Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 februari 2023, over Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 411
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 maart 2023
De vaste commissie voor Financiën en de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking hebben op 23 februari 2023 overleg gevoerd met de heer Van
Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher, Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
− de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december
2021 inzake beleidsevaluatie van het mvo-beleid voor de exportkredietverzekering (Kamerstuk
26 485, nr. 380);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 april 2022
inzake stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 205);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 24 mei 2022 inzake
reactie op verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 12 april 2022, over exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 26 485, nr. 397);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 8 juli 2022 inzake
rapport van consultant Partner in Compliance getiteld Beleidsevaluatie anti-omkopingsbeleid
voor de exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 39);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 juli 2022 inzake
stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 209);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 september
2022 inzake stand van zaken uitvoering moties en toezeggingen inzake uitfasering fossiele
brandstoffen exportkredietverzekeringen en vergroening handelsinstrumentarium (Kamerstuk
36 180, nr. 23);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 3 november 2022
inzake uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 230);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 9 november 2022
inzake Monitor exportkredietverzekering 2021 (Kamerstuk 26 485, nr. 402);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 november 2022
inzake plan van aanpak anti-omkopingsbeleid exportkredietverzekeringen (ekv) (Kamerstuk
36 200 IX, nr. 11);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 21 februari 2023
inzake Bevindingen en conclusies rapport onafhankelijke review naar veiligheidssituatie
lng-project Mozambique (26 485, nr. 407).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën, Schukkink
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: Van den Bos
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Dassen, Hammelburg, Klink,
Kröger en Teunissen,
en de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher,
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 13.05 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën, vandaag in combinatie met
de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom hebben
we ook twee bewindspersonen, namelijk de Staatssecretaris van Financiën en de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gesteund door de flanken, zou
ik zeggen. Aan de linkerzijde zitten mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren,
de heer Klink van de VVD, mevrouw Kröger – zij is geen lid van deze commissie, dus
als er bezwaren zijn tegen haar deelname van vandaag, hoor ik het graag – de heer
Hammelburg van D66 en de heer Dassen van Volt. Ik ben de heer Amhaouch van het CDA.
Ik zal aan het einde mijn eigen inbreng doen. Dan zal ik het voorzitterschap overdragen
aan iemand anders.
De spreektijd is maar liefst vijf minuten. We hebben hiervoor van 13.00 uur tot 17.00
uur ingeruimd. We zullen zien of we al die tijd nodig hebben, maar in principe staat
dat ervoor. Als het sneller kan, gaat het sneller. We hebben vier interrupties en
vijf minuten spreektijd.
Ik zie dat de heer Hammelburg een vraag heeft.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, met de korte, verexcuserende mededeling dat ik over ongeveer anderhalf uur even
naar een ander debat moet, over vastgoed Defensie. Ik kom dan ook weer terug, maar
niet dat u denkt: de heer Hammelburg heeft geen interesse meer.
De voorzitter:
Als we eerder klaar zijn, dan kan het.
Dan gaan we beginnen met mevrouw Teunissen, Partij voor de Dieren, voor haar inbreng
in eerste termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Glasgowverklaring over stoppen met exportsteun voor fossiele
projecten in het buitenland had van 2023 hét jaar moeten maken waarin de eerste fossiele
subsidies zouden worden afgebouwd, ware het niet dat het kabinet eind 2022 op de proppen
kwam met een vertragingstermijn van één jaar. De Minister voor Klimaat en Energie
zei dat er voor meer dan tien fossiele ekv-aanvragen, die nog in de pijplijn zitten,
nog zou moeten blijken of ze binnen het 1,5 gradenscenario passen. Kunnen de Minister
en de Staatssecretaris een 1,5 gradentoets toezeggen voor deze ekv-aanvragen? Daarnaast
zijn er uitzonderingen voor de 1,5 gradenproef fossiele ekv's. Maar het kabinet schrijft
ook dat de CO2-emissies van ekv's niet worden geregistreerd. Als we niet weten voor hoeveel CO2-uitstoot de ekv's zorgen, hoe weten deze bewindspersonen dan zeker dat het nieuwe
ekv-beleid met deze uitzonderingen 1,5 graden-proof is?
Voorzitter. Ook is de leveringszekerheid opeens een uitzonderingsgrond. Sinds de oorlog
in Oekraïne is dit een troefkaart die te pas en te onpas wordt getrokken. Ekv's zijn
geen oplossingen voor kortetermijnproblemen met leveringszekerheid, maar wel een ramp
voor langetermijnklimaatbeleid. Er is geen enkel ander land dat dit heeft gedaan,
behalve België. Is het kabinet bereid om deze uitzonderingsgrond van leveringszekerheid
te schrappen? En waarom wordt in het nieuwe ekv-beleid met geen woord gerept over
de rechtvaardige energietransitie, die juist een essentieel onderdeel is van de Glasglowverklaring?
Ik zie dat de heer Klink een vraag heeft, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Klink, voor een eerste interruptie.
De heer Klink (VVD):
Ik heb een vraag aan mevrouw Teunissen over de leveringszekerheid. Zij geeft aan dat
zij graag ziet dat die eruit gekieperd wordt. Hoe ziet u dat dan met de leveringszekerheid?
Wat zegt u tegen de Nederlandse bevolking als we letterlijk in de kou komen te staan?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is wel goed om even precies te weten waar we het over hebben. We hebben het nu
over exportkredietverzekeringen. Dat gaat echt over exportsteun aan het bedrijfsleven
elders. Daar zitten ook olie- en gasprojecten bij, zoals vloeibaar gas. Een voorbeeld
is het lng-gasproject in Mozambique. Hoe dat bijdraagt aan de leveringszekerheid van
Nederland, is totaal onduidelijk. Bovendien denken wij dat je met die leveringszekerheid
misschien wel iets veiligstelt voor Nederland, als dat al het geval is, maar dat je
tegelijkertijd grondstoffen en energiecapaciteit aan andere landen onttrekt. Dat construct
vind ik fundamenteel verkeerd. Om de klimaatdoelen te halen moeten we er juist voor
zorgen dat andere landen ook energieneutraal worden. Daarom vind ik leveringszekerheid
in dit geval, bij exportsteun, een fundamenteel verkeerd uitgangspunt.
De heer Hammelburg (D66):
Ik misschien niet. Ik kan me voorstellen dat je leveringszekerheid wel degelijk als
een uitzondering op zou nemen, ware het niet dat je dan wel moet kunnen bewijzen dat
dat het geval is. Op het moment dat je nu een ekv zou starten voor een fossiel project
over de grens, bijvoorbeeld in West-Afrika, zou starten voor de Nederlandse markt,
om onze leveringszekerheid te bewaken, dan gaat dat pas vijftien jaar later werken.
Is dat dan nog op tijd? Zijn er voldoende criteria? Is de Partij voor de Dieren het
met mij eens dat het wel mogelijk zou moeten kunnen zijn, maar dan wel onder hele
stringente voorwaarden, die nu nog niet duidelijk zijn?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Hammelburg heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt: het biedt geen oplossing
voor de korte termijn als we projecten in bijvoorbeeld Afrika gaan starten die mogelijk
in de toekomst ... Het duurt tien jaar voor zo'n project staat. Het biedt dus helemaal
geen oplossing voor de leveringszekerheid nu. Maar wat wel belangrijk is, is het volgende.
Het hele construct – misschien is dat een klein beetje een herhaling – van de exportsteun
voor projecten om zogenaamd leveringszekerheid te borgen, komt veel te laat. Bovendien
moeten we niet meer afhankelijk zijn van fossiele energie uit het buitenland. We moeten
ervoor zorgen dat we nu versnellen met onze eigen energietransitie, zodat we die tekorten
niet meer hebben. Dus ook dat pleit ervoor dat het wat betreft die hele leveringszekerheid,
die uitzondering, eigenlijk een non-argument is, gewoon om ervoor te zorgen dat er
meer projecten kunnen worden aangevraagd. Dat moet nu gewoon stoppen. Andere landen
doen dat ook niet, dus Nederland zou dat ook niet moeten doen.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, zet u uw betoog voort.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. In 2018 is er een motie van de SP en de Partij voor de Dieren aangenomen
met het verzoek om geen exportportkredietverzekeringen te verstrekken voor te risicovolle
projecten. Onafhankelijk onderzoek laat zien dat het kabinet en Atradius niet in staat
zijn om te voorkomen dat mensenrechtenschendingen en natuur- en milieuschade mede
mogelijk gemaakt worden met Nederlands belastinggeld. Aan de voorkant worden duidelijke
waarschuwingssignalen genegeerd. Aan de achterkant wordt niks gedaan aan het herstellen
van de schade en het compenseren van de gedupeerden. Wat vindt het kabinet van de
conclusie uit de onafhankelijke review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft
kunnen bewaken in de risicoanalyse? Erkent het kabinet dat, als het gaat om Mozambique,
honderdduizenden mensen hun huis en haard kwijt zijn? Op welke manier gaat het kabinet
ervoor zorgen dat die schade wordt hersteld? Zijn de bewindspersonen bereid om de
fossiele exportsteun voor Van Oord in Mozambique in te trekken nu dit de conclusies
zijn? Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat de grote vervuilers niet wegkomen
met de ellende die ze veroorzaken?
Er worden ook ekv's verstrekt voor de opbouw van de intensieve veehouderij in landen
waar het voor dieren een hel is: 60 miljoen voor slachthuismateriaal in China, 60
miljoen voor plofkipfabrieken in Saudi-Arabië. Denk ook aan het exporteren van 500
koeien naar Oezbekistan. We exporteren dierenleed en we subsidiëren de expansiedrift
van de bioindustrie. Door deze ekv's bouwen we gestaag aan oneerlijke concurrentie
voor de Nederlandse boeren. Dat valt niet uit te leggen. Is het kabinet bereid om
te stoppen met exportkredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij?
Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft de balans opgemaakt en zegt het vertrouwen
in het instrument exportkredietverzekeringen definitief op. Het kabinet belooft de
Kamer al jaren groene bergen, en toch is exportsteun nog steeds een dikke, vette fossiele
subsidie, geschoeid op neokoloniale leest, puur bedoeld voor het nietsontziende winstbejag
van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. De wereld is beter af zonder
Nederlandse exportsteun met winstbejag als doel. Het instrument kan vervangen worden
door een vorm van klimaatfinanciering en ingezet worden voor de energietransitie in
Nederland, om energiearmoede tegen te gaan en de schade elders te beperken. Staan
de Staatssecretaris en de Minister open voor het afschaffen van het ekv-instrumentarium
zoals we dat nu kennen?
Voorzitter, tot slot. Wat financieren we met elkaar toch een bak ellende. Dat doen
we alleen maar om te groeien, terwijl we niet kunnen blijven groeien op een planeet
die niet meegroeit. Dus ik zou zeggen: stop ermee!
Dank u wel.
De voorzitter:
Precies getimed met de bel. Dat heeft u knap bedacht! Ik ga door naar de heer Klink
van de VVD, nadat de bel gestopt is.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mag ik direct beginnen, zonder dat het van mijn tijd afgaat, of loopt
de teller al?
De voorzitter:
Nee, de teller loopt nog niet. De heer Dassen heeft nog een interruptie in slow motion
bij mevrouw Teunissen, als ik het goed heb.
De heer Dassen (Volt):
De bel ging, dus ik dacht: ik wacht er even mee.
Begrijp ik het goed dat de Partij voor de Dieren eigenlijk zegt: we zien helemaal
geen heil meer in het instrument van ekv? Ook bij andere Europese landen, bijvoorbeeld
Denemarken, zien we dat dit ook een aanjager kan zijn voor de transitie, die in sommige
landen wat moeilijker van de grond komt. Ik begrijp dat u dan als argument geeft:
daarvoor willen wij klimaatfinanciering. Maar is het misschien niet ook juist een
voordeel voor landen om met de expertise die wij hier in Europa opbouwen en via een
groen ekv-instrument ervoor te zorgen dat ze geholpen worden om zo snel mogelijk die
groene transitie zelf te kunnen maken?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ga voor een deel mee met wat de heer Dassen zegt. Maar bij het instrumentarium
dat we nu kennen, is het fundamenteel verkeerde uitgangspunt dat we risicovolle projecten
van Nederlandse bedrijven verzekeren, met puur als doel dat die bedrijven winst kunnen
maken in een ander land. We hebben wel imvo-richtlijnen, maar we merken in de praktijk
al jaren dat die eigenlijk een lege huls zijn, dat er nauwelijks op te controleren
of te handhaven valt.
Wat ons betreft is het instrument verzekering niet per se verkeerd, maar zou je er
andere uitgangspunten voor moeten formuleren. Dan zou je echt moeten kijken naar de
maatschappelijke opgaven die er in landen daar zijn, bijvoorbeeld de energietransitie,
naar waar de lokale bevolking behoefte aan heeft. Dat kan bijvoorbeeld een heel lokale
warmtevoorziening zijn, bij de mensen thuis, om zelf energie op te wekken. Het zou
ook een grotere installatie kunnen zijn.
Maar van tevoren uitgaan van puur het businessmodel van een Nederlands bedrijf en
dan zeggen: jullie krijgen daarop garantie, dat zorgt ervoor dat er veel meer schade
wordt toegebracht dan dat het voordelen oplevert en leidt tot een betere wereld. Daarom
zeggen wij dat de ekv in de huidige vorm afgeschaft moet worden.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor hier toch een soort van opening: «in de huidige vorm». Voor een groot gedeelte
kan ik daarin meegaan, maar er zijn ook voorbeelden van transities die in Afrika gaande
zijn, zoals de samenwerking tussen Zambia, Zuid-Afrika en Congo over elektrische auto's
– de winning van kobalt die daarmee gepaard gaat en de duurzame stroom die daarvoor
nodig is. Je ziet dat het heel moeilijk is voor Europese bedrijven om daarvoor financiering
te krijgen, juist vanwege de hoge risico's, om te zorgen dat ze dat lokaal kunnen
gaan maken, ook om de lokale economie op gang te krijgen. Zou de Partij voor de Dieren
bij dat soort projecten wel openstaan voor dit soort instrumenten?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ken de casus niet, maar natuurlijk, als het in een bepaald land nog niet rendabel
is om in te zetten op duurzaam, bijvoorbeeld elektrische auto's, dan kan ik mij voorstellen
dat we daar een bijdrage aan leveren door middel van een garantie. Dat sluit ik niet
uit.
Maar ik zeg: als je kijkt naar het ekv-instrumentarium nu, is het zo omvangrijk ...
Ik heb net een aantal voorbeelden genoemd van het garanderen van projecten in de intensieve
veehouderij. Wat voor bijdrage levert dat aan duurzaamheid? De lokale bevolking wordt
daar ook de dupe van. Ik vind dat we veel specifieker moeten gaan kijken. Dan vind
ik dat klimaatfinanciering wat dat betreft beter is ingericht, want de uitgangspunten
en de doelen van die financiering zijn heel anders dan de doelen van dit instrumentarium.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu naar de heer Klink van de VVD, voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. De VVD staat achter de groene energietransitie. Deze is nodig om
de klimaatdoelstellingen te halen. Het omzetten van de exportkredietverzekering van
fossiel naar niet-fossiel is daarom een logische stap en biedt ook kansen voor het
bedrijfsleven. Voor de leden van de VVD-fractie is het wel altijd van belang geweest
dat het bedrijfsleven deze transitie ook mee kan maken.
Wat de VVD-fractie betreft is de uitwerking van de COP26-verklaring in de Kamerbrief
van 3 november 2022 een goede reactie. We willen nog wel op basis van deze Kamerbrief
in dit debat vier punten aanstippen: het gelijke speelveld, de transitieperiode, de
flexibiliteit en leveringszekerheid en de kansen voor de toekomst.
Het is goed dat er rekening is gehouden met een internationaal gelijk speelveld. Landen
als Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België hebben allemaal
de verklaring ondertekend en hebben inmiddels ook beleid gemaakt en een uitfasering
van fossiel vergelijkbaar aan Nederland gemaakt. Maar een belangrijk buurland van
ons, Duitsland, heeft de verklaring ook ondertekend, maar bij mijn weten nog steeds
niet nieuw beleid gemaakt en ook fossiel nog niet uitgefaseerd. Hierdoor is er voor
Nederland dus geen sprake van een gelijk speelveld. In de Kamerbrief wordt ook naar
Duitsland verwezen. Voor Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk
om naar Duitsland te blijven kijken. Wat zijn de laatste geluiden van Duitsland over
de uitwerking van de COP26-verklaring? Op wat voor manier gaat Nederland nog aanpassingen
doorvoeren door nieuw Duits beleid op dit terrein?
Dan de transitieperiode. Goed dat er rekening is gehouden met zorgvuldigheid en voorspelbaarheid
voor het bedrijfsleven, zodat de polissen tot eind 2023 uitgegeven kunnen worden.
Het kabinet heeft aangegeven dat er nader naar gekeken zal worden als landen die nog
geen beleid hebben vastgesteld, zoals het eerdergenoemde Duitsland, een andere overgangsperiode
hanteren. Wanneer is het duidelijk dat het transitiepad aangepast gaat worden, als
andere landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen
en fossiel niet gaan uitfaseren? Welke projecten lopen de komende twee tot drie jaar
schade op door dit nieuwe beleid? Kan het kabinet dit inzichtelijk maken? Flexibiliteit
in de leveringszekerheid is voor de VVD-fractie heel belangrijk. Wat ons betreft heeft
het kabinet hier voldoende oog voor.
Dan over de kansen. Het gaat de VVD-fractie erom dat Nederlandse bedrijven concreet
aanspraak kunnen maken op de ekv voor nieuwe projecten, zoals waterstof in Namibië.
Er is zeer kortgeleden een brief gestuurd over flankerend beleid. Kan de Minister
toezeggen of er een concurrerend duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium aangejaagd
gaat worden?
Voor het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk dat er een bundeling van initiatieven
en van expertise komt voor een toegankelijk handelsinstrumentarium voor het mkb. Het
zou daarom goed zijn als de ekv-dekking van Atradius ook de financiële ruimte biedt
voor risicovolle, duurzame innovaties. Dat maakt het aantrekkelijker voor banken om
te investeren in bijvoorbeeld de scheepsbouw en schept de voorwaarden om te concurreren
met fossiel. Het is dus zaak dat Atradius bijvoorbeeld de offshore-windenergieprojecten
beoordeelt op basis van toekomstige cashflows in plaats van de berekende risico's,
zoals gedaan werd bij fossiele projecten.
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij hoor ik de VVD nu pleiten voor een investeringspakket of misschien wel
een algeheel pakket met belastingincentives voor het vergroenen van onze economie
en onze handelsinstrumenten. Hoor ik de VVD hier pleiten voor een soort Inflation
Reduction Act-achtig pakket?
De heer Klink (VVD):
Nee. Ik constateer dat hoe er nu gehandeld wordt bij het Ministerie van Financiën
meer gebaseerd is op de risico's die er in het verleden waren bij projecten die fossiel
gesteund werden. Als we in de toekomst veel meer groene projecten gaan doen, bijvoorbeeld
met die offshore-windenergie, dan weten we nog niet precies wat de rendementen zullen
zijn. Dan heb je daar een nieuw soort methodiek voor nodig, voor hoe je met toekomstige
cashflows omgaat. Je weet nog niet precies wat de restwaarde van die schepen zou zijn.
Het is goed om oog te hebben voor groen en groene investeringen na te jagen, maar
dan moet de beoordeling daar ook op gericht zijn. Dan moet je dat dus niet met een
oude bril doen. Dat is wat ik wilde aanstippen. Ik zou niet zeggen dat we hier een
nieuwe Inflation Reduction Act gaan invoeren, want dat lijkt me ook een gigantische
claim, maar ik stel een andere manier van beoordeling voor.
Tot slot. Nederland is een vooraanstaand exportland. Bedrijven spelen een belangrijke
rol in het bedenken, produceren en exporteren van technologische oplossingen voor
maatschappelijke vraagstukken, van energie en duurzaamheid tot landbouw en gezondheidszorg.
De ekv vormt een belangrijk instrument om de exportpositie van de technologische industrie
te waarborgen en te versterken. Voor het behoud van onze toppositie is het onvoldoende
om alleen de fossiele ekv uit te faseren. Dit moet gepaard gaan met het stimuleren
van de ekv voor andere technologieën met groot exportpotentieel. Het beleidsvoorstel
van 3 november van de Kamer moet daarom zo snel mogelijk uitgewerkt worden wat de
VVD-fractie betreft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de VVD hier allemaal claims maken over dat het beleid in lijn is gebracht
met 1,5 graad, maar ik snap werkelijk niet hoe die claim met droge ogen gemaakt kan
worden, als je ziet dat nog 3,9 miljard aan fossiele projecten wordt gespendeerd.
