vrijwilligers in te zetten als het gaat om de wedstrijden op de weg.
Daar ben ik zeer mee bekend. Het Ministerie van VWS heeft, samen met JenV en IenW,
dat vraagstuk al enige tijd geleden opgepakt. Mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat
heeft de Kamer in december een brief gestuurd en uitgebreid geïnformeerd over de stand
van zaken. Zoals toegezegd gaan de betrokken partijen nog dit jaar een praktijktest
uitvoeren om te kijken of er taken zijn die door de burgermotard, zoals dat heet,
verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Het is dus nog niet geregeld, maar er wordt
wel aan gewerkt. Alle relevante partijen, waaronder de politie en de Koninklijke Nederlandsche
Wielren Unie, zijn vanaf het begin actief bij het traject betrokken. Er zijn inmiddels
verschillende onderzoeken en verkenningen uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het niet
mogelijk is om zomaar een burgermotorverkeersregelaar een-op-een alle rollen van politieagenten
te laten overnemen. De taken van politiemotoragenten bij een wielerkoers zijn best
complex en vragen een lange en kostbare training. Maar ze zijn aan het kijken wat
mogelijk is. De pilot wordt nu door de betrokken partijen vormgegeven. We moeten eerst
de resultaten daarvan afwachten. Tot die tijd is het van belang dat er tussen de politie
en de organisatoren afspraken worden gemaakt over wat wel en niet mogelijk is. Dat
kan, zeker met de beschikbaarheid van de politie, tot spanningen leiden. Maar ik wil
daarmee zeggen dat er hard aan wordt gewerkt.
Dan de vraag van de heer Heerema.
De voorzitter:
Misschien is het handig om dit blokje per onderwerp te doen.
Minister Helder:
Tuurlijk, ja. Prima.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor heel goed wat de Minister zegt, maar wat betekent dat dan voor de koersen
die echt tegen problemen aanlopen? Kunnen die ergens terecht? Kunnen die geholpen
worden als ze er niet uitkomen met de politie? Kunnen we ze niet toch een duwtje de
goede kant op geven? Want het voelt alsof we nu toch een beetje in een vacuüm zitten.
Minister Helder:
Dat probeer ik zo goed mogelijk. Ook de voorzitter van de KNWU heeft mij daarover
gecontacteerd. Vanuit VWS proberen we dit project in ieder geval zo goed mogelijk
te doen en daar steeds aandacht voor te vragen. In principe kunnen de wielerwedstrijden
natuurlijk zo goed mogelijk doorgaan. Maar de politie heeft ook een beschikbaarheidsprobleem
in de uitvoering, omdat er heel veel andere onderwerpen zijn waar deze motoragenten
bij betrokken zijn en waar zij voor ingezet moeten worden. Het is natuurlijk voorstelbaar
dat ook de Minister van JenV een verantwoordelijkheid heeft om te kijken hoe dat zo
goed mogelijk kan worden verdeeld. Maar ik heb daar bij haar ook aandacht voor gevraagd,
omdat we echt het belang zien van deze mooie, laagdrempelige manier om die wielerwedstrijden
te organiseren. Ik hoop van harte dat die pilots ook echt iets gaan opleveren in dat
opzicht, zodat we kunnen zorgen dat dat bijvoorbeeld door een gecertificeerde vrijwilliger
gedaan kan worden.
De voorzitter:
Dan toch nog een vraag van meneer Van Nispen en daarna van meneer Heerema.
De heer Van Nispen (SP):
De brief van december kennen we. Het is niet alleen op het ministerie al jaren bekend;
het is ook in de Kamer al jaren bekend. We hebben al in 2019, meen ik, een Kamermotie
ingediend, we hebben achttien vragen gesteld en nog een keer een motie ingediend.
Weer is dit probleem aan de hand. Dat is sowieso wel een terugkerend probleem op het
beleidsterrein sport. Maar even concreet hierover. De beperkte capaciteit bij de politie
is een bekend probleem. Dat komt trouwens niet uit de lucht vallen, maar daar gaan
we het nu niet over hebben. Dat is erger geworden. Daar zou ik nog begrip voor kunnen
hebben. Waar ik geen begrip voor heb, is dat aan de start van het wielerseizoen, vlak
voor al die wedstrijden, bij de politie de opleidingseisen zijn gewijzigd. Daardoor
kunnen de C1- en C2-motorrijders die de hoogste opleiding hebben genoten dat niet
meer allemaal doen, maar mag dat alleen nog maar door C2-motoragenten gedaan worden.
Ja, dan wordt die pool natuurlijk een stuk kleiner. Dat maakt die nood groter om ook
burgermotorverkeersregelaars dat te laten doen, waar we dus al jaren om hebben gevraagd.
Maar als de politie een eis aanscherpt, is er dus een acuut probleem. Dat wordt door
de wielerunie – ik geef ze daarin gelijk – gekenschetst als onbehoorlijk bestuur.
Aan de start van het wielerseizoen de regels zo veranderen dat al die koersen acuut
in de problemen zijn, kun je niet maken richting de organisaties, alle wielerliefhebbers
en al die wedstrijdwielrenners. Ik hoop niet dat de Minister nu zegt: ja, maar ik
ga niet over de politie en wat zij doen. De Kamer heeft, linksom of rechtsom, al jarenlang
oplossingen op tafel gelegd: pilots, wijzigingen van de Wegenverkeerswet ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Nispen?
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag komt eraan, voorzitter. Als de opleidingseisen worden aanscherpt en er
al allemaal oplossingen zijn vanuit de Kamer en de wielrenbond, kan de Minister nu
niet zeggen dat dat ligt op het bordje van een andere Minister. Zij kan wel zeggen:
ik ga garanderen dat het wordt opgelost. Want er zijn oplossingen zat. Dat is wat
wij vandaag willen horen, namelijk dat de wielerkoersen dit jaar, maar ook volgend
jaar, door kunnen gaan.
Minister Helder:
De heer Van Nispen heeft in ieder geval gelijk dat ik niet over de politie ga. Ik
zeg dat niet om het af te schuiven. Ik ga ervan uit dat er een deugdelijke reden is
voor de aanscherping van de opleidingseisen. Ik ben hierover in gesprek. We zijn er
vanuit het ministerie volop over in gesprek, omdat we het probleem met het startende
wielerseizoen echt zien en de noodkreet echt hebben gehoord. Ik kan het niet oplossen
terwijl ik hier zit, maar we zijn erover in gesprek om te kijken of we dat kunnen.
De voorzitter:
De vraag is wanneer er een terugkoppeling komt van de gesprekken die worden gevoerd.
Minister Helder:
Daar lopen die gesprekken ook over, dus ik kom daar zeer binnenkort op terug. Ik kan
niet zeggen dat dat morgen is.
De voorzitter:
De Minister geeft het antwoord dat zij geeft. Daar kan ik ook niks aan doen. Daar
moet u het mee doen. U gaat er nu niet uitkomen. De heer Heerema heeft volgens mij
nog een vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, dit was exact mijn vraag. Ik wilde ook weten wanneer er iets gebeurt.
De voorzitter:
De vraag is of het concreter mag, maar ik ga dat niet invullen.
