Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 maart 2022, over Landbouw, klimaat en voedsel
35 925 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022
Nr. 150 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 29 april 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 30 maart 2022 overleg gevoerd met de heer
Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 november
2020 inzake contouren van het Omschakelprogramma duurzame landbouw (omschakelfonds)
(Kamerstuk 35 334, nr. 126);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 december
2020 inzake Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (Kamerstuk
35 420, nr. 206);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 december
2020 inzake toezeggingen over het onderwerp duurzame agrofinanciering (Kamerstuk 28 625, nr. 287);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 januari
2021 inzake rapport «De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband» van
Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (Kamerstuk
30 252, nr. 26);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 26 januari
2021 inzake stand van zaken van het Omschakelprogramma (Kamerstuk 35 334, nr. 129);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 februari
2021 inzake inzet speciaal gezant innovatie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 72);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 februari
2021 inzake start Agroprogramma Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 846);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 26 februari
2021 inzake uitvoering van de motie van het lid Bisschop over een duurzaam en langjarig
toekomstperspectief voor de agrarische sector (Kamerstuk 35 600, nr. 43) (Kamerstuk 35 334, nr. 137);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 maart 2021
inzake voortgang en beleidskader programma's DuurzaamDoor en Jong Leren Eten (Kamerstuk
31 532, nr. 261);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 30 april 2021
inzake certificatieplicht voor verkooppunten met een beperkte omzet van biologische
producten (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 75);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 mei 2021
inzake aanbieding en appreciatie eindrapport «Individuele afrekenmiddelen klimaatopgave
in de landbouw» en hoofdlijnen verkenning Afrekenbare StoffenBalans (Kamerstuk 32 813, nr. 686);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 mei 2021
inzake invulling van de motie van het lid Geurts over onderzoek naar fiscaal reserveren
in de land- en tuinbouw (Kamerstuk 35 442, nr. 9) (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 76);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 mei 2021
inzake adviesrapport van de Studiegroep Ruimtelijke inrichting landelijk gebied «Kiezen
én delen» (Kamerstuk 35 334, nr. 141);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 mei 2021
inzake reactie op het PBL-rapport «Lerende evaluatie Interbestuurlijk Programma Vitaal
Platteland – Samenwerken aan een vitaal landelijk gebied» (Kamerstuk 29 576, nr. 91);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 mei 2021
inzake reactie op verzoek commissie inzake toelichting Rli-advies bodemdaling en Friese
Veenweideprogramma 2021–2030 «Foarút mei de Fryske Feangreiden» (Kamerstuk 32 813, nr. 713);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juli 2021
inzake rapport Wageningen Economic Research over een reële beprijzing van vlees (Kamerstuk
31 532, nr. 266);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 26 augustus
2021 inzake verzending zienswijzen Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) met kabinetsreactie
(Kamerstuk 28 286, nr. 1211);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 september
2021 inzake consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 267);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 oktober
2021 inzake appreciatie rapportage getiteld «Agro-Nutri monitor 2021: Monitor prijsvorming
voedingsmiddelen en analyse belemmeringen voor verduurzaming» (Kamerstuk 31 532, nr. 268);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 november
2021 inzake regionale voedselstrategieën (Kamerstuk 31 532, nr. 269);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 november
2021 inzake ontwikkelingen in de biologische sector (Kamerstuk 29 842, nr. 42);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 november
2021 inzake advies «Vertrouwen in samenwerking door en met de landbouw» (Kamerstuk
35 925 XIV, nr. 18);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 november
2021 inzake Green Deal Natuurinclusieve Landbouw en Groenpact (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 94);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 november
2021 inzake voortgang van de uitvoering van een aantal moties en toezeggingen, de
rapportage «Actielijnen klimaatrapportage natuur», zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden
over de zorg voor jonge dieren en reactie op enkele commissieverzoeken (Kamerstuk
35 925 XIV, nr. 21);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 december
2021 inzake Toetsingskader Risicoregelingen voor de Borgstelling MKB-landbouwkredieten,
plus-module werkkapitaal omschakeling duurzame landbouw (Kamerstuk 35 334, nr. 171);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 december
2020 inzake Nationale Eiwitstrategie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 70);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 december 2021 inzake
coulance bij handhaving op registratieplicht voor (land)bouwvoertuigen (Kamerstuk
29 398, nr. 981);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 januari
2022 inzake rapport «Staat van Landbouw en Voedsel» (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 95);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 januari
2022 inzake rapport «De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband» van
Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (Kamerstuk
30 252, nr. 27);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 24 februari
2022 inzake aanvulling Nationaal Strategisch Plan in het kader van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid 2023–2027 (Kamerstuk 28 625, nr. 335);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 februari
2022 inzake addendum zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en derogatie (Kamerstuk
33 037, nr. 437);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 maart 2022
inzake stand van zaken over het terugdringen van voedselverspilling in Nederland (Kamerstuk
31 532, nr. 270);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 maart 2022
inzake kabinetsreactie Rli-advies «Boeren met toekomst» (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 99);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 maart 2022
inzake evaluatie voedselagenda 2016–2020 en het voedselbeleid (Kamerstuk 31 532, nr. 271);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 maart 2022
inzake deel twee van het onderzoek van Wageningen Economisch Research (WEcR) naar
de effecten van de crisis in Oekraïne (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1406).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Agnes Mulder
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma
Voorzitter: Van Campen
Griffier: Meijer
Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bisschop, Boswijk, Bromet,
Van Campen, Eppink, Grinwis, Tjeerd de Groot, Van Haga, Edgar Mulder, Van der Plas,
Thijssen en Wassenberg,
en de heer Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 14.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet iedereen van harte welkom bij dit commissiedebat over landbouw,
klimaat en voedsel. Ik heet natuurlijk de Minister van harte welkom, evenals zijn
ondersteuning, de aanwezige leden en iedereen die dit debat vanmiddag op de publieke
tribune of op een andere manier volgt. Ik vervang vandaag de vaste voorzitter van
deze commissie. Ik heb daarnaast ook zelf een inhoudelijke bijdrage. Tegen die tijd
zal ik vragen of de heer Edgar Mulder het voorzitterschap even overneemt.
Dan de spelregels. Ik stel vooraf voor om een spreektijd van vijf minuten aan te houden.
Daarnaast wil ik twee interrupties in tweeën toestaan. Voordat ik het woord geef aan
de heer Van Haga, wil ik graag nog even wijzen op een brief die gisteren vanuit het
Ministerie van LNV aan ons is toegezonden, over de evaluatie van de voedselagenda
over de periode 2016–2020 en het voedselbeleid. Eigenlijk hebben we met elkaar de
afspraak dat brieven uiterlijk drie dagen voor een commissiedebat naar de Kamer gestuurd
worden, zodat daar nog nette bestudering van kan plaatsvinden. Ik zou de Minister
willen vragen om daar voortaan, bij volgende gelegenheden, rekening mee te houden.
Ik kan me voorstellen dat enkele leden daar nog bij willen stilstaan.
Ik wil allereerst het woord geven aan de heer Van Haga voor zijn bijdrage.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne heeft drastische gevolgen voor de voedselzekerheid
in Nederland en de rest van de wereld. Er dreigen lege schappen te ontstaan, de voedselprijzen
voor consumenten gaan door het dak, de kosten voor bedrijven in de voedselketen stijgen
en er zullen bedrijven failliet gaan. De situatie in Oekraïne maakt het grote belang
van de Nederlandse land- en tuinbouwsector duidelijk. De voedselzekerheid is in gevaar.
Op hetzelfde moment zet dit kabinet een frontale aanval in op onze eigen boeren en
op onze eigen voedselproductie. Maar laten we nooit vergeten: geen boeren, geen eten.
Er is al schaarste aan producten als plantaardige olie, tarwe en mais door lage voorraden
in landbouwgrondstoffen. Mocht de oorlog voortduren, dan zal de beschikbaarheid van
grondstoffen een nog groter probleem worden. Dit zal betekenen dat ook andere producten
schaarser en duurder worden. LTO waarschuwt bijvoorbeeld dat de eierproductie stil
komt te liggen, omdat de voerkosten voor pluimveehouders onbetaalbaar worden. Heeft
het kabinet een plan voor de voedselzekerheid als de oorlog in Oekraïne aanhoudt,
en dan met name voor het veiligstellen van onze eigen voedselproductie? Is dit niet
hét moment om alle stikstofregels in elk geval tijdelijk buiten werking te stellen?
Voorzitter. Hoe gaat dit kabinet faillissementen voorkomen? De bond van pluimveehouders
waarschuwt dat er boeren zullen omvallen wanneer de kosten de komende drie maanden
verdubbelen. Ook de glastuinbouwsector en de sierteeltsector luiden de noodklok door
de stijgende gasprijzen. De gasprijzen stijgen overigens al veel langer. Ver voordat
de oorlog in Oekraïne begon, heeft het vorige kabinet het onverantwoorde besluit genomen
om het Groninger gasveld te sluiten, waardoor de gasprijs explodeerde. Overigens is
BVNL op dit moment een petitie gestart om door te gaan met de productie uit het Groninger
gasveld. Die kunt u ondertekenen op onze website.
Voor akkerbouwers en bloembollentelers rijzen de kosten voor kunstmest de pan uit.
Het is in het belang van Nederland dat bedrijven nu niet omvallen door het beleid
van dit kabinet. Er zijn veel bedrijven die door de maatregelen in de coronacrisis,
de stijgende energieprijzen en de schaarste van grondstoffen in heel zwaar weer verkeren.
En dat allemaal door het wanbeleid van de afgelopen jaren. Het kabinet moet ondernemers
die dreigen om te vallen zo snel mogelijk helpen door hun financiële lasten te verlagen,
bijvoorbeeld door de belastingen op energie verder terug te brengen. Daarom is mijn
vraag: gaat het kabinet ondernemers compenseren voor de stijgende lasten of gaat het
kabinet het beleid normaliseren? In de brief van 23 maart jongstleden schrijft de
Minister dat hij nader onderzoek van WER over de langetermijneffecten afwacht voor
zijn verdere beleidsafwegingen. Betekent dit dat de Minister nu geen maatregelen gaat
nemen? Dit lijkt me bureaucratie ten top.
Voorzitter. In plaats van dat het kabinet ondernemers te hulp schiet, zet het door
met de absurde stikstof- en klimaatplannen. Met het oog op de gevolgen van de oorlog
in Oekraïne voor de voedselzekerheid zijn de stikstof- en klimaatplannen van dit kabinet
ronduit verontrustend. Er wordt 25 miljard uitgetrokken voor het stikstoffonds en
35 miljard voor het klimaatfonds. Het kabinet sluit niet uit dat boeren uitgekocht
worden. Het advies van de Studiegroep Ruimtelijke inrichting over de herbestemming
van grond is eveneens zorgelijk. De plannen voor biologische kringlooplandbouw en
extensieve landbouw resulteren in lagere voedselproducties. Is de Minister het met
BVNL eens dat het doorzetten van de verduurzamingsplannen voor de agrarische sector
nu niet verstandig is met het oog op de voedselzekerheid en de stijgende prijzen?
En is de Minister bereid om het geld uit het stikstof- en het klimaatfonds aan te
wenden om burgers en ondernemers te compenseren voor de alsmaar stijgende lasten?
Voorzitter. Het kabinet moet zo snel mogelijk de agrarische sector steunen door hun
financiële lasten te verlagen. Dit kan makkelijk gefinancierd worden met het geld
dat is uitgetrokken voor het stikstof- en het klimaatfonds. In de toekomst moeten
we inzetten op autonomie boven afhankelijkheid van andere landen. De agrarische sector
is van groot belang voor onze economie. We moeten investeren in onze agrarische sector
en daarmee in onze eigen voedselvoorziening. En we moeten onze boeren waarderen en
ze niet de nek omdraaien.
Voorzitter. De tijd die ik nog over heb, wil ik gebruiken om mijn afkeuring uit te
spreken over de vleestaks. Maar uit een gesprek dat ik zojuist had met Minister Staghouwer
begreep ik dat het vooralsnog alleen om een onderzoek gaat. Laten we dat dus afwachten.
Maar laten we de overheid in elk geval weghouden van de individuele keuze van wat
er op ons bord ligt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan wil ik het woord geven aan de heer Edgar Mulder van
de PVV.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Nederland wordt steeds voller, steeds dichter bevolkt. Dat is geen natuurverschijnsel,
maar een gevolg van bewust beleid van linkse partijen. Er worden namelijk steeds meer
mensen in Nederland toegelaten. Daardoor neemt ook de bebouwing van Nederland toe.
Alles wordt intensiever in Nederland. Daarom is het onbegrijpelijk dat de agrarische
sector dan juist extensiever moet worden. De PVV zegt: beperk de instroom van mensen
die hier niet thuishoren; dat is verstandiger en eerlijker.
Voorzitter. In 1990 had Nederland bijna 15 miljoen mensen en nu zijn dat er ongeveer
17,6 miljoen. Dat is een stijging van bijna 18%. In dezelfde periode is het aantal
stuks rundvee gedaald met 22% en het aantal varkens met 14%. De stijging van het aantal
geiten wordt ruimschoots goedgemaakt door de daling van het aantal schapen. Ruim 200.000
hectare boerenland is de laatste 30 jaar al verdwenen. We kunnen dus gewoon objectief
vaststellen dat de landbouw in de afgelopen 30 jaar al enorm gekrompen is. Maar Rutte
IV wil meer. Volgens ABDTOPConsult zal de hoeveelheid landbouwgrond in Nederland verder
afnemen: «Naarmate de klimaat- en milieueisen zwaarder worden, zal de afname groter
zijn, omdat landbouwgrond plaats moet maken voor bos en nieuwe natuur. Ook is er veel
ruimte nodig voor windturbines en zonneparken.» We hebben het al een keer aan deze
ambtsvoorganger van deze Minister gevraagd, maar we vragen het nu nog een keer: is
er voor de Minister een minimum hoeveelheid landbouwgrond dat voor de agrarische sector
behouden moet worden en, zo ja, hoeveel hectare is dat?
Voorzitter. De meeste mensen in Nederland zitten helemaal niet te wachten op duurzame
fratsen van dit kabinet. Ze zijn al blij als ze hun rekeningen kunnen betalen. Het
marktaandeel voor zogenaamd niet-duurzaam voedsel bedroeg in 2020 84%. Dit aantal
zal nog wel wat stijgen, aangezien de prijzen voor voedsel sneller omhooggaan dan
de lonen. Stop dus met extra belastingen. Stop met een vleestaks of met een suikertaks.
Het zogenaamde verduurzamingstraject gaat nooit werken. De Autoriteit Consument &
Markt zegt het zelf: er is geen vraag en geen betaalbereidheid van de Nederlandse
consument. In combinatie met de geringe exportmogelijkheden van zogenaamde duurzame
producten uit Nederland is dit dus een doodlopende weg.
Voorzitter. Zelfs de held van elitair Nederland, de heer Macron, is nu aan het draaien.
Van de heer Macron mogen de duurzaamheidsplannetjes van Timmermans, de Green Deal
en de Van-Boer-tot-Bordstrategie in de ijskast. Hij heeft geleerd van de situatie
in Oekraïne. Hij heeft ingezien dat voedselzekerheid niet vanzelfsprekend is. Hij
heeft geleerd dat een sterke landbouwsector van het allergrootste belang is. Hij heeft
geleerd. Híj wel. De Minister moet de toekomst van boeren in Nederland niet kapot
willen maken. De PVV wil dus geen verplichte bufferstroken, geen opkoop van bedrijven
en geen afwaardering van gronden. Landbouwbeleid moet zo veel mogelijk in goed overleg
met de boeren worden gemaakt en niet van bovenaf eenzijdig worden opgedrongen.
Voorzitter, afsluitend. Het grote voordeel van het verdwijnen van heide en hoogveen
was dat er voldoende voedsel geproduceerd kon gaan worden in Nederland. De honger
verdween voor de gewone mensen. Maar als we niet oppassen, is er straks weer een voedselprobleem.
De voedselzekerheid zou voor deze Minister dus op de eerste plaats moeten staan en
niet die verzonnen stikstofonzin.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Mulder, dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Boswijk van het
CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar april diende ik namens het CDA een motie in om
meer in te zetten op in de EU geproduceerde eiwitten. Daarvoor had ik drie argumenten:
ontbossing tegengaan, vervuilend vervoer over lange afstanden overbodig maken en vooral
ook geopolitiek minder afhankelijk zijn van veevoer van buiten ons continent. Door
de Russische agressie in Oekraïne staat voedselzekerheid weer boven aan de agenda.
Het geopolitieke argument weegt weer zwaar mee. Ik zie vooral ook de laatste weken
dat voedselzekerheid gaat over de hoeveelheid graan, vlees en zuivel. Vooral met betrekking
tot vlees en zuivel zijn wij als Europa zelfvoorzienend. Maar hoe zelfvoorzienend
ben je als een groot deel van je veevoer, onder andere voor de koeien, van buiten
het Europese continent moet komen? Daarom vraag ik de Minister hoe het staat met de
uitvoering van deze motie en welke acties er inmiddels zijn ondernomen.
Voorzitter. Alles in de agrarische sector is complex en genuanceerd. Het is een feit
dat veel eiwitten die voor humane consumptie geschikt zijn, nu worden gebruikt in
veevoer. Maar tegelijkertijd zijn veel gewassen die wij verbouwen nauwelijks geschikt
voor humane consumptie, bijvoorbeeld door te weinig zonuren. Toch zou het goed zijn
als we gaan sturen op een lager percentage voor humane consumptie geschikte eiwitten
in veevoer, een soort keurmerk waarbij de koplopers in de veevoerindustrie worden
gestimuleerd en uiteindelijk de norm worden.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik vind het interessant dat de heer Boswijk zegt dat voedsel dat ook geschikt is voor
humaan gebruik niet meer naar de dieren moet gaan, maar meteen naar de mensen. Het
Wereldvoedselprogramma heeft namelijk eergisteren ook gezegd dat er een voedselcrisis
op ons afkomt die we eigenlijk niet gezien hebben sinds de Tweede Wereldoorlog.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Thijssen (PvdA):
Is de heer Boswijk bereid om ook een doelstelling aan de Minister op te leggen, zodat
we inderdaad voedsel dat geschikt is voor humane consumptie niet meer naar de veeteelt
sturen, maar beschikbaar maken voor de mensen die de komende maanden honger krijgen?
De heer Boswijk (CDA):
Het ligt echt een stuk genuanceerder. Om nou te zeggen: vandaag of morgen gaan we
al het voor humane consumptie geschikte veevoer meteen naar mensen transporteren ...
Veel van dit veevoer komt niet eens uit ons continent. Ik denk dat je daar een transitieperiode
voor moet nemen. Ik was net bezig om een voorstel daarvoor te introduceren, voorzitter.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Boswijk (CDA):
Geheel in het verlengde van het streven om meer eiwitten van het eigen continent te
halen, vraag ik de Minister of hij openstaat voor het idee om een instrumentarium
te ontwikkelen waarbij er een soort keurmerk komt voor het percentage, het aandeel,
voor humane consumptie geschikte goederen in het veevoer, zodat je daarop kunt gaan
sturen. Het gaat erom dat je daar ook de tijd voor neemt. Ik weet namelijk dat heel
veel veevoerbedrijven hier graag aan willen meewerken en hier ook voor openstaan.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister hierop.
Niet alleen het aantal zonuren, maar ook de bodem heeft invloed op de groei van gewassen.
Onze relatief natte grond in Nederland is zeer geschikt voor grasproductie. Zoals
u weet, is de koe perfect in staat om cellulose te verteren, terwijl mensen dat niet
kunnen. Het gaat om het omzetten van gras in voedzame melk. Voor elke koe die in Nederland
verdwijnt, moeten er twee tot drie in het buitenland terugkomen. Franse boeren daarentegen
halen gemiddeld meer dan 10 ton tarwe per hectare van hun land, terwijl ze in Portugal
niet boven de 2 ton per hectare komen. Wat ik hiermee probeer te zeggen, is dat elk
land zijn eigen bodemkwaliteit heeft. Het is daarom efficiënt dat elk land doet waar
het goed in is. Daarbij zijn er ook veel landen in de EU – Hongarije, Roemenië, Polen,
maar ook Frankrijk – waar heel veel landbouwgronden niet optimaal worden gebruikt.
Kan de landbouwproductie daar niet worden opgevoerd? Is daar sturing vanuit de EU
op?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De stelling dat de koeien in Nederland zo veel efficiënter produceren, gaat volgens
mij helemaal niet op als je ze alleen gras geeft, wat in Nederland groeit. De koeien
in Nederland produceren zo veel omdat ze krachtvoer krijgen dat uit Zuid-Amerika komt.
Klopt dat?
De heer Boswijk (CDA):
Ja, voor een deel klopt dat inderdaad, maar er zijn ook pilots met bijvoorbeeld veldbonen,
maar ook soja uit de EU. Daar gaat de motie over die ik vorig jaar heb ingediend.
Er zijn heel veel alternatieven om eiwitten van buiten Europa te vervangen door eiwitten
die niet geschikt zijn voor humane consumptie, maar wel voor de koeien, zodat ze naast
gras ook dat kunnen krijgen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat vind ik een goede gedachtegang, maar het is natuurlijk zo dat je ook menselijk
voedsel kunt verbouwen op de plek waar je veevoer verbouwt. Is de heer Boswijk, als
het tot voedseltekorten komt, ook bereid om te zeggen: we gaan de koeien in Nederland
gewoon gras voeren, want dat is waar wij voedzame melk van kunnen maken; we accepteren
daarbij dat het iets minder is dan nu, omdat we dan Zuid-Amerika ongemoeid laten?