Ik ben heel benieuwd of de VVD kan erkennen dat hoe Nederland de Glasgowverklaring
uitvoert, echt anders is dan hoe andere landen dat doen en dat wij vast blijven zitten
aan fossiel.
De heer Klink (VVD):
Ja, mevrouw Kröger, Nederland doet dat inderdaad anders dan andere landen. Nederland
heeft al beleid opgesteld en heeft echt de lijn ingezet om fossiel uit te faseren.
Dat kunnen we van landen als Duitsland en de Verenigde Staten, die die hebben ondertekend,
nog niet zeggen. En voor de rest: de bedrijven die we hebben, zijn ook weer de sleutel
voor de toekomst, tot het mogelijk maken van deze transitie. De bedrijven moeten dit
wel mee kunnen maken. Dat is voor de VVD altijd heel belangrijk geweest. Er kan dus
inderdaad verwezen worden naar wat er nu is uitgezet, maar dit is natuurlijk de transitieperiode.
Als je in een keer zegt «je mag niks meer; we willen je bedrijf niet, want je hebt
een band met een fossiele activiteit en dus gaan we niks meer doen op dit gebied»,
dan ben je je positie helemaal kwijt. Het is voor de VVD-fractie altijd heel belangrijk
geweest dat er een transitieperiode is, zodat bedrijven de transitie van fossiel naar
niet-fossiel, die wij volgens mij gezamenlijk onderschrijven, ook echt mee kunnen
maken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Er is echt wel een groot verschil tussen bedrijven die nog ergens iets fossiels doen
en fossiele projecten, en daar gaat het hier over. 3,9 miljard. Dit is natuurlijk
niet het enige. We verlenen op allerlei plekken allerlei fossiele subsidies en die
duwen allemaal keihard de verkeerde kant op, terwijl we de transitie naar groen moeten
inzetten. Eigenlijk hoor ik de VVD nu erkennen dat de manier waarop wij de Glasgowverklaring
uitvoeren, gewoon betekent dat wij fossiel nog een jaar blijven steunen. Dat is een
bewuste keuze.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij is ten tijde van het ondertekenen van de Glasgowverklaring steeds gezegd
dat het bedrijfsleven dat moet meemaken. Er is een transitieperiode. We kunnen deze
verklaring ondertekenen. Noorwegen, een belangrijk land dat echt grote stappen zet
op het gebied van vergroening, gaat ten opzichte van Nederland waarschijnlijk een
steeds groter marktaandeel winnen als wij niet handig anticiperen op het gebied van
groen. Noorwegen heeft de Glasgowverklaring niet ondertekend. Ik denk dus echt dat
het goed is dat we die verklaring hebben ondertekend, maar dan moet er wel echt een
wenkend perspectief zijn en dan moeten de bedrijven dat mee kunnen maken. En dan vindt
de VVD-fractie het heel raar om zomaar te zeggen dat het van ene op het andere moment
totaal veranderd moet zijn. Zo werkt het niet in het bedrijfsleven. Tussen van A naar
B komen zit altijd een transitieperiode. Daar heb je altijd mee te maken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor de VVD zeggen dat bedrijven moeten meekomen en dat daarom die transitieperiode
van een jaar goed is. Maar wat je nu ziet, is dat er tien fossiele ekv-aanvragen in
de pijplijn zitten. Dat is niet even een transitieperiode. Die projecten worden voor
de komende decennia aangelegd. Die tijd hebben we gewoonweg niet meer om CO2 terug te dringen en dat is ook helemaal niet in lijn met onze 1,5 gradendoelstelling,
die we afgesproken hebben in Parijs. Aan de ene kant hoor ik de heer Klink zeggen
dat Parijs belangrijk is. Aan de andere kant noemt hij de transitieperiode. Is hij
het dan in ieder geval met mij eens dat we bij die tien fossiele ekv-aanvragen moeten
toetsen of ze in lijn zijn met het 1,5 gradendoel?
De heer Klink (VVD):
Niet op voorhand, want ik kan nu niet beoordelen wat bij die tien projecten al allemaal
met het bedrijfsleven is afgesproken en welke investeringen zij zelf hebben gedaan.
Kennelijk weten we hoeveel projecten het zijn en om welk bedrag het zou gaan. Ik zou
het raar vinden om gaande het project, tijdens de wedstrijd, de spelregels te veranderen.
Daar moet je heel zorgvuldig mee zijn. Voor het bedrijfsleven is het vooral van belang
dat het weet waar het aan toe is. Ik spreek met tal van bedrijven. Iedereen wil die
buiging naar groen maken en fossiel uitfaseren. Daar is geen discussie over, maar
dat moet wel mogelijk zijn. Daarvoor moet een bedrijf wel kunnen ondernemen en moeten
er wel projecten uitgevoerd worden. Die transitieperiode is echt essentieel. Dat heb
ik net ook tegen mevrouw Kröger gezegd. Daarom heb ik daar in mijn inbreng in eerste
termijn ook nog wat aanvullende vragen over gesteld.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar aan die bedrijven is duidelijkheid geboden, namelijk: in 2022 is het klaar met
fossiele ekv's. Dat is de afspraak die in Glasgow is gemaakt. Nu heeft het kabinet
eigenhandig gezegd dat het voor een transitieperiode gaat. Dat geeft alleen maar nog
wat extra tijd om nog meer fossiele projecten aan te vragen. Het is dus niet zo dat
we nu op een onbehoorlijke manier gaan ingrijpen. Die aanvragen liggen er nu, maar
over die aanvragen is nog niet beslist. Tenminste, dat hoor ik graag van het kabinet.
Maar de informatie die ik heb, is dat het tien aanvragen zijn voor fossiel. Dan is
het toch juist heel logisch dat we zeggen dat die getoetst moeten worden? Voldoen
ze wel aan dat 1,5 gradenscenario? Dat was de afspraak in Glasgow. Dat is de heer
Klink toch met mij eens?
De heer Klink (VVD):
De verklaring van Glasgow is van eind 2021. Toen zat het vorige kabinet er nog; het
was het staartje van die kabinetsperiode. Juist in het begrotingsdebat was steeds
het verhaal: ja, we ondertekenen deze verklaring en ja, we zetten nu deze transitie
in. Dat weet mevrouw Teunissen, denk ik, ook nog wel. Volgens mij hebben wij daar
toentertijd samen aan meegedaan. De heer De Bruijn was toen Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking. En dat onderschrijven we ook. We willen graag
dat die zo breed mogelijk en door zo veel mogelijk landen – in ieder geval door de
OESO-landen, maar het liefst door alle landen in de wereld – wordt ondertekend. Het
is best bijzonder dat die groep niet groter geworden is. Ik blijf het bijzonder vinden
dat een land als Noorwegen, dat zo grote stappen zet, deze verklaring ook nog steeds
niet heeft ondertekend – dat is in ieder geval de informatie die ik heb – en dat landen
die haar wel ondertekend hebben, nog niets hebben gedaan. Ik wil helemaal niet zover
gaan als mevrouw Kröger en mevrouw Teunissen en zeggen dat dit kabinet en deze bewindspersonen
helemaal niets doen. Ik vind juist dat zij heel voortvarend te werk zijn gegaan en
in dezen echt al wel beleid hebben gemaakt.
Ik hoor u, voorzitter; ik zal tot een afronding komen. Eind 2021 werd, voor het bedrijfsleven
best wel zomaar ineens, gezegd dat wij die verklaring gingen ondertekenen. Dan kan
het niet zo zijn dat je op 1 januari 2022 zegt: vanaf nu moet alles zo zijn. Aan zo'n
aanvraag gaat natuurlijk een heel proces vooraf om überhaupt businesscases rond te
krijgen. Een bedrijf denkt niet eventjes op een namiddag: nou, ik ga eens eventjes
weer voor zoveel, voor x-miljoen, een investering doen en daar heb ik een ekv voor
nodig. Dat zijn langere trajecten. Daarom moet je als overheid juist duidelijk overkomen.
We staan ervoor dat we deze richting opgaan, maar we willen wel graag dat de bedrijven
die er nu zijn, dit mee kunnen maken. Daarom is die transitieperiode nodig.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot, voorzitter. Uit het antwoord van de heer Klink blijkt toch wel dat de ethiek
in de markt ontbreekt. Bij het sluiten van het Akkoord van Parijs in 2015 hebben we
afgesproken dat we moeten voldoen aan de doelstelling: ver onder de 2 graden blijven
en koersen op 1,5 graad. Dat bedrijven dat tot nu toe niet hebben gedaan en allerlei
aanvragen voor fossiel hebben gedaan, is ook ... Die bedrijven moeten zelf ook verantwoordelijkheid
nemen. Nu hebben wij eindelijk gezegd: in 2022 is het klaar. We hebben ons daar als
lidstaat aan gecommitteerd. We hebben niet voor niks onze handtekening onder die Glasgowverklaring
gezet. Dan zou het ook klaar moeten zijn. Dat is duidelijk. Stel je voor dat je echt
op een eerlijke manier een transitieperiode inricht. Stel dat je zegt: oké, voor de
bestaande aanvragen is nog wat ruimte en voor hybride projecten is nog wat ruimte.
Maar dat gebeurt niet. Er wordt nu gewoon misbruik gemaakt van dat ene jaar door nu
nog zo veel mogelijk fossiele projecten aan te vragen. Dan doe ik toch een beetje
een beroep op het ethische besef van de heer Klink. Dat is toch niet meer te verantwoorden?
Zouden we daar toch niet wat meer eisen aan moeten stellen, zodat we voorkomen dat
die fossiele projecten nog decennialang door kunnen gaan?
De voorzitter:
En de vraag is, mevrouw Teunissen? Dit is een interruptie, hè.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Oké, sorry. De vraag is dus: is het niet gewoon verantwoord, aangezien we in 2015
al het Akkoord van Parijs hebben ondertekend waarin we zeggen dat 1,5 graad het doel
is, om alsnog ...
De voorzitter:
Oké, nu is het goed.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
... in de transitieperiode die 1,5 graadtoets te doen?
De voorzitter:
De heer Klink, ten slotte.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij was in het bedrijfsleven breed het gevoel: we nemen het Akkoord van Parijs
serieus; we gaan uiteindelijk helemaal die vergroening in en fossiel wordt uitgefaseerd.
Alleen, die Glasgowverklaring was ineens iets nieuws wat meer naar voren werd gehaald.
Ik vind het goed dat we die ondertekend hebben. Maar als het gaat over ethiek in de
markt vind ik het nogal wat om dat zo te zeggen, want het zijn wel landen als Noorwegen
die deze verklaring niet hebben ondertekend. En Duitsland heeft die wel ondertekend,
maar nog niets gedaan. Om dat soort landen dit allemaal te verwijten, vind ik nogal
wat. Ik denk juist dat de Noordwest-Europese landen grote stappen kunnen zetten in
de energietransities die er zijn, juist bij de verduurzaming en het uitfaseren van
fossiel.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een interruptie van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor collega Klink vooral verwijzen naar landen als Duitsland, maar er zijn natuurlijk
ook landen die vooroplopen, zoals Denemarken en Frankrijk. Zouden dat dan niet de
landen moeten zijn waar wij ons aan spiegelen in plaats van de landen waarvan wij
weten dat ze net als Nederland de implementatie van het COP26-statement minder goed
doen? Ik hoorde de heer Klink ook een paar keer zeggen dat bedrijven het wel mee moeten
maken. Ik vraag mij dan serieus af welke bedrijven het niet zouden meemaken als er
geen transitieperiode zou zijn. Ik ben heel benieuwd.
De heer Klink (VVD):
Allereerst over die landen. Ik heb natuurlijk meer landen genoemd: Denemarken, het
Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België. Dat zijn landen die hebben ondertekend
en er ook echt werk van hebben gemaakt. Dat zeker. Ik vind het niet echt chic om hier
specifieke bedrijven te noemen; dat vind ik niet gepast in een debat in de Kamer.
Ik gaf net al tegenover mevrouw Teunissen aan dat aan een businesscase veel meer tijd
voorafgaat dan alleen het moment van de daadwerkelijke indiening van de aanvraag.
Daarover zal meneer Dassen het met mij eens zijn. Waar het vooral om gaat – daar heb
ik net ook wel wat woorden aan gewijd – is dat de beoordeling op de nieuwe manier,
als het dus niet meer fossiel is, bijvoorbeeld bij zo'n Atradius veel meer plaatsvindt
op basis van toekomstige cashflows. Daarvan weten we de exacte risico's dus nog niet.
Het gaat erom dat de overheid, Atradius, dan volop initiatieven steunt.
De heer Dassen (Volt):
Nog kort, voorzitter. De businesscase. Wat we op dit moment zien, is dat er in de
wereld een gigantische fossiele reflex is op de hoge prijzen van dit moment. Er worden
dus al heel veel extra investeringen in fossiel gedaan, juist omdat er op dit moment
gigantische bedragen mee gemoeid zijn en verdiend kunnen worden. Waarom zou er dan
nog een transitieperiode nodig zijn waarin de Nederlandse Staat die fossiele projecten
ook nog subsidieert?
De heer Klink (VVD):
Dat punt, inderdaad, ja. Wat dat betreft, deel ik de opvatting van het kabinet: de
bedrijven die nu actief zijn in fossiel, hebben infrastructuur en activiteiten die
straks een sleutelrol kunnen vervullen bij projecten die niet fossiel zijn. Ik ga
geen specifieke bedrijven noemen, maar een groot olieconcern, dat vanzelfsprekend
heel actief is in fossiel, is ook een gigantische investeerder in niet-fossiele projecten.
De voorzitter:
Prima. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger voor haar inbreng in eerste termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Willen we een kans hebben om de temperatuurstijging tot 1,5
graad te beperken, dan moeten we stoppen met fossiele subsidies. Het enige lichtpuntje
van de klimaattop in Glasgow was de belofte om te stoppen met exportkredietverzekeringen
voor fossiel. En nu, na bijna een jaar treuzelen, blijkt dat het kabinet toch gezwicht
is voor de druk van de olie- en gaslobby. Een fossiele reflex. Het resultaat is dat
er nu zo veel uitzonderingsclausules in staan dat het de klimaatdoelen dreigt te ondermijnen.
Een aantal vragen. Op 30 november zei de Minister voor Klimaat dat hieronder geen
nieuwe projecten zouden kunnen starten die buiten het 1,5 gradenscenario vallen. En
nu blijkt dat het kabinet zich niet aan deze uitspraak houdt. Waarom heeft het kabinet
de tien fossiele aanvragen die nu dreigen door te gaan, niet getoetst op een 1,5 gradenscenario?
Wat GroenLinks betreft, houdt de premier zich aan de belofte die hij deed in Glasgow:
actie, actie, actie. Dus geen jaar vertraging en nog 4 miljard naar fossiele steun.
Nederland heeft, op België na, als enige land een uitzondering gemaakt rond leveringszekerheid.
De oplossing voor de huidige energie- en klimaatcrisis is een en dezelfde: we moeten
een versnelde transitie van fossiel naar hernieuwbaar realiseren. Hoe wordt dan getoetst
of een project nodig zou zijn voor de leveringszekerheid? Hoe wordt dat gedefinieerd?
Het is een wereldmarkt. Hoe beoordeel je of een project daaraan zou voldoen? Zou het
niet veel verstandiger zijn om weer vol in te zetten op die versnelde transitie naar
hernieuwbaar? Is dit niet gewoon weer een vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten?
Dan de fossiele projecten in de zich ontwikkelende landen. Kan de Staatssecretaris
garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt?
Dan de elektriciteitsproductie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger maakt even haar zinnen af. Daarna kunt u een interruptie plegen, meneer
Hammelburg.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat was op dit punt. Sorry. Die zin was klaar.
De heer Hammelburg (D66):
Ik kan het betoog van mevrouw Kröger heel ver volgen, maar ik maak me wel zorgen over
de verduurzaming in de ontwikkelingslanden. In Egypte, in Sharm el-Sheikh, hebben
de ontwikkelingslanden aangegeven dat zij mee moeten kunnen in deze energietransitie
en dat ook zij die verduurzaming moeten kunnen doormaken, maar soms nog wel bepaalde
vormen van fossiel nodig hebben om de energiemix te verbeteren. Is mevrouw Kröger
het ermee eens dat dit onder stringente voorwaarden en criteria nog wel mogelijk zou
moeten zijn als men kan aantonen mee te werken aan het verduurzamen van de energiemix
in een ontwikkelingsland voor de komende tien, vijftien jaar, zonder verder de afhankelijkheid
te verlengen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Op die klimaattop heb ik vooral heel veel mensen gesproken uit verschillende landen
die dit aangaat. Zij geven het allemaal aan: dit is het moment waarop we óf worden
vastgezet in een nieuwe fossiele lock-in, en dan zitten we nog eindeloos vast aan
gas, kolen en olie, óf waarop de keuze wordt gemaakt om te hink-stap-sprongen naar
een duurzaam systeem. Ik zou hopen dat wij zowel onze klimaatfinanciering als onze
andere instrumenten, en dus ook de exportkredietverzekeringen, inzetten om die hink-stap-sprong
te maken. Plus: ik vind het heel moeilijk om te definiëren welke projecten nou voor
louter de lokale elektriciteitsmarkt zijn en te bepalen in hoeverre er op dat moment
geen verschuiving is die toch ook gaat over de internationale export. In hoeverre
kan je dus aantonen dat het echt nodig is?
De heer Hammelburg (D66):
Dan begrijp ik dat ook GroenLinks zegt dat het onder die voorwaarden wel zou moeten
kunnen als het een ontwikkelingsland echt verder brengt op de middellange termijn
en het juist die verduurzaming teweeg kan brengen. Het wordt bijvoorbeeld lokaal besteed,
de criteria zijn heel erg duidelijk en het is niet simpelweg een smoes om weer te
kunnen investeren in fossiel ten behoeve van onze eigen markt, van onze eigen leveringszekerheid.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zou het toch willen omdraaien. Ik denk dat wij «nee, tenzij» zeggen. Maar die «tenzij»
kan ik eigenlijk niet invullen. Bij alle voorbeelden die ik de heer Hammelburg hoor
geven en die in de stukken staan, zie ik eigenlijk niet om welke categorie het dan
zou gaan.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap voor even over aan mevrouw Teunissen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Mevrouw Kröger vervolgt haar betoog, denk ik. Of was u al klaar, mevrouw Kröger?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil een interruptie plegen, voorzitter.
De voorzitter:
O, excuus. Nou, dan is het niet tijd om het betoog te vervolgen. Het woord is aan
de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik zie een aantal overeenkomsten, maar ook verschillen met mevrouw Kröger. Wij zijn
het volgens mij eens over het uitfaseren. Dan hebben we het over tempo. Mevrouw Kröger
geeft aan dat wat er nu ligt, eigenlijk te veel uitzonderingen kent. Daar ben ik het
mee eens. Er zitten veel te veel uitzonderingen in. Mijn gedachte zou de volgende
zijn. Het IEA geeft aan dat in 2040 de piek van het gasverbruik mondiaal 25% zal zijn,
terwijl we nu nog op 20% à 22% zitten. Het gebruik van gas gaat dus mondiaal fors
toenemen. Zouden we niet moeten zeggen «we zijn heel strikt met kolen, voor olie maken
wij uitzonderingen en gas laten we nog voor een tijd wél gewoon doorgaan» en een aantal
uitzonderingen moeten weghalen? Nu is het op alle drie de terreinen «nee, tenzij»,
terwijl je bij gas bijvoorbeeld «ja, tenzij» zou moeten zeggen voor een bepaalde periode.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit een heel zorgelijke gedachtegang. Ik denk dat we niet moeten onderschatten
waar we in de tijd staan qua klimaatcrisis. Op dit moment wijst echt alles erop dat
we op 2,7 graden afkoersen. We moeten naar 1,5 graad. We moeten de fossiele bronnen
die er nog zijn, in de grond houden. We moeten ongelofelijk snel overstappen op een
duurzaam systeem. Het hele idee van gas als transitiebrandstof als iets wat je nog
zou moeten aanjagen met nieuwe investeringen en heel veel nieuwe winning, is een propositie
van de gaslobby. Die hoor ik vaak voorbijkomen, maar ik denk dat die niet te rijmen
is met een 1,5 gradenscenario en dat ook het IEA dat aangeeft.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp de zorgen van mevrouw Kröger en die deel ik. Maar ik ben er zeker nog niet
van overtuigd dat de lijn die we nu volgen, de snelste is naar die 1,5 graden. Ik
zie wat wij in de huidige situatie zelf in Nederland doen. Wij zijn in staat geweest
om overal in de wereld lng te halen, in al die landen. Wij zijn in staat geweest om
onze kolencentrales aan te zetten. Duitsland en andere landen schakelen kerncentrales
af om gas juist op te schalen. Pakistan zei vorige week: beste Westen, jullie kunnen
mij wat, de gasprijzen zijn zo hoog dat wij weer terugschakelen op kolen. Is het niet
te egoïstisch, en halen we onze doelen dus juist niet, als we een aantal landen niet
laten meebewegen, zoals de heer Hammelburg eigenlijk ook zei? Ontwikkelingslanden
zullen de transitie moeten maken. Zij gaan de eerste stap maken van kolen naar gas.
