Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 2 december 2021, over Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2022 en aanverwante zaken
35 925 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022
Nr. 163 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 20 december 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 december 2021
overleg gevoerd met de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, over:
− het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022 (Kamerstuk
35 925 XVI);
− de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 2 juli 2021 inzake rapport
van de landsadvocaat «De inzet van slimme technologie in voetbalstadions voor de aanpak
van discriminatie en racisme» (Kamerstuk
30 234, nr. 266);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 augustus
2021 inzake afschrift van de brief aan het Wereld Antidoping Agentschap (WADA) over
BND (Kamerstuk
30 234, nr. 274);
− de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 8 juli 2021 inzake aanvullende
informatie omtrent voorzieningen topsporters (Kamerstuk
30 234, nr. 273);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 september
2021 inzake werkprogramma NLsportraad (Kamerstuk
30 234, nr. 276);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 oktober
2021 inzake compliance Dopingautoriteit met Wereld Antidoping Code (Kamerstuk
30 234, nr. 287);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 november
2021 inzake ontwikkelingen in de sportsector (Kamerstuk
30 234, nr. 290);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 november
2021 inzake antwoorden op vragen commissie over het werkprogramma NLsportraad (Kamerstuk
30 234, nr. 276) (Kamerstuk
30 234, nr. 291);
− de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 november
2021 inzake verdiepingsslag advies «Opstelling op het speelveld» (Kamerstuk
30 234, nr. 289).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Smals
Griffier: Heller
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Den Haan, Rudmer Heerema,
Kuiken, Van der Laan, Maeijer, Van Nispen, Smals en Westerveld,
en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 17.00 uur.
De voorzitter:
Goedenavond. Welkom aan mijn collega-Kamerleden. Welkom aan de Staatssecretaris. Welkom
aan de ambtelijke ondersteuning. Welkom aan de mensen die verder ons hier helpen om
deze vergadering in goede orde te laten verlopen.
We zijn bij elkaar voor het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen. Bijna alle fracties
hebben een indicatieve spreektijd aangegeven. Ik wil ook graag met u afspreken dat
ik een indicatief aantal interrupties voorstel. Dat zijn er vijf. Als u aan de vijf
interrupties bent, zal ik u duidelijk vertellen dat u aan de vijf interrupties bent.
Veel meer zal ik niet doen. Ik hoop wel, samen met u, dat wij de eerste termijn van
de Kamer op tijd kunnen afsluiten om nog aan het diner te kunnen. Als u te lang doorgaat,
wordt er niet gegeten. Dat is eigenlijk het verhaal.
Ik stel voor om de sprekersvolgorde aan te houden zoals we gewoon zijn bij een begrotingsbehandeling,
dus dat betekent dat we bij de PVV beginnen. Daarom wil ik graag het woord geven aan
mevrouw Maeijer namens de PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter, dank. Ik zal natuurlijk mijn best doen om mijn bijdrage zo te leveren
dat iedereen vanavond ook nog kan eten.
Voorzitter. Sport en bewegen zijn belangrijk. Sport is ook veel meer dan alleen het
beoefenen van de sport zelf. Het is ook de sociale binding van de club, het fantastische
werk van de vele vrijwilligers en het gezonde bewegen dat de sportwereld zo uniek
maakt. Helaas blijven corona en de genomen maatregelen ook de sportwereld in hun greep
houden. Na een periode van sluiting mocht de sector net voor de zomer eindelijk weer
open. Maar nu wordt de sector weer geconfronteerd met nieuwe maatregelen. Denk aan
het gebruik van de coronapas voor toegang tot bijvoorbeeld de fitnessclubs en zwembaden,
het verbod op publiek bij de sportwedstrijden, en daarbij nu ook het verbod op amateursport
na 17.00 uur 's avonds, zelfs buiten.
Voorzitter. Dat zijn enorm ingrijpende maatregelen, zowel voor de clubs en de verenigingen
als voor de sporters. De PVV wil dan ook graag van de Staatssecretaris weten wat de
gevolgen hiervan zijn. Hoe groot is de groep mensen die hierdoor afhaakt? Hoeveel
sporters kunnen er nu niet sporten vanwege de avondsluiting? En hoe groot is de terugloop
bij de fitnessclubs en de verenigingen? En wat zijn de financiële gevolgen voor de
clubs?
Voorzitter. Er kwamen een hoop adviezen van het kabinet. Maar er kwam geen advies
om te blijven bewegen, ook als je meer thuis moet blijven. Hoe stimuleert het kabinet
dat mensen dat toch blijven doen? Hoe maakt de Staatssecretaris sporten onderdeel
van de oplossing? Er zijn nu namelijk heel veel Nederlanders die overdag niet kunnen
sporten. Hun wordt nu door het kabinet de gelegenheid ontnomen om aan hun gezondheid
te werken.
Voorzitter. De Vereniging Sport en Gemeenten vraagt in haar brief nadrukkelijk aandacht
voor de gevolgschade van de maatregelen, zoals financieringstekorten bij vervangingsinvesteringen,
hogere sporttarieven als gevolg van begrotingstekorten en daardoor een terugloop in
de sportdeelname. Heeft dit de aandacht van de Staatssecretaris?
Voorzitter. De PVV wil heel graag heel specifiek stilstaan bij de zwemlessen. Zwemmen is niet alleen leuk, maar ook pure noodzaak in dit land. De zwemlessen
zijn eerder al stilgelegd en daar spraken wij onze zorgen over uit. De zwemvaardigheid
viel namelijk terug en de wachtlijsten liepen op. Opnieuw ontstaat er nu een lichting
kinderen die door de invoering van de coronapas afhaakt. De Nederlandse Stichting
Water- & Zwemveiligheid becijferde dat vanwege het coronatoegangsbewijs 15% tot 30%
van de ouders de zwemlessen zal stoppen of pauzeren. Dat zijn 15.000 tot 90.000 leerlingen.
Opnieuw zijn er nu ook kinderen de dupe van wie de zwemles komt te vervallen in verband
met de avondsluiting om 17.00 uur, terwijl zwembaden hygiënische binnenruimtes zijn
met een hoge luchtvochtigheid. Opnieuw wordt de zwemveiligheid dus in gevaar gebracht.
Dat vinden wij een zeer, zeer slechte zaak. Zoals de Amsterdamse Reddingsbrigade in
haar brief stelt: wij zijn van mening dat deze maatregel ten aanzien van de zwemaccommodaties
mensenlevens gaat kosten. In een land als Nederland is zwemles geen luxe, maar een
essentiële vaardigheid. Ik zou op dit punt heel graag een concrete reactie ontvangen
van de Staatssecretaris, en daarbij ook antwoord op de volgende vragen. Hoeveel kinderen
volgen door de huidige maatregelen geen zwemles? En hoe lang zijn de wachtlijsten
op dit moment?
Voorzitter. Zwemles ABC is wat ons betreft essentieel en zou daarom moeten worden
vrijgesteld van het coronatoegangsbewijs en van de avondsluiting. Graag een reactie
op beide punten.
Voorzitter. Is er daarnaast ook zicht op het effect van de maatregelen op het opleiden
van lifeguards en het trainen van de reddingsbrigades? En hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat we in de zomer het water in kunnen met kinderen die zwemvaardig
zijn en met genoeg getrainde lifeguards en reddingsbrigades voor als het toch misgaat?
Graag een reactie.
Voorzitter. Kinderarts Anita Vreugdenhil doet onderzoek naar de gevolgen van de coronacrisis
voor kinderen tussen de 4 en 18 jaar. 75% van de kinderen gaf aan minder te bewegen.
Het herstel toen de scholen en de sportclubs weer opengingen, is er niet geweest.
Ook nu kunnen veel kinderen opnieuw niet of minder trainen. Eerder al, in 2019, was
er een trend te zien waarbij de motorische ontwikkeling van de allerjongste steeds
meer achterblijft. Dat wordt er nu niet beter op. Kan de Staatssecretaris hier eens
op reflecteren? Welke mogelijkheden ziet hij om dit tij te keren?
Voorzitter. Bewegen kan natuurlijk niet alleen bij de sportclub maar ook gewoon lekker
buiten, zoals in een speeltuin. Deze zijn echter voor kinderen met een handicap vaak
niet toegankelijk. Natuurlijk is dit een verantwoordelijkheid van de gemeente, maar
omdat die toegankelijkheid voor iedereen zo belangrijk is, zou mijn fractie de Staatssecretaris
toch willen oproepen om bij overleggen met gemeenten erop aan te dringen dat zij ervoor
zorgen dat kinderen met een handicap niet alleen kunnen toekijken maar ook kunnen
meespelen.
De voorzitter:
Mevrouw Maeijer, er is een vraag voor u van de heer Heerema van de VVD.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb gisteren toevallig een gesprek gevoerd over de speeltuinen met de Stichting
voor het Gehandicapte Kind en met Rick Brink van Jantje Beton. Een van de mogelijkheden
die ik zie om hier bijvoorbeeld iets voor te kunnen doen, is om te kijken of we binnen
het Preventieakkoord, waarbij deze Staatssecretaris toevallig ook het opperhoofd is,
ruimte zouden kunnen vinden om met spelen, bewegen en sporten voor het gehandicapte
kind aan de slag te kunnen gaan, omdat dit ook een vorm van preventie is. Zou de PVV
daar ook ruimte kunnen en willen zien?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik stip nu echt specifiek de speeltuinen aan. Ik doe gewoon een oproep aan de Staatssecretaris
om in zijn overleggen met de VNG of andere overleggen met gemeenten dit nog eens aan
te stippen. Dat staat dus los van het hele Preventieakkoord. U weet ook dat wij bij
de PVV dat hele Preventieakkoord, waarin vooral overlegd wordt over burgers in plaats
van met burgers, een iets ander verhaal vinden dan deze hele concrete oproep, gewoon
aan gemeenten, om te doen wat ze eigenlijk gewoon zouden moeten faciliteren, namelijk
speeltuinen toegankelijk maken voor iedereen, dus ook voor kinderen met een handicap.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik deel dit, maar ik zou het wat concreter willen maken. Volgens mij gaat het Preventieakkoord
vooral over het verbieden van dingen, zoals suiker, drugs en alcohol. Dat lijkt me
prima, maar het zou ook heel mooi zijn als het Preventieakkoord een positieve insteek
zou kunnen hebben, namelijk spelen mogelijk maken voor kinderen met een handicap op
allerlei plekken in Nederland. We kunnen gemeenten daartoe oproepen. We weten ook
dat gemeenten het op dit moment best lastig vinden om in dat soort zaken te investeren.
We weten ook dat er een systematiek is dat een speeltuin pas vervangen wordt als die
speeltuin ook aan vervanging toe is. Dat kan tientallen jaren duren, merk ik bij bepaalde
gemeentes. Dan zou het toch heel mooi zijn als we juist iets concreets vanuit deze
politieke arena kunnen verzorgen om die kinderen bijvoorbeeld via het Preventieakkoord
een duwtje in de rug te geven richting spelen op een speelplein?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik begrijp een beetje uit het laatste stukje van het betoog van de heer Heerema dat
hij met voorstellen komt op dit punt. Dat deduceer ik daaruit. Die zie ik dan met
belangstelling tegemoet. Ik vraag me wel af of het Preventieakkoord nou echt het juiste
vehikel is om dit te doen, want volgens mij kan deze oproep gewoon heel concreet en
direct aan de gemeentes worden geleverd. Maar ik zie eventuele voorstellen graag tegemoet.
En helaas zie ik in mijn eigen gemeente inderdaad ook dat het soms verrekte lang duurt
voordat speeltuinen weer een beetje toonbaar worden.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw verhaal.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. Daarnaast zou mijn fractie ook heel graag van de Staatssecretaris weten
wat hij nu eigenlijk meeneemt uit het rapport van het Mulier Instituut over de belemmeringen
bij het leren zwemmen voor kinderen met een beperking. Dat vraag ik even in aansluiting
op mijn vorige stukje.
Voorzitter. Dan Thialf. Al meerdere keren heeft het icoon van de Nederlandse topschaatssport
de noodklok geluid. Er is een gebrek aan geld voor vervangingsinvesteringen. Waar
komt dit nu precies door? Eerder is door toenmalig Minister van Ark een onderzoek
aangekondigd. Hoe staat het daarmee? Het stadion kan ondertussen acute problemen niet
opvangen. Dit moeten we, zeker in aanloop naar de Winterspelen, niet willen. Ik roep
de Staatssecretaris dan ook op om tot een financiële oplossing te komen. Ik vraag
hem daarnaast misschien ook eens mee te denken over een goede exploitatie, zodat de
financiële basis weer houdbaar wordt voor de toekomst en Thialf nu door kan. Ik zag
volgens mij ook al wat voorstellen van andere collega's op dit punt.
Voorzitter. Ik heb tot slot nog twee punten: het Europees sportmodel en de vog's.
De Raad heeft een resolutie aangenomen over bepalende kenmerken van het Europees sportmodel. Wat is er nu precies afgesproken? En welke status
heeft dat? Welk gevolg wordt hieraan gegeven door Brussel? En wat betekent dit voor
de organisatie van de Nederlandse sport?
Voorzitter, ik rond af. Er bereiken ons geluiden dat het in de praktijk nogal veel
administratieve rompslomp met zich meebrengt om vog's aan te vragen voor trainers
die met kwetsbare groepen werken. Is er een manier waarop dit versimpeld kan worden?
Of kan er op een andere manier wat bijstand worden verleend, bijvoorbeeld door middel
van voorlichting?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan gaan we door naar de heer Rudmer Heerema, die zal
spreken namens de VVD.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank. Ik ben eerlijk gezegd nog nooit met zo'n onrustig gevoel naar een
debat over sport gegaan. Ik heb een onrustig gevoel, omdat de sportsector het zo lastig
heeft en het toekomstperspectief onder druk staat. Ik zal in mijn bijdrage een flinke
duit in het zakje doen over hoe ik denk dat de sport geholpen kan worden en wat de
rol van deze Staatssecretaris daarin is.
Voorzitter. De coronacrisis heeft in de sportsector huisgehouden. Denk aan lagere
sportdeelname, met overgewicht tot gevolg, minder financiën, weglopende vrijwilligers,
beperkte mogelijkheden voor talentontwikkeling, geen publiek bij wedstrijden, minder
evenementen en steeds meer mensen met een afstand tot de sportschool of de sportvereniging.
Het gaat dus niet goed met de sportsector.
Voorzitter. Ik wil daar een paar voorbeelden van noemen. Ik noem praktijkvoorbeelden,
omdat ik merk dat als er door het kabinet over sport wordt gesproken of besloten,
het «hoog over» lijkt te gaan. Ik vraag me af of het effect op het veld, het zwembad
of de sporthal wel voldoende bekend is.
Voorzitter. In het turnen worden bijvoorbeeld wekelijks 20 tot 30 regiowedstrijden
georganiseerd. De kosten worden gedekt uit toeschouwersgelden. Die vallen op dit moment
weg. De bond moet clubs hiervoor compenseren. Helpen de steunmaatregelen? Volgens
mij niet. De schade voor vier weken is tot € 100.000 voor de bond en € 250.000 voor
de clubs. Daarnaast is de instroom van nieuwe leden voor de binnensport in algemene
zin volledig gestagneerd.
Voorzitter. Zo ook bij volleybal. Deze sportbond heeft door corona al 7.500 leden
verloren. De structurele schade voor de bond en volleybalclubs door gemiste lidmaatschapsgelden
en kleinere competities wordt geschat op 1,2 miljoen euro.
Ook de zwembond heeft te maken met gederfde contributiegelden door minder leden. Er
is schade ontstaan door fors minder opbrengsten uit evenementen, sponsoren en partnerships.
De schade is hier al gauw tegen de 1 miljoen euro voor de KNZB alleen. Helpen de steunmaatregelen?
Maar heel beperkt. Ik was zelf bij de International Swimming League in Eindhoven op
de avond van de persconferentie. Dat internationale toernooi moet het van de ene op
de andere dag zonder toeschouwers doen en compensatie betalen aan de toeschouwers.
En afzeggen kan niet meer, vanwege internationale tv-verplichtingen.
Dan de hippische sport. Ook hier geldt dat er een structureel tekort is van 0,5 miljoen
euro vanwege lagere ledenaantallen en minder wedstrijdlicenties. De instroom van nieuwe
leden staat zwaar onder druk terwijl er jaarlijks 30.000 nieuwe leden nodig zijn om
de natuurlijke uitstroom op te vangen.
Die instroom is ook voor de hockeybond het grootste gevaar. De talentendag van 4 december
kan bijvoorbeeld geen doorgang vinden. Dat is normaal gesproken het moment dat duizenden
nieuwe leden zich aanmelden bij de hockeybond. En terwijl er minder inkomsten zijn,
zijn de uitgaven wel gestegen. Er is een hoger ziekteverzuim van vrijwilligers, maar
denk ook aan de inhuur van beveiligers bij wedstrijden. De inkomsten van de Pro League
in hockey zijn normaal gesproken bedoeld voor talentontwikkeling en campagnes. Dat
is nu niet meer mogelijk. De schade loopt in de miljoenen. Afzien van indicatie alleen
al kost drie ton.
De squashbond heeft voor zichzelf een schadepostje van € 25.000 ingecalculeerd, maar
de grootste schade komt vooral bij de squashondernemers terecht. Lidmaatschappen worden
opgezegd. Vrije banen worden niet meer verhuurd. Lessen en trainingen vallen uit.
In een maand tijd levert dit een schadepost van 3,1 miljoen euro op.
De heer Van Nispen (SP):
Ik denk dat de heer Heerema hierin volkomen gelijk heeft. We kunnen natuurlijk nog
een kwartier lang doorgaan, en dat is ook heel goed en terecht, met het langslopen
van alle sportbonden of verenigingen of ondernemers over wat er nu allemaal misgaat.
Dat klopt. Het is een heel helder signaal. Volgens mij is de heer Heerema hartstikke
bezorgd. Dat zijn we allemaal. Maar ik ga heel even met de heer Heerema terug naar
25 juni 2020. Toen namen wij als hele Kamer een motie aan, juist vanwege de coronacrisis,
waarin we zeiden: we zitten in een gezondheidscrisis, en juist dan moet je blijven
sporten en bewegen. We namen toen de motie-Marijnissen aan. U was daar ook een belangrijke
kracht in. Dat weet ik nog heel goed. «Juist nu moeten we blijven sporten en bewegen»,
zeiden we toen. Vindt de heer Heerema dat, als we terugkijken op het afgelopen jaar
of halfjaar of misschien wel op de hele coronacrisis – het maakt mij niet uit – sport
en bewegen bij dit kabinet hoog genoeg in het vaandel staan? Kent dit kabinet sport
en bewegen wel de juiste waarde toe als het gaat om de keuzes die steeds gemaakt moeten
worden in deze coronacrisis? De maatregelen treffen natuurlijk iedereen, maar ontzien
op geen enkele wijze de sport.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb twee positieve punten gezien. Eén: het is gelukt om rond de zomer sport wat
naar voren te trekken bij de versoepeling van de maatregelen. Twee: de Minister-President
gaf aan, na doorvragen van onder andere uw partij, dat sport als eerste aan de orde
is qua prioritering op het moment dat er wat meer ruimte kan worden gegeven. Ik vind
het ongelofelijk lastig dat, waar ik sport zo hoog in het vaandel heb staan, het niet
lukt om die sport open te houden. Ik zie om mij heen op allerlei manieren gebeuren
dat een deel zegt: dan stop ik maar met sport. Ik zie dat ook in mijn eigen vriendenkring
gebeuren. Er zijn mensen die 's avonds de hardloopschoenen niet meer aantrekken en
ook de gewone reguliere sport niet meer kunnen beoefenen. Maar ik zie ook dat verenigingen
met scholen of bedrijven samenwerken om sport onder schooltijd of onder werktijd aan
te bieden, zodat er een soort verschuiving van activiteiten plaatsvindt. Op het moment
dat er een generieke maatregel wordt genomen waarbij 17.00 uur de grens is, ook sport
daaronder valt en daarvoor geen uitzondering gemaakt kan worden, dan heb ik daar met
tegenzin begrip voor. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen heeft een vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Mijn interruptie kwam misschien wat bozig over, maar het is meer teleurstelling. Ik
ga de heer Heerema er niet de maat over nemen dat hij sport en bewegen niet belangrijk
vindt. Dat is allemaal flauw; daar gaan we niet aan beginnen. Er is een coronacrisis
waarin hele lastige maatregelen genomen worden, maar ik spreek er wel mijn teleurstelling
over uit dat het, ondanks alle mooie woorden en beloftes en ondanks die Kamerbrede
motie, elke keer niet lukt om te zeggen: in een gezondheidscrisis moeten mensen juist
in staat worden gesteld om te werken aan hun fysieke en mentale gezondheid. Mevrouw
Westerveld gaf gisteren in het debat een prachtige opsomming van wat de sport inmiddels
al is overkomen aan wisseling van maatregelen. Iedere keer past de sport zich aan.
En nu dit weer. Het is toch om gek van te worden? Kan de heer Heerema echt beloven,
uitspreken of wat dan ook, dat dit de laatste keer is geweest dat de sport dit overkomt?
Kan hij beloven dat sport en bewegen nu wel prioriteit gaan krijgen als er gekozen
moet worden tussen verschillende sectoren, hoe pijnlijk dat ook is?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zou die keuze heel graag willen maken, maar dan moeten we wel de cijfers hebben
om die keuzes te kunnen maken. Dat is volgens mij een van de dingen die gister in
het debat heel duidelijk aan de orde kwam: als je een maatregel in wil ruilen voor
een ander, dan zal je moeten weten wat er dan gebeurt. Ik kan die beloftes niet doen,
heel simpel gezegd. Ik loop nog één sportbond langs en daarna ga ik een stukje kritiek
leveren op dit kabinet ten aanzien van sport, over waar het zaken heeft laten liggen
en wat anders had gemoeten. Dat heeft dan niet zozeer te maken met de openingstijden,
maar bijvoorbeeld wel met financiële middelen. Ik pak daarbij volgens mij mijn duale
rol als Kamerlid heel nadrukkelijk op.
De voorzitter:
U heeft ook nog een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ter aanvulling. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van Nispen: we zijn hier
niet om elkaar de maat te nemen. Volgens mij vinden we het allemaal, zeker ook de
heer Heerema, ongelofelijk ingewikkeld wat hier gebeurt. Maar ik hoor hem zeggen:
als je deze maatregel wil inruilen voor een andere, dan moet je weten wat er gebeurt.
Een oprecht lastig probleem is dat we niet weten of de maatregel om na 17.00 uur niet
meer te sporten überhaupt effect heeft op het aantal besmettingen. In de beeldvorming
wordt dat misschien wel zo gezien. Het lijkt erop dat de klap harder is naarmate de
maatregelen die genomen worden, naarder zijn. Maar we weten het niet. Ik heb dat gisteren
in de technische briefing aan het OMT gevraagd. Ik heb dat gevraagd aan de demissionair
Minister-President. Ik heb het gevraagd aan de Minister van Volksgezondheid. We weten
het niet. We weten wel dat het effect enorm nadelig is. Ik zou aan de heer Heerma
willen vragen wat wij kunnen doen, misschien gezamenlijk, om het kabinet maar ook
de partijen die vandaag nog tegen moties hebben gestemd waarin werd verzocht om de
sport toch open te houden, te overreden. Wat kunnen wij doen om te voorkomen dat het
straks helemaal misgaat en dat we de ene gezondheidscrisis inruilen voor de andere?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Als ik het goed heb begrepen, is er een besluit genomen op basis van het pakket dat
heeft voorgelegen en was er geen alternatief of een alternatief scenario op basis
waarvan keuzes gemaakt konden worden. Ik zou me kunnen voorstellen dat we best wat
mogelijkheden krijgen om iets tegen elkaar af te wegen. Ik weet oprecht niet of die
mogelijkheid er vanuit het OMT is. Ik weet ook niet of die mogelijkheid er vanuit
het kabinet is. Maar ik heb ongemakken – dat mag u best weten – bij het feit dat ik
die sport heel graag wil openhouden, maar niet weet wat ervoor moet worden gedaan
om die maatregel weg te kunnen ruilen of niet in te zetten, bijvoorbeeld door er andere
maatregelen bij te halen. Ik weet dat niet. Ik snap wel heel goed dat door de modellering
die gedaan is, er tot een bepaalde procentuele afname gekomen moet worden en dat dit
een onderdeel is om daartoe te komen. Als ik de Minister-President goed begrepen heb,
dan komt er volgende week iets op de website te staan. Ik moet dat deel van het debat
nog even terugkijken. Maar ik hoop dat dat misschien iets is waar we voor een volgende
fase wat meer informatie uit kunnen halen om tot andere besluiten te komen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er schijnen volgende week inderdaad berekeningen op de website van het RIVM te komen.
De heer Heerema was natuurlijk geen woordvoerder bij het coronadebat. Ik zag hem wel
even in de gang lopen, dus volgens mij heeft hij toen wel een paar zaken meegekregen.
Wat hier oprecht het dilemma is, is dat de Kamer heeft ingestemd met maatregelen waarvan
we nog niet goed weten wat het effect is. Ik wil de heer Heerema vragen: wat kunnen
wij doen om te zorgen dat in ieder geval de sport maximaal gecompenseerd wordt? Wat
kunnen we doen om te voorkomen dat al de mensen die nu afhaken zo snel mogelijk weer
aan het sporten gaan? Ik hoop dat de heer Heerema daar met zijn partij ideeën voor
heeft. Want hij is natuurlijk wel van de grootste partij hier en kan op dat vlak volgens
mij flink wat gaan betekenen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mag ik verwijzen naar de spreektekst die nog gaat komen?
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Dit is de laatste bond die ik bespreek. Ik vind het wel belangrijk, omdat
ik een rondje langs het veld wil maken, waar ik straks gebruik van maak in de richting
van de Staatssecretaris.
De KNSB is een bond die het juist van de winter moet hebben. Mijn dochter Bente –
daar is ze weer – zit sinds een paar weken op schaatsles. Er zijn tijdens dat uur
zo'n 200 kindertjes bij 8 verschillende lesscholen aan het schaatsen. Terwijl ik het
best druk vond, bleek dat dit de rustigste winter sinds jaren is. Ook hier is de klap
van een lagere sportdeelname voelbaar. Juist een bond als de KNSB heeft door de maatregelen
in een maand tijd € 420.000 aan evenementinkomsten zien wegvallen. Juist de tak van
sport waar we veel van verwachten op de komende Olympische Spelen, staat onder druk.
De World Cup shorttrack in Dordrecht moest al zonder publiek gehouden worden. Hetzelfde
dreigt voor het Olympisch kwalificatietoernooi langebaan rond de kerst.
Voorzitter. De sport probeert uit alle macht alles te doen om onze sportinfrastructuur
overeind te houden. Dat waardeer ik echt enorm. Daar moet de sportsector complimenten
voor krijgen. De klap is nu groot. Er zijn gemiddeld 10% minder leden en 12% minder
wedstrijdteams. Maar de toekomst vormt de grootste uitdaging. Hoe zorgen we voor perspectief
voor de sportsector? Om dat perspectief zo goed mogelijk te laten zijn, moeten wij
als landelijke overheid ook onze verantwoordelijkheid nemen. Daar heb ik een paar
vragen over.
We hebben twee steunpakketten gehad voor de amateursport. Uit het eerste pakket was
er fors geld over. Dat was niet omdat het niet nodig was, maar omdat het aanvragen
van de steun gewoon te lastig was voor een penningmeester die vrijwilliger is bij
een lokale sportvereniging. Het is met veel moeite gelukt om deze niet-uitgegeven
middelen uit de eerste tranche te behouden en op te hogen voor de tweede tranche TASO.
Ik heb toen het verzoek gedan om deze middelen via de bestaande verdelingsstructuur
van NOC*NSF en de sportbonden door te laten sijpelen naar de sportverenigingen. Dit
is immers een effectieve manier om alle middelen in te kunnen zetten. De Minister
gaf toen aan om toch eerst nogmaals een eenvoudiger aanvraagformulier te willen gebruiken.
Wat is nu het effect ervan dat 11 miljoen euro uit de TASO niet is ingezet, zoals
ik in de begroting lees? Ik kan daar zo boos om worden. Ik ken verenigingen waar het
lidmaatschapsgeld omhoog is gegaan, waar vrijwilligers en trainers geen onkostenvergoeding
meer krijgen en waar materiaal niet meer vervangen wordt. We hebben de luxe helemaal
niet om geld dat voor de sport bedoeld is, niet te gebruiken. Waarom is dit geld niet
ingezet? Waarom heeft de Staatssecretaris niet gevochten om dit geld te behouden voor
de sport? Het Ministerie van Financiën denkt straks dat het prima gaat in de sportsector,
omdat er geld niet gebruikt is. Deze Staatssecretaris had er eigenlijk op in moeten
zetten om tientallen miljoenen euro's extra te vragen voor de sport. Geld is het probleem
niet, hoor ik steeds. Dus waarom is dit niet gebeurd?
Heeft de Staatssecretaris voldoende zicht op wat er op lokaal niveau met onze verenigingen
en sportbonden gebeurt? Op 28 januari hebben collega Aartsen en ik, samen met het
CDA en D66, een motie ingediend om te zorgen dat met de TASO-middelen ook sportbonden
geholpen konden worden, juist om ervoor te zorgen dat de sportinfrastructuur overeind
kon blijven. En wat gebeurt er nu? Sportbonden worden door financiële tekorten gedwongen
om hun ondersteuning af te schalen, mensen te ontslaan en evenementen stop te zetten.
De toekomst ziet er somber uit. Die motie was nou juist bedoeld om dit scenario te
voorkomen. Het Ministerie van Financiën schijnt het kader zo strak gemaakt te hebben
dat slechts drie of vier sportbonden hiervan kunnen profiteren. Dit is toch waanzin?
Ik wil weten of deze Staatssecretaris geprotesteerd heeft bij zijn collega. Er is
verdorie 11 miljoen TASO over. Daarmee hadden we die sportbonden kunnen helpen. Het
geld was er, de problemen zijn bekend, maar door een miscommunicatie bij twee ministeries
komt dat niet bij elkaar. Ik kan daar zo gefrustreerd van raken. Want wat heeft het
voor zin om te vechten voor de sport als dit de uitwerking is van onze inspanningen?
Hetzelfde geldt voor de 3 miljoen TVS-middelen, de Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties.
Legio huurders hebben geen compensatie gekregen. Contributies zijn hierdoor omhooggegaan,
maar er is wel 3 miljoen onaangeroerd. Ik vind dat onbegrijpelijk. De echte klap voor
de sport gaat namelijk nog komen. Hoe is het ministerie daarop voorbereid? Welke scenario's
heeft het ministerie om ervoor te zorgen dat degenen die gestopt zijn met sporten,
teruggehaald kunnen worden, dat sportverenigingen en sportclubs overeind blijven,
dat sportbonden niet in die negatieve spiraal terechtkomen waardoor het steeds slechter
met ze gaat, en dat talenten de kans krijgen om zich te blijven ontwikkelen? Ik zoek
naar strategie, naar scenario's en naar perspectief dat we kunnen bieden aan de sportsector.
Bij de beperkende maatregelen voor evenementen heeft het kabinet direct aangekondigd
dat er 36 miljoen voor ticketing en 5 miljoen voor amateurevenementen beschikbaar
komt. Ik ben ontzettend benieuwd op welke gegevens deze bedragen gebaseerd zijn. Want
als ik het goed begrijp, praten we bij ticketing in de sport, zonder voetbal, al over
37,5 miljoen euro. Op welke gegevens is die 5 miljoen voor de amateursport gebaseerd?
Ik heb in mijn inleiding, waarin ik een aantal sporten langsliep, een aantal getallen
genoemd met betrekking tot evenementen. Dit waren maar 8 van de 76 bonden. Dan kom
je dus ruim boven die 5 miljoen uit. Ik vraag me af of er voldoende beseft wordt wat
de urgentie is van wat er voor de sector nodig is.
Voorzitter. Eigenlijk wil ik dat deze Staatssecretaris met zijn tentje voor het Ministerie
van Financiën gaat kamperen, net zo lang tot de Minister van Financiën ook snapt wat
zich in de sportsector afspeelt, zodat er alles aan gedaan wordt om de sportinfrastructuur
op korte, maar vooral ook op lange termijn overeind te houden. Daarvoor is kennis
van de cijfers absolute noodzaak. Dan kan de Staatssecretaris het juiste verzoek bij
de Minister van Financiën neerleggen, niet alleen voor de korte, maar vooral ook voor
de lange termijn.
Voorzitter. Ik heb enige tijd geleden gevraagd naar een beeld van de sportinfrastructuur
met betrekking tot accommodaties in Nederland, in relatie tot de ambities die wij
als Nederland hebben. Dus: welke accommodaties hebben we, wat is er nodig en wat moeten
we eventueel nog bijbouwen of helpen exporteren? De signalen die ik uit de sector
ontvang, hebben met name betrekking op Thialf, het Pieter van den Hoogenband zwemstadion,
de Arnhemhal Papendal, Omnisport in Apeldoorn, het Wagener Stadion, een nieuw te bouwen
evenementensporthal voor internationale wedstrijden met een capaciteit tot 8.000 toeschouwers,
en natuurlijk de ontwikkeling van nationale trainingscentra. Het ministerie geeft
aan dat investeringen niet het probleem zouden zijn. Maar ik hoor wel degelijk dat
het juist moeilijk is om tot investeringen te komen. Ik waardeer het echt dat we zo'n
uitgebreid rapport hebben gekregen. Maar ik bedoelde echt niks anders dan een simpele
inventarisatie van datgene wat ik net noemde. Dat kan in principe op een of twee A4'tjes.
Want wat ik mis in deze inventarisatie, is wat er nu precies ontbreekt in ons landschap.
De vraag naar aanleiding van het rapport is natuurlijk: wat gaat de Staatssecretaris
hiermee doen?
Er wordt opgeroepen om te komen tot het pakken van een rol door de landelijke overheid.
Gaat de Staatssecretaris die rol ook pakken? Wanneer kunnen we daar een uitwerking
van zien? Ik zie in ieder geval kansen om te komen tot een waarborgfonds voor de grote
sportinfrastructuur. We kennen dat al voor gymzalen en sportveldjes, maar niet voor
topsportaccommodaties. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan?
Voorzitter. U heeft gezien dat we samen met een groot aantal partijen, die hier ook
allemaal aanwezig zijn, een amendement hebben ingediend om Thialf door de winter heen
te helpen. Het is onacceptabel dat onze schaatsers van TeamNL afhankelijk zouden zijn
van een Zamboni wat betreft of er wel of geen medaillekans is bij de Olympische Spelen.
Daarover moeten we als Kamer duidelijkheid, zekerheid en rust bieden. Dan kunnen we
onze schaatsers zich laten focussen op de laatste trainingsarbeid in de aanloop naar
een waarschijnlijk bloedstollend Olympisch kwalificatietoernooi en prachtige races
tijdens de Spelen. Ik zou graag een appreciatie hierover van de Staatssecretaris ontvangen.
Voorzitter. In de brief van 19 november is aangekondigd dat er 14 miljoen euro extra
beschikbaar komt voor accommodaties. Hoe zorgt het ministerie er, met de ervaring
die we nu hebben, voor dat dit bedrag op de juiste plekken terechtkomt?
Voorzitter. Ik wil iets uitgebreider stilstaan bij sportevenementen. Ik neem het WK
volleybal van september 2022 als voorbeeld. We hebben als Kamer in 2018, door verruiming
van het evenementenkader, kunnen helpen om dit waanzinnige evenement, waar honderden
miljoenen mensen naar kijken, naar Nederland te halen. De organisatie staat de komende
weken voor cruciale besluiten. Het zal u niet verbazen dat corona onzekerheden vergroot,
zowel voor sponsoren als voor ticketing. Daarnaast zijn er sterk gestegen kosten voor
personeel, omdat de evenementensector veel mensen heeft zien vertrekken. Juist de
periode augustus/september is de drukste evenementenperiode, waarin dus op minder
mensen een beroep gedaan kan worden. De organisatoren van het WK Volleybal hebben
dus met veel onzekerheden te maken, terwijl dit nu juist een evenement is waar wij
als Kamer van gezegd hebben dat we het graag in Nederland georganiseerd zouden willen
zien. Specifiek sportevenementen hebben kenmerken als kwalificatietoernooien, meerdere
speelsteden, vastgelegde data en afspraken over sponsoring en zendtijd.
Wij kunnen hier helpen. We hebben namelijk niet voor niks een garantiefonds voor evenementen.
Ik wil dat het ministerie heel duidelijk laat weten dat de grote sporttoernooien die
reeds voor de pandemie zijn toegewezen en nu in cruciale beslissingsfases zitten,
ook al zijn ze eenmalig, kunnen rekenen op de overheid om ze door te laten gaan. Waarschijnlijk
is gebruikmaken van garantie helemaal niet nodig, maar we hebben dat garantiefonds
niet voor niks. Dit geldt natuurlijk ook voor andere evenementen, zoals het WK Hockey
en de Vuelta. Ik heb hier een motie over in voorbereiding.
Speciale aandacht verdient de World Para Athletics European Championships. Ik heb
dit prachtige evenement al twee keer eerder in een sportdebat aan de orde gesteld
en twee keer heb ik een enthousiaste Minister tegenover me gehad die aangaf dat dit
inclusieve evenement van groot belang is voor de acceptatie en sportstimulatie van
sporters met een handicap. Daar konden we elkaar heel goed vinden. We zouden mogelijk
gaan maken dat dit in Nederland georganiseerd kon worden. Ik begrijp echter dat het
nog steeds niet rond is. Daarom de volgende vraag: wat is nu de tijdlijn om dit geregeld
te krijgen? Is het kabinetsverzoek voor de ministerraad al gereed? Wanneer wordt dit
aangeboden? Hoe zit het eigenlijk met de financiën? Wanneer krijgen we het definitieve
verlossende woord? Ook hier dringt namelijk de tijd.
Voorzitter. De Reddingsbrigade is ook een ding dat is blijven liggen. We hebben het
hier al eerder over gehad. Het blijft een hele gekke situatie dat je in Nederland
geld moet betalen om een in zee verdrinkende Duitser – ik heb hier Duitser staan,
maar het kan natuurlijk iedereen zijn – te mogen redden. Collega Van Nispen en ik
hebben hier al eerder aandacht aan besteed. In de brief van 8 december 2020 gaf de
Minister aan enkele maanden nodig te hebben om tot een structurele financiële oplossing
te komen. Waar is die oplossing? Er is overleg met uw collega van IenW nodig; dat
snap ik. Het gaat immers ook over onze kustveiligheid. Maar we zijn bijna een jaar
verder. Ik verwacht toch dat er snel een voorstel aan de Kamer wordt gedaan.
Voorzitter. Een van de beste brieven die ik de afgelopen jaren van het kabinet heb
mogen lezen, was de brief over de toekomst van de positie van sport naar aanleiding
van het initiatief van Joop Alberda, ondertekend door zeven kabinetsleden, om het
belang van sport te benadrukken. Ik wil de Staatssecretaris graag de ruimte geven
om te vertellen wat er sinds die brief gebeurd is met de ambitie die het kabinet met
betrekking tot sport in die brief beschreven heeft.
Voorzitter. In 2018 is het Nationaal Sportakkoord gesloten. Ik was daarbij. Het was
in een strandtent in Scheveningen. Ik kan me dat nog goed herinneren, want de sponsor
van een zeilwedstrijd was van een ander automerk dan de auto waar de Minister in reed.
Er was nogal wat gedoe of de Minister wel op het terrein mocht parkeren. Maar ik was
onder de indruk van het grote aantal handtekeningen die onder het Sportakkoord werden
gezet. Mijn vraag is: wat is elk van die handtekeningen nu waard geweest? Welke concrete
bijdrage hebben die organisaties, bedrijven en overheden achter die handtekeningen
nu geleverd aan de doelstellingen van het Sportakkoord? Meedoen met een overleg is
wat mij betreft geen concreet resultaat. Wat mij betreft mag dit ook schriftelijk
afgehandeld worden, want anders zijn we morgen echt nog niet klaar.
Voorzitter. Dan heb ik nog drie kleine puntjes voordat ik aan een afronding begin.