Minister Helder:
Ik ben daarover in gesprek. Daar kom ik zeer binnenkort op terug. Ik kan nu niet zeggen
dat het opgelost is. Dat kan ik niet. Ik zie het probleem. Ik zie ook dat het een
acuut probleem is voor de wielersport. Daarom ben ik erover in gesprek. Dat moet ik
echt met de collega van JenV doen. We zijn aan het kijken of we er een oplossing voor
kunnen vinden, dus ik kom er zeer binnenkort op terug.
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag, mevrouw Van Dijk?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, ik ga toch proberen om het iets concreter te krijgen. U bent in gesprek. U kunt
ons dan in ieder geval op de hoogte houden van de voortgang van die gesprekken en
de afspraken die daar worden gemaakt, zodat wij als Kamer wel echt de vinger aan de
pols kunnen houden. Volgens mij is iedereen hier het erover eens dat dit gewoon niet
lang kan wachten.
Minister Helder:
Ja, dat bedoel ik ook met «zeer binnenkort». Ik houd u op de hoogte van de voortgang
daarvan.
De voorzitter:
Dan de andere antwoorden op de variavragen.
Minister Helder:
Er waren nog een aantal vragen van de heer Heerema over de Russische sporters, bijvoorbeeld
of zij geen visum meer kunnen krijgen om deel te nemen aan wedstrijden in Nederland.
Het Schengenvisumbeleid valt onder de Minister van Buitenlandse Zaken. Iedere aanvraag
wordt op zijn eigen merites beoordeeld, want er is een Schengenvisumcode. Sporters
worden daarbij behandeld als ieder ander uit Rusland, want er zijn meer mensen, zoals
wetenschappers en mensen binnen commerciële bedrijven uit Rusland, die hier al heel
lang werken. Zij worden hierin op dezelfde manier behandeld door Buitenlandse Zaken.
Iedereen wordt dus apart beoordeeld.
Mevrouw Van der Laan vroeg welke acties Nederland onderneemt en of de Minister werkt
aan een kabinetsreactie op de uitspraak van het IOC. Sinds het uitbreken van de oorlog
in Oekraïne heb ik mij samen met de internationale collega's meermaals uitgesproken
over het uitsluiten van de Russische atleten en landenteams. Het Nederlandse standpunt
was en is nog steeds dat Rusland moet worden geweerd van internationale sportwedstrijden.
Samen met gelijkgestemde landen volgen we de ontwikkelingen op de voet. Wij zullen
dat blijven doen. Ik kom zo nog terug op wat ik hierin verder onderneem op dit moment.
Mevrouw Van der Laan zei dat de Oekraïense sporters de kwalificatietoernooien boycotten
waaraan Russen meedoen. Het lastige is natuurlijk dat de internationale sport autonoom
is. Als het IOC besluit om sporters onder bepaalde voorwaarden wel toe te laten onder
neutrale vlag, heb ik in ieder geval geen juridische middelen om dat tegen te gaan.
We zullen als kabinet wel blijven uitdragen dat Russische atleten moeten worden geweerd
van de internationale sportwedstrijden. We zijn ook in dialoog met andere landen.
Heel concreet ben ik in dialoog met de Sportraad en met het huidige voorzitterschap,
Zweden. Ik ga binnenkort naar Zweden toe. Dan hebben we ook nog een vervolggesprek
hierover.
Ik ben ook aan het kijken – dit sluit aan bij de volgende vraag van mevrouw Van der
Laan – hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Russische invloed in de sport, zoals bij
de boksbond en bij de voetbalclubs, kan worden teruggedrongen. De boksbond en de voetbalclubs
zijn overigens wel twee verschillende zaken. Ik ben daar zeker van op de hoogte. De
Nederlandse Boksbond heeft besloten niet deel te nemen aan het WK. Die keuze steun
ik ook. Wat betreft de voetbalclubs draagt Nederland actief bij aan het EU-sanctiebeleid.
Individuen die op de sanctielijst staan kunnen niet naar de EU reizen en ook niet
investeren in sportclubs. We moeten daar heel alert op zijn.
Aansluitend daarop ben ik internationaal, binnen de EU, maar ook nationaal, met de
KNVB en NOC*NSF, bezig om te kijken wat wij vanuit Nederland kunnen doen om in voldoende
mate tegenwicht te bieden aan deze inmenging in de sport en wat dit betekent voor
onze vertegenwoordiging in internationale sportorganisaties. We denken erover na hoe
we dit het beste proactief tegen kunnen gaan om ervoor te zorgen dat de evenementen
aan de juiste partijen worden toegewezen, maar ook om steun te zoeken om het beleid
van uitsluiting van Russische sporters te kunnen volhouden.
Dan de vraag over het gezamenlijke bid voor het WK-vrouwenvoetbal.
De voorzitter:
Ik denk dat het goed is om eerst even terug te gaan naar de Russische sporters et
cetera.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik merk dat de Minister op een aantal onderdelen echt bezig is om te kijken hoever
ze kan gaan. Ik steun haar daar ook in. Ik ben een aantal weken geleden zelf in Kyiv
geweest en misschien word ik er daardoor iets feller op, maar ik vind echt oprecht
dat sport en politiek op de meest afschuwelijke manier verweven zijn geraakt met elkaar,
met name door deze oorlog. Ik hoor de Minister zeggen dat elke visumaanvraag voor
elke Rus op dezelfde manier wordt behandeld. Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken
al meerdere keren gezegd dat ik dit in dit debat aan de orde zou stellen. Ik heb hem
gevraagd wat zijn mening zou zijn als ik zou zeggen dat Russische sporters hier niet
meer welkom zijn. Dat geldt overigens ook voor Russische bestuurders, want die zaten
laatst bij Thialf aan tafel. Dat mag wat mij betreft ook niet. Uw antwoord dat alles
op dezelfde manier wordt behandeld, is meer een uitleg van de situatie nu. Ik merk
dat u geen stappen wilt zetten om de Russische sporters te weren uit onze Nederlandse
sportwereld. Dat kan dan geen andere consequentie hebben dan dat we met een motie
moeten komen om ervoor te zorgen dat het wel gebeurt. Klopt dat?
Minister Helder:
Volgens mij probeer ik uit te leggen dat ook de Minister van Buitenlandse Zaken natuurlijk
gehouden is aan de afspraken die we daarover hebben gemaakt in Schengenverband. Hij
gaat over de visumaanvragen. Dat neemt niet weg dat we beiden vinden dat we moeten
proberen om deze mensen zo veel mogelijk te weren uit onze Nederlandse sportwereld.
Dat is natuurlijk logisch. De weg om dat via het visum te doen is ingewikkeld, omdat
je ook vastzit aan de Schengencode. Dat ligt echt op het terrein van mijn collega.
Ik verwijs u echt naar hem. Nogmaals, er zijn meer Russen die al jarenlang werkzaam
zijn in Nederland, ook al voor dit conflict, bijvoorbeeld wetenschappers die met elkaar
uitwisselen. Dit is gewoon breder dan alleen de sport. Ik draag in ieder geval continu
het kabinetsstandpunt uit over het sanctiebeleid. Het gaat om het weren van Russen
uit de internationale sport, maar ook om het weerbaarder zijn van goedwillende en
gelijkgestemde landen tegen deze inmenging en andere inmenging. We bespreken met elkaar
hoe we dat het beste kunnen doen.