Dat geeft het IEA ook aan. Dat gaat mondiaal gebeuren.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is dan: moet je in de komende periode niet veel redelijker zijn op het
gebied van gas? Er worden projecten uitgevoerd. Er zullen nog havens gebouwd worden.
Er zullen waterwegen vergroot worden. Er zullen pijpen vervangen worden. Bent u dus
niet te streng voor die landen? Wij krijgen het goed voor elkaar en kunnen die transitie
snel maken, maar is het niet zo dat we daardoor een beetje een middelvinger opsteken
naar ontwikkelingslanden?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nederlandse bedrijven financiële steun bieden om een fossiele lock-in te organiseren
in landen die vervolgens een afzetmarkt voor Nederland blijven, is egoïstisch. Dat
heeft er niets mee te maken dat we die landen tegenhouden of dat wij het allemaal
goed voor elkaar hebben. Het gaat er wat mij betreft juist om dat wij deze instrumenten
gericht inzetten om die transitie zo snel mogelijk te maken. Dat is wat we zouden
moeten doen. Laten we even in herinnering roepen dat een bedrijf als Shell 38 miljard
winst heeft gemaakt. Ik zie werkelijk niet waarom wij onze financiële instrumenten
om een duurzame transitie aan te jagen moeten gaan inzetten om gaswinning te steunen.
Het klopt dat Shell niet op het lijstje staat, maar mijn punt is: zolang fossiel een
verdienmodel heeft, financieren ze het zelf maar, maar ons spaarzame geld zou absoluut
niet moeten gaan naar fossiele winning.
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ten eerste: een exportkredietverzekering is geen subsidie, maar een polis, die over
de afgelopen tien jaar zelfs gewoon geld heeft opgebracht voor de Staat. Ik zou dat
ook graag van de Staatssecretaris willen weten. Mevrouw Kröger kijkt echt door een
tunnel. Zij denkt dat wij de enige zijn in de wereld die dit spel spelen. Die ontwikkelingslanden
zitten nu misschien nog aan kolen vast. Er is sprake van een mondiale toename van
gas. Meent u nu echt dat die ontwikkelingslanden de stap naar gas niet gaan maken
als Nederland stopt, bijvoorbeeld als Van Oord niks meer mag? Je ziet in Afrikaanse
landen wind en zon, maar ook de transitie naar gas. Ik snap niet waarom wij als beschaafd,
fatsoenlijk land niet zouden kunnen helpen, maar dan wel binnen een bepaalde periode.
Mijn vraag begon ook met: hebben we in deze fase niet veel te veel uitzonderingen
en zou je voor gas niet een wat langere termijn moeten pakken om die transitie volledig
te steunen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik bestrijd het beeld dat Nederland in zijn eentje klimaatbeleid voert. Gelukkig is
dat niet het geval en doen we dat met een heleboel landen samen. Daarvoor hebben we
het Parijsakkoord getekend. Gelukkig staan er ook meer landen onder de Glasgowverklaring.
Ik denk dat het, juist omdat wij historisch gezien een grote bron van CO2-uitstoot zijn, ongelofelijk belangrijk is dat wij onze verantwoordelijkheid nemen.
De steun – ik zei niet: subsidies – die wij organiseren voor transities zou in volle
vaart duurzaam moeten zijn. We zouden niet het egoïsme moeten hebben om allemaal landen
richting gas te krijgen en een voortgaand verdienmodel voor de fossiele industrie
te organiseren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil een aantal voorbeelden geven van hoe het verschrikkelijk mis kan
gaan. Global Witness publiceerde een rapport over het vliegveld dat gebouwd is bij
Manilla. 700 gezinnen zijn daar zonder pardon hun huis uitgezet. Aan de helft werd
een nieuw onderkomen beloofd, maar slechts zes gezinnen kregen dat tot nu toe. Mensen
hebben geen werk meer en zien hun hele leven instorten. Hoe kan het dat Boskalis hiervoor
een ekv van het Nederlandse kabinet heeft gekregen? En hoe valt dit onder maatschappelijk
verantwoord ondernemen? Omdat er zoveel vragen zijn over of deze vergunning in dit
geval überhaupt uitgegeven had mogen worden, wil ik de Minister vragen om opdracht
te geven voor een onafhankelijk onderzoek naar het besluitvormingsproces rondom de
toekenning van deze ekv aan Boskalis voor de New Manila International Airport, en
naar de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ADSB en Boskalis.
Ook in Mozambique is het vreselijk misgegaan bij een lng-project. Uit onderzoek van
Proximities blijkt dat Atradius niet de kennis in huis had om een goeie inschatting
te maken van het uitgeven van die ekv en dat het de veiligheidssituatie niet goed
heeft ingeschat. Op het moment dat die vergunning werd verleend, waren er al berichten
over onrust in de regio. Was deze situatie ook al bekend bij het ministerie op het
moment van toezegging van die ekv? En is de Minister het met mij eens dat deze verzekering
eigenlijk gewoon moet worden teruggetrokken en dat er moet worden ingezet op het compenseren
van de geleden schade?
Tot slot, voorzitter, aansluitend bij het punt dat de Partij voor de Dieren maakte.
Just energy transition is een essentieel onderdeel van de COP26-verklaring, maar ontbreekt
volledig in het Nederlandse beleid. Het beleid richt zich op de kansen voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Er ontbreekt een visie op hoe we gaan zorgen dat de transitie ook positieve
effecten gaat hebben op ontwikkelingslanden, maar dat is cruciaal. Ik vraag de Minister
dus graag om hierover een concrete paragraaf op te nemen in het beleid en het beleid
op het punt van een eerlijke transitie aan te scherpen.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. Ik zie een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik dacht: ik doe mijn interruptie even op het einde. Als ik het allemaal goed beluisterd
heb, heeft mevrouw Kröger liever dat de situatie in Afrikaanse landen zo blijft en
dat er kolen gebruikt worden dan dat er een transitie gemaakt wordt naar het gebruik
van gas, hoewel dat tot minder CO2-uitstoot leidt. Ook vindt zij dat Nederlandse bedrijven geen stappen zouden mogen
zetten om havens te ontwikkelen zodat de bedrijven in die ontwikkelingslanden beter
ontsloten kunnen worden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De VVD daagt mij hiermee uit om ongeveer mijn hele bijdrage opnieuw te doen, maar
dat zal ik niet doen. Nee, wat ons betreft is het op dit moment in de tijd, als je
ziet wat er moet gebeuren in een serieus 1,5 gradenscenario ... We leven in 2023 en
hebben zeer kort de tijd om de transitie te maken. Het is dan onverantwoord om nu
nog nieuwe investeringen in fossiele winning en fossiele infrastructuur te doen. Je
wilt juist zorgen dat je hink-stap-springt en versneld de transitie maakt naar duurzame
energie. Dan wil je allerlei ontwikkelingslanden juist niet vastzetten in een fossiele
lock-in.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar Hammelburg voor zijn inbreng in de eerste termijn.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Tot mijn grote geluk en blijdschap begin ik met te constateren
dat echt een ruime meerderheid in de Kamer inmiddels ook inziet dat het klimaat in
rap tempo aan het veranderen is. Als wij op dit moment, vandaag de dag, niet ingrijpen,
hebben volgende generaties, zo niet deze generatie al, een gigantisch probleem. Dat
vraagt om heel snelle actie, die in Glasgow is genomen. We zeggen heel duidelijk:
overheden gaan geen steun meer verlenen aan de fossiele industrie, juist om de klimaatverandering
te remmen en tegen te gaan. Nederland heeft de verklaring gelukkig ondertekend. Daarin
wordt ook duidelijk gezegd: voor eind 2022 moet duidelijk zijn hoe bijvoorbeeld Nederland
aan de bak gaat. Het is inmiddels bijna maart en de eerste contouren zijn duidelijk,
maar er zitten ook nog heel veel onduidelijkheden in dit beleid, waarover ik ontzettend
veel vragen heb, om precies te zijn drie.
De eerste gaat over het transitiejaar. Waarom nog deze tien projecten? Kunnen de Minister
en de Staatssecretaris helder maken waarom we nog voor 3,9 miljard aan fossiele steun
geven terwijl we eigenlijk hadden afgesproken dat niet meer te doen? Daar moet dan
wel een heel goede reden voor zijn, die ik tot nu toe nog steeds niet heb gehoord.
Voorzitter. Dan de leveringszekerheid. Sprekers voor mij hebben al gezegd – mevrouw
Teunissen verwoordde het heel mooi – dat investeringen in fossiel voor onze eigen
leveringszekerheid niets zeggen over de leveringszekerheid voor morgen of volgend
jaar. De inzet op leveringszekerheid begrijp ik op zich wel. Als de inval van de Russen
in Oekraïne ons iets heeft laten zien, is dat hoe ontzettend afhankelijk wij zijn
van de gasproductie in Rusland, hoewel gelukkig nu niet meer, en andere buitenlandse
mogendheden. Die wil je helemaal niet. Bovendien wil je die transitie heel snel maken.
Maar morgen en volgend jaar hebben we daar niets aan. Die crisis speelt nu. Volgens
mij is de gedachte over de leveringszekerheid geboren uit de oorlog in Oekraïne. Mijn
vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: wat kunnen we nu nog zeggen over de leveringszekerheid?
Heeft de Staatssecretaris dat zo opgenomen in het beleid omdat hij voorziet dat we
over vijftien jaar in de problemen komen met onze leveringszekerheid? Dat zou namelijk
in strijd zijn met onze ambities, onze hoop en ook het beleid van dit kabinet, namelijk
dat wij heel snel overgaan op een duurzame energievoorziening, waarin we over tien
of vijftien jaar überhaupt geen fossiel meer nodig hebben. Dat lijkt dus ontzettend
tegenstrijdig.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn interruptie gaat over die 3,9 miljard voor de tien fossiele projecten komend
jaar. De Minister voor Klimaat heeft op 30 november heel duidelijk gezegd dat er geen
nieuwe projecten zouden kunnen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen. Is D66
het met mij eens dat deze tien projecten zeer rap getoetst moeten worden op een 1,5
gradenscenario?
De heer Hammelburg (D66):
Ik blijf bij mijn voorlopige vraag en anders kom ik daar nog wel op terug. Ik wil
weten wat de redenen zijn om door te gaan met die tien projecten. We hebben die afspraak
inderdaad gemaakt. Het moet gewoon binnen de lijn van 1,5 graad zijn. Als dat niet
zo is, vraag ik om de argumentatie en de redenen daarvoor. Of ze nou juridisch zijn
of wat dan ook: ik wil ze gewoon graag horen van de Staatssecretaris. Daarna ga ik
me beraden op wat ik daarvan vind, zeg ik tegen mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik neem aan dat hij het wel eens is met de uitspraak van de Minister voor Klimaat
dat er geen nieuwe projecten mogen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen.
De heer Hammelburg (D66):
De uitspraak was: op het moment dat het beleid ingaat, mag dat niet meer het geval
zijn. Je kunt bakkeleien over wanneer dat beleid ingaat. Je zou kunnen zeggen: dat
gaat volgend jaar in. Daarom vroeg ik ook waarom het zo lang heeft geduurd en waarom
we nu, bijna maart 2023, nog discussiëren over wanneer het beleid nou precies ingaat
en hoe het nou zit met die tien projecten. Volgens mij heb ik daarover vele vragen
gesteld. Ik kijk uit naar de beantwoording van de Staatssecretaris.
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik weet dat u snel verder wilt, maar ik zie nog een interruptie van mevrouw Teunissen.
Dit is de laatste interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zal het heel kort houden. De Minister voor Klimaat en Energie zei dat het nog niet
duidelijk is of die projecten binnen het 1,5 gradendoel blijven. Is de heer Hammelburg
het in ieder geval met mij eens dat we een toets moeten doen op die tien projecten?
De heer Hammelburg (D66):
Ik wil weten wanneer de Staatssecretaris acht dat het volledige Glasgowbeleid, om
het maar even zo te zeggen, namelijk de vergroening en de stop van fossiele steun
vanuit ekv's, officieel ingaat. Het kabinet zegt nu dat we in een transitiejaar zitten
en het beleid volgend jaar pas echt ingaat. Ik vind daar wat van. Dat heb ik net gezegd.
Daar wil ik dus tekst en uitleg bij. We kunnen inderdaad ook de vraag stellen of die
tien projecten wel of niet voldoen aan die 1,5 graad. Dat is precies waar ik me ook
zorgen over maak.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. In alle eerlijkheid ben ik wat gevoeliger voor de uitzondering voor ontwikkelingslanden.
Ik doe ook Ontwikkelingssamenwerking en spreek daarom heel veel mensen in heel veel
ontwikkelingslanden die zeggen: «We hebben nu überhaupt geen energievoorziening. We
leven nog in armoede. We willen ook graag op het net worden aangesloten. We willen
ontwikkeling. Jullie kunnen lekker makkelijk praten, want bij jullie brandt het licht
altijd, maar bij ons nog niet.» Zij zijn vaak nog afhankelijk van bepaalde vormen
van fossiel. Ik heb dat natuurlijk liever niet. Ik heb liever dat we gewoon met onze
instrumenten en onze ekv's vergroenen, en dat we zeggen: wij gaan hoe dan ook investeren
in duurzaamheid in ontwikkelingslanden. Ik vraag de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking:
welke instrumenten worden nu ontwikkeld om dat te doen? Ik vraag de Staatssecretaris:
hoe worden ekv's ingezet om die groene instrumenten te bevorderen, in plaats van op
fossiel te focussen?
Ik wil alleen akkoord gaan met een uitzondering voor ontwikkelingslanden als er ook
een duidelijke toets komt, waardoor we aan de hand van een aantal criteria kunnen
zeggen: het past inderdaad binnen Glasgow. Het moet ertoe leiden dat de gehele energiemix
van een land verbetert, met een heel helder tijdpad en zonder de fossiele afhankelijkheid
te verlengen met een investering waar die ekv onder valt. Ik wil dus graag de garantie
van de Staatssecretaris dat het binnen de 1,5 graad blijft, dat het op de korte termijn
helpt met het verduurzamen van de energiemix van een land en dat er een duidelijk
plan komt voor de afbouw van het project waarvoor de ekv wordt uitgegeven.
De heer Dassen (Volt):
Hierover heb ik dadelijk ook een vraag aan de Staatssecretaris, maar ik ben ook wel
benieuwd hoe meneer Hammelburg ernaar kijkt. Zo'n uitzondering kan ook als excuus
worden gebruikt om de transitie juist niet te maken en ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden
hiervan afhankelijk blijven. Het Verenigd Koninkrijk heeft een bepaling opgenomen
dat er heel grondig geanalyseerd moet worden of zo'n project schadelijk kan zijn voor
de noodzakelijke transitie naar groen. Is de heer Hammelburg het met mij eens dat
er minimaal een grondige analyse gedaan moet worden om te voorkomen dat je die transitie
in de weg gaat staan?
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij is dat precies wat ik net met andere woorden zei. Het viel ook precies
binnen de drie criteria die ik hier stelde. Ja, zeg ik tegen meneer Dassen, dit is
precies wat ik bedoel. Het moet inderdaad leiden tot een verbetering, zodat we niet
alleen in Nederland die slag in de energietransitie maken maar we andere landen daarin
ook helpen, in plaats van dat we ze tegenwerken of ze in het donker laten zitten,
want daar vind ik ook wel wat van. We moeten inderdaad samenwerken en juist daarop
inzetten. Vandaar ook de vraag aan de Minister en de Staatssecretaris.
Voorzitter, ik rond af. De twee uitzonderingen zijn de leveringszekerheid en de uitzondering
voor ontwikkelingslanden. Ik wil eigenlijk nog graag een brief van het kabinet over
de criteria die ik net benoemde, of overige criteria die het kabinet nog klaar heeft
liggen. Met andere woorden, hoe weten we nu zeker dat het niet gewoon een loophole
is, een kiertje, een achterdeur die openstaat om alsnog gewoon lekker te kunnen investeren
in fossiel vanuit de overheid? Daar wil ik een garantie op. Ik wil een hele heldere
brief waarin beide criteria zijn uitgewerkt, inclusief de vraag van de heer Dassen,
om te bezien wat die twee uitzonderingsgronden nou precies betekenen. Anders wordt
het voor mij wel heel erg lastig. We moeten gewoon zeker weten dat het beleid waterdicht
is en dat we niet weer een loophole creëren voor fossiele investeringen die ervoor
zullen zorgen dat de aarde opwarmt ver boven de 1,5 graad, want dat kunnen we ons
simpelweg niet permitteren.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor de inbreng in de eerste termijn namens
Volt.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ondanks de woorden «actie, actie, actie» duurde het een hele tijd
voordat Nederland ook onder de verklaring van de COP26 in Glasgow ging. Daarin werd
gesteld dat er moet worden gestopt met het garantstaan voor fossiele projecten. Ondanks
de druk en vooral ook de noodzaak om beleid in lijn te brengen met de 1,5 graad van
Parijs schuift het kabinet in onze optiek de noodzakelijke actie toch weer vooruit,
terwijl alle rapporten duidelijk zijn: om binnen die 1,5 graad te blijven, moeten
we stoppen met investeren in en garantstellen voor fossiele projecten en moeten we
de transitie naar groen zo snel mogelijk maken.
Voorzitter. Wat is dan nu precies de reden dat het kabinet toch nog kiest voor een
transitiejaar? Nieuwe projecten worden namelijk voor tientallen jaren neergezet. We
hebben niet meer de luxe om op die manier naar fossiel te kijken. Deze transitieperiode
is een hypotheek op de toekomst en we weten dat we die hypotheek niet meer terug kunnen
betalen. We lezen over de bouw van een nieuw drijvend productieplatform. Hoe kan de
Staatssecretaris dat rijmen met het in lijn brengen met de 1,5 graad? Ik ben benieuwd
hoeveel aanvragen er zijn ingediend voor dit soort projecten in de periode tussen
het moment van de COP26 en 31 december 2022. Hoe is dat relatief gezien, in vergelijking
met andere jaren?
Voorzitter. Er is nog veel onduidelijkheid over de uitzonderingen. Waarom worden er
uitzonderingen gemaakt? Welke zijn er op dit moment? Hoe werken die uitzonderingen?
Vallen bijvoorbeeld nieuwe projecten die in 2023 worden gefinancierd, in 2024 alsnog
onder de uitzonderingen omdat het dan om bestaande infrastructuur gaat? Kan de Minister
bijvoorbeeld toezeggen dat alle projecten die pas na 2023 worden neergezet ook niet
meer in aanmerking komen voor uitzonderingen?
Over een andere uitzonderingsgrond hadden we net een kort interruptiedebat: als er
geen energiealternatieven beschikbaar zijn in lage-inkomenslanden. Het VK heeft ook
deze uitzondering, maar heeft daaraan toegevoegd dat er een gedetailleerde analyse
moet worden gedaan om uit te sluiten dat de uitzondering de transitie naar groen niet
in de weg staat. Het ontbreken hiervan kan ervoor zorgen dat dit als excuus kan worden
gebruikt om de transitie niet te maken. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze
uitzonderingen er zijn? Kan hij garanderen dat er ook dit soort grondige analyses
aan ten grondslag liggen?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink, of toch niet? De heer Hammelburg heeft geen
interrupties meer. Hij heeft er al vier gehad. Gaat u verder, meneer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. In Denemarken wordt de exportkredietverzekering voornamelijk ingezet voor
duurzame investeringen, bijvoorbeeld in windenergie. Het kabinet is daar ook op aan
het inzetten, al is me nog niet duidelijk hoe dat er precies uit gaat zien. Hoe ontwikkelt
het aandeel groen zich ten aanzien van fossiel? Wat zijn de verwachtingen voor de
komende jaren? Wanneer is het aandeel groen flink gestegen en zetten we fossiel op
nul? Wat zijn de voornaamste belemmeringen voor het verlenen van groene exportkredietverzekeringen?
Welke veranderingen moeten worden doorgevoerd om groene projecten te stimuleren? Is
er op dit moment ook voldoende kennis aanwezig om dat te kunnen doen? Aansluitend
daaraan ben ik heel erg benieuwd hoe lokale initiatieven daaraan worden gekoppeld.
Voorzitter. Er is ook veel klimaatwinst te halen in landen in ontwikkeling, maar financiering
rondkrijgen is daar natuurlijk moeilijk. Zo horen we dat Europese bedrijven de financiering
niet rond kunnen krijgen voor bijvoorbeeld een samenwerkingsproject tussen landen
in zuidelijk Afrika om gezamenlijk elektrische auto's te ontwikkelen in Zuid-Afrika
met behulp van groene stroom uit Namibië en kobalt uit Congo, dat gedeeltelijk wordt
geraffineerd in Zambia. Er zijn voor dit soort projecten ook ekv's beschikbaar. Hoe
zouden die daarvoor kunnen worden gebruikt?