Ten eerste de energielasten voor de sport. Er schijnen afspraken gemaakt te zijn voor
compensatie voor huishoudens en bedrijven, maar sportclubs vallen hierbuiten. Klopt
dat? Het zou te maken hebben met een maximum van 10.000 kilowattuur, terwijl het gemiddelde
gebruik van een voetbal-, hockey- of tennisclub veel hoger ligt. Ik snap dat we hier
geen ruimte voor hebben op de sportbegroting, maar ik zoek naar de toezegging dat
de Staatssecretaris dit met zijn collega bespreekt om te kijken wat er mogelijk is
voor de vergeten groep sportclubs.
Voorzitter. Ten tweede. Ik ben zelf een paar jaar lang zwemdocent geweest. Ik vond
het toen al bijzonder dat in feite iedereen een kind zwembekwaam kon achten. Dat komt
de veiligheid niet ten goede. In die periode was er geen wildgroei aan diploma's.
Maar we zien steeds meer problemen ontstaan bij de kwaliteit van zwemdiploma's en
dan met name de zwemveiligheid van onze kinderen. Is de Staatssecretaris op de hoogte
van dit probleem? Wat kan hij doen om hierop in te grijpen?
Voorzitter. We hebben het rapport Evaluatie Brede Regeling Combinatiefuncties gekregen.
Ik blijf het lastig vinden dat we geen meetbare resultaten kunnen krijgen van de impact
van de combinatiefunctionaris. Het is de grootste post op onze begroting. Eigenlijk
weten we niet wat het effect is en of vermeend effect daadwerkelijk toe valt te schrijven
aan de inzet van die combinatiefunctionaris. We hebben niets te zeggen over het kader
waarbinnen die combinatiefunctionarissen werken. De vraag blijft staan of we niet
veel meer uit deze regeling kunnen halen. De Algemene Rekenkamer heeft de huidige
regeling als «onzeker» aangemerkt. Ik maak daaruit op dat we voor de toekomst een
heroverweging kunnen en misschien wel moeten maken. Klopt dit? De totale kosten voor
de regeling liggen rond de 200 miljoen euro. De impuls die we daarvoor zouden kunnen
geven aan de 24.000 sportverenigingen, is ongekend en zou een enorme boost kunnen
geven aan het sportlandschap als het gaat om de trainer, de integriteit, de kwaliteit
van het bestuur en in het algemeen de gezondheid van de vereniging.
Voorzitter, ik sluit af. Sport is onderdeel van de oplossing. Betrek de sector, die
een enorm bereik in de haarvaten van onze samenleving heeft, sterker bij de koers
die dit kabinet vaart. Hoe fitter, gezonder en weerbaarder Nederland is, hoe beter
we tegenslagen kunnen weerstaan. For the love of sports: vecht voor deze sector! Vecht
als een leeuw, want alle hulp is nodig om deze sector op de korte termijn, maar vooral
ook op de lange termijn, overeind te houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. U heeft nog een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De heer Heerema zei in zijn betoog dat hij een amendement heeft ingediend om 1 miljoen
voor Thialf vrij te maken, waar in ieder geval zo'n 50 à 75 additionele schaatsers
gebruik van kunnen maken. Dat is hartstikke mooi. Ik heb samen met de heer Van Nispen
ook een amendement ingediend. Dat gaat om een wat kleiner bedrag. Daarmee willen wij
dat de eigen bijdrage van sporters met een handicap, die bijvoorbeeld een prothese
nodig hebben om te kunnen sporten, op een max wordt gezet. Dat helpt ongeveer 150
sporters en het kost € 120.000. Ik vroeg me af of de heer Heerema dat amendement van
ons heeft gezien en wat zijn houding ten opzichte van dat amendement is.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat is volgens mij het amendement waarbij het eigen risico van € 900 naar € 100 wordt
teruggebracht. Ik kan mij herinneren dat mevrouw Diertens zich in de vorige periode
heel hard heeft gemaakt voor hulpmiddelen voor sporters. Ik weet dat er ook een post
in de begroting staat die hier specifiek voor bedoeld is. Als dit niet past in dat
deel van de begroting ... Ik weet niet of dat al geoormerkt is. Misschien moeten we
die vraag maar gewoon stellen aan de Staatssecretaris: kan het amendement van de heer
Van Nispen en mevrouw Westerveld binnen dat deel van de begroting gepast worden of
deels gepast worden? Dan zijn we volgens mij al een aardig end op weg. Als dat niet
zo is ... Ik weet niet wat uw dekking is, maar dan moeten we gewoon even kijken waar
we kunnen uitkomen. Ik kan niets beloven of toezeggen, want volgens mij is de ruimte
op de sportbegroting bijzonder klein. We hebben nu 1 miljoen voor Thialf eruit gehaald.
Ik heb nog meer amendementen voorbij zien komen, een stuk of zes, zeven. Dus het wordt
erg krap om te stoeien op die begroting, volgens mij.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een vraag in het verlengde hiervan. Er is namelijk nog een amendement ingediend.
De heer Heerema stelde vragen over het terechte betoog van mevrouw Maeijer over de
toegankelijkheid van speeltuinen voor kinderen met een beperking. Daar heb ik dan
bijvoorbeeld een amendement over ingediend. Ik heb de dekking geprobeerd te zoeken
buiten de sportbegroting, omdat ik weet dat die altijd heel erg krap is. Volgens mij
is het heel logisch om gemeenten een zetje in die richting te geven. Dat hebben we
in het verleden ook gedaan, toen ineens alle speeltoestellen aan de veiligheidseisen
moesten voldoen. Toen hebben we ook gezegd: wij gaan als Rijk de gemeenten daarbij
helpen. Volgens mij is dat dus een goed te verantwoorden keus. Maar de heer Heerema
zei: we moeten kijken naar het Preventieakkoord. Ik wil aan de heer Heerema vragen:
als hij dit doel steunt maar het misschien niet eens is met de dekking die ik heb
gevonden, is hij dan bereid om te zoeken naar een dekking die wel op draagvlak kan
rekenen voor dit sympathieke doel, namelijk alle speeltuinen uiteindelijk toegankelijk
maken voor kinderen met een beperking, te beginnen met op z'n minst één speeltuin
per gemeente?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik vind het een waanzinnig sympathiek doel, alleen moeten we inderdaad uitzoeken hoe
we dat het beste gefinancierd kunnen krijgen. Ik heb daar echt mijn hoofd over gebroken.
Ik heb dat gesprek gisteren gehad, maar ik heb er daarvoor natuurlijk op basis van
uw initiatief en uw bijdrage in vorige debatten ook over nagedacht hoe we dit passend
kunnen krijgen. Ik zie dat binnen de sportbegroting niet, dus ik waardeer uw inzet
om te kijken of je het bij de inhuur van externen weg kan halen. Ik geef dat voornemen
geen dan wel vrijwel geen kans in mijn fractie. Maar daarom vroeg ik ook of we het
Preventieakkoord wat positiever kunnen laten zijn, door spelen, sporten en bewegen
een wat prominentere plek te geven in het Preventieakkoord. Want elk gehandicapt kind
dat vriendjes maakt op een speelplaats, vind ik ook een vorm van preventie. Ik wil
echt meedenken. Ik heb overigens mijn preventiewoordvoerder nog totaal niet gesproken
hierover. Die weet van niks. Dat gesprek moet ik wel voeren. We moeten gewoon even
kijken. Misschien zegt de Staatssecretaris, die ook opperhoofd preventie is: ik zie
ruimte om hierin een beweging te maken. Dan hebben we niet eens een amendement nodig.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik heb een vraag over de zwemveiligheid. Die stipte de heer Heerema aan, zij het meer
op het punt van de docentendiploma's. Ik wil even terug naar wat ik zei in mijn betoog.
Ik maak mij grote zorgen over de zwemveiligheid, gezien de nieuwe maatregel nu ook
voor de zwemlessen. Er wordt namelijk weer een hele lichting kinderen teruggeworpen
in het proces. De wachtlijsten worden langer. Deelt de VVD deze zorg? Moeten we voor
die kinderen niet alsjeblieft een uitzondering maken, zodat die kinderen gewoon naar
zwemles kunnen en we zo dadelijk niet weer een zomer ingaan met een nieuwe lichting
kinderen die niet hebben afgezwommen, een nieuwe lichting kinderen die nog langer
moeten wachten op zwemles? Dat kan toch niet, in zo'n waterrijk land als Nederland?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nogmaals, het debat van gisteravond hoeven we hier niet over te doen. Daaruit is heel
duidelijk gebleken dat er aan die 17.00 uur-maatregel gewoon niet te tornen blijkt
te zijn. Dan is dit een van de consequenties die we moeten ondergaan. Hopelijk duurt
het zo kort mogelijk en kunnen we over drie weken zeggen dat we hier wel een beweging
op kunnen maken. Dat is één, als het gaat om die 17.00 uur-maatregel.
Als het gaat om de QR-code, bij binnenkomst bijvoorbeeld, is mijn mening: dat je kind
niet naar zwemles kan gaan, kun je voorkomen door een prikje te halen. Daar sta ik
waarschijnlijk iets steviger in. Als je vindt dat je kind zwemveilig moet zijn, vind
ik dat je als ouders ook de verantwoordelijkheid hebt om die prik te halen en ervoor
te zorgen dat je kind kan zwemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen voor zijn
eerste termijn. Hij zal spreken namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Sport en bewegen zijn leuk om te doen. Veel mensen beleven
daar ongelofelijk veel plezier aan. Maar het is ook belangrijk voor de hele samenleving.
Daarover zijn we het in toenemende mate eens aan het worden, of we zijn het al helemaal
eens. We zitten te veel, we bewegen te weinig en kinderen spelen te weinig buiten,
terwijl we juist een gezonde en sportieve samenleving nodig hebben in de toekomst,
weerbaarder tegen infectieziektes. De coronacrisis heeft ons bij dat besef, hoe wrang
ook, geholpen.
Wat doen we nu concreet tegen die bewegingsarmoede? Er gebeuren veel goede dingen,
maar het mag – nee: het móét eigenlijk – echt ambitieuzer. We hadden het over de motie-Marijnissen
die de regering opriep om sport en beweging te stimuleren en Nederland echt in beweging
te krijgen. Dat is toch een stevig mandaat om verder te gaan dan nu gebeurt? Wij zien
geen extra investering in de sport in 2022. Ik vind dat teleurstellend en een gemiste
kans. Investeren in de gezondheid van alle Nederlanders is belangrijk en kan niet
even zomaar een jaar wachten op de formerende partijen.
Hoe houden we de sport toegankelijk en betaalbaar voor iedereen? Dat is echt de grote
uitdaging de komende tijd. Wat betekenen bijvoorbeeld die stijgende energiekosten
voor de betaalbaarheid van de sport? Denk bijvoorbeeld aan ijsbanen en zwembaden.
Waar gaat dit toe leiden? Hogere toegangsprijzen? Misschien faillissementen? Hoe wordt
dat voorkomen? Zijn er eigenlijk plannen om met voorrang te kijken wat innovatie ons
op dit gebied kan brengen? Het verduurzamen van zwembaden en ijshallen zou heel slim
kunnen zijn. Als je die grootverbruikers klimaatneutraal zou kunnen krijgen, dan levert
dat veel op in de toekomst, ook financieel. Wat zijn er voor initiatieven op dit gebied?
En wat kan het kabinet hierin betekenen?
De sport heeft het buitengewoon lastig. De heer Heerema zei dat ook al uitgebreid.
Veel verenigingen en ondernemers hebben het financieel moeilijk, doordat gemeentes
niet bepaald veel geld hebben op het moment, maar natuurlijk vooral ook door corona.
Dan helpt het echt niet dat een deel van het kabinet sport en bewegen steeds als probleem
ziet in de discussies over coronamaatregelen. Sport ís niet het probleem! Sport is
de oplossing.
Eerst al dat coronatoegangsbewijs. Ik vind dat echt een verschrikking, ook voor de
sport. Het verdeelt teams tot op het bot, en welke vrijwilligers moeten dit nou helemaal
gaan controleren? En nu ook nog die avondlockdown, die het sporten vrijwel onmogelijk
maakt, tenzij je om 05.00 uur 's ochtends met je team afspreekt om alsnog te gaan
sporten, maar dan maakt het weer niet uit voor het aantal contacten en vervoersbewegingen.
Verenigingen zitten echt met de handen in het haar. Competities staan onder druk en
bij veel sportaanbieders stromen de opzeggingen binnen. Juist aan de sector die Nederland
fitter, gezonder en vitaler wil maken, de sport, worden steeds beperkingen opgelegd.
Waarom ziet het kabinet het grotere belang van sport en bewegen niet in? Erkent de
Staatssecretaris dat we er in een gezondheidscrisis juist voor moeten zorgen dat mensen,
en vooral jongeren, aan hun fysieke en mentale gezondheid moeten kunnen werken? Is
het niet heel onverstandig om dat haast onmogelijk te maken? Je mag wel overdag naar
de McDonalds met je klasgenoten, maar niet 's avonds aan je gezondheid werken op de
hockey- of de voetbalclub. Moeten wij sport niet als «essentieel» aanmerken en sporten
en bewegen bijvoorbeeld tot 20.00 uur 's avonds mogelijk maken? Ik vind het teleurstellend
dat daarover in de Tweede Kamer een uur geleden moties zijn verworpen.
Dan de zwembaden. Ook ik ben erg ontevreden met de keuze voor de QR-code, zelfs bij
zwemlessen voor kinderen. Ik ben ontevreden dat die zwemlessen nu zelfs stoppen na
17.00 uur. Leren zwemmen is inderdaad voor ieder kind belangrijk. Mevrouw Maeijer
zei dat ook al. Dat kan en mag niet afhangen van het wel of niet inenten van een ouder,
wat je daar dan ook van vindt. Het is gewoon essentieel, die zwemveiligheid voor alle
kinderen. En het is toch al die tijd goed verlopen, met de anderhalvemetermaatregel
en de mondkapjes? Is de Staatssecretaris bereid om hierop terug te komen? De SP bepleit
een uitzondering voor zwemlessen en de trainingen voor lifeguards. Dat is allemaal
essentieel en cruciaal voor de veiligheid.
We zien een structurele afname van de sportdeelname van mensen met lagere inkomens
na corona. Dat was al bekend, maar het trekt niet weer aan. Dit raakt dus precies
de groepen waar we ons toch al zorgen over maakten. Erkent de Staatssecretaris dit
en wat zet hij daar nou tegenover? Misschien is er nu juist extra reden om te doen
wat we eigenlijk al hadden moeten doen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de toezegging
in het vorige sportdebat om te overleggen met de Stichting Life Goals, die zich inzet
voor mooie projecten voor dak- en thuislozen, om hun perspectief te geven en ze aan
het sporten te krijgen?
Ik wil ook graag een lans breken voor de Summer Games en de Winter Games. Mooie dingen
uit de coronatijd zou je ook daarna kunnen behouden. Sport en spel zijn het perfecte
middel om jongeren uit kwetsbare wijken op een positieve manier te betrekken en perspectief
te bieden aan een groep waarvoor spel en plezier niet vanzelfsprekend is. Jongerenwerk
en buurtsportcoaches spelen een cruciale rol. De Krajicek Foundation, de Cruyff Foundation
en Sociaal Werk Nederland hebben laten zien hoe simpel en snel zij dit kunnen opzetten
met effectieve inzet van minimaal budget. Deelt de Staatssecretaris deze analyse?
Zou het niet zonde zijn als dit een eenmalig iets zou blijken te zijn? Kunnen we dit
behouden en waarborgen voor de toekomst?
Ook voor sport geldt: jong geleerd is oud gedaan, en de basis ligt natuurlijk wel
in ons onderwijs, waar alle kinderen komen. U kent mijn pleidooi, samen met de heer
Heerema van de VVD, voor een derde uur gym door een vakleerkracht, maar ik weet ook
dat er nu heel veel gevraagd wordt van het onderwijs. Laten we dan kijken wat er nu
wel kan, want er is animo voor een impuls voor het bewegingsonderwijs. De regeling
van 16 miljoen die er daarvoor was, is uitgeput. De scholen en leraren willen wel.
Tegelijkertijd is er op dit moment vrij veel coronageld in het onderwijs, de NPO-gelden.
Dat is eenmalig geld dat bijvoorbeeld moet bijdragen aan de fysieke ontwikkeling van
kinderen. Dat is een van de criteria. Hier zou je nu toch juist prachtige programma's
en beleid uit kunnen financieren om sport en beweging in het onderwijs duurzaam te
verbeteren en de verbinding te maken tussen sport, vereniging en onderwijs? Zoiets
zou toch mogelijk moeten zijn? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het idee om
uiteindelijk vijf uur bewegen per week te realiseren voor alle kinderen in Nederland,
via het 2+1+2-model? Twee lesuren bewegingsonderwijs van een vakleerkracht, zoals
we verplicht hebben gesteld, één uur extra bewegen in onderwijstijd en twee uur bewegen
ná schooltijd, gratis in en rondom de school. Is de Staatssecretaris bereid hiermee
aan de slag te gaan met gemeenten en sportverenigingen, zoals onder andere ook de
KNVB bepleit? Ik zou zeggen: waarom niet?
Dat betekent wel dat er ook naar de arbeidsmarkt en sport gekeken moet worden. Zijn
er wel voldoende fatsoenlijke banen in de sport en hoe zit het met de verbinding met
andere sectoren? Andere woordvoerders hebben daar ook in het vorige debat uitgebreid
aandacht voor gevraagd. Nu weet ik bijvoorbeeld dat er een groot tekort is aan zwemleraren.
Daar maak ik mij ook grote zorgen over, want die hebben we keihard nodig voor de zwemveiligheid
in de toekomst. Maar ook de maatschappelijke functie van het zwembad staat onder druk
door die grote personeelstekorten. Wat kan de Staatssecretaris vanuit zijn rol hieraan
doen? Ik vond de antwoorden op mijn Kamervragen wel erg teleurstellend. Is hij bereid
om in gesprek te gaan met de sector om te luisteren en te inventariseren wat de overheid
hierin wel zou kunnen betekenen, hoe personeel kan worden behouden en nieuw personeel
kan worden aangetrokken, hoe het vak aantrekkelijker en uitdagender kan worden gemaakt?
Zijn er inmiddels vorderingen richting één nationaal zwemdiploma? Want ook ik maak
me hele grote zorgen over de ontwikkelingen die de VVD net schetste. Er zijn nog geen
landelijke regels voor het geven van zwemlessen en ik vind het echt heel erg raar
dat je gewoon badwater kunt huren, zelfs zonder vog, lessen kan geven en dan diploma's
kan gaan printen en uit kan gaan geven. Het is toch heel erg raar dat dat op dit moment
gewoon kan? Waar blijft die onafhankelijke toetsing zonder winstoogmerk in de branche?
Zou er een wet moeten komen voor de regulering van de branche en de uitgifte van diploma's?
Is de Staatssecretaris in ieder geval bereid om de mogelijkheden in kaart te brengen
en hierover in gesprek te gaan met bijvoorbeeld de NRZ en het Mulier Instituut, bijvoorbeeld,
of anderen? We hebben een onderzoek ontvangen over zwemles voor kinderen met een beperking.
Kijk, dat er belemmeringen zijn, wisten we. Dat blijkt nu ook uit dat onderzoek. Maar
waar blijven dan de beleidsmaatregelen? Wat doen we hier nou aan? We hebben toen om
dat onderzoek gevraagd. Nu hebben we dat onderzoek. Dat bevestigt onze zorgen. Maar
ik zie geen beleid om daar dan wat aan te doen. Komt dat nog? Kan de Staatssecretaris
daar vandaag wat over zeggen?
Ook de Reddingsbrigade draagt bij aan onze zwemveiligheid. «Het Strand Veilig»-programma
wordt nu uitgevoerd. Dat is heel goed, maar daar is op termijn ook financiering voor
nodig. Voor volgend jaar is het nog geregeld, maar hoe zit het daarna? Daar zouden
toch gesprekken over komen? Hoe zit het met de toezegging die daarover is gedaan?
Ook ik blijf het een vreemde zaak vinden dat de leden van de reddingsbrigades contributies
en opleidingen moeten betalen om überhaupt reddend te mogen optreden. Daar zijn we
toch allemaal hartstikke blij mee? En of dat nou aan de kust is of in Limburg bij
de overstromingen, maakt niet uit. Die mensen moeten hele hoge kosten maken. Dat vinden
wij onterecht. Is de Staatssecretaris bereid vandaag toe te zeggen dat hij met geld
over de brug komt om dit te financieren? En als dit niet kan, wil hij dan in ieder
geval een onderzoek toezeggen naar de mogelijkheden om leden van reddingsbrigades
vanwege hun inzet voor het reddingswerk te vrijwaren van het betalen van contributies
en opleidingskosten?
Dan kom ik op het thema integriteit. Dat is natuurlijk topprioriteit, in de hele sport.
Dat heeft uiteindelijk niet alleen te maken met meer regels en toezicht, maar juist
ook alles met professionalisering: de juiste mensen, opleidingen, goede besturen en
kader van verenigingen. Hoe gaat de Staatssecretaris daaraan bijdragen, vanuit zijn
rol? We hebben bijvoorbeeld vrij recent het debat gehad over de misstanden in de turnsport.
We hebben toen een motie ingediend over ondersteuning van de sport in beleid, wetgeving
en financiën vanuit de overheid bij het bereiken van integere en veilige sport. Dat
deden we vanuit de gedachte dat de sport dit niet alleen kan. Hoe zit het met de uitvoering
van die motie?
En hoe zit het met het toegezegde onderzoek naar de misstanden in de sport en meer
specifiek naar het dossier dansmisbruik en de onderzoeksopzet daarvan? Volgens mij
zijn er recente ontwikkelingen. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris daar in dit debat
meer over kan vertellen, want het is heel belangrijk dat de mensen die daar iets over
willen melden al op korte termijn ergens terecht kunnen, bij een meldpunt of bij de
onderzoekers. Graag hoor ik de Staatssecretaris hierover. Wat is de meest recente
stand van zaken?
Dan de gehandicaptensport, voorzitter. Sport en bewegen moeten voor iedereen toegankelijk
zijn, maar dat is nu niet zo. Samen met GroenLinks en D66 presenteerde de SP eerder
voorstellen: sport en bewegen voor mensen met een beperking moeten vanzelfsprekend
zijn in 2030. We kregen echt heel erg veel positieve reacties. Hier is echt behoefte
aan. Maar de vraag is wel: hoe nu verder? Gaat de Staatssecretaris deze voorstellen
omzetten in beleid en hier bijvoorbeeld jaarlijks over rapporteren?
Ook ik wil vandaag speciaal aandacht vragen voor sporthulpmiddelen. Mevrouw Westerveld
stipte het ook al aan. Denk aan een prothese: die is sowieso onmisbaar om deel te
kunnen nemen aan de samenleving, maar zeker als je wilt sporten en bewegen met een
beperking. Het probleem bij het verstrekken van sporthulpmiddelen is niet alleen dat
gemeenten en verzekeraars naar elkaar wijzen, maar ook dat zij niet ruimhartig genoeg
zijn in de verstrekking. Tegen mensen die bijvoorbeeld dolgraag willen gaan hardlopen,
wordt gezegd: nee hoor, u kunt voldoende participeren in het dagelijks leven, en bovendien
was u voor uw amputatie ook geen fanatiek hardloper, dus meer sporten is voor u niet
nodig. Dat denkt dan een verzekeraar voor iemand te kunnen bepalen. Dat is toch ongehoord?
Dat kan toch niet? Wat kunnen wij hieraan doen, Staatssecretaris? Dit was het verhaal
van Dianne Vugts. Zij staat vandaag heel groot, heel trots en heel mooi in de krant.
Dat verhaal heb ik net omschreven. Laat dat dus eens even tot je doordringen. Zoals
zij zijn er zovelen. Ik wil niet dat verzekeraars voor mensen gaan bepalen of zij
kunnen sporten en bewegen. We moeten ruimhartiger worden in die verstrekking.
Ik moet ook weer terugkomen op de toegankelijkheid van de speeltuinen. De PVV stelde
hier ook hele terechte vragen over. Er is een SamenSpeelAkkoord en het ministerie
heeft dat medeondertekend. Natuurlijk moeten speeltuinen ook toegankelijk zijn voor
kinderen met een beperking, in ieder geval minimaal één per gemeente. Waarom betaalt
het Rijk hier niet aan mee? Ik heb een uitgebreide onderbouwing geschreven in het
amendement dat ik hierover heb ingediend, over waarom het heel logisch en heel goed
zou zijn als het Rijk hier de komende jaren tijdelijk aan meebetaalt. Uiteindelijk
is het een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het doet niets af aan die lokale verantwoordelijkheid.
Graag een uitgebreide reactie hierop.
Dan heel kort over de wielerwedstrijden en het tekort aan motoragenten. Ook hierover
ligt er een aangenomen motie van SP en VVD. Het risico bestaat dat die wielerwedstrijden
niet kunnen doorgaan vanwege een tekort bij de politie. Ik weet overigens ook alles
van de tekorten bij de politie. Dat is een groot probleem. Maar er is geen oplossing.
Er zou een pilot komen, maar er is sprake van een vicieuze cirkel. De wet- en regelgeving
maakt die pilot namelijk onmogelijk, maar er kan juist geen ervaring worden opgedaan
omdat de wet- en regelgeving dit niet toestaat. Zo kom je geen stap verder. Ik wil
heel graag weten wat we daar nu verder aan gaan doen. Als de Staatssecretaris die
vraag vandaag niet kan beantwoorden, dan hoor ik dat graag later via een brief, omdat
de Minister van Verkeer hier natuurlijk ook bij betrokken is.
Dan mijn een-na-laatste punt: de sportwet. Die moet er komen. De vraag is niet óf,
zoals ik de brief van de Staatssecretaris een beetje begreep – daar maak ik me wel
zorgen over – maar vooral hoe. Wat voor een sportwet willen we? We hebben wel een
procesomschrijving ontvangen, maar hoe voorkomen we nou dat we te lang stil blijven
staan bij de vraag óf? Want volgens mij is het duidelijk dat hij er moet komen. Tegelijkertijd
moeten we voorkomen dat het een kerstboom wordt waarin iedereen zijn of haar wensen
gaat ophangen. De Sportraad waarschuwt daar terecht voor. Hier wil ik de Staatssecretaris
vandaag ook graag over horen.
Tot slot. Thialf is al genoemd. Dat is een stadion om trots op te zijn. Het is onze
nationale trots met internationale uitstraling, maar die wordt regionaal gefinancierd.
Dat is niet houdbaar. Daarom herhalen wij ook ons pleidooi voor landelijke financiering.
Bij nationale ambities passen nationale investeringen. Ik ben dus heel blij met het
initiatief van collega's, dat ik met veel plezier mede heb ondertekend. Ook hierover
hoor ik graag warme woorden van de Staatssecretaris.
Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik zie geen vragen. Dan gaan we door naar mevrouw Van
der Laan, die zal spreken namens D66.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Sport is mijn favoriete onderwerp. Het heeft ook heel veel
raakvlakken, dus ik zal in mijn betoog verschillende onderwerpen aansnijden. Wanneer
we het over het belang van sport en bewegen hebben, had de column van journalist Thijs
Zonneveld van onlangs mijn spreektekst kunnen zijn. Ik weet überhaupt niet of hij
iets heeft met mij of met D66. Ik weet wel dat wij niks met elkaar hebben. Maar ik
heb wel iets met zijn column. Tijdens de Week van de Motoriek hield hij een gloedvol
betoog over de beweegcrisis en deed hij een oproep om de maatschappelijke waarde van
sport en bewegen in te zien. Ik citeer: «We bewegen te weinig. We zitten te veel.
Een op de twee volwassenen heeft overgewicht. Diabetes komt steeds vaker voor. We
eten te veel troep. De motorische vaardigheden van scholieren worden slechter, en
één op de zeven Nederlandse kinderen speelt helemaal niet meer. Alarm, alarm, alarm.»
Dan ga ik even terug naar wat Cruijff heel lang geleden al heeft gezegd: je gaat het
pas zien als je het doorhebt. In al mijn bescheidenheid wil ik hier toch echt aan
toevoegen: je moet de kracht van sport en bewegen ook wel wíllen inzien. Moet ik nu
echt, zoals Thijs Zonneveld zei, gaan gillen, eisen of roeptoeteren? Dat is niet helemaal
mijn stijl, dus dat zal ik niet doen. Maar ik zal me onverminderd blijven inzetten
voor het belang van sporten en bewegen. Ik wil graag aangeven dat de lobby van de
sportwereld, zowel commercieel als via de bonden, verenigingen, toeschouwers en deelnemers,
meer dan op orde is. De berichten komen echt door hier in Den Haag.
Corona heeft sportend Nederland natuurlijk een ontzettend harde klap gegeven. En terwijl
we net aan het opkrabbelen zijn, worden we in een volgende ronde van maatregelen nogmaals
tegen de grond gewerkt. Gezamenlijk zijn zo ongeveer 151.800 leden al gestopt bij
een vereniging. Nog scherper: het aantal G-leden is met bijna 30% afgenomen. In 2021
ging het iets beter, maar we staan natuurlijk alweer voor de volgende maatregelen.
Laten we nog even verder inzoomen op enkele gevolgen. De sociale ongelijkheid in sportdeelname
is verder toegenomen. Minder vrouwen met een niet-westerse achtergrond geven aan te
sporten. Praktisch geschoolde sporters zijn wekelijks minder gaan sporten ten opzichte
van theoretisch geschoolde sporters. Sporters met een slechte gezondheid zijn wekelijks
minder gaan sporten ten opzichte van sporters met een goede gezondheid. Deze verschillen
waren er al voor corona en zijn nu nog groter. Hetzelfde gaat op voor mensen met een
beperking, voor wie de toegang tot sport nog altijd lastig is.
Als we dan inzoomen op een ander onderdeel, bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie van
vrouwen binnen de sportwereld, blijkt dat veel werkende vrouwen als zzp'er door corona
werkloos raakten, aantoonbaar meer dan mannen. Al in 2020 rapporteerde de Europese
kennisorganisatie voor sport en werkgelegenheid dat het aandeel werkende vrouwen in
de sport daalde met bijna 10%, tegenover 1,3% bij de mannen.
Of laten we het hebben over de impact van corona op het combineren van studie en topsport.
Er is leervertraging; dat zien we bij veel meer studenten, leerlingen en scholieren.
Maar wordt er wel ruimhartig genoeg mee omgegaan door bijvoorbeeld DUO? Ik weet dat
universiteiten graag samenwerken en meedenken met studenten, maar nu bereiken mij
toch berichten dat er mogelijk langstudeerboetes worden opgelegd. Ik heb hier schriftelijke
vragen over gesteld. Helaas is het niet gelukt om de beantwoording voor dit sportdebat
te krijgen. Maar ik wil het punt wel markeren, want ik vind de impact van corona op
de combinatie topsport en studie wel een heel belangrijk onderdeel. Mijn vraag aan
de Staatssecretaris is deze. De sportwereld is een arbeidsmarktsector. Heeft u voldoende
zicht op de impact van corona hierop? Zo nee, heeft u een suggestie hoe we dat beter
in beeld kunnen krijgen? Gelukkig is er wel coronasteun gekomen voor de sport, maar
ik deel de zorgen, bijvoorbeeld over de energielasten. Bieden de regelingen daarvoor
voldoende perspectief?
Ook al waren we goed op weg met de lokale sportakkoorden, die hebben natuurlijk een
gigantische klap gekregen door corona. De nood is nog steeds onverminderd hoog. Ik
vind het een zeer belangrijk onderdeel. Het gaat om de breedtesport, in casu de lokale
sportakkoorden. Ik vraag de Staatssecretaris: hoe gaat het nu met die sportakkoorden?
Wat is de laatste stand van zaken en de toekomst hiervan? Ik wil graag een doorkijkje:
wat staat er op de rol? Ik heb net met aandacht de discussie gevolgd over inclusief
speeltuinbeleid. Uit eigen ervaring als wethouder zeg ik dat ik dit heb ondergebracht
bij het lokale sportakkoord. Die suggestie zou ik in ieder geval nog willen meegeven.
Ik roep de Staatssecretaris op tot een reactie daarop.
Dan over inclusief sporten. Mijn ambitie is om zo veel mogelijk mensen in beweging
te krijgen, dus ook mensen met een beperking. Meneer Van Nispen zei het net al: afgelopen
juni boden de SP, D66 en GroenLinks de nota «Sport en bewegen voor mensen met een
beperking vanzelfsprekend in 2030!» aan. Wij waren daar heel trots op. Dat zijn we
nog steeds. We hebben heel veel reacties uit het veld gekregen. Er is echt goed over
nagedacht. Alleen, we hebben er nog steeds geen reactie op gekregen. Ons gesprek ging
ook niet door. Dat doet dan toch een beetje pijn, dus ik vraag dan maar hier wat de
reactie is op ons initiatief.
Mevrouw Diertens heeft vorig jaar namens D66 een motie ingediend, zodat gemeenten
konden aankloppen bij een loket om te worden geholpen met het verstrekken van sporthulpmiddelen.
Ik weet dat er inmiddels een goed loket is van Uniek Sporten, waar mensen zelf terechtkunnen,
maar volgens mij zijn er nog altijd gemeenten die nog flink zoekende zijn. Hoe kunnen
we die beter helpen? Daar was die motie destijds voor bedoeld.
Daarnaast vind ik dat de nationale overheid een voorbeeldfunctie heeft. In 2022 staan
bijvoorbeeld de Special Olympics, de Nationale Spelen, in Twente gepland. Een prachtig
evenement voor zo'n 2.500 sporters met een verstandelijke beperking. Sinds maart 2021
ligt er een subsidieaanvraag voor dit evenement bij VWS. Mijn vraag is wat de reden
is waarom er nog steeds geen uitsluitsel is gegeven. Voor 2023 staan de eerste European
Para Championships gepland, zoals al eerder genoemd. Die worden gehouden in Rotterdam.
Wat kan de Staatssecretaris doen om dit prachtige evenement te ondersteunen?
Voorzitter. Dan ga ik door naar een veilig sportklimaat. Daarbij gaat het om het zorgen
voor een omgeving waar iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt. We moeten meer
werk maken van een omgeving waar sporters volledig worden geaccepteerd. We hebben
het vandaag over de cijfers en dus heb ik er wat getallen bij gepakt. Laten we het
dan even over het voetbal hebben. Onderzoek toont aan dat zeven op de tien profvoetballers
de voetbalwereld als homo-onvriendelijk ervaren. 41% geeft aan dat discriminatie regelmatig
voorkomt. Homoacceptatie krijgt in het voetbal een 4,6. Het meest schokkende vind
ik eigenlijk dat deze cijfers vergelijkbaar zijn met die van een onderzoek van zeven
jaar geleden. Onlangs kwam de Australische profvoetballer Cavallo uit de kast. Dat
werd gelijk wereldnieuws. Ik vind dat dus nergens op slaan. Het geeft wel aan dat
we nog heel veel werk te doen hebben, niet alleen binnen het voetbal – daarvan heb
ik de cijfers er even bij gepakt – maar ook bij andere sporten. Ik vind dat we als
landelijke politiek deze acceptatie moeten blijven stimuleren, ook binnen de sport.
Daarom dienen mevrouw Westerveld en ik een amendement over dit onderwerp in. De huidige
subsidie voor het delen van ervaringen en kennis van en voor sporters loopt 1 juli
2022 af. Via deze subsidie wordt een inclusiever sportklimaat gestimuleerd. Ik hoop
echt dat het kabinet en mijn collega-Kamerleden het belang hiervan onderstrepen.
Over de misstanden in de turnsport hebben we onlangs uitgebreid gedebatteerd. Voor
ons is heel belangrijk dat het onderzoek binnen de danswereld snel wordt aangevangen.
Het klokkenluiden van Kim Koumans moet opvolging krijgen. Ik heb natuurlijk ook gehoord
dat er ontwikkelingen zijn en dat het onderzoek mogelijk snel in gang wordt gezet.
Daar vraag ik graag een reactie op, maar ook op een ander aspect. Mevrouw Koumans
is klokkenluider en zij staat nu enorm in de aandacht. Er gaat een mediastorm over
haar heen. Hoe gaan we daarmee om? Dit raakt haar. Is er überhaupt een regeling voor
klokkenluiders binnen de sport? Ik ben daar gewoon benieuwd naar. Ik zie wat er met
haar gebeurt. Ze steekt haar nek uit. Misschien moeten wij daar iets van vinden.
Dan matchfixing.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er komt een onderzoek naar de misstanden in de sport breed, maar specifiek ook in
de danssport. Het is heel fijn dat dit er komt. In de turnsport is er ook een onderzoek
geweest. Daar hebben we een uitgebreid debat over gehad, maar ik vond de uitkomst
van het debat wel vrij teleurstellend. Wat er naar aanleiding van het rapport heel
concreet gebeurt, is dat de oud-turnsters een vergoeding krijgen van € 5.000. Ik zou
het heel teleurstellend vinden als we straks weer een onderzoek gaan doen, waaruit
dan vrijwel niets concreets komt. Ik zou mevrouw Van der Laan willen vragen hoe ze
dat ziet. Wat gaan wij straks nou concreet doen met een rapport dat dan misschien
op tafel ligt? Daar staan waarschijnlijk weer hele heftige zaken in beschreven, want
ik ken het verhaal van Kim Koumans. Wat gaan we daarna dan concreet doen om er echt
voor te zorgen dat deze slachtoffers gehoord en geholpen worden?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik ga ervan uit dat het onderzoek veel dingen gaat aantonen. Dan heb je de gevoelige
situatie dat we in de Kamer hebben afgesproken dat een bepaald geldbedrag als tegemoetkoming
dient. Zo'n geldbedrag neemt nooit alle pijn weg. Ik vind dat dus een moeilijke vraag
en ik heb daar geen eenduidig antwoord op. Ik conformeer me aan dat bedrag, maar het
zal nooit helemaal genoeg zijn. We kunnen lang en breed bij de hoogte van het bedrag
stilstaan, maar dit is hoe ik erin sta. Daarnaast moeten we echt kijken naar andere
stappen die we kunnen zetten. In het debat over de misstanden in de turnsport heb
ik aangegeven dat gemeentes een veel belangrijkere rol kunnen gaan spelen om met een
integrale blik te kijken of er sprake is van andere problematiek, waarvoor de gemeente
wel doorzettingsmacht heeft.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Matchfixing. Allereerst ben ik blij om te lezen dat er nu echt goed wordt gekeken
hoe alle partijen beter kunnen samenwerken, want hier is veel te winnen. Het lijkt
alsof we slechts het topje van de ijsberg zien. Dat geven onderzoekers en journalisten
van de podcast GEFIXT onder anderen aan, maar ook het Openbaar Ministerie. Er komt
nu steeds een beetje boven water. Matchfixing is een integraal probleem, waar door
zowel VWS als Justitie en Veiligheid op zou moeten worden doorgepakt. Wat de rondetafel
Matchfixing mij in ieder geval heeft laten zien, is hoe ingewikkeld de bestrijding
is. Matchfixing wordt ook wel «haalcriminaliteit» genoemd: een lage pakkans met een
hoge opbrengst. In mijn woorden zou je kunnen zeggen: je kunt heel gemakkelijk de
wedstrijd en dus je ziel verkopen.
Ik constateer enkele zaken. Ten eerste dus die lage pakkans, die veroorzaakt wordt
door onder andere een tekort aan opsporing bij politie en OM. Maar dat geldt helaas
voor veel meer dossiers. Ten tweede dat matchfixing nog niet helemaal goed in de wet
staat. Er is een lacune in het Wetboek van Strafrecht als het gaat om matchfixing.
Oplichting, omkoping en witwassen staan wel in de wet, maar dekken onvoldoende de
lading. Ik zie het goed en correct opnemen in de wet dus wel als een noodzaak. Ik
zou graag de Staatssecretaris willen vragen om dat in gang te zetten, tenzij er goede
argumenten zijn om dat niet te doen, maar die zie ik nog niet.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Laan, u heeft een vraag van mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Een informerende vraag. Ik vind het op zich een sympathieke gedachte, maar tegelijkertijd
zegt mijn medewerker, die juridisch nog beter onderlegd is: het is de vraag of het
iets toevoegt of dat het de zaak juist ingewikkelder maakt. Mijn vraag is: heeft mevrouw
Van der Laan haar oor te luisteren gelegd bij het OM? Dit zullen natuurlijk ook de
vragen aan de Staatssecretaris zijn; dat snap ik. Maar dat waren even mijn belemmerende
gedachten bij dit voorstel.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb daar zeker goed naar geluisterd en ik heb de stukken gelezen. Het OM heeft
in het onderzoek een reactie gegeven. Daarin staat dat je indirect wel voor iets vervolgd
kunt worden, zoals omkoping, maar niet specifiek voor matchfixing. Daardoor is de
kans dat het strafbaar wordt gesteld heel laag. Maar het is ingewikkeld. Als er gewerkt
wordt aan een wetsvoorstel, vind ik dat het kabinet moet overwegen welke juridische
tekst het meest haalbaar is.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik had de reactie van het OM nog niet gelezen. Dat is mijn omissie; excuus daarvoor.