De voorzitter:
De laatste vraag, meneer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Zeker, de laatste vraag. We zijn ook bij het laatste blokje. De Minister zegt dat
de visumroute moeilijk is. Volgens mij kun je prima wel een visum goedkeuren voor
wetenschappers en niet voor sporters, maar dat zal ik dan aan de Minister van Buitenlandse
Zaken vragen. Schengen is volgens mij ruim voor de oorlog met elkaar afgesproken en
dan niet vanuit het idee dat we nog een keer een oorlog op ons continent zouden krijgen.
Ziet u kans om met uw collega van Buitenlandse Zaken en gelijkgestemde landen in het
Schengengebied te kijken of die afspraken dan gezamenlijk kunnen worden opgepakt,
zodat we ze in het hele Schengengebied kunnen weren?
De voorzitter:
Via de voorzitter, graag.
Minister Helder:
Via de voorzitter zeg ik aan de heer Heerema dat we alles moeten doen wat we kunnen
doen. Ik treed daar dus over in contact met mijn collega. Ik zal dat met hem bespreken.
Is dat een goede toezegging? Maar dit is niet de commissie Buitenlandse Zaken. Ik
kan hier niet het visumbeleid bespreken, want dat is echt zijn verantwoordelijkheid,
maar ik zal dit met hem bespreken.
De voorzitter:
Uw antwoord is het antwoord. Gaat u verder met de laatste vragen, alstublieft.
Minister Helder:
Mevrouw Van der Laan vroeg of ik het gezamenlijke bid voor het WK-vrouwenvoetbal 2027
ondersteun. Ja. Ik heb vandaag de brief getekend en die komt naar u toe.
Mevrouw Van Dijk is er niet, maar ik zal haar vragen over het verminderen van de regeldruk
toch beantwoorden. Zij vroeg of ik het belang van verenigingen niet moet meenemen
in het toetsen van de wetgeving. Ook vroeg zij hoe het staat met de toezegging over
haar motie. Tijdens het laatste wetgevingsdebat van eind november heb ik aangegeven
dat er op dit moment een verkennend onderzoek loopt naar de aard en de omvang van
de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties. Dit ligt op het terrein van de
Staatssecretaris. In dit onderzoek zullen ook opties worden gegeven voor praktische
oplossingsrichtingen. Ik heb al eerder gezegd dat ik de resultaten van dat onderzoek
moet afwachten en dan daarnaar moet kijken. Ik denk dat het wel belangrijk is om bij
de nieuwe wetgeving die wij vervolgens gaan maken, te toetsen op die regeldruk. Dat
kan ik zeker toezeggen. Dat is ook een belangrijk gegeven.
Dan was er nog een specifieke vraag van mevrouw Van der Laan over sporten in buurten
en aanpassen van het Bouwbesluit. Ik had al uitgelegd dat ik met de Minister van VRO
ook kijk naar de leefomgeving. Ik heb volgens mij al antwoord geven over wat ik wel
kan. Dat is namelijk dat we die gezondheidsdoelen echt meenemen in de plannen voor
de ruimtelijke ordening. Ik zie dat ook wel echt als een goede weg, om veel meer vanuit
de ruimtelijke ordening te kijken naar de sportfaciliteiten, en bijvoorbeeld vanuit
de campusgedachte, waar ik het over had, dat je ruimte maakt voor sport, maar ook
slim combineert. Bij het Sportakkoord wordt al gekeken naar de richtlijnen die worden
opgesteld om voldoende ruimte te creëren voor sport en bewegen. In het kader van het
GALA en WOZO, Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, zijn we ook bezig met die
beweegvriendelijke leefomgeving. Dat is niet heel specifiek in het Bouwbesluit, zie
ik nu, dus ik neem het antwoord op die vraag nog even mee in de pauze.
Mevrouw Van Dijk vraagt vervolgens aandacht voor de medische zorg bij grote sportevenementen.
Ook daar wordt een groot beroep gedaan op de inzet van vrijwilligers, dat klopt. Dit
is echt een verantwoordelijkheid van de organisatoren van die evenementen. Als daar
knelpunten worden ervaren, kunnen ze die melden bij het Coördinatie- en Informatiepunt
Topsportevenementen en dan kan het ministerie samen met NOC*NSF en de Vereniging Sport
en Gemeenten meedenken over oplossingen. Bij ons zijn grootschalige knelpunten op
dit moment niet bekend. Zij moeten zich daarvoor melden. Ik neem daar nota van en
ik neem het als thema mee.
Dan de vraag van de heer Van Nispen over bewegen in de zorg. Hij zegt dat dat belangrijk
is en dat we meer mogelijkheden moeten bieden om patiënten uit bed te halen. Hij vraagt
wat de concrete acties en doelstellingen zijn. Ja, dat is heel erg belangrijk. Dat
geldt zowel voordat ze in bed belanden in het ziekenhuis als daarna. Daarvoor is de
leefstijlcoalitie gelanceerd. Dan gaat het heel erg om bewegen in de behandelplannen
van patiënten; het «better in, better out»-principe. Maar ook daarna gebeurt er veel.
Binnen de Beweegalliantie wordt er veel aandacht besteed aan de setting Zorg; zo wordt
dat genoemd. Er zijn drie settings en zorg is er daar een van. Daarbij wordt gekeken
hoe we zorgprofessionals nog verder kunnen ondersteunen als het gaat om beweegmogelijkheden
in de zorg, bijvoorbeeld door verwijzing naar sport- en beweegprofessionals. Ik ben
daar zelf een enorm groot voorstander van. Ik heb echt de grote voordelen daarvan
gezien in de ouderenzorg. Als mensen voldoende in beweging zijn, dan hebben ze daar
gewoon baat bij, zowel cognitief, met hun bewustzijn, maar ook met hun hele welbevinden.
Dat is juist ook de reden geweest om bewegen, sport en gezondheid bij elkaar te brengen
in het GALA-akkoord, voor de preventiekant.
Ik was deze week op werkbezoek bij een programma in Limburg over valpreventie – als
het even mag, voorzitter; excuses voor het lange antwoord. Daar zie je ook het belang
dat mensen leren te vallen, om dat gewoon een keer mee te maken, zodat ze in het motorisch
geheugen hebben hoe het gaat als je valt en beter terechtkomen op het moment dat ze
onverhoopt toch vallen. Dat gebeurt in een sporthal. Er wordt gekeken waar lokale
sportverenigingen in de toekomst dit soort cursussen of activiteiten kunnen ondersteunen.
Dat vond ik echt een heel mooi voorbeeld. Op die manier komen de ouderen ook binnen
een sportomgeving en ze hadden er zelf al een koffie-uur aan vastgeplakt. Dan zijn
ze ook weer in contact met die sportverenigingen. Dat is ook superbelangrijk. En het
is helemaal mooi als ze betalende leden worden.