Voorzitter. Dinsdag hebben we met het kabinet een discussie gehad over het belang
van het meenemen van de Global South. Minister Hoekstra gaf aan dat onze aanwezigheid
belangrijk is voor het verbeteren van de relatie met hen en dat we ons meer moeten
bezighouden met de belangen van die landen zelf. Kan de Minister reflecteren op hoe
de ekv daaraan kan bijdragen? Ziet zij ook risico's die de ekv kan vormen voor onze
relatie met de Global South wanneer zij te eenzijdig onze eigen belangen gebruiken?
Dank u wel.
De heer Klink (VVD):
De heer Dassen stipte Denemarken aan. Ik was benieuwd wat de heer Dassen vindt van
de aanpak van andere Scandinavische landen. Noorwegen en Zweden hebben echt een Team
Sweden-aanpak, waarbij de Zweedse versies van Atradius, RvO, Invest-NL en de ministeries
van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en van Financiën veel integraler kijken
naar aanpakken en aanvragen op dit terrein. Zou Nederland dat wat u betreft ook moeten
doen of moeten we het maar laten zoals het nu is?
De heer Dassen (Volt):
Ik ben niet helemaal bekend met de Team Sweden-aanpak, maar het lijkt mij heel goed
om integraal naar vraagstukken te kijken. In dat opzicht denk ik dat ik dat helemaal
zou toejuichen.
De voorzitter:
Ik draag nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen, zodat ik een eigen
interruptie kan plegen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Dassen benoemde in het sluitstuk van zijn inbreng een belangrijk thema, namelijk
wat dit beleid en de handelwijze van Nederland doen met de andere landen, ook geopolitiek
gezien. Dat vind ik juist een hele belangrijke. Ik begrijp ook de vraag die de collega
stelde over de 1,5 graad, want dat is de doelstelling, maar er spelen hier meerdere
belangen. Die meerdere belangen gelden inderdaad ook in de geopolitieke relaties die
we hebben. Ze gelden ook voor ons bedrijfsleven en ook voor het verdienvermogen van
die opkomende landen. De vraag aan de heer Dassen is even of we het beleid dat er
nu ligt en dat nog wat nat is – het is nog niet helemaal droog – eens onafhankelijk
zouden moeten doornemen. Ik bedoel daarmee dat we er iemand op zetten die een beleidsdoorlichting
doet op deze belangrijke punten om te zien hoe de effecten uitwerken. Dan kunnen we
inderdaad kijken naar de effecten van de 1,5 graad, de effecten op ons bedrijfsleven
en de impact van andere landen. Dan hebben we volgens mij een heldere kijk op wat
ons dit gaat brengen, want dit is een vrij technisch verhaal met uitzondering op uitzondering.
De heer Dassen (Volt):
Ik weet niet of ik de heer Amhaouch helemaal goed begrijp. Het klinkt voor mij heel
erg verdragend. Ik stel de vraag ook in het kader van de geopolitieke situatie, juist
omdat heel veel projecten waarvoor we de afgelopen jaren garant hebben gestaan, ervoor
hebben gezorgd dat wij ontzettend veel grondstoffen, geld en ontwikkeling hebben onttrokken
aan landen in Afrika en de rest van de wereld. Dat zorgt ervoor dat er nu ook naar
ons wordt gekeken van: ja, jullie kunnen ons wat; hoe kunnen we jullie vertrouwen?
Dat zei Minister Hoekstra afgelopen week ook in het debat over Oekraïne. Ik weet dus
niet zo goed wat voor analyse er dan moet gebeuren, maar wel belangrijk is dat als
wij gaan investeren in groen, men daar ook lokaal van gaat profiteren. Daarom stelde
ik die vraag ook. Dan krijgen we een eerlijkere relatie en is er ook economische ontwikkeling
mogelijk. Wij moeten niet, zoals in Mozambique, grondstoffen onttrekken, waarmee we
de hele regio overhoop schoppen, er mensenrechtenschendingen zijn en het milieu beschadigd
raakt. Ik zou er dus voor willen pleiten dat we deze kans aangrijpen om, juist in
de geopolitieke context, goed na te denken over hoe we tot een eerlijkere relatie
kunnen komen waarbij beide kanten profiteren.
De voorzitter:
U had geen interruptie meer, meneer Amhaouch. Was de heer Dassen al klaar met zijn
betoog? Ja? Dank u wel, heer Dassen. Dan geef ik het woord aan de heer Amhaouch van
het CDA voor de inbreng in de eerste termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, dank, voorzitter. Een strenge voorzitter!
Voorzitter. We hebben het vandaag over de exportkredietverzekeringen, een belangrijk
instrument voor de Nederlandse bedrijven om onze exportpositie te waarborgen en te
versterken. Ik wil het vandaag over drie zaken hebben. Eén. Dient de ekv het Nederlandse
industrie- en exportbeleid? Twee. Doen we in het licht van deze transitie van leveringszekerheid
ook de goede dingen? Drie. Sluit het ekv-instrument nog aan bij de toekomst?
Voor het eerste punt ga ik een stap terug in de tijd, want los van de groene discussie
die nu speelt, is de ekv altijd een verlengstuk geweest van het Nederlandse export-
en industriebeleid. Kan de Staatssecretaris reflecteren op het ekv-instrument in de
periode voor de COP26? Wat ging toen goed en wat ging minder goed? Liep het instrumentarium
in de pas met de doelstellingen van het Nederlandse industrie- c.q. exportbeleid?
Was het concurrerend genoeg binnen het Europese speelveld, maar bijvoorbeeld ook ten
opzichte van andere landen die mondiaal heel actief zijn, zoals Japan en Zuid-Korea?
Wat is er nu nodig om de industrie en de export hiermee in lijn te brengen en concurrerend
te maken? Deze reflectie is voor het CDA belangrijk, omdat wij voor een sterke Nederlandse
maakindustrie zijn; daar hoort een goed exportinstrumentarium bij.
Voorzitter. Ten tweede wil ik het hebben over de periode na de COP26-verklaring, die
we in november 2021 hebben getekend. In februari 2022 brak de oorlog in Oekraïne uit,
die onze afhankelijkheid van gas heeft uitvergroot. De afgelopen jaren hebben we in
de EU in het kader van Fit for 55 en de Green Deal discussie gevoerd over de vraag:
wat is groen? Als je op COP26 reflecteert met die tijdlijn in gedachten, is wat we
nu doen dan het goede volgens de Staatssecretaris en de Minister? Daarbij heb ik twee
vragen. Is het niet logischer om de uitfasering van fossiele brandstoffen, die ook
gradaties kent – kolen zijn slecht, olie is minder slecht en gas is beter – op een
andere manier te temporiseren? Dat sluit aan bij wat er in Europa speelt op het gebied
van gas en kernenergie, namelijk dat zij nog groen zijn: gas tot 2035 en kernenergie
tot 2045. Want in de komende jaren gaan fossiele projecten mondiaal onvermijdelijk
door. Ik heb net in het debatje dat we hadden ook aangegeven dat het IEA voorspelt
dat gas tot 2040 nog doorstijgt naar 25% van de wereldwijde energie.
Is het wenselijk als andere landen die de COP26 hebben ondertekend of een lossere
interpretatie aanhouden, projecten oppakken die we eigenlijk duurzamer en verantwoorder
kunnen doen? Met name op het gebied van methaanuitstoot bij gaswinningen is Nederland
heel erg sterk ten opzichte van andere landen. We hebben in het kader van de Nederlandse
en Europese leveringszekerheid ook een eigen belang; zie ook de uitzondering van prioritaire
projecten. Maar hoe beoordeelt de Staatssecretaris dan de tweeledigheid dat bedrijven
geen ekv krijgen om fossiele projecten, lees gas, in Afrika te doen, maar dat zij
in het kader van de leveringszekerheid in potentie wel gas en lng van Afrika gaan
afnemen? Is dat niet een beetje hypocriet?
Voorzitter. Dan het derde punt: hoe gaan we dan wél de juiste dingen doen? De vraag
is of het ekv-instrument toereikend is voor het bereiken van de transitie door duurzame
en innovatieve Nederlandse technologieën. We horen veel signalen dat de risicobeoordeling
door Atradius DSB te conservatief is en dat het instrumentarium te beperkt is om competitief
te kunnen blijven. Is de export van onze duurzame technologie volgens de Staatssecretaris
niet juist iets wat we moeten stimuleren, ook om in het internationale speelveld tegenwicht
te kunnen bieden aan landen als China en Japan, die de COP26-verklaringen niet hebben
geïmplementeerd? Graag hoor ik hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt en of hij
bereid is te kijken naar het groener en competitiever maken van het ekv-handelsinstrumentarium,
bijvoorbeeld met langere terugbetalingstermijnen, flexibele aflossingen, lagere aanbetalingen
of competitieve premies, en ga zo maar door. Is de Staatssecretaris in gesprek met
sectoren, bijvoorbeeld de maritieme industrie of de techindustrie, over de risico's
waar zij mee te maken hebben en over wat zij nog nodig hebben voor een gelijk speelveld?
Voorzitter. Ik rond af. Ik heb bij het voorliggende beleid een beetje gemengde gevoelens:
de richting is goed, maar ik vraag me af of we in de huidige context de juiste dingen
doen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook of hij openstaat voor een onafhankelijke
beleidsdoorlichting op de korte termijn, zodat we de impact op verschillende belangrijke
deelgebieden helder krijgen. Dat kan over 1,5 graad gaan, maar ook over de impact
op ons verdienvermogen, over het toekomstig verdienvermogen van opkomende landen en
over de vraag of wij geopolitiek de juiste keuzes maken. Volgens mij kan het stuk
daar alleen maar beter van worden.
De voorzitter:
Dank aan de heer Amhaouch. Dat was precies binnen de tijd. Ik zie dat er nog een interruptie
is van de heer Klink, van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Ik had er nog één volgens mij. Hoe kijkt de heer Amhaouch aan tegen OESO-landen die
de verklaring nog niet hebben ondertekend of tegen andere landen die de verklaring
wel hebben ondertekend, maar die nog niet met beleid zijn gekomen? Wat vindt hij daarvan?
En wat zou Nederland moeten doen met die constatering?
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Klink heeft het over OESO-landen, maar ik zou dichter bij huis willen blijven.
Alleen al binnen Europa zijn er verschillende situaties in landen die de COP26-verklaring
ondertekend hebben. Volgens mij heb ik net zelf al het voorbeeld gegeven van Duitsland
en Italië, die beide hebben ondertekend, maar daar nog totaal geen invulling aan hebben
gegeven. Duitsland heeft het beleid om kerncentrales dicht te gooien en gaat dus wereldwijd
op zoek naar gas. Italië is, net als Nederland, sterk in de offshore en gaat gewoon
projecten aanpakken. Ik vind het dus wel een probleem als wij met z'n allen Parijs
ondertekenen, maar wij vervolgens binnen Europa – ik heb het dan nog niet eens over
de rest van de wereld – al een verschillend speelveld krijgen. Dat is wel een groot
probleem. Ik vraag hier dan ook aan de Minister of dit ook besproken wordt. In Europa
sluiten we gezamenlijk, met z'n allen, handelsverdragen, maar bij een instrumentarium
zoals dit gaat iedereen toch zijn eigen gang. Dan is het toch: what's in it for me?
De voorzitter:
Dank. We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik geef het
voorzitterschap weer terug aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering tot 14.45 uur en dan ga we daarna verder met de eerste
termijn van het kabinet.
De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën. We gaan verder met het
commissiedebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium. We zijn aangekomen
bij de eerste termijn van het kabinet. Aanwezig zijn de Staatssecretaris van Financiën
en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef de Staatssecretaris
van Financiën als eerste het woord.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Verschillende sprekers hebben gevraagd naar de uitwerking
van de COP26-verklaring. Daarom zou ik daarop eerst willen ingaan. Dan wil ik ingaan
op een aantal specifieke vragen over onder meer het project in Mozambique, de Filipijnen
en het mvo-beleid in relatie tot ekv en daarna op overige zaken.
Het is meer dan een jaar geleden dat het kabinet in Glasgow de COP26-verklaring ondertekende.
In de brief aan de Kamer van 8 november 2021, u wel bekend, schreef het toenmalige
demissionaire kabinet de internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector
voor eind 2022 te willen beëindigen, maar het gaf daarbij wel aan dat de deadline
van eind 2022 ambitieus was en dat dit jaar benut zou worden om met de betrokken sectoren,
de ngo's en het bedrijfsleven tot een zorgvuldige implementatie te komen. Uw Kamer
is vorig jaar meerdere malen geïnformeerd over de voortgang van dat proces. We zijn
niet over één nacht ijs gegaan. Ik besef heel goed dat het misschien voor de een te
snel en voor de ander te langzaam gaat, om daarmee te beginnen. Maar over het einddoel
zijn we het wel allemaal eens. In de COP26-verklaring is dat zo ook heel duidelijk
geformuleerd.
Ik kom dan maar meteen op de brief van 3 november, waarin we het beleid op basis van
al die consultaties uiteengezet hebben. Helemaal onderaan pagina 1 van die brief staat:
«Ondertekening van de COP26-verklaring betekent tegelijkertijd beëindiging van nieuwe
ekv-steun aan de fossiele energiesector per 1 januari 2023, behoudens beperkte en
duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling.»
Wat dat betreft, is er eenheid van kabinetsbeleid. In de vergadering van 30 november
heeft de heer Jetten daar natuurlijk ook iets over gezegd, maar die weergave is eigenlijk
precies zoals die in deze brief is bedoeld. Ik kom straks nog op de meer specifieke
vragen die daarover gesteld zijn: wat betekent die uitzondering dan, waarom is voor
de transitie gekozen van een jaar en hoeveel projectaanvragen zijn voor wat betreft
de fossiele sector ingediend? Het is echt onze bedoeling, ons uitgangspunt, om recht
te doen aan de klimaatdoelen en de COP26-verklaring en om daar een serieus vervolg
aan te geven, zoals in de brief is uiteengezet.
Er zijn tien aanvragen ingediend voor fossiele projecten. In de antwoorden op de Kamervragen
zijn we daar vrij uitgebreid op ingegaan. Die zijn u wat laat geworden. In totaal
gaat het daarbij inderdaad om 3,9 miljard. Een van de aanvragen betreft een transactie
gerelateerd aan het downstreamdeel van de waardeketen en valt daarmee buiten de reikwijdte
van de COP26. Over één aanvraag is momenteel te weinig informatie bekend om te kunnen
bepalen aan welk gedeelte van de waardeketen de transactie is gerelateerd. De overige
acht hebben we ook weergegeven. In ieder geval één ervan betreft de levering van vaartuigen
voor bestaande offshore olie- en gasinfrastructuur. Die valt onder de uitzonderingen
van het COP26-beleid en zou dus ook na de transitieperiode in aanmerking komen voor
ekv-dekking. Dat is zo, omdat het specifieke voertuigen betreft ten behoeve van de
ondersteunende diensten voor de bestaande fossiele infrastructuur. Voor alle andere,
die natuurlijk goed bekeken gaan worden, geldt eigenlijk het citaat uit de brief van
3 november jongstleden, dat ik bewust heb aangehaald. Om nog helemaal exact te zijn:
van die acht aanvragen zijn er twee gerelateerd aan het midstreamdeel van de waardeketen.
Daarvoor zijn nog geen dekkingstoezeggingen gedaan, laat staan polissen verstrekt.
Voor zes gevallen zijn wel dekkingstoezeggingen gedaan. Dat hebben we ook uitgelegd.
Daarbij gaat het in totaal om 8,4 miljoen. Drie van die dekkingstoezeggingen betreffen
transacties gerelateerd aan een project in het downstreamdeel van de fossiele waardeketen.
Dat is waar we nu staan. Die aanvragen zijn dus voor het einde van vorig jaar ingediend.
U vroeg waarom er dan een transitietermijn van één jaar is. Nou, aan de ene kant speelt
daarbij mee dat de COP26 plaatsvond in november 2021. Het bedrijfsleven moest zich
daar natuurlijk op instellen. Dit zijn projecten met een langere looptijd. Het tweede
is dat wij rekenschap hebben gegeven van in totaal drie moties die door een meerderheid
van de Kamer zijn aangenomen. Dat betreft de motie-Hammelburg c.s. over de vergroening
en het hele beleid rondom ekv en groene dekking – daar kom ik zo op terug – maar er
is ook de motie-Heinen c.s., die heel nadrukkelijk op het level playing field heeft
gewezen. Zoals verschillende sprekers hebben gezegd, is het juist dat de COP26 26
landen betreft. Helaas hebben niet alle EU-lidstaten de COP26-verklaring getekend,
maar we zien ook dat een aantal van de landen die de COP26-verklaring wel hebben getekend,
beleid hebben ontwikkeld, zoals wij. Andere hebben dat nog niet gedaan. Duitsland
en Italië zijn genoemd. Voor ons zijn dat niet onbelangrijke landen. Daarentegen heeft
België dat gelukkig wel gedaan. België is natuurlijk een belangrijk land voor ons.
Het is niet alleen een buurland, maar ook een land dat op het gebied van export, zeker
op het gebied van de maritieme sector, een type bedrijvigheid heeft dat concurrerend
is. Ik heb daar zelf meerdere malen over gesproken met de Minister van Financiën van
België, die dit in zijn portefeuille heeft. Er is ook heel goed ambtelijk overleg
geweest. Dat geldt zeker niet alleen voor België, maar ook voor de andere landen.
Er zijn natuurlijk landen die beleid hebben ontwikkeld. Om er een paar te noemen:
het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Finland, en buiten de EU ook Canada.
Wat toch het meest ingewikkeld blijft, is dat een aantal landen buiten de EU de COP26-verklaring
niet hebben getekend. Dat zijn landen die ook door u zijn genoemd: China, Korea en
Japan. Wij blijven natuurlijk ons uiterste best doen om meer landen achter de COP26
te krijgen. Wij luisteren heel goed naar wat de ngo's op dit punt brengen. Daar komen
we straks op terug, als we het over de specifieke projecten en over het mvo-beleid
hebben. Het is dus én bedrijfsleven én ngo's.
We zijn ons bewust van de concurrentiepositie van de exporteurs. Aan de andere kant:
de gesprekken ... U noemde dat ook al. U spreekt natuurlijk ook met ngo's en met het
bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft natuurlijk ook allemaal heel goede ideeën,
met name om de vergroening aanzienlijk te versnellen.
De voorzitter:
Maakt u dit blokje af? Ik zie dat er leden zijn die willen interrumperen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dit is mijn algemene inleiding en daarna wil ik nog op wat concrete punten ingaan.
Maar het is prima als vragen worden gesteld.
De voorzitter:
Maak eerst de inleiding even af, en dan gaan we naar de vragen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Nou, ik wilde met name wijzen op de brief van 3 november, pagina 5 onderaan, op
de zes onder «Verdere vergroening ekv-instrumentarium». Wat in gang gezet is, is de
verruiming van de definitie van «exporteur». Dat is de eerste maatregel. De tweede
is de flexibilisering van het CIRR-loket – Commercial Interest Reference Rate – en
de derde is het proactief opzetten van kredietlijnen. Maar ook die andere drie komen.
Om er maar een van de drie uit te halen: de restwaardegaranties voor groene kapitaalgoederen.
Als je groene schepen maakt – dat is echt een nieuw product – en die wilt exporteren,
dan zal de afnemer ... Want ja, wie kan iets zinnigs zeggen over het restwaarderisico
van een groen schip? Daar is immers geen trackrecord van. Dat daarbij extra garanties
gegeven moeten worden om die export te kunnen bevorderen, ook in de vorm van een ekv:
daar gaan we heel serieus naar kijken. Dus dit soort signalen pakken we ook echt op
om juist die vergroening een extra injectie te geven.
Voorzitter. Dat was mijn inleiding over COP26.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor de Staatssecretaris heel duidelijk zeggen dat ook voor het transitiejaar is
gekozen omdat een aantal voor de Nederlandse exportmarkt concurrerende landen óf beleid
nog niet hebben uitgewerkt óf ook een transitieperiode hebben ingevoerd. De Staatssecretaris
noemt specifiek de maritieme sector. In dit verhaal is het toch wel echt belangrijk
om te benoemen dat België een echt concurrerend land is op deze markt. Nou is België
inderdaad wel een land dat ook beleid heeft uitgewerkt. Naar mijn weten is de transitieperiode
bij de Belgen zes maanden en niet twaalf maanden. Waarom heeft Nederland, dit kabinet,
dan toch gekozen voor twaalf in plaats van zes maanden, terwijl we gelijk zouden kunnen
optrekken met de Belgen?