Ik had mij gebaseerd op het gesprek dat wij eerder deze week hadden. Ik ben benieuwd
naar de antwoorden. Kortom, ook de Partij van de Arbeid vindt: als er een gat is,
moeten we het dichten. Tegelijkertijd moeten we het niet ingewikkelder maken. Dan
is het goed dat het exact wordt uitgezocht.
De voorzitter:
Mevrouw van der Laan, gaat u verder.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het volgende punt is dat we zien dat matchfixing vaak plaatsvindt bij jonge sporters,
bij sporters in beloftencompetities of bij sporters die een sport beoefenen die een
hoge eigen voorinvestering vragen. Het is een kwetsbare groep, omdat ze nou eenmaal
weinig inkomsten hebben, maar ondertussen wel dure en tijdrovende sporten beoefenen.
Daarnaast wordt er gesproken over een meldplicht die kan gaan gelden bij sportbonden.
Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt, want wellicht kunnen we het
tuchtrecht van de sport zelf ook een boost geven. Wanneer er meer regie vanuit Den
Haag komt, kunnen we stappen zetten. Het vergt wel een lange adem, dus echt een topsportmentaliteit,
maar we moeten naar het geheel kijken: van preventie tot en met het strafrecht. Als
ik dan doorga over preventie, merk ik op dat we aan de voorkant echt wel meer kunnen
doen, aan voorlichting en informatie, ook aan de groep die ik net benoemde. Het gaat
erom, uiteindelijk die jongeren te benaderen en te bereiken, zodat zij de druk voelen
dat dit niet oké is en dat dit crimineel gedrag is. Het gaat erom dat zij niet verzeild
raken in een crimineel circuit.
We dienen samen een amendement in om de subsidie voorlichting en informatie matchfixing
te verlengen in 2022. Naar mijn informatie zou deze eindigen per 1 januari. Ik zou
daar graag een reactie op willen van de Staatssecretaris.
Dan de sportwet. De sport moet voor iedereen toegankelijk zijn, voor iedereen veilig
en voor iedereen gelijk. Het is heel fijn dat u een reactie heeft gegeven op het proces
van de sportwet. Ik ben zeer content met de koppeling die u legt tussen een mogelijke
sportwet en het nastreven van maatschappelijke doelstellingen. Maar nu citeer ik u:
welke doelstellingen worden met sport en bewegen nagestreefd? Ik heb net in mijn inleiding
Cruijff aangehaald: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Ik wil hier wijzen op
het risico van het niet zien. Dus ik zou de vraagstelling willen aanscherpen. Op welke
wijze vergroot de inzet van sport en bewegen de maatschappelijke effecten? Ik denk
aan gezonde leefstijl, en verder kunt u ze zelf ook wel verzinnen.
Ik miste het onderdeel financiering in de opzet. Wel worden kwaliteit, veiligheid
en toegankelijkheid benoemd. Ik ben benieuwd of dat dan later volgt of dat u het meeneemt
in het onderzoek.
Mevrouw Maeijer heeft net iets gezegd over het European sports model. Afgelopen 29
en 30 november zijn de ministers van de Raad onderwijs, jeugd, cultuur en sport bijeengekomen
in Brussel. Tijdens deze vergadering is het Europese sportmodel besproken en is een
resolutie aangenomen. Wij zien en horen terug dat de Nederlandse vertegenwoordigers
in de Raad zich hebben uitgesproken over het Europese sportmodel. Wij zouden daar
graag wat meer grip op willen krijgen. Mevrouw Maeijer heeft om een reactie gevraagd.
Ik zou graag een Kamerbrief van de Staatssecretaris willen hebben over de vraag op
welke manier we input gaan leveren en verzamelen om een gewogen standpunt in te nemen
over die Europese verankering van onze sport.
Dan Thialf. We hebben in Nederland mooie topsportlocaties, die onze sporters klaarstomen.
Ik denk dan aan het Nationaal Zwemcentrum in Eindhoven, de roeibaan in Amsterdam,
de wielerbaan in Apeldoorn en natuurlijk ook Thialf in Heerenveen. Wat de discussie
rondom Thialf duidelijk maakt, is het vraagstuk van de cofinanciering door het Rijk
in topsportaccommodaties. Ik vind dat we dat goed moeten uitpluizen. Ik snap echt
wel dat zulke accommodatielasten niet alleen op een gemeentelijke of provinciale begroting
kunnen drukken. Het financieringsvraagstuk van zowel top- als breedtesport in programma's
en stenen is nog niet beantwoord, evenmin als de vraag wie welke rol heeft. Maar Thialf
heeft ons nu nodig. Wij staan erachter dat wij nu ondersteuning bieden, zodat zowel
de amateurschaatsers die daar schaatsen als de toppers die er schaatsen – en straks
hopelijk straks ook het publiek, als het weer mag – perspectief hebben. Hoe ziet de
Staatssecretaris de rol van de landelijke overheid in het medefinancieren van topsportaccommodaties?
Voorzitter, tot slot. U heeft het gehoord: er gebeurt veel. Er zijn allemaal verschillende
onderwerpen. Misschien praat ik wel lang, maar u kijkt nog heel erg geïnteresseerd.
Het gaat dus nog goed, denk ik. Dat is eigenlijk ook het gevolg van het belang van
sport en bewegen, hè? Maar dat komt ook doordat we het hier eigenlijk maar twee keer
per jaar agenderen. Mijn verzoek is dus om dit vaker te gaan doen met de Kamerleden.
Laten we in ieder geval met elkaar erkennen dat de inzet van sport heel belangrijk
is. We kunnen het voorbeeld geven door er gewoon vaker over te debatteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Als ik voorzit, kijk ik sowieso altijd heel geïnteresseerd,
hoop ik. Ik ben ook oprecht heel geïnteresseerd. Ik geef graag het woord aan mevrouw
Kuiken namens de PvdA.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De bal is rond. Dat moet een debatinbreng ook zijn. Maar gelukkig
houd ik meer van rugby. Het wordt dus wat minder rond, omdat ik simpelweg net niet
de energie en tijd heb gehad om dit helemaal kundig voor te bereiden. Maar gelukkig
heb ik collega-sportwoordvoerders die dit onderwerp al enige tijd met heel veel passie
onder hun hoede hebben. Volgens mij zit er heel veel herkenbaarheid en overlapping
in. Sport verbroedert natuurlijk. Ik begin in de omgekeerde volgorde.
Fryslân Boppe. Ik ben heel blij met het amendement dat nu voorligt om Thialf in ieder
geval weer door de komende winter heen te helpen. Het is natuurlijk een icoon. Ik
kom zelf oorspronkelijk uit Friesland. Mijn moeder is een groot schaatsliefhebber.
Op de bank liggen en naar die eindeloze schaatsrondjes kijken is echt jeugdsentiment
voor mij. Ik ben dus blij dat we dit hebben kunnen realiseren. Straks komt daar ook
een mooie motie over, om te kijken hoe we het voor de toekomst kunnen regelen. Veel
dank aan de heer Heerema voor het amendement en aan alle collega's die dit mede-ondersteunen.
Voorzitter. Natuurlijk zijn er meer grote, maar ook kleinere sportaccommodaties en
– faciliteiten die het moeilijk hebben. Dat komt door hoge energierekeningen, zoals
de heer Van Nispen aangaf, door teruglopende ledenaantallen, zoals meerdere collega's
aangaven, en door beperkte sportbudgetten. We zijn een fit land, maar we lopen niet
voorop als het gaat om het uittrekken van geld voor sport en het belang daarvan. Maar
dat zou wel goed zijn. Het zou goed zijn als je daar, hand in hand met preventie,
meer geld, middelen, kennis en rijkdom aan toevoegt. Het kan namelijk zoveel waarde
hebben voor een land, in de vorm van trots, saamhorigheid, verbroedering en gezondheid.
Ik denk dat het daarom goed zou zijn als daar ook in het toekomstige regeerakkoord
heel veel aandacht voor komt.
Sport en gezondheid zijn namelijk direct verbonden. Sport helpt om diabetes, overgewicht
en vroegtijdig overlijden tegen te gaan. Maar het helpt ook voor de maatschappelijke
samenhang. Ook daarin zouden we ongelijkheid moeten bestrijden. Want als ik zie dat
laagopgeleiden 10% minder sporten dan hoogopgeleiden, dan hebben we daar echt nog
ambitie met elkaar te behalen. Ik heb even gekeken of de kabinetten daar de afgelopen
tien jaar het verschil in hebben weten te maken. Ik denk dat dat nog niet is waar
het zou moeten zijn, ondanks alle intenties en wensen.
Voorzitter. Wij hebben eerder, met onder andere de SP voorop, gepleit voor een sportwet.
Mevrouw Van der Laan is daar een warm pleitbezorger voor, net als mevrouw Westerveld
als semi-profvoetballer. Ik heb zelf ooit gevoetbald. Ik kwam laatst een filmpje tegen.
U was het niet, maar u leek er wel heel veel op. Toen moest ik echt even drie keer
kijken. Ik geloofde het wel; dus dat is een goed teken, toch? Maar goed. Er zijn verschillende
vragen gesteld over de sportwet. Het is enerzijds goed dat onderkend wordt dat een
sportwet een bijdrage kan leveren. Het is ook goed dat onderzocht wordt hoe je dat
gaat doen. Gelijktijdig ben ik een beetje huiverig over en kritisch op de exacte invulling.
Ik zou me kortheidshalve aan willen sluiten bij de vragen die daar door de heer Van
Nispen over zijn gesteld. Want als je zo'n verandering daadwerkelijk wil realiseren,
is het goed dat de politiek, en daarmee het kabinet en de overheid, haar verantwoordelijkheid
neemt en het veel meer ziet als een publieke voorziening en dat de vrijblijvendheid
eraf gaat. Dat is ook echt het doel geweest van onze ambitie voor de sportwet.
Voorzitter. Er zijn natuurlijk veel vragen gesteld over de jeugd. De coronatijd waar
we nu in zitten en het feit dat we tegen een avondsluiting aan zitten, zijn natuurlijk
verschrikkelijk. Ik zei al: ik hou heel erg van rugby. Ik ben nu ook een trotse rugbymoeder.
Dit raakt dus ook mijn kind. Ik hoop dat we hier zo snel mogelijk een einde aan kunnen
maken, want sport zou juist voor de jeugd gestimuleerd moeten worden. Kwalitatief
goed schoolzwemmen en meer sporturen, zowel in de vrije tijd als op de basisschool
en de middelbare school, zijn ontzettend belangrijk.
Voorzitter. Het volgende onderdeel dat ik wil bespreken is matchfixing. Dat is inderdaad
een belangrijk onderwerp. Ik denk dat het goed is dat er sowieso gekeken wordt of
er geld is om dit extra te bestrijden. Mevrouw Van der Laan heeft hier als het goed
is al een amendement over ingediend. Ja, ik zie dat dat klopt. Dat steun ik dan mede.
Twee. Mevrouw Van der Laan deed het verzoek om te kijken of je het meer exact strafbaar
kunt stellen. Dat vind ik een belangrijk vraagstuk. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris
daarvan vindt.
Ik wil ook aan de heer Blokhuis vragen hoe hij kijkt naar de inwerkingtreding van
de Wet Kansspelen op afstand, die de markt voor legale onlinekansspelen heeft geopend.
Ik vind dat deze nieuwe wet het kansspelenaanbod voor de Nederlandse competities en
toernooien eigenlijk heeft laten toenemen. Mijn vraag is dan ook: hoe monitoren we
dat? Zouden we misschien toch een andere afslag, met hardere maatregelen, moeten nemen?
Voorzitter. Ik ga naar mijn laatste onderwerp: misstanden in de sportsector. Ook daar
zijn verschillende vragen over gesteld. We hebben een heel indringend debat gehad
over misstanden in de turnsport. De danswereld kwam daarbij ook aan de orde. Toen
waren we het er ook allemaal gezamenlijk over eens dat dit niet iets is wat exclusief
is voor deze sectoren. Misbruik, misstanden en integriteitsschendingen komen helaas
in alle onderdelen van de sport voor. Om dit, en het taboe daarop, te doorbreken,
is het echt essentieel om daar oog en aandacht voor te hebben, zowel op opleidingen
als bij het begeleiden van trainers en jeugd. Ik denk dat dat ontzettend belangrijke
stappen zijn.
Voorzitter. Er zijn een aantal moties aangenomen, zowel om grenzen tussen het tucht-
en strafrecht te verduidelijken en het tuchtrecht te evalueren als om onafhankelijk
onderzoek te doen. Ik wil vooral van de Staatssecretaris weten: welk tempo kunnen
we daarbij verwachten? Dat is denk ik wel essentieel, juist omdat het niet alleen
deze sectoren raakt, maar breed speelt. Daarom denk ik dat dat heel erg belangrijk
is. De motie-Van der Laan gaat over de onafhankelijkheid van het Centrum Veilige Sport,
de ervaringen van slachtoffers zelf en hulpstructuren die nodig zijn om recht te doen
aan leed in de vorm van schadecompensatie en hulp, zowel op rechtsgebied als op het
gebied van trauma's. Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is. Voor zover ik nu weet,
is er nog niet over alle moties gecommuniceerd naar de Kamer, althans nog niet volledig.
Als ik dat gemist heb, dan spijt me dat. Maar ondanks dat het nog niet zo heel lang
geleden is, denk ik dat het relevant is en dat het in het belang is van alle slachtoffers
die hierover zo hard aan de bel trekken, om daar nog even op in te gaan en ons mee
te nemen in de laatste stand van zaken.
Voorzitter. Ik zei al: de bal moet rond zijn. Dat was mijn verhaal niet, maar een
rugbybal is ook mooi. Ik zal niet bij het hele debat aanwezig zijn. Dat heeft niet
te maken met desinteresse, maar met het feit dat elke sportspeler een aandachtspanne
heeft en soms gewisseld moet worden. Soms moet je dat laten doen en soms moet je dat
zelf inzien. Ik denk dat dat laatste nu voor mij geldt. Maar ik ga de beantwoording
natuurlijk met belangstelling volgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Inge van Dijk,
namens het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. VWS heeft een enorme begroting, veel geld voor ook een aantal
heel wezenlijke doelen, namelijk mensen beter maken als ze ziek zijn, mensen zich
beter laten voelen als ze zich niet goed voelen en voorkomen dat mensen ziek worden.
Sport en bewegen zijn belangrijke middelen om al deze doelen te bereiken. Dat weten
we inmiddels en dat wordt gelukkig ook steeds breder onderkend. Los daarvan is voor
mij sport van onschatbare waarde, omdat sport samenlevingen verbindt. Want ook dat
is een belangrijke waarde van sport: verbinding in een samenleving waarin het soms
steeds lastiger wordt elkaar te vinden. In een samenleving van steeds minder samen
is sport een belangrijke verbindende factor.
Onlangs was ik in Meierijstad, een gemeente van ongeveer 100.000 inwoners. Ze hadden
berekend dat 85% van de inwoners een link had met een sportvereniging: als sporter,
als vrijwilliger of als supporter. Mede daarom zetten ze als lokale overheid dan ook
zwaar in op sport. Als ik naar mijn eigen gemeente kijk, zie ik in een van de dorpen,
Gemert, een voetbalclub VV Gemert, ofwel de zwartwitten, die het heeft gepresteerd
om als amateurclub op 14 december aanstaande hier in Den Haag te mogen spelen tegen
ADO voor de KNVB-beker. Ik ben dan echt heel trots. Mijn hart gaat dan sneller kloppen
en niet alleen dat van mij. Een hele gemeenschap – en dan doel ik niet op Den Haag
– is trots op hun jongens. Wij zijn samen voor Gemert, die underdog die de gasten
in Den Haag weleens een poepie zal laten ruiken. Dat hoop ik in ieder geval. Amateurclubs
en professionele clubs in één competitie. Schitterend dat het kan. Helaas zal ik de
wedstrijd thuis moeten kijken. Ik had eigenlijk een beetje gehoopt dat ik hier met
een aantal kaartjes kon komen om jullie uit te nodigen om naar de wedstrijd te gaan
kijken, in het kader van verbinding, maar ook gewoon voor een mooi avondje vermaak.
Om die lokale sportinfrastructuur, die nog steeds over het algemeen goed is, goed
te houden en het liefst te verbeteren, kunnen verenigingen soms professionele hulp
gebruiken, zeker in het licht van de door corona opgelopen en op te lopen achterstanden
met betrekking tot sport en bewegen. Wij waarderen de inzet van de Staatssecretaris
om met verschillende partners te werken aan een breed gedragen human capital agenda
sport en roepen hem op om hier in 2022 voortvarend mee door te gaan, niet om ons als
rijksoverheid ermee te gaan bemoeien, maar om lokale verenigingen te ontzorgen op
de onderdelen die horen bij het draaiend houden van een vereniging, maar die soms
ten koste gaan van de sport als sport zelf. Denk aan AVG-wetgeving, een veilige sportomgeving,
inclusiviteit, het tegengaan van matchfixing, de gezonde sportkantine, beheer van
sportaccommodaties en zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat zijn allemaal belangrijke
extra taken die de harde kern van vrijwilligers waar verenigingen vaak op draaien,
erbij krijgen. Ik gun het deze mensen met hart voor hun vereniging dat zij zich weer
meer bezig kunnen gaan houden met de reden waarom ze ooit vrijwilliger zijn geworden.
Graag zien we volgend jaar een concreet voorstel voor hoe dit vormgegeven zou kunnen
worden. Daarbij zouden we ook graag een rol zien voor de professionele sportbedrijven,
omdat de kracht van samenwerken sport wellicht lokaal ook naar een hoger niveau kan
tillen.
En dan onze topsport. In het voorbeeld van mijn Gemert zie je sporters die er trots
op zijn dat ze met en tegen voorbeelden uit de sport mogen spelen. Dat is een belangrijke
rol van onze topsporters: inspiratiebron, voorbeeld, stimulans en natuurlijk ook gewoon
vermaak. De Nederlandse topsport is een groot goed en mondiaal wordt goed gepresteerd.
De internationale medaillespiegel laat dat zien, als kernindicator om te monitoren
hoe Nederland zich verhoudt tot de beste topsportlanden ter wereld. In de komende
jaren komen er meer indicatoren die de maatschappelijke waarde van topsport in bredere
zin laten zien. Ik hoop dat we ook in beeld gaan brengen wat topsport voor stimulerende
invloed heeft op sportend Nederland. Graag hoor ik dan ook van de Staatssecretaris
of ook dergelijke indicatoren bedoeld worden.
Wij hebben in Nederland een paar topsportlocaties, zoals, al benoemd, het wedstrijdbad
in Eindhoven, Papendal en Thialf. Zo zijn er nog wel enkele meer.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, u heeft een vraag van de heer Rudmer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Heel even terug naar het stukje voor die accommodaties: topsport en de indicatoren
die daarbij horen. Het is een ontzettend interessant onderwerp, omdat we dan ook kunnen
zien hoe effectief datgene wat we daarvoor doen, eigenlijk is. Waar ik altijd een
vraag bij heb, is hoe je nou moet omgaan met de groep die net onder die topsportindicatie
zit. Je kan A-sporter bij NOC*NSF zijn en dan heb je een stipendium. Dan word je ondersteund,
dan kan je er komen en dan krijg je begeleiding voor wedstrijden en dergelijke. We
hebben ook altijd een groep nodig om te zorgen dat er topsporters blijven komen in
Nederland. Is dat de groep die ook bedoeld wordt door mevrouw Van Dijk als ze het
heeft over topsport of gaat het echt alleen om de groep die een stipendium krijgt
van de overheid?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Er wordt aangegeven: we hebben nu een internationale medaillespiegel en we willen
eigenlijk de indicatoren uitbreiden. Daar doelde ik op. Ik doelde niet op het niveau
van sport dat ermee wordt bedoeld. Het gaat echt om de stimulerende waarde van sport:
blijkt die daadwerkelijk in de praktijk? Blijkt dat wat wij denken dat topsport doet,
dat het positieve gevolgen heeft voor sportend Nederland? Ik denk dat het zo is, maar
ik zou het heel mooi vinden als we daar ook bewijs voor hebben, omdat dat alleen maar
meer rechtvaardigt dat we er serieus met elkaar op blijven inzetten.
Het CDA vindt het belangrijk dat we deze accommodaties hebben en houden. Sport is
geen wettelijke taak. Gemeenten, provincies en Rijk zijn daarom vrij om vorm en inhoud
te geven aan hun eigen sportbeleid en sportaccommodatiebeleid. Dat verklaart ook de
grote verschillen tussen het sportbeleid van verschillende gemeenten en ook het feit
dat de ene gemeente meer topsportminded is dan de andere. Het merendeel van de landelijke
topsportinfrastructuur is in handen van, en wordt geëxploiteerd door, gemeenten. Dat
betekent ook dat de financiële lasten, inclusief de onrendabele toppen en risico's
die daaruit voortkomen, bij diezelfde groep gemeenten liggen, vaak ondersteund door
hun provincies.
Er is geen directe betrokkenheid van de rijksoverheid bij de ontwikkeling van topsportaccommodaties
en er is ook geen planmatig proces en geen strategische langetermijnvisie voor de
ontwikkeling, instandhouding en exploitatie van de infrastructuur in zijn geheel.
Vanuit het eigendomsperspectief is dat niet vreemd, maar vanuit de functionaliteit
en kwaliteit wel. Want wil je effectief en efficiënt financiële middelen inzetten
om te voldoen aan deze ambitie, dan heb je op het niveau van de gehele infrastructuur
een langetermijnplan nodig. Wij willen dan ook dat het plan er komt, op basis van
een langetermijnvisie en met een voorstel hoe hier verstandig financieel mee om te
gaan. Nu zien we gemeenten en provincies worstelen om locaties overeind te houden
en een Rijk dat selectief bijspringt als het echt mis dreigt te gaan. Dat moet anders.
Natuurlijk willen we dat in dat plan aandacht is voor verduurzaming en toegankelijkheid,
zodat ook deze aspecten structureel de aandacht krijgen die ze verdienen. Voor Thialf
gaan we een eerste stap zetten – verschillende sprekers hebben daar al naar verwezen
– maar dan zijn we er nog niet. Daarom zal er later nog een brede motie komen om duidelijk
te maken wat er structureel nodig is.
Wat we ook randvoorwaardelijk vinden, is een goed beeld van de stand van sportaccommodaties
in brede zin. Wij weten dat gemeenten al jaren worstelen met hun financiën, dat zwembaden
en sporthallen jaarlijks structureel veel geld kosten en dat er een serieus risico
is dat achterstand in onderhoud is ontstaan, die de komende jaren ook niet eenvoudig
in te lopen is voor gemeenten. Door het Mulier Instituut is enige jaren geleden al
een rapport opgeleverd met daarin een beeld van alle sportaccommodaties in Nederland.
Graag zouden wij dit geactualiseerd zien en aangevuld met de stand van onderhoud van
deze accommodaties. Kunnen ze nog jaren mee, of zitten er inderdaad grote onderhoudsinvesteringen
aan te komen? Graag horen we van de Staatssecretaris of hij bereid is dit in beeld
te laten brengen.
Willen we inderdaad 85% van de bevolking betrekken bij sport, dan moeten we onze mensen
met een beperking hierin niet vergeten. We praten hier over sport en bewegen, en het
is belangrijk om bij iedere Nederlander te proberen in kansen te denken, in wat hij
of zij wel kan, in plaats van wat niet kan. Onlangs was ik met Lucille, mijn collega,
bij de opening van de Disabled Open, een golfwedstrijd voor mensen met een beperking.
Dat was net na de Paralympics en iedereen was daar erg trots op onze sporters. «Fantastisch
toch, die aandacht voor de Paralympics», gaven die deelnemers aan, waarop Lucille
zei: «Ja, fantastisch. Maar hoe fantastisch zou het zijn als er maar één Olympische
Spelen waren?» De Paralympics geïntegreerd: dat is inderdaad een mooi streven. Een
basisdenken van: samen wat samen kan, en specifiek wat specifiek beter tot zijn recht
komt. Continue aandacht hiervoor in al het beleid dat wij maken, is dan ook van groot
belang.
Voorzitter. Sport en het belang van sport in de samenleving gaan nog veel verder.
Ik wil hier een pleidooi houden voor applaus in plaats van straffen van mooie initiatieven
waarin sport een rol speelt. Ik neem jullie even mee. Graag laat ik jullie kennismaken
met Signi zoekhonden. Dat is een non-profitstichting die ten doel heeft om vermiste
mensen levend of overleden op te sporen met behulp van zoekhonden en sportduikers.
Sinds 2004 zoekt de stichting wekelijks met haar honden in de meest uiteenlopende
omstandigheden naar vermiste personen. Deze intensieve inzet vraag niet alleen het
uiterste van de honden, maar ook van de sporters die bij de vereniging aangesloten
zijn. De stichting is uniek in haar inzet, prestaties, volharding, belangenloosheid
en professionaliteit. Zo werden ze ingezet tijdens de tsunami in Japan, de aardbeving
in de Filippijnen, maar de afgelopen maanden ook bij vermissingen in Hardinxveld,
Axel, Enschede, Deventer, Best, Lunteren, Ureterp, en zo kan ik nog wel even doorgaan.
In de werkzaamheden van Signi zoekhonden staat één ding centraal: het vinden van vermiste
personen en daarmee het beëindigen van de onzekerheid die achterblijvers treft in
vermissingszaken.
Een fantastisch initiatief toch? In het buitenland ontvangt deze stichting dan ook
niets anders dan applaus en lof, maar wij slepen ze voor de rechter omdat de overheid
vindt dat vrijwillige sportduikers onder de Arbeidswet vallen. Dat maakt dit soort
inzet onnodig kostbaar en daarmee onuitvoerbaar. De verplichting om te moeten voldoen
aan de Arbowet betekent namelijk onder andere dat de sportduikers allemaal een certificaat
voor beroepsduikers moeten hebben en dat een gecertificeerde ploegleider aanwezig
moet zijn. Deze certificeringen moeten periodiek opnieuw gedaan worden. Bij duiken
dieper dan 15 meter moet bovendien een decompressietank ter plekke aanwezig zijn.
De wetgeving voorziet al in een aanpassing voor duikopleidingen. Het zou logisch zijn,
eenzelfde soort aanpassing toe te passen voor vrijwillige duikactiviteiten. Ze verzoeken
dan ook om een aangepaste wet, waarbij vrijwillige inzet van sportduikers voor burgerinitiatieven
is toegestaan, zolang de duiken binnen de grenzen van het sportduiken gedaan worden.
Dit verzoek wil ik vandaag nogmaals doen. Ik pleit echt voor een houding van applaus
en meedenken, in plaats van beboeten en voor de rechter slepen, zoals nu gebeurt.
Voorzitter, tot slot: de verkenning van een sportwet. Wij pleiten ervoor om een toekomstbestendig
sportstelsel op te bouwen. Ik heb in mijn betoog al een aantal belangrijke bouwstenen
hiervoor benoemd. Wellicht komen daar in tweede termijn ook een aantal moties over,
maar daarmee zijn we er nog niet. Ik ben blij met de brief die we vorige week ontvingen
met betrekking tot de voortgang op dit proces. Goed dat veel partijen gehoord gaan
worden. Ook de beschreven juridische toetsing lijkt ons relevant. Wij denken dat het
tijd wordt om sport echt te gaan zien als een publieke voorziening, en daarmee een
medeverantwoordelijkheid van de overheid. Sport en bewegen moet voor iedereen in Nederland
mogelijk worden en daarom is wat ons betreft een stelselwet nodig. Wij zien dan ook
uit naar de uitkomsten van het ingezette proces en verheugen ons op de vervolggesprekken
hierover. En die mogen – daar sluit ik mij aan bij mijn collega van D66 – best wel
wat vaker plaatsvinden dan twee keer per jaar.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ik hoop voor u dat de wedstrijd tussen ADO en VV Gemert
spannend wordt. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Net als de collega's hier ben ik met enorm veel plezier woordvoerder
Sport, want sportdebatten zijn vaak de wat minder politieke debatten. Ze zijn vaak
heel constructief. Alle sportwoordvoerders hebben bewust voor deze portefeuille gekozen.
Niet omdat het een hele drukke portefeuille is – we kunnen er inderdaad veel vaker
over praten – maar omdat we allemaal hart voor sport hebben en omdat we allemaal vinden
dat er veel meer aandacht zou moeten zijn voor de sport.
Voorzitter. Het onderwerp was ook nooit eerder zo fundamenteel als nu, in deze tijd
van moeilijke keuzes. Ik weet dat als coronawoordvoerder. Samen met mevrouw Kuiken
zat ik gisteravond ook tot ver na middernacht in de plenaire zaal, te praten over
de gezondheidscrisis waar we nu in zitten en te praten over de moeilijke keuzes die
voortdurend gemaakt moeten worden. Maar ik heb soms ook moeite met de keuzes die gemaakt
worden. Ik zeg dat, terwijl wij hier een sportdebat houden – dit debat is precies
om 17.00 uur begonnen – op een moment dat de rest van Nederland dus niet mág sporten.
Ik vind dat ingewikkeld. Het zorgt ervoor dat mensen niet meer kunnen trainen en dat
vervolgens dus bonden – niet de overheid, maar bonden – genoodzaakt zijn om straks
hele competities eruit te gooien. Dat leidt ertoe dat Nederland veel minder fit wordt.
Voorzitter. Ik zei het gisteren ook al: GroenLinks en ook veel andere partijen willen
echt doen wat nodig is om die besmettingen omlaag te brengen, want dat is nodig en
er moet ingegrepen worden. Daar sluiten wij onze ogen niet voor. De sport vindt dat
ook; die willen ook doen wat nodig is. Maar om te doen wat nodig is, moeten we wel
weten wat er werkt, en daar gaat het mis. Wij weten namelijk niet of dit werkt of
dat het misschien zelfs averechts werkt. We weten gewoon niet of stoppen met sporten
om 17.00 uur het juiste effect heeft op het aantal besmettingen. Dat weten we gewoon
niet, en daarom vind ik het moeilijk. Ik heb die vraag al diverse keren gesteld. Noch
de gasten in de technische briefing gisteren, noch gisteravond onze demissionaire
Minister-President, noch onze demissionaire Minister van VWS weten wat stoppen met
sporten om 17.00 uur doet met die R van het reproductiegetal.
Voorzitter. Wat we wel weten uit vorige lockdowns, is dat we massaal minder fit werden,
dat de helft van de mensen stopte met sporten, dat sportverenigingen meer dan 150.000
leden verloren, dat nog maar 35% van de kinderen voldoende bewoog, dat zo'n 10% van
de kinderen helemaal stopte met sporten, dat de motorische vaardigheden van kinderen
achteruitgingen en dat de kloof tussen kinderen die gezond leven en kinderen die ongezond
leven, groter werd. Dit heeft enorme nadelige consequenties, ook op de lange termijn,
terwijl we dus niet weten of die avondlockdown überhaupt effect heeft op de crisisbestrijding.
We ruilen zo de ene gezondheidscrisis in voor de andere.
Voorzitter. Dat brengt me weer terug op mijn eerste punt: deze sportdebatten zijn
altijd leuk, altijd constructief. We kunnen lachen met elkaar, we doen mooie voorstellen
met elkaar, maar de debatten zijn nu ook fundamenteler van aard dan ooit. De maatregelen
hebben ook effect op zwemles. Ook daar maak ik mij zorgen over. We kunnen van alles
vinden van ouders die weigeren om een test te doen of zich te laten vaccineren, maar
dit heeft natuurlijk gewoon invloed op de kinderen van die ouders, en die kunnen daar
niets aan doen. Het is nu al zo dat grofweg 1% van de kinderen tussen de 12 en de
16 geen zwemdiploma heeft. Dat lijkt heel weinig: 1% wat is dat nou? Maar het zijn
gewoon 45.000 kinderen, en als je dat absolute getal ziet, is het in een keer wel
heel erg veel. Ik wil de Staatssecretaris dan ook vragen hoe het nu staat met het
eerder toegezegde onderzoek naar wie deze kinderen nou zijn en wat wij kunnen doen
om te zorgen dat ze allemaal wel een zwemdiploma halen.
Voorzitter. Ouders van kinderen met een beperking ervaren ook belemmeringen om een
kind op zwemles te zetten. Een van die beperkingen is dat het soms moeilijk is om
een passend aanbod te vinden, want het vraagt iets van een instructeur om een kind
met een beperking goed zwemles te kunnen geven. Ik wil de Staatssecretaris vragen
of hij met Uniek Sporten eens in gesprek zou willen gaan om te kijken of zij ook het
aanbod voor zwemles inzichtelijk kunnen maken. Dat heeft misschien als bijkomend voordeel
dat deze kinderen en hun ouders die fantastische club die Uniek Sporten is, leren
kennen en daardoor misschien ook wel meer kunnen gaan sporten.
Voorzitter. Voor veel sporters met een beperking is alleen het vinden van een vereniging
niet genoeg. Sommigen van hen hebben ook een hulpmiddel nodig. Daar hadden gelukkig
een aantal collega's ook al een punt van gemaakt. Ik was blij om te lezen dat VWS
extra geld beschikbaar heeft gesteld om sporters aan een sportprothese te helpen,
maar daarmee hebben we nog niet iedereen geholpen. Ook volgend jaar zullen er waarschijnlijk
weer ongeveer 150 sporters zijn die geen vergoeding krijgen voor een hulpmiddel. We
weten dat het voor mensen met een beperking vaak moeilijk is om mee te doen met de
samenleving, bijvoorbeeld omdat ze minder mobiel zijn. We weten dat mensen met een
beperking sneller eenzaam zijn en dat er vaak ook onderliggende gezondheidskwesties
aan de orde zijn. Voor hen is het juist daarom extra belangrijk om gezond en actief
te blijven. Een sportclub kan natuurlijk helpen om mensen tegen te komen en kan natuurlijk
ook de eenzaamheid verhelpen. Daarom is het zo belangrijk dat we zorgen dat zij kunnen
sporten.
Daarom schaam ik me soms een beetje als ik lees dat sporters met een beperking een
crowdfundingsactie opzetten om een sporthulpmiddel te krijgen of moeten aankloppen
bij familie en vrienden. Wij moeten dat gewoon met elkaar kunnen regelen. Ik ben natuurlijk
altijd blij dat dat lukt, maar vind echt dat we meer voor hen kunnen doen. Daarom
zou ik willen voorstellen om de eigen bijdrage voor die groep omlaag te halen. Op
dit moment is het zo dat als die sporters aankloppen voor een eigen bijdrage, zij
15% van hun hulpmiddel moeten betalen, met een maximum van € 2.000. Gemiddeld betalen
deze sporters zo'n € 900, met uitschieters dus naar € 2.000. Als ik kijk naar wat
ik zelf nodig heb bij mijn voetbalclub, dan betaal ik een paar honderd euro contributie,
dan ben ik geld kwijt voor mijn voetbalschoenen en soms wat voor mijn kleding. Maar
daar blijft het bij. Maar ik kom lang niet aan die € 900. Waarom deze groep wel? Daarom
hebben we samen met de SP een amendement ingediend waarin we voorstellen om de maximale
eigen bijdrage af te toppen op € 100. Deze 150 sporters kunnen we dus concreet helpen.
Ik hoor graag wat de Staatssecretaris daarvan vindt.
Voorzitter. Op lange termijn moet er ook een oplossing komen. Ik zou de Staatssecretaris
willen vragen om met het Zorginstituut, met zorgverzekeraars en met gemeenten om tafel
te gaan zitten om duidelijker te maken wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Het
is best ingewikkeld om dat goed uit te kunnen zoeken; daar kwam ik zelf ook achter
toen ik hier indook.
Tot slot, voorzitter. Verschillende gemeentes hebben allemaal andere regimes. De ene
gemeente vergoedt bepaalde zaken wel en de andere niet. Hiermee is het hulpmiddelenbeleid
een soort van Postcodeloterij geworden, en moet je maar net hopen dat je in de juiste
gemeente woont en dus de juiste ondersteuning krijgt. Ik zou de Staatssecretaris willen
vragen om ook hierover met gemeenten en allerlei aanbieders om tafel te gaan om voor
meer eenduidigheid in het beleid te zorgen.
Voorzitter. Als we de basis goed regelen en zorgen dat iedereen met een beperking
kan sporten, zullen we dat natuurlijk ook aan de top merken. In 2023 staan de Europese
parakampioenschappen op het programma in Nederland. Dat is hartstikke mooi. In navolging
van collega's zou ik de Staatssecretaris willen vragen hoe het hiermee staat. Is de
financiering ook geregeld?
Voorzitter. Als we het over de mooie kanten van de sport hebben, de kampioenschappen
en zorgen dat iedereen kan meedoen met sporten, dan wil ik ook de schaduwkanten van
de sport niet onbenoemd laten. Recent hadden we in de plenaire zaal het debat over
de turnsport. Dat was een emotioneel debat, waarbij een aantal oud-turnsters op de
tribune zaten. Allemaal kennen we hen en vaak hun verhalen. Het zijn jonge vrouwen
die op jonge leeftijd jarenlang vernederd zijn, die jarenlang mishandeld zijn. Soms
vraag ik me wel af wat die mooie woorden en ons medeleven in de praktijk doen. Wat
was nu eigenlijk de winst van dit debat? Dat was een aangekondigd onderzoek naar de
topsportcultuur en een onderzoek naar de danssector. Het was een debat over een onderzoek
en de uitkomst was dat we weer een nieuw onderzoek gaan doen. Ik vind onderzoek ontzettend
belangrijk. Wij moeten inzicht hebben in wat er is gebeurd. Maar vervolgens horen
daar natuurlijk ook daden bij. Wij zijn er ook om met oplossingen te komen, om te
zorgen dat we het leed dat deze mensen is aangedaan zien en vervolgens erkennen. Ik
ging bij dat debat wel wat teleurgesteld weg, omdat onze voorstellen voor het compenseren
van zorg voor gedupeerde oud-turnsters geen meerderheid haalden. Zelfs voor ons voorstel
om in ieder geval te onderzoeken of die € 5.000 wel proportioneel is, haalden we geen
meerderheid. Toen vroeg ik me af: wat doen woorden van medeleven nu echt? Doen wij
hier wel voldoende? Ik vind dat wij dat met deze Sportcommissie misschien wel beter
zouden moeten kunnen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u heeft een vraag van de heer Rudmer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Op dit punt. Dat debat hebben wij volgens mij uitgebreid gehad. Van het ministerie
en van de Staatssecretaris heb ik niet anders begrepen dan dat er mogelijkheden zijn
voor compensatie met betrekking tot zorg en dat eraan gewerkt wordt. Dan is het volgens
mij gewoon verstandig om niet meteen met een motie te komen en die in stemming te
laten brengen als je ziet dat eraan gewerkt wordt en er mogelijkheden zijn. Dan die
compensatie van € 5.000. U heeft daarover ook interrupties gepleegd bij collega's
van mij. Dat is al onderzocht. Daar is een commissie voor geweest en die heeft dit
bedrag vastgesteld. Ik vind het dan eigenlijk gewoon een beetje flauw – dat zeg ik
maar even eerlijk – dat u richting ons zegt dat het niet voldoende zou zijn, terwijl
er gewoon door hele serieuze mensen naar is gekeken om tot de hoogte van dit bedrag
te komen. Wie zijn wij dan als niet-experts om daaraan te twijfelen? Ik zal eerlijk
zeggen dat ik er best wat moeite mee heb dat u ook nu weer aanhaalt dat wij die moties
niet gesteund hebben, terwijl er gewoon goede argumenten achter zitten om dat niet
te doen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind niet dat er goede argumenten achter zitten om dat niet te doen. Die € 5.000
is een generiek bedrag dat niet alleen naar de oud-sporters gaat, maar dat bijvoorbeeld
ook wordt toegekend aan slachtoffers van mishandeling in jeugdzorginstellingen. Ik
maak ook bij ieder debat daarover een punt van die € 5.000, omdat ik ook daar zie
dat dat bedrag door lang niet iedereen ook echt als een erkenning wordt gezien en
omdat ik ook daar zie dat die regeling niet lijkt te deugen. Ook daar maken we dus
een punt van dit bedrag. Ik snap het best wel dat de heer Rudmer Heerema zegt: er
heeft een commissie serieus naar gekeken. Dat klopt. Maar ook op andere vlakken waarop
ik het woord voer, hebben we er vraagtekens bij gezet of dit wel klopt en of dit voldoende
is. Ik vind dit bedrag van die € 5.000 in generieke zin onvoldoende, en daarom zet
ik er hier weer vraagtekens bij. Ik wil daar nog wel één ding aan toevoegen. Recent
is er een rapport verschenen waaruit ook blijkt dat schadevergoedingen die worden
toegekend, dus bijvoorbeeld die € 5.000, lang niet door alle slachtoffers als voldoende
worden gezien. In dat rapport blijkt precies wat wij in het debat over turnsport zeiden
en wat ik eerder al zei in het debat van vorig jaar over het rapport van de commissie-De
Winter over slachtoffers in de jeugdzorg. Dat is een van de redenen waarom ik aan
de bel blijf trekken over de manier waarop we nu omgaan met slachtoffers, of het nou
in de sport of in de jeugdzorg is. Ik vind niet dat we de procedures hiervoor goed
op orde hebben. En ik weet dat dit voor sommige slachtoffers soms als een klap in
het gezicht voelt. Ik vind het ook onze taak om hier dan hun stem te zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil het hebben over emancipatie, want op 17 oktober hingen de voetbalstadions
vol met regenboogvlaggen in het kader van de internationale Coming Out Day. Hoewel
aanvoerdersbanden en regenboogkleuren steeds vaker worden gedragen, is het natuurlijk
niet alleen maar feest. Zelfs op die dag waren er namelijk allerlei antihomospreekkoren
te horen, en zelfs op die dag werd er niet ingegrepen. Vóór de zomer bespraken we
dit ook met de voorganger van deze Minister, Minister van Ark. Zij gaf toen aan dat
zij dit met haar collega zou bespreken. Ik was heel blij met haar woorden. Ik wil
deze Staatssecretaris vragen wat daar nu uit is gekomen. Moet de club nu ingrijpen,
de KNVB of de veiligheidsdriehoek? Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of we
de verantwoordelijkheid nu duidelijk hebben belegd, want ik ben het helemaal zat.