De heer Van Nispen zei ook dat sport en bewegen niet vanzelfsprekend is voor mensen
met een beperking. Daarover heb ik al een paar dingen gezegd. Ik ben heel erg bezig
met de kant van de sporthulpmiddelen. Het afgelopen jaar heb ik in ieder geval geregeld
dat er één loket is en dat er ook structurele financiering voor dat loket is. De volgende
stap is om tot concrete afspraken te komen met de gemeenten en de zorgverzekeraars.
Ik informeer u eind dit jaar over de voortgang en de bestuurlijke aanjager voor mensen
met een beperking. Guusje Ter Horst neemt dit in haar aanpak mee.
Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het advies van de Nederlandse Sportraad ...
De voorzitter:
Misschien is het handig om nu die vraag van de heer Van Nispen te adresseren.
De heer Van Nispen (SP):
Dank, voorzitter. Die gaat over dat laatste stukje, over de sporthulpmiddelen. Mensen
die sportdebatten volgen, zullen denken: daar zijn ze weer! Maar dat komt ook doordat
het steeds maar niet wordt opgelost. Ook hier motie na motie na motie, met oproepen
aan de Minister: geef die mensen waar ze recht op hebben, zodat ook iemand die afhankelijk
is van een sportrolstoel of een sportprothese de kans heeft om te sporten. Dat is
een verantwoordelijkheid van de gemeentes, in het kader van de Wmo, of van de zorgverzekeraars,
dat weet de Minister, maar die leveren soms niet. Mensen worden van het kastje naar
de muur gestuurd.
We hebben al vaker gezegd: kom tot een oplossing, zorg voor één loket. Dat is er nu.
Maar zorg ook dat mensen gewoon krijgen waar ze recht op hebben, zorg voor financiering.
De Minister zegt dat zij ons eind van het jaar gaat informeren over waar we staan.
Maar dat zei de motie niet. We zeiden het al heel vaak, maar nu hadden we ook een
deadline gesteld in de motie: dat we willen dat het dit jaar is opgelost.
Ik maak het even heel concreet. Ik zal niet zeggen: los het op, ook al doe ik dat
heel vaak, ook op andere punten. Maar nu zeg ik dat ik heel graag eerder dan eind
van dit jaar geïnformeerd zou willen worden of die motie nu wel of niet uitgevoerd
wordt, dus ik wil eerder dan eind dit jaar weten of het dit jaar opgelost wordt, en
dan ben ik heel redelijk.
Minister Helder:
Ik kan eerder in het jaar in een van de voortgangsbrieven erop terugkomen waar we
staan, hoe dat loopt. Nogmaals, we hebben al een structurele financiering voor het
ene loket op tafel gelegd, dus dat is geregeld. We zijn nu aan het inventariseren
wat er moet gebeuren als het gaat om de zorgverzekeraars en om te zorgen dat sporthulpmiddelen
door gemeentes met een uniform systeem worden toegewezen. Het klinkt altijd heel lekker
om te zeggen: regel dat nou een keer. Maar dat is toch wel ingewikkelder. Nogmaals,
ik heb de financiering voor dat loket op tafel gelegd en we zijn nu bezig om te kijken
hoe we meer financiering op tafel kunnen leggen en wat er precies nodig is om u eind
dit jaar ook dat antwoord te kunnen geven. Ik kan best eerder dit jaar in een van
de brieven ingaan op de stand van zaken. De vraag was inderdaad: dit jaar. Voor het
einde van het jaar kom ik daarop terug.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Laten we het ook niet ingewikkelder maken dan het is. Er zijn in Nederland niet honderdduizenden
mensen die op een hele ingewikkelde manier sporthulpmiddelen nodig hebben, maar het
is vrij overzichtelijk. Het is ook best overzichtelijk wie dat zou moeten betalen.
Op het moment dat een gemeente of een zorgverzekeraar niet levert, spreken we daarover
met de Minister. De Minister kan af en toe ook wel gebruikmaken van haar bevoegdheden
of van haar overredingskracht, door eens met de vuist op tafel te slaan en aan te
geven dat een democratische meerderheid het belangrijk vindt dat sport en bewegen
toegankelijk blijft voor iedereen, en dat mensen die specifieke sporthulpmiddelen
nodig hebben, die ook kunnen krijgen, en dan gaan we daar gewoon voor zorgen, klaar.
Minister Helder:
De Minister vindt het ook belangrijk. Dat heb ik ook gezegd. Ik spreek vaak met diverse
mensen die gebruikmaken van die sporthulpmiddelen, en ik betrek hen erbij hoe we dat
moeten regelen, wat nou echt belangrijk is; één loket en uniformiteit bij het toepassen
van de regels. Nogmaals, gemeentes hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid onder
de Wmo, dus dat vraagt echt iets om dat anders met elkaar te regelen. We hebben in
het kader van het GALA met de VNG afgesproken om met elkaar om de tafel te gaan zitten,
om te kijken of we via een soort mandaatstructuur regionaal tot betere afspraken kunnen
komen. Dat zijn ze nu aan het uitwerken. Dat nemen we hierin mee. Verder wordt er
met de zorgverzekeraars gesproken, om te kijken hoe we komen tot een betere voorziening
voor mensen met een beperking, want ik vind dat ook belangrijk. Daar ben ik mee bezig.
Dat ben ik aan het uitwerken. Voor het eind van het jaar kom ik terug op de mogelijkheden.
Zodra ik daar voortgang heb die vermeldenswaardig is, zal ik dat met alle plezier
in de brief meenemen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Helder:
Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het laatste advies van de Nederlandse Sportraad
over het pedagogisch klimaat. Ik ben heel blij met dit advies, omdat dit een heel
heldere weergave geeft van de stand van zaken met betrekking tot het pedagogisch sportklimaat.
Ik denk dat daar veel behoefte aan is. We gaan het ook gebruiken bij de uitwerking
van Sportakkoord II, onder andere voor het verhogen van de kwaliteit van trainers,
coaches, instructeurs en officials. We doen dat bij alle takken van sport om te zorgen
dat we met elkaar een goede basisnorm hebben en aandacht voor dat pedagogische klimaat.
Ik heb u al toegezegd dat ik u ga informeren over de stand van zaken en ook over wanneer
ik dat doe. Daarin neem ik dat mee en dat geldt zeker ook voor de aanbevelingen uit
dit rapport.
Mevrouw Westerveld had een suggestie naar aanleiding van die RVVB-enquête naar het
vinden van jonge bestuurders en de voorbeelden met de combinatiesamenwerking van onderwijs
en sportverenigingen, de stages op de sportverenigingen. Ik vind dat ook een mooi
voorbeeld om meer jongeren te werven. Het Actieprogramma Maatschappelijke Diensttijd
is ook een voorbeeld daarvan. Daarbij krijgen jongeren echt de kans om zich vrijwillig
in te zetten voor de maatschappij en om hun talenten te ontwikkelen. Dat is een landelijk
programma van OCW, VWS en Sociale Zaken. Er lopen volgens mijn informatie op dit moment
85 van dit soort projecten. Dat zijn projecten die zich richten op de sportsector
en het gebeurt dus al. Maar zeker gezien het aantal verenigingen is het van belang
om nog meer te stimuleren dat er in deze stages aandacht is voor de sportsector. Dus
dat zal ik meenemen.