Staatssecretaris Van Rij:
Wat de Belgen hebben gedaan, hebben we niet een-op-een gecopy-pastet. De Belgen hebben
eigenlijk voor een andere vorm gekozen. In het Belgische beleid zijn veel meer uitzonderingen
mogelijk. Zij zeggen wel: zes maanden. Wij vonden het belangrijk om dat ene jaar ook
echt dat ene jaar te laten zijn. De uitzonderingen die bij ons gelden, sluiten ook
echt aan bij REPowerEU of het internationale beleid. Ik treed wat te veel in detail,
maar we kunnen dit wel delen met de Kamer. Nou zeg ik het een beetje onparlementair,
maar daarmee wil ik de Belgische regeling niet tenietdoen, want zij handelen wel helemaal
in de geest van. Bij de Belgische regeling geldt eigenlijk: als je een projectaanvraag
doet en toch goed kunt beargumenteren dat ... Daar kozen wij liever niet voor. Wij
zetten liever de norm stevig neer, en dat is dan de regel in plaats van de uitzondering
de regel laten bevestigen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris had het over het zorgvuldig afbouwen van fossiele-exportsteun.
Hij noemde een aantal van de projecten en zei verder dat die nog goed bekeken gaan
worden. Aangezien we dat zorgvuldig moeten doen, is het toch ook goed om al te toetsen
of die projecten voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling? En zo niet, dan moeten we
een nieuwe afweging maken in het kader van een mogelijke transitie. Is de Staatssecretaris
het met de Partij voor de Dieren eens dat we in ieder geval in het kader van dat afbouwen
moeten toetsen of projecten nog voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik blijf gewoon bij de tekst van de brief van 3 november, waaruit ik zojuist geciteerd
heb. Dat is echt het kabinetsbeleid. Dat zegt dus echt: afbouw per 1 januari 2023
– nou, dat staat – behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die
in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling. Punt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, precies, maar mijn vraag is aanvullend. Inderdaad, als we uitgaan van het regeringsbeleid,
moeten alle projecten in lijn zijn met de 1,5 graad na 2023. Maar ik heb het nu over
de fossiele projecten die de Staatssecretaris net heeft opgenoemd en waarvan hij zegt:
daar gaan we goed naar kijken. Het lijkt mij dan logisch dat we in het kader van de
afbouw dan ook gaan toetsen of die projecten aan die 1,5 graad voldoen of niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben juist vrij specifiek ingegaan op wat er op dit moment aan aanvragen ligt: tien.
Je kan ze ook niet helemaal over één kam scheren. Daarvan zijn er al sowieso twee
die onder de uitzonderingen vallen. We gaan het echt van geval tot geval bekijken.
We zullen daar natuurlijk volstrekt transparant over zijn. We hebben ook bewust voor
het transitiejaar gekozen om een stuk zekerheid te geven, ook aan het bedrijfsleven
en – daar wil gewoon heel helder over zijn – ook als het om fossiele projecten gaat
die gewoon voldoen aan de voorwaarden van dat transitiejaar. De keuze is geweest om
dat tot een jaar te beperken, maar dan wel die zekerheid te geven. Nou, misschien
zijn we daarin wat rechtlijniger dan andere landen, zoals we zojuist hebben besproken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris zegt: we gaan die tien projecten van geval tot geval bekijken.
Kan hij dan ook toezeggen dat hij van geval tot geval op die 1,5 graad gaat toetsen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga dat niet toezeggen zoals dat gevraagd wordt door mevrouw Teunissen. Ik blijf
gewoon bij de brief. Ik heb uitgelegd waarom we voor dat ene jaar gekozen hebben voor
de transitie. We gaan daar heel zorgvuldig mee om, van project tot project. En dat
is het. Ik ga hier niet toezeggen dat wij een 1,5 gradentoets gaan uitvoeren op de
projecten die voor 1 januari jongstleden zijn ingediend en die wij in 2023 in behandeling
gaan nemen. We volgen gewoon de normale procedure, dus: dekkingstoezegging eventueel
gevolgd door een polis.
De voorzitter:
Een interruptie van meneer Klink, en daarna van mevrouw Kröger.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mevrouw Kröger heeft op dit punt nog een vraag. Ik ben tegenover haar
heel collegiaal: zij mag wel even voor.
De voorzitter:
Zo kennen we u, meneer Klink. Mevrouw Kröger voor een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit antwoord van de Staatssecretaris echt bijzonder onbevredigend aangezien
de Minister voor Klimaat gewoon tegen de Kamer heeft gezegd dat heel kritisch zal
worden bekeken of die projecten – het ging om de projecten in het transitiejaar –
nog passen binnen het 1,5 gradenscenario. Dus dat is een toezegging. Mijn vraag is
dus: hoe gaat bekeken worden of deze projecten passen binnen het 1,5 gradenscenario?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik zie daar helemaal geen licht tussen. Mij wordt gevraagd of het kabinet wil toezeggen
dat er een toets komt. Dat we dat gaat doen voor dit type, in deze transitiefase,
staat niet in de brief van 3 november, en dat is ook niet door Minister Jetten gezegd.
Ik heb gezegd dat we daar heel zorgvuldig naar gaan kijken. Ik heb ook de tien projecten
genoemd, en daar wil ik het bij laten. Daar zit geen licht tussen. Ja, mevrouw Kröger
probeert het natuurlijk, en dat is haar goed recht, voorzitter, want zij denkt daar
anders over, net als mevrouw Teunissen. Mevrouw Teunissen wil de ekv bij voorkeur
al helemaal afgeschaft hebben. Quod non. Dat mag. En mevrouw Kröger wil helemaal geen
transitiefase. Alleen, wij kiezen daar wel voor.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is een beetje flauw dat de Staatssecretaris nu lekker de aanval kiest. Dat mag,
en dat is dan weer zijn goed recht, maar de Minister voor Klimaat, die verantwoordelijk
is voor het klimaatbeleid, zegt ons toe dat heel kritisch zal worden bekeken of projecten
passen binnen de 1,5 graad. Ik vraag de Minister hoe dat dan gaat gebeuren. En dan
is het antwoord «we gaan het kritisch bekijken» of «we gaan het zorgvuldig doen» niet
genoeg. Mijn vraag is: hoe? Mevrouw Teunissen vraagt om een toets. Nou, de Staatssecretaris
zegt: nee, geen toets. Maar hoe dan wel? Hoe gaat bekeken worden of deze projecten
passen binnen de 1,5 graad? Want dat is de toezegging aan deze Kamer.
Staatssecretaris Van Rij:
Namens het kabinet blijf ik gewoon bij de brief van 3 november. Dat heeft de heer
Jetten ook gedaan. Over de verschillende projecten en het vervolg daarvan komen wij
echt nog wel met de Kamer te spreken. Ik heb gezegd dat wij die zorgvuldig zullen
behandelen. De heer Jetten heeft gezegd dat we daar kritisch naar zullen kijken. Nou,
ik heb duidelijk aangegeven waarom wij voor die transitietermijn hebben gekozen. Daar
komen we nog met de Kamer verder over te spreken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dit is gewoon op geen enkele manier een antwoord. De Staatssecretaris zegt net tegen
mevrouw Teunissen dat geen additionele procedure gevolgd gaat worden voor deze tien
projecten en dat gewoon de normale procedure gevolgd wordt. De Minister heeft gezegd:
er zal heel kritisch bekeken worden hoe deze projecten vallen binnen het 1,5 gradenscenario.
De Staatssecretaris hoeft dat niet nu voor mij op te lepelen, maar dan wil ik wel
nog voordat deze projecten gehonoreerd worden en een volgende fase ingaan, op schrift
hebben hoe wordt vormgegeven aan dat kritisch bekijken of dat past binnen 1,5 graden,
zodat dat voor mij als Kamerlid en voor ons als Kamer duidelijk is.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik probeer juist altijd duidelijke antwoorden te geven. Ik denk dat de brief van 3 november
plus de antwoorden die wij gegeven hebben op 21 februari, wat dat betreft gewoon heel
duidelijk zijn. Ik begrijp dat mevrouw Kröger in dezen volhardend is, maar nogmaals:
de tien projecten waarvoor de aanvragen zijn ingediend, zullen in behandeling worden
genomen en daar komen wij op terug. Daarbij zal rekening gehouden worden met wat de
brief van 3 november daarover zegt. De heer Jetten heeft niet iets anders gezegd dan
het kabinet in de brief van 3 november.
De heer Klink (VVD):
Zo zie je maar dat er in de Kamer verschillende geluiden zijn. Ik ben juist wel voor
het behoud van de ekv en voor een goede transitieperiode. Mijn vraag gaat over punt
3 op pagina 6, waar de Staatssecretaris al naar verwees: restwaardegaranties voor
groene kapitaalgoederen. Misschien komt de Staatssecretaris daar nog op terug, maar
in mijn bijdrage vroeg ik ook naar de beoordeling op basis van toekomstige cashflows.
Bij Atradius gaat het niet zozeer over de projecten van het mkb, maar vooral over
die van het grotere bedrijfsleven. Is dat bij Atradius voldoende in positie om ook
meer met risico te doen? Krijgen zij daarvoor voldoende comfort van het Ministerie
van Financiën? Uiteindelijk hebt u een positie om daar iets van te vinden.
De voorzitter:
We zitten eigenlijk nog bij de inleiding. Ik weet niet of deze vraag bij de inleiding
past. Anders komt die dadelijk terug.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, die komt zo terug.
De voorzitter:
Dan telt dit gewoon als één interruptie en dan geven we de Staatssecretaris dadelijk
de gelegenheid om daarop te antwoorden. Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor
een interruptie. We zijn nog steeds bij het blokje inleiding. De heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik wil graag toch nog even doorgaan op wat mijn collega's net vroegen, want zo blijft
wel onduidelijk wat de Staatssecretaris nu precies gaat doen. Er wordt aangegeven:
behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met
de 1,5 gradendoelstelling. De vraag die meer partijen in de Kamer hebben, is: hóe
gaat dat nu getoetst worden? De Staatssecretaris geeft in zijn antwoord eigenlijk
geen antwoord op deze vraag, want hij zegt: wij gaan daar kritisch naar kijken. Maar
dat is niet wat wij vragen. Wij willen namelijk weten hóe de Staatssecretaris dat
gaat doen. Als hij dat antwoord nu nog niet heeft, wat ik helemaal kan begrijpen,
dan is dat oké, maar mijn collega, mevrouw Kröger, vraagt of de Staatssecretaris dan
kan toezeggen dat aan de Kamer nog voordat deze projecten worden goedgekeurd, zal
worden meegedeeld hoe deze toets gaat plaatsvinden.
Staatssecretaris Van Rij:
Kijk, we hebben sowieso ook met het internationaal beleid te maken van het Internationaal
Energieagentschap. Wat ik zal doen, is in een brief vastleggen welk kader wij zullen
hanteren bij de beoordeling van die projecten. Een dergelijke brief wil ik wel toezeggen
om daar wat meer duidelijkheid over te geven. De brief kan wat mij betreft vrij snel
naar de Kamer gestuurd worden.
De voorzitter:
Dank. Dan noteren we die. De heer Dassen, u houdt een vingertje half omhoog, omlaag ...
Zegt u het maar.
De heer Dassen (Volt):
Ja, sorry, voorzitter. Het is fijn dat de Staatssecretaris daarin meebeweegt. Als
ik de toezegging goed begrijp, is het kader om binnen die 1,5 graad te blijven en
zullen wij die brief ontvangen voordat goedkeuring wordt gegeven aan die verschillende
projecten.
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, voorzitter. Mij is gevraagd: wat is het beleid in dit transitiejaar ten aanzien
van de fossiele projecten? Daarop heb ik gezegd: de brief van 3 november. Daarop is
een aanvullende vraag gekomen: dat vinden wij onduidelijk; wij willen eigenlijk uw
afwegingskader weten. Ik heb verwezen naar de brief van 3 november. Wat dat afwegingskader
is, zullen we uitwerken in een nadere brief. Dat blijft dus in lijn met datgene wat
geschreven is onderaan pagina 1 van die brief.
De voorzitter:
Dan geef ik nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen zodat ik zelf een
interruptie kan plegen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Gaat u uw gang. Meneer Amhaouch, CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank. Ik heb een vraag aan de Staatssecretaris over de inleiding. De COP26-verklaring
is getekend in november 2021. Sinds februari 2022 ziet de wereld er toch wel een beetje
anders uit. Ik denk aan ons eigen handelen en het handelen van Europa. Wij hebben
zelf de wereld afgestruind voor gas. En het eind is nog niet in zicht. De vraag is
wat de motivatie is van het kabinet om zowel bij kolen en olie als bij gas voor dezelfde
transitieperiode te kiezen. Waarom kiezen wij in de context die ik net geschetst heb,
bij alle drie voor een transitieperiode van één jaar?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik eigenlijk in de inleiding al aangegeven. Nederland heeft de COP26-verklaring
getekend. Uiteraard is de wereld na die COP26-verklaring veranderd. Daar zijn ook
een aantal vragen over gesteld. Ten aanzien van de leveringszekerheid is er natuurlijk
ook sprake van, laten we zeggen, een bijzondere beleidslijn. ADSB zal kijken of zo'n
project bijvoorbeeld past in het REPowerEU-plan. Dat REPowerEU-plan is er gekomen
na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis. Dat was niet te voorzien
toen in Glasgow de COP26-verklaring werd getekend. De EU heeft verschillende Projects
of Common Interest en Projects of Mutual Interest geïdentificeerd, meer in het bijzonder
in annex 3 van dat plan. Daarin staat ook omschreven welke additionele investeringen
in de gasinfrastructuur nodig zijn voor leveringszekerheid. We hebben onze ogen dus
echt niet gesloten voor de nieuwe realiteit. Daar sluiten wij dus bij aan. Case by
case zal ADSB in samenwerking met ministeries op basis van REPowerEU toetsen of aanvragen
binnen die kaders passen.
De heer Amhaouch (CDA):
Misschien dan in het verlengde van deze vraag: wat kan niet meer op het gebied van
gas als deze transitieperiode van één jaar is afgelopen? Wat vervalt dan in het kader
van leveringszekerheid en andere zaken?
Staatssecretaris Van Rij:
Daar is natuurlijk ook nog ... Maar dat is ook in de brief van 3 november vastgelegd.
Daar kom ik straks nog uitgebreid op terug. Dat betrof vragen van de heer Hammelburg
over wat je nu wel en niet richting ontwikkelingslanden kan doen. Ook daarbij sluiten
wij onze ogen niet voor de realiteit. Maar er is niet sprake van een degradatie van
fossiel, want dat is niet in lijn met de analyses die zijn uitgevoerd door het International
Energy Agency en het VN-klimaatpanel. Het IEA heeft in zijn scenario's wel degelijk
rekening gehouden met een tempo van afbouw. Wij blijven dicht bij de afspraken die
op dat punt internationaal zijn gemaakt. En dat blijkt dus ook. Ik heb net het voorbeeld
gegeven van het REPowerEU-plan. Maar dat geldt ook als het gaat om ontwikkelingslanden
in specifieke situaties.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Als het goed is, zou ik verder willen gaan met een aantal specifieke vragen
die gesteld zijn op het punt van de COP26. Over Duitsland hebben we het al gehad.
Duitsland doet wel mee met de «Export Finance for Future»-summit. Het Duitse kabinet
is nog niet zover om het beleid vast te leggen, maar men streeft daar wel degelijk
naar, zoals ook op de laatste vergadering is gebleken. Door meerdere bewindslieden
en ook ambtelijk is dat van de Duitse kant gehoord.
Voorzitter: Teunissen
De heer Klink (VVD):
Ik weet niet of daarmee het kopje Duitsland is afgehandeld. Als dat niet zo is, dan
wacht ik nog even.
Staatssecretaris Van Rij:
U heeft gevraagd op welke manier Nederland nog aanpassingen wil doorvoeren door nieuw
Duits beleid op dit terrein. Bedoelt u dat?
De heer Klink (VVD):
Dat heb ik gevraagd. U geeft daarin nu een beetje inzicht, maar dit komt op mij nog
als heel vrijblijvend over. Er wordt wel wat over gesproken: dat komt op mij nog niet
over als dat Duitsland nu ook echt beleid wil gaan maken, fossiel wil gaan uitfaseren
en hetzelfde als Nederland wil acteren.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan natuurlijk niet in de boezem van het Duitse kabinet kijken. Wij hebben hierover
gesprekken, onder meer met Minister Habeck. Hij maakt onderdeel uit van de groep van
negen. Hij is trouwens ook op de «Export Finance for Future»-summit geweest. Hij heeft
zeer grote interesse voor het Nederlandse beleid getoond, maar dat is dus nog niet
vastgelegd in een Duits document. Hij was daar zeer van gecharmeerd, maar daarover
is nog geen kabinetsstandpunt ingenomen. Althans, dat is ons nog niet geworden. Wij
gaan dat beleid natuurlijk periodiek evalueren. De Minister wil daar straks misschien
ook nog wel even zelf op ingaan, want zij heeft natuurlijk regelmatig overleg met
de Duitse collega's. De inzet van het kabinet richting Duitsland is duidelijk. Wij
willen met Duitsland net als met België het liefst een gelijke implementatie hebben
en geen verschillen. Duitsland is niet alleen een belangrijk buurland, maar net als
België, weliswaar in iets minder mate, ook een concurrerend land.
Voorzitter. De VVD heeft gevraagd of het transitiepad aangepast zal worden als andere
landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen en
fossiel niet gaan uitfaseren. Het kabinet hecht net als de VVD zowel aan een bijdrage
aan de klimaatdoelen als aan een eerlijk speelveld voor de exporteurs. Onze eerste
inzet is er dus op gericht om zo veel mogelijk andere landen ertoe te bewegen de steun
aan de fossiele-energiesector te beëindigen. Daarmee zijn beide doelen het beste gediend.
Maar zoals al eerder aangegeven, zal het kabinet daarnaast het COP26-beleid periodiek
evalueren en daarbij zowel ontwikkelingen in de klimaatwetenschap als het internationale
speelveld betrekken. Ik ben net iets uitgebreider op de Duitse situatie ingegaan.
Het transitiepad is niet ingesteld vanuit het perspectief van een eerlijk speelveld,
maar meer vanuit zorgvuldigheid richting de Nederlandse exporteurs. Zoals ik net heb
uitgelegd, is het een tijdelijke maatregel, voor één jaar. In een verlenging is niet
voorzien.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Hammelburg een interruptie wil plegen.
De heer Hammelburg (D66):
Een verlenging is niet voorzien. De Staatssecretaris geeft helder aan dat het gelijke
speelveld geen voorwaarde was voor het instellen van dat transitiejaar. Ik zoek hier
toch echt wel een toezegging. Als er regelmatig geëvalueerd wordt, kan dat level playing
field geen reden meer zijn om de doelstellingen terug te rollen van het beleid dat
is afgesproken op de COP26 in Glasgow. We willen volgend jaar geen discussie in de
Kamer voeren over een backroll als we onder het mom van een level playing field toch
weer publieke steun geven aan fossiele bedrijven middels ekv's. Ik wil daar toch wel
echt een harde uitspraak over.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat betreft het level playing field gaat het natuurlijk niet alleen over fossiel,
maar vooral ook om wat andere landen doen, landen grenzend aan Nederland, maar ook
daarbuiten. Wij voeren natuurlijk ook gewoon een motie van de Kamer uit. Ik heb al
aangegeven wat het beleid is ten aanzien van fossiel. Er is een transitiejaar. Als
wij in de loop van dit jaar aanvragen gaan krijgen voor nieuwe – dat onderscheid maak
ik ook nog wel even – fossiele projecten, dan komen die niet meer voor ekv-dekking
in aanmerking na dat transitiejaar. Alleen die tien aanvragen nemen wij in behandeling.
Voor de bestaande fossiele projecten kan natuurlijk altijd een aanvraag worden gedaan
als blijkt dat het in het kader van de 1,5% een verbetering zou inhouden van een bestaand
project, zoals we ook in de brief van 3 november hebben beschreven.
De heer Klink (VVD):
Dan gaat het toch weer over dit onderwerp. Voor mij is het soms ook onduidelijk, maar
de Staatssecretaris gaf het net zelf ook wel aan: de Kamer heeft met de aangenomen
motie-Heinen het kabinet verzocht om een gelijk speelveld te behouden. Het gaat inderdaad
niet alleen om fossiel, maar ook om de toekomstige aanpak voor de beoordeling van
nieuwe ekv-aanvragen. Ik zou als reactie op de heer Hammelburg bijna zeggen: de Staatssecretaris
zegt ook echt toe dat het gelijke speelveld steeds juist wel wordt meegenomen in de
nieuwe manier van beoordelen. Er wordt dus ook bekeken wat de omringende landen doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb aangegeven: die motie-Heinen is inderdaad breder. Een level playing field omvat
ook de vraag: wat ga je doen met de ontwikkeling van het nieuwe beleid? Natuurlijk
moet je dat de komende jaren blijven volgen. Fossiel is een, laten we zeggen, chapiter
apart. Daarover ben ik volgens mij vrij duidelijk geweest, in ieder geval over de
periode na 1 januari 2023, voor zover het om aanvragen voor nieuwe projecten zou gaan.
