Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 15 oktober 2019, over circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
30 872
Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 98
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 13 november 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 15 oktober 2019 overleg
gevoerd met mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 juni 2019
inzake tussenrapport Grondstof of afval van de Taskforce Herijking Afvalstoffen (Kamerstuk
32 852, nr. 93);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 juni 2019
inzake eerste wijziging Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) (Kamerstuk 30 872, nr. 233);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juli 2019
inzake voortgang maatschappelijk verantwoord inkopen (Kamerstuk 26 485, nr. 315);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juli 2019
inzake uitwerking afspraken Klimaatakkoord over duurzame biomassa (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 375);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 september
2019 inzake aanpak kleine plastic flessen en blik in het zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 239);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 oktober 2019
inzake stand van zaken importplafond buitenlands afval (Kamerstuk 30 872, nr. 240);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 oktober 2019
inzake voortgang diverse initiatieven circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 96);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 oktober 2019
inzake circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 95);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 oktober
2019 inzake eindrapport Grondstof of afval (Kamerstuk 32 852, nr. 97);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 augustus
2019 inzake importplafond voor buitenlands afval (Kamerstuk 30 872, nr. 238).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Israel
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Israel
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Dik-Faber, Van
Eijs, Kröger, Laçin, Middendorp, Von Martels, Wassenberg en Ziengs,
en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 16.32 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat.
Aan de orde is een algemeen overleg met als onderwerp circulaire economie. Allereerst
een hartelijk welkom aan de Staatssecretaris en haar ondersteuning.
Ter rechterzijde zijn onze leden aangeschoven: mevrouw Van Eijs namens D66, mevrouw
Dik-Faber namens de ChristenUnie, de heer van Aalst namens de PVV, mevrouw Van Brenk
namens 50PLUS, de heer Von Martels namens het CDA, de heer Laçin namens de SP, de
heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren en mevrouw Kröger namens GroenLinks.
Ik zit hier als voorzitter maar straks ook als inspreker namens de VVD. Deze plaats
zal zo dadelijk ingenomen worden door de ondervoorzitter van deze vaste Kamercommissie,
de heer Middendorp, die op dit moment nog een andere bijeenkomst heeft.
Ook hartelijk welkom aan de mensen op de publieke tribune en aan de mensen die dit
thuis online volgen. De spreektijd is, zoals op de convocatie genoemd, vijf minuten
maximaal. We doen twee interrupties in tweeën. Ik stel voor dat mevrouw Van Eijs begint.
Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin maar meteen met het onderwerp dat deze algemeen overleggen
dikwijls heeft gedomineerd: statiegeld. De Staatssecretaris heeft ons bericht dat
het bedrijfsleven het reductiedoel voor kleine plastic flesjes waarschijnlijk niet
gaat halen. Dat vermoedden wij al. Daarom zijn we blij met de back-upoptie van het
wetgevingstraject dat ook loopt. Maar ook bij blik is ons geduld wel zo'n beetje op.
We hebben eerder in een motie gevraagd om een plan, maar het bedrijfsleven zegt dat
er geen apart plan komt. We hebben ook gevraagd om een reductiedoelstelling. Die is
er ook niet gekomen. Daarom vraagt D66 morgen aan de Staatssecretaris om een reductiedoel
voor blik vast te stellen en eenzelfde traject als voor flesjes te starten, want er
moeten naast minder plastic flesjes ook echt minder blikjes in onze natuur terechtkomen.
Met de aanpak van blik is natuurlijk niet het hele zwerfafvalprobleem opgelost.
De voorzitter:
Ik moet even wennen aan deze setting van een halve cirkel. Dan kijk ik niet zo snel
de andere kant op, maar ik zie twee interrupties. Ik weet niet wie het eerst was.
Volgens mij was het mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
De wonderen zijn de wereld nog niet uit, want nog geen halfjaar geleden hebben 50PLUS,
SP, GroenLinks en de Partij voor de Dieren hierop gehamerd en gezegd: «Dit gaat niet
goed. Als het niet in plastic gaat, dan komen de blikjes massaal terug.» Daar was
bij de coalitie absoluut geen openheid voor. Die zei: geef nou iedereen de kans. En
nu hebben we een heel andere situatie. Ik juich het toe, daar niet van, maar misschien
kan er toch nog even ingegaan worden op waarom nu wel en toen absoluut niet. Waarom
was men toen absoluut tegen het voorstel van de oppositie?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Wij hebben een halfjaar geleden al een motie ingediend om te zeggen dat er een reductiedoelstelling
moet komen en dat het bedrijfsleven met een apart plan moet komen. Het bedrijfsleven
heeft nu aangegeven geen heil in een apart plan te zien. We zien dat er, met het plan
dat we nu uitvoeren, geen significante reductie wordt bewerkstelligd. Dat betekent
dat de andere opties zoals het bedrijfsleven die heeft neergelegd, niet werken.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dit is precies wat de partijen toen al aangaven, maar ik ben blij dat D66 nu ook tot
inkeer en dat inzicht is gekomen, en ik begrijp ook de ChristenUnie. Ik juich dat
alleen maar toe.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Wij hebben statiegeld nooit uitgesloten. Wij hebben altijd gezegd dat het om het doel
gaat en het doel is een reductie van zwerfafval van blikjes en flesjes. Statiegeld
is daarbij altijd als optie op tafel gebleven wat D66 betreft.