Mevrouw Maeijer vroeg naar de wachtlijst voor de zwemles. Ik zie haar niet meer, maar
dat had ze ook aangekondigd. Ik heb daarover gesproken met de Nationale Raad Zwemveiligheid,
maar de raad heeft niet de exacte omvang van de wachtlijsten voor het nationale zwemdiploma
in beeld. Ik spreek ieder kwartaal via mijn ambtenaren met hem over de grove inschatting
op basis van de geluiden van enkele van de grotere aangesloten zwemscholen in circa
25 gemeenten. Mede naar aanleiding van die inschatting is de huidige wachttijd zes
tot twaalf maanden.
Het lastige daarbij is dat kinderen vaak op een hele jonge leeftijd worden ingeschreven.
En dat is wel relevant, want kinderen van 4 zijn nog niet gerechtigd om deel te nemen
aan die zwemlessen. Het is dus van belang dat we schone wachtlijsten hebben om dat
in kaart te kunnen brengen. Het gebeurt ook dat kinderen op verschillende wachtlijsten
staan en dat er dus een dubbeltelling is. Maar ik ben dus wel in gesprek met de NRZ
om te kijken wat we daaraan kunnen doen.
We hebben net uitgebreid over regelgeving gesproken en we willen aan de andere kant
dus ook niet dat ... Het is een heel belangrijk onderwerp en dat onderschrijf ik helemaal.
We moeten ook kijken of we op een zodanige manier inzicht hebben dat het natuurlijk
ook weer niet tot allerlei administratie leidt en lijsten die moeten worden bijgehouden.
Op die manier houden we de vinger aan de pols. Het is dus eigenlijk een hele grote
steekproef. Zo wil ik 'm het liefst omschrijven. Maar we moeten ook kijken of we de
verenigingen zover kunnen krijgen dat ze ook een schonere wachtlijst gaan bijhouden,
omdat die kinderen van 4 en de dubbeltellingen het natuurlijk wel wat ondoorzichtig
maken.
De voorzitter:
Uw laatste vraag, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ook mede namens mevrouw Maeijer. Ik meende niet dat het haar intentie was om ... Kijk,
haar motie luidt: een concreet plan om de wachtlijsten terug te dringen. Ik denk dat
zij iets verder wil gaan dan alleen de dubbeltellingen eruit halen. Dan dring je ook
de wachtlijsten terug, maar ik denk zomaar dat het de intentie is om mensen ook echt
minder lang te laten wachten. Begrijpt u? Inzicht is heel mooi en we zijn niet voor
onnodige bureaucratie, maar het gaat erom dat kinderen leren zwemmen. Ik denk even
voor mijn PVV-collega, maar de motie was wel mede van mij. Een plan van aanpak is
toch wel wat anders dan alleen ergens zicht op hebben. De vraag is dus wanneer deze
motie wordt uitgevoerd.
Minister Helder:
Dat ben ik in zoverre met u eens dat we beide moeten doen. Ik heb al eerder bij u
aangegeven dat ik het zwemonderwijs echt heel erg belangrijk vind. Op basis van de
huidige steekproef is die wachtlijst zes tot twaalf maanden. Nou ja, het is ook een
kwestie dat ouders hun kinderen natuurlijk ook daadwerkelijk opgeven daarvoor. En
het is ook een kwestie – daar hebben we net ook over gesproken – dat er ook voldoende
mogelijkheden zijn. Ik denk dat we wat dat betreft nog wel wat te doen hebben. Ik
heb de cijfers hier niet paraat, maar op dit moment is het wel zo dat die kinderen
ook daadwerkelijk die zwemles kunnen volgen. We hebben dus wel een aanloopwachttijd,
maar het is niet zo dat, zeg maar, die wachttijd enorm oploopt, hè. Er zit eigenlijk
meer een stuwmeer van kinderen in als het gaat om die zes tot twaalf maanden. Maar
de kinderen die zich aanmelden voor de wachtlijst, kunnen kennelijk uiteindelijk het
zwemdiploma halen. Ik denk dat de vraag veel meer is hoe die wachtlijst het liefst
nog iets korter kan worden. Dat is inderdaad de vraag. Daar zijn we dus over in gesprek.
De voorzitter:
De vraag is wanneer dat antwoord komt. Volgens mij wordt er een datum gevraagd.
Minister Helder:
Voor de zomer.
Dan de laatste vraag. Nee, sorry, dat is een overlap met de vorige vraag. Ik ben aan
het einde van dit blokje.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
Minister Helder:
Als we klaar zijn met de vragen wil ik straks nog een kleine toevoeging doen.
De voorzitter:
Ja, dat gaan we doen. Als er geen vragen meer zijn, komen we aan het einde. Ik schors
heel even om eventueel de handen te wassen, zoals ik zei. Dan zijn we over vier minuten
weer terug.
De vergadering wordt van 19.13 uur tot 19.17 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister geeft aan dat er nog een antwoord ligt op een vraag. Dat scheelt misschien
weer voor de tweede termijn, dus ik geef eerst de Minister nog het woord.
Minister Helder:
Dat is een antwoord op de vraag van de heer Mohandis over de kwalitatieve monitoring.
Ik blijk het Mulier Instituut dat al gevraagd te hebben. De kwalitatieve monitoring
– dat is precies waar u op duidt en wat het RVVB-rapport heeft opgeleverd – wordt
dus al meegenomen in de monitoring van het Mulier Instituut.
De voorzitter:
Meneer Mohandis, wilt u daarop reageren? Ja, blijkbaar.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik zal er nog wel even op terugkomen in mijn tweede termijn, maar ik weet dus niet
wat dat precies is als zij bijvoorbeeld met gemeenten gaan praten. Het gaat ons er
echt om dat het gesprek met verenigingen dat beeld gaat opleveren. Ik kom er dus nog
op terug in mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Oké. Dank u wel. Dan zijn we nu echt aan het einde van de eerste termijn en gaan we
naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het is de gewoonte om daar aanvankelijk
ongeveer een derde van de spreektijd voor te gebruiken. Ik ben in het begin heel erg
coulant geweest en ik reken nu ook op uw medewerking. Ik geef als eerste het woord
aan meneer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Daar ga ik mijn best voor doen, voorzitter. Het kan ook kort, denk ik. Dank in ieder
geval voor alle antwoorden die gegeven zijn. De Minister is met een heleboel dingen
bezig. Ik merk wel dat ik zelf meer behoefte heb aan deadlines en aan duidelijkheid
over wanneer wij nou terug kunnen naar de Minister als het gaat om bepaalde inzet
die zij aan het plegen is. Ik neem dan de wet- en regelgeving en de lijsten die daarmee
gemoeid zijn even als voorbeeld. Volgens mij was het antwoord: ja, het is druk op
het ministerie, dus ik moet dat even in de tijd wegzetten. Nou, daar ga ik niet mee
akkoord. Dus daarover heb ik in ieder geval een andere mening.
Ik ga de Minister helpen bij dat BNG-verhaal. Joh, als een revolverend fonds te moeilijk
is, maken we er toch gewoon een lening van? Dan maken we een fonds met 75 miljoen
leningcapaciteit, die de verenigingen op termijn terugbetalen. Dan is het ook geregeld.