Ik ben ook duidelijk geweest over de tien projecten waarvoor de aanvraag is ingediend.
Ik heb daaraan voor de volledigheid nog toegevoegd: ten aanzien van bestaande fossiele
projecten kan eventueel wel een ekv-dekking worden gegeven als dat leidt tot een verbetering,
vanuit klimaatoogpunt, van de 1,5%. Dat staat ook in de brief. In de antwoorden heb
ik dat ook aangegeven.
Goed, voorzitter ...
De voorzitter:
Excuses, ik zie nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoop dat het kabinet het consequent heeft over de doelstelling van 1,5 gráden temperatuurstijging.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, ja, ja. Sorry.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Die doelstelling wordt nu de hele tijd genoemd: projecten moeten daaraan voldoen en
daarbinnen passen. Net hadden we een interruptiedebat over de tien projecten in het
transitiejaar en hoe de Staatssecretaris dan gaat checken en zeker weet dat ze passen
binnen de 1,5 gradendoelstelling. Maar ik vraag ook wat voor dit kabinet de procedure
is om te garanderen dat andere projecten passen binnen die 1,5 gradendoelstelling.
Welk instrumentarium wordt daarvoor ontwikkeld?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik aangegeven voor de bestaande projecten, die een veel langere looptijd hebben.
In de brief hebben we een aantal voorbeelden gegeven waar je dan aan moet denken.
Verder zal dat met name vraaggericht zijn. Wij kunnen het niet al overzien in alle
opzichten. Maar ja, de norm ten aanzien van de 1,5 graden is duidelijk, zoals ook
in de brief is toegezegd.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch een punt van orde aan de voorzitter, nu de bewindspersoon echt geen antwoord
geeft. Ik vraag gewoon om het instrumentarium. Dat is een best duidelijke vraag. Ik
begrijp dat de Staatssecretaris nu niet meteen een antwoord heeft, maar er worden
allemaal beloftes gedaan. Kan hij dan aan mij als Kamerlid in ieder geval schetsen
met welk instrumentarium wordt getoetst of projecten voldoen?
De voorzitter:
Volgens mij, mevrouw Kröger, is dit een herhaling van zetten. De heer Dassen is er
na mevrouw Teunissen en uzelf nog een keer op doorgegaan.
Staatssecretaris Van Rij:
En er is een toezegging gedaan.
De voorzitter:
Ja, er is een toezegging gedaan over een brief. We kunnen wel in rondjes blijven draaien,
maar uw interrupties gaan daaraan op. U heeft er al vier gebruikt en bent nu dus eigenlijk
door alle vier heen. Ik wil iedereen er dadelijk nog best eentje extra geven, maar
de heer Dassen heeft al een toezegging gekregen. Anders blijven we ook in rondjes
draaien. Dan nu een interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Volgens mij ging die toezegging over die tien projecten. De vraag van mevrouw Kröger
was echt anders, namelijk over het instrumentarium dat wordt ontwikkeld om in het
vervolg, dus na de transitiefase, te checken of die aanvragen inderdaad voldoen aan
1,5 graad.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag is of de Staatssecretaris die vraag alsnog kan beantwoorden, want die is
echt anders dan de vraag waarop de heer Dassen een toezegging kreeg.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan begrijp ik de vraag waarschijnlijk niet goed. Als het na deze transitieperiode
om nieuwe aanvragen voor fossiele projecten gaat, dan zal daar geen ekv-dekking voor
zijn. Ik begrijp dus niet waarom we daarvoor een instrumentarium zouden moeten hebben.
De voorzitter:
Oké, de Staatssecretaris zet zijn betoog voort.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan is er nog een vraag gesteld door de VVD: kan het kabinet inzichtelijk maken welke
projecten de komende twee, drie jaar schade oplopen door dit nieuwe beleid? Het zal
lastig zijn om precies aan te geven welke projecten schade oplopen. Veel bedrijven,
ook in de offshoresector, zijn zelf al bezig met de omslag en voeren steeds vaker
groene in plaats van fossiele projecten uit. Binnen de ekv zien we ook al een groot
aantal groene transacties. Dat neemt toe ten opzichte van fossiel. Uiteraard kunnen
we in de evaluatie van het COP26-beleid wel concrete signalen van exporteurs meenemen,
bijvoorbeeld als zij concurrentie zouden ervaren van andere COP26-ondertekenaars.
Voorzitter. Dan de vraag van GroenLinks: is het niet veel verstandiger om vol in te
zetten op de versnelde transitie naar hernieuwbaar, en is het beleid niet gewoon een
vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten? Ik denk dat we daar voor dit moment voldoende
over gedialogeerd hebben.
Dan een andere vraag van GroenLinks over fossiele projecten in ontwikkelingslanden:
kunt u garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt? Zoals zojuist
gezegd, sluit het nieuwe ekv-beleid investeringen in nieuwe fossiele infrastructuur
in principe uit. Hier gaat het om de ontwikkelingslanden. Wel kan bepaalde nieuwe
infrastructuur onder uitzonderingen vallen. Dat gaat dan, onder strikte voorwaarden,
met name om de elektriciteitsproductie in lage-inkomenslanden met extreme energiearmoede.
Daarnaast heb ik al antwoorden gegeven op eerdere vragen over de Europese prioritaire
projecten, maar hier ging het met name over de ontwikkelingslanden.
Voorzitter, als ik kijk naar de andere vragen, denk ik dat ik het gedeelte over COP26
voor dit moment beantwoord heb.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, is het woord aan de heer Amhaouch voor een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even over die ontwikkelingslanden. De 1,5 graden worden elke keer benoemd en
zijn belangrijk. Tegelijkertijd staat de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
ook voor de SDG's. Gelukkig zegt de Staatssecretaris: als lage-inkomenslanden gas
nodig hebben voor hun elektriciteitsproductie, dan doen we dat. Wat gaat er veranderen
na de transitieperiode? Of blijft dat voorlopig zo? Want die landen zijn voorlopig
nog niet van het gas af, of die zoeken nog naar energie. Dat is mijn vraag over de
situatie na 2023.
Ten tweede. Stel dat Nederlandse bedrijven zich willen inschrijven en geen dekking
krijgen voor een Nederlandse ekv, kunnen ze zich dan laten dekken bij andere Europese
verzekeraars?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zijn natuurlijk allemaal goeie vragen, net als de vragen die de heer Hammelburg
van D66 stelde. Hij vroeg ook nog of het kabinet een brief zou sturen met garanties
over de criteria voor leveringszekerheid en de uitzondering voor ontwikkelingslanden.
Ik wil eigenlijk met een aparte brief komen over de ontwikkelingslanden en de leveringszekerheid.
Daarin wil ik ook ingaan op de vraag wat de ekv kan doen op de inzet voor windmolenparken
en recycling van afval, naast de alternatieven. Op dit moment zitten deze landen vaak
in een uitzonderlijk slechte situatie als het gaat om de energievoorziening. We komen
gewoon met een aparte brief daarover, zeg ik zowel tegen de heer Hammelburg als tegen
u.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Is het goed als de heer Klink en de heer Hammelburg ingaan op deze brief, meneer Dassen,
of wilt u eerst?
De heer Dassen (Volt):
Ik wil ook doorgaan op deze brief, omdat het ook een beetje aansluit op de vraag die
daarvoor nog werd beantwoord, namelijk of in die brief meegenomen kan worden ... De
Staatssecretaris geeft net richting mevrouw Kröger aan dat er een uitzondering is
voor lage-inkomenslanden met veel energiearmoede. Ik heb nog gevraagd hoe je voorkomt
dat dit als argument, of eigenlijk als excuus, gebruikt gaat worden om toch fossiele
infrastructuren en projecten aan te leggen. Dat voorkomt juist de transitie naar duurzame
energie in die landen. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze bijvoorbeeld gezegd: dat
kan alleen maar als er een grondige analyse gedaan wordt, die duidelijk aantoont dat
een project die transitie niet tegenhoudt. Ik vraag me af of de Staatssecretaris daar
nu al antwoord op kan geven, of dat hij dat dan ook gaat meenemen in die brief.
Staatssecretaris Van Rij:
Kort en goed: dat neem ik mee in die brief.
De heer Klink (VVD):
Mijn interruptie gaat ook over de toegezegde brief. Kan de Staatssecretaris ook meenemen
wat de vraag is uit de OS-landen zelf? Nu wordt het vaak gepositioneerd alsof wij
daar per se iets willen. Natuurlijk zijn er bedrijven die daar activiteiten ondernemen,
maar ik denk dat het goed is voor de discussie om te weten dat er ook vanuit die landen
zelf behoefte is om Nederlandse technologieën te implementeren. Het lijkt me heel
waardevol om dat genuanceerde beeld mee te nemen in de brief.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is natuurlijk een zeer terecht punt, maar dat hoort ook bij die analyse van de
energiearmoede. Die analyse vraagt vervolgens om oplossingen. Daarbij hoort uiteraard
ook wat de ontwikkelingslanden er zelf van vinden. Het zou op z'n zachtst gezegd wat
bevoogdend overkomen als wij dat eenzijdig gaan voorschrijven.
De heer Hammelburg (D66):
Mijn laatste interruptie gaat over deze brief en de toezegging van de Staatssecretaris,
waarvoor dank. Ik wil voor de helderheid iets vragen, zodat we weten wat er in de
brief komt te staan en we daar later niet nog weer ongelukkig over zijn. De analysetoets
die de heer Dassen eigenlijk ook voorstelt, heb ik zelf ook voorgesteld. Ik heb drie
criteria genoemd, maar misschien zijn er volgens het ministerie meer. Het moet binnen
de 1,5 graad blijven en de energiemix van een heel land moet er dankzij de ekv op
vooruitgaan, met een duidelijk plan voor de afbouw van een project waarvoor de ekv
wordt uitgegeven. Dat is dan wel echt een voorwaarde voor steun voor een fossiel project
in een ontwikkelingsland. Want als je niet helder hebt wat het doet met de energiemix
van een heel land, zou het iets beter kunnen zijn dan de kolencentrale die er eerst
stond, maar kan zo'n land er nog steeds voor kiezen om bijvoorbeeld tien gasprojecten
te doen. Dan verslechtert de energiemix juist. Daar dragen we dan dus aan bij en handelen
we in strijd met ons eigen beleid. Ik wil daar in die brief echt wel een heel harde
garantie op zien.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb de input voor de brief gehoord. Uiteraard nemen we dat serieus. Ik zeg toe
dat we daarop ingaan, net als op wat de heer Klink daarover gezegd heeft. Maar ik
denk dat we het nu wel in alle scherpte op tafel hebben liggen. Geef ons dus even
de tijd om met een goede brief te komen.
De heer Dassen (Volt):
De Staatssecretaris gaf volgens mij aan dat hij aan het einde van zijn beantwoording
was. Ik had ook nog een vraag over de uitzondering voor projecten die in 2023 gefinancierd
worden door andere partijen. Als ik de beantwoording lees, zouden we voor die uitzonderingen
vervolgens wel weer garantstellingen kunnen geven. Ik vraag me af of dat soort uitzonderingen
voorkomen kunnen worden. Stel dat een project ergens wordt neergezet. Dat is dan opeens
een bestaand project. Volgens de uitzonderingen waarover ik in de beantwoording lees,
zou Nederland daarvoor wel weer garantstellingen kunnen geven. Dat lijkt me heel onlogisch,
want dat druist in tegen hetgeen we willen bereiken. Ik vraag me af hoe de Staatssecretaris
daarnaar kijkt.
Ik heb ook nog enkele vragen gesteld over de groene exportkredietverzekeringen, namelijk
welke veranderingen daarvoor nodig zijn en of de kennis voldoende aanwezig is. Ik
vroeg me af of die op een ander moment beantwoord worden.
Staatssecretaris Van Rij:
Eigenlijk wil ik in de tweede termijn op beide vragen ingaan. Die tweede vraag zou
nog weleens aanvullend beantwoord kunnen worden in een brief. In ieder geval op de
eerste vraag wil ik in de tweede termijn terugkomen.
De voorzitter:
Prima, dan gaan we dat zo doen. De Staatssecretaris gaat verder met een ander kopje.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, als dat goed is, namelijk het kopje Mozambique. Mevrouw Teunissen van de Partij
voor de Dieren vroeg: wat vindt het kabinet van de conclusie van de onafhankelijke
review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft kunnen bewaken in de risicoanalyse?
De veiligheidsanalyses die ten grondslag liggen aan de veiligheidsbeoordeling in het
acceptatievoorstel van Atradius zijn op zichzelf van hoge kwaliteit. Ze zijn volgens
de onderzoekers alleen minder geschikt voor het analyseren van de veiligheidssituatie
in Mozambique in het kader van een exportkredietverzekering. Dat komt – daar is het
ook fout gegaan – met name vanwege de actualiteit van de informatie, de objectiviteit
van de auteurs en de integraliteit van de behandelde onderwerpen. Dat zijn wel heel
serieuze conclusies. Wij willen leren van deze complexe casus. Het rapport, dat net
uit is, biedt daarvoor nuttige inzichten en aanbevelingen. Wij willen die ook gaan
implementeren in het beleid en de Kamer informeren over wat we daar vervolgens mee
gaan doen. Want ja, nogmaals: die conclusies waren ernstig genoeg. Later dit jaar
verschijnt de ekv-monitor. Daar zou ik het graag in willen meenemen.
Voorzitter. In het eerste antwoord heb ik het eigenlijk nog niet gehad over de hartverscheurende
consequenties die het heeft voor de lokale bevolking, die van huis en haard heeft
moeten vluchten. Het kabinet heeft als voorwaarde voor hervatting dus ook gesteld
dat het lng-project aan alle internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd
moet zijn dat er adequate maatregelen worden getroffen op het gebied van veiligheid
en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Een vervolgvraag van mevrouw Teunissen en mevrouw Kröger was: zijn de bewindspersonen
bereid om de fossiele ekv voor Van Oord in Mozambique in te trekken? Het project ligt
sinds het uitroepen van force majeure stil, sinds april 2021. Het intrekken van afgegeven
polissen is niet mogelijk, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals bij verzuim,
aantoonbare nalatigheid of fraude. Daar is bij het project in Mozambique geen sprake
van. Nederland heeft, zoals ik net zei, wel geëist dat het project in het geval van
een hervatting echt aan de internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd
moet zijn dat er voldoende maatregelen worden getroffen op het gebied van de veiligheid
en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Voorzitter. Mevrouw Teunissen stelde nog een vervolgvraag over Mozambique, namelijk:
wat gaat het kabinet doen om te zorgen dat die grote vervuilers niet wegkomen met
de ellende die ze veroorzaken? Nogmaals, we zullen te allen tijde handelen volgens
de richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De milieu
en sociale risico's zullen bij een eventuele hervatting zorgvuldig in kaart gebracht
worden conform de internationale standaarden. Die moeten gemitigeerd of hersteld worden.
We zitten daar dus echt bovenop.
Voorzitter. Mevrouw Kröger van GroenLinks vroeg of de onrust in de regio al bekend
was bij het ministerie op het moment van de toezegging van de ekv. Ten tijde van de
besluitvorming over afgifte van de dekkingstoezegging in 2020 en vervolgens van de
afgifte van de polis in 2021 werd de veiligheidssituatie rondom het project als acceptabel
beoordeeld. Dit kwam mede dankzij een aantal mitigerende maatregelen op het terrein
van de veiligheid die door de projectleider, TotalEnergies, en de Mozambikaanse overheid
genomen waren. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, want
op 24 maart 2021 escaleerde de veiligheidssituatie ernstig door een aanval van gewelddadige
extremisten op de stad Palma, gelegen in de buurt van de projectlocatie. De eerste,
onbevestigde signalen over de aanvallen op die stad bereikten de Nederlandse Staat
en Atradius op 25 maart 2021. In het weekend van 27 en 28 maart werd de ernst van
de situatie in Palma en in het gebied pas duidelijk en bevestigd. Dat is de feitelijke
gang van zaken, zeg ik in antwoord op vragen die door mevrouw Kröger van GroenLinks
zijn gesteld.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Een ding vind ik toch nog wel verbazend aan het antwoord. We zien dat er heel veel
misstanden zijn geweest. Het project ligt nu stil. Tegelijkertijd moet er ontzettend
veel herstel plaatsvinden voor de lokale bevolking in het gebied. Er is nog steeds
sprake van enorme veiligheidsrisico's. De kosten van de beveiliging worden ook verhaald
op de lokale bevolking. Er kan voor de hervatting wel getoetst worden aan internationale
standaarden, maar het project is eerder ook al getoetst aan internationale standaarden.
Kennelijk heeft dat niet gewerkt. Moet Nederland na al die misstanden, onthoofdingen
en verkrachtingen, waardoor duizenden mensen op de vlucht zijn geslagen, de steun
dan niet intrekken, in plaats van zeggen: dat project kan wel voortgezet worden?
Staatssecretaris Van Rij:
Nou, het project is opgeschort. We hebben niet gezegd dat het project kan worden voortgezet.
We hebben gezegd onder welke voorwaarden het eventueel voortgezet kan worden. Maar
zover zijn we helemaal niet. We kunnen die polis ook niet zomaar intrekken. Dat heeft
vergaande juridische consequenties. Laten we maar heel eerlijk zijn: het is een heel
ernstige, gevoelige en ook vreselijke situatie, voor de bedrijven die daar wilden
investeren, maar in de eerste plaats natuurlijk voor de mensen zelf. We zitten er
bovenop. Het project is stilgelegd. We hebben geen goedkeuring gegeven voor hervatting.
Ik heb aangegeven onder welke voorwaarden dat eventueel zou kunnen plaatshebben. Daar
wil ik het bij laten, want we kunnen die polis niet intrekken.
Voorzitter. Dan zou ik willen overgaan op de Filipijnen. Ik wil vooropstellen dat
er aan deze verzekering een zorgvuldig besluitvormingsproces vooraf is gegaan. Het
project is getoetst aan de internationaal geldende standaarden. Uiteraard neem ik
de signalen van maatschappelijke organisaties en ngo's uiterst serieus. De zorgen
die zij uiten zijn bij ons, ook bij de Nederlandse ambassade, bekend. Ze zijn meegenomen
in de beoordeling van de milieu en sociale aspecten van het project. Het project is
in eerste aanleg op basis van Filipijnse wet- en regelgeving opgestart, en het was
niet in lijn met de internationale mvo-standaarden op het vlak van mitigatie en compensatie
van natuurwaarde, inkomensderving en herhuisvesting. Deze tekortkomingen zijn mede
dankzij de ontvangen signalen van ngo's en juist na de betrokkenheid van Atradius
en de Nederlandse Staat geadresseerd. Door de duidelijke voorwaarden en afspraken
heeft de overheid er voldoende vertrouwen in dat milieu en sociale schade conform
de internationale standaarden voorkómen of gecompenseerd worden. Om toe te zien op
de uitvoering van de maatregelen door de projecteigenaar is ook een uitgebreid monitoringssysteem
ingericht. Hierbij wordt ieder kwartaal de voortgang van de naleving van de afspraken
gemonitord door een onafhankelijke consultant. Signalen die we ontvangen van ngo's
en lokale gemeenschappen worden meegenomen in de monitoring. Als uit deze monitoring
tekortkomingen blijken, dan moeten die door de projecteigenaar worden geadresseerd.
In een uiterste geval kan het niet naleven van de afspraken leiden tot het stopzetten
door banken van de financiering aan de projecteigenaar. Als het nodig blijkt dit middel
in te zetten, dan zullen we daartoe ook overgaan.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Toch nog één vraag over beide projecten, dus zowel op de Filipijnen als in Mozambique.
De Staatssecretaris zei net: bij Mozambique kunnen we de steun niet intrekken, want
dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Hetzelfde hoor ik nu over de Filipijnen,
waar mangroven zijn verwoest en mensen uit hun huizen zijn gezet. Dan vraag ik me
wel af wat voor deze Staatssecretaris de rode lijn is. Op welk moment trekken we die
steun dan in? Volgens mij zijn we die rode lijn nu namelijk al gepasseerd.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heeft ook te maken met het mvo-beleid in relatie tot de exportkredietverzekering.