De heer Laçin (SP):
Ik kan ook alleen maar met enthousiasme reageren op de drie coalitiepartijen die nu
in ieder geval ook voor statiegeld op blik zijn. Ik hoor mevrouw Van Eijs eigenlijk
ook een beetje het vertrouwen in het bedrijfsleven opzeggen, dat geen apart plan hiervoor
wil maken. Maar begrijp ik het dan goed dat D66 net als de andere twee coalitiepartijen,
ChristenUnie en CDA, hetzelfde traject wil volgen als met de kleine flesjes? Klopt
dat? Ik zie mevrouw Van Eijs knikken. Waarom geven wij het bedrijfsleven dan alsnog
een laatste kans om blik in het zwerfafval te reduceren, zoals we ook met de flesjes
hebben gedaan? Waarom besluiten we niet direct om statiegeld op blikjes in te voeren?
Waarom krijgt het bedrijfsleven weer een laatste kans? Waar is dat voor nodig?
Mevrouw Van Eijs (D66):
We hebben het er bij plastic flesjes ook over gehad dat het huidige statiegeldsysteem
anders werkt en dat je ook voorbereidingen moet treffen om dat te implementeren. Ik
heb liever dat het heel zorgvuldig gebeurt, dat we straks een goed werkend systeem
hebben dat handig is voor de consument, dat iedereen begrijpt en waarvan duidelijk
is hoe het werkt. Dat kost tijd, maar ik denk dat het heel goed is om uiteindelijk
die stok achter de deur te hebben. Ik wil graag een parallel traject waarbij dingen
niet per se worden uitgesteld en nog een keer worden uitgesteld, zoals in het verleden
is gebeurd, maar waaraan uiteindelijk gewoon een deadline zit. Maar ik denk dat het
wel goed is om een zorgvuldig traject met elkaar af te lopen.
De heer Laçin (SP):
Daar ben ik het mee eens. Dat was ook niet helemaal mijn vraag. Misschien heb ik hem
niet goed gesteld. Ik ga ervan uit dat, als we hetzelfde traject volgen als bij de
kleine plastic flesjes, we het bedrijfsleven nu weer een laatste kans gaan geven om
zelf met een reductiedoel te komen. Nu heeft de Staatssecretaris geschreven: dat gaat
ze niet lukken, dus ik ga begin 2020 beslissen over statiegeld op flesjes. Gaan wij
het bedrijfsleven nog een kans geven om zelf tot een reductie te komen of gaan we
ze alleen maar de ruimte geven om voorbereidingen te treffen om statiegeld op blikjes
in te voeren? Dat is eigenlijk de vraag.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik zie het zo. Het uiteindelijke doel is reductie. Of die met een magische ingreep
van het bedrijfsleven gebeurt of met statiegeld maakt mij een stuk minder uit dan
het uiteindelijk halen van dat doel. Dat betekent gewoon een reductie. Bij plastic
flesjes hebben wij ook aangegeven: statiegeld is een fijn middel. Ik denk dat dat
heel veel kan bijdragen aan de reductie, maar daarmee is niet alle zwerfafval in één
keer verdwenen. Uiteindelijk gaat het om het verdwijnen van het zwerfafval. Wij denken
dat dit een hele goede optie is en dat statiegeld daar een enorme bijdrage aan zal
leveren, maar uiteindelijk gaat het niet om het invoeren van statiegeld maar om minder
plastic flesjes en blikjes in het zwerfafval.
De heer Laçin (SP):
Dan nog één vraag, heel concreet. Geeft de D66-fractie het bedrijfsleven nogmaals
een laatste kans om zelf voor elkaar te krijgen wat ze met flesjes niet is gelukt?
Krijgen ze alsnog weer die kans van D66 of gaan we vandaag met z'n allen beslissen
dat we statiegeld op blikjes gaan invoeren en dat ze de voorbereidingen daarvoor nu
alvast kunnen gaan treffen?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik hecht aan een goed proces om dit met elkaar te regelen. Als zo'n zelfde reductiedoel
al zou zijn bereikt op het moment dat wij het zouden invoeren, dan zou ik het heel
raar vinden als wij alsnog zouden zeggen: er moet coûte que coûte statiegeld komen.
Het gaat niet om coûte que coûte statiegeld. Het gaat uiteindelijk om het reductiedoel.
Je kunt spreken van een tweede kans. Je kunt ook gewoon zeggen dat we een goed traject
met elkaar gaan volgen en dat we die reductie uiteindelijk met elkaar gaan halen,
of dat nou met statiegeld is of niet. Ik vermoed van wel, net zoals met plastic flesjes,
maar dat moet dan blijken.