Het hoeft helemaal geen revolverend fonds te zijn. Volgens mij kunnen de ambtenaren
daar morgen mee aan de slag en kunt u een deal maken met de BNG.
Ik kom terug op de buurtsportcoaches en op de Russische sporters. Daarvoor heb ik
een tweeminutendebat nodig, dat ik bij deze aanvraag.
De voorzitter:
Er komt in ieder geval een tweeminutendebat. Meneer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Heel goed dat dit tweeminutendebat er gaat komen. Nog even over de toezegging voor
de monitor, ik ben gewoon benieuwd wat dat kwalitatieve onderzoek van het Mulier Instituut
dan precies inhoudt. Wij overwegen ook een motie op dat punt. Daar komen we dus gewoon
nog op terug.
Er is eerder gezegd: een monitor over drie maanden. Dat zou dan ergens in het zomerreces
zijn. Er is eerder gesproken over drie maanden. Het is wel raar als het in het zomerreces
komt. Ik hoop dat het nog daarvoor gebeurt. Oké. Check. Ik zie al knikken, maar dat
is mijn vraag.
Dank voor de reactie op het actieplan. Wij kijken gewoon uit naar een uitgebreide
reactie. Er staat ook heel veel in. We hebben het veel over energie gehad, maar nog
minder over de betaalbaarheid, en over dat bijvoorbeeld veel ondersteunende fondsen
ophouden bij 18 jaar en dat er ook verenigingen zijn die zeggen: met 18 jaar wil je
ze eigenlijk nog gewoon bij de vereniging houden. Dat zijn dus de jeugdcultuur- en
sportfondsen. Die 18-min en 18-plus staan ook in het actieplan, ook in relatie tot
het Motivactiononderzoek. Dat zegt eigenlijk: we zien steeds meer verenigingen die
hun contributie niet meer durven te verhogen, want ze zien daardoor leden verdwijnen.
Ik ben ook benieuwd of u daarop kunt ingaan in een reactie. Dat hoeft niet straks,
maar wel in relatie tot ons actieplan.
De Minister gaf aan dat ze via bijvoorbeeld de KNVB over één vereniging te horen heeft
gekregen dat die in de problemen is gekomen. Wij zijn gewoon benieuwd hoe het omvallen
van verenigingen wordt gemonitord. Want als zo'n zwembad in Westervoort omvalt en
daar ook verenigingen onder hangen, horen we dat niet. Ik ben gewoon benieuwd of u
dat bijhoudt. Ook daarover overwegen wij een motie.
Volgens mij heb ik het zo wel even. Ik kom in het tweeminutendebat nog op meerdere
punten terug.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. Mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording.
Wat bij mij een beetje boven de markt blijft hangen, is de kaderstellende rol vanuit
de Kamer en onze controlerende rol. Ik heb over veel onderwerpen gehoord: daar werken
we aan, zeer binnenkort; het is lastig en we volgen het op de voet. Nou, ons werk
is ook lastig. Maar ik vind ook wel dat wij goed moeten kunnen sturen op wanneer iets
nou gereed is. Neem het Centrum Veilige Sport Nederland. Ik stel een hele concrete
vraag: wanneer is die aftrap? Wij duwen daar als Kamer al heel lang op, want die motie
is al aangenomen voordat het huidige kabinet er was. Er was toen een demissionair
kabinet. Ik zie dat een aantal moties goed wordt aangepakt, met name die rondom een
veilig sportklimaat. Complimenten daarvoor. Maar er blijven ook echt moties liggen.
Als ik dan vandaag – ik zou bijna «eindelijk» zeggen – hoor dat er een go komt voor
een sportwet, dan is het voor mij niet mogelijk om sport niet als een publieke voorziening
te zien. Dat was namelijk het ankerpunt dat de Kamer heeft meegegeven. Ik snap best
dat we nog niet alles kunnen zeggen, maar dat is voor mij een heel belangrijk uitgangspunt:
sport als publieke voorziening.
Dan nog wat losse punten. Het is heel fijn dat het WK-bid ondertekend is. Dat is hartstikke
goed.
Tot slot de wielerkoersen. Het kan toch niet zo zijn dat de wedstrijden van binnenkort
niet door kunnen gaan omdat de spelregels net zijn veranderd? Dat gaat er bij mij
echt niet in.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat «we» steeds
meer vragen van vrijwilligers, hoor ik de Minister in haar inleiding zeggen. Maar
«we» dat zijn «wij». Dat is onder anderen ook de Minister. Mijn vraag is eigenlijk
bij wie onze verenigingen in veilige handen zijn. Wie beschermt ze? Wie bewaakt dat
ze ook echt gefaciliteerd worden? Wordt het niet tijd, ook gezien alle signalen die
vandaag weer zijn afgegeven, dat het Rijk zichzelf er steviger in gaat opstellen en
dat dit bij diverse ministeries hoger op de agenda komt? Dat is mijn eerste vraag
aan de Minister.
Voorzitter. Net als de voorgaande sprekers worstel ik met de antwoorden. We hebben
het daar in het vorige debat ook al over gehad. Ik twijfel echt niet aan goede intenties,
want er speelt veel en er gebeurt ook echt wel een en ander. Maar ik zou de Minister
echt willen vragen om in een volgend debat concreter te zijn. Neem het antwoord op
mijn vraag over de BOSA. «Ergens dit jaar.» Dit jaar duurt nog negen maanden. Er werd
net iets gezegd over de wielerkoersen. Die zijn zeer binnenkort. Ik kan met het antwoord
op de vraag daarover ook echt niet uit de voeten. Ik sluit me aan bij wat mijn buurvrouw
zegt: het kan toch niet zo zijn dat we dit laten gebeuren? Het kan dat ik als mens
niet serieus genomen word, maar ik vind het wel echt vervelend als ik me als Kamerlid
niet serieus genomen voel, ook in het kader van de controlerende taak, die ik toch
heel graag op een goede manier wil vervullen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik wil me heel graag bij die verzuchting en die ergernis aansluiten. Ik
probeer die af en toe te onderdrukken. Dat lukt me alleen niet altijd. Maar het onderwerp
sport en bewegen is daar ook echt te belangrijk voor.
Laat ik beginnen met de collectieve uitdaging van verduurzaming. Het zou een nationale
opgave moeten zijn, maar die is verregaand geïndividualiseerd. We vinden dat onverstandig.
Heel veel mensen in de Kamer vinden dat onverstandig. Je zou dat collectief aan moeten
pakken. Ik mis die visie bij de Minister. Het moet echt veel fundamenteler, ook qua
betaalbaarheid. Hoeveel sportverenigingen, zwembaden, ijsbanen en speeltuinverenigingen
mogen er nog kapotgaan van de Minister? Ik vond de uitspraak «nou, er zijn ook een
heleboel zwembaden en verenigingen die het wel gered hebben» heel tekenend. Ik vind
het veelzeggend om daar bijna triomfantelijk over te doen. Ik ben er echt zeer ontevreden
over. Ik vind het echt te weinig wat de Minister vandaag op dat punt op de mat heeft
gelegd. Zij kan dus voorstellen tegemoetzien.