De heer Boswijk (CDA):
Zoals ik net al zei: alles is genuanceerd en niet zwart-wit. Dit kabinet heeft als
streven om uiteindelijk naar grondgebonden veehouderij toe te werken. Op termijn willen
we daar dus inderdaad naartoe, maar dat kun je niet van vandaag op morgen doen. Je
hebt dus echt wel zo maar tien, vijftien jaar nodig om daarnaartoe te werken. Ik denk
dat dit dus echt wel een stuk genuanceerder is. Ik denk dat we hier uiteindelijk wel
naartoe willen, ook om geopolitiek minder afhankelijk te zijn, maar dat heeft gewoon
tijd nodig.
De voorzitter:
Er zijn nog twee interrupties, van de heer Mulder en de heer Thijssen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik heb al veel rare dingen gehoord hier, maar dat het CDA zich er nu zorgen over maakt
of boeren in andere landen met door de EU gestimuleerd beleid hogere opbrengsten kunnen
realiseren ... En dat tegenover het andere CDA-standpunt dat ik Nederland de boeren
weg moeten. U komt nu dus op voor de boeren in het buitenland. Ik begrijp echt helemaal
niets meer van die nieuwe CDA-standpunten. Misschien wil de heer Boswijk een poging
doen om het uit te leggen.
De heer Boswijk (CDA):
Nee, hier wordt een karikatuur gemaakt. Ik ga daar mijn tijd niet aan verspillen.
Het zou helpen als mijn collega van de PVV niet alleen bij de debatten zou zitten
als het over de vleestaks gaat, maar hier altijd zou zitten. Dan zou hij namelijk
mijn lijn hebben herkend. Dan zou ik helemaal niks nieuws hebben gezegd. Dat ga ik
dus niet doen.
De voorzitter:
Een tweede interruptie van de heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dit is een poging om er makkelijk mee weg te komen. U vroeg letterlijk of de Minister
wist dat er EU-beleid zou zijn om de opbrengsten per hectare van boeren in het buitenland
te verhogen. Dat zet ik helemaal niet af tegen een vleestaks, maar tegen het beleid
van het CDA om zo veel mogelijk agrariërs uit Nederland weg te krijgen. Waarom komt
het CDA nu op voor het rendement van boeren in het buitenland? Ik begrijp dat het
CDA dat een lastige vraag vindt, maar u kunt in ieder geval de beleefdheid hebben
om een antwoord te geven.
De heer Boswijk (CDA):
Ik jaag de boeren helemaal niet weg uit Nederland. Ik zeg dat ik zie dat de discussie
nu heel erg over voedselzekerheid gaat. Ik werp verre van mij dat wij dat als Nederland
kunnen gaan oplossen, integendeel. Ik zie in Europa heel veel landen ... Neem bijvoorbeeld
Frankrijk. Er is in de afgelopen tien jaar voor 60 miljard aan landbouwgronden opgekocht
door China, dat dat geopolitieke belang wel ziet. Daarvan denk ik: het zou mooi zijn
als op Europese schaal nuchter wordt gekeken welke gronden geschikt zijn voor welke
producten en als we daarin kunnen samenwerken. Het is heel naïef om te denken dat
we dat allemaal binnen Nederland kunnen doen. Dat is het genuanceerde verhaal. Ik
hou een heel pleidooi voor de melkveehouders, omdat wij hier voedzame grassen hebben
die ze in andere landen weer niet hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. De heer Thijssen voor zijn interruptie en daarna de heer
Wassenberg.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil toch kijken of we het iets concreter kunnen maken. Ik ben het ermee eens dat
het landbouwsysteem een heel complex systeem is en dat de transitie die het kabinet
wil, tien tot vijftien jaar duurt. Maar het is een hard gelag voor de miljoenen mensen
waarvan de VN zegt dat die komende maanden honger krijgen. Nu is er een studie waarin
staat: «Twee derde van de Europese landbouwgronden is voor veevoer en veeteelt. Als
we 8% daarvan omzetten naar voedselgewassen voor humane consumptie, dan kunnen we
onze bijdrage leveren om die voedselcrisis te voorkomen.» Kunnen we samen optrekken
richting de Minister en vragen om zo'n plan te maken en te kijken wat de Nederlandse
bijdrage is aan het voorkomen van die voedselcrisis? Dan bedoel ik niet in de komende
tien, vijftien jaar, maar komend jaar, want dan krijgen die mensen honger.
De heer Boswijk (CDA):
Dat ligt echt wel een stuk genuanceerder. Het probleem is namelijk niet dat er een
voedseltekort is – er is eigenlijk voldoende voedsel, ondanks wat er in Oekraïne gebeurt –
maar dat de prijzen heel erg opgedreven zijn. De prijzen zijn vooral omhooggegaan
door veel speculatie en onzekerheid. Er is niet zozeer een tekort aan voedsel. Sterker
nog, er overlijden vandaag de dag meer mensen aan overgewicht en aan hart- en vaatziekten
dan aan honger. Het is heel naïef om te denken: wij gaan alle gewassen die we anders
in het veevoer zouden doen, in een grote olietanker gooien, die varen we naar Afrika
toe en dan is het opgelost. Ik denk dat dat heel simplistisch is gedacht. Daarbij
hebben we nou eenmaal met een markteconomie te maken. Praktisch gezien zie ik het
dus ook niet helemaal gebeuren dat je naar een boer toe gaat rijden en zegt: gij zult
het nu aan ons leveren en niet aan de veevoerindustrie, waar u allemaal contracten
mee heeft. Ik denk dat dat echt te naïef is, maar misschien dat de Minister daar ook
een idee over heeft.
De voorzitter:
U had ook nog een interruptie van de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren
en daarna van mevrouw Van der Plas van BBB. Excuus. Er is nog een derde interruptie
van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, het gaat hard. Ik vind het nogal wat dat de heer Boswijk hier zegt dat we in een
markteconomie leven, dat het allemaal gecompliceerd is en dat het niet zo simpel op
te lossen is. Gisteren zei de directeur van het Wereldvoedselprogramma in de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties: «Jongens, er komt een crisis op ons af die haar weerga niet
kent. Dit hebben we niet gezien sinds de Tweede Wereldoorlog.» Dan kan het antwoord
van een welvarend land als Nederland niet zijn: «Ja, we zitten in een markteconomie.
Tough luck.» Ik hoop toch echt dat we samen richting de Minister kunnen zeggen: «Kom
met een oplossing voor dit probleem. Kijk wat de EU hieraan kan bijdragen. Kijk wat
Nederland hieraan kan bijdragen. Grijp in de markt in als dat nodig is, want we willen
niet miljoenen mensen in de wereld laten sterven van de honger.»
De heer Boswijk (CDA):
Dat wil het CDA ook niet. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de Minister daarop.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Boswijk maakt zich zorgen over de boeren in Nederland. Die zorgen deel ik.
De heer Boswijk weet ook dat we de laatste 20, 30 jaar zien dat per dag vijf tot zes
boerenbedrijven verdwijnen door het beleid van de afgelopen jaren. Dat zijn 2.000
tot 2.500 bedrijven per jaar. Dat vind ik buitengewoon zorgelijk. Is de heer Boswijk
het met me eens dat we bij subsidies niet moeten aansturen op bedrijven die alsmaar
groter zijn, maar dat we bijvoorbeeld veel meer zouden moeten sturen op duurzaam en
plantaardig? Want dan kunnen we veel meer boeren een verdienmodel geven. Dan gaan
we af van het verspillen van voedsel door het aan vee te geven. Dan zouden we in Nederland
minder afhankelijk worden van veevoer van buiten en van veevoerproductie in Nederland.
Dan kunnen we die gronden gebruiken voor plantaardige productie. Daar help je boeren
toch ook mee? Dat is niet iets om van vandaag op morgen te regelen, maar wel in de
komende jaren. Is de heer Boswijk dat met me eens?
De heer Boswijk (CDA):
Ik deel inderdaad de zorgen dat het aantal boeren heel snel afneemt en dat we binnen
nu en tien jaar misschien op een punt komen dat we te weinig boeren hebben. Boeren
produceren niet alleen ons voedsel, maar zorgen ook voor sociale cohesie, leefbaarheid
van het platteland, werkgelegenheid en noem alles maar op. Die zorgen deel ik dus.
Ik zie zeker dat er een trendbreuk moet gaan plaatsvinden, want wat de afgelopen jaren
heeft gewerkt, werkt nu niet meer. Daarop heb ik vorig jaar mijn landbouwvisie gepresenteerd.
Hoe kunnen we de boer juist een bredere, grotere rol geven in het beheer van ons landschap,
in het beter belonen van voedsel en in het beter beschermen van de keten waarin iedereen
verdient aan de boer, behalve de boer zelf? Die zorgen deel ik dus helemaal. Ik ben
het ook met u eens dat we moeten gaan kijken naar het produceren van meer plantaardige
eiwitten. Daar hebben we ook weer heel veel akkerbouwers voor nodig. Nogmaals, wij
produceren hier heel veel dierlijke eiwitten op een buitengewoon efficiënte manier.
In andere landen waar wij naar exporteren, bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en België,
is dat al een stuk minder efficiënt. Het is echt minder zwart-wit dan hoe u het zegt.
Ik denk dat je het in de hele context moet zien van waar wij goed in zijn.
De voorzitter:
Dank, meneer Boswijk. Ik wil de collega's oproepen tot korte interrupties en korte
antwoorden. We zijn vandaag namelijk met veel sprekers bij elkaar voor een belangrijk
thema.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, ik besloot expres om niet als eerste te gaan zitten in de hoop dat ik
een keer niet alle interrupties zou krijgen! Ik kom de volgende keer te laat.
De voorzitter:
Dat doet u weer heel charmant. Meneer Wassenberg voor zijn vervolginterruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Boswijk heeft het erover dat de veehouderij efficiënt is. Hij is het toch
met me eens dat er niets efficiënt is aan voedsel voor mensen produceren via de maag
van koeien, kippen of varkens, dat het veel efficiënter is om die eiwitten voor onszelf
te produceren en dat we dan ook veel minder landbouwgrond nodig hebben? Als we minder
landbouwgrond nodig hebben voor meer productie, dan ben je ook af van het grote gifgebruik.
Dat is toch een win-win-winsituatie?
De heer Boswijk (CDA):
Die laatste opmerking over minder gifgebruik snap ik niet helemaal. Ik weet niet helemaal
wat u daarmee bedoelt. Ik denk namelijk dat als we naar plantaardig toe gaan – daar
kom ik zo meteen op – er ook nog wel zorgen zijn over gewassen waar geen of nauwelijks
bescherming voor is. Maar ik ben het met u eens. We willen de eiwitten die we hebben,
uiteindelijk efficiënt in gaan zetten. Ik maak me er zorgen over dat best veel eiwitten
die we als mens kunnen eten, nu nog te veel als veevoer worden gebruikt. Ik geloof
echt in de transitie. Net deed ik ook een voorstel aan de Minister, namelijk: kunnen
we niet een soort keurmerk realiseren waarmee de veevoerindustrie onderling veel meer
toe kan gaan werken naar veevoer waar veel minder humaan voedsel in zit? Dat wil de
veevoerindustrie zelf ook. Nogmaals, dat is echt geen proces van vandaag op morgen.
Daar moeten we echt langer naartoe werken. Dat kunnen we ook niet als Nederland alleen
doen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik schrik een beetje van de woorden van de heer Boswijk. Ik heb het idee dat hij misschien
wel schaduwlid is geworden van D66 of GroenLinks, want ik hoor hem het frame dat er
geteeld wordt voor veevoer en dat het beter voor humane consumptie gebruikt kan worden,
keihard overnemen. Ik wil de heer Boswijk vragen of hij weet dat vlees, eieren en
zuivel ook humaan voedsel zijn. Waarom noemt hij dat er niet gewoon bij?
De heer Boswijk (CDA):
Ik ben gewoon, zoals altijd, een CDA'er, net als mevrouw Van der Plas in het verleden!
Ik zit er nog. Ik ga helemaal niet mee in een frame. Ik vind dat wij een verantwoordelijkheid
hebben. Rentmeesterschap is een CDA-uitgangspunt. Dat betekent: zorgen voor de aarde,
voor de omgeving en voor een goede bodem voor de boer. Dat is een zoektocht waarbij
ik de waarheid niet in pacht heb. Het gaat niet altijd goed. Soms bied ik mijn excuses
aan en gaat dat helemaal fout. Maar ik ga helemaal niet in het frame mee. Ik concludeer
gewoon dat we ten aanzien van de voedselzekerheid veel te afhankelijk zijn van eiwitten
afkomstig van buiten ons Europese continent. Daarom heb ik vorig jaar een motie ingediend,
die u overigens zelf mede heeft ondertekend, meen ik.
Ik ben echt aan het kijken hoe we de goede gronden, dus ook de goede grasgronden voor
de melkveehouderij, kunnen behouden. Voor andere gronden kunnen we misschien veel
meer gaan kijken naar veredeling – daar is Rijk Zwaan bijvoorbeeld heel goed in –
zodat we gewassen kunnen gaan telen die meteen beter zijn voor humane consumptie.
Als wij een eiwit meteen in onze eigen mond steken, gaat het goed. Maar als je het
via een dier moet doen, heb je een aantal verliezen. Dat is gewoon een feit. Dat is
niet erg, maar het is wel een constatering. Het mooie van de agrarische sector is
dat die heel innovatief is om dat telkens verder te verbeteren. Daarom doe ik net
het voorstel om samen met de agrarische sector naar zo'n keurmerk toe te werken. Daar
nemen we dan de tijd voor, dus we jagen ze niet over de kling. Ik vind ook dat we
ze financieel moeten steunen. Maar ik ga helemaal niet mee in welk frame dan ook.
De voorzitter:
Een vervolginterruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik beschouw dit niet als mijn tweede interruptie, want ik heb gewoon een vraag gesteld.
De voorzitter:
Ik wel, hoor!
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat mag. U bent de voorzitter. Mijn vraag aan de heer Boswijk is heel simpel. Ik krijg
een heel verhaal, maar mijn vraag is eigenlijk heel simpel. Is hij het ermee eens
dat vlees, eieren en zuivel ook humaan voedsel zijn? Ik constateer dat hier in de
laatste weken – dat gebeurt hier steeds – continu een onderscheid wordt gemaakt tussen
telen voor humaan voedsel en telen voor veevoer, terwijl vlees, eieren en zuivel humaan
voedsel zijn. Het gaat alleen via een dier. Ik vraag me af waarom het CDA daar nu
van afgestapt is. In de woorden van de heer Boswijk hoor ik de heer Thijssen, de heer
De Groot en mevrouw Bromet praten. Vlees, eieren en zuivel zijn humaan voedsel.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ga met niemand in een frame mee. Ik word nu in een frame gezet. Sorry dat ik hier
iets langer over doe, voorzitter, maar ik vind dit wel een belangrijk punt. Vier jaar
geleden, toen ik nog in de Staten zat van de provincie Utrecht, heb ik een voorbeeld
gebruikt – ik was van plan om dat nu ook te doen, maar ik kwam er qua spreektijd niet
aan toe – om een omelet van veganistisch ei mee te nemen en een ouderwets ei. U kan
het allemaal wel ergens terugvinden, denk ik. Ik heb toen gezegd: dit wordt gepresenteerd
als een duurzaam alternatief voor het ouderwetse ei. Ik heb toen laten zien: ik kan
het hele ei, het rauwe ei en het schilletje, opeten en ik kan het veganistische ei
opeten; dan hou ik een plastic verpakking over. Dat zeg ik om maar aan te geven dat
ik er heel genuanceerd in zit en dat ik ook gewoon vlees en eieren eet.
Maar het is wel een feit dat het efficiënter is om bepaalde gewassen die wij als mens
kunnen eten, direct te eten dan om dat via een dier te doen. Zeg ik daardoor: we mogen
geen eieren, vlees en melk? Alsjeblieft wel, want ik doe zowat niet anders. Maar het
is echt wat genuanceerder. Ik heb er een bloedhekel aan dat als we genuanceerde verhalen
houden ... De vorige keer werd ik geframed als iemand die de hele agrarische sector
om zeep wil helpen. Nu word ik weer geframed als iemand die bij mevrouw Bromet op
de bagagedrager zit. Ik ben gewoon op zoek naar hoe we wat we al eeuwen doen in de
hele agrarische sector, nog beter kunnen doen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. Leidt dat nog tot vervolginterrupties? Ik zie de heer
Thijssen van de Partij van de Arbeid voor zijn laatste interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil wel reageren op wat mevrouw Van der Plas zegt.
De voorzitter:
Dat kan niet. U kunt via een interruptie een vraag stellen aan de heer Boswijk. Dat
kunt u met een dubbele boodschap doen. Dat staan we toe, maar dat is wel een interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Ja. Meneer Boswijk, vindt u ook niet dat het gaat over het landbouwareaal, dat we
op het landbouwareaal voedsel kunnen verbouwen voor vee of voor mensen, dat de discussie
erover gaat dat je kan kiezen of je het landbouwareaal gebruikt om voedsel te verbouwen
voor mensen of voor dieren, en dat we nu verder helemaal niks zeggen over de vraag
of dieren gebruikt kunnen worden als humaan voedsel? Het gaat om de vraag: hoe zetten
we onze landbouwgrond in?
De heer Boswijk (CDA):
Ik denk dat dat inderdaad een terechte constatering is, met de kanttekening erbij
dat je er heel veel tijd voor moet nemen om die transitie te maken en dat je daar
de sector bij moet betrekken. Ik ben gelovig. De Minister ook. Ik heb een hekel aan
hele dogmatische mensen die heel wettisch zijn. Ik vind dus dat er altijd ruimte moet
zijn om maatwerk te leveren en te zeggen: ik heb hier op mijn bouwland een aantal
gewassen die humaan zijn, maar in dit geval is het toch efficiënter om het in een
koe te douwen in plaats van in een vrachtwagen en het dan kilometers verder weg te
brengen. Ik vind dat we altijd ruimte moeten houden voor maatwerk en gebruik moeten
maken van de efficiëntie. Voor de rest moeten alle mensen maar eten wat ze zelf willen.
De voorzitter:
De heer Boswijk vervolgt zijn betoog.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik moet even kijken waar ik was gebleven.
Voorzitter. Ik ben een vleeseter en ik geniet van elk heerlijk stukje biefstuk. Dat
was even een disclaimer, voordat ik weer word afgeschilderd in een hoek waarin ik
helemaal niet thuishoor. Maar het is wel een feit dat, als de hele wereldbevolking
ons westerse eetpatroon overneemt, het niet goed gaat. Een nieuwe balans tussen dierlijk
en plantaardig eten is daarom nodig. Hiervoor hebben wij onze akkerbouwers keihard
nodig. Alleen, voor hen wordt het telkens moeilijker om die plantaardige producten
te produceren, doordat bijvoorbeeld heel veel gewasbeschermingsmiddelen wegvallen,
zonder dat daar een alternatief voor is. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Wordt er
al actie ondernomen om groene middelen en alternatieven sneller toe te laten?
Ook het addendum van het zevende actieprogramma kampt met heel veel verstrekkende
maatregelen. Ik heb hier bijvoorbeeld een kaartje van de Achterhoek. Ik zal dat zo
overhandigen aan de Minister. Als je daar alle beekdalen, plus alle bufferstroken
en de Natura 2000-gebieden met alle stroken daaromheen van afhaalt, dan blijft er
niets meer over voor de agrariër.
Het CDA ziet die grote uitdagingen. Niet alles kan meer overal zoals we misschien
gewend zijn, maar het is voor het CDA een randvoorwaarde dat het sociaal-economische
aspect en de leefbaarheid van het platteland beschermd blijven. Een dreigende aderlating
voor sommige gebieden, zoals op dit kaartje te zien is, gaat voor het CDA echt te
ver. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik vond dat de woordvoerder van het CDA eigenlijk best goed bezig was met zijn bijdrage,
maar nu gaan toch wel een beetje de alarmbellen rinkelen. Wij hebben namelijk een
Europese afspraak dat we de Kaderrichtlijn Water gaan houden. Het actieprogramma is
daarop gericht. Ik heb ook in het coalitieakkoord gelezen dat de huidige coalitie
het belangrijk vindt dat we die afspraken gaan halen. Hoe rijmt de heer Boswijk dat
dan met zijn verhaal over de Achterhoek, waar straks geen ruimte meer zou zijn voor
de landbouw, even vergetend dat er ook een biologische landbouw is, waarin die middelen
niet gebruikt worden?
De heer Boswijk (CDA):
Daar wil ik verderop op terugkomen, als u daar akkoord mee gaat.
De voorzitter:
Akkoord. U vervolgt uw betoog.
De heer Boswijk (CDA):
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur komt in het rapport Boeren met toekomst
met het advies om binnen de gestelde normen zo veel mogelijk vrijheid aan de boer
en de ondernemer te bieden. Als CDA zijn we het hier roerend mee eens en zien wij
niet zo veel in generiek beleid. Dat is voor ons een van de redenen geweest waarom
wij in november hebben gepleit voor een alternatief plan om de landbouwsector een
volwaardige plek te geven in het zevende actieprogramma. In het addendum op het zevende
actieprogramma komt de Minister met forse additionele maatregelen, maar over het alternatieve
plan en de bijbehorende maatwerkaanpak is het al een tijdje stil. Kan de Minister
ons vertellen wat de afgelopen maanden daarmee is gebeurd en hoe het plan van de sector
een volwaardige plek krijgt?
Verder werkt de Minister aan een wet over grondgebonden veehouderij. Alleen, hoe verhoudt
zich dit tot de onzekerheid van het verkrijgen van de derogatie? Dit zal namelijk
een grote impact hebben op het verdienmodel van de boer. De waterkwaliteit bij de
derogatiebedrijven is ook beter. Maar ook de weg naar de grondgebondenheid zal daarmee
een knauw op kunnen lopen.