Daarover heeft mijn ambtsvoorganger in december 2021 een beleidsevaluatie aan uw Kamer
gestuurd. Op dat moment werd geconcludeerd dat dit effectief is. Volgens die beleidsevaluatie
voldoet het mvo-beleid aan de internationale standaarden. Wij doen ook extra. Wij
hebben voor het project op de Filipijnen bijvoorbeeld een second opinion gevraagd,
juist op het gebied van mvo, van een internationaal erkend en onafhankelijk iemand,
die daar op dit moment bezig is. Wij nemen de signalen dus meer dan serieus. Je kunt
aan het begin op papier dingen zeggen, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de
praktijk. Wij houden de projecteigenaar daaraan. Het bankensyndicaat heeft een consultant.
Desalniettemin hebben we een extra maatregel genomen. We hebben namelijk gevraagd
om die second opinion, om ons er echt van te vergewissen dat daar de juiste dingen
gebeuren op het gebied van biodiversiteit, mangroves en de inkomenscompensatie voor
de vissers. Dat kun je alleen maar doen als je on the ground bent, want dan weet je
wat er echt gebeurt. Daarvoor hebben we deze extra maatregel genomen. We nemen dat
dus serieus. Als het beleid op dat punt verder aangescherpt zou moeten worden, dan
zullen we dat zeker niet nalaten.
De heer Hammelburg (D66):
Ik heb de evaluatie ook nog maar eens goed doorgenomen. De conclusie is heel helder:
Atradius heeft het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen
aangaande de ekv echt wel op orde, er is sprake van lerend vermogen en het wordt steeds
verbeterd. Dat verdient alleen maar complimenten. Ik zou zeggen: blijf vooral doorgaan
met dat lerende vermogen, met aanscherping en met verbetering. Tegelijkertijd stelt
die evaluatie ook heel helder dat er één achilleshiel is in het hele systeem, namelijk
de monitoring. Het is mooi als de plannen kloppen en de beloftes goed zijn, maar het
gaat ook om de situatie nadat een ekv is verleend. In de implementatie is het precies
in deze twee casussen, dus op de Filipijnen en in Mozambique, kennelijk heel erg misgegaan,
met de meest afschuwelijke consequenties. Het is daarna dus ook misgegaan met de monitoring.
De vraag is dan: welke stappen worden er op dit moment gezet om de monitoring op orde
te krijgen? Zo kunnen dit soort verschrikkelijke drama's niet meer gebeuren met toekomstige
projecten die gesteund worden door de Nederlandse overheid middels een ekv.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben blij met deze vraag. Dat is ook precies het punt dat ik net maakte. Voor die
monitoring moet je on the ground zijn. Daar gaat het om. Daar hebben we nu een onafhankelijke
consultant op gezet. Hij zal in het voorjaar met zijn bevindingen komen. Voor zover
het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft, wil ik die ook met de Kamer delen. Het is inderdaad
steeds een lerend proces. De evaluatie was op zichzelf goed, maar juist bij het project
op de Filipijnen hebben we vorig jaar als extra waarborg dat besluit genomen. Ik zou
dus willen voorstellen dat we de uitkomsten van het onderzoek – ik noem het maar even
een second opinion – van de onafhankelijke consultant met de Kamer delen voor zover
het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft.
De heer Hammelburg (D66):
Even voor de duidelijkheid: het ging mij niet over de monitoring bij dit ene project
waar het is misgegaan, maar bij alle projecten nu en in de toekomst.
Staatssecretaris Van Rij:
Maar dat doe je bij dit soort complexe projecten lerende weg. We hebben dit nu bij
dit project in Manilla op de Filipijnen gedaan. Dat is een goed voorbeeld voor andere
projecten in dit soort situaties, waarbij biodiversiteit, mens en natuur in het geding
zijn. Een second opinion vind ikzelf altijd nog beter dan de bestaande structuur,
die al goed was en die ook goed liep volgens de evaluatie waarnaar u verwees. Maar
ook hiervoor geldt: lessons learned is het het beste om daar zo scherp mogelijk op
te zijn. Dus ja, ik zal het met Atradius bespreken. We hebben deze maatregel niet
voor niks voor dit project genomen. Dat kan een heel goed voorbeeld zijn voor vergelijkbare
complexe projecten waarbij dit speelt.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
De heer Amhaouch heeft nog een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil nog even doorgaan op het lerende vermogen. Exportkredietverzekeringen zijn
er bij grote risico's, zeker in opkomende landen. Voor bedrijven gaat het heel vaak
goed in die landen, maar verschillende keren hebben we ook situaties gezien waarin
het fout ging. De vraag in het kader van lerend vermogen is dan: hoe gaan we om met
die bedrijven? Dan is de reactie soms, ook in deze Kamer: stop de steun, trek de stekker
eruit. Maar in opkomende economieën, vaak in risicovolle gebieden, willen we juist
helpen. We willen een continent als Afrika een stap verder brengen; de Afrikastrategie
komt er nog aan. Als we het hebben over lerend vermogen, vraag ik de Staatssecretaris:
welke afspraken maken we met bedrijven? Dan geef je een bedrijf geen rode kaart, maar
vraag je: hoe ga je aan de voorwaarden voldoen en het beter doen in een bestaand project
dan wel een nieuw project?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, exact. Daarom is die monitoring ook zo belangrijk. Dan doen we natuurlijk niet
eenzijdig. In het geval van de Filipijnen is het betreffende bedrijf er natuurlijk
ook bij betrokken. Het gaat er lerende weg om datgene te doen wat je hebt afgesproken.
Dat betreft niet alleen Atradius, een bankenconsortium of de eigenaar van het project
daar, maar uiteraard ook het betrokken bedrijf. Daarover willen we graag de dialoog
voeren. Het gaat ook om kennisdeling, die natuurlijk moet plaatshebben aan de hand
van wat je leert. Een andere belangrijke aanbeveling uit het evaluatierapport is geweest
om het monitoringsbeleid uit te breiden naar alle hoogrisicoprojecten, dus de zogenaamde
A-projecten. Daarover zijn de stakeholders, dus ook de bedrijven zelf, geconsulteerd.
Dat is per 1 januari ingevoerd. En inderdaad, case by case zullen we de lessons learned
moeten toepassen. Maar we hebben dus niet stilgezeten op dat punt.
Voorzitter. Dan kom ik bij het laatste blokje, namelijk overig.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Daarna volgt de Minister, die één blokje heeft. Maar gelet op de tijd zitten we op
schema voor een tweede termijn.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren vroeg: staan de Minister
en de Staatssecretaris open voor het vervangen van het instrument van de exportkredietverzekering
zoals we dat nu kennen? Daarop heb ik al eerder antwoord gegeven. Dat zijn we niet
van plan. Sterker nog, het exportkredietverzekeringsinstrument vinden wij heel belangrijk.
We zitten in dat opzicht in een heel interessante fase. De bestaande exportkredietverzekering
is zowel voor het mkb als het grote bedrijfsleven belangrijk. We hebben het nu heel
veel over fossiel gehad, maar er gebeuren allerlei andere dingen. Dat wil ik hier
echt benadrukt hebben. Ik was laatst bij een informatiebijeenkomst van Atradius. Het
gaat bijvoorbeeld ook om het bouwen van ziekenhuizen of om turnkeyprojecten in Ghana.
We hebben ook een heel innovatieve maakindustrie. De exportkredietverzekering is heel
belangrijk, ook in de klimaattransitie. Op wat er buiten de ekv op dat gebied gebeurt
zal de Minister zo ook nog wel ingaan. We zijn dat dus niet van plan.
Voorzitter. Dan de laatste vraag in de eerste termijn die mij betreft. Hoeveel heeft
de ekv opgebracht voor de Staat? Voorzitter, u stipuleerde het eigenlijk zelf al:
in de jaarlijkse monitor die wij laten zien, zie je dat de jaarlijkse opbrengsten,
dus de premies en de recuperaties, en de kosten, dus de definitieve schades en de
uitvoeringskosten, geen min opleveren. Die leveren een plus op, ook over de lange
termijn. Dat is kostendekkend en de begrotingsreserve is op dit moment 586 miljoen.
Daartegenover staan natuurlijk verplichtingen in het geval van toekomstige schades.
Voorzitter, dat waren mijn antwoorden in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik zie nog een hand van de heer Klink voor een interruptie.
De heer Klink (VVD):
Het was inderdaad een lange bijdrage van de Staatssecretaris, maar ik heb tijdens
mijn termijn ook een vraag gesteld over de restwaarde van die groene kapitaalgoederen.
Daar zou later op teruggekomen worden. Of ik heb weer niet goed opgelet. De vraag
was juist of het Ministerie van Financiën Atradius voldoende comfort biedt om meer
met risico's te doen en of er dus ook beoordeeld gaat worden op toekomstige cashflows.
Het kan zijn dat de Minister daar nog op reageert, maar dat lijkt mij stug. Dit lijkt
mij immers typisch iets van Financiën en dat comfort moet ook juist door het departement
van Financiën geboden worden.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank dat ik nog even aan deze vraag herinnerd word. Ik heb dit wel even gestipuleerd
als een van de drie voorbeelden die we nog verder gaan uitwerken. In een heel ver
verleden heb ik me ooit bezig mogen houden met de financiering van kapitaalgoederen
via leases. Ik weet dus nog wel iets van het onderwerp af. Het gaat precies om het
restwaarderisico. Ik probeerde zojuist ook al aan te geven dat er geen trackrecord
is voor dat restwaarderisico, als het om groene schepen gaat. Wat zegt een financier
dan in eerste instantie? «Als ik het restwaarderisico niet ken, vind ik het een beetje
griezelig: is het nou een operational lease of een financial lease?» De restwaarde
zit natuurlijk wel altijd bij de operational lease. Daar zullen wij als Financiën
natuurlijk ... Anders kom je immers in een kip-eisituatie terecht. Als je de conservatieve
regels volgt van kredietverlening en risicoafweging, zou het antwoord nee zijn. Dat
is nou precies het punt: ze moeten een duwtje hebben om die markt ook te kunnen ontwikkelen,
maar we moeten ook geen onaanvaardbare risico's lopen. Maar dat vraagt de heer Klink
ook niet. Wij zitten daar dus positief en constructief in. Wij komen daar nog op terug.
De heer Klink (VVD):
Om het dan toch even af te maken: in die zin zegt de Staatssecretaris dus toe dat
Financiën er echt constructief in zit en dus dat duwtje en dat comfort geeft, zodat
Atradius meer risico kan nemen, Nederland competitief voorop blijft lopen en we ook
mee blijven doen met die groene transitie en dat gelijke speelveld behouden.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik begrijp de heer Klink heel goed: hij wil meteen boter bij de vis. Ik ga dat als
zodanig nu niet toezeggen, maar ik denk dat hij mij wel goed heeft gehoord. We zien
het punt. Als er niks gebeurt, worden die «groene schepen», om ze maar even zo te
noemen, niet aan het buitenland verkocht. Waar is nou een exportkredietverzekeringsfaciliteit
voor? Om dat juist wél te ontwikkelen. Ik kan nu alleen niet in de details treden.
Om een oud-politicus en oud-premier van dit land aan te halen: we hebben op dit punt
een meer dan positieve grondhouding.
De voorzitter:
Kijk, toch nog een beetje boter bij de vis, denk ik.
De heer Klink (VVD):
Dat is natuurlijk prachtig. Ik waardeer het zeer dat die meer dan positieve grondhouding
er is, maar kunnen we dan wel iets van de termijn weten waarop we iets kunnen verwachten?
Want ook in de brief van 3 november staat onder punt 3 op pagina 6 dat er nog een
onderzoek komt, maar ik zou het jammer vinden als we hier in het najaar weer een keer
zitten en als de Staatssecretaris dan zegt dat dat onderzoek komt, dat hij dat ook
heeft gezegd en dat hij die positieve grondhouding heeft, terwijl er in de tussentijd
echter niets is gebeurd en het nog steeds onzeker is.
Staatssecretaris Van Rij:
De heer Klink en ik kennen elkaar nog niet goed. Ik ben niet van de categorie doorschuiven
in de zin van: we gaan het nog onderzoeken en in het najaar gaan we nog een keer vaststellen
dat we het gaan onderzoeken. Wij komen hier echt gewoon dit jaar op terug, want dit
is gewoon een urgente vraag, die ook niet voor niks bij die drie punten staat. Ik
doe mijn best om het voor de zomer te doen, maar we nemen dit echt serieus op.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we nu naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de commissie voor Financiën voor de uitnodiging om
hier samen met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen. De Staatssecretaris
heeft eigenlijk al uitgebreid toegelicht hoe het kabinet de invulling van de COP26-verklaring
heeft toegepast. Ik ga graag in op de vragen over het flankerend beleid ter ondersteuning
van het bedrijfsleven en de vergroening van het handelsinstrumentarium. Met het oog
op de tijd zal ik meteen op de vragen ingaan.
De heer Klink vroeg mij om een concurrerend, duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium
aan te jagen. Dat wil ik en dat doen we ook al wel, zoals de heer Klink weet, omdat
we het daar in de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
regelmatig over hebben. We zetten er vol op in om Nederlandse ondernemers in het buitenland
zo goed mogelijk te ondersteunen via onze instrumenten en om te zorgen dat zij optimaal
kunnen bijdragen aan onze internationale verdienvermogen. Ik heb in de BHOS-nota ook
aangekondigd dat we meer focus aanbrengen. We richten ons dus op een beperkter aantal
markten, juist om meer impact te hebben. We richten ons op de meest kansrijke markten
en op twee transities: die van verduurzaming en die van digitalisering. De ekv wordt
steeds groener en minder fossiel. Het fossiele deel van het portfolio zal steeds kleiner
worden, nu fossiel wordt uitgefaseerd. De Staatssecretaris heeft daar al een heleboel
over gezegd, maar ik ga nog even in op de handelsbevorderende instrumenten die wij
zelf hebben.
De instrumenten van RVO zijn per 1 januari ingegaan. Dat zijn: Partners for International
Business, Support International Business en de DHI-subsidie. Dat is de subsidie voor
demonstratie-, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies. Die instrumenten
hebben nu prikkels, zoals meer subsidies – 20% meer subsidies – voor duurzame projecten
om meer groene activiteiten te ondersteunen. Het verder vergroenen van het instrumentarium
is een proces. Daar blijven we dus ook mee bezig. Ook als we zien dat het nu nog niet
goed werkt, kijken we wat we nog verder kunnen doen om dat te stimuleren. Invest International
zet zich ook in om Nederlandse bedrijven te ondersteunen in de transitie van fossiel
naar duurzame verdienkansen en is actief in de sector van de duurzame energie, zowel
in de opwekking als in het gebruik daarvan; denk bijvoorbeeld aan projecten met groene
waterstof en groene sleepboten. We evalueren die instrumenten dus ook om ervoor te
zorgen dat we steeds kunnen blijven verbeteren. Dat doen we komend jaar ook weer met
de drie zojuist door mij besproken instrumenten om te zien wat daar nog beter kan.
De heer Hammelburg vroeg nog specifiek welke instrumenten worden ontwikkeld om te
investeren in duurzame energie in ontwikkelingslanden. Dat doen we natuurlijk ook
met onze gecombineerde aanpak van hulp, handel en investeringen. Daarmee investeren
we in de energietransitie in ontwikkelingslanden. Dat doen we met diverse instrumenten
die Invest International heeft, DRIVE, hernieuwbare-energiefondsen, zoals het Access
to Energy Fund van FMO en Climate Investor One. Zo financieren we bijvoorbeeld groene
waterstof in Namibië en windparken in Azië. Daarnaast hebben we ook nog de CERF, het
Climate and Energy Response Facility. Met behulp van dat programma ondersteunen de
Nederlandse ambassades projecten die de groene transitie in ontwikkelingslanden versnellen;
denk dus aan wind op zee en groene waterstof. Ook dit instrument is heel relevant
voor de vergroening van het handelsinstrumentarium, waar het kabinet ook op inzet
in lijn met de motie-Hammelburg.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, u heeft vijf interrupties gehad. Excuses. We hebben er vijf afgesproken.
We hadden er eerst vier en ik heb iedereen er eentje bij gegeven. Het houdt dus op.
De heer Hammelburg (D66):
Dan ga ik schriftelijke vragen stellen.
De voorzitter:
We hebben nog een tweede termijn.
Minister Schreinemacher:
Ja, we hebben nog een tweede termijn.
Mevrouw Kröger vroeg naar de rechtvaardige energietransitie, de just energy transition.
We hebben daar ook al het een en ander over geschreven in antwoord op de schriftelijke
vragen van de heer Van Raan naar aanleiding van de Kamerbrief over de COP26-verklaring.
Dat doen we eigenlijk echt meer met een bredere inzet op die hele energietransitie
en de samenwerking die we hebben met ontwikkelingslanden en ook de combilanden, dus
de landen waar we zowel ontwikkelingssamenwerking als handel doen. Tijdens de COP26-klimaattop
in Glasgow ondertekende Nederland met gelijkgestemde landen de verklaring dat we ook
de toepassing van principes voor een eerlijke energietransitie in onze internationale
samenwerking met ontwikkelingslanden en opkomende economieën een prominente rol geven.
Wij doen dat dus echt met het hele BHOS-instrumentarium. Dat doen we dus breder dan
alleen rondom de ekv, maar echt ook met andere OS-instrumenten die we hebben. We werken
bij kolencentrales in Afrika aan alternatieve werkgelegenheid in de tuinbouwsector.
Ook verdubbelden we in 2022 onze ambitie om tot 2030 in totaal 100 miljoen mensen
te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie. Dat gaat dus ook over mensen die
nog geen elektriciteit hebben en die nog koken op open vuur. Dat is dus heel breed.
Dan werd er nog gevraagd hoe we Duitsland aansporen om het beleid te publiceren in
het kader van het gelijke speelveld op het punt van de ekv. In aanvulling op wat de
Staatssecretaris net zei: het is natuurlijk belangrijk dat ook Duitsland als ondertekenaar
zich houdt aan de afspraken en dat het die implementeert. Wij hebben daar al op verschillende
momenten in het afgelopen jaar op aangedrongen bij de Duitse regering. Dat blijven
we doen. Ik heb dat zelf ook gedaan bij verschillende collega-ministers bij de regeringsconsultaties
en dat zullen we ook doen bij de aankomende regeringsconsultaties met Duitsland.
Dat waren de vragen die aan mij gesteld waren.
De voorzitter:
De heer Klink is er doorheen, de heer Hammelburg is er doorheen. Mevrouw Kröger heeft
er nog eentje, maar die gaat ze nu niet inzetten. Dan gaan we naar de tweede termijn.
Ik geef mevrouw Teunissen als eerste het woord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Toch denk
ik dat het heel belangrijk is dat we voor die 1,5 gradentoets gaan. Daar wil ik een
motie over indienen. Daarom vraag ik een tweeminutendebat aan. Ook wil ik dat er gestopt
wordt met projecten die schade hebben aangebracht in Mozambique en de Filipijnen.
Dat zijn hoogst uitzonderlijke gevallen. Ook daarover wil ik dus een motie indienen.
Wat de Glasgowverklaring betreft had ik nog een vraag gesteld over de rechtvaardige
energietransitie. Dat is een van de uitgangspunten in de verklaring. Hoe komt die
dan terug in het ekv-beleid?
Voorzitter, tot slot. Ik heb ook gevraagd waarom we nog steeds ekv's geven voor de
bioindustrie-export. We zien dat de dierenwelzijnsvoorwaarden helemaal niet goed getoetst
worden. Ze zouden allemaal in categorie A moeten vallen, maar ik zie hier een project
waarin broedmachines worden geëxporteerd naar Sudan; dat krijgt categorie C. Ook de
export van een machine om kippenvlees te processen in China wordt met Nederlands belastinggeld
verzekerd voor 2 miljard. Ik denk dat we daar gewoon vanaf moeten. Die vraag had ik
al gesteld, maar ik zou de Minister graag willen vragen hoe ze daarover denkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, dank. Dank ook aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Het is goed
om dat doel vast te stellen: we willen een concurrerend, duurzaam en toegankelijk
handelsinstrumentarium najagen. De ekv is daarbij natuurlijk geen doel, maar een middel
om dat na te jagen. Zij is een middel om op het gebied van infrastructuur, voedsel,
water en gezondheid het verschil te maken. Dat kunnen Nederlandse bedrijven doen,
niet alleen het mkb, maar ook de grotere bedrijven. Dat is vaak ook een reactie op
een vraag vanuit Afrikaanse OS-landen, waar Nederlandse bedrijven juist een mooi antwoord
op kunnen bieden. Dat is wat dat betreft echt een voorbeeld tussen hulp en handel
en dat zou veel meer uitgewerkt kunnen worden.