Dat geldt ook voor die sportwet. De context is als volgt. Wij dienden moties in naar
aanleiding van het advies van de Nederlandse Sportraad: maak van sport een recht,
het recht om te bewegen, en sport moet een publieke voorziening zijn. De rollen en
verantwoordelijkheden zijn dan helder. Als er al niet eens kan worden toegezegd dat
dat het uitgangspunt is, waarom dienen we dan nog moties en voorstellen in? Ik snap
het gewoon echt niet. We zitten hier dan onze tijd te verdoen. We nemen elkaar dan
niet serieus. De Minister moet dan zeggen: maak zelf een initiatiefwet, dan gaan we
daarmee aan de slag. Wij komen met moties en voorstellen. We hopen dan dat die ...
Sterker nog, die zúllen serieus genomen moeten worden. We moeten kijken of we nog
een nieuwe motie indienen of dat de Minister zegt dat ze de kaders die we hebben meegegeven
begrijpt en dat ze daarmee aan de slag gaat.
We gaan morgen allemaal kijken naar de documentaire over dansmisbruik. We kijken daarnaar
uit, want het betreft een zeer ernstig onderwerp. We zijn klokkenluider Kim Koumans
veel dank verschuldigd. De oproep is eigenlijk om toch nog eens te kijken wat er voor
haar gedaan kan worden. Zij is jarenlang in haar eentje meldpunt, vertrouwenspersoon
en weet ik allemaal wat ineen geweest. Dat is heel erg zwaar. Daarom roep ik de Minister
op om na te denken over de vraag hoe zij ondersteund kan worden.
Ten slotte. Heel veel problemen zijn héél groot en echt ingewikkeld. Dat geldt volgens
mij niet voor het probleem van de wielerwedstrijden en de motorbegeleiding. We hebben
enorme vraagstukken en uitdagingen in dit land, maar ik snap het echt niet als we
dit al niet opgelost weten te krijgen, als we er niet voor kunnen zorgen dat die wielerkoersen
verzekerd zijn van motorbegeleiding, hetzij door C1- of C2-opgeleide motoragenten,
hetzij via de motorbegeleidingsteams. Ik begrijp gewoon echt niet waarom dat niet
kan. Ik vind een brief «zeer binnenkort» onvoldoende. We genieten allemaal van die
grote wielerkoersen op televisie, maar ook van de omlopen om de hoek in de provincie
en weet ik veel waar. Die zijn nú. Die zijn niet zeer binnenkort. Die zijn komend
weekend en de week daarna. Ik hoop dus echt dat de Minister met spoed met een brief
komt, maar nog veel liever heb ik dat zij het vanavond of morgen nog oplost met de
collega's die daarover gaan. Graag vanavond nog een toezegging hierop.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Mevrouw Westerveld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn een aantal politieke debatten die heel ingewikkeld
zijn, waarbij er bijvoorbeeld hele grote politieke meningsverschillen zijn, verschillen
van standpunten tussen links en rechts, of hoe we de indeling ook maken. Zo'n debat
wordt, denk ik, gevoerd in de zaal hier schuin boven. Maar dit is in het sportdebat
helemaal niet het geval, want hier zitten allemaal sportwoordvoerders die dezelfde
zaken belangrijk vinden. Bijvoorbeeld zwemmen vinden we met elkaar heel belangrijk.
We vinden het belangrijk dat alle kinderen een zwemdiploma halen, dat verenigingen
overeind blijven staan, dat er hulpmiddelen zijn voor mensen met een handicap, dat
iedereen veilig kan sporten, dat sportdeelname niet afhangt van de portemonnee van
ouders, dat er regelingen komen en dat sportverenigingen worden geholpen om te verduurzamen.
Daar denkt iedereen hetzelfde over, al jarenlang. Moties die we daarover indienden
zijn niet van nu of het vorige debat, maar die zijn vaak al jarenlang zo. Daarom hoop
ik toch dat we de komende tijd met elkaar stappen gaan zetten.
Ik wil de Minister vragen om in het volgende debat wat concreter te zijn, ook als
het gaat over de uitvoering van moties. Óf we hebben een discussie met de Minister
waarin ze aangeeft: u vraagt mij te veel en bepaalde dingen kan ik niet of daar voelt
de regering zich niet verantwoordelijk voor. Dan hebben we ook een discussie met elkaar
– ik denk: een hele stevige discussie – maar dan weten we wel waar we aan toe zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik kan even schorsen voor de beantwoording van de
vragen. Ik kijk even of daar behoefte aan is. Eén minuutje? U kunt dus gewoon blijven
zitten. We komen over een minuutje bij u terug.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Geachte aanwezigen. We zijn anderhalve minuut verder. We gaan luisteren naar de beantwoording
door de Minister van de vragen in de tweede termijn. Ik geef graag de Minister het
woord.
Minister Helder:
Dank, voorzitter. De suggestie van de heer Heerema over een revolverend fonds of een
leencapaciteit: dat is precies de gedachte. Daarom had ik het ook over het revolverend
fonds. Dus dat neem ik mee.
Ik knikte al naar de heer Mohandis. Die drie maanden gaan we niet precies in de zomer
laten vallen. We zorgen nog voor de zomer voor een eerste terugkoppeling van die monitoring.
Ik ga het actieplan dat ik van u heb gekregen met alle onderwerpen die daarin staan
zeker bestuderen. Daar zal ik uiteraard serieus mee aan de slag gaan en dan kom ik
ook met een reactie. Dat heb ik hem ook al toegezegd; dus dat heb ik afgesproken.
Dan is er nog de vraag van mevrouw Van Dijk: wie beschermt de sportverenigingen nou?
Ze geeft aan: dat moet hoger op de agenda bij het Rijk. Ik zeg het nog een keertje:
dat is precies de opgave die we onszelf als vierhoek, namelijk de sportbonden, de
ondernemers, de gemeentes en het Rijk, hebben gegeven. En met het Sportakkoord doen
we dat ook. Het zorgen dat het hoog genoeg op de agenda staat, kan dus ook met andere
ministeries gebeuren. U heeft denk ik een terechte vraag – dat voel ik in het debat
en dat vind ik zelf ook ongemakkelijk – over de planning. We hebben een hele planning
liggen. Daarbij hebben we ook gekeken wat we aankunnen in dit jaar, want dit zijn
echt wel grote onderwerpen. Ik zal u een brief sturen waarin ik die lijst, die planning,
meeneem, met ook de moties daarbij en de concreetheid van de toezeggingen, zodat we
met elkaar in een soort actieagenda terechtkomen. Ik neem daar ook de kritiek in mee
die de heer Van Nispen eerder had, namelijk: ik dien wel moties in, maar ik zie daar
nooit iets van terug. Die begrijp ik heel goed. Daarom hebben we al de hele lijst
van moties doorgenomen en gekeken wat nog afgehandeld moet worden. Ik zeg u toe dat
ik dat in de vorm van een planningsbrief aan u doe toekomen. Het moet wel een realistische
planning zijn. Ik moet dus ook onderwerpen uitplannen, omdat ik het anders – nogmaals,
het zijn grote onderwerpen – niet voor elkaar krijg.