De voorzitter:
Kunt u afronden?
De heer Boswijk (CDA):
Ja, de laatste twee vragen. Stel dat we de derogatie niet krijgen, wat desastreus
zou zijn, wat is dan de route naar de grondgebondenheid? Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Ten slotte, voorzitter. Is de Minister bekend met de EU-wet REACH, die het verbiedt
om kunstmest van buiten de EU te importeren? Moet deze wet niet tijdelijk worden opgeschort,
in verband met het nijpende tekort?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. Het woord is aan de heer Eppink, JA21.
De heer Eppink (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen het wat korter te houden. Misschien word ik
minder geïnterrumpeerd.
Voorzitter. Het coalitieakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst
wijdt twee pagina's aan de landbouwsector. Het woord «voedselzekerheid» kwam er helaas
nul keer in voor. Over vooruitkijken gesproken. De landbouwparagraaf van het kabinet
is naar mijn mening volledig achterhaald, net zoals het financieel kader. Ik zou zeggen:
terug naar de tekentafel. JA21 heeft daarom een landbouwvisie ontwikkeld, om dit een
extra impuls te geven. Deze heb ik meegenomen en zou ik graag aan de Minister willen
aanbieden. Het zit in een rood mapje, maar dat is toeval. Wij zijn van mening dat
de Nederlandse landbouwsector een van de duurzaamste in de wereld is. Landbouw zorgt
tevens voor circa 7,9% van de werkgelegenheid en draagt voor ruwweg 6,4% bij aan ons
bbp. In plaats van deze sector de das om te doen, moeten we deze juist versterken,
zeker vanwege de voedselcrisis die is ontstaan door de oorlogssituatie in Oekraïne.
JA21 ziet derhalve een grote noodzaak om voedselzekerheid te waarborgen. Dat is niet
alleen van belang voor Nederland en de EU, maar ook voor Afrika. Afrika had in 2021
een bevolking van ruwweg 1,3 miljard personen. De VN schatten dat dit in 2050 bijna
zal verdubbelen tot 2,5 miljard. Het wordt ingeschat dat eind 2100 een op de drie
wereldbewoners Afrikaan zal zijn. Dat betekent simpelweg meer monden om te voeden.
Als dat niet kan, betekent dat revoluties en onrust, en ook een permanente voedselcrisis
als we de landbouwproductie niet even hard laten stijgen.
Ons inziens moet het een prioriteit worden om de voedselproductie te verhogen. Daartoe
heeft ook de Chinese president Xi Jinping opgeroepen op 6 maart. Hij heeft daarvoor
voorstellen gedaan, voornamelijk het vergroten van de Chinese graanproductie om zelfvoorziening
te kunnen waarborgen. Ook de Franse president Emmanuel Macron wil binnen de EU de
landbouwproductie verhogen. Wij willen die verlagen. Dat is de verkeerde richting.
Hij stelt voor om voedselzekerheid binnen de EU weer prioritair te maken en die dus
boven de natuurdoelstellingen van Eurocommissaris Timmermans en zijn Green Deal te
stellen. Hoe ziet de Minister dat voorstel van president Macron?
Enkele van de belangrijkste punten uit de voedselzekerheidvisie van JA21 zijn om de
beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel nadrukkelijk een plaats te geven in
het huidige landbouwbeleid, en het belang van de boeren te erkennen in plaats van
het voor lief te nemen. Boeren hebben perspectief nodig en verdienen rechtszekerheid,
ook tegen dreigingen van verplichte onteigening. Deelt de Minister deze analyse?
JA21 ziet ook een groot dilemma in de natuurplannen van het kabinet. Volgens het CBS
is tussen 2008 en 2021 circa 118.000 hectare landbouwgrond onttrokken. Zo kromp het
landbouwarsenaal met ongeveer 6%. Deze natuurplannen moeten dus worden herzien in
het licht van de aankomende voedseltekorten. Er is momenteel namelijk niet minder
maar meer voedsel nodig. De Oostvaardersplassen zijn mogelijk een voorbeeld van een
natuurgebied dat in kaart kan worden gebracht om het in landbouwgrond om te zetten.
Kan de Minister ons mededelen of hier al onderzoek naar is gedaan? En zo niet, wanneer
kan het dan worden gedaan?
Tot slot hoor ik graag een update van de stand van zaken wat betreft de aanpak van
stikstof. Ik hoorde dat er spoedig een brief aan de Kamer zal worden gestuurd, maar
kan de Minister daar al wat over zeggen?
Ten slotte nog even de vleestaks, als dat nog mag binnen mijn tijd. Als voormalig
resident van België zou ik dat zien als een culinaire dictatuur. Als voormalig resident
van de Verenigde Staten wil ik de Minister er graag op wijzen dat wie gezond eten
te duur maakt, mensen met lagere inkomens veroordeelt tot goedkoop voedsel met veel
vet en suiker, met obesitas als gevolg. Dat heb ik overal in de Verenigde Staten gezien,
vooral in het zuiden. Armoede en overgewicht gaan hand in hand. Daar moeten wij aan
denken.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eppink. Er is een interruptie van de heer Boswijk en daarna een
van de heer Grinwis.
De heer Boswijk (CDA):
Ik had nog één vraag. Die kon ik niet kwijt, dus dat kan ik nu mooi via de heer Eppink
doen. Wij denken ook niet heel enthousiast over die vleestaks, maar er stond wel één
interessant ding in. Dat ging over die terugsluis naar de boer om het verdienmodel
te verbeteren. Hoe kijkt meneer Eppink ertegen aan om dat bijvoorbeeld te doen bij
een suikertaks en de suikerbietenakkerbouw?
De heer Eppink (JA21):
Laat ik het zo zeggen: ik heb het daar niet specifiek over gehad. Waar het mij om
gaat, is dat gezond voedsel dermate duur wordt dat bepaalde mensen met lage inkomens
alleen nog voedsel met te veel suiker kunnen kopen. Dat is zeer slecht voor de gezondheid.
Dus te veel suikers in ons voedsel is zeer slecht. Dat is een negatief aspect. Dan
denk ik ook aan bepaalde zoete dranken. Ik zal de namen hier niet noemen, maar ik
vind dat we die moeten tegengaan. De gevolgen van obesitas in bijvoorbeeld de Verenigde
Staten zijn zeer ernstig. Zulke zaken moeten wij hier niet hebben.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Collega Eppink had wat moeite om zich te identificeren met het coalitieakkoord. Ik
versta zijn kritiek zo dat hij wel blij wordt van het voornemen om de btw op groente
en fruit te verlagen van 9% naar 0% en een suikerbelasting in te voeren, want met
dat voornemen wordt beleidsmatig ingevuld wat de heer Eppink aan het einde van zijn
betoog verzuchtte.
De heer Eppink (JA21):
Die conclusie klopt: het belasten van suiker en de btw op groente en fruit naar 0%.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eppink. Dan gaan we naar mevrouw Bromet van GroenLinks voor haar
bijdrage.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het pijnlijke is dat we als gevolg van de oorlog in Oekraïne
te maken hebben met een crisis die misschien leidt tot een voedselcrisis, maar dat
achter die crisis nog steeds een veel grotere crisis dreigt, en dat is de klimaatcrisis.
Dit debat gaat ook over klimaat en landbouw. Ik wil me daarom focussen op klimaat.
Ik vind het goed dat het regeerakkoord spreekt van een samenhang tussen de Kaderrichtlijn
Water, stikstof en klimaat. Voor een heleboel maatregelen die je moet nemen om de
problemen op te lossen, geldt dat die ene maatregel er voor alle drie de problemen
is. Dat is dus heel efficiënt. Er is een afspraak gemaakt om te voldoen aan het Klimaatakkoord
van Parijs. Dat is een internationale afspraak waar Nederland zich aan wil houden.
Je kunt per sector kijken hoe het ervoor staat. En dat is niet florissant.
Allereerst de glastuinbouw. Ik heb de glastuinbouw ook in de debatten hier altijd
genoemd als een voorbeeld voor de wereld, maar nu deze crisis in Oekraïne zich aandient,
zie je een scheiding tussen glastuinbouwbedrijven. Er zijn glastuinbedrijven die geanticipeerd
hebben op klimaatverandering, die kassen hebben als energiebron en die bodem- en aardwarmte
gebruiken. Maar andere glastuinbouwbedrijven zijn doorgegaan op de oude weg. Die hebben
geïnvesteerd in warmtekrachtinstallaties om op een inefficiënte manier gas in warmte,
CO2 en elektriciteit om te zetten. De boeren van deze kassen verdienen meer aan het verkopen
van stroom dan aan het verkopen van paprika's. Dat is volgens mij niet de bedoeling.
In de Klimaat- en Energieverkenning wordt voorspeld dat dit zeker tot 2030 zo zal
blijven. De oorlog heeft eigenlijk alles overhoopgehaald. GroenLinks hoopt dat dit
ook zal leiden tot een positieve breuk. Hoe gaan we de huidige gasprijs of het gastekort
gebruiken om de trend te doorbreken en wel die stappen te zetten naar minder gasverbruik?
Waar staat de glastuinbouw in het afschakelplan als Rusland de gaskraan dichtdraait?
Moeten dat schaarse gas en die CO2-ruimte worden besteed aan sierteelt voor de export als er honger dreigt? Of moeten
we daarmee in de winter bloemen kweken, die we vervolgens per vliegtuig naar de VS
sturen? Is dat het waard? Wanneer kan de glastuinbouw onder het ETS vallen?
Dan de veehouderij. We komen echt nog nergens in de buurt van de doelen die zijn gesteld
in het Klimaatakkoord, behalve dat er sprake is van een lichte afname van het aantal
varkens en van de emissie die daarbij aan de orde is. Het Klimaatakkoord spreekt over
een heleboel maatregelen om de impact op klimaat te verkleinen, om CO2-uitstoot te verminderen, maar dat zijn ook maatregelen die inmiddels vanuit het stikstofdossier
onvoldoende zijn gebleken. Ik noem stalsystemen die niet helemaal doen wat ze zeggen
te doen. Hoe zorgen we ervoor dat de stikstofmaatregelen en de klimaatmaatregelen
elkaar versterken? Het zou toch idioot zijn om boeren stallen neer te laten zetten
die niet werken als het gaat om het verminderen van de stikstofuitstoot maar die wel
werken voor het klimaat. Hoe voorkomen we dat de bijvangst aan klimaatruimte door
de stikstofmaatregelen verloren gaat?
Voorzitter. Ik kom op de bodem en de veenweiden. In het Klimaatakkoord is 1,5 megaton
CO2-besparing in de boeken gezet, maar men is nog nergens verder gekomen dan onderzoeks-
of testprojecten, kennisuitwisseling et cetera. Ik zou zeggen: wanneer gaan de waterpeilen
omhoog om die CO2-besparing daadwerkelijk voor elkaar te krijgen? Wanneer zorgen we ervoor dat het
veen niet langer oxideert en de huizen niet langer verzakken?
Hier zit ook weer een enorme koppelkans in met het stikstofbeleid. Hoeveel extra megaton
kunnen we voorkomen door de waterpeilen te verhogen? Hoeveel kunnen we opslaan en
hoe laten we dit ten goede komen aan de boeren en de natuur? Hoe voorkomen we dat
we wachten op een stikstofplan en dat dat leidt tot uitstel van het klimaatplan en
vice versa? Wat is het maximale potentieel van het veenweidegebied? We hebben nu een
besparing van 1 megaton afgesproken tot 2030, maar we moeten tussen 2030 en 2050 nog
veel en veel meer besparen.
Voorzitter. We hebben de Bossenstrategie, maar waar en wanneer komen die nieuwe bossen?
De nieuwe landschapsgronden die in het regeerakkoord staan, kunnen deels uit bos en
houtige opstand bestaan, maar krijgen die dan een puntje in het klimaatplan? Wordt
dat natuur van waarde of gaan we nieuwe productiebossen aanplanten, die we na 40 jaar
weer gaan vermalen tot wc-papier?
Voorzitter, tot slot. Het eerste energieakkoord gaat over 2030 en het Klimaatakkoord
stamt uit 2019, maar sindsdien is het netto slechter geworden en niet beter. Het is
nu 2022. Het PBL stelt in de Klimaat- en Energieverkenning dat de beoogde substantiële
Klimaatakkoordplannen voor de hele sector nog nauwelijks zijn uitgewerkt. Daarnaast
is er vanuit het Klimaatakkoord ook beleid vastgesteld, waarvan de emissie-effecten
nog niet te kwantificeren zijn, omdat ze zijn gericht op onderzoekspilots en investeringen
in zogenaamde first movers.
De voorzitter:
Kunt u afronden?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja, voorzitter.
Ik maak me ernstig zorgen. We halen de doelen niet die we onszelf stellen tot 2030
en we hebben nog geen idee hoe we de rest van de doelen, namelijk een CO2-besparing van 95%, gaan halen in de resterende twintig jaar. Ik zou graag van de
Minister willen weten wat hij gaat doen om dat wel voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Tjeerd de Groot
van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het woord «crisis» is al veel gevallen vandaag. De oorsprong
van het woord «crisis» heeft te maken met onderscheiden, oordelen en beslissen. Het
woord roept op tot actie. Dat betekent dat we nu ook in actie moeten komen. We moeten
niet alleen beschouwen, maar ook in actie komen. We moeten geen kostbaar voedsel geven
aan vee. Dat is al gezegd. We moeten in actie komen om de bodem gezond te houden en
om onze gezondheid te bevorderen. Wat dat betreft alle hulde voor de Minister dat
hij de moed heeft om hier te zeggen: ik ga doorpakken ten aanzien van de vleestaks.
Maar deze bijdrage gaat ook een beetje over de vraag waar we vandaan komen, waar we
naartoe gaan en hoe de fractie van D66 kijkt naar deze Minister en naar dit kabinet.
Die moed is immers ook nodig voor de transitie, de kern van de opdracht van de Minister.
Dat betekent dat er een einde moet komen aan het pappen en nathouden, want de urgentie
is er. Als we niks doen, is de bodem wereldwijd nog maar goed voor 60 oogsten. 70%
van de bodem in Europa verkeert in slechte staat. Maar in de evaluatie van de bodemstrategie
zegt de Minister: we hebben nog steeds geen harde doelen gesteld; er is alleen sprake
van kennisuitwisseling. Dat kan niet.
Ik noem nog een ander voorbeeld: de Eiwitstrategie. De Minister zegt dat 93% van wat
we importeren, bestemd is voor veevoer. 93%! Wij verwachten van deze Minister dat
hij zegt: dit is het ingroeipad, zodat we daarmee kunnen stoppen. Datzelfde geldt
voor kweekvlees. Er moet actie komen.
Voorzitter. Voor de gezondheid is het goed dat er nu een vleestaks komt, maar de problematiek
is natuurlijk veel breder. Zwaarlijvigheid kost deze samenleving 80 miljard per jaar.
De voorzitter:
Meneer De Groot, er is op het vorige punt nog een interruptie van de heer Boswijk
van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Misschien heb ik een andere brief gelezen dan meneer De Groot, maar ik geloof dat
de Minister heeft voorgesteld om een onderzoek te doen naar de vleestaks. Hij voert
de vleestaks niet in. Maar misschien heeft meneer De Groot een andere brief gelezen.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
U heeft gelijk. Ik ben er zo enthousiast over, dat ik er al van uitga dat we dat gaan
invoeren, maar het is inderdaad een onderzoek. Dat klopt.
De voorzitter:
De brief was ook laat, dus ik kan het me voorstellen. Goed dat het opgehelderd is.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb vooral de discussie op Twitter gevolgd, voorzitter.
Maar even terug naar waar het over gaat. Een op de tien kinderen tot 12 jaar lijdt
aan overgewicht en een op de vijf kinderen tot 16 jaar heeft overgewicht. Ik lees
allemaal prachtige dingen over DuurzaamDoor, Jong Leren Eten en de voedselagenda,
maar denkt de Minister werkelijk dat die mooie programma's in staat zijn om deze grote
problemen aan te pakken? Dat is een beetje een retorische vraag, voorzitter. Want
deze map met al die stukken, voor een deel ondertekend door uw voorganger, maar voor
een deel ook ondertekend door u, is de fysieke weerslag van twintig jaar pappen en
nathouden. Dat is eigenlijk een treurige constatering. Het is vrijblijvendheid.
Theresa May zei: brexit is brexit. Deze coalitie zegt: transitie is transitie. Dat
is een breuk met het verleden. Dat betekent dat deze Minister leiding aan die transitie
moet geven. Dat betekent dus ook dat je stuurbare en meetbare doelen moet gaan stellen.
Dat geldt bijvoorbeeld voor organisch stof in de bodem, om die gezond te houden en
oogsten nog mogelijk te maken. Dat geldt ook voor het verdienmodel. De verwerkende
industrie en de retail moeten nu echt gaan leveren en kunnen zich niet meer verschuilen
achter de markt, want wij gaan die markt laten functioneren ten gunste van de natuur
en ten gunste van de boeren. Het gaat over een nieuwe, goede landbouwpraktijk. Wat
betekent die kringlooplandbouw op het bedrijf nou?
De transitie moet niet alleen meetbaar, maar ook onontkoombaar – dat is een ander
belangrijk woord – worden. In het kader van de stikstofaanpak hebben we het over onontkoombaarheid.
De Minister voor Stikstof pakt dat goed op. Maar het coalitieakkoord is een tweeluik.
Als de transitie naar kringlooplandbouw, inclusief dat verdienmodel, niet onontkoombaar
wordt geregeld – dat gaat dus verder dan alles wat in deze goedbedoelende projecten
staat – hebben we een probleem.
Wat je in de stukken ziet, is iets wat ik eerder heb gesignaleerd, namelijk dat de
kern van het systeem twintig jaar lang feitelijk ongewijzigd werd gelaten. Veerman
had een dialoog over de intensieve veehouderij. Verburg had de eiwittransitie. Bleker
had de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en het project AMK, «alles moet kapot».
Van Dam had de voedselagenda. Uw voorganger, Schouten, had een visie. Maar dat is
niet genoeg. Dat is niet genoeg, want de kern moet gewijzigd worden. Die opdracht
heeft u nu. Daar gaat D66 echt op toezien. D66 zou dus hopen daar in dit debat al
wat meer over te horen, iets wat verder gaat, iets wat leiding geeft aan deze transitie.
Dat is vast meer dan wat op de spreeknotitie staat. Wij kijken met belangstelling
uit naar een doorkijk naar de concretisering van wat er in het coalitieakkoord staat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Ik zie dat er een interruptie van de heer Mulder is.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ja, ik hoor grote woorden als «een visie is niet genoeg» en «we gaan de kern wijzigen».
Wat ik veel enger vind, is dat er gezegd wordt: wij – ik neem aan dat D66 dan niet
alleen zichzelf bedoelt, maar verwijst naar wij als politiek – gaan de markt veranderen.
Zou mijn collega eens de landen kunnen noemen waar de overheid de markt veranderd
heeft en waar dat succesvol was?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nederland is een van de duurste landen ter wereld om landbouw te hebben. We hebben
hectareprijzen van € 80.000 tot € 100.000. Het is eigenlijk niet te doen om dan een
verwerkende industrie te hebben waarvan een groot deel toch een kostprijsstrategie
heeft. Elke econoom kan uitleggen dat dat economisch gezien heel onverstandig is en
dat je toe moet naar een productiesysteem met een hoge toegevoegde waarde. Daarom
zegt D66 ook: je moet met minder dieren meer gaan verdienen. We hebben laatst een
heel interessante hoorzitting georganiseerd. Ik weet niet of u daarbij was. Er waren
vertegenwoordigers van bedrijven aanwezig die hebben laten zien dat je met een minder
intensieve productie een beter verdienmodel voor boeren kunt creëren. Maar al die
bedrijven dringen er ook op aan om dat voor iedereen te regelen, zodat je een gelijk
speelveld op de markt hebt. Dat geldt ook voor de positie van banken en ook voor de
retail, die zegt: prima, geef die voorschriften voor transparantie en labeling maar,
dan kunnen wij laten zien wat we allemaal voor goede dingen doen en dan is het controleerbaar,
maar dan wel voor ons allemaal. Dan kan je ook met export, in het hogere segment,
meer verdienen met minder productie en minder schade, ook aan het inkomen van de boer.
Dat zal u ook een goed idee vinden, denk ik.
De voorzitter:
De heer Mulder voor zijn laatste interruptie.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik vroeg om voorbeelden waarin de overheid de markt had veranderd en in welke landen
dat wel goed is afgelopen, maar ik hoor geen enkel voorbeeld.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Op deze manier zijn wij de allereerste in de wereld. Dat is uniek. Nederland was het
allereerste land dat het idee-Mansholt heeft uitgerold, om het zo maar te noemen.
Daar zijn we wereldberoemd mee geworden. Daar zijn we hartstikke goed in. We zijn
ook als eerste tegen de grenzen van dat systeem opgelopen en ook tegen de grenzen
van wat de markt met boeren doet. U houdt een warm pleidooi voor de boeren, maar het
effect is dat die boeren van u het verdienmodel zijn van allerlei toeleveranciers.