Ik zou echt willen dat de wedstrijd wordt stilgelegd bij racistische en antihomospreekkoren.
Ik vind dat de wedstrijd ook moet worden stilgelegd wanneer een scheidsrechter wordt
aangevallen omdat het stadion iets van de moeder van die scheidsrechter vindt. Ik
hoor heel graag wie daar nou voor verantwoordelijk is en wie we daarop kunnen aanspreken.
Voorzitter. Dan over de acceptatie van de lhbtiq-gemeenschap in de sport. Er is meer
nodig om de sport toegankelijker en inclusiever te maken. In de afgelopen jaren deed
de Alliantie Gelijkspelen hele goede dingen. Er werden lokale sportakkoorden gesloten
en er werden workshops georganiseerd voor clubs. De #AllTogetherChallenge is een mooi
voorbeeld. Maar er is wel wat onduidelijkheid over de financiering van volgend jaar.
Loopt die nou wel of niet door? We hebben daar een amendement over ingediend, maar
ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe dat precies zit.
Voorzitter. Met betrekking tot homoacceptatie las ik gister een ernstig bericht, want
in Qatar zijn strenge wetten die homoseksualiteit verbieden. Ik maak me zorgen over
sporters, fans en de lhbtiq-gemeenschap daar, temeer omdat Qatar zelf kennelijk aangeeft
dat het die wetten ook tijdens het komende WK wil handhaven. Ik wil de Staatssecretaris
vragen wat wij als Nederland kunnen doen, al snap ik dat het internationaal moet worden
aangepakt. Kan hij daar het voortouw in nemen? Ik vind het ook niet gek dat de roep
om een boycot groter wordt, zeker nu we gekwalificeerd zijn. We hebben hier al eerder
gesprekken over gevoerd, ook met de KNVB en met andere organisaties. Ik weet dat mensenrechtenorganisaties
zeggen: boycot het niet, wat zo'n internationaal toernooi geeft ons juist de gelegenheid
om de spotlights erop te zetten, om arbeiders te betalen en om ervoor te zorgen dat
families worden gecompenseerd, dus grijp nou die mogelijkheid aan. Maar dan moet dat
natuurlijk wel gebeuren. Dan moet Nederland dit wel samen met andere landen gaan doen.
Ik hoor heel graag wat de plannen zijn en wat de reactie is van de Staatssecretaris.
Voorzitter, ik sluit af. Sport is voor heel veel van ons een hobby, maar het is hier
in de Kamer natuurlijk ook meer dan dat. Ik denk dat we dat de afgelopen tijd hebben
laten zien, ook tijdens onze sportdebatten. Het gaat over onze gezondheid en over
die van generaties na ons. Het gaat over meedoen en over samenwerking. Het is mijn
wens dat in de komende jaren de verschillen tussen oppositie en coalitie nauwelijks
of geen rol spelen, net zoals in de afgelopen jaren in deze commissie, en dat we met
elkaar laten zien dat we teamspelers zijn in het belang van de sport, want de sport
verdient dat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan namens
Fractie Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel. Wat een mooie afsluiting van collega Westerveld. Dit is mijn eerste keer
in zo'n sportdebat en ik mag als laatste spreken.
Voorzitter. We zijn het hier allemaal met elkaar eens dat sporten heel erg gezond
is. Het draagt bij aan gezond ouder worden. De onderzoeken hierover liegen er niet
om: van sporten en bewegen slaap je beter, je krijgt er sterkere botten en spieren
van, het is goed tegen hart- en vaatziekten, het verkleint de kans op dementie, het
vermindert het risico op vallen en daarmee op fracturen én het vermindert eenzaamheid.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is daarom belangrijk dat we er alles aan doen
dat zo veel mogelijk mensen blijven bewegen en dat we ze, voor zover ze dat nog niet
doen, aan het bewegen krijgen.
Een belangrijk middel om mensen aan het bewegen te krijgen, is de inzet van buurtsportcoaches.
Er waren op 1 september 2020 ruim 6.000 personen aan het werk als buurtsportcoach,
in totaal zo'n 3.500 fte. Hoeveel van die fte's worden daadwerkelijk aan ouderen besteed?
En kan de Staatssecretaris bijvoorbeeld zeggen hoeveel ouderen daarmee bereikt worden?
Ik lees dat gemeenten meer geld krijgen om buurtsportcoaches aan te stellen. Dat is
mooi, maar geven ze dat geld ook daadwerkelijk daaraan uit? Ook wil ik vragen of er
onderzoek naar is gedaan hoe bekend de buurtsportcoach is onder ouderen en wat die
voor je kan betekenen. Daar lees ik weinig over terug. Graag een reactie.
Het ziekenhuis Gelderse Vallei heeft goed contact met een buurtsportcoach. Ze doen
daar hele mooie dingen. Als iemand aan een knie is geopereerd, dan vindt er eerst
revalidatie plaats met fysiotherapie en daarna wordt die persoon doorverwezen naar
de buurtsportcoach. Iemand kan dan bijvoorbeeld via die coach aansluiten bij een wandelclub,
zodat diegene in sociaal verband in beweging blijft. Zijn er meer ziekenhuizen die
dit doen? En hoe bekend is de buurtsportcoach bij huisartsen en bij zorg- en welzijnsorganisaties?
Een groot deel van de gemeenten zet buurtsportcoaches in om de kwaliteit van bewegingsonderwijs
te bevorderen terwijl ze hiervoor niet zijn bedoeld. Ze zijn er om de samenwerking
te versterken tussen betrokken partijen en om het sport- en beweegaanbod te vergroten.
Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop. Ook blijkt dat veel gemeenten de
evaluaties van de inzet van buurtsportcoaches nog niet op orde hebben. Dan is het
natuurlijk moeilijk om aan te tonen dat het ook goed gaat. Kan de Staatssecretaris
in gesprek gaan met de VNG en aansturen op het doen van een goede evaluatie?
De geriatrische afdeling van het Diakonessenziekenhuis is ingericht om bewegen te
stimuleren. Dat is heel erg mooi. Zijn er andere ziekenhuizen die dit ook oppakken?
Het concept heet «reactiverend ziekenhuis». Is daar al meer over bekend? Werkt het?
En zijn er meer ziekenhuizen die dit toepassen?
Voorzitter. Vorig jaar belandden 103.000 mensen van 65 jaar of ouder na een val op
de spoedeisende hulp. Naast de persoonlijke ellende die dit oplevert, kost dit de
maatschappij 1,4 miljard euro per jaar. Ik schrik elke keer weer als ik die cijfers
zie. Het is belangrijk dat er door gemeenten wordt ingezet op valpreventiecursussen,
maar ouderen kunnen natuurlijk zelf ook maatregelen nemen. Spier- en botversterkende
oefeningen zijn daarvan een voorbeeld. Die helpen voor een goede balans en gaan fracturen
tegen na een val. Het is niet voor niets dat dit ook is opgenomen in de beweegrichtlijnen.
In 2017 adviseerde de Gezondheidsraad om dit op te nemen in de beweegrichtlijnen voor
ouderen. Dat is ook gebeurd, maar hoe bekend zijn die beweegrichtlijnen eigenlijk
bij ouderen? Kan daar wat meer en gerichter over gecommuniceerd worden?
Voorzitter. In het beleidsadvies Bewegen 2021–2040, dat voortgekomen is uit de interdepartementale
werkgroep Bewegen het Nieuwe Normaal, staan goede adviezen om meer mensen aan het
bewegen te krijgen en te houden. Het volgende kabinet gaat hier ook mee aan de slag.
Gemeenten zijn op dit moment bijvoorbeeld bezig met woon-zorgvisies. Ik heb er al
meerdere malen voor gepleit om ook welzijn in deze visies te betrekken. Elke gemeente
zou wat mij betreft een integrale woon-leefvisie moeten hebben. Die motie van mij
is aangenomen en vraagt de regering ervoor te zorgen dat de gemeentes allemaal zo'n
visie hebben. Helaas wordt er bijna overal nog steeds gesproken over een woon-zorgvisie.
Is de Staatssecretaris het met mij eens dat het beweeg- en sportbeleid ook meegenomen
zou moeten worden in zo'n woon-leefvisie? Het beleidsadvies zou hierin heel goed meegenomen
kunnen worden.
Tot slot: beweegtuinen. Op sommige plekken in Nederland werken gemeenten en zorgverzekeraars
samen om beweegtuinen voor ouderen te plaatsen. Wordt dit in alle gemeenten voldoende
opgepakt? Het is namelijk niet alleen belangrijk voor het bewegen, maar ook heel belangrijk
voor sociale contacten. Beweegtuinen zijn immers ook een ontmoetingsplek.
Het is ontzettend belangrijk dat ook ouderen gemotiveerd en geënthousiasmeerd worden
om te blijven bewegen. Het is gezond, het draagt bij aan persoonlijke groei en het
brengt je in contact met anderen. Tenslotte zijn sport en bewegen ook leeftijdsloos.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan komen we aan het einde van de eerste termijn van
de zijde van de Kamer. Ik wil zo gaan schorsen. Allereerst om de Staatssecretaris
de gelegenheid te geven om de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de
ingediende amendementen voor te bereiden, maar ook om te dineren.
De vergadering wordt van 18.55 uur tot 19.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dank, voorzitter. Ik wil aan het begin van mijn eerste termijn even stilstaan bij
het feit dat ik de vervanger van Tamara van Ark ben. Ik wil haar eigenlijk ook groeten
vanaf deze plek. Zij had hier namelijk heel graag gezeten om deze begroting op het
onderdeel Sport namens het kabinet te verdedigen. Ze had ook echt hart voor de zaak.
Ik wil haar vanaf deze plek sterkte wensen en mijn spijt uitspreken over het feit
dat zij dit niet kan doen. Ik zal het met liefde overnemen. Ik ga mijn best doen om
de erfenis die zij achterliet, om het zo maar te zeggen, een waardig vervolg te geven.
Het is mooi dat we vandaag kunnen stilstaan bij de ontwikkelingen in het sportbeleid.
Er zijn namelijk nogal wat ontwikkelingen geweest. Een groot deel van dit debat staat
ook in het teken van alle ellende die de coronacrisis met zich meebrengt. Dat is best
wel jammer, om niet te zeggen: heel erg jammer. De afgelopen anderhalf jaar – we zitten
al bijna bij de twee jaar – heeft de sector te maken gehad met een complete sluiting,
1,5 meter afstand, een publieksverbod en nu een avondsluiting. Dat heeft natuurlijk
ook financiële gevolgen voor de sport. Er komt een nieuw steunpakket aan voor de sportsector.
Ik zal daar straks natuurlijk nader op ingaan, want daar zijn indringende vragen over
gesteld door diverse woordvoerders.
Vanaf deze plek wil ik graag alle sportverenigingen, vrijwilligers, ouders, deelnemers,
sporters, professionals en ondernemers een compliment geven voor de manier waarop
ze zich superflexibel opstellen in deze tijd. Het is ook voor hen een hele spannende
tijd. Zij willen niks liever dan bewegen en de gezonde kant van het sporten laten
zien. Daar worden ze vaak ontzettend in belemmerd. Dus ik wil ook graag de hele sportsector
en iedereen die daarbij betrokken is een hart onder de riem steken. Door de positieve
instelling van deze sector zorgen zij er wel voor dat zo veel mogelijk mensen van
sporten en bewegen kunnen genieten. Ik hoop dat de sport deze positieve instelling
ook vast blijft houden, ook na de zoveelste tegenslag die ze vorige week voor hun
kiezen hebben gekregen.
Voor de mensen die al voldoende sporten en bewegen, is de sportsector van groot belang.
Tegelijkertijd heeft de coronacrisis, nog duidelijker dan voorheen, inzichtelijk gemaakt
dat voor een groot deel van de mensen voldoende beweging nog niet aan de orde is.
Ter illustratie: wij horen gewoon van de wetenschappers en de medici dat het verhaal
rond de ic's er anders zou hebben uitgezien als mensen meer zouden hebben bewogen.
Zonder een verwijt naar wie dan ook te maken, onderstreept dat al het belang van bewegen
en van sport. Dat is een belangrijk aandachtspunt.
We zien ook dat de sportsector in sommige gevallen juist een negatieve impact heeft
op de levens van mensen. Ik verwijs even naar ons indringende debat van enige tijd
geleden over de turnsport. Ik ga straks natuurlijk ook nader in op de vragen die daarover
gesteld zijn. Dit betreft ook het dansen en andere sporten. Zulke ontwikkelingen roepen
bij mij de noodzaak op om kritisch en constructief te blijven kijken naar de toekomst
van sport en bewegen. Ik ga graag met u in debat over de kansen die de sport kan bieden
voor de samenleving, nu en in de toekomst. Als ik kijk naar de inbreng van de leden,
dan zie ik een enorme gedrevenheid om het belang van sport en bewegen voortdurend
onder de aandacht te blijven brengen. Ik heb ook één groot appel gehoord op het kabinet:
geen woorden maar daden – zonder daarmee een clubvoorliefde uit te spreken – dus ga
niet met goede woorden belijden dat je de sport een warm hart toedraagt, zonder dat
je daar boter bij de vis doet.
Voorzitter. Ik wil in mijn beantwoording zeven thema's, dus zeven blokjes behandelen.
Er zijn ontzettend veel vragen gesteld. Ik wil ze ook allemaal recht doen, maar dat
zal best wel wat tijd vragen. Dus dit is alvast een winstwaarschuwing aan de voorkant.
Ik heb die beantwoording in zeven blokjes gerubriceerd. In de eerste plaats ga ik
in op het belang om sport de komende jaren vanuit een ander perspectief te bekijken,
en de kansen die dat biedt voor de toekomst. Dat is in aansluiting op de brief die
ik vorige week naar de Kamer heb gestuurd. Het tweede blokje is sport en corona. Het
is eigenlijk heel zuur dat je daarmee zo'n beetje gelijk al begint, maar het is nu
de bittere realiteit. Drie is het Sportakkoord. Vier is inclusief sporten. Dat is
dus zowel voor gehandicapte mensen als voor mensen met een andere geaardheid. Vijf
is een veilige sport. Tot slot het topsport- en evenementenbeleid. In dat blokje ga
ik ook zeker in op vragen, opmerkingen en initiatieven rond Thialf. Als laatste zijn
er de vragen die hier niet in passen, dus dat is het blokje overige.
Voorzitter. Ik kom op het eerste blok: nieuw perspectief op sport en bewegen. In de
brief die ik voor dit debat naar de Kamer heb gestuurd, heb ik u geschreven dat ik
met een andere blik, een andere lens, wil kijken naar sporten en bewegen. Sporten
en bewegen moeten er zijn voor alle jongeren, mensen met mentale of fysieke beperkingen,
ouderen, volwassenen met een volle agenda, kortom: voor iedereen. Dat is nu niet het
geval. Sterker nog, wij zijn als Nederland bijna, misschien niet helemaal, Europees
kampioen zitten. In dit debat zitten we natuurlijk ook veel te lang. Erik Scherder,
een van de actieve leden van de Sportraad en een van de ondertekenaars van de brief
van Joop Alberda van begin dit jaar, kan dat ook heel mooi zeggen: de Nederlandse
taal is zelfs doorspekt van het thema zitten. Kinderen zitten op school. Het is zelfs
zo dat je zegt: ik zit op voetbal. Hoe verzin je het? Er zijn ook regio's waar ze
zeggen: ik zit onder voetbal. Maar men zit in ieder geval.
Om dat nog even verder te illustreren: als je aan iemand in Nederland vraagt waar
de supermarkt of een postkantoor is – voor zover we die nog hebben – noem je daarbij
het bijvoeglijk naamwoord «het dichtstbijzijnde». Kortom, we willen zo weinig mogelijk
bewegen. Dat zijn wel eyeopeners die hij schetst. Die moeten ons allemaal doordringen
van het feit dat het in Nederland zo ingeburgerd is dat we zitten. Als politiek, als
landelijke overheid, moeten we daarbij een verantwoordelijkheid zien en pakken om
dat bewegen vooral te gaan stimuleren. De coronacrisis heeft dat belang alleen maar
nader onderstreept, zoals ik net al zei.
We zien de uitdaging vooral bij jeugd. De schaatscoach Jac Orie luidde onlangs de
noodklok hierover, toen hij aangaf hoe de motorische ontwikkeling van jongeren achterblijft
ten opzichte van uw generaties en nog verder: mijn generatie. Wij waren kennelijk
handiger met balanceren en bewegen dan de jongeren die nu opgroeien. Laat ik niet
een karikatuur van jongeren maken, maar ik denk dat het voor je motoriek niet per
se heel goed is als je vooral aan het gamen en Netflixen bent.
We zetten met het Sportakkoord en met programma's als Gezonde School een stap in de
goede richting, maar er is echt meer nodig. Daar ben ik ook van doordrongen. Om verder
te komen, wil ik kijken door de ogen van mensen die niet voldoende sporten. Dat is
de intentie geweest van de brief die ik stuurde: wat zien mensen die niet voldoende
sporten of bewegen, die niet profiteren van de kracht van sport, als ze naar de sport
kijken? En wat betekent dat voor ons beleid? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat sport
en bewegen voor hen betekenis krijgen? Wat is ervoor nodig om hen ook in beweging
te krijgen?
Ik ga straks in op een paar vragen rondom de sportwet, maar de verdiepingsslag, waar
de Sportraad ons advies over geeft, hoop ik in dit kader voor de zomer van 2022 naar
de Kamer te sturen. Ik zeg «ik», maar daarmee bedoel ik de bewindspersoon die verantwoordelijk
is voor sport. Dan zal ik u ook informeren over de voortgang van het transitieproces
dat we met z'n allen willen ingaan.
Er waren enkele vragen daarover. De heer Heerema zegt: ik heb een fantastisch mooie
brief gelezen, gedateerd 21 mei, ondertekend door zeven bewindspersonen van vijf ministeries,
met als onderwerp «Nederland vitaal en in beweging». Om te beginnen wil ik de heer
Heerema hartelijk bedanken voor zijn complimenten. Daar is het hem niet alleen om
te doen, maar volgens mij zijn ze wel serieus gemeend, want het is een mooie brief.
Maar hij zegt wel: «En nu? Wat is het vervolg?» In die brief zetten wij als vijf ministeries,
en daarmee als volledig kabinet, een dikke streep onder de beweegambitie dat 75% van
de Nederlanders in 2040 voldoet aan de beweegrichtlijnen. Dat schrijven we dus op.
Wat hebben we dan in de tussentijd gedaan, is de vraag van de heer Heerema. Ik ga
straks in op de steunpakketten. Wij hebben in coronatijd van alles gedaan om het sporten
en bewegen te blijven stimuleren. We hebben campagnes gevoerd waarbij we een soort
meerkeuzemenu aan de Nederlander hebben voorgelegd, zo van: wat zou jij doen als je
door corona getroffen wordt en wat zijn de makkelijk te behappen dingen? Neem het
rondje om lopen, meer wandelend gaan vergaderen, et cetera. En we hebben dit jaar,
2021, een steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl gelanceerd. Dat ziet
niet op de ondersteuning van sportverenigingen. Daar komen we straks over te spreken.
Maar dat ziet op het stimuleren van bewegen door mensen in coronatijd. 10 miljoen
van dat pakket is gericht op het in beweging krijgen van mensen die geraakt zijn door
corona. Daarmee zijn bijvoorbeeld lokale coalitiesportakkoorden ondersteund waarbij
netwerken worden ingezet om mensen te verleiden te gaan of te blijven bewegen. Als
de heer Heerema dan zegt «ja, maar ik had daar eigenlijk ook een hele zak geld naast
verwacht en een toekomstvisie over wat we gaan doen», dan wil ik daar in alle eerlijkheid
het volgende antwoord op geven. Ik maak deel uit van een demissionair kabinet. Dat
gaat niet op alle vragen het antwoord worden vanavond, hoor. Maar wij hebben als kabinet
met de Kamer afgesproken: nieuw geld inzetten is oké, als dat onder de vlag van corona
is. Als je nieuw geld wil inzetten met extra ambities voor de komende begroting, die
voor 2022, dan vind je bij de Kamer een gesloten deur, want dat is aan een nieuw kabinet.
De heer Van Nispen schudt nee. Dat vindt de SP waarschijnlijk. Maar de meerderheid
van de Kamer heeft gezegd: voor nieuw beleid, voor nieuwe plannen die een extra budget
vragen, los van corona, is geen ruimte. Tenminste, zo heb ik hem uitgelegd, en met
mij het kabinet.
Ik wil daarmee niet zeggen: dit kabinet heeft geen ambities meer. Maar als ik bijvoorbeeld
in augustus of september, toen ik deze Sportportefeuille overnam, met die andere ministeries
een vertaalslag had gemaakt waar een financiële claim aan gekoppeld was, dan was dat
echt volstrekt afgeserveerd in het kabinet, omdat dat nieuw beleid is dat aan een
nieuw kabinet moet worden overgelaten. Dan kunnen we het hebben over de lengte van
de formatie et cetera, maar toen wij die brief schreven, hadden wij niet het vermoeden
dat er nu nog geen nieuw kabinet zou zijn.
De heer Van Nispen (SP):
Het kan heel kort, voorzitter. Volgens mij gaat uiteindelijk de Kamer erover en heeft
de Kamer juist met de Kamerbrede motie-Marijnissen een mandaat gegeven. Die motie
zei: juist nu sport en bewegen. Daarmee zei de Kamer niet: u mag geen geld meer uitgeven.
Daarmee probeerde de Kamer juist uitdrukkelijk ambities uit te spreken. De Staatssecretaris
had niet de Kamer op zijn pad gevonden als hij met voorstellen was gekomen om slim
te investeren in meer sporten en bewegen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap heel goed wat de heer Van Nispen zegt, maar de motie-Marijnissen is niet het
enige wat er dit jaar in de Tweede Kamer is gebeurd. Er zijn ook duidelijke afspraken
gemaakt over de inzet van nieuwe middelen. Wij hebben de vrijmoedigheid genomen als
kabinet om vele tientallen, zelfs honderden miljoenen in te zetten voor compensatie
in de sportsector en het stimuleren van mensen om te sporten. Dat is enorm veel geld,
ongekend veel als je het afzet tegen de reguliere begroting van sport van rond de
400 miljoen op jaarbasis. Het is enorm veel extra geld, allemaal onder de vlag van
corona. Stel dat ik een voorstel had ingediend voor nieuw beleid met daarbij een financiële
claim. Ik zit vrijwel wekelijks bij de ministerraad. Daar hoor ik die gesprekken.
Ik klap geeneens uit de school als ik zeg: daar was geen ruimte om nieuwe plannen
in te dienen. Dat zeg ik niet uit een soort zieligheid of zo, maar dat is gewoon de
realiteit waar we nu inzitten. Een nieuw kabinet gaat dat doen. Laten we hopen dat
een nieuw kabinet met een heel reële en fatsoenlijke beweeg- en sportparagraaf komt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De vraag is dan wel: wat doen we dan hier bij een debat over de begroting over Sport,
als de Staatssecretaris zegt «we kunnen niks meer veranderen, want dat hebben we zo
met elkaar afgesproken»? We kunnen hier toch net zo goed niet zitten, als we dus kennelijk
helemaal niets in te brengen hebben in het beleid dat gaat komen? Ik sluit me wel
aan bij mijn collega Van Nispen: dit kabinet kan wel demissionair zijn, maar de Kamer
is dat natuurlijk niet. Als wij met de Kamer bij meerderheid besluiten dat geld van
pot a naar pot b zou moeten omdat we dat een goed idee vinden, dan kunnen we dat natuurlijk
gewoon doen.
Staatssecretaris Blokhuis:
We hebben nu het debat. Ik weet ook wel wie de baas is hier. Natuurlijk heeft het
parlement het laatste woord. Dat vind ik een prima setting. Maar als het parlement
hier gaat voorstellen en er een meerderheidssteun is om heel fors extra nieuw geld
in te zetten voor het handen en voeten geven aan de brief waar de heer Heerema aan
refereerde, dan gaat dat ook gebeuren in Nederland. Zo makkelijk is het. Alleen, dan
zou het initiatief bij de Kamer liggen, zoals mevrouw Westerveld terecht zegt. Als
ik met dat voorstel in het kabinet was gekomen, had ik te horen gekregen: Blokhuis,
aardige vent, maar dat gaat «m niet worden, want we gaan nu alleen fors extra geld
inzetten ten bate van corona. Volgens mij is het zonde van de tijd om het debat hier
verder aan te wijden, maar ik wil met alle liefde alle vragen erover beantwoorden,
voorzitter.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Kuiken vindt het heel slaapverwekkend wat ik allemaal zeg, volgens mij. Ik
zie haar gapen.
De voorzitter:
Om te voorkomen dat het zo laat wordt dat iedereen straks ...
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, met alle respect: dat is het toch ook een beetje?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het was wel echt demonstratief.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, nee, nee, nee.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik krijg een vraag en ik geef, zoals het een bewindspersoon betaamt, antwoord.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, ik verbloemde wat erin zat, maar gelijktijdig ... Nou ja, dat.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we, om te voorkomen dat het heel laat wordt en we allemaal in slaap
vallen, gewoon doorgaan. Ga uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik spring daarmee naar mevrouw Den Haan, om de beweging er goed in te
houden. Zij stelde een interessante vraag over de woon-zorgvisie: moet beweegbeleid
hier niet ook in meegenomen worden? Eigenlijk is het antwoord gewoon heel simpel:
ja, dat vind ik. Maar ook hiervoor geldt dat een volgend kabinet het handen en voeten
moet geven. Ik vind het volstrekt vanzelfsprekend dat als je gezondheid daarin laat
meespelen, ook dit aspect daarin een rol moet hebben.
Dit was al het eerste blokje, voorzitter. Even als winstwaarschuwing: niet alle blokjes
zijn zo kort. Ik ga nu naar sport en corona.
De voorzitter:
U krijgt toch nog een vraag van mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik durf «m bijna niet meer te stellen, nu ik de winstwaarschuwing hoor. Ik heb een
korte vraag. De Staatssecretaris noemde net de steunpakketten voor mentaal en fysiek
van 10 miljoen en daarnaast campagnes om mensen te stimuleren om te gaan bewegen.
Kan er ook iets gezegd worden over het effect daarvan? Daar gaat het natuurlijk uiteindelijk
om: hebben ze effect?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik weet sowieso dat het effect van campagnes gemeten wordt. Dat kunnen we dus aan
de Kamer berichten, maar ik denk dat de campagnes, die voor een deel nog lopen, nu
nog niet op effectiviteit gemeten zijn. Ik weet ook niet of we dat in een aparte brief
moeten doen. Sowieso zullen wij de effectiviteit van de verschillende campagnes die
lopen aan de Kamer melden. Het effect van de inzet van de extra pakketten zal bijzonder
ingewikkeld te meten zijn, omdat dat geld naar lokaal niveau is gegaan. Gemeenten
hebben heel veel gedaan. Ik heb ook voorbeelden gezien op werkbezoeken, die ik helaas
voor een deel digitaal heb moeten of mogen doen. Je ziet dan dat daar heel goede dingen
mee worden gedaan. Ik denk dat we het onszelf wel heel ingewikkeld maken op een relatief
niet supergroot bedrag als we vragen of kan worden verantwoord wat er precies mee
gedaan is. Als ik dat hier nu zeg, heb ik vanavond alle gemeenten aan de lijn die
zeggen: o, wat doe je ons aan; dat is onevenredig. Ik zie dus heel veel goede initiatieven.
Volgens mij gaan de Kamerleden ook volop op werkbezoek om dat soort dingen te aanschouwen.
Ik heb er vertrouwen in dat dat goed is.
De voorzitter:
Nog een korte vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dit blokje ging ook over het belang van sport en de toekomst. Ik hoop dat er in het
blokje sport en corona ook een toekomstperspectief zit. Klopt dat? Anders moet ik
hier een vraag stellen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga bij dat blokje ook in op de longcovidvraag, als dat de vraag is.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, niet de longcovidvraag, maar hoe wij straks omgaan met de sport om te zorgen
dat de sportinfrastructuur overeind blijft.
Staatssecretaris Blokhuis:
Maar we hebben het over hetzelfde. Ik vertaal dat even in «long covid», want op dit
moment moeten we vragen beantwoorden rond corona als «hoe ga je ermee om?» en «hoe
ga je de sport daar doorheen helpen?». Daarnaast speelt de vraag hoe je ervoor gaat
zorgen dat ze vervolgens ook nog perspectief op de langere termijn hebben. Dat noem
ik even «long covid».
De voorzitter:
Als u uw vraag niet beantwoord krijgt, zou ik «m stellen bij het blokje overig.
Staatssecretaris Blokhuis:
Vergeet de term «long covid» maar even!
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, dat dacht ik ook, want dat is gewoon een ziekte. Oké.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het is een woordspeling, maar het is een beetje laat volgens mij.
Voorzitter, sport en corona. Ik denk dat alle woordvoerders daar volop aandacht aan
hebben besteed. Ik zeg dus tegen alle woordvoerders dat de sportsector enorm te lijden
heeft onder corona. Het raakt alle sportaanbieders, die enorm hun best doen om de
coronatoegangsbewijzen goed te controleren. Dat is de vrijwilliger die de vrijwilliger
eventjes de maat moet nemen, in hun beleving. Het vraagt ook veel van organisaties.
De zwembadbranche, waarop ik straks nog speciaal inga, heeft ondanks personeelstekort
en coronamaatregelen ontzettend hard gewerkt om wachtlijsten bij zwemlessen weg te
werken en zo veel mogelijk kinderen zwemvaardig te maken. Ik zie ook creatieve oplossingen,
die ook door Kamerleden zijn genoemd. Er zijn mensen die om 6.00 uur gaan trainen
bijvoorbeeld, waarbij je overigens ook beweging hebt, zoals de heer Heerema terecht
zei.
De crisis heeft ook geleid tot financiële schade. Het steunpakket voor de sport tot
1 juli van dit jaar heeft er samen met de rijksbrede steunmaatregelen voor gezorgd
dat de schade bij sportverenigingen, accommodaties en bonden beperkt is gebleven.
Ik zeg niet dat er geen schade is, maar dat die beperkt is gebleven. Dat is ook terug
te zien in de monitoring van het Mulier Instituut, die de Kamer ook te zien krijgt.
Daarin zie je percentages van schade, van tegemoetkoming et cetera. Over het algemeen
zie ik dat bonden en sportclubs hun belangrijkste taken goed kunnen blijven uitoefenen.
Ik heb, naast andere dingen, wel speciaal aandacht voor de ondernemende sportaanbieders
waar de coronamaatregelen grotere financiële gaten hebben geslagen. Die heb ik vanmorgen
ook nog gesproken. Met de nieuwe maatregelen van de afgelopen tijd, die afgelopen
zaterdag in werking zijn getreden, ontstaat natuurlijk weer nieuwe schade. Met alle
Kamerleden wil ik zeggen dat het mij enorm spijt dat we daartoe hebben moeten overgaan.
Ik zal daar straks nog wat meer toelichting op geven. Er staan ook wel nieuwe steunmaatregelen
tegenover. Daar hebben we intensief contact over met de sector. Ik ga mij inspannen
om de regelingen, die nog niet helemaal uitgetrild of ingevuld zijn, gedegen en snel
uit te werken. Dat doe ik, net zoals bij de eerdere steunpakketten, in nauw overleg
met de sector.
Dan de specifieke vragen. Er zijn vragen gesteld over het laten zien van de QR-code
en over het R-getal. Omwille van de tijd, want ik heb echt heel veel vragen te beantwoorden,
stel ik voor om vragen als «heeft de QR-code positieve invloed op het R-getal» ...
Ik vind dat eigenlijk vragen die thuishoren in het coronadebat. Als ik daar nu heel
diep op in moet gaan, zou de maximale opbrengst voor Kamerleden zijn dat er misschien
een beetje licht zit tussen wat ik zeg en wat collega De Jonge gisteren heeft gezegd.
Volgens mij is dat niet het hoogste doel dat we hier moeten nastreven. Dat is uit
en te na besproken. Ik stel voor dat ik nu niet inga op vragen rond het R-getal en
de QR-code.
Wel ga ik in op de CTB-plicht. Die zou niet te handhaven zijn. Moeten we sport en
bewegen dan niet ook als een essentiële sector beschouwen? Dat was een vraag van de
heer Van Nispen. Ik ben het met de Kamer eens dat sport en bewegen zeer belangrijk
zijn, niet alleen voor het fysieke welzijn maar ook voor het mentale welzijn. De besluiten
die het kabinet heeft genomen raken iedereen. Het besluit dat we afgelopen vrijdag
hebben moeten nemen doet mij pijn, maar ik zie dat ook bij collega's. Ik mag niet
uit de ministerraad klappen, maar daar was wel zoiets van: «Ah, gelukkig, we kunnen
op basis van het OMT-advies het onderwijs nog openhouden. Verder nog iets? Nou, eigenlijk
verder helemaal geen ruimte.» Daar waar het OMT concludeert dat de verspreiding als
een tierelier gaat en dat er maatregelen moeten worden genomen, heeft het kabinet
die adviezen ook opgevolgd. Helaas – ik zeg dat ook als sportverantwoordelijke bewindspersoon
– raakt dat in dit geval ook de sport, en niet zo'n beetje ook. Uit gesprekken met
de sportsector blijkt dat het grootste deel van de sportsector er alles aan doet –
ze zijn heel creatief – om mensen zo veel mogelijk toch te helpen, ondanks alle maatregelen.
Het kabinet wil die partijen, de clubs en de sportondernemers, daarin ook optimaal
faciliteren en ondersteunen, bijvoorbeeld bij het controleren van het coronatoegangsbewijs
als dat partijen zelf niet lukt.
Er zijn steunpakketten afgesproken. De heer Heerema vraagt waarop het bedrag van het
eerdere pakket van 12/13 november eigenlijk is gebaseerd. Hij heeft andere bedragen
in zijn hoofd, ook op basis van input uit de sector. Ik kan niet genoeg benadrukken
dat die cijfers in goed overleg met de sector tot stand zijn gekomen. Ik sta in nauw
contact – ambtenaren nog veel meer – met KNVB en NOC*NSF. Ook met de ondernemers hebben
wij enorm veel contact om datgene op te halen wat we nodig vinden om een goede vertaalslag
te maken in de steunpakketten. NOC*NSF en KNVB zeggen zelf expliciet dat die 36 miljoen
voldoende is. Sterker nog, ik heb van verschillende mensen – ik ga geen namen en rugnummers
noemen – gehoord: wat ontzettend gaaf dat het kabinet deze move maakt. Dat gaat om
het wegvallen van toeschouwers ten gevolge van dat verbod. De 5 miljoen voor de amateursport
is berekend door de ervaringscijfers van de TASO-regeling, waarop ik straks nog even
apart inga, door te rekenen naar alle verenigingen die schade zouden kunnen lijden
door de maatregelen. Ook daarvan zegt de sector tegen mij: dit zou voldoende moeten
zijn.
De heer Heerema heeft daar hele kritische vragen over gesteld. Hij heeft een enorm
overzicht van de bonden waarmee hij contact heeft. Dat is indrukwekkend. Ik vind het
ook heel tof dat Kamerleden zo hun voelhoorns in de samenleving hebben om te kijken
wat er leeft, als echte volksvertegenwoordigers. Hij stelt kritische vragen over de
regelingen die we nu optuigen, de TASO en de TVS. Hoe komt het dat je de onderuitputting
van de regelingen die afgelopen zijn, niet inzet? Hoe kan er überhaupt sprake zijn
van een onderuitputting? Laat ik vooropstellen dat een van de redenen voor een sportspecifiek
pakket was dat we daar al een dikke streep onder wilden zetten. Dat hebben we in overleg
met Financiën gedaan. Wij hebben daarbij ruime plafonds gehanteerd. Er zijn inschattingen
gemaakt voor alle compensatieregelingen. Achteraf zouden we kunnen zeggen dat de plafonds
die we hebben gehanteerd, best wel aan de ruime kant zijn geweest. Ik zeg daarmee
niet dat elke sportvereniging in Nederland in het geld zwemt. Absoluut niet, maar
wel dat zij de kans hebben gehad om aanvragen in te dienen.
Ik sta ook achter de afspraken die we gemaakt hebben. We hebben in goed overleg met
de sport steunpakketten vormgegeven. We hebben ook met de sport overlegd hoe die pakketten
zo eenvoudig mogelijk bereikbaar zouden kunnen zijn. Een van de voorlopige resultaten
van de externe evaluatie die ik nu op de regelingen laat uitvoeren, laat ook zien
dat de regelingen door de sector zelf als eenvoudiger en bruikbaarder worden ervaren.
Die evaluatie zult u in het voorjaar van 2022 ontvangen. Daaruit blijkt ook dat de
pakketten als toereikend zijn beoordeeld en de huidige financiële situatie van de
sportclubs daardoor goed is; niet rooskleurig, maar voldoende. Clubs hebben nog wel
zorgen over de langetermijngevolgen van de maatregelen. Die voorbeelden heeft de heer
Heerema geschetst. Daar wordt best wel een angstbeeld neergezet. Ik hoor ze ook. Daarom
laten we het steunpakket voor de sport ook niet los. Dat steunpakket gaat ook antwoord
geven op een flink aantal van de zorgen van de bonden die u heeft benoemd. Eventjes
voor het totale beeld: ik heb heel veel contact met NOC*NSF en de bonden. Ze zijn
er allemaal bij aangesloten. Ze leveren wekelijks input over hoe de vlag erbij hangt.
Het signaal dat ik nu krijg is niet dat de aangesloten bonden staan te juichen van
«jongens, we hebben nog nooit zo veel geld gehad», maar wel dat de regelingen die
nu getroffen worden, het pakket, ze de nodige lucht geven om deze rottijd door te
komen.
De voorzitter:
Dit leidt wel tot een vraag bij mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Wij moeten doen wat nodig is om het virus in te dammen. Daar zijn echt verreweg de
meeste partijen en ook alle sportorganisaties het mee eens. Daar wil iedereen ook
de schouders onder zetten, maar het probleem is hier juist dat we geen flauw benul
hebben van wat het effect is van het na 17.00 uur niet meer kunnen sporten. Wat we
wel weten, wat wel evidencebased is, wat gewoon gezien is in de vorige lockdowns,
is dat het sluiten of eerder dichtgaan van sectoren allemaal hele negatieve effecten
heeft. Daarom zou ik aan de Staatssecretaris willen vragen, zonder het debat van gisteren
over te doen, waarom hij dan denkt dat deze maatregelen wel kunnen helpen en wat hij
nu gaat doen om zo snel als het weer kan de sport volledig open te gooien.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het gevaar als ik hierop inga is dat het debat van gisteren voor een deel wordt overgedaan.