Het gelijke speelveld is echt een belangrijk punt. De Staatssecretaris heeft daarover
een soort halve toezegging gedaan: in ieder geval voor de zomer – dat is wel een volledige
toezegging – kan dat comfort meer meegegeven worden aan Atradius om juist naar toekomstige
cashflows te kijken en om juist die groene investeringen en die groene projecten volop
kansen te bieden. Misschien is het voor ons als Kamer, als dat beleid echt meer uitgerold
is, sowieso handig om nog eens via een technische briefing te worden geïnformeerd
over hoe Atradius werkt met die nieuwe manier van werken en met de knelpunten; dat
moeten we misschien in een procedurevergadering afstemmen. Ik denk dat dat heel waardevol
zou zijn, maar ik laat het een beetje aan het kabinet of dat aangeboden kan worden.
De laatste vraag die ik eigenlijk aan beide bewindslieden had willen stellen – maar
ik was door mijn interrupties heen – heeft betrekking op de Scandinavische landen.
Noorwegen en Zweden kunnen met hun evenknie voor Atradius, RVO, Invest International
en de departementen Financiën en Buitenlandse Zaken veel meer met een soort Team NL-approach
werken. Daarmee zouden we het doel dat we met elkaar stellen voor het concurrerend,
duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium en alle middelen die daaronder vallen,
zoals de ekv, zo goed mogelijk invulling kunnen geven. Wellicht kunt u daar in de
tweede termijn nog een reflectie op geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Mijn voornaamste vraag blijft toch staan: hoe gaat dit kabinet toetsen
of met name de 3,9 miljard aan fossiele steun voor die tien projecten in die transitiefase
past binnen een 1,5 gradenscenario? Er is een toezegging gedaan, maar die was niet
heel scherp. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris dit nu in de tweede termijn zeer
scherp kan toezeggen. Dat betreft dus het instrument dat dit kabinet daarvoor gebruikt.
Ik heb nog twee andere vragen. Eén over Mozambique en de situatie daar: zou er niet
de mogelijkheid moeten zijn om een polis in te trekken in het geval dat het echt heel
erg mis is met een project? De Staatssecretaris zegt nu dat dat niet kan, maar zou
dat eigenlijk niet iets moeten zijn wat wél zou moeten kunnen? De tweede vraag gaat
over Manilla. Wil de Staatssecretaris een onafhankelijk onderzoek toezeggen naar wat
daar gebeurd is?
Voorzitter, tot slot leveringszekerheid als uitzonderingsgrond. Ik begrijp dat er
op schrift een reactie komt. Heel graag. De vraag is wederom wat het instrument is
om te toetsen wanneer en waarom een project beargumenteerd nodig is in het kader van
leveringszekerheid.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Dank ook aan
de Staatssecretaris voor de toezeggingen over het uitwerken van die criteria, de uitzonderingen
op leveringszekerheid en de ontwikkelingslanden. Daar kijk ik naar uit. Ik zeg ook
alvast tegen mijn collega's dat het, als we het tweeminutendebat plannen, voor mij
fijn zou zijn als we dat hebben nadat we de brief van de Staatssecretaris daarover
hebben ontvangen, want anders moet ik weer een apart debatmoment gaan organiseren
en dat vind ik erg ingewikkeld. Ik zie mijn collega's ja knikken.
Dan nog een laatste vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel. De Minister noemde
een aantal handelsinstrumentaria. De motie-Hammelburg/Van der Lee zei inderdaad: alle
handelsinstrumentaria vergroenen in lijn met de besluiten van Parijs en Glasgow. Daar
is geen Spaans bij. U noemde Invest International, FMO, DRIVE en nog een aantal instrumenten.
De Minister heeft al eerder aangegeven dat ook daarvoor een aantal uitzonderingen
gelden op fossiel, dus dat er niet alleen in positieve zin vergroening is, maar dat
er toch een aantal uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld als het gaat om ... Nou ja, er
stonden drie criteria in de brief; die ga ik nu niet voorlezen. Mijn vraag aan de
Minister en de Staatssecretaris is of, als de Staatssecretaris die brief met die criteria
stuurt, die criteria ongeveer gelijk zullen zijn aan de criteria die de Minister voor
Handel hanteert voor stimuleringstrajecten waarin toch nog een uitzondering wordt
gemaakt voor fossiel in ontwikkelingslanden, omdat je anders verschillende vormen
van beleid vanuit het kabinet krijgt die ook voor het bedrijfsleven, voor het midden-
en kleinbedrijf niet meer te volgen zijn. Bovendien wil ik zeker weten dat er in het
beleid geen stiekeme backdoor nog openstaat voor het stimuleren van fossiele investeringen
die niet doen wat ze zouden moeten doen, namelijk het verduurzamen van de energiemix
in ontwikkelingslanden en niets anders dan dat.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Dan is het tijd voor de tweede termijn van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik denk dat het goed is dat we vandaag hebben gesproken over de
ekv, want de vorige keer is dat niet doorgegaan en je ziet dat er toch verschillende
invalshoeken zijn. Ik heb grote vraagtekens en ook zorgen bij de eendimensionale inkijk,
alleen vanuit die 1,5 graad. We hebben de COP26 ondertekend in 2021 en we moeten vergroenen,
maar de ekv bestond ook ten dienste van ons exportbeleid. Een derde van ons bbp halen
wij door export. Het moet faciliterend zijn. Ik zou de Staatssecretaris graag willen
vragen of hij toch een onafhankelijke beleidsdoorlichting van dit beleid zou willen
doen om ook de andere belangen goed af te wegen. Laat de genoemde 1,5 graad maar doorrekenen,
maar dat geldt ook voor leveringszekerheid, de impact op de ontwikkelingslanden en
de impact op de geopolitiek maar ook op het gelijke speelveld in en buiten Europa.
Als we dat hebben, kan de Kamer ook onafhankelijk toetsen. Ik zou zeggen dat we het
beleid alleen maar nog beter kunnen maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Vijf minuten schorsing. We gaan om 16.30 uur verder.
De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.29 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord
aan de Staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank, voorzitter. Er zijn nog een paar vragen, onder meer van Volt: vallen nieuwe
projecten die in 2023 gefinancierd worden, in 2024 alsnog onder de uitzondering omdat
het om bestaande infrastructuur gaat? Dat zou dan om een fossiel project gaan. De
uitzondering betreft bestaande assets. Dat zou dus ook mogelijk kunnen zijn. Het gaat
dan echter alleen om investeringen waarbij er sprake is van verbetering van de milieuprestatie
en/of veiligheid en/of gezondheid, waarbij de economische levensduur niet wordt verlengd.
Voorzitter. Dan is er nog de vraag van mevrouw Teunissen of ik akkoord ga met een
verbod op de intensieve veehouderij binnen de ekv. Ik ben geen voorstander van een
algemeen verbod op kredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij. Het kabinet
erkent het belang van dierenwelzijn. Daarom beschikt Nederland als enige exportkredietverzekeraar
over een dierenwelzijnsverklaring die specifiek is gericht op het dierenwelzijn binnen
de exportkredietverzekering. Leveringen aan de intensieve veehouderij worden behandeld
als gevoelige sectortransacties. Dit houdt in dat een milieubeoordeling en een sociale
beoordeling worden uitgevoerd, ongeacht de omvang van de transactie. Een aantal veehouderijsystemen
en -praktijken gelden daarbij als niet verenigbaar met het dierenwelzijnsbeleid. Deze
worden daarom niet in verzekering genomen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Teunissen. Ik weet niet of mevrouw Teunissen helemaal tevreden is met
het antwoord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het zal u misschien niet verbazen dat ik niet helemaal tevreden ben. De Staatssecretaris
heeft gezegd dat we een dierenwelzijnstoets hebben, maar ik heb in de tweede termijn
juist geprobeerd aan te geven dat er projecten zijn die gewoon categorie C krijgen,
terwijl die toets inderdaad juist zegt dat alle intensieveveehouderijprojecten onder
categorie A moeten vallen. Dat zie ik gewoon niet gebeuren. Dan zou mijn vervolgvraag
zijn of de Staatssecretaris er in ieder geval naar kan kijken dat de handhaving daarop
wordt aangescherpt. Daarnaast zou ik toch echt verder willen gaan, want mijn punt
was juist dat die veehouderijsystemen niet alleen slecht zijn voor de dieren, maar
ook voor de Nederlandse boer. We bouwen gewoon aan concurrentie in het buitenland.
De voorzitter:
We zitten in de tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Excuus, voorzitter, ik praat een beetje te lang.
De voorzitter:
Ja, want anders gaan we het debat opnieuw doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben wel blij met deze vraag, omdat die heel concreet is, maar ik weet het op dit
moment gewoon niet. U zegt dat het altijd categorie A, gevoelige sectortransacties,
behoort te zijn en u zegt dat dat niet zo is. Daar wil ik graag schriftelijk op terugkomen,
want het moet gewoon helder zijn wat daar het beleid is. Daar wil ik dus graag schriftelijk
op terugkomen, want dit weet ik zo niet uit mijn hoofd.
De voorzitter:
Prima. Zit daar een termijn aan vast, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er is een tweeminutendebat aangekondigd en er zijn een aantal andere toezeggingen
gedaan.
De voorzitter:
Voor bij het tweeminutendebat.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Ik streef er dus naar om alles het liefst in één brief te doen, ook ter voorbereiding
van het tweeminutendebat, want ik ben het met de commissieleden eens dat zo'n tweeminutendebat
natuurlijk meer zin heeft als ik ook de meest actuele informatie heb. Daar hoort dit
bij.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dank. De Staatssecretaris gaat verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan was er, als ik mij niet vergis, de suggestie van de heer Klink om
een technische briefing te houden. Ik ben zelf altijd een groot voorstander van het
houden van technische briefings, maar dat heeft met een ander, veel groter deel van
mijn portefeuille te maken. In zo'n briefing wordt het beleid gewoon uitgelegd, niet
alleen door de ambtenaren maar in dit geval ook door Atradius, juist omdat er zo veel
in beweging is. Ik zie dit als een aanbod waarvan ik gebruik wil maken, maar uiteraard
moet de commissie dat zelf willen en moeten we dat van tevoren ook goed afstemmen.
Het is immers altijd het beste als u over dezelfde informatie beschikt als ikzelf
als Staatssecretaris.
Dan had mevrouw Kröger nog een vraag over Mozambique. Met de huidige polis kan het
niet, maar ik begrijp de vraag heel goed: als dat zich in een voorkomende situatie
weer zou voordoen, zou je daar dan niet in je polis een clausule over moeten opnemen?
Geeft u mij even hiervoor de gelegenheid, want er zitten juridische kanten aan. Ik
kan u nu allerlei dingen gaan toezeggen ... Maar ik begrijp die vraag gewoon heel
goed: een uitzonderlijke situatie, wat zet je daar wel over in een polis en wat niet?
Ik kom ook daar dus graag schriftelijk op terug.
Het tweede van Manilla. Daarover is het verzoek van mevrouw Kröger om daar nu meteen
al een onafhankelijk onderzoek op te zetten. Ik heb uitgelegd dat we dat als kabinet
hebben gedaan. We hebben daar een second opinion over gevraagd van een onafhankelijke
derde. Ik heb ook toegezegd dat de Kamer daarover gerapporteerd gaat worden als die
onafhankelijke consultant klaar is met zijn werk. Uiteraard worden dan alle conclusies
gedeeld, met uitzondering misschien van de bedrijfsgevoelige. Ik stel voor dat we,
als we dat gedaan hebben, met elkaar in gesprek gaan over of dat voldoende is of niet,
in plaats van dat we nu een toezegging doen op een onafhankelijk onderzoek.
Dan weer mevrouw Kröger. Nadat we daar enige tijd voor genomen hebben in de eerste
termijn, heb ik een toezegging gedaan ten aanzien van het kader dat wij zullen hanteren
bij de beoordeling van de tien fossiele projecten. Daar wil ik ook volledig transparant
in zijn. Ik weet eigenlijk niet precies ... Want mevrouw Kröger vraagt naar een instrument.
Ik wil dit ook gewoon in een goede brief zetten. De vraag is duidelijk. Ik heb daar
al een toezegging op gedaan. Alleen, ik ben even zoekende naar wat ik nog verder moet
doen, want dit was volgens mij vrij duidelijk, ook binnen datgene wat wij besproken
hadden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Misschien bedoelen we precies hetzelfde; dat zou heel mooi zijn. Als de Staatssecretaris
het heeft over een kader, dan hebben we het dus over een kader om te kijken of die
projecten passen binnen de 1,5 graden. Dat is het kader waar we het over hebben. Er
kunnen allerlei kaders zijn, maar het betreft dus dít kader.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar op het gevaar dat we de discussie van de eerste termijn gaan herhalen ...
De voorzitter:
Nee, dat gaan we niet doen, mevrouw Kröger.
Staatssecretaris Van Rij:
Zoals mevrouw Kröger het nu formuleert, heb ik het niet toegezegd. Ik heb één ding
uitgelegd, althans geprobeerd, niet met succes, zo blijkt. Ik heb toegezegd dat wij
in het transitiejaar de fossiele projecten die op tijd zijn aangevraagd, in behandeling
zullen nemen. Vervolgens doorlopen die het normale proces van aanvraag en dekkingstoezegging,
daarna eventueel vertaald in een polis. Volgens mij wil mevrouw Kröger van mij horen:
als dat niet voldoet aan die 1,5 graad ... Tja, daar hebben we nu juist dat transitiejaar
voor gekozen. Daarin verschillen we dan met elkaar van mening. Maar wat ik wel wil
doen, is laten zien hoe we daarmee om zullen gaan, en ik wil daar ook transparant
in zijn.
De voorzitter:
Als laatste, mevrouw Kröger, dus ten slotte. Anders blijven we op dit thema voortgaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter, maar dit is ook ongeveer de kern van dit debat. Kijk, de Minister
heeft gezegd: we gaan kritisch bekijken of die projecten passen binnen de 1,5 graden.
De Staatssecretaris zegt nu: ik heb een kader toegezegd. Maar hij zegt ook: ze krijgen
een normale behandeling, zoals alle andere projecten. Mijn vraag is dus: dat kritisch
kijken naar of ze passen binnen de 1,5 graden, hoe past dat binnen het kader waar
de Staatssecretaris net een toezegging op heeft gedaan?
Staatssecretaris Van Rij:
Echt op het gevaar af van een herhaling van zetten: wij houden ons aan de brief van
3 november. De heer Jetten heeft daar uiteraard de invulling aan gegeven zoals hij
die daaraan gegeven heeft. Er is eenheid van kabinetsbeleid, dus ik zou zeggen: wacht
even af waar wij mee komen.
Voorzitter, dan had u zelf nog dit. U sprak over een eendimensionale benadering. Ik
heb zelf in eerste termijn aangegeven dat exportkredietverzekering echt over veel
meer gaat dan alleen fossiel. Daar lijkt het af en toe wel op. Daarom is het ook zo'n
belangrijk instrument, en ook een heel belangrijk instrument in de hele klimaattransitie,
ook voor het exporterende bedrijfsleven. Het beleid wordt geëvalueerd en getoetst,
en dat gebeurt ook in de monitor. U vraagt nu al om een onafhankelijk onderzoek. Ik
stel voor dat we dan ook de beslissing nemen of dat nodig is of niet, nadat wij zelf
onze evaluatie hebben gedaan.
Voorzitter: Teunissen
De heer Amhaouch (CDA):
Hoe ziet u dat in de tijd, als ik vragen mag aan de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er wordt mij ingefluisterd: voor de zomer komt die evaluatie.
Voorzitter: Amhaouch
Staatssecretaris Van Rij:
Volgens mij was dit het, voorzitter, maar als ik een vraag vergeten ben, dan hoor
ik dat ongetwijfeld.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel. Aan mij ook nog een paar vragen. Allereerst dit in antwoord op de vraag
van de heer Klink of er aan een TeamNL-benadering wordt gewerkt voor de energietransitiekansen.
Ja, dat doen we. Natuurlijk willen we niet dat ondernemers bij de verschillende loketten
van het kastje naar de muur worden gestuurd, dus dat ze, als ze bij het verkeerde
loket zijn, worden doorgestuurd. Ze moeten dus worden doorverwezen. Daar werken we
aan en dat blijven we ook verbeteren. Er komt nog een brief voor de zomer. De pps-evaluatie
hebben we gehad, maar voor de zomer komen we terug op hoe we daar nog extra invulling
aan geven. Het is natuurlijk de bedoeling dat die loketten goed samenwerken, maar
daar is wel steeds voortdurende aandacht voor, want die zorgen hebben mij ook bereikt.
Nou ja, wij blijven daaraan werken en we komen daar in die brief nog op terug.
De heer Klink (VVD):
Ik had het niet alleen over de energiekansen in het buitenland, maar gewoon echt die
in de volle breedte, met handel en export. En de Minister heeft het over «we», maar
mag ik daaruit dan concluderen dat dat «we» ook Atradius is, en RVO, Invest International,
en het Ministerie van Financiën niet te vergeten, om iets aan de risico's te doen,
en het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken?
En wanneer komt die brief dan?
Minister Schreinemacher:
Vóór de zomer.
De heer Klink (VVD):
Voor de zomer, o.
Minister Schreinemacher:
Dat hebben we aangekondigd in de brief over de evaluatie van de pps.
De heer Klink (VVD):
Maar ter bevestiging: de clubs die ik net allemaal noemde, gaan dan meer met elkaar
samenwerken?
Minister Schreinemacher:
Ik kan het nog even helemaal schetsen, maar op het gebied van financiering zijn er
dus diverse financiële instrumenten. Die zijn anderhalf jaar geleden gebundeld binnen
Invest International. Dat is één loket op het gebied van financiering. Dan heb je
Atradius DSB, specifiek voor de exportkredietverzekering. Voor ondernemersvragen kunnen
ondernemers bij de RVO terecht. Deze werken onderling samen, maar ook nog met de ROM's
en met Invest-NL. Daarover zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Die samenwerking
verloopt over het algemeen heel goed. Soms zijn er nog wel verbeterpunten, en daar
komen we in de brief op terug.
Dan had de heer Hammelburg nog zijn vraag over de criteria die zagen op het bredere
handelsinstrumentarium en de uitzonderingen daarop, en of die wel aansluiten op de
uitzonderingscriteria van de ekv. Wij zullen daar in de brief ook op terugkomen. Maar
ik kan de heer Hammelburg bij dezen alvast geruststellen met dat die criteria op elkaar
aansluiten. Maar we zullen die ook nog behandelen in de brief die door de Staatssecretaris
is toegezegd. Op dit moment zijn er overigens nul aanvragen voor fossiele projecten
voor die instrumenten anders dan de ekv. Daar is dus op dit moment geen sprake van.
Dan vroeg mevrouw Teunissen nog naar die just energy transition in het kader van de
ekv. Op hoe we invulling geven aan die just energy transition, heb ik net al antwoord
gegeven in mijn antwoord aan mevrouw Kröger: via dat bredere beleid. Maar voor de
ekv en de COP26-verklaring geldt dat dit echt gericht is op het uitfaseren van fossiele
projecten en het stimuleren van groene projecten. En de just energy transition biedt
meer handelingsperspectief voor het bredere internationale instrumentarium. We werken
dus aan die just energy transition, maar wat we met de ekv doen, is eigenlijk maar
een klein onderdeeltje van wat we met het bredere beleid doen.
Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Prima, dan zijn we aangekomen bij het einde van dit commissiedebat over de exportkredietverzekering.
Voordat ik afsluit, heb ik een aantal toezeggingen die ik met u wil doornemen.
− De Staatssecretaris zegt toe om de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over welk
afwegingskader gehanteerd wordt bij de beoordeling van de fossiele projecten.
− De Kamer wordt geïnformeerd over de ekv-criteria in relatie tot de leveringszekerheid
en ontwikkelingslanden.
− De Kamer wordt geïnformeerd in de volgende ekv-monitor over wat de stappen zijn van
het kabinet volgend op het rapport over de veiligheidssituatie rondom het lng-project
in Mozambique.
− De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van een second opinion van een onafhankelijke
derde naar het project in Manilla.
− De Kamer wordt vóór het tweeminutendebat geïnformeerd over de handhaving op categorie
C.
De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Op die eerste toezegging: daar zat natuurlijk wel meer in. Ik heb daar ook nog iets
over gevraagd.
De voorzitter:
Dit is de toezegging. We kunnen er dadelijk nog even naar kijken. Of mist u echt iets?
De heer Klink (VVD):
Nou ja ...
De voorzitter:
De griffier fluistert mij in dat het debat ook wordt geregistreerd in het verslag.
Daar zit ook de context bij van deze toezegging.
Staatssecretaris Van Rij:
Inclusief wat door alle commissieleden is ingebracht, ook door de heer Klink.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor het bijwonen van dit commissiedebat.
Dat geldt ook voor de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die
thuis meekijken. Ik wens jullie een fijne avond en alvast een fijn reces volgende
week als dit voor jullie de laatste activiteit is van deze week. Tot ziens.
Sluiting 16.47 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier -
Mede ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.