Die verdienen in uw visie eigenlijk het minste, en dat is heel treurig. Ik zou zeggen:
verdiep u zich eens in de ideeën en sluit u aan bij D66, althans, bij het gedachtegoed.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Er is dus geen voorbeeld.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mulder. Dit was uw vierde interruptie. Mevrouw Van der Plas, voor
haar derde interruptie. Misschien wil zij iets van uw interruptie meenemen, maar dat
is helemaal aan haar.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoorde de heer De Groot in het begin zeggen dat we moeten stoppen met duur voer
aan dieren te geven. Ik was even benieuwd wat dieren dan nog wel mogen eten. Wat dieren
ook heel veel eten – daar wordt hier altijd voor het gemak eventjes aan voorbijgegaan –
zijn heel veel reststromen uit de akkerbouw en de voedingsmiddelenindustrie. Daar
zijn wij ook heel goed in. Als wij de veestapel gaan halveren of minder dieren in
Nederland gaan houden, dan blijf voor mij de vraag wat er dan gebeurt met die levensmiddelenresten.
Hoe gaan we die dan verwerken? Worden die dan in een biomassacentrale gegooid? Worden
die weggegooid? Worden die verspild? We hebben het steeds over voedselverspilling
als we het over dieren hebben, maar het is natuurlijk ook ultieme voedselverspilling
als er niks gebeurt met die reststromen, wat echt een aanzienlijk deel is. Ik ben
benieuwd naar de visie van D66 daarop. Wat gebeurt daar dan mee? En wat voor gevolgen
heeft het voor de prijs van voedsel voor de consument als de levensmiddelenindustrie
die reststromen niet meer op een relatief goedkope manier kan leveren aan de veehouderij?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dat is eigenlijk wel een hele mooie vraag, want precies dat is de kern van kringlooplandbouw,
namelijk dat je die dieren – varkens en kippen zijn reststroometers – alleen nog maar
reststroom geeft. Dat is juist een betere verwaarding van die reststromen. De Kamer
heeft de Minister in een motie opgeroepen om meer van die reststromen beschikbaar
te maken voor dieren. Als je dat doet – dat is ook onderzocht – gaan de voerkosten
zelfs dalen. De helft van het voer van kippen en varkens bestaat grosso modo uit granen
die mensen ook kunnen eten. Daar gaan we dan mee stoppen. Daarmee kunnen we hongersnoden
oplossen. Dat is een situatie die goed is voor het inkomen van de boer en goed voor
de voedselsituatie op aarde. Dan gaan we ook nog op een slimmere manier om met de
reststromen die we hebben. Daarnaast houden we andere graasdieren vooral op marginale
gronden. Er zijn er heel veel in de wereld. Die moet je niet voor akkerbouw gebruiken.
Ook Nederland heeft heel veel goede graslanden die we voor niets anders gebruiken.
Dat is eigenlijk waar het kabinet nu aan gaat werken.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is een mooie gedachte. Meneer De Groot weet ook dat ik het met sommige dingen
totaal niet eens ben en dat we elkaar op sommige punten soms best kunnen vinden. Maar
mijn vraag was als volgt. Als we minder dieren hebben – we hebben nu relatief veel
dieren in Nederland, die heel veel van die reststromen opeten – dan betekent dat niet
dat de consument minder gaat consumeren. De voedselproductie voor de mens stijgt met
het stijgen van het bevolkingsaantal. Mensen moet namelijk eten. Die reststromen blijven
dus in stand. Als je minder dieren hebt, wat gebeurt er dan met die reststromen? Ik
snap wel wat de heer De Groot zegt, namelijk dat hij wil dat die reststromen naar
de dieren gaan ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
... maar als je minder dieren hebt en de levensmiddelenproductie blijft zoals die
is, wat doen we dan met het restant aan restproducten die we dan niet meer aan die
dieren kunnen geven?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik maak even een eenvoudig sommetje. Stel dat de helft van het voer voor varkens en
kippen bestaat uit niet-kringloopwaardig voer – dat zijn dus die granen – en dat de
andere helft die reststromen zijn. Als je de veestapel dan zou halveren, betekent
dat dat je 100% reststromen kunt voeren. Dat is het idee. Maar ik ben blij dat ook
de BoerBurgerBeweging erkent dat we ontzettend veel dieren in Nederland hebben. Dus
ik denk dat we langzaam dichter bij elkaar komen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, hoor, helemaal niet.
De heer Bisschop (SGP):
De fierheid waarmee collega De Groot presenteert dat wij het eerste land ter wereld
zijn dat de markt probeert te veranderen, riep bij mij toch wel enige bedenkingen
op, moet ik eerlijk zeggen. Op welke manier zijn in de visie van D66 de risico's afgedekt
die hiermee gepaard gaan, namelijk dat de voedselvoorziening in gevaar komt en de
agrarische sector naar de knoppen gaat? Op welke manier heeft D66 voorzien in het
afdekken van die risico's? Want als dat gebeurt, hebben we die miljoenen slachtoffers
als gevolg van voedselgebrek, waarvan D66 zegt die te willen voorkomen. Tot zover
mijn eerste vraag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
De SGP grossiert niet in understatements, zal ik maar zeggen. Feit is dat de wijze
waarop we nu de voedselproductie hebben georganiseerd in Nederland, niet meer houdbaar
is. Dat zei het vorige kabinet al. Die schreef dat op: «niet meer houdbaar zoals het
nu is». Dat betekent dat we iets moeten doen. Er is crisis, we moeten gaan handelen,
om boeren de ruimte te kunnen geven. Boeren zitten nu helemaal aan het eind. Er wordt
afgewenteld op het inkomen van de boer, in negatieve zin, en er wordt afgewenteld
op de omgeving. 7 miljard euro schade per jaar wordt via de boeren afgewenteld, door
de verwerkende industrie en de retail. Dat moet stoppen. Dat zijn gewoon de feiten,
waar ook de SGP naar zou moeten kijken en waarvan zij zou moeten zeggen: goh, kunnen
we die boer nou niet een beter leven geven met minder druk tot intensivering, minder
druk tot schaalvergroting en een beter inkomen? Dat is waar het over gaat. Dat is
niet makkelijk om te doen, want dat is inderdaad nog nooit gedaan, maar dit coalitieakkoord
geeft dit kabinet de mogelijkheid om te zeggen: retail, we gaan een wet voorbereiden
waarin staat dat jullie volledig transparant moeten worden over hoe duurzaam, inclusief
een eerlijke prijs, jullie assortiment is; dat moet ook worde gelabeld. Zo voorkomen
we ook dat het via het buitenland komt. Er zijn dus wel ideeën. Dus denk mee, zou
ik zeggen, want het is echt in het belang van de boeren waar u ook voor staat.
De heer Bisschop (SGP):
Ook ik constateer dat de heer De Groot geen antwoord geeft op mijn vraag. Hij verlegt
de discussie naar het frame alsof de SGP niet ervoor zou pleiten om toe te werken
naar een nieuwe balans tussen natuur, milieu en landbouw. De heer De Groot weet van
eerdere bijdragen van de SGP dat wij daar al jarenlang voor pleiten. Alleen, wij proberen
het op een andere wijze in te vullen dan D66. Dat is een constatering, nog afgezien
van bepaalde foutieve vooronderstellingen. Alsof akkerbouw en veeteelt zomaar eventjes
qua grondgebruik ingewisseld kunnen worden. Dat is helemaal niet zo. En alsof een
substantieel deel van het voer voor vee voor menselijke consumptie geschikt zou zijn.
Ik verwijs kortheidshalve naar een studie uit 2019 van de FAO waarin dat allemaal
ontkracht wordt. Daarom herhaal ik mijn vraag: wat dient volgens D66 te gebeuren om
de immense risico's af te dekken waarmee de aanpak van D66 – want daar gaat het om –
gepaard gaat, namelijk de risico's ten aanzien van de voedselvoorziening en het kapotmaken,
vernielen en teloor laten gaan van de agrarische sector?
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Die laatste kwalificatie werp ik natuurlijk verre van mij, want het gaat juist om
het bieden van perspectief. Als je met ideeën komt die door het kabinet worden uitgevoerd
en zegt dat je daarmee de sector kapotmaakt, misken je de problematiek waar de sector
nu in zit. Natuurlijk brengt een transitie een risico met zich mee. Dat moeten we
ook erkennen. Je weet namelijk wat je hebt, maar je weet niet wat je krijgt. Dus ik
begrijp boeren die zeggen: geef mij maar duidelijkheid over wat het gaat worden. Dat
is ook precies de oproep van D66 aan de Minister. Wat betreft het onderzoek van de
FAO: dit geeft ook maar weer aan dat je heel precies moet zijn over wat nou kringloopwaardig
voer is of, nog beter, een kringloopwaardige benutting van akkerbouwgrond. Want daarover
gaat het, en dat wordt in die studie door elkaar gehaald, omdat die nog uitgaat van
het bestaande model. Er is dus nog heel veel te doen, maar ik zeg tegen de SGP: de
woorden die u gebruikt vind ik eigenlijk on-SGP-achtig. Op dit moment hebben we een
groot probleem met onze agrarische sector, ook economisch. Juist D66 en andere partijen
zetten zich in voor de toekomst van de boer, maar ook voor de aarde. Dat zou u zich
ook moeten aantrekken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Voordat ik het woord geef aan de heer Wassenberg, wijs
ik de collega's erop dat we nog zeven sprekers hebben met elk vijf minuten. We willen
de Minister natuurlijk ook nog de gelegenheid geven voor zijn beantwoording. Dus laten
we in interrupties en antwoorden echt even kort en bondig zijn. Anders lopen we het
risico dat we de tweede termijn wellicht moeten voortzetten in de plenaire zaal bij
het tweeminutendebat. Ik zie toch nog een derde interruptie van de heer Bisschop.
Dat mag, want hij heeft er vier. De derde interruptie van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ik werp verre van mij dat ik D66 zou verwijten dat zij toewerken naar de teloorgang
van de agrarische sector. Ik vraag naar de inventarisatie van de risico's op die punten,
namelijk de aantasting van de voedselvoorziening en het mogelijk verdwijnen van de
agrarische sector. Ik hoor tot nu toe op geen enkele manier enige reflectie of verantwoording
van D66 hoe daar dan over doorgedacht is. Dat risico kunnen we toch niet lopen? Ik
neem aan dat we elkaar op dat punt in elk geval kunnen vinden.
De voorzitter:
Een bondige reactie van de heer De Groot – als hij daar behoefte aan heeft, natuurlijk.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nogmaals, er zitten grote risico's aan de huidige voedselproductie, ook voor de voedselvoorziening.
Veevoer aan dieren geven is namelijk inefficiënt gebruik van de aarde. Daar kun je
geen 10 miljard mensen mee voeden. Ga de wetenschap erop na. Dat is één. Het tweede
is het volgende. Ja, als je een transitie ingaat, brengt dat risico met zich mee.
Daarom zijn ook die miljarden gereserveerd voor een transitiefonds, om ook risico's
bij banken enzovoort af te dekken. Een risico voor de voedselvoorziening lijkt me
echt ondenkbaar, want juist die voedselvoorziening is gebaat bij de omslag naar kringlooplandbouw.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk rond. We gaan naar de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren
voor zijn bijdrage.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Er is een crimineel tekort aan leiderschap als het gaat om klimaat.
Voordat u denkt «nou, de Partij voor de Dieren gaat er meteen lekker fel in»: dat
zijn niet mijn woorden, maar die van secretaris-generaal Guterres van de Verenigde
Naties. Hij zei dat vorige maand bij het verschijnen van het laatste klimaatrapport
van het IPCC. Maar ik onderschrijf zijn woorden wel. We moeten veel meer doen en we
moeten het veel sneller doen, ook in Nederland, want ook hier is de CO2-uitstoot in de landbouw in 2021 zelfs gestegen. Het PBL waarschuwde onlangs opnieuw
dat de klimaatdoelen voor de landbouw niet gehaald zullen worden met de vrijblijvende
maatregelen uit het coalitieakkoord. Toch is er vanuit de agro-industrie en vanuit
sommige politieke partijen juist een luide roep om klimaatplannen in de ijskast te
zetten vanwege dreigende voedseltekorten.
De rapporten uit Wageningen die de Minister naar de Kamer stuurde, laten zien dat
er in Europa geen voedseltekorten zullen ontstaan. Wel is er een probleem met de beschikbaarheid
van veevoer. We lazen vorige week zelfs dat Nederlandse veehouders aan het hamsteren
zijn geslagen. Maar we zijn blij dat de Minister voet bij stuk houdt en zich niet
gek laat maken door partijen die niet in willen zetten op voedselzekerheid, maar op
vleeszekerheid. Want voor de vleesproductie wordt een onevenredig groot beslag gelegd
op de wereldvoorraad granen. Meer dan de helft van de Europese graanproductie gaat
naar veevoer. Als je breder kijkt, zie je dat zelfs 60% van het Europese akkerland
ingezet wordt voor veevoer. Dat betekent een enorme voedselverspilling. Het is al
eerder gezegd. Als Europa meer zou focussen op plantaardige productie voor menselijke
consumptie, zouden we met minder landbouwgrond meer voedsel kunnen produceren. Dan
neemt ook de uitstoot van broeikasgassen af en wordt de schadelijke invloed op de
natuur verminderd. Bovendien worden we als land veel minder afhankelijk van het buitenland
voor de import van veevoer. Dat heet een win-win-win-winsituatie. Ik hoop dat u hebt
meegeteld. Tot slot biedt het boeren toekomstperspectief.
De voorzitter van de Duitse LTO – dat heet daar het Deutscher Bauernverband – stelde
eerder dit jaar dat de opmars van een plantaardig eetpatroon goede kansen biedt voor
boeren en dat het voor de landbouw uiteindelijk meer voordelen dan nadelen kent. Dat
is de vijfde win. Deelt de Minister de visie dat genoeg betaalbaar voedsel voor mensen
belangrijker is dan het verbouwen van veevoer? Gaat hij er dan ook voor zorgen dat
we zo snel mogelijk inzetten op het verkleinen van het aantal dieren in de veehouderij,
zodat er minder veevoer nodig is en er meer grond gebruikt kan worden voor de teelt
van voedselgewassen voor menselijke consumptie?
Voorzitter. Niet alleen de productie maar ook de consumptie van vlees moet versneld
worden aangepakt. Complimenten voor de Minister dat hij daar nu eindelijk een begin
mee wil maken. De eiwittransitie is al dertien jaar geleden tot kabinetsbeleid benoemd,
maar er is nooit eerder werk van gemaakt. Nu dus wel. Sterker nog, iedere poging die
in het verleden werd gedaan om vleesvermindering aan te kaarten werd meteen de kop
ingedrukt. Zo werd de klimaatcampagne Iedereen doet wat gecensureerd door het Ministerie
van Landbouw, omdat het te gevoelig zou liggen. En nog steeds worden er miljoenen
euro's aan Europees geld gestoken in vlees- en zuivelreclames, zodra de vleesconsumptie
begint te dalen.
Het is dus goed dat de Minister nu onderzoek doet naar een mogelijke vleestaks, maar
we zien meteen de oude reflexen: «Kom niet aan de gehaktbal! Voedsel moet betaalbaar
blijven!» Maar waar was de VVD toen de btw-verhoging op alle levensmiddelen werd doorgevoerd?
Dat leidde bijna tot de hoogste prijsstijging van voedsel in tien jaar tijd. Wanneer
hebben de partijen die nu moord en brand schreeuwen, gewezen op de 4,5 miljard euro
die de vleesconsumptie in Nederland aan schade oplevert? Dat heeft CE Delft in 2019
berekend. Dat betalen nu alle belastingbetalers. Wat echt zoden aan de dijk zal zetten
in het betaalbaar houden van gezond voedsel, is het plan om de btw op groente en fruit
helemaal af te schaffen. We vragen aan de Minister om hier versneld werk van te maken.
De btw-verhoging op voedsel werd vier jaar geleden door het vorige kabinet in een
jaar geregeld. De btw-verlaging op groente en fruit schijnt meer tijd te kosten, maar
losse groente en fruit, dus geen complexe producten, zouden toch snel onder het 0%-tarief
gebracht kunnen worden?
Ten slotte, voorzitter. De Minister komt nog met een brief over de Eiwitstrategie.
We doen graag een aantal suggesties: investeren in plantaardige eiwitinnovaties, de
teelt van plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie stimuleren en de catering
bij overheidsinstanties standaard plantaardig maken, waarbij vlees en zuivel beschikbaar
zijn voor wie er expliciet om vraagt.
Als laatste, voorzitter, de glastuinbouw, of eigenlijk de gastuinbouw. In de sierteelt
werden het afgelopen jaar bloemen gekweekt op Russisch gas. Dat gebeurde door Oost-Europese
arbeidsmigranten. Die bloemen werden dan verkocht aan Rusland. Nu dus niet meer. Ik
roep de Minister op om in zijn brief over de verduurzaming van de glastuinbouw in
te gaan op de omschakelsubsidie voor telers die willen omschakelen naar voedselproductie
in onverwarmde kassen. Dat zou een heel belangrijke stap zijn naar een duurzame en
regionale voedselproductie voor menselijke consumptie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg, voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Beckerman
van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wat de SP-fractie betreft is het goed dat we vandaag de tijd
nemen om onder andere te kunnen spreken over onze voedselzekerheid. Volgens mij is
dat een onderwerp dat zeker in relatie tot de oorlog in Oekraïne, vandaag al veel
aangehaald, zeer belangrijk is om te bespreken. Ik heb daar een aantal opmerkingen
en vragen over.
We hebben in ons land over het algemeen het geluk dat de toegang tot voedsel wijdverspreid
is. Uiteraard bestaan er grote verschillen. Maar met de verschrikkingen van de oorlog
op ons continent in het achterhoofd is het volgens mij van zeer groot belang om ook
dit goed onder de loep te nemen en kritisch te bekijken. Wat zijn de gevolgen van
de oorlog tot nu toe voor de Europese voedselproductie en -prijzen? Hoe gaat dat de
Nederlandse consument beïnvloeden? Hoe is Nederland van plan om om te gaan met onze
afhankelijkheid van bijvoorbeeld kunstmest of veevoer? Op welke manier gaan consumenten
beschermd worden tegen te hoge voedselprijzen? De stijging van de voedselprijzen raakt
uiteraard ook in Nederland de ene groep harder dan de andere groep. Wat doen we voor
lagere en middeninkomens die te maken krijgen met sterk stijgende prijzen voor eten
en drinken? Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Wassenberg of we die 0% btw op
groente en fruit niet nu al kunnen invoeren. Zo nee, wat zijn dan de belemmeringen?
We snappen alle moeilijkheden met varianten, maar we vinden dat dat juist nu in een
versnelling zou moeten komen.
Voorzitter. Waar ik me zorgen over maak, is dat er sinds het uitbreken van de oorlog
een zeer sterke lobby op gang is gekomen, die zich keert tegen de verduurzaming van
onze landbouwsector. Kan de Minister hier zijn visie op geven? Is hij het ermee eens
dat, als de oorlog ons iets leert over voedselzekerheid, dat vooral is dat verduurzaming
en onafhankelijkheid niet snel genoeg kunnen gaan? Het IPCC, de onderzoeksgroep klimaat
van de Verenigde Naties, rapporteerde vorige maand opnieuw dat de gevolgen voor de
mensheid op korte termijn al desastreus kunnen zijn als daadkracht uitblijft. Dit
raakt voor een zeer belangrijk deel onze voedselzekerheid. Ons productiesysteem is
een van de oorzaken van de klimaatproblemen, waar we mee te maken hebben en nog meer
zullen krijgen. Is de Minister het daarmee eens? Moet het streven niet zijn dat we,
zoals tal van natuurorganisaties op dit moment zeggen, met de transitie naar een natuurvriendelijke
landbouw werken aan voedselzekerheid nu en in de toekomst? Hoe afhankelijk is Nederland
van andere landen? Wat gaan we doen om die afhankelijkheid te verkleinen? Is daar
al een plan van aanpak voor? Graag een reactie.
De alarmbellen die afgaan als het gaat om de wereldwijde voedselzekerheid, gaan ook
af bij Raad voor de leefomgeving en infrastructuur als het gaat om de natuur. Eigenlijk
is de harde constatering dat het slecht gaat met de natuur in ons land. «De natuur
verdwijnt en verschraalt.» En nog een citaat: «In Nederland verdwijnt meer natuur
dan gemiddeld in Europa.» Die conclusies stemmen weinig optimistisch. Wat is de reactie
van de Minister op dit rapport? Hoe denkt de Minister over de conclusie van de Raad
voor de leefomgeving en infrastructuur dat het Rijk de Nederlandse natuur vooral als
kostenpost ziet? Is hij het eens met de aanbeveling dat overheden beter en meer moeten
samenwerken in plaats van elkaar als concurrent te zien? Dat zal de Minister toch
aanspreken als voormalig gedeputeerde en ooit collega-Statenlid. Overweegt hij op
basis van deze aanbevelingen om met zijn collega van Financiën te bekijken welke fiscale
maatregelen getroffen kunnen worden om verdere natuurschade tegen te gaan? Graag een
reactie.
Als laatste punt, als dat nog mag, voorzitter, iets in het kader van dierenwelzijn.
Vorig jaar is heeft de vorige Minister van LNV een stuurgroep over het aankomende
verbod op het doden van eendagshaantjes in het leven geroepen. Deze stuurgroep zou
in het voorjaar met een bericht komen. Is daar al iets over te melden? Kan de Kamer
worden ingelicht voor het debat Dierenwelzijn dat volgende maand gepland staat? Ik
zie de voorzitter heel moeilijk kijken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan is het woord aan de heer Bisschop van de Staatkundig
Gereformeerde Partij voor zijn bijdrage.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het is al eerder opgemerkt: de oorlog in Oekraïne laat zien
hoe kwetsbaar de internationale voedselzekerheid is en hoe belangrijk de zekerheid
van voedselproductie is. Tegelijkertijd hebben wij hier in Nederland te maken met
een verduurzamingsopgave, eigenlijk in heel Europa. Het is de uitdaging ervoor te
zorgen dat de voedselproductie op peil blijft en ondernemers dus kunnen meeschakelen.