Ik wil er één ding in reactie op zeggen. Ik heb vorige week bij de MCC-vergadering
gezeten en bij de ministerraad. Daar werd toegelicht door Jaap van Dissel en anderen
waar de risico's zitten en waar de meeste verspreiding zit. Dat zit niet in het buitensporten.
Dat geef ik gelijk toe, als mevrouw Westerveld daarop doelt. Het zit wel vooral in
alle verplaatsingen die daarmee samenhangen. Het OMT heeft een eenduidig advies gegeven:
scholen openhouden, andere niet-vitale sectoren dicht. Het kabinet heeft dat vertaald
naar de maatregelen zoals we die nu genomen hebben. Ik wil daar een ding aan toevoegen.
In het kabinet bestaat er zeer veel draagvlak voor het zo snel mogelijk weer openen
van alle vormen van sport en bewegen. Dat staat echt met stip op het lijstje van zaken
die weer teruggedraaid moeten worden. Ik ga niet beloven dat we dat dan-en-dan gaan
doen. Ik wil wel aan de Kamer meegeven dat het kabinet dit zeer goed op het netvlies
heeft en het ook een heel ingewikkeld verhaal vindt. Aan de ene kant zien we het belang
van sport en bewegen juist in de strijd tegen corona, om mensen vitaler te maken.
Aan de andere kant zien we dat sporten na 17.00 uur op advies van het OMT op dit moment
achterwege gelaten moet worden omdat het kiezen voor het wel laten doorgaan op korte
termijn een grotere schade met zich meebrengt dan ermee stoppen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Of dat zo is, weten we dus niet. Dat vind ik problematisch, want onze taak is hier
om het kabinet te controleren, om te kijken of het kabinet de juiste afwegingen maakt.
Bij dit weten we het gewoon niet. Bij dit heb ik ook het OMT-advies doorgeplozen.
We hebben het gevraagd aan de heer Van Dissel, die hier was met de technische briefing.
We weten het gewoon niet. Dat haalt ook het draagvlak onder de maatregelen weg, zou
ik de Staatssecretaris willen zeggen. Ik heb gisteren in het coronadebat – ik zal
het hier dus niet doen – verteld hoe we de afgelopen anderhalf jaar op acht verschillende
manieren de buitensport hebben beleefd. We hebben een tijdje op 1,5 meter gemoeten,
we hebben een scheiding gehad, we hebben het coronatoegangsbewijs gehad ... Nou ja,
niemand snapt meer waarom welke maatregelen worden genomen. Ik zou in ieder geval
aan de Staatssecretaris willen vragen om dat mee te nemen en om specifiek voor sport
te onderzoeken wat wel en niet werkt. Zou hij dat misschien willen doen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap die vraag heel goed. Laat ik vooropstellen dat ik samen met de Kamer doordrongen
ben van het plan om sport en bewegen zo snel mogelijk weer na 17.00 uur mogelijk te
maken. Alleen, volgens mij is de letterlijke vraag wat deze maatregel bijdraagt aan
het terugdringen van het virus, niet te beantwoorden. We zien nu al in de dagelijkse
cijfers dat het R-getal daalt. Dat gaat weer richting 1. Maar komt dat door deze maatregel,
door het weer invoeren van de mondkapjes of door het sluiten van niet-vitale winkels?
Volgens mij kan je dat nooit splitsen, dus het is eigenlijk een onmogelijke vraag.
De voorzitter:
U had net aangekondigd dat u het niet over het R-getal zou hebben, maar nu begint
u er toch over. De heer Heerema heeft ook nog een vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik merk dat de reactie van de Staatssecretaris niet helemaal overeenkomt met de signalen
die ik uit de sector krijg. Ik heb vorige week met een flink aantal sportbonden in
een call gezeten en op basis daarvan heb ik signalen in mijn spreektekst gezet. Ik
doe een verzoek aan de Staatssecretaris om vooral te kijken naar wat er is gebeurd
bij de sportbonden als het gaat om de afschaling van faciliteiten die ze kunnen bieden
aan verenigingen, de faciliteiten die echt noodzakelijk zijn om te zorgen dat onze
infrastructuur op orde is. Ik wil met name dat hij toekomstgericht kijkt. We moeten
niet alleen kijken of datgene wat we nu doen, voldoende is om de toekomst van de sportsector
in Nederland te kunnen waarborgen. We moeten kijken naar de hele golf die op ze afkomt.
Daar moeten we oog voor blijven houden in de komende maanden. Die toezegging zou ik
graag willen hebben.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die toezegging wil ik ook graag doen, want volgens mij is het in ons aller belang
dat we een vitale sportsector hebben in Nederland. De vraag is of de overheid daarvoor
alleen aan de lat staat. Volgens mij is de heer Heerema ook niet van de school die
bij alle problemen zegt: vraag het aan de overheid. Ik denk wel – dat is ook het verhaal
rond de hele sportwet et cetera – dat als het een publieke verantwoordelijkheid is,
de overheid niet de andere kant op moet kijken. Wat mij betreft krijgen we daar hele
boeiende gesprekken over in de komende maanden. Ook de vertaalslag die daaruit voortkomt,
de vraag wat dat betekent en hoe we een vitale sportsector in Nederland overeind willen
houden, is aan de overheid en de sector zelf. Het is een samenlevingsbrede vraag.
Laten we eerlijk zijn: we kunnen stinkend trots zijn op waar we staan met de sport
in Nederland. De medaillespiegel spreekt boekdelen, maar we hebben sowieso een fantastische
sportcultuur in Nederland. Hoe is die ontstaan? Door overheidsinterventies? Ik dacht
het niet. Die is vooral van onderop gekomen. We hebben nu met allerlei bedreigingen
van buiten te maken. Het leger aan vrijwilligers neemt af. Dingen van buiten beïnvloeden
de sector. Ik vind het logisch dat je de vraag onder ogen ziet welke verantwoordelijkheid
de overheid heeft om daarbij een handje te helpen. Dat heeft mevrouw Van Dijk ook
heel nadrukkelijk onderstreept.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van meneer Heerema en daarna is er nog een vraag van meneer
Van Nispen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het gaat me even om de volgorderlijkheid. Ik wil natuurlijk het gesprek hierover aangaan
met deze Staatssecretaris of welke bewindspersoon voor sport er uiteindelijk komt.
Alleen, ik heb begrepen dat de eerste inzet vanuit de bewindspersoon voor sport altijd
is dat die richting de Minister van Financiën aangeeft wat de sector nodig heeft.
Die claim moet daar neergelegd worden om te kijken wat je eruit kunt halen. U kunt
daarover met ons het gesprek voeren, maar volgens mij bent u degene die op basis van
de cijfermatige informatie uit de sector een eerste aanvraag moet doen. Daar duid
ik dus op.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar even voor de helderheid in dit debat: de problemen gaan ook over het hier
en nu. De heer Heerema constateert terecht dat de cijfers waar ik mij op baseer, niet
voor honderd procent overeenkomen met de cijfers waar hij het over heeft. Dat is in
ieder geval huiswerk voor ons. Ik heb frequent contact met de koepels, de bonden en
NOC*NSF. Als de sector, die een verbinding heeft met alle bonden, een beeld geeft
dat niet voor honderd procent overeenkomt met wat de heer Heerema hier in dit debat
schetst, dan is dat voor mij een trigger om het gesprek met ze aan te gaan. Ik wil
nog een stapje verder gaan, want dit is ook een bruggetje naar mijn antwoord in reactie
op de vraag hoe het zit met de motie-Aartsen over de ondersteuning van de bonden.
Op basis van onze contacten met de koepels, NOC*NSF, de KNVB en anderen hebben wij
de indruk dat we de goede stappen zetten. Het kan best zijn dat we er op korte termijn
toch naast zitten en dat er meer nodig is. Dat wil ik openhouden. Sterker nog, als
blijkt dat we de plank finaal misslaan en er dingen echt fout gaan in de sportsector,
dan maak ik de gang naar de Minister van Financiën. Tenminste, volgens mij was dat
de vraag van de heer Heerema.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil nog even kort doorgaan op de interruptie van mevrouw Westerveld. De Staatssecretaris
zegt: wij vinden sport en bewegen zeer belangrijk en het besluit van afgelopen vrijdag
doet echt pijn. Dat geloof ik ook en dat kan zijn, maar ik mis de logica van de Staatssecretaris.
Hij kan niet aangeven wat welke maatregel precies oplevert aan risico's of besmettingen.
Maar dan weten we ook bij het volgende weegmoment – ik meen op 14 december – nog steeds
niks. Hij kan alleen maar iets goeds betekenen voor de sport als het totale aantal
besmettingen gaat dalen. Ik hoop van harte dat dat gaat lukken, maar als dat onverhoopt
niet het geval is, wat dan? Er zijn ook andere keuzes te maken. Dat wil ik toch maar
even zeggen. Zolang jongeren overdag naar de McDonald's kunnen met een klasgenootje
maar 's avonds niet mogen sporten, dan is dat het bewijs dat er ook andere keuzes
te maken zijn. Wat maakt dat er op 14 december een besluit ligt dat wél het belang
van sport en bewegen voor onze hele samenleving en voor individuen voldoende op waarde
schat?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik probeer te voorkomen dat we het debat van gisteren
over gaan doen. Ik geef de Staatssecretaris het woord, maar ik wil u daar wel toe
oproepen.
Staatssecretaris Blokhuis:
U sprak mij net enigszins vermanend toe toen ik het toch over het R-getal had, maar
ik gaf daarmee wel antwoord op een vraag die mevrouw Westerveld daarover stelde. Ik
wil het woord best vermijden en er op een andere manier over spreken, maar de vraag
van de heer Van Nispen is ingewikkeld. We hopen met z'n allen dat de kentering die
we nu lijken te zien in de cijfers, een verlaging van het «...»-getal doorzet, zodat
we op 14 december als eerste kunnen zeggen: er gaat een streep door het sluiten van
sportaccommodaties na 17.00 uur. De heer Van Nispen, mevrouw Westerveld en anderen
hebben gevraagd op basis waarvan je besluit om dat wel of niet te doen. Wij hebben
in MCCb- en in ministerraadverband de goede gewoonte om de adviezen van het OMT te
volgen, tenzij we echt hele sterke argumenten hebben om daarvan af te wijken. Dat
is voor mij de trigger. Ik denk dat de heer Van Nispen en anderen niet met bewijs
kunnen aantonen welke bijdrage een bepaalde stap zet. Het is een totaalpakketje van
maatregelen op basis van de adviezen van het OMT. Het OMT kan niet bewijzen welke
bijdrage een sector levert en de Kamer kan niet bewijzen dat het slecht is als je
die sector erbij betrekt. Dat is het lastige van de crisissituatie waar we in zitten.
Een parlementaire enquête over vijf jaar, of drie jaar, geeft duidelijkheid over wie
de plank finaal misgeslagen heeft en wie het bij het rechte eind had.
De heer Van Nispen (SP):
De conclusie van mijn kant is dat het hier wat mij betreft helemaal niet over gaat.
Wat ik betoog, is dat er ook andere keuzes te maken zijn. Je kunt wel overdag samen
met je klasgenootje naar de McDonald's, maar je mag niet 's avonds sporten. Dat toont
aan dat er ook andere keuzes te maken zijn. Ik zeg niet dat ik het gelijk aan mijn
zijde heb. Ik heb die informatie juist niet. Maar ik heb geen enkele garantie voor
de toezegging dat sporten en bewegen boven aan het lijstje staan en er als eerste
af gaan. Dat is een boterzachte toezegging, want we weten helemaal niet wat er op
14 december gaat gebeuren. Deze maatregel kan ook eindeloos verlengd worden. Dat is
mijn punt en mijn belangrijke zorg. Daar wil ik graag een duidelijker antwoord op.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat antwoord kan ik niet geven en dat ga ik ook helemaal niet geven, want dat kan
ik niet beloven. Daar heb ik helemaal geen afstemming over gehad in het kabinet, in
de zin van: zeg de Kamer toe dat de sport op 14 december weer opengaat. Maar ik ben
supergemotiveerd om dat wel zo snel mogelijk te doen. Alle kabinetsleden zijn daar
heel gemotiveerd in. Gaat dat gebeuren? Ik zou het niet weten. Ik heb geen glazen
bol waar ik dat in kan zien. Ik snap de vergelijking tussen bewegen en een vette hap
halen bij McDonald's heel goed. Ik kan soms ook niet aan mijn buurvrouw uitleggen
waarom dit wel mag en dit niet, waarom een winkel dicht is en waarom je elkaar bij
de grootgrutter in de nek staat te hijgen. Ik snap het soms ook niet, maar het feit
is wel dat wij ons beleid baseren op adviezen van de wetenschappers en medici die
in het OMT vergaderen. Als dat een verkeerde structuur is, dan moet dat op een andere
manier aan de orde gesteld worden dan in de sportdebatten. Dat moet wat mij betreft
gebeuren in een coronadebat.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
De Staatssecretaris gaf net antwoord op een vraag die ik stelde over de sportbonden
en de 11 miljoen die over is uit de TASO. Een bondsbureau kan bestaan uit een klein
bestuur, een eenhoofdige directie en misschien wat secretariële ondersteuning. Dan
heb je op papier financieel een gezonde begroting, maar dat betekent dat je geen enkele
ondersteuning meer kan bieden aan de verenigingen. Ik zie dat sportbonden de menskracht
afschalen. Ze moeten personeel ontslaan en kunnen sportverenigingen minder goed helpen
om de mensen die gestopt zijn, weer terug te krijgen. Dan is het op papier misschien
wel gezond, maar het is voor de sport natuurlijk dramatisch dat die sportbonden hun
diensten niet meer kunnen leveren. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat verschil wil
zien. Er is misschien wel sprake van een financieel gezonde situatie, waarbij men
het met alle maatregelen die men heeft getroffen in de blauwe cijfers heeft kunnen
krijgen, maar de faciliteiten die ze kunnen bieden, kunnen desastreus uitpakken voor
de sport.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit lijkt me een goede nuancering van de heer Heerema. Ik heb net iets gezegd over
ons contact met de bonden en met NOC*NSF. Ik wil beloven dat wij daar wat scherper
het vergrootglas op gaan leggen om te zien welke effecten dat heeft. Zoals de heer
Heerema aangeeft, heeft dat ook effecten op de langere termijn, want voor hetzelfde
geld blijf je verdergaan in die afgeschaalde vorm, terwijl je daarmee de aangesloten
verenigingen geen dienst bewijst. Ik zeg graag toe dat we daar het vergrootglas nader
op gaan leggen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Inge van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik wil niet in het onderwerp blijven hangen, maar je merkt dat het sluiten van de
sport om 17.00 uur bij iedereen heel erg leeft. Ik heb gisteren het debat gevolgd,
specifiek als het ging om sport. Meneer Rutte gaf aan dat sport boven aan zijn lijstje
staat, maar ik hoor net ook: wij volgen het advies van het OMT. Als het daar niet
boven aan het lijstje staat, dan wordt het wel ingewikkeld. Ik ben benieuwd hoe jullie
daarover overleg met elkaar hebben om te zorgen dat jullie hetzelfde prioriteitenlijstje
hebben.
Staatssecretaris Blokhuis:
Maar zo gaat het wel in elke vergadering die volgt op een OMT-advies. Het kabinet
zegt: als we ook maar iets van ruimte krijgen om die stappen te zetten, dan zullen
we die pakken. Het kabinet heeft door schade en schande geleerd en gezien welke dingen
we wel en niet met prioriteit moeten behandelen. Neemt u van mij aan dat sport en
bewegen bij alle kabinetsleden op het netvlies staan. Aan het openstellen daarvan
wordt prioritair voorrang gegeven. Het is niet met een schaartje te knippen wanneer
het OMT zegt: nu kan de sport weer open, gaan de grenzen verder open et cetera. Maar
het zit wel heel erg tussen de oren van de kabinetsleden om dit met voorrang weer
open te laten gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij heb ik via de interrupties al een heel aantal vragen beantwoord.
Mevrouw Maeijer heeft gevraagd hoe het zit met de terugloop in leden. De heer Heerema
heeft daar overigens ook vragen over gesteld. Meerdere Kamerleden voegen daarnaar,
volgens mij ook mevrouw Van der Laan. De monitor van het Mulier Instituut uit mei
gaf aan dat bij de helft van de sportverenigingen, 49% om precies te zijn, het ledenaantal
gelijk is gebleven. Dat was in mei, maar we zijn inmiddels verder. Bij 8% is het ledenaantal
zelfs sterk gestegen en bij de overige 43% is het aantal leden licht gedaald. Je weet
niet welke conclusies je daaraan moet verbinden. Wij hebben in ieder geval vanuit
het kabinet geprobeerd om zo veel mogelijk mensen in staat te stellen om te bewegen
en zich te blijven interesseren in collectief bewegen, bijvoorbeeld met het steunpakket
mentaal welzijn en leefstijl.
Voorzitter. Dan kom ik op de vraag hoe je mensen blijft stimuleren, van mevrouw...
Ik ben uw naam even kwijt. Dat is heel erg. Excuus, mevrouw Maeijer. Er staat hier
alleen «PVV», maar ik weet zeker dat dat niet uw naam is. Mevrouw Maeijer vroeg hoe
je mensen stimuleert. Ik heb daar net wat over gezegd. Bij eerdere besluitvorming
hebben we vooral jongeren onder de 18 in staat gesteld om te blijven bewegen, naast
de leefstijlcampagnes. Wat ik zelf een mooi voorbeeld vind, is de samenwerking tussen
de Johan Cruyff Foundation, de Krajicek Foundation en Sociaal Werk Nederland bij de
Summer Games en Winter Games. Dwars door allerlei lockdowns en sluitingen is er, met
groot succes, massaal geprobeerd om in ieder geval jongeren aan het bewegen te houden.
De vraag is: wil je dat structureel maken? Dat vroegen verschillende woordvoerders.
Ik denk dat het op z'n minst de moeite verdient om die grote organisaties, de Johan
Cruyff Foundation, de Krajicek Foundation en Sociaal Werk Nederland, aan elkaar te
blijven verbinden om dit soort initiatieven mogelijk te maken, alleen al omdat we
dat heel goed kunnen gebruiken bij onze poging om Nederlanders meer aan het bewegen
te krijgen en de beweegnorm te halen.
Voorzitter, hiermee wil ik sport en corona laten rusten.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Laan heeft in ieder geval nog een vraag.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb het ook nog gehad over de combinatie van studie en topsport, en de invloed
van corona daarop.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, ik kom daar straks op terug. Die zit in het mapje overig.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat is helemaal goed.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga naar...
De voorzitter:
Nee hoor, er is ook nog een vraag van mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Mijn vraag ligt een beetje in het verlengde van wat de heer Heerema net zei. Ik zoek
een beetje naar het perspectief voor de toekomst. Er zijn een hoop steunpakketten,
maar komt er ook een soort herstelplan voor de sportsector? Ik bedoel dat niet alleen
financieel. Wordt er nagedacht over hoe we de sportsector weer naar het niveau kunnen
tillen van voor corona? Ik doel dan op de financiën, maar ook op de leden. Kortom,
het hele pakket.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het eerste wat we nu proberen, is het beperken van de schade. Maar dat is inderdaad
niet genoeg, want verschillende woordvoerders wijzen erop dat dit zo'n oplawaai links
en rechts is dat het langer effect zal hebben. Dit is een stuk huiswerk. Hier moeten
we het over hebben. We zijn hierop al aan het voorsorteren, in ieder geval ambtelijk.
VWS maakt plannen voor de herstelperiode. Als je dat handen en voeten wil geven, dan
moet je daar substantieel geld voor uittrekken en dat is wat mij betreft echt aan
de orde in een volgend debat. De Kamer heeft al tegen zichzelf gezegd: moeten we niet
vaker een sportdebat hebben? Ik kan me voorstellen dat u in het vroege voorjaar van
volgend jaar, in maart of april, dus nog voor het reguliere debat, dat in mei of juni
plaatsvindt, bij elkaar komt om de vraag hoe we de sector gaan herstellen, door te
akkeren. Ik hoop dat de Kamer het mij niet euvel duidt dat ik niet zeg: we gaan zus
en zo herstellen en dat kost 200 miljoen. Dat zit in hetzelfde straatje als: het nieuwe
kabinet moet het nieuwe sportbeleid breed neerzetten.
Voorzitter, ik wil naar het hoofdstukje sportakkoorden. Mag dat?
De voorzitter:
Graag. Ik zie geen vragen meer, dus gaat uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het Sportakkoord is in 2018 gesloten. Ik was toen best jaloers op mijn toenmalige
collega Bruno Bruins, want ik was bezig met het Preventieakkoord, maar hij was veel
sneller met zijn Sportakkoord. Het is een supersucces, want 343 gemeenten doen mee.
Dat zijn bijna alle gemeenten. Eigenlijk hoor je er als gemeente niet meer bij als
je geen sportakkoord hebt. Dat is natuurlijk een hele mooie cultuur. Op veel thema's
is vooruitgang geboekt op lokaal niveau, inclusief sporten, vitale aanbieders en andere
zaken. Daar is een aantal specifieke vragen over gesteld.
Mevrouw Van der Laan vroeg bijvoorbeeld: hoe gaat het met die sportakkoorden en wat
is de laatste stand van zaken? Ik gaf al aan dat bijna alle gemeenten meedoen. In
een volgende brief zal ik daarover meer voortgang schetsen, maar ik zal ter duiding
wat cijfers geven. Er zijn 300 lokale en 58 regionale sportakkoorden gesloten. 16%
van de gemeenten heeft het Sportakkoord samengevoegd met het Preventieakkoord. Dat
juich ik heel erg toe. Ik hoor dat verschillende woordvoerders ook van de school zijn
dat die twee werelden zo met elkaar te maken hebben dat je er eigenlijk één pakket
van moet maken: het Preventie-Sportakkoord. In 52% van de gemeenten heeft daarover
intensief afstemming plaatsgevonden. Gemeenten hebben dit dus heel goed opgepakt.
De inzet van lokale sportadviseurs en de service die daarbij hoort, wordt hoog gewaardeerd.
Het is dus een gouden greep geweest om sportadviseurs aan de gemeenten ter beschikking
te stellen, want dan heb je echt iemand die hier heel gericht mee bezig is in de gemeente.
In het voorjaar van 2022 komt de voortgangsrapportage. Als de Kamer nog even kan wachten
op die cijfers, dan ontvangen ze daarin een tussenstand. We zullen de Kamer daarbij
uiteraard ook een brief met onze duiding sturen.
De heer Heerema vraagt welke concrete bijdrage de deelnemende organisaties hebben
geleverd. Bedrijven en eigenlijk iedereen heeft vrolijk zijn handtekening gezet. Hij
memoreerde aan de niet-aanwezige parkeerplaats voor foute automerken. Hij is daar
zelf bij geweest. Mensen hebben hun handtekening gezet en hebben geleverd. Het Sportakkoord
heeft een andere opzet dan het Preventieakkoord. Bij het Preventieakkoord hebben we
een heleboel acties en daar zit ook een probleemeigenaar bij. Die spreken we hierop
aan en die committeert zich hieraan. Het kunnen er ook een paar zijn. Bij het Sportakkoord
is dat anders vormgegeven. Daarin is een heel aantal doelen geformuleerd, die kwalitatief
en voor een deel ook kwantitatief te meten zijn. Maar ze zijn niet een-op-een te koppelen
aan de initiatiefnemers. Ik heb zomaar het vermoeden dat een nieuw kabinet een volgend
Sportakkoord wil sluiten. Misschien moeten we zeggen: een Sport-Bewegen-Preventieakkoord.
Dat is aan een volgend kabinet. Ik kan me voorstellen dat je daar ook de gedachte
aan koppelt dat je het iets beter herleidbaar wil maken naar de initiatiefnemers.
Wie neemt het initiatief en wie kunnen we daarop aanspreken, à la het Preventieakkoord?
Het Sportakkoord heeft heel veel neergezet, maar het is moeilijker te volgen waar
het gaat om wie welke verantwoordelijkheid heeft genomen.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Twee vragen. Eén vraag kan heel concreet. De Staatssecretaris had het over de lokale
sportakkoorden. Daar zijn er 300 van. Dat ziet er allemaal heel mooi uit op papier.
Als we daar een voortgangsrapportage van krijgen, ben ik niet geïnteresseerd in hoeveel
we er hebben, maar wat er nou daadwerkelijk in de praktijk is gebeurd: hoeveel badmutsen
liggen er extra in het water en hoeveel hockeysticks staan er meer op het veld? Want
dat is het resultaat.
Twee. Mijn vragen gingen over het Nationale Sportakkoord. Uw collega van OCW heeft
bijvoorbeeld zijn handtekening gezet onder dat Sportakkoord. De enige echte actie
daarop hebben de heer Van Nispen en ik samen genomen, namelijk om te zorgen dat twee
uur gym verankerd werd in de wet. Ik ben dan benieuwd wat de handtekening van de Minister
van OCW waard is geweest voor dat Sportakkoord. Dat is heel concreet naar uw collega
toe, maar er hebben nog 110 handtekeningen onder gestaan.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind dit type vraag heel terecht. Als je met elkaar een commitment aangaat en staat
te shinen als een akkoord wordt afgesloten, vind ik dat je dan ook moet leveren. Dat
moet ook na te gaan zijn: wat heb je geleverd en voor welke acties sta je aan de lat?
Ik stel daarom ook een andere opzet voor in de toekomst. Met de huidige aanpak – laten
we dat niet kleiner maken dan het is – is er echt heel veel bereikt. Je moet ook de
vraag onder ogen zien of je als Kamer of als landelijke overheid van elke individuele
gemeente of regio de resultaten wil zien. Je zou wel het totaalbeeld willen hebben.
Dat totaalbeeld kan je alleen krijgen als je het bij elkaar optelt. Hoe we dat exact
moeten vormgeven met monitoring, is een heel ingewikkelde maar wel heel terechte vraag.
Wat mij betreft is dat een discussiepunt in aanloop naar een volgend Sportakkoord,
als dat er komt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dus als ik het goed begrepen heb, komt er een brief met een soort evaluatie. Ik vind
de vraag wel interessant waar gemeentes tegenaan liepen bij de uitvoering van het
Sportakkoord. Waren er bijvoorbeeld problemen met cofinanciering of iets dergelijks?
Oftewel: wat zijn de blokkades om misschien minder te doen dan ze zouden willen? Dat
kunnen wij dan ook weer meenemen in onze overwegingen bij eventuele vervolgstappen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik hoorde het laatste deel van uw vraag niet.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mijn vraag was of er op het moment dat er een brief komt met een stuk evaluatie, ook
de vraag gesteld wordt aan gemeentes wat de blokkades waren om misschien toch minder
te doen aan het Sportakkoord dan zij gewild hadden. Ik zeg maar iets: cofinanciering
zou zomaar een probleem kunnen zijn omdat gemeentes die niet kunnen leveren. Wij kunnen
er dan de volgende keer over nadenken of dit wel een invulling is die werkt, of dat
wij het graag anders zouden willen zien.
Staatssecretaris Blokhuis:
Een hele goede suggestie, die ik graag wil betrekken bij het onderzoek dat gepresenteerd
gaat worden.
De voorzitter:
Er was ook nog een vraag van mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wilde eigenlijk ook een suggestie meegeven voor de evaluatie van het Sportakkoord,
namelijk om er specifiek op te letten of mensen met een beperking, van jong tot oud,
daadwerkelijk meer in beweging zijn gekomen door de sportakkoorden. Dat vind ik heel
belangrijk.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat sluit naadloos aan op de opmerking van de heer Heerema dat je wil weten hoeveel
badmutsen er in het zwembad komen en hoeveel ouderen, en trouwens ook jongeren, er
meer in beweging zijn gekomen. Bij de aanpak van het JOGG, Jongeren op Gezond Gewicht
– dat heet tegenwoordig niet meer zo – wil je ook weten of dat leidt tot minder overgewicht
bij jongeren. Anders zijn we een beetje voor de kat z'n viool bezig. Zo lees ik de
vraag van mevrouw Van der Laan. Wat mij betreft is de vraag stellen die ook beantwoorden.
We moeten zulk soort dingen in beeld gaan krijgen. Of dat allemaal lukt op basis van
het huidige Sportakkoord weet ik niet. We kunnen ook zeggen: in de toekomst spreken
we een strikter monitoringssysteem af, waardoor we daar wel scherper zicht op krijgen.
Voorzitter. Er zijn door verschillende woordvoerders vragen gesteld over buurtsportcoaches.
De heer Heerema en mevrouw Den Haan onder anderen stelden daar vragen over. Even ter
nuancering van het beeld dat de heer Heerema schetste dat de bulk van de sportbegroting
ernaartoe gaat: die wordt voor meer dan de helft gevoed door de gemeenten. De gemeenten
dragen 110 miljoen bij. Alle credits daarvoor gaan dus naar de gemeenten. Welke resultaten
zie je daar nou van? Volgens mij kun je zeggen dat bij aanvang van het Sportakkoord
duidelijk is afgesproken dat die regeling ook wordt ingezet in het kader van clubkadercoaches.
Zij richten zich specifiek op het ondersteunen van sportverenigingen. Weten we dan
wat dat oplevert? Nee, maar dat beantwoordt volgens mij wel aan de behoefte die de
heer Heerema hier uitsprak. Willen we het dan smaller gaan inzetten dan nu? Die vraag
moeten we wat mij betreft volgend jaar aan de orde hebben als we die regeling evalueren
en met de Kamer het gesprek aangaan over de vraag of we buurtsportcoaches als fenomeen
in de lucht willen houden. Heel veel mensen doen dat tot grote tevredenheid op lokaal
niveau. Ik heb als oud-wethouder daar ook heel mooie ervaringen mee. Je zou de vraag
onder ogen moeten zien – dit is even een antwoord op de vraag van de heer Heerema
– of je het zo breed wil blijven invullen als we nu doen, of dat je het smaller wilt
maken. Dat is wat mij betreft echt een open vraag.
Mevrouw Den Haan vroeg specifiek hoeveel fte er worden ingezet om ouderen meer aan
het bewegen te krijgen. Het zal mevrouw Den Haan deugd doen dat volgens mijn informatie
81% van de gemeenten buurtsportcoaches ook inzet voor de doelgroep ouderen. Gemeenten
zetten omgerekend 305 fte buurtsportcoaches in voor ouderen. Volgens mij heeft mevrouw
Den Haan er best begrip voor als ik niet helemaal kan duiden hoeveel ouderen je daarmee
bereikt, maar in feite is de inzet wel heel fors. De vraag is natuurlijk wel relevant
of ouderen daarmee ook meer in beweging komen en je daarmee bijvoorbeeld aan valpreventie
doet en overgewicht en suikerziekte bij ouderen tegengaat. Als je het hebt over monitoringsstelsels,
moet je dus ook dat gesprek hier voeren: wat willen we eigenlijk in beeld hebben en
waar moet het allemaal toe leiden?
Voorzitter. Daarmee ben ik op alle vragen over buurtsportcoaches ingegaan. Ik wilde
naar het deel inclusief sporten. Dat is mijn vierde blok. Inclusief sporten is een
thema waarvoor de Kamer in elk sportdebat aandacht vraagt, en volstrekt terecht. Het
is ontzettend belangrijk dat sport en bewegen voor iedere Nederlander mogelijk en
toegankelijk zijn, ongeacht gender, sekse, culturele achtergrond, beperking of gezondheid.
Ik heb in dit kader kennisgenomen van het tienpuntenplan van de heer Van Nispen, mevrouw
Westerveld en mevrouw Van der Laan. Verschillende woordvoerders hebben daar ook aandacht
voor gevraagd. Zij vroegen «wat gaan jullie daarmee doen?» en «heb je het gezien?»
Ik heb het gezien. Ik vind dat er hele waardevolle aanbevelingen in staan. Ik zou
graag met de Kamer de afspraak willen maken dat ik de Kamer in januari een reactie
daarop stuur. Misschien had u gehoopt dat er in dit debat een uitgebreide reactie
zou komen. Dan was het wel halfeen geworden. Maar die heb ik ook niet kant-en-klaar.
Na het kerstreces komt er dus een reactie vanuit het kabinet op die nota, met een
vertaalslag naar wat we kunnen en wat we niet kunnen.
Er zijn vragen gesteld over sporthulpmiddelen. Dat is een heel belangrijk thema. Met
name mevrouw Westerveld heeft daar een aantal indringende vragen over gesteld. In
de eerste plaats vroeg zij: wil je met het Zorginstituut, zorgverzekeraars en gemeenten
om tafel gaan om duidelijk te maken wie nou verantwoordelijk is? Wat betreft gemeentebeleid
vroeg mevrouw Westerveld mij of ik ervoor wil zorgen dat gemeenten met zorgaanbieders
om tafel gaan om er samen uit te komen, zodat er een eenduidiger beeld komt in alle
gemeenten. Het is heel simpel: ik wil op allebei die vragen bevestigend antwoorden.
Ik zie het belang daar namelijk ook van in. Wij hebben nu een noodverband aangelegd.
Die landelijke regeling noemen we niet voor niks een tijdelijke regeling, want eigenlijk
is dat een soort verlegenheidsoplossing waar gemeenten en zorgverzekeraars nee verkopen.
Dat zullen ze onderbouwd doen, maar het is wel heel wrang, zeker als je het mooie
bericht in het Algemeen Dagblad van vanmorgen zag. Het grijpt je naar de strot om
te zien hoe dat dan gaat, dat tegen iemand van 49 wordt gezegd: waarom gaat u eigenlijk
sporten? Waar bemoei je je mee, zou ik zeggen.
Ik heb vaak gesprekken met verzekeraars en gemeenten, en vaak zijn er grijze gebieden
waar zij elkaar moeten ontmoeten. Ik zie het als huiswerk voor VWS, voor het kabinet,
om volstrekte helderheid te gaan bieden over wie waarvoor verantwoordelijk is. Die
is er nu niet. Bij de gratie van dat feit kunnen gemeenten en verzekeraars nu nee
verkopen, waardoor wij met dat noodverband gekomen zijn. Dat voorziet ook in een behoefte.
Mensen komen aanvragen indienen en die worden gehonoreerd. Het is fijn dat dat kan.
Maar eigenlijk moet dat noodverband zo kort mogelijk duren en moeten we terug naar
het daar neerleggen waar het thuishoort, namelijk bij gemeenten en verzekeraars. Ik
zie het als huiswerk voor ons om goed in beeld te brengen waar de schoen wringt en
wie waar verantwoordelijk is. Zoals ik dat hier even zeg, klinkt het veel makkelijker
dan het is. Het moet goed onderzocht worden wie wanneer verantwoordelijk is. Maar
ik wil graag die handschoen oppakken en dat zo snel mogelijk in beeld brengen, al
was het alleen maar omdat we die tijdelijke regeling niet eindeloos willen laten bestaan.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld... Sorry.
De voorzitter:
Dit geeft toch aanleiding tot een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Volgens mij is dit een hele goede en terechte toezegging. Natuurlijk is dat een tijdelijke
regeling. Ze moeten gewoon datgene leveren waarvoor ze er zijn. Ik ben dus ook blij
met de mooie reactie op dat mooie krantenartikel van vandaag. Maar dan toch iets concreter:
wanneer denkt de Staatssecretaris de Kamer hierover te kunnen informeren? Dan spits
ik de vraag iets toe. Volgens mij moet er één loket komen, zodat mensen in de toekomst
niet van het kastje naar de muur kunnen worden gestuurd. Volgens mij is dat ook het
doel van de Staatssecretaris. En er moet dus eenduidige en wat mij betreft ruimhartige
verstrekking van die sporthulpmiddelen komen. Op die twee punten moet het volgens
mij echt beter. Ik ben erg benieuwd wanneer we daar meer over kunnen horen.
Staatssecretaris Blokhuis:
De tijdelijke regeling loopt dit kalenderjaar en ook nog volgend kalenderjaar. Het
zou alleen wat ingewikkeld worden om pas op 30 december een standpunt te hebben als
we die regeling dan willen stoppen. Dus als we ervan uitgaan dat die tot eind volgend
jaar duurt, dan zouden we in de loop van volgend jaar, na de zomer of zo, duidelijkheid
hebben. Ik weet niet of dat reëel is; dat wordt nu even voor mij gecheckt. Kan dat?
Ja. Wij mikken op na de zomer, zodat ook gemeenten en verzekeraars tijdig kunnen anticiperen
op de nieuwe setting.
Mevrouw Westerveld heeft een amendement ingediend over de eigen bijdrage. Dat is het
amendement van het duo Westerveld en Van Nispen op stuk nr. 136. Dat wil ik van een
appreciatie voorzien. Ik ben het wel met de heer Heerema eens dat het nogal een duikeling
is, van € 900 nu naar € 100. We hebben in de zorgverzekering bijvoorbeeld een eigenbijdrageregeling
voor medicijnen van € 250. Ik zou de indieners dus in overweging willen geven om de
klap iets minder groot te maken en van € 900 naar € 250 te gaan. De beweging snap
ik heel goed, maar ik geef dat in overweging. Als zij zeggen «daar kunnen we even
over in conclaaf en dat doen we», dan wil ik sowieso een positieve appreciatie geven
van dit amendement.
De voorzitter:
Naar aanleiding hiervan is er een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
In het interruptiedebat dat ik met mevrouw Westerveld had, gaf ik ook aan dat ik dit
heel interessant vind, maar dat ik wel benieuwd was of dit past binnen het budget
dat nu gereserveerd is voor hulpmiddelen of, als de Staatssecretaris hier een positieve
appreciatie van geeft, waar dat geld dan vandaan komt. Dat is natuurlijk wel van belang
voor de vraag hoe ik mijn fractie moet adviseren.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik moet even oppassen dat ik niet ga freewheelen, maar volgens mij is het financieel
beslag van deze verlaging van de eigen bijdrage echt te overzien. Uit mijn hoofd zeg
ik dat het om maximaal € 120.000 zou gaan, maar dat weet ik niet zeker. Die dekking
is deugdelijk. Dat kan ik aangeven en dat kan de heer Heerema ook aan zijn fractie
meegeven. De dekking is deugdelijk. Wij vinden de enorme sprong die gemaakt wordt
alleen wel heel erg fors, dus ik geef dat graag in overweging.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het was natuurlijk ook de bedoeling om een enorme sprong naar onderen te maken, omdat
het gemiddelde van € 900 gewoon veel te veel is en omdat het hier natuurlijk ook over
een overzichtelijke groep gaat. Het krijgt ook geen aanzuigende werking. De groep
is heel duidelijk afgebakend, het bedrag is afgebakend en we weten welke mensen hier
baat bij hebben. Wij gaan het nog even hebben over het bedrag, maar ik zou zeggen
dat het juist de bedoeling is om het zo laagdrempelig mogelijk en dus ook zo toegankelijk
mogelijk te maken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die intentie is volstrekt helder, en wat mij betreft ook heel sympathiek. Als we zeggen
dat we inclusief sporten serieus handen en voeten willen geven, dan voegen we hiermee
de daad bij het woord.
De voorzitter:
Maar wat is het oordeel over het amendement zoals het er nu ligt?
Staatssecretaris Blokhuis:
Zoals het er nu ligt ... Ik geef de indieners serieus in overweging om het bedrag
te verhogen van € 100 naar € 250. Zou dat kunnen, tussen de eerste en tweede termijn?
Of wordt dat ingewikkeld? Anders moet ik in mijn tweede termijn een definitieve appreciatie
geven.
De voorzitter:
Oké. Dan komt er eventueel een definitieve appreciatie in tweede termijn. Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Wij zijn in gemeen overleg, zoals we dat noemen. Dat klinkt gemener dan het is. Het
is volgens mij een goed overleg.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik wil nog één punt maken. Het gaat namelijk niet over een heel ... Natuurlijk is
€ 120.000 veel, maar het is nou ook weer niet zo dat dit zo'n enorme hap uit de begroting
neemt. Dat wil ik hier toch even kwijt. Ik zou ook tegen de Staatssecretaris willen
zeggen: we weten voor welke mensen we het doen. We weten dat mensen met een handicap
er gewoon baat bij hebben om te sporten en dat dat hen langer vitaal houdt. Laten
we dan ook niet ingewikkeld gaan doen over dit bedrag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit is de laatste tussenstand in dit gesprek.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft toch nog een opmerking of vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Dank hiervoor. Hier komen we op terug. Op het gevaar af dat ik dan bestempeld word
als rupsje-nooit-genoeg of iets in die richting – ja, nou doe ik het eigenlijk zelf
al, hè? – wil ik toch even het volgende zeggen. Ik ben echt blij met de richting die
de Staatssecretaris op gaat met die sporthulpmiddelen, maar we weten wel dat er met
de tijdelijke regeling van de rijksoverheid al een wachtlijst was voor die mensen.