Dat is dat. Dan het goede nieuws. Over wielerkoersen dit weekend heb ik begrepen dat
die gewoon door kunnen gaan. Er vindt natuurlijk ieder jaar overleg plaats – dat is
niet ongewoon – tussen de politie en de wielerunie over die agenda. Er leken dit jaar
bij een aantal koersen gaten te vallen. In de uitwerking van de afspraken waren een
aantal onverwachte dingen waarover nog overleg moet plaatsvinden. De politie heeft
de verwachting uitgesproken dat het waarschijnlijk toch gerealiseerd kan worden. De
gesprekken daarover zijn gaande. Ik wil eigenlijk met u afspreken dat ik contact houd
met mijn collega's van IenW en van JenV en dat ik u bericht als het niet lukt, maar
dat we ervan uitgaan dat de wieleragenda zoals die besproken is met de politie doorgang
kan vinden. Is dat een goede afspraak?
De voorzitter:
De vraag van de Minister aan de heer Van Nispen is of het een goede afspraak is.
De heer Van Nispen (SP):
Dat is een vraag aan de hele Kamer. Ik verstond: de wielerkoersen dit weekend gaan
door. Bedoelt de Minister daarmee dit jaar?
Minister Helder:
Nee. U gaf aan dat het zo concreet is als dit weekend. Ik heb geen enkele reden om
aan te nemen dat dit weekend een wielerkoers niet doorgaat. De laatste informatie
die ik via de staf hier krijg, is dat de politie denkt, verwacht, dat zij de gaten
die leken te vallen, kunnen dichten. De gesprekken zijn nog gaande. Mijn voorstel
is dat op het moment dat blijkt dat die agenda niet gevolgd kan worden, ik u informeer
en dan uiteraard kijk wat we daar nog aan kunnen doen. Naar verwachting kunnen die
wielerkoersen toch doorgaan. Daarnaast loopt natuurlijk nog steeds het gesprek over
die gecertificeerde vrijwilliger. Dat blijft doorlopen uiteraard.
De heer Van Nispen (SP):
Heel goed dat het dit weekend door kan gaan, maar het wielerseizoen is nog lang.
Minister Helder:
Dat zeg ik dus.
De heer Van Nispen (SP):
Dan ligt het aan mij. Ik begrijp het dan toch niet goed. Excuus.
Minister Helder:
Ik probeer het nog een keer. De heer Van Nispen en ik begrijpen elkaar soms niet,
maar volgens mij hebben we wel dezelfde intentie. De politie heeft laten weten dat
het bij de agenda van dit jaar leek – ze hebben daar ieder jaar overleg over – dat
er bij een aantal koersen gaten zouden vallen waardoor ze niet konden doorgaan. De
politie heeft gezegd dat ze denken, verwachten – het ging concreet om vier wielerkoersen
– dat die toch doorgang kunnen vinden, dus dat we geen probleem hebben met de uitvoering
van de agenda. Dat laat onverlet dat het nadenken over de gecertificeerde vrijwilliger
als motard nog steeds een slim idee is natuurlijk, omdat het gewoon wel onder druk
staat bij de politie. Dat vond ik het goede nieuws. Dit is een «zeer binnenkort»-afhandeling.
De voorzitter:
Ik heb gehoord dat de Minister de Kamer informeert als het onverhoopt niet zou lukken.
De heer Van Nispen (SP):
Dan hoort de Kamer dat dus snel. Dank. Excuus dat ik het dan kennelijk niet goed had
verstaan. Dit lijkt mij heel goed. We horen het dus als het niet lukt. Dan hoop ik
dus niet heel binnenkort van de Minister te horen, want dat betekent dan dat het nu
eens een keer is gelukt. Die gesprekken blijven echter onverminderd nodig, omdat de
zorgen ook voor de jaren hierna natuurlijk heel groot blijven. Ik hoop dus inderdaad
echt dat de Minister met de collega's die ze net noemde de komende jaren tot een structurele
oplossing komt en dat we niet dit gesprek ieder halfjaar opnieuw hebben. Dank.
Minister Helder:
In reactie daarop: ik ben blij dat het de politie ieder jaar opnieuw lukt, want het
is ook een grote inspanning van de politie. Ik ben ook blij dat het kennelijk toch
lukt en ik heb net ook al gezegd dat het mij een goed idee lijkt om ook naar de toekomst
toe te zorgen dat we de inzet van die gecertificeerde vrijwilligers mogelijk maken,
omdat het gewoon krap zal blijven. Volgens mij zijn we het dit keer volledig met elkaar
eens.
De voorzitter:
Hebt u daarmee alle vragen beantwoord? Ik zie dat dat het geval is. Dan komen we aan
het eind van het debat. Er worden mij tien toezeggingen aangereikt; laat ik het eerlijk
zeggen.
− De Staatssecretaris stuurt in het tweede kwartaal van dit jaar een brief over de uitkomsten
van het Sira-onderzoek naar regeldruk bij vrijwilligersorganisaties.
− De Minister stuurt voor het zomerreces een brief over de stand van zaken van het verduurzamen
van sportverenigingen en hoe dit versneld kan worden.
− De Minister gaat in gesprek met de VSG en de Bank Nederlandse Gemeenten over hoe sportverenigingen
geholpen kunnen worden in een duurzaamheidsopgave en stuurt hierover een brief aan
de Kamer.
− De Minister stuurt in de loop van dit jaar een brief met de uitkomsten van de evaluatie
van de BOSA-regeling en de toepassing van de regeling in 2024.
− De Minister stuurt voor de zomer een brief waarin de hoofdlijnen worden geschetst
van wetgeving op het gebied van sport.
− De Minister informeert de Kamer op korte termijn over de voortgang van de gesprekken
over een oplossing voor de verminderde politie-inzet bij wielerwedstrijden. Als wedstrijden
niet doorgaan, informeert zij de Kamer. De gesprekken over de gecertificeerde vrijwilliger
op de motor gaan door.
− De Minister stuurt de Kamer uiterlijk voor het einde van het jaar een brief over de
voortgang van de uitvoering van de motie-Van Nispen c.s. over de financiering van
het ene loket waar mensen met een aanvraag voor een sporthulpmiddel terechtkunnen.
− De Minister stuurt de Kamer voor de zomer een brief over de voorgang van de uitvoering
van de motie-Maeijer c.s. over een plan van aanpak voor het terugdringen van wachtlijsten
voor zwemles.
− De Minister stuurt een reactie op het actieplan van de heer Mohandis over sportverenigingen.
− De Minister stuurt een planningsbrief, met onder andere de stand van zaken van de
uitvoering van alle aangenomen moties op sportgebied.
Dan rest mij de ondersteuning van harte te danken voor het werk, de ondersteuning
van de Minister te bedanken en de Minister zelf natuurlijk hartelijk te bedanken,
en mijn collega's te bedanken, net als de mensen die het hier hebben volgehouden tot
het einde. U kunt nog eventjes kijken of u in de plenaire zaal nog een staartje kunt
meenemen, maar u kunt ook gewoon naar huis gaan. Hartelijk dank.
Sluiting 19.43 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.