Maar als we dan kijken naar de Green Deal, dan zien we 20% minder tarweproductie en
twee derde minder tarwe-export. Dat gaat dus de verkeerde kant op. De Kamer heeft
de regering herhaaldelijk gevraagd om de Green Deal kritisch te beoordelen, maar daar
zie ik nog niet zo gek veel van. Hoe gaat de Minister aan deze moties uitvoering geven?
Voorzitter. De coalitie wil bindende afspraken om de positie van de boer in de keten
te versterken. Alle lof daarvoor. Van harte ondersteund. Mijn vraag aan de Minister
is concreet: waar zet hij op in? Hoe gaat hij dat vormgeven? Gaat hij markt- en prijsafspraken
over verduurzaming mogelijk maken en borgen dat tegenover verduurzamingseisen een
redelijke prijsverhoging staat? Of gaat hij net als in Frankrijk ervoor zorgen dat
de huidige kostprijsstijgingen doorberekend worden?
Voorzitter. Dan wil ik toch even de vleesheffing noemen. Daar was wat commotie over.
De Minister wil de effecten van een vleesheffing op de consument met een terugsluis
naar de boer onderzoeken. Achter een bureau klinkt dat misschien als een goed idee
om de inkomens van boeren te verbeteren. Tegelijkertijd roept het heel veel vragen
op. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dat er wordt gekozen voor een vegaburger met zout
en verzadigd vet, die aanzienlijk ongezonder is dan een stukje kipfilet? Hoe voorkom
je ongewenste verschuiving naar verwerkte vleesproducten als frikandellen? Een vlakke
heffing maakt sterrenvlees onbetaalbaar. Daar zul je dus in moeten differentiëren,
maar bij een gedifferentieerde heffing is het enorm lastig om te bepalen wat meer
of minder duurzaam geproduceerd is. Zo kan meer dierenwelzijn wel degelijk een grotere
milieudruk tot gevolg hebben. Hoe wordt dat in het geheel verdisconteerd? Hoe wordt
een volledige terugsluis langjarig gegarandeerd? Hoe wordt voorkomen dat vlees alleen
voor the happy few wordt? Kortom, wat wil de Minister nu precies bereiken met het
beoogde onderzoek?
De aanpak van voedselverspilling moet echt prioriteit krijgen.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De uitvoeringsvragen van de heer Bisschop zijn zeer terecht. Het zijn stuk voor stuk
relevante vragen. Mag ik uit het feit dat hij die vragen stelt, concluderen dat de
SGP voor het principe is om negatieve externe effecten, zoals de impact op de leefomgeving
en het klimaat, die niet goed in de prijs tot uiting komen, wel goed in de prijs tot
uiting te laten komen? Nu krijgt de boer in de keten te weinig. Deelt de SGP het principe
dat, als dat wordt opgehaald, dat terug moet naar de boer?
De heer Bisschop (SGP):
Laat ik het zo formuleren. Dat is mij te eenvoudig geformuleerd. Ik vind dat er een
eerlijke prijs betaald moet worden, zeker. Tegelijkertijd heb ik bij alle groeiende
lasten voor midden- en lagere inkomens ook grote zorgen over de toegankelijkheid tot
een gezond voedselpakket. Daarom is een «ja» of «nee» mij op dit moment te kort door
de bocht. Ik vind het op zich begrijpelijk dat erover nagedacht wordt en dat er ook
eens goed gekeken wordt naar de werkelijke milieudruk van vleesproductie en dat soort
zaken, want daarover zijn allerlei fabeltjes in omloop. Dat vind ik op zich goed.
Dat kan bijdragen aan een goede besluitvorming. Maar dat wil niet zeggen dat je via
een vleestaks de positie van de boeren zou moeten verbeteren of dat dat de enige weg
zou zijn. Het is misschien een wat vaag en onbevredigend antwoord, maar zo zitten
wij er op dit moment in.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ervaar dit antwoord wel als een handreiking vanuit de SGP. De heer Bisschop loopt
hier langer rond dan ik, maar zolang ik op een boerenerf kom – en dat is allang –
is de duizenddollarvraag toch wel: «Hoe krijgen wij als schakel in de keten die er
het meeste werk in stoppen, een betere positie in die keten? Hoe krijgen wij een eerlijke
prijs voor ons product?» Al tig jaar is de vraag hoe we dat goed bij die boer krijgen.
Dus ik ervaar het antwoord van de Bisschop als dat er uitvoeringsvragen aan zitten.
Inderdaad, het is nooit het goede moment om een prijsverhoging door te voeren, want
dat raakt sommige mensen harder dan andere. Dat weet ik. Er is nooit een goed moment,
maar ik hoor ook geen principieel nee tegen dit middel, omdat wij allebei het doel
steunen om de boer een betere positie in de keten te geven en uiteindelijk een betere
prijs. Dat lukt al tig jaar niet in die keten zelf. Ik hoor dat het middel niet bij
voorbaat moet worden uitgesloten. Dat vind ik winst.
De heer Bisschop (SGP):
Ik ben blij dat ik collega Grinwis blij heb kunnen maken. De herformulering van mijn
standpunt was wel een wat optimistische ChristenUnie-interpretatie, zal ik maar zeggen.
Daar ging het in ieder geval mee gepaard. Mijn reserves zijn groter dan uit uw samenvatting
blijkt; laat ik dat maar zeggen. Ik vraag mij wel ronduit af of een vleestaks de manier
is om de positie van de boer in de keten te verbeteren. Er zijn zeker ook andere manieren
die aangewend kunnen worden.
De voorzitter:
Meneer Bisschop, vervolgt u uw betoog.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, zeker. Dan de aanpak van de voedselverspilling, die grote prioriteit verdient.
Ik geef één voorbeeld, waar ik graag een concrete vraag aan wil verbinden. Er worden
jaarlijks tientallen miljoenen bananen vernietigd die de haven van Rotterdam binnenkomen,
omdat er te veel te ver gerijpte bananen tussen zitten. Die zijn nog prima. Normen
en importtarieven belemmeren de verwerking tot bananenpuree, begrijp ik van deskundigen.
Dit is een bananenkrommende verspilling. Mijn vraag aan de Minister is: kan er door
de Minister niet bekeken worden of je dit soort zaken, heel concreet deze casus over
bananen, niet op een fatsoenlijke manier toch gewoon in de voedselketen kunt inbrengen?
Maar goed, dit is maar één voorbeeld. Daar laat ik het even bij. Het geldt soms ook
voor andere producten.
Voorzitter. Dan de regels voor bioverkoop. De ambitie is dat de verkoop van bioproducten
toeneemt; dat is goed. Maar we zien ook dat het tegendeel gebeurt, namelijk dat door
de strenge uitwerking van de Europese bioverordening, supermarktketens en winkeliers
een stapje terug doen en liever reguliere producten verkopen. Ik heb weleens begrepen
dat omliggende landen daar wat minder streng mee omgaan. Mijn vraag aan de Minister
is: wat kan hij doen om werkbare regels te creëren waardoor de verkoop gestimuleerd
wordt?
Voorzitter. Dan het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn.
De voorzitter:
Kunt u dan tot een afronding komen, meneer Bisschop?
De heer Bisschop (SGP):
Ik kom tot een afronding. We zijn behoorlijk geschrokken van het addendum op dat actieprogramma.
Ik vat de vraag als volgt samen. Hoe denkt de Minister dat er nog een kringlooplandbouw
gecreëerd kan worden als dit addendum werkelijkheid wordt?
Voorzitter. Tot slot heb ik een vraag over de motie over de fiscale klimaatreserve
en verevening van inkomen in verband met mogelijk extreme weeromstandigheden. In het
verleden is daarover een motie aangenomen. Dit is een fiscaal probleem. Daar ben ik
het helemaal mee eens. Maar is de Minister bereid om alsnog uitvoering te geven aan
die motie en in overleg met het Ministerie van Financiën tot een goede aanpak te komen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop, voor uw bijdrage. Ik kijk naar mevrouw Van der Plas van
BBB voor haar bijdrage.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Voorzitter en inwoners van Nederland. 0,3% van de bevolking
zorgt voor het eten van die andere 99,7%. Omdat zij, ook vandaag, zorgen voor onze
maaltijden – daar past een stukje vlees overigens prima in als onderdeel van een gebalanceerd
voedingspatroon – kunnen wij hier praten over voedsel en klimaat. Wij hoeven vandaag
niet de koeien te melken, niet de akkers te zaaien, niet de varkens te voeren, geen
controleronde te doen in de kippenstal en niet met onze kotter uit te varen om ervoor
te zorgen dat de burgers in Nederland dit weekend weer een lekker visje kunnen kopen
op de markt. Wij moeten er wel voor zorgen dat onze boeren, tuinders, vissers en telers
behouden blijven voor de voedselproductie. Wij moeten strijden voor hun bestaansrecht,
althans ik vind dat dat moet. Zolang ik hier zit, zal ik dat blijven doen. Wellicht
denken anderen daar anders over.
Voorzitter. De voedselvoorziening staat wel onder druk en echt niet alleen door de
oorlog in Oekraïne. De voedselzekerheid staat al jaren onder druk. Dat meldde ook
de Global Food Security Index vorig jaar. Al jaren lijden honderden miljoenen mensen
honger en al jaren is de wereldvoedselvoorraad beperkt. Collega Bromet zei laatst:
gek dat we het hier de laatste vier jaar nooit over voedselzekerheid hebben gehad.
Dat klopt niet helemaal. Dat moet zijn: de laatste drie jaar. Ik noem dit namelijk
al vanaf dag één dat ik hier in de Kamer kwam. Dat betekent niet dat er toen naar
geluisterd is, maar dat terzijde.
Voorzitter. Dure grondstoffen ...
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb een vraag. Denkt mevrouw Van der Plas dat het consumptiepatroon dat we hier
in Nederland hebben, houdbaar is om de wereld te blijven voeden?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga niet over het consumptiepatroon van mensen. Ik ga alleen over mijn eigen consumptiepatroon.
De varkensvleesconsumptie is bijvoorbeeld al gedaald van 37,2 kilo in 2005 naar ongeveer
36 kilo in 2019. Het consumptiepatroon verandert dus al. Ik vind in zijn algemeenheid,
maar dat is mijn persoonlijke mening – zo probeer ik zelf ook te leven – dat we ons
wel af en toe moeten afvragen: moet alles? Moeten we alles willen? Moeten we alles
willen hebben? Moeten we drie keer per jaar op vakantie? Moeten we op citytrip naar
Barcelona voor een tientje? Moeten we per se naar Oostenrijk gaan als daar geen sneeuw
ligt en de bergen worden voorzien van sneeuw met skikanonnen? Moet dat altijd? Moeten
we die slippertjes voor € 2,50 bij de Action hebben? Snap je? In zijn algemeenheid
vind ik dat wij hier in Noordwest-Europa weleens mogen kijken naar ons eigen consumptiegedrag.
Daar ben ik het volledig mee eens. Maar wat mensen op tafel zetten aan eten, moeten
ze zelf weten. Ik zie liever dat het via voorlichting en informatie gaat, waardoor
mensen goed worden geïnformeerd. Ik ben een warm voorstander van voedselonderwijs
op scholen vanaf groep 1, inclusief kooklessen, om kinderen te leren met verse producten,
bij voorkeur uit Nederland, te werken en gezond te eten. Daar heb ik wel ideeën over.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas vervolgt haar betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Dure grondstoffen zijn een aanslag op de voedselzekerheid. Waar aan mij
steeds wordt gevraagd of ik het telen van veevoer niet inefficiënt vind omdat die
grond ook voor humane consumptie gebruikt kan worden, terwijl vlees, eieren en zuivel
ook humane consumptie betreft, lees ik gisteren in de krant een berekening van de
Duitse milieuorganisatie Transport & Environment waaruit blijkt dat er in Europa dagelijks
10.000 ton tarwe in biobrandstoffen verdwijnt in de benzinetank. Er verdwijnt elke
dag 10 miljoen kilo humaan voedsel in de benzinetank! Want: klimaat. Ik vind dat bizar.
Dan de vleestaks. In een tijd dat mensen hun rekening niet meer kunnen betalen, stuurt
de Minister de Kamer een brief waarin staat dat er wordt onderzocht of er een vleestaks
ingevoerd kan worden. Hoe weinig empathie en voelsprieten heb je dan voor wat er op
dit moment in de samenleving aan de hand is, vraag ik me af. We zullen nog debatteren
over de vraag of een vleestaks wel of niet nuttig is, maar om in deze tijd zo'n brief
te sturen: ik heb er geen woorden voor. Vele mensen kunnen al niet elke dag vlees
op tafel zetten. Heeft deze Minister wel door wat zich momenteel bij de gewone hardwerkende
Nederlanders afspeelt?
Dan die betutteling. De overheid wil zo graag bepalen wat inwoners moeten eten. Onbewerkte
producten worden daarbij ingeruild voor mechanisch gefabriceerde vegaburgers vol zout,
vet en toevoegingen. Deze Minister heeft volgens mij zijn prioriteiten niet helemaal
goed afgesteld staan. Hoe groot is de klimaatafdruk van die tofuburger, die vol zit
met producten die vanuit de hele wereld zijn geïmporteerd? Heeft de Minister weleens
achter op zo'n pakje vleesvervangers gekeken? Waarom wordt niet nu gewoon de btw op
groente en fruit verlaagd? Belastingverhogingen zijn kennelijk makkelijker in te voeren
dan belastingverlagingen.
Weten welk concreet resultaat met verduurzaming wordt bereikt, doen we niet. Is de
Minister voornemens om de impact van de verduurzaming te laten meten en daarbij ook
de beheerders van topkeurmerken te betrekken? Het is volgens de Minister niet eenvoudig
om voor het transitiefonds de streefwaardes te bepalen op het gebied van verduurzaming.
Heeft de Minister al overwogen om gebruik te maken van de eisen uit certificatieschema's
van de topkeurmerken, waarin concrete streefwaarden al zijn opgenomen? Hoe ziet de
Minister de uitvoering van de Farm to Fork-strategie en dan met name de doelstellingen
naast die van de biologische teelt, zoals de reductie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en antibiotica? Zou de Minister voor de uitvoering van deze strategie niet meer aansluiting
moeten zoeken bij bestaande instrumenten en marktinitiatieven, zoals certificatieschema's
voor de gangbare landbouw?
Voorzitter. Er worden ontzettend veel plannen en regels uitgestort over deze sector.
Snapt de Minister dat de rek er een keer uit is voor wat er op een boerenerf gedaan
kan worden? Ik heb een kleine opsomming: het GLB, het zevende actieprogramma, de grondgebonden
melkveehouderij, de mestverwerking door de intensieve sectoren, het verlagen van productieplafonds,
het vastleggen van onhaalbare KDW's in een wet, het naar voren halen van doelen, een
rigide interpretatie van waterkwaliteitsdoelen, afrekenbare doelen op het gebied van
klimaat voor de landbouw, doelen op het gebied van biodiversiteit, Farm to Fork, de
green deals, het verminderen van gewasbescherming, en wind op zee, waardoor visgronden
voor onze vissers verdwijnen.
Over de vissers gesproken: vissers worden in Frankrijk tegemoetgekomen door de overheid,
maar krijgen hier nul op het rekest. Kan de Minister aangeven waarom hij het Franse
voorbeeld niet volgt? Volgens mijn informatie kunnen wij namelijk per bedrijf € 35.000
steun geven.
De voorzitter:
Kunt u afronden, mevrouw Van der Plas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, ik had nog heel veel. Ik moet keuzes gaan maken. Iedereen moet keuzes maken.
De voorzitter:
Het kan nog in de nazit.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dat is goed. Nou, we hebben straks ook nog een tweede termijn.
Kan de Minister aangeven waarom hij niet reageert op een verzoek van de visserijsector
om steun?
Hoelang heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
U bent echt al even over uw tijd heen, dus ik wil u verzoeken om af te ronden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O nee, ik heb niet heel veel meer. Dat leek maar zo. Ik heb nog maar heel weinig.
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
... er staat ook nog een addendum op de agenda, dat niet mals is, terwijl dat al lang
en breed aan het nitraat ...
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, ik zou willen voorstellen ... Ik kan me zo voorstellen dat er
een tweeminutendebat wordt aangevraagd. Dan zal de Minister ook aanwezig zijn. Wellicht
dat u de vragen dan nog aan hem kunt stellen. Wellicht kan het nog in een interruptie,
want die gelegenheid heeft u straks natuurlijk ook nog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Misschien heeft de heer Mulder nog een leuke interruptie voor mij? Of de heer De Groot?
U bent altijd welkom om een interruptie te plegen.
De voorzitter:
Nee, die is ook al door zijn interrupties heen. Het gaat vlot. Ik dank u voor uw bijdrage.
Het woord is aan de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een quote van de directeur van het Wereldvoedselprogramma
van afgelopen week bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. «We would have
never dreamed anything like this would be possible. And it's not just decimating Ukraine
and the region. It will have a global impact beyond anything we've seen since World
War II. The conflict in Ukraine is triggering a wave of collateral hunger elsewhere
in the world. Global food prices have increased sharply since the onset of the conflict
– reaching an all-time high in February 2022. These hikes will affect local food prices
and further limit access to food for millions of people who are already under stress
because of food inflation in their countries.»
In eerste instantie is dit natuurlijk iets voor de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Ik ben ook met haar in gesprek over de ontstane voedselcrisis.
Maar de landbouwsector kan en moet, volgens de PvdA-fractie, hier ook werk van maken
en er iets aan doen. Deelt de Minister het enorme gevoel van urgentie met de PvdA-fractie
over deze crisis, die in volle vaart op ons af komt? Wil hij kijken of hij hier meer
aan kan doen, zodat we niet alleen kijken naar de Minister voor BuHa-OS?
In de geannoteerde agenda voor de LNV-Raad benoemt de Minister twee maatregelen die
besproken zullen worden – ik meen op 7 april – namelijk de landbouwcrisisreserve en
de particuliere opslag van vlees. Mijn vraag aan de Minister is: is dat voldoende?
Is dat voldoende om deze crisis af te wenden en te zorgen dat die miljoenen mensen
wereldwijd wél te eten hebben?
Ik las een paar dagen geleden op de site van de NOS dat boeren nu veevoer inslaan
om toekomstige prijsstijgingen te ontlopen. Dat lijkt slim, maar het zorgt er natuurlijk
alleen maar voor dat de prijzen verder stijgen en dat mensen in andere landen het
nog moeilijker krijgen om honger te ontlopen. Wat vindt de Minister hiervan? Kan de
Minister hier iets aan doen?
5 kilo plantaardig voedsel levert ongeveer 1 kilo vlees. Het ligt er een beetje aan
welk vlees. Maar het is al vaker ter sprake gekomen dat plantaardig voedsel een stuk
efficiënter is dan dierlijk voedsel. Daarom is het beter om plantaardig voedsel te
verbouwen voor directe humane consumptie, want dan houden we meer eten over voor al
die miljoenen mensen wereldwijd. Ik zei het al in een interruptie: twee derde van
de EU-landbouwgronden is bestemd voor het verbouwen van veevoer. Wat kan de Minister
doen om 10% aan te wenden voor directe humane productie? Want er zijn nu scenario's
die laten zien dat we, als we dat voor elkaar krijgen in de EU, er met de landbouwsector
inderdaad voor kunnen zorgen dat we deze voedselcrisis wereldwijd tegengaan. Kan hij
daarvoor pleiten bij de LNV-Raad?
Daarnaast wil de Partij van de Arbeid dat Nederland zo snel mogelijk stopt met het
spekken van de oorlogskas van Poetin. Ik las net op NU.nl dat het kabinet op zaterdag
begint met een campagne met praktische tips voor huishoudens en bedrijven om het gasverbruik
te verminderen. Ik vraag het nog een keer aan de Minister: hoe kan de landbouwsector
minder gas gaan verbruiken? Heel veel studies laten zien dat we geen kunstmest nodig
hebben om de wereld te voeden, maar dat dit ook mogelijk is met biologische landbouw.
Is dat misschien een mogelijkheid om het gasverbruik snel naar beneden te krijgen?
Kan de glastuinbouw, toch ook een grootverbruiker van gas, wellicht ook toe met minder
gas? Kunt u alstublieft een concreet doel noemen, zodat dit niet blijft steken bij
een mooie oproep aan huishoudens, maar het kabinet ook echt gaat stoppen met het spekken
van Poetins oorlogskas? Duitsland heeft net tegen Reuters gezegd dat het de import
van alle Russische fossiele brandstoffen gaat stoppen. Wilt u dat ook? Wat gaat u
doen opdat de sector waar u verantwoordelijk voor bent, daaraan bijdraagt?
Voorzitter. Dan landbouw en klimaat. Ik sluit me erg aan bij de woorden van collega
Bromet. De landbouw moet klimaatneutraal worden, of nog beter: de landbouwsector moet
in de toekomst CO2 in de grond gaan opslaan. Volgens mij is dat mogelijk en is dat ook een goede visie
op de landbouwsector. Zo kan de sector bijdragen aan een oplossing voor de enorme
klimaatcrisis. Want we hebben in de toekomst negatieve emissies nodig. Ik wil van
de Minister weten hoe de landbouw er volgens hem uitziet in 2040 of 2050, wanneer
we klimaatneutraal moeten zijn of zelfs negatieve emissies moeten hebben. We weten
allemaal dat in de energiesector wind op zee en zon op land de werkpaarden van de
energietransitie zijn. Wat zijn nou de werkpaarden van de landbouwsector? Hoe ziet
die landbouwsector eruit?