Als het dus na de zomer gaat worden – nogmaals dank voor die toezegging – dan voorzien
we dat er ook in 2022 nog een heleboel mensen op die wachtlijst staan, die dus niet
geholpen kunnen worden. Ik wil de Staatssecretaris dus toch ook vragen om daarnaar
te kijken. Het zou iets sneller moeten, en als dat niet kan, dan moet de tijdelijke
regeling misschien ietsje ruimer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap die vraag heel goed. Volgens mij valt die niet onder de titel rupsje-nooit-genoeg,
want u doet het niet voor uzelf maar voor een meer kwetsbare groep. Ik neem die opmerking
mee en die betrek ik bij de overwegingen wanneer wij duidelijkheid moeten verschaffen.
Daar moet een reële planning aan ten grondslag liggen die ook zorgt voor een soepele
overgang van het ene naar het andere regime, ja.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Diezelfde heer Van Nispen heeft mij een vraag gesteld over de Stichting
Life Goals. Volgens mij heb ik daar weleens een bijdrage aan geleverd en met dak-
en thuislozen gevoetbald. Ze hadden een hele goede keeper, dat weet ik wel. Supersympathiek.
U gelooft het of niet, maar hier staat: in overleg met de Stichting Life Goals wordt
een gesprek gepland met de nieuwe bewindspersoon Sport. We laten even in het midden
wie dat is, maar dat is een direct antwoord op de vraag van de heer Van Nispen hierover.
De heer Van Nispen heeft ook gesproken over de structurele afname van sportdeelname
van mensen met een laag inkomen. Erkent de Staatssecretaris dat en wat zet hij daar
tegenover? Ja, dat zie ik ook. Overigens zien we op veel meer terreinen dat mensen
met een laag inkomen niet zo kunnen meedoen als we zouden willen, wat tot veel meer
maatschappelijke ellende leidt, zoals de gezondheidszorg of de zorg. De levensverwachting
en de gezondheid van mensen met een lager inkomen is lager. Dat speelt ook bij sportdeelname
en bewegen. Ik vind dat iedereen moet kunnen sporten en bewegen en dat drempels zo
veel mogelijk weggehaald moeten worden. Dat geldt ook voor financiële drempels, want
daar hebben we het vaak concreet over in dit geval.
Op dit moment investeert VWS in zowel het Jeugdfonds Sport & Cultuur als het Volwassenenfonds
Sport & Cultuur. Met dat jeugdfonds worden jaarlijks tussen 50.000 en 80.000 kinderen
bereikt, waardoor de drempel om te gaan sporten dus lager wordt. In de afgelopen twee
jaar is helaas door corona wel een dalende lijn te zien, tenminste, wij denken dat
dat door corona komt. Het volwassenenfonds is sinds een jaar gestart en heeft inmiddels
ruim 2.000 mensen daarin kunnen ondersteunen. Wat mij betreft is dat een mooi, gericht
middel om mensen met een laag inkomen aan het sporten en bewegen te krijgen. Bij dat
volwassenenfonds werken twintig mensen. Die aantallen zullen naar verwachting de komende
jaren echt stijgen. Dat is ook de intentie van die regeling.
Ook wordt er een impuls gegeven aan de financiële toegankelijkheid via NOC*NSF, door
districtspots. Ik lees dit even voor, want dit wist ik voor dit debat niet. Dat zijn
sport- en ontmoetingsplekken voor en door jongeren in lage SES-wijken. Ik vind dat
een hele onaardige term, maar dat zijn wijken waar mensen wonen met een lager inkomen
en een praktische opleiding. Daarnaast zijn we in gesprek met de commerciële sport:
de fitnessbranche, met NL Actief, om ook hier te werken aan financiële toegankelijkheid.
Van alle kanten is er aandacht voor. Overigens is er ook wat op lokaal niveau, bij
gemeenten, vaak door middel van bijzondere bijstand of anderszins, maar dit is echt
landelijk initiatief. De heer Van Nispen heeft daar meer fiducie in dan dat de lokale
overheid daarover moet beslissen, voor zover ik hem ken. Nee, hij gelooft in allebei.
Dat is op zich hartstikke mooi. Laten we hopen dat het en-en wordt en dat die beweging
van twee kanten, bij de lokale overheid en bij de rijksoverheid, ertoe bijdraagt dat
zo veel mogelijk mensen met een laag inkomen deelnemen aan sporten.
Mevrouw Den Haan heeft een vraag gesteld over beweegtuinen. Als oud-wethouder heb
ik ook mogen deelnemen aan schommels en steps waar ik nooit van had kunnen dromen.
Dat zijn initiatieven die lokaal worden geïmplementeerd. Als rijksoverheid hebben
we daar niet direct een say op, dus ik heb ook geen zicht op hoeveel beweegtuinen
er zijn in Nederland. Het is wel zo dat het Kenniscentrum Sport & Bewegen goede voorbeelden
en een stappenplan voor het opstarten van een beweegtuin deelt. Dat moet dan ter inspiratie
dienen voor gemeenten. Gemeenten die kijken naar deze spannende aflevering van Sport
bij de rijksoverheid, zou ik willen oproepen om hier werk van te maken, want het is
een heel mooi initiatief.
Voorzitter. Dan ben ik bij de toegankelijkheid van speeltuinen voor mensen met een
handicap. De heer Van Nispen heeft daarover een amendement ingediend, nadat hij het
belang ervan heeft onderstreept. Dat belang zal niemand ontkennen. Tegelijkertijd
is de vraag bij ons, zoals we hier zitten, als kabinet en Kamer: lokale speeltuinen,
wie is daar ook weer verantwoordelijk voor? Dat zijn toch vooral de gemeenten. Ik
zou daar ook alsjeblieft aan willen vasthouden. Los van deze principiële opmerking
heb ik nog een opmerking over de dekking van dat amendement op stuk nr. 138. De dekking
wordt gezocht in externe inhuur. Dat klinkt inderdaad als een dankbaar doel, maar
ik wil daarbij wel aangeven dat het budget voor doorlopende verplichtingen in 2022
goeddeels in gebruik is. Die dekking kunnen we daar dus echt niet voor gebruiken.
Ik wil graag kijken of ik met de heer Van Nispen iets anders kan proberen te regelen.
Zou hij willen overwegen om zijn amendement om te zetten in een uitspraak van de Kamer,
in een motie, waarin hij het kabinet oproept om met gemeenten in gesprek te gaan om
dit breed bij gemeenten onder de aandacht te brengen en misschien zelfs om dit te
financieren – dan hebt u gelijk boter bij de vis – uit de SPUK, de specifieke uitkering
in het kader van gezonde leefstijl? Er is een financieringsbron: dit is al geld dat
naar gemeenten gaat, specifiek voor leefstijl. Als je dat dan aan speeltuinen koppelt...
Ik zou dat gesprek willen aangaan met gemeenten. Voor alle helderheid: het amendement
zoals het er ligt, wil ik ontraden, alleen al vanwege de dekking.
De voorzitter:
Ik had een vraag van de heer Heerema, maar het lijkt me logisch om eerst de heer Van
Nispen het woord te geven.
De heer Van Nispen (SP):
Dank. Ik denk dat er dadelijk mensen kritisch gaan zijn over wat de Minister zei over
de SPUK, maar dat laat ik even bij hem. Over de dekking: ik neem onmiddellijk aan
dat de dekking die ik in alle goedheid heb geprobeerd te bedenken misschien niet deugdelijk
is. Fijn dat er naar een alternatief gekeken kan worden. Over die motie ga ik inderdaad
nadenken. Maar er is wel een goed argument waarom je als rijksoverheid wel tijdelijk
een stimuleringsbijdrage zou moeten willen leveren, zonder dat je daarmee de verantwoordelijkheid
weghaalt bij de gemeentes. Dat heb ik volgens mij ook toegelicht bij het amendement.
Het is een lange toelichting. Het is nogal wat voor gemeentes om de speeltuinen die
ze nu hebben om te bouwen tot toegankelijke speeltuinen en om van nieuwe speeltuinen
meteen toegankelijke speeltuinen te maken. In het verleden hebben we ook veiligheidseisen
gesteld toen we een wet hebben gemaakt waarin staat dat speeltuinen veilig moeten
zijn. Ook toen hebben we gezegd: we gaan als Rijk tijdelijk meehelpen. Toen was dat
om speeltuinen veilig te maken, en nu om speeltuinen toegankelijk te maken. Dus ik
haal geen verantwoordelijkheden weg. Ik wil niks verschuiven. Over de dekking moeten
we dan inderdaad nadenken. Maar ik ga hierover ook serieus een motie opstellen, met
een dekking die hopelijk op zo veel mogelijk draagvlak kan rekenen.
De voorzitter:
Dank u wel. U trekt het amendement nu niet in, begrijp ik?
De heer Van Nispen (SP):
Nee, dat kan eventueel voor dinsdag.
De voorzitter:
Akkoord.
Staatssecretaris Blokhuis:
Als ik het goed begrijp, wordt er nagedacht over een andere dekking. Ik snap de intentie,
en dat u zegt: ik wil vanuit het Rijk dat gebaar maken naar gemeenten. Dat was ook
de intentie van mijn interventie. Ik kijk even naar mijn buurman of ik het niet fout
ga zeggen, maar ik bedoel niet een SPUK-leefstijl. Die wordt supergoed ingezet; alle
lof voor gemeenten. Dit gaat juist over het deel dat nog niet wordt ingezet, een soort
onderuitputting, die daar tijdelijk voor kan worden ingezet. Zeg ik dat zo goed? O,
vanuit de leefstijlmiddelen, hoor ik. Dit wordt een beetje rommelig. Misschien moet
ik het in de tweede termijn iets beter zeggen.
De voorzitter:
Dan concludeer ik in ieder geval dat het amendement op stuk nr. 138 wordt ontraden.
Ik geef het woord aan de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
We hebben in de interruptiedebatjes, zowel met mevrouw Maeijer als met de heer Van
Nispen, besproken dat spelen en bewegen ook onderdeel zijn van de start van het preventieve
leven van een kind. Dus wat zou dit opperhoofd preventie eventueel ook kunnen doen
vanuit de preventieportefeuille op dit terrein? Ik kan me voorstellen dat we vanuit
het Sportakkoord lokale sportakkoorden steunen en dat vanuit het Preventieakkoord
lokale initiatieven op die wijze ondersteund zouden kunnen worden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij is dat een beetje vestzak-broekzak. Ik ben het eens met de heer Heerema
dat sport en bewegen en preventie alles met elkaar te maken hebben. Als hij met zijn
vraag suggereert dat daarvoor middelen beschikbaar zijn in het Preventieakkoord, zeg
ik: dat is absoluut niet aan de orde. Dat is volstrekt uitgeput. Dus dat is niet een
reële bron.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, u heeft ook nog een vraag?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien is het alweer een beetje rechtgetrokken. Ik sloeg inderdaad aan op die SPUK.
Het doel van die SPUK was nou juist om sportlocaties overeind te houden, ook aangezien
de btw-regeling veranderd is. Ik zou het vervelend vinden als er geld bij de sport
weggaat, om dat voor iets anders in te zetten. Ik vind het hartstikke belangrijk,
daar gaat het niet om, maar ik vind het andere ook belangrijk. Dan zou ik ervoor willen
pleiten om echt een ander potje te zoeken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor de geschiedschrijving, voorzitter: het is absoluut niet mijn bedoeling, maar
dat heb ik ook niet gezegd, dat het wordt betaald uit de pot SPUK-middelen, om het
btw-verhaal te compenseren. Dat is absoluut niet mijn bedoeling als alternatieve dekking.
Ik wil er in tweede termijn wat explicieter op terugkomen, maar het gaat dus niet
om de SPUK-btw, maar de SPUK-leefstijlmiddelen. Daar zou wat onderuitputting zijn,
waarmee we het kunnen financieren. Ik weet niet of we om 11.00 uur echt naar buiten
moeten met z'n allen. De dekking kan overigens ook nog in de aanloop naar de stemmingen
komen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, zou ik zeggen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik ga naar mijn vijfde blokje. Dat is veilige sport. Ik ga het daarbij
ook hebben over racisme en discriminatie. Dat zou je ook onder inclusief sporten kunnen
rekenen, maar met inclusief sporten bedoel je volgens mij echt het erbij betrekken
van gehandicapten. Inclusief is voor mij ook: iedereen mag meedoen. Dat ziet ook op
racisme en discriminatie. Dat valt wat mij betreft onder veilige sport: het erbij
betrekken van iedereen, maar ook matchfixing, doping en de turnsport. Op die thema's
wil ik ingaan.
Mevrouw Kuiken vroeg: hoe zit het met het tempo van de verschillende onderzoeken?
De verschillende onderzoeken die nog niet gestart waren en die we in het debat over
de turnsport hebben behandeld, gaan in 2022 lopen. bijvoorbeeld: positionering onafhankelijk
centrum veilige sport conform het advies van Verinorm. Daarover gaat de motie-Van
der Laan c.s. Een ander voorbeeld is de combinatie met de motie-Van Nispen over rollen
en verantwoordelijkheden rondom een integere en veilige sport. De motie over de evaluatie
van het tuchtrecht wil ik graag betrekken bij het professionaliseringstraject – dat
is een mooi scrabblewoord – van het Instituut Sportrechtspraak, waarover we het hebben
gehad in het debat over de turnsport. Dat wordt geprofessionaliseerd en daar wil ik
ook het tuchtrecht bij betrekken.
Ik ben en blijf met JenV in gesprek over de afbakening van strafrecht en tuchtrecht.
Ik blijf aandacht vragen voor verduidelijking hiervan. Dat ter uitvoering van de motie-Westerveld
c.s. Ik ben met NOC*NSF in gesprek over de handreiking evaluatie topsport. Dat is
de uitvoering van de motie-Pouw-Verweij.
Ik ga nog in op een paar van de thema's die ik hier noemde. Matchfixing. Mevrouw Van
der Laan vroeg hoe de Staatssecretaris ernaar kijkt dat er een meldplicht voor matchfixing
moet gaan gelden bij sportbonden. In antwoord daarop zou ik willen zeggen dat die
meldplicht op dit moment al is opgenomen in het tuchtreglement voor sportbonden. Ook
is er een centraal meldpunt, waar sporters kunnen melden, namelijk het Centrum Veilige
Sport. Mevrouw Van der Laan zegt terecht dat de pakkans bij matchfixing niet heel
erg groot is. Het staat ook niet goed omschreven in de wet. Het goed opnemen in de
wet is noodzaak. Zij doet een oproep aan mij om dat in gang te zetten. Het Openbaar
Ministerie heeft inderdaad op verzoek van het Strategisch Beraad Matchfixing een onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden van strafbaarstelling van matchfixing. Dat wordt in gang
gezet; daar zijn we volop mee bezig. In dit debat zou ik wel willen zeggen: dit is
echt primair de verantwoordelijkheid van JenV. Dat ministerie gaat erover. Ik ga dat
aan ze vragen en ik zal de Kamer informeren over vervolgstappen op dit gebied. Het
is terecht dat er aandacht voor wordt gevraagd, maar het is aan JenV om daaraan handen
en voeten te geven.
Dan de klokkenluidersregeling.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Om het even nog beter te snappen. U zegt dat Justitie in feite primair de lead heeft,
maar dan hebt u het specifiek over de strafbaarstelling en die lacune in de wetgeving?
Kunt u dan iets meer vertellen over hoe snel dat wordt opgepakt?
Staatssecretaris Blokhuis:
U weet allemaal hoelang wetgevingstrajecten duren. Feit is wel dat er een paar seinen
op groen zijn gezet. Er is bijvoorbeeld onderzoek gedaan. De uitkomsten van dat onderzoek
naar matchfixing zijn recent door het Strategisch Beraad Matchfixing van een positief
advies voorzien. Dat betekent dat er een hobbel is genomen om hier stappen in te zetten.
Als mevrouw Van der Laan mij dan vraagt wat exact de timing hierbij is, moet ik haar
het antwoord schuldig blijven. Het is primair een vraag aan JenV. Ik wil wel beloven
dat ik de vraag doorspeel aan JenV.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat snap ik ook wel. Ik wil ook niet zeggen dat u wijst naar een ander departement.
Het is een integraal onderwerp en daar moeten we denk ik integraal naar kijken. Ik
overweeg een motie in te dienen om in ieder geval de regering op te roepen om dit
strafbaar te stellen. Maar hoor ik nu een toezegging dat het kabinet al vindt dat
matchfixing goed in het strafrecht verwoord moet worden en dat J en V daarbij in de
lead is? Dan is mijn eventuele motie overbodig.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is een te snelle conclusie. Het onderzoeksrapport laat dat in het midden. Dat
geeft aan dat matchfixing wettelijk strafbaar stellen niet hoeft, dat aparte strafbaarstelling
niet noodzakelijk is. Een brede aanpak om het fenomeen onder de aandacht te brengen,
zonder daar direct een strafbaarstelling aan te koppelen, kan ertoe leiden dat het
teruggedrongen wordt. Er hoeft niet per se een strafbaarstelling aan gekoppeld te
worden. Als mevrouw Van der Laan komt met een motie om het hoe dan ook strafbaar te
stellen, terwijl het onderzoek dat gedaan is niet aangeeft dat aparte strafbaarstelling
per se noodzakelijk is, dan zetten we echt een nieuwe stap. Daarmee zeg ik dus ook
al iets over de appreciatie die een eventuele motie zou krijgen. Het ligt primair
op het bordje van JenV en het gaat ook verder dan het best wel duidelijke advies hierover.
Misschien nog eventjes iets over de timing. Dat deel stond niet in mijn antwoord,
maar dat krijg ik net. De herijking matchfixing vindt plaats in het voorjaar van 2022.
Dan hebben we meer ingrediënten op basis waarvan we het gesprek verder kunnen voeren.
De Kamer is vrij om te doen wat ze wil, maar in dat licht bezien zou een motie om
het sowieso strafbaar te stellen nu wel een beetje prematuur zijn. Volgend jaar voorjaar
gaat het bij die herijking gewoon apart over matchfixing.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Zijn u en VWS daar dan in the lead of is dat dan ook weer JenV? Ik vraag dat om het
even goed te begrijpen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Gaat u er alstublieft van uit dat JenV daar in the lead is, maar wij hebben daarin
natuurlijk ook een belang, want zoals de titel doet vermoeden gaat het ook over sport,
en daar is VWS volop in charge. Het is dus echt een coproductie, maar primair is het
Ministerie van JenV in the lead. Het kan best zijn dat een eventuele wet bijvoorbeeld
door beide ondertekend zal worden. Ook de tussenstand matchfixing zal een coproductie
zijn. Bij de juridische kant, bij eventuele strafbaarstelling zoals sanctionering,
is echt JenV in the lead. Als mevrouw Van der Laan een motie overweegt, dan zeg ik
alvast tegen haar dat ik die wel zou doorpassen naar JenV.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil mijn collega's vragen om toch terughoudend te zijn met de interrupties.
Dat zeg ik tegen iedereen, tegen bijna iedereen moet ik zeggen. Maar gaat u vooral
door, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mevrouw Van der Laan vroeg of er een regeling voor klokkenluiders is binnen
de sport en of we daar iets van moeten vinden. Er bestaat een klokkenluidersregeling
in het bedrijfsleven voor werkgevers met meer dan 50 werknemers. Die geldt dan ook
voor de sport, maar in de sport heb je heel veel organisaties die geen 50 werknemers
hebben. Bij NOC*NSF is het de bedoeling dat de verplichting per 2024 in de minimale
kwaliteitseisen van sportbonden wordt opgenomen. Los van de wet en los van de grootte
van die sportbonden wordt het dan als eis opgenomen. Dat lijkt mij een goede ontwikkeling.
Dan het belangrijke punt van het onderzoek naar de danswereld. Daar hebben verschillende
woordvoerders vragen over gesteld, onder andere mevrouw Van der Laan. Wanneer gaat
dat van start? Wat mij betreft zo snel mogelijk, liever gisteren dan vandaag. Wij
zijn bezig met de laatste voorbereidingen om dat van start te laten gaan. Ik wil dat
het ook goed en zorgvuldig gebeurt. De laatste gesprekken over de onderzoeksopzet
vinden op dit moment plaats. Ik vind het ook essentieel dat dit gezamenlijk met OCW
gebeurt vanwege de brede scope van de danssector. De Raad voor Cultuur is, zoals u
weet, ook bezig met een onderzoek. Ik verwacht dat het onderzoek begin 2022 wel kan
starten. Dat wil iedereen – hoe eerder, hoe liever – maar het moet ook zorgvuldig.
Voorzitter. Mevrouw Maeijer heeft een vraag gesteld over vog's. Ze schiet in de lach
omdat ik haar naam weet, of niet? Nee? Sorry. Ze vroeg of er een manier is om het
aanvragen van vog's voor trainers/coaches te kunnen versimpelen en of er financiële
ondersteuning mogelijk is. Vrijwilligers in organisaties worden ondersteund in het
aanvragen van de vog. Dat is onderdeel van het huidige beleid. Sportverenigingen kunnen
voor hun vrijwilligers gratis een vog aanvragen, dus er is geen financiële drempel.
Voor vrijwilligers die werken met kwetsbare personen is gratis een vog aan te vragen
bij sportverenigingen. En daarnaast is NOC*NSF met financiering van VWS een campagne
gestart om de bewustwording voor het aanvragen van een vog onder de aandacht te brengen.
Voorzitter. Dan het punt van mevrouw Westerveld over homofobe en racistische spreekkoren.
Dat vind ik ook een superbelangrijk punt. En met mevrouw Westerveld verbaas ik mij
elke keer dat een wedstrijd gewoon doorgaat op het moment dat dat afschuwelijks gebeurt.
Ik vind het echt verschrikkelijk dat dat nog steeds gebeurt, en ik ben in gesprek
met de KNVB en de ministeries van JenV en Sociale Zaken over het terugdringen van
racisme en discriminatie. Dat heeft onder andere geresulteerd in een concrete aanpak
«Ons voetbal is van iedereen», een brede aanpak om racisme en discriminatie in het
betaald voetbal en amateurvoetbal terug te dringen. Nou ja, mevrouw Westerveld kent
het initiatief. Daarbij is ook aandacht voor spreekkoren, waaronder homofobe, antisemitische
en discriminerende of racistische spreekkoren.
Mevrouw Westerveld vroeg: wie is er in charge, wie is er verantwoordelijk voor om
die spreekkoren direct aan te pakken? De KNVB heeft een richtlijn opgesteld. En de
verantwoordelijkheid voor dat dat ook handen en voeten krijgt, ligt bij de betaaldvoetbalorganisaties
en de lokale driehoek. De afspraak is dat bij discriminerende of kwetsende spreekkoren
direct wordt omgeroepen om hiermee te stoppen, en bij herhaling kan een wedstrijd
tijdelijk of definitief stilgelegd worden. En hulde voor elke scheidsrechter die die
stap ook zet als dat gebeurt.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u bent zeker heel terughoudend, ongetwijfeld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, dat klopt. Want ik hoor van de Staatssecretaris dat hier verschillende spelers
voor verantwoordelijk zijn. En dat is eigenlijk ook precies het probleem: dat niet
helemaal duidelijk is wie hier nou voor verantwoordelijk is, en dat daardoor ook zeer
zelden wedstrijden worden stilgelegd, helemaal als het over antihomospreekkoren gaat.
En volgens mij willen we nou juist dat dat heel duidelijk belegd wordt, zodat wedstrijden
gewoon worden stilgelegd als dit voorkomt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Maar ik probeerde in mijn antwoord wel aan te geven dat de KNVB de verantwoordelijkheid
heeft genomen om duidelijke richtlijnen op te stellen, die dan bij de bvo's van kracht
zijn. En het hangt dan ook van de situatie ter plekke af. Want het liefst wil je dat
de boel gelijk stil wordt gelegd, maar een scheidsrechter zal bijvoorbeeld ook wel
de veiligheidsrisico's meewegen; wat gebeurt er als ik in een bak met 50.000 toeschouwers
– want dat gaat echt weer komen – de boel platleg? Die moet dat dan inschatten. Maar
volgens mij is die verantwoordelijkheid echt wel gepakt door de KNVB. En het vervolg
wordt dan opgepakt door de lokale driehoek. Volgens mij is dat ook niet strakker te
organiseren. Het is ook niet zo dat er dan opeens een politiemacht het veld op rent
en dat de politie dan zegt «en nu stoppen» of zo. Dus laten we ook afspreken dat we
in de contacten die ik heb met de KNVB, die veelvuldig en goed zijn, dit een blijvend
agendapunt houden en niet obligaat, en zeggen: jongens, gewoon ook evalueren; wat
is er nou gebeurd en op grond waarvan is er niet besloten om de wedstrijd te staken?
Dus het blijft op de agenda. Volgens mij pakt de KNVB daar goed de verantwoordelijkheid.
Voorzitter. Dat brengt me bij het amendement van mevrouw Westerveld op stuk nr. 135.
O, sorry, mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik had eigenlijk nog een vraag op dat vorige punt, over de vog's. Ik zat daar nog
even over na te denken. Mag ik die nu stellen? Mijn vraag zag niet specifiek op een
financiële tegemoetkoming, want ik weet dat daar regelingen voor zijn. Het was meer
dat er bijvoorbeeld vanuit de KNVB en ook uit andere hoeken signalen kwamen dat de
vrijwilligers die dat administratief moeten doen, best wel tegen een muur lopen van
administratief gedoe. De barrière om het allemaal te regelen wordt toch als wat hoger
ervaren, terwijl het idee is dat het zo laagdrempelig mogelijk is. Dus ik vroeg mij
eigenlijk af of er nog mogelijkheden of ideeën zijn om dat te versimpelen, of de clubs
op een of andere manier voorlichting te geven over hoe ze dat kunnen doen, om het
hun zo makkelijk mogelijk te maken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij is een vog aanvragen niet het meest ingewikkelde. Maar ik probeerde aan
te geven dat verenigingen hun vrijwilligers daar ook bij helpen. En elke zichzelf
respecterende sportvereniging heeft in het bestuur mensen die dat kunnen, om die vrijwilligers
daarin te ondersteunen. Dat is één. En twee: hoe breng je dat breder onder de aandacht?
Dat probeerde ik in mijn antwoord ook aan te geven. NOC*NSF is een campagne gestart
om de bewustwording voor het aanvragen van die vog aan te moedigen. Dus die twee sporen.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Toch heel kort dan nog. Ja, die bewustwording snap ik, maar het bewust maken dat je
een vog kunt aanvragen voor trainers die met kwetsbare groepen werken, is natuurlijk
iets anders dan het bewust maken van hoe die stappen gaan. Volgens mij zit het niet
per se op het eerste punt wat ik bedoelde, maar meer op het laatste: hoe zorg je dat
het zo gemakkelijk mogelijk is, zodat ook daadwerkelijk die aanvraag wordt gedaan?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb niet signalen dat daar nou de bottleneck zit. Als mevrouw Maeijer die wel heeft,
dan hoor ik dat graag en dan wil ik ook beloven dat we daarover in gesprek gaan met
de sector. Ik heb niet signalen dat dat de bottleneck is. De punten die ik net aangaf,
zijn specifiek ingezet om het juist gratis te maken, met ondersteuning van het bestuur.
En de campagne van NOC*NSF is er juist op ingezet om het fenomeen zo makkelijk mogelijk
weg te zetten. Wat het ingewikkeld kan maken – nog even los van de vraag wie dat dan
moet aanvragen en in welke situatie – is dat dit natuurlijk ook privacygevoelig is.
Dus ook als een bestuur hierin ondersteuning geeft, moet je dit wel met inachtneming
van de privacyregels met elkaar invullen. Diegene om wie het gaat, moet hier expliciet
toestemming voor geven et cetera.
De voorzitter:
Dank u wel. U was ook bezig met de appreciatie van het amendement op stuk nr. 135?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja. Die zit met name op subsidieverstrekking aan een positieve sportcultuur, waarmee
de lhbtiq+-cultuur een hart onder de riem krijgt. Ik denk dat het amendement op stuk
nr. 135 op een misverstand berust, omdat de financiering die voor kalenderjaar 2021
geldt, budgettair neutraal wordt verlengd tot 2022. Zo bezien is dit amendement dus
overbodig, want het vraagt om middelen voor 2022. Het geld is er. Als het meer moet
worden – dat zou ik niet weten, want ik heb daar geen aanleiding voor – dan moet het
in een apart amendement. Maar het geld is er, dus heel simpel: ontraden. Het zou ook
heel gek zijn als het in stemming komt en het wordt aangenomen; dan gaat er bij wijze
van spreken dubbel geld naartoe.
De voorzitter:
Ik kijk even, maar zie geen reactie. Dan concludeer ik... Ja, mevrouw Van der Laan?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wilde een beetje zuinig zijn met de interrupties, voorzitter, maar dit signaal
heb ik natuurlijk eerder gekregen; dat de subsidie zou doorgaan. Tot op heden is nog
steeds het bericht dat de subsidie wel doorgaat, maar halverwege 2022 stopt. Daar
moeten we volgens mij proberen uit te komen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik hoop dat de mensen om wie het gaat ook actief meeluisteren. Die horen de verantwoordelijke
bewindspersoon dan zeggen dat de subsidie voor heel 2022 geldt. En volgens mij is
dat wel ongeveer net zo veel waard als een beschikking voor dat jaar. Ik zeg het dus
hardop, hier: deze organisatie krijgt voor heel 2022 subsidie.
De voorzitter:
Daarmee concludeer ik dat het amendement ontraden is, en kunt u verdergaan.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja. Ik had qua volgorde beter eerst op het amendement op stuk nr. 134 kunnen ingaan,
maar ik heb nog wel een stapel papier hier. Dat is een amendement rond matchfixing,
van mevrouw Van der Laan, waarin het met name gaat om jonge spelers in beloftecompetities.
De dekking, daar zit ik even tegenaan te hikken. Dat zal mevrouw Van der Laan niet
verbazen in het licht van de beperktheid van de omvang van het budget waaruit geput
wordt, de juridisch verplichte ruimte. Het heeft niet mijn voorkeur om deze ruimte
nu al te benutten, omdat we die ook volgend jaar willen hebben voor allerlei dingen,
bijvoorbeeld als uitvloeisel van het onderzoek rond dansen. Het zou kunnen dat we
daardoor extra geld in moeten zetten voor monitoring en andere zaken.
Mevrouw Van der Laan, dit is echt een gratis advies en suggestie, want het doel snap
ik en ik wil graag meedenken over een oplossing. Mevrouw Van der Laan zou mij een
dienst bewijzen als ze zegt: ik wil mijn amendement omzetten in een motie met de vraag
«regel het». En dan beloof ik natuurlijk dat ik dat ga doen. Dat ga ik dan ook toezeggen.
Maar dat geeft mij dan iets meer ruimte om naar een andere dekking te zoeken. U kunt
dit in de aanloop naar de stemmingen ook zo begrijpen: als dit toch een amendement
blijft, dan met een andere dekking. Maar een van die twee figuren zou ik willen voorstellen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van der Laan knikken, maar ik concludeer ...
Staatssecretaris Blokhuis:
Zoals dit nu voorligt: amendement op stuk nr. 134 ontraden, gelet op de dekking. En
de motie, die ik volstrekt serieus neem, zou mij de ruimte bieden om het te regelen,
en dan zal ik de Kamer informeren over hoe ik dat doe. Ik zei net in een hele gulle
bui «in de aanloop naar de stemmingen van volgende week», omdat we het daarover misschien
eens zijn, maar ik weet niet of ik het zo snel voor elkaar heb om die dekking in een
week te regelen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Even over de dekking. Dat is het niet-juridische deel. Dat snap ik: het is geld voor
sport, dus als we iets aan de ene kant uitgeven, doen we het aan de andere kant niet;
dan moeten we iets laten. Maar in het niet-juridische deel zijn er volgens mij drie
thema's geoormerkt: kennis en innovatie, evenementen, sportakkoorden. In de sportakkoorden
zit een pijler veilige sport, en daar heb ik preventie van matchfixing aan gekoppeld.
Volgens mij draagt dit amendement wel degelijk bij aan die doelstelling, en is de
dekking ook legitiem.
Staatssecretaris Blokhuis:
Nou, dat de dekking legitiem is, dat staat als een paal boven water, want anders zou
dit amendement hier niet eens liggen, denk ik. Laten we afspreken dat ik daar nog
even in tweede termijn op terugkom, en dat ik dan ook op deze woorden van mevrouw
Van der Laan terugkom. Is dat akkoord, voorzitter?
De voorzitter:
Ik vind het akkoord, maar ik weet niet welk oordeel ik over dit amendement moet noteren.
Ontraden?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het amendement op stuk nr. 134 zou ik in het licht van wat ik nu weet en hoe ik er
nu naar kijk, ontraden, ook gelet op de dekking. Het doel is supersympathiek.
De voorzitter:
Amendement op stuk nr. 134: ontraden. En er wordt nog over doorgesproken, begrijp
ik. Ga uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik kom bij mijn zesde blokje. En daarna heb ik nog het deel overig, waar
overigens veel zwemmen in zit, zo zeg ik alvast even voor de liefhebbers.
Topsport- en evenementenbeleid, dat is het zesde blokje. Vanwege de coronamaatregelen
moesten ook dit jaar diverse topsportevenementen worden uitgesteld of geannuleerd.
Gelukkig kon een aantal grote internationale evenementen wel doorgaan; soms met minder
publiek dan we wilden, maar ze konden wel doorgaan: het EK shorttrack in Dordrecht,
de TT in Assen, de Fanny Blankers-Koen Games, Euro 2020 en de Britse Grand Prix. Het
kabinet heeft dit organisatorisch zo veel mogelijk ondersteund, en volgens mij is
dat ook volstrekt in lijn met wat de heer Heerema betoogde in zijn bijdrage. En wij
zullen dat het komende jaar ook blijven doen, zeg ik alvast. De Nationale Topsportevenementen
Strategie is daarbij leidend.
Ik kijk ook vooruit naar een jaar met een aantal mooie evenementen: het EK zaalvoetbal
in Groningen en in Amsterdam, in januari; en vrij snel daarna de Olympische en Paralympische
Winterspelen in China. Ik hoop dat de inspirerende waarde van topsport daarin ook
voluit wordt gezien, dat dat mensen op het idee brengt van «jongens, dat wil ik ook»;
jonge, talentvolle sporters, maar ook mensen die daardoor op het idee komen om te
bewegen, al is die causale verbinding nooit bewezen, volgens mij.
Ik kom op Thialf. Ik weet niet wie het zei, ik dacht mevrouw Van Dijk: ons nationale
schaatsicoon. Een van de woordvoerders noemde het een icoon. Ik vind dat we met z'n
allen wel een streep onder het woord «icoon» mogen zetten. Thialf is gewoon een icoon,
en daar zijn we met z'n allen zuinig op en trots op. Volgens mij is schaatsen ook
cultureel erfgoed in Nederland, dus alle reden om te zeggen: daar kijken we welwillend
naar.
Ik heb zelf ook gesproken met de provincie Friesland hierover, en ik zie het probleem
dat de Kamer schetst. Ik vind het ook een lastig probleem, dus ik zie een dilemma.
Dat heb ik ook tegen de provincie gezegd. De provincie en de gemeente Heerenveen hebben
ook steeds gezegd: wij staan aan de lat, wij zijn principieel als aandeelhouders verantwoordelijk
voor een sluitende exploitatie van Thialf. Dus als je dat aan ze vraagt, zeggen ze:
ja, dat zijn wij.
Nu is er geen sluitende exploitatie, en dat leidt ertoe dat de vraag aan het Rijk
gesteld wordt, als een soort laatste loket, terwijl tot op heden het Rijk hierin geen
verantwoordelijkheid heeft genomen. Ik heb het dus niet over investeringen, de oprichting
van nieuwe sportpaleizen, maar over exploitatie. Andere topsportaccommodaties lossen
dit tot nu toe ook zelf op.
Anderzijds vind ik, en dat zeg ik graag in koor met de Kamerleden: ik vind niet dat
we het kunnen maken dat onze olympische schaatsers en sporters in deze superspannende
tijd in de kou blijven staan, omdat ze geen fantastische accommodatie als Thialf hebben
waar ze kunnen trainen en echt kunnen schaatsen omdat er bijvoorbeeld zo'n Zamboni,
zo'n schaatsdweilmachine, kapotgaat. Dat is wel een dilemma. Ik denk ook dat dat het
dilemma van de Kamer is, want met het amendement dat voorligt op stuk nr. 137 zegt
de Kamer: wij gaan dat regelen. Dat amendement plaatst het kabinet wel in een lastige
positie, omdat wij nu een rol krijgen die we eigenlijk niet hadden. De gemeente en
de provincie zijn de aandeelhouders, en dat vind ik best wel ingewikkeld.
Maar ik ben wel bereid iets anders te doen dan het amendement mij opdraagt. Overigens
is een amendement gewoon wet. Laat ik het zo zeggen: ik ben met de Kamer bereid het
acute probleem op te lossen, maar wat mij betreft zou dat wel geclausuleerd moeten.
Volgens mij is de heer Heerema de hoofdindiener. Als je nu zegt «we geven een miljoen
met dit amendement», met een dekking waar we het nog over hebben, dan is dat in feite
ongeclausuleerd, terwijl je het volgens mij best wel met Thialf mag hebben over hoe
we de financiën op orde gaan brengen en houden, als je naar de verdere toekomst kijkt.
Om de olympische ambities van Nederlandse schaatsers niet in gevaar te brengen, ben
ik niet alleen in gesprek met NOC*NSF, maar ook met Thialf zelf, om ervoor te zorgen
dat wanneer zich acute vervangingskosten voordoen – en dan heb je het over die machines,
maar ook over dingen in het gebouw – daarvoor direct een oplossing is. Volgens mij
is het goed als het Rijk zich daar garant voor wil stellen. Wij kijken daarbij, en
dat is een andere dekking dan de Kamer voorstelt in het amendement, naar de huidige
topsportmiddelen, waarin ruimte is voor dit soort incidentele problemen.
Voor de structurele oplossing – en verschillende woordvoerders hebben dit ook aangekaart;
dit is echt niet iets alleen van deze winter, het is een structureel probleem – gaan
we met Thialf en gebruikers in gesprek over hoe dat probleem zich keer op keer voordoet.
Laten we daar een goed gesprek over hebben en zorgen dat er meer comfort ontstaat.
Daarmee komen we wat mij betreft op hetzelfde uit als waar het amendement om vraagt,
namelijk om Thialf de winter door te brengen. De oplossing met de manier of route
die ik zou voorstellen, namelijk uit de huidige topsportmiddelen, geld dat bij NOC*NSF
is, wordt dus wel gevonden binnen de topsport zelf.
Ik ontraad het amendement, maar het wordt heel breed gesteund. Volgens mij zie ik
ook mijn eigen partij eronder staan. Maar dat is dualisme, hè, waar we het in het
begin van het debat al over hadden. Ik zou het amendement willen ontraden om de dekking.
Het doel is prima, maar het is ook ongeclausuleerd, zo van: hier is het geld. Ik zou
het gesprek willen aangaan met Thialf, met de provincie. De gedeputeerde zegt ook:
natuurlijk snap ik dat je het over de voorwaarden wilt hebben. Maar hier is het: hier
is het geld. Dus ik heb om verschillende redenen moeite met het amendement, al snap
ik het, is het volstrekt sympathiek en roept iedereen in koor «Thialf komt de winter
door» en dat we het willen behouden. Dit is mijn appreciatie van het amendement, voorzitter.
De voorzitter:
Ik geef eerst het woord aan de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, voorzitter. Ik wil – en ik kijk ook even naar de mede-indieners – best kijken
naar een zinnetje extra, om iets over de voorwaarden te zeggen. Ik zal u wel zeggen
dat de andere dekking voor mij volstrekt onacceptabel is. Het voorstel dat u doet,
zorgt ervoor dat bijvoorbeeld coachopleidingen bij sportbonden niet goed kunnen gaan
plaatsvinden. Dus ik maak daar bezwaar tegen, en wat mij betreft – en ik kijk ook
even naar de mede-indieners – blijft deze dekking gewoon staan. Dit is wat wij hebben
afgesproken, dus we gaan het zo doen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar ik maak bezwaar tegen deze argumentatie van de heer Heerema, want die klopt
niet: dat die middelen waarover hij nu rept, worden ingezet voor coachingondersteuningstrajecten.