Voorzitter, tot slot. Ik blijf even bij klimaat. We weten dat op de korte termijn,
tot 2030, de landbouwsector niet bijdraagt aan het halen van de doelen. Sterker nog,
bij de Klimaat- en Energieverkenning en door de Raad van State is geconstateerd dat
er geen voortgang is geboekt met het halen van die doelen. Wat gaan we nou doen om
daar wat aan te doen? Dat kan niet wachten tot 2050 en ook niet tot 2030. U heeft
volgens de Klimaatwet de plicht om nú actie te ondernemen.
Ten slotte, voorzitter. Hetzelfde geldt voor de doelen van Urgenda. We leken ze te
halen, maar nu halen we ze toch niet. Dit jaar moeten we de doelen halen. Wat gaat
u eraan doen om ervoor te zorgen dat de landbouwsector bijdraagt aan het halen van
het klimaatdoel van Urgenda dit jaar?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen, voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Grinwis van
de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dat voedselzekerheid nooit vanzelfsprekend is, laten de ontwikkelingen
in Oekraïne en Rusland wel zien, met vooral voor de allerarmsten desastreuze gevolgen.
De tarweprijs was een halfjaar geleden dik € 200 en is nu bijna € 400. Als de tarweprijs
stijgt, stijgt de prijs van heel veel producten daarmee mee. Tegen die achtergrond
speelt – dat strekt zich over een langere termijn uit – de klimaat- en biodiversiteitscrisis
zich af, die ook grote gevolgen kan hebben voor onze voedselproductie. Kortom, werken
aan lokaal gewortelde voedselproductie, met toekomst, is urgenter dan ooit.
Daarvoor moeten we beginnen bij de mensen die voedselproductie überhaupt mogelijk
maken: onze boeren. Ik maak me best zorgen als jonge mensen geen boer meer willen
worden omdat ze het niet zien zitten, of als moeders en vaders na generaties van een
gezinsbedrijf zeggen: ik hoop eigenlijk dat mijn dochters en zonen het niet willen
overnemen, het niet willen voortzetten. Dat vind ik niet te verteren. Ik hoop dat
we eraan kunnen bijdragen dat dat omslaat, te midden van alle uitdagingen die we hebben.
Gisteren heb ik met collega's een brochure mogen ontvangen van BO Akkerbouw, met hun
programma voor onderzoek en innovatie. Het laat zien hoe innovatief en vooruitstrevend
de sector is en wil zijn. Ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur roept
op tot maximale duidelijkheid en vrijheid binnen de normen voor ondernemers. Ik weet
dat het in de EU heel lastig is om op milieugebied te werken met doelvoorschriften
in plaats van middelvoorschriften, en toch wil de ChristenUniefractie dolgraag sturen
op doelen in plaats van middelen. Mijn vraag aan de Minister is of hij, ondanks de
wat donkere wolken in Brussel, toch steeds maximaal de ruimte wil nemen om in Europa
te pleiten voor het opleggen van doelschriften. In dat kader vraag ik hoe het staat
met de stoffenbalans, want die is cruciaal. Wil de Minister hier haast mee maken?
Hoe gaat de Minister invulling geven aan het landbouwakkoord? Het is relevanter dan
ooit dat het er komt. Volgens mij was het ooit een initiatief van collega Bisschop,
van de Kamer in ieder geval, dat het er moet komen. Het werd breed omarmd. Een landbouwakkoord
is meer dan ooit nodig, omdat de prijzen van voedsel en grondstoffen snel stijgen
en de boer die prijsstijgingen tot nu toe het meest moet dragen. Hoe kan worden gekomen
tot een uitvoerbare bijdrage van supermarkten en consumenten voor boer, landschap
en natuur, voor houdbare landbouw? Als het een fiscaal instrument zou zijn, zoals
de Minister aangeeft te gaan onderzoeken, hoe is dat dan uitvoerbaar te krijgen voor
de Belastingdienst? Is er bij de terugsluis ook aandacht voor de staatssteunaspecten?
We moeten natuurlijk niet een onvolkomen instrument hebben aan de heffingskant én
een onvolkomen instrument hebben aan de uitvoeringskant. Daar schiet zowel de consument
als de boer weinig mee op. Ik ben heel benieuwd hoe dit verder komt. Ik zie dit onderzoek
als een van de instrumenten die de Minister in stelling brengt om uiteindelijk dat
verdienmodel voor de boer te verbeteren en uiting te geven aan de echte prijs van
een product.
Er wordt vaak gesproken over nieuwe verdienmodellen voor boeren in natuurbeheer. Veel
boeren willen dat wel, maar ze krijgen niet altijd een echte kans. Denk aan de harde
scheidslijn die we hebben tussen natuurgrond en landbouwgrond, waardoor boeren met
de meest natuurinclusieve vormen van landbouw soms eeuwenoude landbouwgrond moeten
afstaan voor de vorming van nieuwe natuur. Denk ook aan grondeigenaren die hun grond
natuurinclusiever gebruikt willen zien en dan goedkoper uit zijn door in eigen beheer
natuursubsidie aan te vragen. Dan legt de boer die al jaren als pachter actief is
op die grond en graag had meegewerkt aan natuurbeheer, het loodje. Aanleg is aantrekkelijker
dan beheer. Zo creëer je weerstand op het platteland, onder boeren, en verlies je
het vertrouwen. De Minister moet deze regels, die mijns inziens zorgen voor verkeerde
prikkels en uiteindelijk voor een minder leefbaar platteland, aanpassen en boeren
ook daadwerkelijk een kans geven om betaald te krijgen voor natuurbeheer of natuurinclusieve
landbouw.
Voorzitter. Het overstappen van kunstmest naar andere vormen van mest is al langer
onderdeel van de langjarige duurzame transitie in de landbouw. Maar dat wij van de
een op de andere dag kampen met een grote kunstmestschaarste, had niemand verwacht.
Dierlijke mest zal een gedeelte van de kunstmest moeten vervangen. Ik wil de Minister
dan ook feliciteren met zijn succes in Brussel om kunstmestvervangers uit dierlijke
mest toe te staan. Betekent dit dan ook dat er voldoende zekerheid is voor boeren
om langjarig te kunnen investeren in kunstmestvervanging? Of is het voorlopig gebonden
aan de derogatie, die maar vier jaar geldig is? De noodzaak tot een eiwittransitie
zou ook betekenen dat we minder dierlijke mest hebben om kunstmestvervangers van te
maken. Wil de Minister onderzoeken hoe de toekomst van bemesting eruit zal zien als
we minder afhankelijk willen zijn van kunstmest en minder dierlijke mest tot onze
beschikking hebben?
De voorzitter:
Kunt u afronden?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wil hij daarbij allereerst uitgaan van de bodembehoefte?
Voorzitter, tot slot dan. Hoe zorgt de Minister ervoor dat er meer compost beschikbaar
komt voor de landbouw en dat plantaardig afval niet gesubsidieerd en wel in de biomassacentrale
verdwijnt? Mijn opmerking over voedselverspilling bewaar ik voor een of andere interruptie,
want het is wel belangrijk om dit ook aan te grijpen om voedselverspilling tegen te
gaan en scheve bananen et cetera te mogen blijven verkopen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Ik kijk even naar de heer Mulder of hij het voorzitterschap
van mij wil overnemen voor mijn eigen bijdrage.
Voorzitter: Edgar Mulder
De voorzitter:
Graag. Ik geef gelijk het woord aan de heer Van Campen. Hij mag zijn bijdrage houden
voor de PV ... Voor de VVD!
De heer Van Campen (VVD):
Oei, dat ging maar net goed! Als VVD'er vind ik dat onze land- en tuinbouwsector er
een is van wereldformaat. Iedere dag werken boeren, tuinders, vissers en hun families
in de stal of in de kas, op de akker of op de kotter aan het beste voedsel voor ons
allemaal. Vandaag de dag zien we ook dat de betaalbaarheid van dat voedsel niet vanzelfsprekend
is. In slechts een paar weken tijd zijn we ook in ons eigen veilige landje geconfronteerd
met onze kwetsbaarheid en afhankelijkheid, niet zozeer omdat onze voedselvoorziening
direct onder druk staat, maar wel omdat prijzen voor grondstoffen de lucht in schieten.
Onze afhankelijkheid maakt gasprijzen, veevoerkosten en kunstmestprijzen onbetaalbaar.
Dat maakt dat we des te harder aan de slag moeten met de taak die voor ons ligt. De
verdere verduurzaming van onze land- en tuinbouw biedt kansen om Europees onafhankelijker
te worden van grondstoffen, daarmee prijzen laag te houden en Nederlandse boeren en
tuinders een eerlijke concurrentiepositie te geven.
Voorzitter. Een aantal weken geleden stelde ik de Minister deze vraag ook al. Terwijl
de kunstmestprijzen momenteel tot grote hoogte zijn gestegen, vragen Europese regels
van boeren dat ze hun rijke organische mest afvoeren, daar bovendien flink voor moeten
betalen en dat ze daar tegelijkertijd kunstmest voor moeten terugkopen. Onbestaanbaar,
vindt de VVD dat. Wij zijn heel blij dat de Minister een punt heeft gemaakt in de
Raad van landbouwministers om nu eindelijk bewerkte organische mest als kunstmestvervanger
mogelijk te maken. Wij horen graag wanneer hier definitief groen licht voor komt.
Voorzitter. De VVD begrijpt dat een zorgvuldig mestbeleid nodig is om de kwaliteit
van ons grond- en oppervlaktewater te waarborgen, niet alleen omdat Europa dat van
ons vraagt, maar ook omdat we allemaal willen dat ons water schoon is. Deze regels
roepen toch ook in deze tijd de vraag op of de huidige mestwetgeving niet te ongericht
en te knellend is. Op dit moment is het in Brussel knokken voor derogatie, de mogelijkheid
om meer mest te mogen uitrijden. De melkveebedrijven hebben die derogatie nodig, omdat
het Nederlandse klimaat met veel regen en een relatief natte bodem voor heel veel
grasopbrengst zorgt. Tegelijkertijd zijn er juist andere gewassen op andere bodems
die veel uitspoelingsgevoeliger zijn. Vanuit de agrarische sector horen we vaak de
oproep om van een mestbeleid naar een grondbeleid, een bodembeleid te gaan, want gewassen
en grondsoorten bepalen hoeveel mest wel of niet uitspoelt in grond- en oppervlaktewater.
Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is hij het met de VVD eens dat het veel logischer
en ook eerlijker is om specifieker te kijken naar bodems en misschien ook naar gewasvoorschriften
dan alleen naar generieke normen, zoals het huidige mestbeleid voorschrijft? Op andere
beleidsterreinen, zoals Sociale Zaken en Medische Zorg, is een frisse blik op de regels
eens in de zoveel jaar heel normaal. Is het mestbeleid niet ook toe aan zo'n beleidsstudie,
zo'n beleidsdoorlichting? Graag een reactie van de Minister.
Niet alleen het mestbeleid is toe aan modernisering om verduurzaming voor agrarische
ondernemers daadwerkelijk aantrekkelijk en mogelijk te maken. Dit geldt ook voor het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tijdens het recent gehouden rondetafelgesprek
Gezonde gewassen, gezonde bodems, hoorden wij eigenlijk vrijwel alle aanwezigen het
streven ondersteunen naar minimale afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen
tegen ziekten en plagen.
De voorzitter:
Mooi. Ik hoorde een komma of een punt. Ik onderbreek u in ieder geval, want u heeft
een interruptie van de heer De Groot van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb met interesse geluisterd naar het pleidooi voor modernisering van het mestbeleid.
Ik ga ook een heel eind met de heer Van Campen mee. Ik hoor iets van een gewasderogatie
in plaats van meer grondderogatie. Dat betekent ook wel dat er in bepaalde gebieden
dingen niet meer zullen kunnen. Uitspoelingsgevoelige gewassen of uitspoelingsgevoelige
gronden – dat zijn er nogal wat – zullen we dan bijvoorbeeld niet meer moeten toestaan.
Hoe kijkt de VVD daarnaar?
De heer Van Campen (VVD):
Ik sprak gisteren een melkveehouder en die gaf mij aan dat hij een derogatiebedrijf
heeft met 80% grasland en 20% mais. De heer De Groot kent die voorbeelden waarschijnlijk.
Hij zegt: op dit moment is het voor mij niet toegelaten om te experimenteren met andere
gewassen, bijvoorbeeld het telen van tarwe. Hij zegt eigenlijk: hou mij aan die 60%
grasland en 20% mais, omdat ik die nodig heb voor de melkproductie van mijn koeien,
en bied mij 20% ruimte ook andere gewassen te telen. Dat vind ik zo'n voorbeeld van
veel gerichter kijken naar waar de landbouwpraktijk behoefte aan heeft. Op dit moment
laat de wet- en regelgeving dat niet toe. Daar hoort wat mij betreft ook bij dat er
wellicht plekken zullen zijn waar bepaalde gewassen niet meer of op bepaalde momenten
van het jaar niet meer kunnen worden geteeld. Dat vindt de VVD eerlijker dan dat we
generiek de hele sector over één kam scheren, zoals de wetgeving op dit moment vaak
doet.
De voorzitter:
Meneer De Groot heeft nog een vraag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het tweede gedeelte is inderdaad een antwoord op mijn vraag. Dank u wel daarvoor.
Het eerste gedeelte vond ik zorgelijker, want ik denk dat we erg voorzichtig moeten
zijn met het verder toestaan van het scheuren van grasland, omdat dat gewoon slecht
is voor uitspoeling, voor klimaat en eigenlijk ook slecht voor de samenstelling van
het gras en de biodiversiteit. Als gras goed is, moet je er gewoon afblijven. Je moet
het oud laten worden, diep laten wortelen, want dat is het beste voor de koeien. Maar
goed, daar zat geen vraag in. Maar nog meer gras en mais voor koeien moeten we gewoon
niet doen.
De heer Van Campen (VVD):
Ik begrijp de bezwaren van de heer De Groot gewoon oprecht niet wanneer de problematiek
rondom uitspoeling in bepaalde gebieden niet aan de orde is. Wat zou je tegen grassscheuren
hebben op het moment dat de uitspoelingsgevoeligheid daar op dat moment niet in het
geding is? Ik steun de doelen van de heer De Groot, maar we schieten in deze commissie
zo vaak in de middelvoorschriften. Daar heeft de sector zo'n grote hekel aan. Ik zou
de Minister ertoe willen oproepen om te kijken of we dat niet om kunnen draaien.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Daar vinden we elkaar, want ook D66 wil doelvoorschriften ...
De voorzitter:
Ja, meneer De Groot heeft nog een interruptie en gaat door. Fijn! Het woord is aan
u, meneer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ja, dank u, voorzitter. VVD en D66 vinden elkaar: doelvoorschriften moeten kunnen.
Dat betekent wel dat de druk even van de sector af moet en dat we weer in het groen
moeten komen. Maar je moet wel naar het hele plaatje kijken. Het gaat dan bijvoorbeeld
om het scheuren van grasland op plekken waar echt permanent grasland het beste is
voor klimaat, bodem, biodiversiteit, organisch gehalte van de bodem, klimaatadaptatie
en dat soort dingen. Je moet dus naar het hele plaatje kijken. Dat is wel belangrijk.
Dat betekent dat je het ook moet hebben over doelen die het gehele bedrijf raken.
Want als je op doelen gaat sturen, moeten het wel de goede doelen zijn.
De heer Van Campen (VVD):
Dit is een interessante gedachtewisseling, want dit is nou precies wat aan bod zou
kunnen komen bij een beleidsdoorlichting van het mestbeleid. De heer De Groot en ik
voeren hier nu met elkaar een discussie over, maar hoe interessant is het als de Minister
en zijn organisatie die discussie voeren met de sector? Wellicht heeft de heer De
Groot hier een terecht punt. We hebben die doelen. Laten we kijken hoe de wet- en
regelgeving zo in harmonie kan worden gebracht dat de doelen waar we voor staan, tot
uitwerking komen en dat die ook tegemoetkomen aan de landbouwpraktijk, waar de heer
De Groot zo voor pleit.
De heer Boswijk (CDA):
Ik vond het puntje van meneer Van Campen over de afwisseling van 60% grasland, 20%
mais en bijvoorbeeld 20% tarwe of graan wel interessant. Bent u het met mij eens dat
het heel goed is om afwisseling te doen, dus dat je niet jaar op jaar mais doet, maar
dat je dit ook afwisselt met graan, want dat is veel beter voor de bodem? Zou dat
niet ook een heel goede reden kunnen zijn om meer maatwerk daarin toe te passen?
De heer Van Campen (VVD):
Dat is precies het verhaal dat ik hoor van deze melkveehouder. Die zegt: geef mij
de gelegenheid om de grond na mais juist te laten herstellen met graan. Dat is goed
voor de vruchtbaarheid van die bodem, want dat houdt die vast. Als je daar daarna
gras gaat zaaien, krijg je goede, voedzame grond en dat is natuurlijk weer belangrijk
voor een melkveehouder om de koeien goed te voeden. Ik bedoel dit niet zozeer specifiek
als een gericht voorbeeld dat voor alle melkveehouders moet gelden. Het is een voorbeeld
dat veel meer ruimte biedt voor de landbouwpraktijk. Die is er op dit moment niet,
omdat de wet- en regelgeving zou nauw is geformuleerd. Ik ben op zoek naar ruimte
daarin.
De voorzitter:
Deze voorzitter houdt van discussie. Zowel de heer De Groot als de heer Boswijk hebben
drie interrupties gehad. Als ze er niet meer hebben, dan kunt u uw betoog vervolgen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik had het over de afbouw van chemie en meer groene gewasbeschermingsmiddelen.
Daar is iedereen het wel over eens, maar het enthousiasme slaat om op het moment dat
het gesprek gaat over de toelating van die middelen. Recent was ik op werkbezoek bij
het Westlandse bedrijf Koppert. Daar wordt gewerkt aan oplossingen voor biologische
gewasbescherming. Volgens mij is de Minister daar ook al geweest. Ik vind het onvoorstelbaar
knap waartoe de markt op dit moment al in staat is als het gaat om het vinden van
alternatieven voor chemische gewasbescherming. Maar het bedrijf wist mij tegelijkertijd
te vertellen dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en zijn
Europese broer, de EFSA, er gemiddeld acht jaar over doen om een middel toe te laten.
Bovendien neemt het Ctgb slechts één middel – ze noemen dat één dossier – in behandeling.
Wat kan de Minister hieraan doen?
Voorzitter. De Toekomstvisie Gewasbeschermingsmiddelen schrijft een duurzame productie
in land- en tuinbouw met weerbare planten en teeltsystemen in 2030 voor. In de praktijk
zijn er in totaal nog acht teelten voor land- en tuinbouwers om die omschakeling te
maken. Innovatie is hier niet het probleem, maar vooral de bureaucratie zit in de
weg. Hoe gaan we die bureaucratie met elkaar aanpakken, vraag ik de Minister. Ik zei
het eerder al: de verduurzaming van onze land- en tuinbouw is niet alleen nodig om
ons land leefbaar en schoon te houden, maar ook om de kostbare afhankelijkheid van
grondstoffen te verminderen.
Voorzitter. Ik wil afsluiten met de brief die de Minister gisteren naar de Kamer heeft
gestuurd. Hij heeft daarin aangekondigd dat hij onderzoek wil doen naar hoe een vleestaks
zou moeten worden ingericht. Ik denk dat die brief op een misverstand stuit; dat vraag
ik ook aan de Minister, want we zouden volgens mij onderzoek doen op welke wijze consumenten
een bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van de land- en tuinbouwsector. Ik
hoor graag welke ideeën de Minister daarbij heeft. Maar de eenzijdig gerichte studie
naar een vleestaks is voor de VVD wel echt veel te eenzijdig en dat kunnen wij op
dit moment niet steunen.
Voorzitter. Ik had er nog veel over kunnen vertellen, maar u houdt mij terecht aan
de tijd.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter?
De voorzitter:
Sorry, nog een interruptie, meneer Van Campen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, van de heer Wassenberg, als u mijn naam kwijt was. Ik heb er nog twee als het
goed is. De heer Van Campen spreekt zich uit tegen die vleestaks. Maar ik kan me herinneren
dat vijf jaar geleden de partij van de heer Van Campen, de VVD, geen enkel probleem
had om de btw op voedsel omhoog te gooien van 6% naar 9%. Toen heb ik hem helemaal
niet gehoord over de betaalbaarheid van voedsel. Is de heer Van Campen het met me
eens dat het toch een goede ontwikkeling is dat je duurzame voeding, voeding die klimaat,
natuur, milieu en waterkwaliteit niet belast, gewoon naar 0% kunt brengen? Dat is
ook het voorstel, terwijl je het voedsel dat wél belastend is, zoals vlees, wat het
klimaat, de natuur, de waterkwaliteit en de luchtkwaliteit belast gewoon gaat beprijzen?
Op dit moment komen al die kosten bij de belastingbetaler. De heer Van Campen weet
dat we dadelijk 25 miljard gaan betalen om de stikstofproblemen te herstellen. Dat
komt allemaal vanuit die vleessector. Je kunt die problemen toch niet bij de belastingbetaler
blijven leggen? Je kunt toch gewoon kijken: kan de gebruiker dat betalen, of de producent?
De voorzitter:
Een hele duidelijke vraag van de heer Wassenberg.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Die belastingverhoging van een aantal jaar terug bij het aantreden van
het kabinet-Rutte III maakte deel uit van een grote herziening van het belastingstelsel.
De heer Grinwis heeft daar meer verstand van dan ik, maar wij weten dat die belastingverhoging
via de andere kant bij mensen in de portemonnee terugkwam. Daar is veel over gedebatteerd,
er is al veel over gezegd. Maar laat ik de heer Wassenberg zeggen waar ik hem steun.