Die worden niet uit het budget betaald waar ik het over heb. Dat is een deel van het
topsportbudget dat wij aan NOC*NSF geven, en die hebben ook reserveringen voor dit
type tegenvallers. Daar moeten we overigens geen gewoonte van maken, maar dat zou
ook prima als dekking kunnen dienen.
De voorzitter:
De heer Heerema gaat nu direct bellen met NOC*NSF, volgens mij. Ik concludeer wel
dat het amendement is ontraden. Mevrouw Van Dijk. Ik dacht wel dat nog iemand wat
wilde zeggen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, een klein vraagje, want ik ken ook niet alle potjes van Sport uit mijn hoofd,
als ik heel eerlijk ben. Maar het potje topsport waar u het over heeft: stel je voor,
morgen komt een zwembad in Eindhoven in de problemen; als we het nu daaruit halen,
kan het dus zo zijn dat dat potje daarvoor dan leeg is?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja. En het zwembad in Eindhoven zegt misschien wel: o, ik heb ook een probleem; ik
steek nu mijn vinger op. En kennelijk heeft de Kamer een dekking uit een post waar
ik tegen zeg: ontraden. Dus volgens mij hebben we allemaal het goede voor met topsport
en met de exploitatie van topsportaccommodaties. Wat we nu zouden doen voor Thialf ...
Ik sta er volledig achter dat we Thialf de winter door helpen en met hen serieus het
gesprek aangaan voor de komende jaren, maar het is wel een primeur wat we doen, dat
moeten we ons goed realiseren. En we moeten ons ook realiseren dat de andere topsportaccommodaties
dan misschien ook wel denken van: hé. Punt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nog heel kort. Ik had in mijn inbreng ook het probleem aangekaart dat er eigenlijk
geen beleid is. Hoe doen we dat nu met elkaar? Ik weet niet of u daar nog een antwoord
op gaat geven.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, en daar heeft mevrouw Van der Laan ook expliciet om gevraagd: welke rol ziet de
Staatssecretaris voor de rijksoverheid als het gaat om de financiering van topsportaccommodaties?
Ik ga naar aanleiding van het rapport «Bouwen aan topsport» in het voorjaar – en «ik»
is dan de bewindspersoon Sport – hard werken aan een integrale strategische vastgoedvisie.
Daaruit zal moeten blijken of en, zo ja, hoe de rijksoverheid op langere termijn een
rol zou moeten spelen in de financiering van topsportaccommodaties. Dat is op zich
dus een heel belangrijk principieel punt in de geschiedenis van het sportbeleid van
de Nederlandse overheid. Wij gaan begin volgend jaar het principiële gesprek aan met
de topsport over de rol die de rijksoverheid zou moeten spelen in de financiering
van topsportaccommodaties. Volgens mij zal dat ook een ingrediënt zijn voor boeiende
debatten in dit huis.
Ik kan verder een heleboel zeggen over vragen die hieraan gelinkt zijn, maar volgens
mij kan ik hier ook volstaan met dit antwoord, tenzij ik dan een heleboel vragen over
mij afroep. Daar ga ik dan graag op in, maar in het algemeen geldt dat we volgend
jaar graag dat gesprek aangaan over de financiering van topsport. Ik wil daarbij wel
onderscheid maken, zo onderstreep ik, tussen exploitatie, dus of je bijvoorbeeld reële
tarieven vraagt aan gebruikers en ervoor zorgt dat je de boel goed op orde hebt terwijl
je bedrijf draait, en investeringsbijdrage. Gaan wij als overheid zeggen: dit vinden
wij zo'n mooie nieuwe investering dat wij daaraan bijdragen? Je kan het dan ook over
vervangingsinvesteringen hebben. De exploitatie is volgens mij echt een apart spoor.
Ook in zo'n principieel debat moet je die twee wel strikt scheiden. Het kan zijn dat
er nu woordvoerders zijn die zeggen dat ze over alles willen meedenken en aan alles
willen meebetalen. Het kan ook zijn dat je daar juist een knip zet.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had hier namelijk een motie op voorbereid. Als de toezegging overeenkomt met de
motie, kan ik de motie natuurlijk gewoon doorstrepen. In de motie wilde ik vragen
om ontwikkeling, instandhouding en exploitatie in ieder geval alle drie te adresseren
en om voor alle drie met een voorstel te komen waarover we het debat kunnen voeren.
Dan kunnen we als Kamer vervolgens kijken wat we hiermee willen. Maar ik zou het wel
graag alle drie expliciet willen terugzien. Het zijn verschillende problematieken,
maar het zijn wel degelijk problematieken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het wel echt heel gaaf wat hier staatsrechtelijk ook even gebeurt. Mevrouw
Van Dijk zegt: als ik een toezegging heb, dan hoef ik geen motie in te dienen. Volgens
mij zou het goed zijn als mijn toezeggingen serieus worden genomen en de Kamer zegt:
oké, dan hoeft er niet een aparte uitspraak aan gekoppeld te worden. Ik doe de toezegging
graag bij dezen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Dan kom ik bij een vraag van mevrouw Van der Laan. Zij vroeg al twee uur
geleden of ik daar nog op terugkwam. Dat gaat over de combinatie topsport en studie.
Het is een procesantwoord, sorry. U heeft er Kamervragen over gesteld, maar die zijn
primair gericht aan de Minister van Onderwijs. Ik kan wel zeggen dat mevrouw Van Engelshoven
die vragen op zeer korte termijn gaat beantwoorden. Volgens mij gaan wij wel meelezen,
maar het is haar primaire verantwoordelijkheid.
Even kijken. De evenementen. De heer Heerema heeft ook een mening over evenementen
en de rol van de rijksoverheid daarin: er staat voor volgend jaar een aantal grote
toernooien op de agenda; we zouden toch wel even met elkaar moeten afspreken dat die
toch door kunnen gaan? Ik zeg het even in mijn woorden. Ik snap die wens en ik wil
ook niks liever. Ik ben me er ook van bewust dat we allemaal een beetje kierewiet
worden van de voortdurende onvoorspelbaarheid van het virus. Ook de sport wil weten
waar men aan toe is. Ik wil graag met organisatoren van grote topsportevenementen
die nog in de planning zitten en volgend jaar op de agenda staan, in gesprek over
hoe wij de helpende hand kunnen bieden. Dat is echt maatwerk, omdat iedere situatie
weer anders kan uitpakken. We moeten vooral ook kijken hoe de generieke steunmaatregelen
in de praktijk in concrete situaties uitwerken. Als de generieke steunmaatregel voldoende
soelaas biedt, hoef je niet nog een apart steunpakket daarnaast te zetten.
Het lijkt erop dat een aantal topsportevenementen niet in aanmerking komt voor de
bestaande garantieregeling voor evenementen, omdat zij niet exact aan alle voorwaarden
voldoen. Dat is wel even een belangrijk punt dat ik hier markeer. Ik zeg gelijk tegen
de heer Heerema, die ik al bezorgd zie kijken, dat ik er wel alles aan wil doen zodat
een en ander kan doorgaan. Ik wil daarom ook beloven dat ik nog een keer met mijn
collega van EZK in gesprek ga over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om evenementen,
ook in de topsport, mogelijk te maken. Nu hebben we criteria waarmee een evenement
waarvan meneer Heerema zegt «dat staat in mijn agenda; daar wil ik naartoe», net buiten
de criteria valt en dus niet voor steun in aanmerking komt en misschien zelfs wel
de stekker eruit zou moeten trekken.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het gaat er natuurlijk niet om dat ik graag naar een evenement toe zou willen gaan.
Het gaat erom dat er evenementen zijn waarnaar honderden miljoenen mensen kunnen kijken
en waarvan we samen hebben gezegd dat we ze zouden moeten willen laten plaatsvinden
in Nederland. Ik ben blij dat de Staatssecretaris dit zegt. Desondanks is dit voor
mij zo'n onderwerp dat wel gemarkeerd zou moeten worden, juist om een steuntje in
de rug te kunnen geven aan uw collega om te laten zien dat de Kamer hier breed achter
staat.
De voorzitter:
De collega van de Staatssecretaris bedoelt u.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mevrouw Van der Laan, mevrouw Westerveld en de heer Heerema hebben vragen
gesteld over de European Paralympic Championships: «Gaan die nu wel of niet door?
Geef daar eens duidelijkheid over.» Laat ik vooropstellen dat ik in navolging van
mijn voorgangers zeg dat dit een fantastisch evenement is. Het is een mooi evenement
om de paralympische sport te laten groeien en Europa te laten zien dat Nederland die
heel serieus neemt. Er wordt wel een aanzienlijke financiële bijdrage van de rijksoverheid
gevraagd. Dat geld kan ik niet zomaar vrijmaken binnen de begroting. Ik moet daarover
in gesprek met de betrokken partijen. Als het goed is, weten we in januari precies
waar we staan ... Nee, niet waar we staan, maar welke sporten er gaan deelnemen. Het
is een beperkt aantal sporten. Op basis daarvan kunnen de organisatoren de begroting
finetunen, zeg maar. Vervolgens kan ik of mijn opvolger kijken of wij een goed onderbouwd
voorstel aan het kabinet kunnen voorleggen om te ondersteunen. Mijn toezegging is
dat ik de Kamer daar zo snel mogelijk over informeer. Die duidelijkheid kunnen we
pas na die inventarisatie in januari geven.
Dan Qatar. Wat doen wij als Nederland met Qatar, althans de voetballers? Laten we
hier ook even vooropstellen dat we toch hopen dat Nederland een keer wereldkampioen
wordt. Ik heb drie keer een verloren finale gezien en daar heb ik nog traumatische
herinneringen aan. Ze mogen wel een keer wereldkampioen worden. Qatar is natuurlijk
wel een verhaal apart, met de mensenrechtensituatie. Net als mevrouw Westerveld heb
ik niet met heel veel blijdschap kennisgenomen van uitlatingen van bewindspersonen
in Qatar. Het is niet aan mij om dat door te geven aan Qatar. Daar hebben wij een
Minister van Buitenlandse Zaken voor. Ik heb er ook contact over gehad met de collega.
Samen met andere gelijkgezinde landen heeft Onze Minister van Buitenlandse Zaken Qatar
gevraagd om meer helderheid over uitspraken die gedaan zijn. Wat is straks nou de
concrete situatie? Mag de Australische voetballer hand in hand met zijn vriend op
straat lopen? Mogen mensen affectie tonen? Mag je daar met een regenboogvlag rondlopen
of als ongetrouwd stel inchecken in een hotel et cetera? Die concrete vragen worden
nu gesteld. Volgens mij geeft Nederland, in combinatie met de andere landen die actie
ondernemen, al een heel duidelijk signaal aan Qatar dat deze vragen ons bezighouden.
Voorzitter. Ik ben bij het laatste kopje, overig.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft nog een vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Heel fijn dat er vragen zijn gesteld, maar ik hoop toch wel dat die vragen héél duidelijk
zijn gesteld en dat heel duidelijk is aangegeven dat de veiligheid, maar ook de acceptatie,
onder geen beding onder druk mogen staan bij dit internationale toernooi. Kan de Staatssecretaris
mij dat verzekeren? Ik stelde ook nog de vraag wat wij als Nederland nu doen. Ik begrijp
best wel dat dat misschien niet aan deze Staatssecretaris is, maar aan een collega.
Wat doen wij nu om echt te zorgen dat arbeiders en familieleden in dat land gecompenseerd
worden, voor zover dat nog kan want het is eigenlijk al veel te laat? Als je zo'n
toernooi niet wilt boycotten – daar is echt wel discussie over mogelijk – en mensenrechtenorganisaties
oproepen om dit moment te gebruiken om de schijnwerpers erop te zetten, zodat we alles
doen om ervoor te zorgen dat de situatie in het land verbetert, dan moeten we dat
natuurlijk wel aangrijpen. Ik vind dat daar ook een verantwoordelijkheid ligt bij
de regering van Nederland. Al zijn we natuurlijk klein, we kunnen heel wat bereiken
als we maar hard genoeg met de vuist op tafel slaan, samen met andere landen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Met een dikke streep onder dat laatste, want het is natuurlijk des te beter als we
daar één front in vormen. In reactie op de vraag van mevrouw Westerveld hoe scherp
die vragen zijn gesteld: ik ga ervan uit dat dat heel scherp is en niks aan duidelijkheid
te wensen overlatend. Als het anders is, probeer ik daar in tweede termijn even op
terug te komen. Ze zijn afgestemd met BZ, maar dat wil dan niet zeggen dat ze niet
heel scherp zijn! Kijk, een andere collega zou hier waarschijnlijk zeggen: stelt u
de vraag even bij Buitenlandse Zaken. We kunnen de vraag ook doorsturen naar Buitenlandse
Zaken. In feite alle vragen die mevrouw Westerveld stelt raken de sport, maar primair
ook het buitenlands beleid van Nederland. Ik probeer in tweede termijn dus duidelijkheid
erover te geven, maar anders moet de vraag volgens mij via de griffie echt worden
doorgeleid naar Buitenlandse Zaken.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mag ik een suggestie doen, voorzitter?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit reikt ver. Ik weet dat er afstemming moet zijn met verschillende ministeries,
maar volgens mij is deze vraag breder dan alleen deze commissie. Nu Nederland zich
heeft gekwalificeerd, kunnen we misschien een hele duidelijke brief krijgen waarin
staat wat Nederland doet, hoe we hierin staan en wat de afspraken zijn. Misschien
kunnen we het op zo'n manier afhandelen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar dat is wel een bijzondere route. Dan vraagt de commissie voor Sport aan de
bewindspersoon van Sport om aan Buitenlandse Zaken te vragen om een brief te sturen.
Begrijp ik dat goed? Aan het kabinet. Is dat bij dezen een officieel verzoek? Ik ben
al vier jaar bewindspersoon, maar ik heb nog niet eerder met dit bijltje gehakt. Het
lijkt me niet ... De heer Heerema schudt nee.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Nee, wat mij betreft gebeurt dat niet namens de commissie, om de simpele reden dat
er meerdere dingen spelen, bijvoorbeeld de afvaardiging vanuit het kabinet. Volgens
mij moet dat ook meegenomen worden. Daar hebben wij binnen deze commissie een verschil
van mening over en dat is ook tot uiting gekomen in het stemgedrag in de Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Maar ik kan mij wel voorstellen dat ... Ik probeer even de brug te vormen die nodig
is. Volgens mij is het niks te veel gevraagd als de Kamer op een gegeven moment hom
of kuit wil, als zij duidelijkheid wil hebben over de bejegening van het kabinet van
het hele fenomeen. Hoe gaan we ermee om? Wat wordt de afvaardiging, als er al een
afvaardiging komt? Hoe gaan we om met de mensenrechtensituatie en hoe spreken we Qatar
daarop aan? Ik had me in de aanloop naar dit debat voorgenomen om dit zo weinig mogelijk
te hoeven zeggen, maar ook dat ligt op het bordje van een nieuw kabinet. Het zou een
gotspe van de buitencategorie zijn als ik nog demissionair bewindspersoon ben als
het WK zich afspeelt. Ik denk dat er begin volgend jaar een nieuw kabinet in charge
is, dat deze vragen onder ogen moet zien en de Kamer daarover moet informeren. Ik
kan mij herinneren – ik ben zelfs nog van die generatie – dat er in 1978 ook allerlei
vragen werden gesteld rondom het regime in Argentinië. Ik denk dat je daarover open
met elkaar moet kunnen communiceren, ook over de vraag hoe een kabinet daarin zit.
Je kan wel om het standpunt vragen, of je het daar nou mee eens bent of niet.
De voorzitter:
Als voorzitter zit ik nu in een lastig parket, want ik moet iets concluderen. Ik zie
dat meneer Van Nispen nog een opmerking wil maken.
De heer Van Nispen (SP):
We kunnen dit nu heel formeel gaan aanpakken en zeggen «er moet een procedurevergadering
komen, een meerderheid en zus en zo», maar de Staatssecretaris heeft net een hele
ruime geste gedaan. Hij heeft gezegd: het is niet vreemd als een woordvoerder om informatie
vraagt. Hoe sneller er een kabinet is, hoe groter de kans dat die brief door een nieuw
kabinet zal worden geschreven. Ik denk niet dat wij zullen eisen dat die brief er
maandag al moet zijn. Het lijkt me heel goed als nu de toezegging wordt gedaan dat
er een brief komt. Dan gaan wij niet zeuren als die brief er niet binnen twee weken
is. Dan is er toch wel een nieuw kabinet, lijkt mij.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik zou het heel verbazingwekkend vinden als dit op problemen stuit, maar het zijn
wel twee sporen. Je hebt het kortetermijnspoor, namelijk: hoe ga je om met de berichtgeving
van deze week over hoe het bewind in Qatar omgaat met de actuele situatie of de situatie
van volgend jaar? Dat is een andere vraag dan of er een kabinetsdelegatie naartoe
gaat et cetera. Dat zijn twee sporen. Ik vind dat dat laatste spoor sowieso niet op
het bordje van het huidige kabinet ligt.
De heer Van Nispen (SP):
Even heel praktisch. Dan komen er desnoods twee brieven: een over de korte termijn
en een over de toezegging die van de opvolger komt. Dat is prima.
Staatssecretaris Blokhuis:
Twee brieven lijkt me nog het minst grote probleem in deze kwestie. De inhoud is volgens
mij spannender.
De voorzitter:
Dan komen er twee brieven vanuit het kabinet en is het probleem opgelost. Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik ben bij het blokje overig. Ik wil kijken of ik een tandje ...
De voorzitter:
Excuus. Er is nog een vraag van mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
We hebben het net gehad over de European Para Championships. U heeft verteld dat u
het gesprek aangaat, maar ik vroeg ook naar de Special Olympics. Daar ligt al heel
lang een subsidieaanvraag voor. Ik was even in verwarring. Ging die beantwoording
nou daarover of over de andere spelen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb hier 97 blaadjes. Die ga ik even rustig doorlezen. Nee, ik zie ...
De voorzitter:
U had uw microfoon niet aan. U komt erop terug in de tweede termijn.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, ik heb een aardig stapeltje blaadjes. Dat is parlementair taalgebruik. Ik heb
best veel blaadjes en ik zie hem er niet zo snel tussen staan. Ik kom daar in de tweede
termijn op terug. Als ik het antwoord dan nog niet heb, komt het schriftelijk.
Voorzitter. Het blokje overig begint met de sportwet. De heer Van Nispen sprak over
het advies van de Sportraad en zei: als je dat leest en het standpunt van mijn fractie,
is de vraag niet of die er moet komen maar wanneer. Volgens mij heeft mevrouw Van
Dijk iets soortgelijks gezegd; publieke verantwoordelijkheid en de vraag is niet of
maar wanneer. Ik ben nog niet zo ver, zeg ik erbij. Ik kan me zo voorstellen dat we
wel een sportwet krijgen, maar ik wil dat zorgvuldig afwegen. Ik heb de Kamer een
brief geschreven over het traject dat ik daarvoor wil ingaan, om de verschillende
relevante partijen daar serieus bij te betrekken. Ik vind dat een zorgvuldig traject.
Ik heb zelf al gezegd: als je al vindt dat er een publieke verantwoordelijkheid is,
zou je zelfs ook nog kunnen aanhaken bij een andere wet, bijvoorbeeld de Wet publieke
gezondheid. Welke oplossing het wordt weet ik niet. Feit is wel dat je niet ontkomt
aan wetgeving als je met elkaar concludeert dat sport een publieke verantwoordelijkheid
is en dat de vrijblijvendheid eraf moet, maar dan moeten we eerst die conclusie trekken,
op basis van het proces dat ik geschetst heb in mijn brief.
Mevrouw Van der Laan heeft daaraan de vraag gekoppeld welke doelstellingen met sport
en bewegen worden nagestreefd, als ik haar goed quote. Ik zou de vraag om willen draaien:
op welke wijze vergroten sport en bewegen de maatschappelijke effecten? Met andere
woorden, zij heeft gezegd dat zij wil zien welke maatschappelijke effecten sport en
bewegen hebben. Als je dat in beeld hebt, laat je daarmee ook al het publieke belang
zien. In de verdiepingsslag die we met elkaar willen maken gaat het inderdaad om dit
type vragen. Dat zijn ook de drie pijlers die dankzij de motie van mevrouw Van der
Laan cum suis de agenda vormen voor de inventarisatie voor de verdiepingsslag. Toegankelijkheid,
kwaliteit en veiligheid komen daar volop aan de orde.
Neemt u de financiering ook mee, is de vraag van mevrouw Van der Laan. Ja, maar eerst
gaan we het hebben over de inhoud; kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid. De financiering
komt daarbij uiteraard ook aan de orde, maar dat is volgens mij pas aan de orde als
je besluit dat het een publieke verantwoordelijkheid is en dat het in een wet vastgelegd
moet worden. Daar zit dan ook een financiële plaat bij.
Dan het zwemmen. Mevrouw Maeijer vroeg: hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen
dat kinderen in de zomer veilig in het water kunnen? Overigens denk ik dat het u ook
bezighoudt hoe ze in de winter veilig in het water komen. Het gaat om veiligheid in
het water, denk ik. Ik ondersteun via de Nationale Raad Zwemveiligheid een breed palet
aan maatregelen en inzet voor een zwemveilig Nederland. Ik heb ook via het project
Het Strand Veilig – dat is het zomerverhaal, zeg maar – in samenwerking met collega's
van IenW een aanvullende ondersteuning geboden voor veiligheid aan zee. Dat is in
dit jaar en volgend jaar. Mijn ministerie is ook continu in overleg met de branche
om ieder jaar een veilige zwemzomer te bieden voor iedere Nederlander. Dat heeft dus
van alle kanten aandacht.
De heer Van Nispen vroeg ook wat we gaan doen aan het ...
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik ben een beetje in dubio wanneer ik mijn vraag moet stellen, want de Staatssecretaris
zei dat er een groot stuk komt over zwemmen. Ik had nog een vraag over de zwemlessen.
Ik maak me er zorgen over dat de toegankelijkheid van zwemles voor kinderen nu opnieuw
wordt beperkt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat staat ook op mijn lijstje als een van de tien, als het er niet meer zijn. Ik kom
daar zo op, maar ik was eerst bij de vraag van de heer Van Nispen over wat ik ga doen
aan het tekort aan zwemleraren. De heer Van Nispen heeft daarover ook schriftelijke
vragen gesteld. Hij vond dat die teleurstellend waren beantwoord. Feit is wel dat
er krapte is op de hele arbeidsmarkt. Voor deze functie is ook scholing nodig. Wat
mij betreft is het zeer wenselijk dat mensen die zwemles geven, daar ook voor opgeleid
zijn. De oplossing begint bij een inzet op instroom en behoud van geschoold personeel.
Aangezien zwemmen een publieke taak is, is die bij de gemeenten belegd. Ik denk dat
we de gemeenten daarop moeten aanspreken. De rijksoverheid heeft daarin vooral een
faciliterende en ondersteunende rol.
In de schriftelijke beantwoording heb ik ook aangegeven dat er diverse initiatieven
zijn van de Nationale Raad Zwemveiligheid, die met onze ondersteuning dit probleem
kan aanpakken. Er wordt in ieder geval tot en met 2024 een inzet gepleegd door verschillende
actoren, zoals gemeenten en de Nationale Raad Zwemveiligheid. Uw verzoek is om met
de sector in gesprek te gaan. Dat zeg ik graag toe, om te kijken of er eventueel nog
open einden zijn.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik kauwde nog even op de beantwoording van de Staatssecretaris over de reddingsbrigade
dat de parkeerkosten voor strandwachten een lokale verantwoordelijkheid zijn, net
als bij leraren die geen parkeerplek kunnen vinden in de nabijheid van school. Mijn
collega Van Nispen en ik hadden daarover toch echt een andere mening. Op 8 december
hebben wij een brief gekregen van uw ministerie, waarin u met uw collega van IenW
ging regelen dat het probleem van die structurele kosten zou worden opgelost. Nu hoor
ik de Staatssecretaris zeggen over het totaalplaatje dat het volgens hem een lokale
aangelegenheid is. Dat is niet in overeenstemming met de brief van 8 december. Ik
zou toch willen vragen of de Staatssecretaris die brief erbij wil pakken en recht
wil doen aan de uitspraak die in die brief staat.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik denk dat dat een logische vraag is die de heer Heerema stelt. Hij heeft deze in
eerste termijn ook redelijk duidelijk geformuleerd. Mijn lijn in de beantwoording
was dat ik samen met de collega van IenW gemeenten oproep om dit op te pakken, maar
dan zeggen de heer Van Nispen en de heer Heerema dat het niet helemaal conform wat
zij gevraagd hebben is. Zullen we dit schriftelijk gaan beantwoorden? Ik denk niet
dat we er vanavond uit gaan komen. Dat is akkoord.
Verschillende woordvoerders, mevrouw Maeijer, mevrouw Westerveld, de heer Van Nispen,
vroegen naar mijn mening over het rapport van het Mulier Instituut over zwemmen voor
kinderen met een beperking. Ik ben blij met de heldere conclusies en de concrete aanbevelingen
in dat rapport. Samen met de branche gaan we in de komende periode aan de slag om
opvolging te geven aan die aanbevelingen, die onder andere betrekking hebben op financiering,
voorlichting en scholing van personeel. Laat ik hier alvast een begin maken met de
opvolging van de aanbeveling om het aanbod van zwemlessen inzichtelijk te maken. Dat
is een eerste stap. Ik wil iedereen attenderen op de website Uniek Sporten.nl. Daar
is het aanbod van zwemles voor kinderen naar leeftijd, locatie en type beperking ook
vindbaar. Met andere woorden, we pakken de aanbeveling serieus op.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zou graag willen weten wanneer we daarover meer kunnen verwachten. Dat mag ook
in tweede termijn, hoor.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die zoeken we op, net als bij 2 voor 12, want anders gaat de klok tikken. Daar komen
we op terug. Ik moet een lijstje bijhouden van dingen waar ik op terugkom, want het
zijn onderhand al zeventien toezeggingen.
De voorzitter:
En de klok tikt, dus gaat u vooral door.
Staatssecretaris Blokhuis:
De heer Van Nispen heeft ook gepleit voor een nationaal zwemdiploma. Ik snap die vraag.
Zwemveiligheid voor de hele bevolking is ontzettend belangrijk. Tegelijk is er geen
uniforme, nationale kwaliteitstoets. De Nationale Raad Zwemveiligheid, de NRZ, hanteert
een licentiesysteem voor zwemdiploma's, waaronder ongeveer drie kwart van de uitgegeven
zwemdiploma's vallen. Om die reden was één nationaal zwemdiploma niet opportuun, want
het systeem werkte zo dat vrijwel iedereen ook de normen van de NRZ hanteerde. Er
bereiken mij wel signalen van de NRZ dat het minder vanzelfsprekend is dat zwemlesaanbieders
zich conformeren aan de licentie-eisen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling. Ik denk
dat de heer Van Nispen daarop doelt. Ik ga de komende periode bezien wat de reden
is voor deze ontwikkeling. Dat is dus een volgende toezegging. Ik snap de vraag. Het
systeem leek hartstikke goed te functioneren, maar het gaat nu iets minder goed. Ik
ga kijken waar de schoen wringt en welke mogelijkheden bij de behoefte van de branche
passen om kwalitatief goede zwemles te blijven geven. Ik ga daarover in gesprek met
de NRZ en het Mulier Instituut. Dat scheelt vast een motie. Ik zeg toe dat ik oplossingsgericht
met ze in gesprek ga.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ga daar even over nadenken, want anders ga ik een motie voorlezen die misschien
wel of niet nodig is. We gaan daar even naar kijken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Misschien mag ik de heer Van Nispen in overweging geven om de zeer wijze lessen van
zijn buurvrouw in acht te nemen.
De voorzitter:
Gaat u verder, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Maeijer over de opleiding van lifeguards. Tenminste,
daar heb ik een vraag over genoteerd van mevrouw Maeijer, maar volgens mij had ze
ook nog een ander punt. Dat is in ieder geval een aandachtspunt. Het is pijnlijk dat
zwemles, een opleiding in het zwembad, na 17.00 uur is stil komen te liggen. Daar
hebben we het al over gehad in den brede, maar dat geldt ook voor deze specifieke
sport. Op dit moment laat de coronasituatie het helaas niet toe dat we daar ruimhartiger
in zijn. Dat is gewoon de harde realiteit. Een mooier antwoord kan ik niet geven.
Ik kan alleen nog zeggen dat de sector zelf supercreatief is om te kijken of ze binnen
de tijdspanne van 05.00 uur tot 17.00 uur tot oplossingen kunnen komen.
Mevrouw Maeijer vroeg met name naar de wachtlijsten. Hoe groot zijn de wachtlijsten?
Als gevolg van de CTB-eis wordt vermoedelijk een klein deel van de kinderen die zwemles
volgen beperkt omdat hun ouders geen QR-code kunnen tonen en omdat ze zichzelf niet
kunnen omkleden. Het gaat dus om een beperkte groep. Het effect op de wachtlijsten
is dus ook beperkt. Het is onduidelijk hoeveel invloed de sluiting van zwembaden na
17.00 uur heeft op de wachtlijsten. We hopen natuurlijk met z'n allen dat dat heel
beperkt is en dat we deze sluiting na 17.00 uur snel kunnen terugdraaien. Daar hebben
we al een heleboel woorden aan gewijd aan het begin van dit debat.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik blijf het teleurstellend vinden, omdat ik het zo zorgelijk vind dat kinderen nu
opnieuw niet kunnen zwemmen. Ik weet dat mijn pleidooi om ze vrij te stellen van een
toegangspas en om zwemmen vanaf 17.00 uur mogelijk te maken zinloos is. Maar ik doe
toch nogmaals die hartenkreet, omdat het zo belangrijk is dat kinderen leren zwemmen.
De Staatssecretaris zegt: een klein deel wordt beperkt door het CTB. Kan de Staatssecretaris
dat iets meer specificeren? De Nederlandse Stichting voor Water- & Zwemveiligheid
becijferde dat tussen de 15.000 en 90.000 kinderen daar mogelijk door worden beperkt.
Ik vind dat fors.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat kan ik niet bevestigen. Dat klinkt wel als heel veel. Het gaat om de begeleiders,
dus met name om de ouders. Als we nagaan hoeveel mensen gevaccineerd zijn en op basis
daarvan of op basis van een test over een CTB beschikken, dan is de verwachting gerechtvaardigd
dat het om een kleine groep gaat. Maar ik kan niet specifieker worden over de aantallen.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Kan de Staatssecretaris dan wel specifieker worden over de wachtlijsten? Hoelang is
de gemiddelde wachttijd?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat kan ik helaas niet. Ik gaf dat in algemene termen aan. We denken dat een kleine
groep op grond van de CTB-beperkingen niet langer kan deelnemen en dat dat een beperkte
invloed heeft op de wachtlijsten.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Tot slot, dan houd ik erover op. Ik vind het teleurstellend dat we dat niet weten.
Door overheidsmaatregelen zijn de wachtlijsten langer geworden – volgens de Staatssecretaris
slechts beperkt – maar we weten niet hoelang ze zijn. Zouden we dat niet juist moeten
weten, zodat er in de toekomst aanbevelingen kunnen worden gedaan om de wachtlijsten
te verkorten?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat het beperkt zal zijn, lijkt me op basis van logisch nadenken over aantallen, percentages,
legitiem. Dat lijkt me heel logisch, maar ik kan het niet bewijzen. Als we bij elk
van de maatregelen nagaan welk effect die heeft op welke wachtlijsten, zijn we elkaar
wel hoorndol aan het maken. Ik snap de vraag en ik ben net zo teleurgesteld als mevrouw
Maeijer dat dit aan de hand is, maar ik weet niet welke Nederlanders we nog in stelling
kunnen brengen die niet nu al bezig zijn corona in te dammen, om voor deze hopelijk
zeer korte tijdspanne die effecten zo in beeld te brengen.
De voorzitter:
Laatste, mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dan toch een kleine correctie. Dat is natuurlijk niet wat ik bedoelde, hè. Ik bedoelde
de wachtlijst an sich voor de zwemles en het cumulatieve effect hiervan. Ik vroeg
me eigenlijk af hoe zo'n gemiddelde wachtlijst eruitziet, of we daar enig zicht op
hebben nu. Ik zie u naar de klok kijken.
Staatssecretaris Blokhuis:
En ik kijk ook naar mijn stapeltje. Nee, sorry. Ik neem uw vraag volstrekt serieus,
maar ik moet mezelf dan herhalen. Ik snapte die vraag wel, maar ik kan niet meer antwoorden
dan ik nu doe. De wachtlijst lijkt beperkt en als we «m scherper in beeld willen hebben
– dat probeer ik te zeggen, in alle ernst – dan vraagt dat menskracht, menskracht
die we al op zoveel plekken inzetten om corona in te dammen. Dan vind ik dat niet
per se de beste prioriteitsstelling, ook omdat dit, als het even meezit, een afzienbare
periode betreft.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Verschillende woordvoerders hebben aandacht gevraagd voor de stijgende gasprijzen,
de stijgende energieprijzen, onder wie de heer Heerema. Is het mogelijk om sportverenigingen
additionele steun te verlenen? Een heel simpel, recht voor zijn raap antwoord, want
volgens mij vindt de heer Heerema het ook wel prettig als ik duidelijk ben: nee. Ik
heb het aan de orde gesteld in het kabinet en er is gewoon één compensatie, volgens
het «gelijke monniken, gelijke kappen»-principe. Wij kunnen er niet aan beginnen om
allerlei uitzonderingen te gaan maken. De heer Van Nispen heeft trouwens ook een vraag
gesteld over energiekosten. Het antwoord daarop is hetzelfde.
De heer Van Nispen (SP):
Excuus. Ik wil heel graag terugkomen – misschien scheelt dat één motie, dus dan scheelt
het ook tijd – op de reddingsbrigade. Bij mij lopen er twee dingen door elkaar. Een
is de financiering van het programma Het Strand Veilig, waar de overheid is bijgesprongen.
We krijgen een brief over hoe dat in de toekomst zal gaan. En twee is de vragen die
we hebben gesteld over het vergoeden van de opleidingskosten en de contributiekosten
van de vrijwilligers. Volgens mij liepen er twee dingen door elkaar. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat hij op beide punten terugkomt in de brief, omdat hij bij beide het probleem
ziet, zodat we dan verder kunnen kijken hoeveel het kost als we ze willen vrijstellen
et cetera? Dan kunnen we kijken of daar draagvlak voor is en scheelt dat weer een
motie van mijn kant.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil het ons allen aandoen dat er een motie minder komt, dus ik zeg dat graag toe.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mevrouw Van Dijk heeft gevraagd of ik het Brancherapport Sportaccommodaties
wil actualiseren. Jaarlijks laat ik het Mulier Instituut de stand van zaken op het
gebied van sportaccommodaties in beeld brengen. Daarnaast heb ik NOC*NSF de opdracht
gegeven om het kwaliteitszorgsysteem voor sportaccommodaties te digitaliseren. Met
deze digitaliseringsslag wordt het ook mogelijk om inzicht te krijgen in de kwaliteit
van de accommodaties en of er de komende jaren grote onderhoudsinvesteringen aankomen.
Dan kan je dat bij wijze spreken realtime inzien. Ook heeft het innovatieplatform
Sportinnovator het concept SportKeur geïnitieerd. Daarmee ontstaat ook realtime inzicht.
Je kunt het elk moment inzien. De verwachting is dat dit initiatief in de komende
jaren steeds breder in Nederland gebruikt gaat worden. Het wordt dus verfijnd. Volgens
mij is dat ruimschoots wat mevrouw Van Dijk wil. Oe, ik ben te optimistisch zie ik.
Het is een groeimodel wat we willen. Ik snap de vraag. Hoe wij het nu vormgeven, komt
erop neer dat wij dat inzicht realtime voor alle accommodaties willen maken op basis
van nieuwe automatisering.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ben misschien niet duidelijk genoeg geweest. Dat vind ik dan heel vervelend. Wat
ik eigenlijk bedoelde, is dat gemeentes al jaren met financiële problemen kampen.
Er zijn inmiddels verschillende rapporten verschenen waaruit blijkt dat er nogal wat
achterstallig onderhoud zit bij gemeenten op allerlei onderdelen, onder andere op
sportaccommodaties. Ik zou het heel waardevol vinden als we daar een beeld van hebben.
We zeggen dat we trots zijn op onze infrastructuur. Als we die overeind willen houden,
moeten we ook weten wat eventueel de schade is die is opgelopen de afgelopen jaren.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij kunnen deze werelden wel bij elkaar komen. Als wij het inzichtelijk maken
op basis van de afspraken die wij maken met de partner, NOC*NSF, waarmee we dat kwaliteitszorgsysteem
voor sportaccommodaties digitaliseren, hebben wij dat zicht op hoe het is met de onderhoudsstaat.
Op basis daarvan kan je vervolgens het gesprek voeren met lokale overheden, of de
lokale overheden met sportaccommodaties, over wat nodig is om de boel op peil te houden.
Maar dan heb je wel eerst dat inzicht nodig en dat probeer ik aan te geven. Dat moet
geactualiseerd worden en daar werken we aan.
Voorzitter. Ik zie hier een vraag liggen van mevrouw Maeijer over de motorische ontwikkeling,
maar daar ben ik net al op ingegaan in het algemeen inhoudelijke deel.
De heer Van Nispen. Ja, dat vind ik ook zo'n mooie: vijf uur bewegen, het 2+2+1-model.
Dat is haast de opstelling van Van Gaal in een andere variant. Heel sympathiek; ik
ben voorstander van dat model. Wij hebben dat ook kenbaar gemaakt binnen de ambities
van «Bewegen, het nieuwe normaal». Samen met onder andere het onderwijs ben ik ook
voorstander van meer buitenschools sportaanbod in en om de school en van meer bewegen
door de schooldag heen. Ik heb dat ook met eigen ogen gezien: een gezonde school waar
de kinderen tijdens de rekenles bijvoorbeeld rondjes om hun tafel renden. Fantastisch!
Nu is het nog zo dat samenwerking tussen scholen en lokale sportverenigingen veelal
tot stand komt omdat scholen bewust kiezen voor het programma Gezonde School, waarin
dit verwerkt zit, of omdat schoolbesturen de verbinding naar de sportvereniging voor
een clinic of speelaanbod zelf weten te maken. Die samenwerking zou ik zeker graag
intensiveren naar een meer structureel aanbod, want nu is het de goedwillende ouder,
schoolleider et cetera die het doen. Daar heb ik de deskundigheid en de inzet vanuit
de sportsector, maar ook vanuit de buurtsportcoaches – die wat mij betreft prima daarvoor
kunnen ingezet – hard nodig. De sportsector geeft ook zelf aan graag hieraan bij te
dragen qua expertise. Voor veel kinderen kan dit extra aanbod net het verschil maken.
Er zullen wel de nodige extra middelen voor nodig zijn. Ook dat heb ik bij het verhaal
van de ambities in het kader van «Bewegen, het nieuwe normaal» gemeld aan de Kamer.
Kortom, die vijf uur zijn mij uit het hart gegrepen. Wil je zover komen, dan moet
je wel heel wat uit de kast halen en dat kost ook pegels. Ik adviseer de Kamer van
harte om een nieuw kabinet ook flink bij de les te houden op dit punt.
De heer Van Nispen (SP):
Die toezegging kan ik doen aan de Staatssecretaris: ik zal dat zeker doen bij een
nieuw kabinet. U heeft ook een toezegging binnen!
Staatssecretaris Blokhuis:
En ik hoef geen motie in te dienen!
De heer Van Nispen (SP):
Nee, dat scheelt ook weer. Maar we zitten nu nog met dit kabinet. Dit kabinet heeft
incidenteel coronageld beschikbaar gesteld aan het onderwijs. Nou weet ik dat dat
niet de directe verantwoordelijkheid is van deze Staatssecretaris, maar er zit wel
een link met het blijven bewegen van kinderen. Mijn suggestie is om al een begin te
maken met het NPO-geld dat niet is opgemaakt. Op dat punt overweeg ik wel degelijk
een motie, want volgens mij kan dat. Als het NPO-geld niet opgaat, is dat niet tegen
de regels. Het is gewoon het doel van die coronagelden in het onderwijs. Dan zou je
een begin kunnen maken met het duurzaam tot stand brengen van de verbinding tussen
sport en onderwijs, wat we allemaal willen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het een creatieve gedachte, maar laten we wel wezen: NPO-geld is incidenteel
geld. Als je die stap dan zet, vind ik dat je eigenlijk ook b moet zeggen, want anders
is het even investeren en dan zakt het als een plumpudding in elkaar. Ik zou daar
dus liever het structurele gesprek over voeren en een structurele dekking zoeken.
De heer Van Nispen zegt zelf al dat dit op het bordje van Onderwijs ligt, dat primair
over die middelen gaat. Ik zou hem dan willen uitnodigen om de vraag te adresseren
bij Onderwijs, waar die zou horen. Anders krijg ik vanavond wel heel veel opdrachten
voor heel veel collega's. Dat vind ik een beetje spannend worden.
Voorzitter, mag ik verdergaan met de arbeidsmarktsector? De vraag was of de arbeidsmarkt
impact heeft van corona. Wij weten dat het aantal banen in de sportsector de afgelopen
jaren is gegroeid naar 80.000 fte, waarvan 50.000 direct in de sport en 30.000 in
andere sectoren. Er is 53.000 fte aan vrijwilligers. Daar zijn ze in het buitenland
trouwens stinkend jaloers op, hè, dat we zo'n leger aan vrijwilligers hebben. Dat
is fantastisch en dat moeten we koesteren. Dat aantal is substantieel, maar ook stabiel.
Dat is heel mooi. Uit onderzoek van Mulier blijkt dat corona met name impact heeft
op vrijwilligers. Dat is een zorgpunt, want als je die kwijt bent, heb je ze ook niet
meer zo terug. Juist in deze tijd zijn vrijwilligers van groot belang om sport nog
mogelijk te blijven maken. Ik kan niet meer zeggen dan dat dit onze aandacht heeft
en dat wij ook als rijksoverheid laten zien dat wij een verantwoordelijkheid pakken
om sport en bewegen mogelijk te laten zijn. Laat dat een signaal zijn aan de vrijwilligers:
alsjeblieft, blijf je inzetten voor die goede zaak. Verschillende woordvoerders hebben
gezegd dat sport niet alleen bewegen is, maar ook sociaal samenzijn. Heel veel vrijwilligers
halen daar ook heel veel voldoening uit. Ik heb vrijwilligers niet aan een touwtje,
maar wij willen wel van alle kanten stimuleren waar dat kan. Ik kijk naar de heer
Van Nispen bij het beantwoorden van deze vraag, maar het was een vraag van mevrouw
Van der Laan.
De heer Van Nispen had wel de vraag: zijn er voldoende fatsoenlijke banen in de sport,
en hoe zit het met de verbinding met andere sectoren? In belangrijke mate is het antwoord
hetzelfde: het aantal banen dat er is, is heel substantieel. Die verbinding wordt
wat mij betreft, in ieder geval in de huidige opzet, vooral gemaakt met de buurtsportcoaches.
Het verbeteren van het beroepsperspectief binnen de sportsector is een van de aandachtspunten
die de sector zelf heeft benoemd in de human capital agenda. Komend jaar wil het kabinet
met de sportsector een sectorbreed overleg opzetten, waarin de sector de genoemde
aandachtspunten uit de human capital agenda gezamenlijk gaat uitwerken. Er is een
procesbegeleider beschikbaar om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk één aanjager
de trekker is. Dat start ook deze maand. Ik zeg «dat», maar het is een mens, dus «die»
start deze maand. Daarmee denk ik dat ik de vraag van mevrouw Van Dijk over de human
capital agenda heb beantwoord. Aandacht voor professionals en vrijwilligers staan
via die route ook volop op de agenda.
PVV en D66, mevrouw Maeijer en mevrouw Van der Laan, vragen aandacht voor het Europees
sportmodel. Ik heb de Kamer op 15 november jongstleden per brief geïnformeerd over
de Nederlandse inzet op de betreffende resolutie bij de Europese Raad Onderwijs, Jeugdzaken,
Cultuur en Sport. Die resolutie heeft als doel om de gedeelde waarden en kenmerken
van sport in de EU te benadrukken: goed bestuur, veiligheid, integriteit, solidariteit,
gezondheid en veiligheid van atleten, respect voor mensenrechten, en vrijwilligerswerk.
Die waarden komen voornamelijk voor bij de breedtesport. De resolutie is niet bindend,
maar juist een politiek statement waarin de gezamenlijke ambities op het gebied van
sport van de Europese lidstaten naar voren komen. De manier waarop sport in Nederland
georganiseerd is, sluit wat mij betreft volledig aan bij de inhoud van de tekst van
de resolutie. Dus wij omarmen die resolutie, omdat onze ambities en inzet op sport
daarbij aansluiten.
De opvallende kijker zal hebben gezien dat ik ook dingen aan het voorlezen ben. Daar
ontkom ik niet aan bij zo'n hoeveelheid vragen, maar daarvoor excuus.
De vraag van mevrouw Van der Laan heb ik hiermee volgens mij ook beantwoord. Mevrouw
Van Dijk heeft gevraagd ...
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik heb een korte vraag op dit punt. De Staatssecretaris zegt: die resolutie is niet
bindend. Maar wordt op dit onderwerp nu ook nog wel een meer bindende of dirigerende ...
Komt er nog een opvolging hierop vanuit Brussel?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat signaal hebben wij volgens mij nog niet. Ik kijk ook eventjes naar mijn souffleur.
Dat hebben wij nog niet. Maar gelet op het feit dat Nederland deze resolutie omarmt,
mag onze positieve inzet in dat kader wel verondersteld worden. Ik weet niet of mevrouw
Maeijer met haar vraag bedoelt: laat Europa alsjeblieft niet voorschrijven hoe wij
het moeten doen. Of wil ze juist wel de samenwerking zoeken op dat punt?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Nou, ik zou graag willen dat wij in ieder geval zelf kunnen bepalen wat goed is voor
onze sport. Daarom was mijn diepgaandere vraag: is dit nou de start voor meer of wat
is nou precies het doel van dit statement?
Staatssecretaris Blokhuis:
Vandaar mijn vorige opmerking ook. Ik herhaal wat ik net gezegd heb: wij hebben nu
niet het signaal dat er vanuit Europa dingen gaan worden voorschreven voor de sportsector.
Nieuwe dingen, bedoel ik. Dat signaal heb ik nu niet, maar als ik het krijg, wil ik
dat met liefde delen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Van Dijk heeft nog gevraagd of ik bereid ben een aangepaste wet te realiseren
waarbij vrijwillige inzet van sportduikers voor burgerinitiatieven is toegestaan,
zolang het duiken binnen de grenzen van het sportduiken gedaan wordt. Ik hoop dat
de vraag goed is overgenomen. Ik lees volgens mij in één zin drie keer «sportduiken».
Als er sprake is van arbeid met bijzondere gevaren voor de veiligheid en gezondheid,
zoals duikarbeid, zijn die regels ook van toepassing op degene bij wie vrijwilligers
werkzaam zijn. Ook zij moeten hun werk gezond en veilig kunnen doen, dus dat geldt
ook voor vrijwilligers. In het algemeen geldt natuurlijk dat de collega van Sociale
Zaken primair verantwoordelijk is voor dit type beleid. Dan heb je het over arboachtige
wetgeving.
Voorzitter, ik ben bijna klaar ...
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ho, ho, ho! Sorry hoor, maar ik citeer: ik ga mensen redden, dus daarvoor moet ik
betalen. Het zijn uw eigen woorden. Ze zeggen: als wij binnen de sportduiknormen blijven,
dan willen we daar niet voor beboet worden. Dat is eigenlijk wat ze vragen. Volgens
mij is dat een legitieme vraag. Ze vragen ook: kijk daar nou eens serieus naar en
ga het regelen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit gaat toch over sportduiken en niet over reddingsbrigades? Dat zijn wel andere
dingen. Waar de heer Heerema het over heeft ...
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit gaat over sportduikers die ... Sorry, excuses.
Staatssecretaris Blokhuis:
Nee, gaat uw gang, zeg ik via de voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit gaat over sportduikers die ingezet worden voor zoek- of reddingsoperaties.
Staatssecretaris Blokhuis:
Oké, dat is helder. En dan zijn ze soms ook vrijwilliger. Eigenlijk zou de beantwoording
voor deze mensen dan in lijn moeten zijn met het verhaal dat ik heb verteld bij reddingsbrigades.
Dat is primair lokaal beleid. Als dit niet voldoende is, moeten we daar straks even
op terugkomen. We hebben immers nog tijd zat.
De voorzitter:
Gaat u vooral verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Kuiken heeft gevraagd naar de wet Kansspelen op afstand. Hoe monitoren we
dat? Moeten er geen hardere maatregelen komen? Ik verwijs hiervoor naar het Ministerie
van JenV dat primair verantwoordelijk is voor de Wet op de kansspelen. Ik doe het
preventiebeleid, maar dit gaat over monitoring. Ik zou dus willen verwijzen naar het
Ministerie van JenV.
De uitsmijter is het antwoord op de vraag van de heer Van Nispen over de wielerrondes,
de verkeersveiligheid bij wielerwedstrijden. Ik heb begrepen dat het onderwerp vanmiddag
in dit huis aan bod is geweest tijdens het commissiedebat Verkeersveiligheid. Daar
hoort het ook primair thuis, al wil ik het niet van me af duwen, omdat het natuurlijk
wel met sport te maken heeft. Maar het is primair verkeersveiligheid. Ik zie de heer
Van Nispen al begripvol knikken. Ik wil het daar in dit stadium bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant
van het kabinet. Ik wil graag eerst mevrouw Westerveld het woord geven voor de tweede
termijn, want zij heeft mij verzocht als eerste te mogen spreken. Ik zie dat de rest
van de vergadering dat goed vindt. Gaat uw gang, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat laat wel het sportieve karakter van deze commissie zien! Maar het is heel fijn,
want dan kan ik vannacht nog naar huis.
Voorzitter. Ik heb twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het belangrijk is om effectieve en wetenschappelijk onderbouwde maatregelen
te treffen;
constaterende dat het onduidelijk is wat het effect is van het beperken van (buiten)sport
na 17.00 uur op het reproductiegetal;
constaterende dat uit eerdere lockdowns is gebleken dat fors minder kinderen en volwassenen
bewegen, motorische vaardigheden afnemen en de ongelijkheid in gezond leven toeneemt;
constaterende dat het beperken van sport en bewegen ook forse nadelige gevolgen heeft
op de lange termijn;
constaterende dat er sinds het begin van de coronacrisis ten minste acht verschillende
regimes zijn geweest met beperkingen voor alleen al de buitensport, maar het effect
onduidelijk is;
verzoekt de regering voor het volgende weegmoment op 19 december te laten doorrekenen
wat de effecten zijn geweest van de verschillende regimes op reisbeweging, contacten
en het reproductiegetal met het doel om in de toekomst onderbouwde besluiten te kunnen
nemen over eventuele maatregelen voor de sport,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van Nispen.
Zij krijgt nr. 139 (35 925-XVI).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan de tweede.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sporters zelf aangeven dat er in het voetbal nauwelijks ruimte is
voor lhbtiq+-acceptatie;
constaterende dat een vijandige sfeer in het stadion hieraan bijdraagt;
constaterende dat er ondanks diverse projecten, zoals de All Together Challenge en
aanvoerdersbanden in regenboogkleuren, nog steeds regelmatig racistische en antihomospreekkoren
zijn in stadions;
constaterende dat de verantwoordelijkheid op verschillende plekken belegd is;
verzoek de regering om heldere afspraken te maken met voetbalclubs, bonden, veiligheidsdriehoek,
supportersverenigingen en belangenorganisaties voor lhbtiq+-acceptatie over de aanpak
van spreekkoren;
verzoekt de regering om samen met deze partijen af te spreken dat bij spreekkoren
de wedstrijden worden stilgelegd en deze verantwoordelijkheid duidelijk te beleggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van der Laan.
Zij krijgt nr. 140 (35 925-XVI).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor zijn ruimhartige toezeggingen op heel veel
onderwerpen. Het is gewoon heel fijn om te horen dat de Staatssecretaris flink wat
onderwerpen waar we ons zorgen over maken, gewoon aanpakt en dat hij daarmee aan de
slag gaat.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik kijk even om mij heen of iemand anders op hete
kolen zit. Dat is niet zo en daarom wil ik gewoon mevrouw Maeijer het woord geven
voor haar tweede termijn.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank, voorzitter. Twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de wachtlijsten voor het Zwem-ABC in kaart te brengen en aanbevelingen
te doen hoe deze terug te dringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.
Zij krijgt nr. 141 (35 925-XVI).
Mevrouw Maeijer (PVV):
En de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering er bij overleg met gemeenten op aan te dringen dat zij ervoor
zorg dragen dat speeltuinen ook toegankelijk zijn voor kinderen met een handicap,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.
Zij krijgt nr. 142 (35 925-XVI).
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dat was «m. Bedankt voor de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik het woord aan de heer Rudmer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank. Ik wil de Staatssecretaris danken voor de uitgebreide beantwoording.
Je zal het maar moeten doen met een commissie die zelf zo diep in het onderwerp zit
en met emotie en het hart op de tong spreekt over veel onderwerpen. Soms zijn ze ook
al zes of zeven jaar woordvoerder op dit dossier, waardoor ze heel veel van binnen
en van buiten weten. Heel goed gedaan! Dank u wel. Ik ben het niet over alles met
u eens, maar dat hoort ook in een debat.
Ik heb nog één vraag openstaan. De Staatssecretaris heeft aangegeven de European Para
Championships in januari te beoordelen en daarna bij ons terug te komen. Ik heb in
mijn termijn niet voor niks gezegd dat er al twee keer eerder door een Minister positief
is gereageerd op de vraag om dit voor elkaar te brengen, om een kabinetsbesluit voor
te bereiden, om dit aan de ministerraad voor te legen en om te zorgen dat het geregeld
wordt. Ik vraag mij af wat er nu nog nodig is. Ik weet namelijk ook dat hierover op
ambtelijk niveau voldoende informatie en kennis beschikbaar zijn om dit op korte termijn
te regelen. Dus ik denk niet dat we hier tot januari op hoeven te wachten. Volgens
mij is het draagvlak voor deze European Para Championships ook in ruime mate aanwezig.
Dit moeten we volgens mij gewoon doen. Die oproep wil ik doen aan de Staatssecretaris.
Ik heb twee moties, voorzitter. De eerste motie is bedoeld om de Staatssecretaris
een steuntje in de rug te geven richting zijn collega van het Ministerie van EZ.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland in 2022 een aantal grote sportevenementen organiseert,
waaronder bijvoorbeeld het WK volleybal, en dat daarvoor reeds in Q1 van 2022 definitieve
besluiten genomen moeten worden om deze grote sportevenementen doorgang te kunnen
laten vinden;
overwegende dat corona en de mogelijk beperkende maatregelen die de overheid moet
nemen een onzekerheidsfactor hebben die groter is naarmate een evenement verder in
tijd gepland staat;
overwegende dat de Kamer in 2018 het evenementenkader heeft verruimd om te helpen
om bijvoorbeeld het WK volleybal naar Nederland te kunnen halen;
tevens overwegende dat de organisatie van een groot sportevenement niet makkelijk
vergelijkbaar is met andere evenementen vanwege het kwalificatiesysteem, de bidprocedure,
meerdere speelsteden, internationale afspraken over uitzendrechten en vastgestelde
data vanwege trainings- en wedstrijdregime;
verzoekt de regering om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de geplande
grote sportevenementen doorgang kunnen vinden, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen
dat er garantstelling vanuit het evenementenfonds beschikbaar is, en dit tijdig duidelijk
te maken aan de organisatoren, zodat zij kunnen beginnen met de voorbereidingen en
de organisatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema.
Zij krijgt nr. 143 (35 925-XVI).
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat was mijn eerste motie. Over mijn tweede motie heb ik even getwijfeld, want collega
Van Dijk gaf aan een toezegging te hebben gekregen op het gebied van de accommodaties
en dat zij daarom geen motie hoefde in te dienen. Ik dien mijn motie wel in, omdat
ik hiermee een bepaalde richting op ga met het waarborgfonds en het investeringsfonds.
Ik denk dat het belangrijk is om daar een uitspraak van de Kamer over te horen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een succesvol Waarborgfonds Sport is, dat mogelijkheden biedt
bij de financiering van de ontwikkeling van sportvelden en gymzalen;
constaterende dat de bouw en het onderhoud van grote sportaccommodaties die van nationaal
belang zijn in onze sportinfrastructuur, zoals bijvoorbeeld Thialf, het Pieter van
den Hoogenband zwemstadion, de Arnhemhal op Papendal, maar nationale trainingscentra
en een toekomstige sportevenementenhal met een capaciteit van 4.000 tot 8.000 bezoekers,
moeilijk te financieren zijn;
overwegende dat private partijen een rol kunnen spelen om te komen tot een waarborgfonds
voor grote sportaccommodaties;
verzoekt de Minister om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om samen met private
partijen, zoals bijvoorbeeld pensioenfondsen, te komen tot een investeringsfonds voor
investeringen in de infrastructuur met betrekking tot grote sportaccommodaties en
hierbij aan te haken op de bestaande gesprekken die er zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema.
Zij krijgt nr. 144 (35 925-XVI).
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zou nog zoveel willen zeggen, voorzitter, maar ik beperk me tot het voorlezen van
de moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen met een beperking moeten kunnen sporten en bewegen en dat belemmeringen
daarvoor moeten worden weggenomen;
constaterende dat het nog steeds voorkomt dat zorgverzekeraar en gemeente naar elkaar
wijzen en redelijke aanvragen om te kunnen sporten worden afgewezen;
verzoekt de regering met voorstellen te komen om de verstrekking van sporthulpmiddelen
te vergemakkelijken met als doel een ruimhartiger verstrekking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Van der Laan.
Zij krijgt nr. 145 (35 925-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een amendement over de speeltuinen ingediend. Op suggestie van de Staatssecretaris
maak ik daar nu een motie van. Hierdoor kan ik het amendement intrekken. Ik reken
dan natuurlijk wel op een mooi «oordeel Kamer» en op steun van de collega's, want
anders heb ik spijt als haren op mijn hoofd. Maar vooruit!
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het mede door het Ministerie van VWS ondertekende SamenSpeelAkkoord
als een van de doelstellingen heeft dat er minimaal één inclusieve samenspeelplek
per gemeente komt en de komende jaren bestaande speeltuinen en nieuw in te richten
speellocaties toegankelijk en bespeelbaar worden gemaakt voor kinderen met een beperking,
maar dat er budget voor nodig is om dit te realiseren en dit vooralsnog vooral van
private partijen en lokale overheden komt;
overwegende dat het voor alle kinderen van belang is om samen te spelen, maar vooral
voor kinderen met een beperking, omdat zij zich eenzaam kunnen voelen en het gevoel
hebben er niet bij te horen, omdat veel speeltuinen nu niet toegankelijk en bespeelbaar
zijn voor kinderen met een beperking;
overwegende dat als gemeenten het sportonderdeel van de leefstijlmiddelen, die zij
hebben ontvangen in het kader van corona, niet uitgeven in 2021, ze dit mogen doen
in 2022;
verzoekt de regering zich in te zetten voor toegankelijke speeltuinen door te bezien
in hoeverre de rijksoverheid hierin ondersteunend kan zijn aan de doelstellingen,
en hierover in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Jantje
Beton en de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind, en de Kamer hierover
uiterlijk april 2022 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Werner.
Zij krijgt nr. 146 (35 925-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Deze motie is mede ondertekend door mevrouw Werner. Zij is niet aanwezig, maar ik
heb het wel met haar afgestemd naar aanleiding van een werkbezoek waar wij beiden
bij aanwezig waren.
Dan de laatste motie. We hadden het begin van een toezegging over de reddingsbrigade.
Excuus, het gaat niet over de reddingsbrigade, maar over het nationale zwemdiploma
en de licenties. De toezegging om te onderzoeken wat de reden is van de wildgroei
vinden wij net iets te mager. Daarom de volgende motie, mede namens de heer Heerema.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er op dit moment geen landelijke eisen gelden voor het geven van zwemlessen
en het verstrekken van diploma's, waardoor controle ontbreekt en er geen goed zicht
is op de kwaliteit van het zwemonderwijs en de (zwem)veiligheid van kinderen;
van mening dat ouders moeten kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de zwemles en de
zwemvaardigheid van kinderen;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de zwembranche over de mogelijkheden te
komen tot één nationaal zwemdiploma met standaarden voor kwaliteit, veiligheid en
toezicht, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Rudmer Heerema.
Zij krijgt nr. 147 (35 925-XVI).
De heer Van Nispen (SP):
Dat was het, voorzitter. Ik ben wel uitermate tevreden met de toezegging over de reddingsbrigade
en ook over een hoop andere toezeggingen. Dank voor de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik kijk u nog even aan. Kan ik concluderen dat het
amendement op stuk nr. 138 is ingetrokken?
De heer Van Nispen (SP):
Dat kunt u.
De voorzitter:
Het amendement-Van Nispen (stuk nr. 138) is ingetrokken.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording:
97 blaadjes. Ik hoop dat het antwoord op de vraag die ik heb openstaan zo meteen nog
komt, over de Paralympics.
Ik wil in deze termijn nog even stilstaan bij matchfixing. We hebben het amendement
over preventie en voorlichting. Dat houd ik in stand. Ik heb een motie over mogelijke
strafbaarstelling en die ga ik nu indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat sport en wedstrijden op een eerlijke manier moeten plaatsvinden en
dat wedstrijdvervalsing ontoelaatbaar is;
overwegende dat er op Nederlandse beloftecompetities miljoenen euro's wordt gegokt
en dat matchfixing mogelijk vaker voorkomt dan gedacht;
constaterende dat onderzoek van het Openbaar Ministerie aangeeft dat er lacunes zijn
binnen het strafrecht om matchfixing aan te pakken, waardoor het starten van strafrechtelijk
onderzoek wordt belemmerd;
overwegende dat andere Europese landen reeds strafbepalingen hebben voor matchfixing;
verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden, bijvoorbeeld voor het Wetboek
van Strafrecht, zodat sportmanipulatie volgens de wet verboden wordt en het bijdraagt
aan het voorkomen en aanpakken van matchfixing;
verzoekt de regering ervaringen uit het buitenland hierbij te betrekken;
verzoekt de regering daarnaast samen met NOC*NSF met een voorstel te komen of en hoe
een meldplicht onderdeel kan zijn van het tuchtrecht van sportbonden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan en Bikker.
Zij krijgt nr. 148 (35 925-XVI).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb ook een paar moties. De eerste heeft betrekking op
het ontzorgen van vrijwilligers. Daar heeft de Staatssecretaris al het een en ander
over gezegd, maar ik wil het toch iets concreter maken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vrijwilligers in de sport steeds vaker geconfronteerd worden met extra
taken die weliswaar horen bij het draaiende houden van verenigingen, maar waarvoor
mensen geen vrijwilliger zijn geworden;
van mening dat vrijwilligers zo veel mogelijk ontzorgd moeten worden, zodat zij met
positieve energie hun vrijwilligerstaken kunnen blijven doen;
overwegende dat het kabinet met stakeholders een human capital agenda heeft opgesteld
waar ook uitdrukkelijk vrijwilligers bij betrokken worden;
verzoekt de regering binnen het structurele overleg op basis van de human capital
agenda met een concreet voorstel te komen hoe vrijwilligers in de sport ontzorgd kunnen
worden door de inzet van professionals en het organiseren van actieve verbindingen
met professionele sportbedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 149 (35 925-XVI).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan de motie over de lokale infrastructuur. Ik heb de beantwoording heel goed beluisterd,
maar ik ben echt op zoek naar een stand van zaken op afzienbare tijd. Hoe staat het
ervoor met de lokale sportaccommodaties? Het antwoord gaf mij het gevoel dat het nog
jaren gaat duren voordat we dat überhaupt in beeld hebben. Misschien heb ik het verkeerd
begrepen, maar dan komt dat dadelijk wel terug in de appreciatie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat we in Nederland een sportinfrastructuur hebben die waardevol is en
die we in stand willen houden;
overwegende dat gemeenten al jaren worstelen met hun financiën en dat onderhouden
van bijvoorbeeld zwembaden en sporthallen jaarlijks structureel veel geld kost;
overwegende dat er een risico is ontstaan met betrekking tot achterstallig onderhoud
dat komende jaren door gemeenten niet eenvoudig in te lopen is;
overwegende dat integraal inzicht hierover ontbreekt;
verzoekt de regering een uitbreiding van reeds aanwezige rapportages zoals Sportaccommodaties
in Nederland met stand van onderhoud van deze locaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 150 (35 925-XVI).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan nog een brede motie namens mijzelf, de heer Heerema, mevrouw Van der Laan, mevrouw
Bikker – die is hier niet, maar ondersteunt de motie wel – mevrouw Kuiken en de heer
Van Nispen over Thialf.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Thialf de kwaliteit van de ijsvloer de komende periode niet kan
garanderen;
overwegende dat Thialf van groot belang is voor onze Nederlandse schaatsers richting
de Olympische Spelen;
verzoekt de regering om schaatstempel Thialf deze winter te ondersteunen bij de eventuele
noodzakelijke vervanging van essentiële onderdelen om de kwaliteit van de ijsvloer
op peil te houden om zo de voorbereiding van de Nederlandse schaatsers niet in gevaar
te brengen richting de Olympische Spelen;
verzoekt de regering om met Thialf en alle betrokkenen de structurele problemen in
beeld te brengen en een concreet plan van aanpak daarvoor aan de Kamer te weerleggen
voorafgaand aan het eerstvolgende commissiedebat Sport,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Rudmer Heerema, Van der Laan,
Bikker, Kuiken en Van Nispen.
Zij krijgt nr. 151 (35 925-XVI).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Tot slot toch echt eventjes over die zoekronde. Ik heb het antwoord gehoord, maar
ik vind het echt ... Toevallig kwam er net alweer een artikeltje voorbij en ik vind
het heel pijnlijk dat er door de regelgeving het afgelopen jaar echt minder mensen
zijn opgespoord. Die regelgeving is blijkbaar heel star en we lijken daar ook niet
in te willen bewegen, terwijl we dat voor de duikopleidingen wel hebben gedaan. Het
gaat wel ergens over en ik vind het zo'n mooi initiatief dat ik er echt mijn nek voor
wil uitsteken. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om toch met zijn collega te
gaan overleggen over wat er wel kan. Vandaar deze motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de organisatie Signi zoekhonden ten doel heeft vermiste mensen op
te sporen met behulp van zoekhonden in combinatie met een gedreven en kundig team
van vrijwillige sportduikers;
overwegende dat dit slechts één voorbeeld is van vrijwillige inzet van vrijwillige
sportduikers voor watergerelateerde goede doelen;
van mening dat dergelijke vrijwillige inzet aangemoedigd moet worden en dus niet moet
worden gehinderd door onnodige regels en bijbehorende boetes;
verzoekt de regering met een voorstel te komen waardoor de vrijwillige inzet van sportduikers
voor burgerinitiatieven niet onder duikarbeid valt, zolang de duiken binnen de grenzen
van het sportduiken gedaan worden conform de aanpassing van de duikopleidingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 152 (35 925-XVI).
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had inderdaad een motie voorbereid over strategisch vastgoed en een plan voor topinfrastructuur,
maar die dien ik zoals toegezegd niet in.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning voor
de beantwoording. Ik ben daar heel tevreden over. Dank aan u, voorzitter, de griffier
en mijn collega's. Het was mijn eerste keer hier en ik heb heel veel nieuwe dingen
gehoord en heel veel geleerd. Dat is altijd fijn. Dank jullie wel! En ook dank aan
onze ondersteuning, want dat mag ook weleens gezegd worden. Zij hebben de hele avond
met ons doorgebracht en maken zo ons verblijf hier toch altijd weer een beetje extra
aangenaam.
Zoals ik al aangaf, ben ik tevreden met de antwoorden. Maar ik wil op twee onderwerpen
toch een klein beetje extra zekerheid. Vandaar dat ik twee moties indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sommige gemeenten bezig zijn met het plaatsen van beweegtuinen voor
ouderen, maar dat dit in veel gemeenten nog onvoldoende wordt opgepakt;
overwegende dat de beweegtuin een plek is om te bewegen, maar ook goed is voor het
opdoen van sociale contacten;
verzoekt de regering om gemeenten aan te sporen om beweegtuinen voor ouderen te plaatsen
in wijken waar veel ouderen wonen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.
Zij krijgt nr. 153 (35 925-XVI).
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
De tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de aangenomen motie van het lid Den Haan c.s. (31 765, nr. 78) waarin verzocht wordt om gemeenten ertoe aan te zetten om in plaats van woonzorgvisies,
woonleefvisies op te stellen om integraal beleid te maken over wonen en leven in een
gemeente;
verzoekt de regering er bij gemeenten op aan te dringen om sport- en beweegbeleid
op te nemen in de woonleefvisies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.
Zij krijgt nr. 154 (35 925-XVI).
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan schors ik de vergadering voor tien minuten, dus
tot 23.05 uur. Dan krijg ik in ieder geval ook nog een appreciatie van het amendement
op stuk nr. 136. Verder krijgen we natuurlijk ook een appreciatie van de moties.
De vergadering wordt van 22.54 uur tot 23.09 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet aan de Staatssecretaris.
Excuus. Meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Mogen mijn moties eerst?
De voorzitter:
O ja, met het verzoek om de moties van de heer Van Nispen eerst te behandelen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Dat kan ik uiteraard doen. Overigens had ik ook nog een paar antwoorden
op vragen van de heer Van Nispen.
Het aanbod van zwemlessen inzichtelijk maken. Wanneer kan je dat dan doen, vroeg de
heer Van Nispen in reactie op mijn opmerking daarover. Ik geef voor de zomer van 2022
de nieuwe update, is het concrete antwoord.
Nog even ter toelichting bij het verhaal over de speeltuinen. Mijn dekkingsvoorstel
ging erover dat er coronaleefstijlmiddelen zijn verstrekt aan gemeenten om in het
kader van sport in te zetten. Daar is onderuitputting voor 2021. Het was mijn suggestie
om die daarvoor in te zetten. Dat zeg ik nog ter toelichting naar aanleiding van dit
punt. Dat is echt wat anders dan het andere stuk, waar even een misverstand over bestond.
De voorzitter:
En dan als het kan de moties op de stukken nrs. 145, 146 en 147 als eerste.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, daar ga ik nu op in en dan nog de andere open vragen. Overigens staat de heer
Van Nispen onder de motie-Westerveld/Van Nispen op stuk nr. 139. Ik zal heel kort
zijn in mijn appreciatie, maar het zal niet verbazen dat ik die ontraad in het licht
van het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 139: ontraden.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 145: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 145: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie van het duo Van Nispen en Werner als ondertekenaars op stuk nr. 146: oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 146: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie-Van Nispen/Heerema op stuk nr. 147 – het moet niet gekker worden – is ook
oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 147: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Zal ik dan weer gewoon in de volgorde van de sprekers en de nummers van de moties
reageren?
De voorzitter:
Ja. Als u dat wilt doen, heel graag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Misschien is het het handigst als ik eerst de openstaande vragen verder beantwoord.
Ten eerste het amendement op stuk nr. 134 over matchfixing. We hebben het gehad over
de dekking; ik kijk even naar mevrouw Van der Laan. Als de dekking zou worden gevonden
in de niet juridisch verplichte middelen, dan ontraad ik het amendement, gelet op
die dekking. En als de dekking wordt verplaatst naar het sportakkoord Positieve sportcultuur,
dan ontraad ik het om dezelfde reden. Die middelen zijn namelijk allemaal al vastgelegd.
Heel kort: ik kan het niet mooier maken.
Dan de vraag van mevrouw Van der Laan, waar zij mij terecht aan herinnerde, over de
Special Olympics 2022. Ondanks dat wij die spelen een warm hart toedragen en het programma
Play Unified en het verlengde Healthy Athletes, gekoppeld aan de Special Olympics
2022, financieel ondersteunen, hebben wij op dit moment voor dit specifieke doel nog
geen beschikbare budgetten. Dat is het antwoord op die vraag.
Dan twee punten van mevrouw Westerveld. Het amendement, ik dacht op stuk nr. 134,
over ondersteuning ten behoeve van de lhbtiq+-groep ... O, het is 135, excuus. Daar
is toch een misverstand over. Wat ik gezegd heb, dat is waar. De middelen die de organisatie
dit jaar krijgt, worden volgend jaar onverkort doorgezet: budgettair neutraal, hetzelfde
bedrag. Wat in het amendement wordt voorgesteld, is twee ton daarbovenop. Tenminste,
zo hebben wij het nu begrepen. Als het anders is kom ik erop terug, maar zo begrijpen
wij het nu. In het licht van wat we nu eraan uitgeven en wat het zal blijven, vind
wij wat we nu geven prima. Twee ton daarbovenop vinden wij overdone, zeker in het
licht van de dekking, want wij vinden dat het geen goede dekking is. Het amendement
op stuk nr. 135 is dus ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 135: ontraden. Het was al ontraden en het blijft ontraden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar toen hebben we het even gehad over de dekking.
De voorzitter:
Het blijft ontraden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dan het amendement over de sporthulpmiddelen. Ik ben in afwachting van het bedrag,
waar de indieners het nog over zouden hebben: de eigen bijdrage van € 100 of € 250.
Als het € 100 is, was mijn appreciatie in eerste termijn: ontraden. Maar ik ben in
afwachting van de reactie van de indieners.
De voorzitter:
Er zal geen reactie komen, vermoed ik, als ik zo om mij heen kijk. Dan kan ik niet
anders concluderen dan dat het ontraden is. Het amendement op stuk nr. 136: ontraden.
Staatssecretaris Blokhuis:
In het kader van transparantie: ik heb in de wandelgangen gehoord dat het waarschijnlijk
€ 250 wordt in het amendement.
De voorzitter:
U kunt een andere appreciatie geven op een gewijzigd amendement. Maar ik begrijp dat
dit amendement ontraden wordt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, zoals het nu officieel voorligt. Dat klopt.
Voorzitter. Dan ga ik verder in op de moties die nog niet van een appreciatie zijn
voorzien. De motie op stuk nr. 140 is oordeel Kamer. Ik betrek het bij OVIVI.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 140: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie op stuk nr. 141: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 141: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie van mevrouw Maeijer – eventjes de indiener af en toe de credits geven – op
stuk nr. 142: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 142: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie van de heer Heerema op stuk nr. 143: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 143: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor de motie op stuk nr. 144 geldt hetzelfde: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 144: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De moties van de heer Van Nispen op de stukken nrs. 145, 146 en 147 heb ik al gehad.
Ze zijn alle drie oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 148: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 148: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie op stuk nr. 149: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 149: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie-Van Dijk op stuk nr. 150: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 150: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie op stuk nr. 151 over Thialf vind ik een hele goede motie: oordeel Kamer,
mede gezien de brede ondertekening. Ik heb het amendement over Thialf ontraden, ook
gelet op de dekking en een heleboel rompslomp. Als ik kijk naar deze motie, vind ik
het amendement des te meer overbodig worden, tenminste niet de goede route. Voor mij
is het alleen maar een bevestiging om het amendement te ontraden en de motie te omarmen
en oordeel Kamer te geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 151: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
De motie op stuk nr. 152 vraagt iets meer woorden. Deze motie is heel sympathiek,
maar ze is eigenlijk gericht aan Sociale Zaken. Ik zou dan ook de collega van Sociale
Zaken willen vragen wat hij hiervan vindt. Dat moet schriftelijk; er moet schriftelijk
een appreciatie komen. Dat had vandaag nog gekund in het begrotingsdebat, maar dat
zal inmiddels denk ik net klaar zijn. Ik verzoek de indienster, mevrouw Van Dijk,
om de motie aan te houden totdat u een schriftelijke appreciatie heeft. Die zou dan
van Sociale Zaken moeten komen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat dat goed is, maar ik zou het ook wel goed vinden als misschien een combinatie
van Sport en Sociale Zaken een keer een gesprek heeft met deze stichting heeft: wat
doen ze nou eigenlijk? Want ik heb soms een beetje het gevoel, met wat ze doen en
wat er op papier staat, dat er onvoldoende begrip voor elkaar is. Ik denk echt dat
als jullie elkaar gesproken hebben, jullie denken: ja, we hebben hier toch zitten
slapen, dit moeten we echt oplossen met elkaar.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dit bevlogen betoog kan ik niet onweersproken laten, dus dat pak ik heel serieus op.
We gaan serieus daarnaar kijken.
De voorzitter:
En ik mag concluderen dat de motie op stuk nr. 152 aangehouden wordt.
Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (35 925-XVI, nr. 152) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. De motie van mevrouw Den Haag op stuk nr. 153: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 153: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
En de motie op stuk nr. 154 ook. Voor beide geldt: een gesprek kan ik altijd aangaan.
De motie op stuk nr. 154: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 154: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij heb ik dan ongeveer alles gehad, dacht ik.
De voorzitter:
Meneer Heerema?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan heb ik waarschijnlijk in de gauwigheid het antwoord over de European Para Championships
niet gehoord. Wel over de Special Olympics, maar niet over de Para Championships.
Staatssecretaris Blokhuis:
Maar die heb ik ... O ja, sorry. Dat had ik hier niet op papier. Ik kan er wel in
het algemeen het volgende van zeggen. De heer Heerema zegt: je voorgangers hebben
twee keer de vlag uitgehangen «dat gaan we doen» en nu zou je het ongeveer moeten
weten. Ik wil de Kamer erop wijzen dat dit geen gratis spelen zijn. Er zit een forse
claim op; het kost veel geld. Ik zou eerst inzichtelijk willen hebben welke takken
van sport daar dan precies op de agenda komen te staan. Dat zou in januari duidelijk
worden. Het is nu december. Laten we met elkaar afspreken dat wij onze uiterste best
doen om in januari duidelijkheid te bieden met een positieve insteek. Maar het is
echt een forse investering. Daar moeten dan ook de middelen voor gevonden worden:
30 miljoen.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Van der Laan. Aan u het woord.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wilde even aangeven dat mevrouw Westerveld en ik het amendement op stuk nr. 135
dan zullen intrekken. Dat gaat over de subsidie voor lhbtiq+'ers.
De voorzitter:
Het amendement-Westerveld/Van der Laan (stuk nr. 135) is ingetrokken.
Dank u wel. Dan komen we aan het einde. Er zijn nog enkele toezeggingen genoteerd
door de griffier. Die zal ik voorlezen. Ze zijn niet uitputtend, maar het zijn er
wel een paar. Het zijn er zeven of meer.
− De Staatssecretaris gaat in gesprek met de sportsector over hoe die sector vitaal
kan blijven in de toekomst en hoe de huidige infrastructuur in stand kan worden gehouden.
− De Staatssecretaris stuurt de Kamer in januari een reactie met betrekking tot het
tienpuntenplan van enkele Kamerleden.
− De Staatssecretaris stuurt na de zomer 2022 een brief over het beleid omtrent hulpmiddelen
en gaat daarin in op wie waarvoor verantwoordelijk is.
− De Kamer ontvangt een brief over welke rol de rijksoverheid moet hebben inzake topsportaccommodaties
en strategische vastgoedsubsidies.
− De Staatssecretaris informeert de Kamer na januari over de bijdrage van de rijksoverheid
aan de European Para Championships.
− De Kamer wordt geïnformeerd over welk standpunt het kabinet inneemt in de WK-deelname
van Nederland in Qatar; in twee brieven, zo heb ik begrepen.
− De Staatssecretaris stuurt de Kamer een brief over de gang van zaken bij reddingsbrigades,
strandveiligheid en andere gerelateerde zaken.
− De Staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van het gesprek met de
zwembranche over het tekort aan zwemleraren en de zwemveiligheid.
− En dan de laatste. Klopt dat?
− De Staatssecretaris stuurt een update van het overzicht van zwemlessen voor de zomer
van 2022.
Dan komen we aan het eind van de vergadering. Ik wil iedereen hartelijk danken, allereerst
de bodes en de mensen die dit voor ons vastleggen. Ik dank natuurlijk de Staatssecretaris,
de ondersteuning die hier zit en ook de ondersteuning die hier niet zit, maar ergens
anders. Ik dank ook mijn collega-Kamerleden en last but not least de Griffie voor
alle hulp bij het goed organiseren hiervan.
Dank u wel. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 23.21 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Tegen |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.