Ik vind de verlaging van belasting op gezond eten een hele verstandige prikkel waarmee
je de consument verleidt om voor alternatieven te kiezen. Dat geldt voor het btw-tarief
op 0% voor groente en fruit, zoals in het coalitieakkoord staat opgeschreven. Maar
nu bij voorbaat al met het vingertje wijzen dat iemand zijn stukje vlees dagelijks
niet kan eten, dat dat gelijk moet worden belast, en dat daarmee ook de verwerkende
industrie wordt ontzien – de heer De Groot had daar een glashelder betoog over – vind
ik echt te kort door de bocht. Dat vind ik weinig creatief. Ik vind dat de hele verwerkende
keten tussen boer en consument nu ook eens een bijdrage moet gaan leveren voor de
verduurzaming van de land- en tuinbouw en dat daar het gesprek over moet gaan. Nu
al wijzen naar de consument en vertellen dat hij het niet goed doet gaat voor de VVD
echt een brug te ver. Daar kunnen wij niet in meegaan.
Onderzoek mag – dat vinden we interessant – maar dan wel in de volle breedte en we
hopen dat ook de Minister zich daarvoor gaat inspannen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wassenberg heeft nog een interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, mijn laatste, voorzitter. De vervuiler betaalt. Dat is trouwens een principe waar
ook de VVD voor is, als het goed is. De heer Van Campen kent de rapporten waar ik
het over heb: De echte prijs van vlees, van CE Delft van een jaar of drie geleden,
en het rapport van Ecorys over de toekomstbestendige veehouderij. Wat ik net betoogde
was dat de heer Van Campen zegt: je moet de kosten niet bij de mensen leggen die het
vlees kopen. Maar op dit moment zijn er miljarden aan maatschappelijke kosten per
jaar die gepaard gaan met de vleesindustrie. Ecorys schat die op 6,4 miljard euro
per jaar, CE Delft heeft het over 4,5 miljard euro, want telt de gezondheidseffecten
niet mee, dat is het grote verschil tussen die twee rapporten. Maar de heer Van Campen
moet het toch met mij eens zijn dat die kosten nu betaald worden door de belastingbetaler
in algemene zin? Het is eigenlijk een generieke belasting die je heft, alleen betalen
we die allemaal, degenen die vees eten, die heel veel vlees eten, die geen vlees eten,
die soms vlees eten. Je kunt het toch veel beter specifiek bij de gebruiker leggen?
Dat is toch veel eerlijker? Die houdt dan tegelijk geld in zijn portemonnee over als
hij minder groente en fruit koopt.
De voorzitter:
Dat is weer een heel goede vraag.
De heer Van Campen (VVD):
Nog los van de praktische uitwerking – want ik begrijp dat alleen al het verlagen
van de btw op groente en fruit vrijwel onmogelijk is voor de Belastingdienst, wat
jaren kost – vraag ik me weleens af hoe dit praktisch zou moeten worden ingeregeld.
Maar principieel vind ik het onjuist op dit moment. Ik geef de heer Wassenberg gelijk
dat we fors bereid zijn om met elkaar te investeren in de verduurzaming van een sector.
Dat is ook een sector waar we met elkaar decennialang voor hebben gestaan en een sector
die heeft kunnen ontstaan naar behoefte van de samenleving zelf. Daar nu meteen al
een platte belastingprikkel op invoeren kan, maar is wel een weinig creatieve, hele
korte klap, kort door de bocht. Wij hebben er vertrouwen in dat de Minister met alle
creativiteit ook wel andere mogelijkheden ziet om pósitieve prikkels en alternatieven
aan te bieden waardoor je ook naar een verduurzaming van die land- en tuinbouwsector
komt.
De voorzitter:
Ik zie verder geen interrupties. Ik dank de heer Van Campen voor zijn bijdrage en
ik zou hem willen vragen om het voorzitterschap weer over te nemen.
Voorzitter: Van Campen
De voorzitter:
Ik dank de heer Mulder voor het op zich nemen van het voorzitterschap en ik kijk naar
de Minister hoeveel tijd hij nodig heeft. Een schorsing, laten we afspreken twintig
minuten? Maar ik zie een punt van orde van mevrouw Van der Plas. Daar is altijd ruimte
voor.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn puntje van orde is dat om 16.20 uur het debat Wet financiering politieke partijen
begint. Daar moet ik naartoe. Ik zal bij de tweede termijn hier niet zijn, dus ik
wil mij graag excuseren. Mijn zeer gewaarde beleidsmedewerkers Henny en Femke volgen
dit debat en zullen mij de antwoorden doen toekomen die hier straks worden gegeven.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. We schorsen tot 16.20 uur dan gaan we even met elkaar
kijken op welke wijze we vervolg geven aan dit debat.
De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de beantwoording van het kabinet. Voordat ik de Minister daartoe de
gelegenheid geef, zou ik u het volgende voorstel willen doen. Daar de tijd beperkt
is, stel ik voor de Minister zijn beantwoording te laten afmaken en één interruptie
aan het eind toe te staan in plaats van een tweede termijn te houden. In die interruptieronde
kunnen we eventuele opmerkingen meegeven en vragen aan de Minister stellen. Eventuele
vragen die dan nog over zijn, kunnen wellicht schriftelijk worden afgedaan om toch
zo veel mogelijk ruimte voor de beantwoording te geven. Ik zie dat daar geen bezwaar
tegen is. Ik zie ook dat de heer Mulder non-verbaal een tweeminutendebat heeft aangekondigd.
Dat is ongebruikelijk, maar omdat er geen tweede termijn is gaan we dat nu toch maar
vast aanvragen.
Ik geef de Minister gelegenheid voor zijn beantwoording.
Minister Staghouwer:
Voorzitter, dank. We spreken hier vandaag over landbouw, klimaat en voedsel. Dat zijn
thema's die we niet meer los van elkaar kunnen zien. Dat blijkt des te meer uit de
huidige situatie. De situatie in Oekraïne houdt ons dagelijks bezig. Hoewel onze voedselzekerheid
op dit moment niet in het geding is, hebben de gestegen prijzen voor grondstoffen
en gas natuurlijk wel degelijk effect op de landbouwsector en op de voedselvoorziening
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dat baart ook mij zorgen.
Dat leidt tot vragen over onze afhankelijkheid van gas, kunstmest en veevoer. Dat
zijn prangende zaken die direct linken aan onze klimaatopgave. Conform het coalitieakkoord
zet ik mij in voor een landbouwsector die binnen de milieugrenzen opereert en binnen
de doelen voor stikstof, klimaat en water. Dat dat geen gemakkelijke opgave is, mag
duidelijk zijn, maar ik zie dat agrarische ondernemers hier dagelijks over nadenken,
hiermee experimenteren en ook kansen zien. Als we dat nu loslaten in het licht van
de ontwikkelingen rond Oekraïne, halen we die belangrijke doelen niet. We moeten te
allen tijde blijven werken aan een toekomstbestendige land- en tuinbouw die nu en
ook in de toekomst kan zorgen voor voedselzekerheid.
Meneer de voorzitter. Met het oog op de klimaatverandering hebben we zeker een grote
opgave. Dat zorgt ervoor dat de voedselzekerheid uiteindelijk wel onder druk komt
te staan. Landbouwgebieden verdrogen en wisselvallige en extreme weerspatronen zijn
van invloed op de stabiliteit van de voedselproductie in de wereld. Dat is een van
de redenen om die klimaatopgave zeer, zeer serieus te nemen. Die opgave is groot.
Nederland moet immers in 2030 55% minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. Ik
heb uw Kamer zowel in de planningsbrief van februari als tijdens het laatste debat
waarin we over de tuinbouwsector spraken, beloofd dat wij via een brief over klimaat
en energie met meer duidelijkheid over de bijdragen van de land- en tuinbouw aan de
klimaatdoelen komen. Die brief volgt in mei. Over de glastuinbouw krijgt u binnenkort
een aparte brief van mij.
Dan naar het onderwerp voedsel. Naast de klimaatopgave en de verduurzamingsopgave
voor de landbouw heb ik uw Kamer gisteren ook geïnformeerd over de verduurzaming van
het voedselbeleid. En ja, meneer de voorzitter, u heeft een punt. Ik zal er de volgende
keer aan denken dat die brief wat eerder komt. Dat beleid staat niet op zich, maar
is sterk verbonden aan wat in Nederland en in de wereld gebeurt. Zo is het ook belangrijk
dat een gezond en duurzaam voedselaanbod betaalbaar blijft. Ik kijk naar mevrouw Beckerman.
De situatie in Oekraïne en de dagelijkse stijging van de kosten bij de consument,
hebben hier duidelijk invloed op. Echter, een duurzaam voedselsysteem en een weerbaar
voedselsysteem kunnen en moeten hand in hand gaan. Daarom is het ook zo belangrijk
dat we de komende jaren stappen blijven zetten in die verduurzaming van dat voedselsysteem.
Het voedselbeleid richt zich vooral op de verduurzaming van de vraagzijde. We leggen
de verbinding immers tussen duurzaam en gezond voedsel door bijvoorbeeld een verschuiving
te realiseren in de consumptie van dierlijk naar plantaardig, door het biologisch
aanbod te vergroten en door te onderzoeken of een prijsprikkel haalbaar en uitvoerbaar
is en kan bijdragen aan de extra kosten die een boer maakt. Deze opgave ligt niet
alleen op het bordje van de producenten. Dat moeten we samen doen; de overheid samen
met de ketenpartners, de supermarkten en de consumenten. Ik heb de specifieke vragen
van de woordvoerders gehoord en zal daar straks in de beantwoording op terugkomen.
Vorige week sprak ik met ondernemers uit de keten, van supermarkten tot verwerkende
industrie, evenals met de Rabobank. Ik heb nogmaals benadrukt dat ik van hen een belangrijke
bijdrage verwacht bij het verdelen van de gestegen kosten van het aantoonbaar duurzamer
en diervriendelijker maken van het aanbod. De urgentie is wat mij betreft dus juist
om verduurzamings-, klimaat- én voedselbeleid voort te zetten via de in het coalitieakkoord
gekozen route, met inzet van zowel de primaire producent als de schakels in de keten,
de consument en de overheid.
Voorzitter. Dan ga ik naar de vragen. Ik begin met de verkenning ten aanzien van de
consumentenheffing op vlees. Daar is ook van alles over geschreven, dus ik zou dat
toch graag even willen duiden. Het betreft een onderzoek naar een mogelijke heffing
op vlees. Het is geen vleestaks, maar een eventueel mogelijke heffing. Dit onderzoek
past in mijn beleid om het voedselsysteem te verduurzamen en alle schakels in beeld
te krijgen, om daarna conclusies te kunnen trekken; niets meer en niets minder. Dat
vereist immers een brede aanpak. Ik richt mij op de verduurzaming van de productie,
de verduurzaming van de keten en de verduurzaming van het consumptiepatroon. Dat betekent
dat ik hiervoor een brede mix van instrumenten verken, waaronder en niet uitsluitend
beprijzing. Zo kijken we ook naar voorlichting van de consument en de rol die de ketenpartijen
kunnen en moeten spelen. Daarbij zal er goed gekeken moeten worden naar de effecten
op gezondheid, de sociaal-economische effecten en de uitvoerbaarheid. De opmerking
van de heer Bisschop en de heer Grinwis neem ik graag in dat onderzoek mee.
Natuurlijk, mevrouw Van der Plas, ik begrijp uw zorgen over de stijgende prijzen – ook
mevrouw Beckerman sprak daarover – en de impact van de oorlog in Oekraïne. Nogmaals,
wij staan niet op het punt om in die context een heffing in te voeren, maar het is
ook mijn verantwoordelijkheid om alle mogelijke instrumenten die voor de langere termijn
kunnen bijdragen aan die transitie en verduurzaming, in kaart te brengen en dus in
overweging te nemen.
Dan de specifieke vragen over de voedselzekerheid. De heer Boswijk vroeg hoe het staat
met de uitvoering van zijn motie uit mei 2021 ten aanzien van de in de EU geproduceerde
eiwitten. Ik herinner mij de motie van de heer Boswijk goed. Ik zie dat dan ook als
ondersteuning van de acties uit de Nationale Eiwitstrategie. Ik stuur uw Kamer binnen
enkele weken een brief over hoe ik daar mee verder wil en hoe ik daar accenten in
wil aanbrengen. Onderdeel van die motie was ook het verzoek om de veevoerindustrie
te stimuleren om meer gebruik te maken van de in Europa geproduceerde eiwitgewassen.
Ik kan u meedelen dat het onderzoek daarnaar nog gaande is. Ik verwacht de resultaten
nog voor het zomerreces met uw Kamer te delen.
Dan het programma voor voedselbeleid versus obesitas. De heer De Groot had daar een
vraag over. Ik ben het met u eens dat obesitas, zeker bij kinderen, een complex probleem
aan het worden is, of zelfs al is. De Staatssecretaris van VWS zet hier al stevig
op in met het Preventieakkoord. Aangezien duurzaamheid en gezondheid hand in hand
gaan, draag ik hier ook graag aan bij. De brief die daarover gisteren naar de Kamer
is gestuurd, is mede in overleg met mijn collega van VWS opgesteld. Wij komen later
dit jaar bij u terug op met name de monitoring, op hoe het met de gezondheid gaat,
hoe we dat met de huidige programma's moeten doen en of we daar nog wat extra op moeten
inzetten.
De SP-fractie vroeg: is er al een plan om voedselafhankelijkheid te verkleinen? Ja,
ik zei u dat ik werk aan de Nationale Eiwitstrategie. Ik doe dat langs vijf lijnen,
namelijk het vergroten van de teelt van eiwitrijke gewassen, innovaties voor alternatieve
eiwitten als kweekvlees, zeg ik tegen de heer De Groot, het vergroten van de inzet
op insecten, het vergroten van de reststromen en het vergroten van het aandeel van
plantaardige consumptie. Ik vind het wel belangrijk om dit samen met ketenpartners
te doen, zodat we ook kunnen werken aan de vermindering van dit type afhankelijkheid.
Zoals gezegd kom ik binnenkort met een brief daarover.
De Partij voor de Dieren vroeg: deelt de Minister onze mening dat de productie van
duurzaam voedsel belangrijker is dan veevoer? Een duurzaam voedselsysteem, meneer
Wassenberg, heeft voor mij absolute prioriteit. In het voedselbeleid en de Nationale
Eiwitstrategie zetten we daarom in op een veel duurzamere productie voor aanbod en
consumptie. Dat is natuurlijk ook de lijn die ik voor de kringlooplandbouw aan het
inzetten ben. Dat vraagt meer productie van duurzame producten, maar dat vraagt ook
nog ruimte voor dieren en het sluiten van de kringloop. Vandaar dat mijn ambitie is
– dat heb ik verwoord in de brief van gisteren – dat ik een verschuiving wil realiseren
van 60% naar 50%. Maar het moet uiteraard wel haalbaar zijn. U vraagt mij naar ambitie.
Die is er altijd.
Dan ga ik naar de vragen over de verlaging van de btw op groente en fruit. Er werd
gezegd: doe die nog sneller. In het coalitieakkoord staat dat het kabinet beziet hoe
we die belasting zo snel mogelijk kunnen verlagen. Momenteel wordt met de meest betrokken
ministeries, waaronder LNV, onderzoek gedaan naar wat er mogelijk is. Wij zullen voor
de zomer uw Kamer een plan van aanpak daarvoor geven.
De heer Bisschop had een vraag over de ketenafspraken, de bindende afspraken ter bescherming
van de boer in de keten. Ik heb u net al gezegd dat ik bezig ben met de volledige
keten om te kijken waar wij zaken kunnen vastleggen. Ik moet zeggen dat ik aangenaam
verrast was vorige week woensdag. We hebben een leuk gesprek gehad met het totaal
van de keten, waarin echt commitment werd uitgesproken voor de noodzaak om met name
de primaire sector te voorzien van extra mogelijkheden en om niet-vrijblijvende afspraken
daarover te maken. Ik ben dus hoopvol gestemd. Er zijn vervolgafspraken over gemaakt.
Als dat leidt tot zaken die ook interessant zijn voor uw commissie, dan zal ik u zeker
daarover informeren.
De BoerBurgerBeweging had een vraag over de vleesbelasting, namelijk of ik ook oog
heb voor gewone, hardwerkende Nederlanders. Natuurlijk heb ik daar oog voor. In het
onderzoek zal ook zeker worden gekeken naar de sociaal-economische effecten van een
eventuele heffing, zoals de gevolgen voor de lage inkomens.
Dan ga ik naar het volgende blokje. O nee, er zijn nog wat nagekomen berichten over
de Eiwitstrategie, de voedselzekerheid en het klimaat. De heer Thijssen vroeg: wat
kan de Minister doen om 10% meer landbouwgrond voor menselijke consumptie in te zetten?
Ik ben bezig met het opzetten van een green deal over eiwitgewassen, om te kijken
hoe we de teelt meer eiwitrijke gewassen kunnen stimuleren. Ik kan er inmiddels wel
een college over geven. Het is niet het een-op-een verstrekken van hectares en het
inzaaien van eiwitrijke gewassen, want ook dat moet weer op een goede manier een bewerking
hebben. Er wordt nog voortdurend gewerkt aan nieuwe rassen, nieuwe soorten, om met
name het gemak voor humane consumptie beter te bereiken. Zo moeten we daar de komende
jaren verder aan werken. Daar wordt dus aan gewerkt.
De ChristenUnie vroeg: hoe komen we tot een bijdrage van supermarkten en consumenten
aan natuur en landbouw? Ik heb net al wat gezegd over hoe ik denk daar met ketenpartijen
afspraken over te maken. Ik weet dat er in het coalitieakkoord gezegd wordt: als het
nodig is, dan zijn er wettelijke instrumenten denkbaar. Dat hou ik natuurlijk stevig
in mijn achterhoofd.
De BoerBurgerBeweging vroeg: is de Minister voornemens om de impact van verduurzaming
te meten en hierbij topkeurders te betrekken? Het antwoord daarop is dat dat heel
belangrijk is, want dat geeft ons inzage in het handelingsperspectief. Dat doen we
nationaal, met de ketenpartijen, maar ook in Europees verband.
Ik kom op het blokje Oekraïne en de voedselzekerheid. Ik heb daarna nog twee blokjes:
het klimaat en de gasprijzen, en het blokje overig.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, is dit het moment om een interruptie te plegen?
De voorzitter:
De vreugde om in groten getale aan dit debat deel te nemen, moet ergens van betaald
worden. Dat zit ’m in de tijd. Ik wil voorstellen dat de Minister zijn beantwoording
afmaakt en dat we daarna een combinatie hebben van een interruptie en een tweede termijn.
Ik geef alle leden de gelegenheid tot een vraag, opmerking of beschouwing naar aanleiding
van de beantwoording van de Minister. Zo krijgt de Minister de ruimte voor zijn beantwoording
en kunnen wij daar nog een reactie op geven. Dat is mijn voorstel. Ik zie dat daarmee
wordt ingestemd. De Minister vervolgt zijn beantwoording.
Minister Staghouwer:
Dank, voorzitter.
De heer Van Haga sprak over het WECR-rapport en over wat dat betekent voor de situatie
rondom Oekraïne. Het is van belang dat wij de situatie goed duiden. Ik doe dat heel
regelmatig. Ik heb hierover contact met de sectoren, zoals ik ook al heb laten weten.
Ik doe doorlopend onderzoek via het WECR om de gevolgen te monitoren. Op korte termijn
stuur ik een derde onderzoek over de effecten in de keten. Ook het vervolgonderzoek
over de lange termijn is voorzien, zodat we helder in kaart hebben wat de gevolgen
zijn, wat er eventueel nodig is en waar we maatregelen moeten inzetten om bijsturing
te realiseren.
De Europese Commissie heeft vorige week een mededeling uitgebracht inzake de voedselzekerheid,
onder andere over de crisisreserve en de verruiming van het staatssteunkader. Ik ben
momenteel aan het studeren op hoe we zaken kunnen inzetten.
De heer Van Haga vroeg: is het niet verstandig om de verduurzamingsplannen on hold
te zetten vanwege de voedselzekerheid? Wij zien de gevolgen van de oorlog terug in
de prijzen in onze voedselketen, maar vooralsnog is er zowel mondiaal als in de EU
en Nederland geen tekort. Om de voedselzekerheid op de lange termijn te borgen, moeten
we juist nu investeren in een sterke natuur, duurzame landbouw en voldoende biodiversiteit.
Daarom zet ik mij in voor een weerbaar en duurzaam voedselsysteem.
De heer Van Haga vroeg: gaat het kabinet ondernemers compenseren voor de stijgende
lasten? De Europese Commissie heeft in de mededelingen een pakket voorgesteld, waaronder
een tijdelijk staatssteunkader. Dat is vastgesteld voor de crisis. Dit kader biedt
de mogelijkheid om bedrijven die getroffen worden, te ondersteunen. Het brede pakket
bevat meerdere elementen. Zoals ik net al zei, zijn we die nog aan het bestuderen.
Ik ben onder andere met banken in gesprek over de glastuinbouw om te kijken of we
een module borgstellingskrediet voor tuinders kunnen gaan inzetten, met name om de
klimaattransitieperiode door te komen en om echt naar een nieuw systeem te gaan. Ik
kan daar niet op vooruitlopen, maar ik kom in april of mei met een verdere duiding
daarvan.
De heer Boswijk vroeg namens de CDA-fractie naar de voedselzekerheid en het plan van
Frankrijk, van president Macron. Zoals ik net al zei, is er geen probleem met de voedselzekerheid
op de korte termijn. Voor de lange termijn is het ongelofelijk belangrijk om te investeren
in een sterke natuur. Natuurlijk kijk ik wel naar de plannen die in Frankrijk ontwikkeld
worden. Daar wilde ik het even bij laten.
Dan ga ik naar de vraag van de heer Mulder over het minimum aan landbouwgrond. Is
er voor de Minister een minimum aan landbouwgrond dat voor de agrarische sector behouden
moet blijven? Zo ja, hoeveel is dat dan? We hebben in Nederland een beperkte ruimte
waarin we heel veel activiteiten naast elkaar laten plaatsvinden. Daarbinnen kijken
we naar de beste manier om dat te doen. Het zal meneer Mulder niet verbazen dat ik
vind dat er een belangrijke rol voor de agrarische sector is weggelegd. Een afspraak
over een minimaal aantal hectares is niet aan de orde.
Dan kom ik bij een vraag van de heer Boswijk over de landbouwproductie. Kan die niet
worden opgevoerd in landen waar landbouwgronden niet optimaal worden gebruikt? Is
daar sturing op in de Europese Unie? In de Europese Unie worden waarschijnlijk in
de aanstaande Landbouw- en Visserijraad afspraken gemaakt die het lidstaten toestaan
om tijdelijk, in 2022, op braakliggende gronden te telen. Dat geldt niet voor Nederland,
omdat wij die braakliggende gronden niet hebben. Verder wordt er nagedacht over een
eiwitstrategie om de productie van plantaardige eiwitten in de Europese Unie meer
te stimuleren.
Dan de vraag over gewasbeschermingsmiddelen, ook van de heer Boswijk, en het wegvallen
daarvan als er geen alternatief is. Gewasbeschermingsmiddelen zijn nodig om een goede
oogst te garanderen. Tegelijkertijd is het belangrijk om de afhankelijkheid ervan
te verminderen. Ik ben afgelopen maandagochtend bij het Ctgb geweest en heb me daar
college laten geven over het snel en effectief toelaten van middelen. Ook ik heb de
vraag gesteld of we de toelating niet kunnen versnellen. Ik heb me er ook van laten
overtuigen dat het wetenschappelijk goed moet worden onderbouwd. Wij zijn als Nederland
koploper in Europa waar het gaat om het goed borgen van de middelen en maatregelen.
Ook heb ik gevraagd om aan te geven waar we versnelling kunnen aanbrengen, met name
voor groene gewasbeschermingsmiddelen. Dus dat heeft zeker mijn aandacht. Ik heb het
deze week dus bij het Ctgb neergelegd.
Dan het keurmerk over veevoer. Wil de Minister inzetten op een instrumentarium waaruit
duidelijk wordt hoe groot het percentage humaan voedsel in veevoer is? Het is een
interessante opmerking van de heer Boswijk. Ik denk dat ik de toezegging moet doen
om dit nader te verkennen. Misschien is het aardig om van de heer Boswijk te vernemen
wat hij aan informatie daarover heeft, om zodoende ook bij mij in huis verder te kijken
of we dat samen met de veevoerindustrie kunnen oppakken.
Dan het importeren van kunstmest van buiten de EU in relatie tot de REACH-verordening.
Dat is de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Zelf
heb ik – u refereerde daar zelf ook aan – op 21 maart het punt van de kunstmestvervanging
aangekaart. Ik kom er straks in het antwoord op een vraag van de ChristenUnie nog
even op terug wat de status op dit moment is.
Dan de vragen van de heer Eppink over de Oostvaardersplassen. Kan dat gebied niet
worden omgezet in landbouwgebied? De Oostvaardersplassen zijn beschermd Natura 2000-gebied.
Dat weet de heer Eppink ook. Het is internationaal van belang voor veel soorten. Het
is ook niet op korte termijn voor landbouw geschikt te maken. Dus dat lijkt mij een
zeer onverstandige actie. Dat is mijn antwoord namens het kabinet.
Dan de vragen van de heer Bisschop over de moties over Farm to Fork. De Kamer heeft
enkele moties aangenomen. Hoe gaat de Minister deze moties uitvoeren? Zodra een in
de Van-Boer-tot-Bordstrategie aangekondigd voorstel door de Commissie wordt uitgebracht,
bekijk ik of een andere bewindspersoon kritisch hoe dit voorstel zich verhoudt tot
het regeerakkoord en kwesties als subsidiariteit, proportionaliteit en financiële
gevolgen én wat de gevolgen zijn voor regeldruk en administratieve lasten. Middels
het BNC-fiche – de heer Bisschop is daarmee bekend – deel ik dit met uw Kamer. Ik
verwacht tot en met 2023 nog een vijftiental voorstellen kritisch te beoordelen en
met u te delen.
Dan de vraag van mevrouw Beckerman over voedselzekerheid: moet het streven niet zijn
dat we met de transitie naar natuurvriendelijke landbouw werken aan voedselzekerheid
van nu en in de toekomst? Dat is zeker mijn ambitie.
Dan de vraag over hoe oorlog ons leert dat transitie en veranderingen niet snel genoeg
kunnen gaan. Ik heb daarover al eerder een opmerking gemaakt. De situatie leert ons
maar weer eens hoe belangrijk een weerbaar en duurzaam voedselsysteem moet zijn. We
moeten investeren in een sterke natuur, duurzame landbouw en voedselproductie.
Ik kom bij de vraag hoe consumenten gecompenseerd gaan worden voor de stijgende prijzen
voor eten en drinken. Het kabinet heeft de gevolgen voor de koopkracht stevig op het
netvlies. Daar hebben mijn collega's al uitvoerig met u over gedebatteerd. Natuurlijk
houden we goed in de gaten wat de gevolgen zijn voor de koopkracht voor de huishoudens.
Dan nog de vraag over de afhankelijkheid van kunstmest en de import van veevoer. Ik
heb daar net ook al het een en ander over gezegd.
Dan was er nog de vraag van de Partij van de Arbeid over het extra inslaan van veevoer:
wat vindt u daarvan en wat kunt u daaraan doen? Ik heb zeker kennisgenomen van die
vraag van de heer Thijssen. Volgens mij is het niet nodig. Ik heb vorige week nog
contact gehad met de directeur van een van de grote voerleveranciers in Nederland.
Die vertelde mij dat er voldoende voer op voorraad is, zodat extra inslaan niet nodig
is.
De heer Thijssen heeft ook nog een vraag gesteld over de opslag van vlees. Er wordt
gesproken over de landbouwcrisisreserve en de particuliere opslag. De vraag is of
die voldoende zijn om deze crisis af te wenden. Deze crisis is omvangrijk met natuurlijk
wereldwijd veel effecten op de prijzen van energie, kunstmest en grondstoffen. Vanzelfsprekend
is het niet mogelijk alles af te dekken. Maar het Europees voedselsysteem is robuust.
Zoals ik net al aangaf, moet er worden geïnvesteerd in het terugdringen van de kritische
afhankelijkheden.
Dan kom ik op het klimaat en de gasprijzen. Een vraag van de heer Van Haga ging over
het stopzetten van de stikstof- en klimaatplannen. Ik heb net ook al gezegd dat het
erg onverstandig zou zijn om het nu los te laten.
Dan de vraag van mevrouw Bromet over de landbouw en de klimaatopgave: wat gaat de
Minister doen om de doelen te halen? U heeft gelijk dat we nog niet op schema lopen
wat de uitvoering van het Klimaatakkoord betreft. Een deel van het beleid is afgerond,
maar een deel ook nog niet. Dat zit in de pijplijn en dat vergt tijd. Ik probeer samen
met de Minister voor Natuur en Stikstof tot afspraken te komen rond de gebiedsgerichte
aanpak. We proberen ook de zaken rond de klimaatopgave stevig aan te pakken. Ik heb
inmiddels bij mij in huis de zaak opgelijnd om te kijken wat we nu nog meer kunnen
doen met de agrarische sector om de klimaatdoelen ook te halen. Ik merk dat er energie
komt vanuit de landbouw om na te denken over welke maatregelen en middelen nu nodig
zijn om daarin versnelling aan te brengen. Daar wordt dus aan gewerkt.
Mevrouw Bromet vroeg ook nog wat we het waard vinden om de glastuinbouw te behouden
als dat ten koste gaat van andere sectoren. Ik heb mij inmiddels ook een aantal keren
op de hoogte gesteld van de situatie in de glastuinbouw. Ik moet zeggen dat ik getroffen
ben door de manier waarop ondernemers goed bezig zijn om naar de toekomst te kijken.
We hebben een hoogwaardige glastuinbouw die bezig is met vernieuwing, maar die kan
niet direct meekomen op alle terreinen. Die moet een inhaalslag maken wat betreft
de energietransitie, maar er is ook bereidheid om te investeren. Ik zal met de Minister
voor Klimaat en Energie een brief sturen om te kijken hoe we daarin nu versnelling
kunnen gaan aanbrengen.
Ik heb hier twee vragen over de Bossenstrategie. Dat is toch echt de verantwoordelijkheid
van mijn collega Van der Wal. Die vragen zou ik daar dus willen laten. Dat geldt ook
voor de vragen rond de veenweidenstrategieën. Die horen echt bij de verantwoordelijkheid
van de Minister voor Natuur en Stikstof. Datzelfde geldt voor het stikstofreductiepotentieel.
Die vraag hoort echt daar thuis.
Dan de vraag of de stikstof- en klimaatmaatregelen elkaar versterken. Ik stel voor
dat wij die vraag op 6 april behandelen, want dan hebben we een debat met uw Kamer.
U kunt die vragen dan nogmaals stellen om dan ook gericht rond de Kamerbrief op hoofdlijnen
antwoorden te krijgen.
Ik kom op de vraag wat ik ga doen met het ETS-systeem. De installaties van de meeste
glastuinbouwbedrijven zijn te klein om onder het ETS-systeem te vallen. Deze bedrijven
vallen onder het CO2-sectorsysteem van de glastuinbouw.
Dan ga ik naar het Urgendadoel. De heer Thijssen stelde daar een vraag over. Ik heb
daar net al wat opmerkingen over gemaakt. We moeten een versnelling aanbrengen. Ik
heb dat ook heel helder op het netvlies. De heer Jetten heeft ons ook gevraagd om
daarin mee te denken, dus daar gaan wij zeker mee aan de gang.
Is het mogelijk om een neutrale klimaatlandbouw in 2045 te hebben? Ik kan natuurlijk
niet in de toekomst kijken, maar wij zijn wel gehouden aan de afspraken die we hebben
gemaakt en de doelen die zijn gesteld. Wat dat betreft wordt er dus aan gewerkt.
De heer Wassenberg had nog een vraag over sierteelt en voedsel: kunt u de glastuinbouw
een omschakelsubsidie geven, als die wil omschakelen naar de voedingstuinbouw? Het
antwoord daarop is net al een beetje gegeven. De voedselzekerheid is binnen de EU
niet in het geding. Natuurlijk nemen we alle aspecten mee in de gesprekken met de
glastuinbouw, maar ik vind het echt aan de ondernemer zelf om te bepalen wat die wil
telen in zijn kas.
Ik heb nog een stapeltje over het zevende actieprogramma, grondgebondenheid, de integrale
aanpak en dierenwelzijn. Die wil ik best schriftelijk afdoen.
De voorzitter:
Ik kijk rond. Ik zie dat daar geen bezwaar tegen is bij de leden. Dat betekent dat
ik een korte ronde voor een tweede termijn zou kunnen bieden. Ik zou daarbij willen
voorstellen dat de Minister die korte ronde dan wel schriftelijk beantwoordt, zodat
de leden de gelegenheid hebben een korte reflectie te geven op de beantwoording. Is
dat akkoord? Ik zie geknik. Dan heeft u 30 seconden voor een zeer korte tweede termijn
met een beschouwing. De heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank, voorzitter. Dat moet lukken. In de stukken lees ik dat de heer Staghouwer die
transitie ziet als een ambitieus doel, maar hij zegt dat daarvoor een hele brede consensus
is. Dat staat zelfs twee keer op die pagina, een brede consensus. Mijn vraag is waar
en hoe de Minister deze brede consensus heeft gemeten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mulder. Meneer Boswijk, CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst is het fijn dat er zo veel collega's zijn. Laten
we hopen dat dat vaker gebeurt. Dan kunnen we ook wat meer tijd reserveren. Dank voor
de toezegging. Ik ben heel benieuwd naar de brief over eiwitten uit de EU. Ik kom
nog even op uw idee over de verhoudingen met betrekking tot veevoer. Ik zit nog na
te denken over een motie, maar ik kom daarover eerst nog bij jullie langs. Ik hoop
van harte dat de schriftelijke antwoorden vóór het hoofdlijnendebat kunnen komen,
want met name de antwoorden over derogatie en het zevende actieprogramma vind ik wel
belangrijk.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. Meneer Eppink.
De heer Eppink (JA21):
Dank u wel, voorzitter. De Minister zei dat er op korte termijn geen sprake is van
voedseltekorten, hoewel de prijzen natuurlijk wel enorm stijgen en inflatie voortbrengen.
Hoe ziet hij dat op langere termijn? Je moet er namelijk toch voor zorgen dat tal
van producten op tijd geleverd wordt. Wij maken niet alles zelf. We zitten in productieketens.
Ik vraag me dus af of hij enig zicht heeft op de wat langere termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eppink. Mevrouw Bromet, GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Het is goed dat de Minister in ieder geval toegeeft dat we niet op koers
liggen met de klimaatopgave van de landbouw. Ik ben niet zo tevreden over de antwoorden,
want als het gaat over bos – dat maakt echt onderdeel uit van de klimaatopgave – dan
verwijst de Minister naar collega Van der Wal. Dat doet hij ook als het gaat over
veenweiden. Dit gaat niet over natuur; dit gaat over het vasthouden van CO2. Mijn overkoepelende vraag is eigenlijk welke bewindspersoon verantwoordelijk is
voor het halen van de klimaatdoelen in het Klimaatakkoord voor wat betreft de landbouw.
Volgens mij is dat deze Minister.
De tweede vraag is of de Minister het idee heeft dat de sector in de gaten heeft dat
er in 2050 95% CO2-reductie moet plaatsvinden. Ik heb het idee, ook als ik mensen in de sector spreek,
dat er geen begin is van een vermoeden dat daar een immense opgave ligt. Het lijkt
me toch belangrijk dat dat besef doordringt.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Meneer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb in mijn bijdrage
gezegd hoe D66 vanuit het coalitieakkoord naar deze Minister kijkt. Dan vind ik de
beantwoording zorgwekkend. De concrete vraag is: als die sector dan niet-vrijblijvende
afspraken maakt of daartoe bereid is, wat gaat er dan gebeuren als de sector zich
er niet aan houdt? De tweede vraag luidt: wat doet u met die partijen die niet meewerken?
Ik zou dat graag vóór 6 april horen.
De voorzitter:
Dank u wel. Die wens is helder. De heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De Minister is bezig met een vleestaks of een slachttaks. Dat is heel
fijn. Ik kom toch even terug op de btw op groente en fruit. In oktober 2017 trad kabinet-Rutte
III aan en een jaar later, begin 2019, was de verhoging van de btw op voedingsmiddelen
geregeld. Ik kan me voorstellen dat het ingewikkelder is bij die verlaging, omdat
je op een gegeven moment ook te maken hebt met bijvoorbeeld producten die deels uit
groente en fruit bestaan en deels niet. Dat zijn dus berekeningen. Maar zou u bijvoorbeeld
kunnen beginnen met appels? Een kilo appels is een kilo appels en daar zit niks bij.
Moet je het eenvoudige groente en fruit laten wachten op al die complexe berekeningen?
Zou je het niet in twee stappen of misschien in meer stappen kunnen doen? Dan kun
je zo snel mogelijk die btw-verlaging voor heel veel producten in gang zetten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Mevrouw Beckerman, SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Bij mij overheerst eigenlijk ook een beetje dat gevoel. Ik denk dat het
aan de ene kant heel goed is om een langetermijnvisie uit te werken. Daar komt de
Minister echt wel met een concrete toezeggingen. Tegelijkertijd mis ik ook wel de
urgentie die we op dit moment zien wat betreft bijvoorbeeld voedselzekerheid maar
ook betaalbaarheid. Daarom sluit ik me graag aan bij de suggestie van de heer Wassenberg
wat betreft de btw op gezond voedsel. We kunnen gezond voedsel snel goedkoper maken.
Dat zou ik graag willen doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Het woord is aan de heer Bisschop, SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij het verzoek om de antwoorden op deze vragen
vóór het hoofdlijnendebat te ontvangen. Ik zou nog graag een keer willen terugkomen
op de vleestaks. Ik hoor de Minister een betoog houden over meer verkennend en vrijblijvend.
Als ik de brief lees, zie ik er redelijk duidelijk omlijnde beelden bij. Ik zou aan
de Minister willen vragen in die brief op dat punt terug te komen, ook met verwijzing
naar de brief van de Minister zelf.
Het zou ook mooi zijn als de Minister nog even wat nader zou willen reflecteren op
de uitspraak dat in de EU geen voedseltekort ontstaat. Maar hoe zit het buiten de
EU, globaal? Denk ook aan de prijsstelling en de toegankelijkheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Meneer Thijssen, Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik moet ook zeggen dat ik het wel teleurstellend vind. Als
we streven naar een klimaatneutrale landbouwsector en als we in mei al die brieven
willen ontvangen, dan had ik toch de hoop dat de Minister nu al wel enig idee had
hoe die landbouw er dan uitziet. Dan konden we daar nu al wat gedachten over wisselen.
Ik wil heel graag en met grote urgentie weten hoe Europa, hoe Nederland gaat bijdragen
om de voedselcrisis die eraan komt, zo veel mogelijk te dempen. Daar wil ik echt meer
over horen dan ik er nu over gehoord heb. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe we ervoor
gaan zorgen dat het gasverbruik in de landbouwsector zo snel mogelijk wordt afgebouwd,
in lijn met Duitsland. We financieren die vreselijke oorlog en daar moeten we mee
stoppen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Thijssen (PvdA):
De laatste vraag betreft de btw-verlaging. Kunnen we gewoon gezond voedsel zo snel
mogelijk goedkoper maken gezien de prijsstijgingen? Dat wil ik ook heel graag horen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen. Meneer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor zijn antwoorden. Ik heb drie korte
opmerkingen. We leven echt in een superspannende tijd als het gaat om voedselzekerheid
in de zin van betaalbare beschikbaarheid. De allerarmsten hebben het nakijken in de
wereld, als we niet opletten. Daar maak ik me echt heel veel zorgen over.
Dan de glastuinbouw. Er ligt een aantal aangenomen moties van collega Boswijk, collega
Valstar en mij om tot een crisis- en energietransitiepakket te komen. Ik begreep van
de Minister dat hij in de loop van april daar samen met collega Jetten mee wil komen.
Lukt dat nog steeds qua planning?
Dan mijn laatste punt. Veel voedsel wordt verspild, omdat het niet aan de algemene
handelsnormen van de EU voldoet wat betreft grootte, gaafheid en vormuniformiteit,
nog los van de eisen van de supermarkt. Wil de Minister hier achteraan blijven jagen
in Europa en achter supermarkten, restaurants en cateringbedrijven aan blijven gaan,
zodat we voedsel zo min mogelijk, en eigenlijk niet meer, verspillen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis.
Tot slot zou ik zelf nog even willen ingaan op en me willen aansluiten bij de woorden
van de heer Bisschop. Als het gaat om de vleestaks, dan heb ik toch echt een genuanceerdere
beantwoording gehoord van de Minister dan de brief die eigenlijk heel erg kort door
de bocht stelt: we gaan onderzoeken hoe er een vleestaks kan komen als bijdrage van
de consument op de verduurzaming van de sector. De beantwoording is echt genuanceerder.
Ik zou dan ook wel graag in de brief die nog naar de Kamer komt, van de Minister willen
zien hoe we dan die zin moeten lezen, die we klaarblijkelijk toch anders moeten duiden.
Collega's, daarmee zijn we toch aan het einde gekomen van een soort tweede termijn.
Ik wil u hartelijk danken en ik wil de Minister hartelijk danken. Ik wil nog even
kort de toezeggingen oplezen die zijn gedaan, maar dat doe ik niet voordat ik hier
bevestig dat collega Mulder een tweeminutendebat heeft aangevraagd.
– De Minister stuurt in mei de brief over klimaat en energie naar de Kamer.
– De Minister stuurt binnenkort een brief over glastuinbouw naar de Kamer.
– De Minister stuurt binnen enkele weken een brief over de motie van de heer Boswijk
over in de EU-geproduceerde eiwitten.
– De Minister komt later dit jaar terug op de vragen van de heer Tjeerd de Groot over
obesitas.
– De Minister stuurt voor de zomer een plan van aanpak over de btw-verlaging op groente
en fruit.
– De Minister stuurt binnenkort een onderzoek naar de Kamer over effecten in de keten
naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne.
– De Minister komt in april/mei met een verdere duiding over compensatie voor bedrijven.
– De Minister zal de opmerkingen en suggesties van de heer Boswijk over een keurmerk
met betrekking tot het percentage van humaan voedsel in veevoer verkennen.
– De Minister komt schriftelijk terug op de gestelde vragen in de tweede termijn en
de in verband met tijdgebrek nog onbeantwoorde vragen over onder meer het zevende
actieprogramma Nitraatrichtlijn en dierenwelzijn.
Ik zou de Minister daarbij nog willen vragen of dat laatste lukt voor het hoofdlijnendebat
van 6 april. Ik zie dat de Minister dat bevestigt.
Minister Staghouwer:
Dat is een toezegging.
De voorzitter:
Ik dank de Minister. Hartelijk dank, collega's, ook voor de grote belangstelling voor
het bijwonen van dit debat. Wij zien elkaar binnen een week weer terug. Ik sluit de
vergadering.
Sluiting 17.02 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.