De voorzitter:
Meneer Laçin, wilt u nog gebruikmaken van die halve interruptie die u nog over heeft?
Dan kan ik haar afstrepen. Nee? Wat vals, hè?
De heer Laçin (SP):
Ik laat me niet verleiden, voorzitter.
De voorzitter:
Dan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mevrouw Van Eijs doet een dappere poging om te verdedigen dat we toch nog wachten
met het doorhakken van de knoop als het gaat om statiegeld op blikjes. Ik ben wel
heel erg blij dat de coalitiepartijen nu aangeven: ja, statiegeld op blik moet nu
echt in het vizier komen. Kennelijk is daar nog geen meerderheid voor, maar zou je
bij het invoeren van statiegeld op plastic flesjes en de hele systematiek daaromheen,
dan niet in ieder geval rekening ermee moeten houden dat blikjes daarna heel snel
kunnen worden toegevoegd? Zou je niet al alle voorbereidingen moeten treffen waardoor
je snel blikjes kan toevoegen als daarna het besluit genomen wordt zoals mevrouw Van
Eijs wil via een zorgvuldig proces?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Volgens mij lopen twee parallelle trajecten dan weer parallel met twee andere trajecten.
Dat betekent dus, denk ik, dat je een overlap zal hebben om er bijvoorbeeld voor te
zorgen dat we niet drie verschillende inzamelsystemen hebben, maar één. Maar dat is
nu ook het geval, bijvoorbeeld voor grote plastic flessen en kleine plastic flessen.
Ik denk dat dat meegenomen moet worden. We hebben eerder aangegeven dat D66 graag
wil dat het makkelijk is voor de burger. Dat is de enige manier om het echt goed werkend
te krijgen. Aan het einde van het traject moet er dus één goedwerkend systeem liggen.
Die twee trajecten zul je dus met elkaar moeten verzoenen, zal ik maar zeggen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet niet helemaal of dit een antwoord is op mijn vraag. Mijn vraag is de volgende.
We hebben nu een traject voor plastic flesjes. Het ziet er gewoon naar uit dat er
statiegeld op plastic flesjes komt. Moeten we, als supermarkten en iedereen dat statiegeldsysteem
nu gaan organiseren, niet zorgen dat het qua opzet van meet af aan makkelijk is om
blikjes daarna snel toe te voegen, dus dat je daarna met een simpele wetswijziging
die blikjes erbij kan krijgen, zodat je daarna niet weer een aanpassing moet hebben
et cetera?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja, dat lijkt me logisch. Als het goed is, speel je als ondernemer in het bedrijfsleven
in op toekomstige vragen. Als je nu een machine koopt, kan je al bedenken dat je er
voor de zekerheid ook maar voor zorgt dat daar in ieder geval blik in kan worden ingeleverd.
Het lijkt me iets wat het bedrijfsleven zelf ook wel op het netvlies heeft.
De heer Van Aalst (PVV):
Laat ik eens wat nuance en verstandige woorden brengen in deze discussie. Ik hoor
namelijk van alles voorbijkomen. D66 heeft geen enkel vertrouwen meer in de industrie.
Wat is toch zijn probleem? De PVV heeft dat vertrouwen namelijk wel. U gaf zonet aan
dat u hecht aan een zorgvuldig proces, maar waarom bent u dan zo voorbarig om eigenlijk
nu al de knoop door te hakken en te zeggen: goh, de industrie gaat het toch niet regelen,
dus kom maar op met het statiegeld?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik denk dat het wederom zorgvuldig is om een aantal dingen uit elkaar te halen. Voor
plastic hebben we gewoon al enige tijd geleden met elkaar afgesproken dat we het gaan
monitoren. Uit die monitoring blijkt dat er geen enorme afname is. Als ik dan gewoon
het lijntje doortrek tot wanneer we zouden gaan meten, gaan we het gewoon niet redden.
Het heeft dus helemaal niet per se zo veel met het vertrouwen in het bedrijfsleven
te maken. Het heeft ook gewoon te maken met nuchter kijken naar de feiten zoals ze
zijn. Je kan dan heel erg gaan wensdromen en hopen dat het op korte termijn is opgelost,
of je kan gewoon nuchter kijken naar de feiten zoals ze zijn. Kijk om je heen in de
berm. Dan kunnen we met z'n allen vaststellen dat het misschien toch slim is om ons
voor te gaan bereiden op een andere oplossing.
De heer Van Aalst (PVV):
Laat ik dan zeggen dat ik in ieder geval blij ben met die laatste woorden, namelijk
dat we gewoon maatregelen treffen als mensen dingen niet halen. Kan ik dan ook rekenen
op de steun van D66 om de Staatssecretaris gewoon naar huis te sturen als ze haar
doelen aan het eind van deze periode niet voor elkaar heeft?
De voorzitter:
Dat is een bijzondere.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris het gaat lukken om wetgeving voor statiegeld
in elkaar te schroeven. Ik geloof dus niet dat we haar daar überhaupt voor naar huis
hoeven te sturen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat mevrouw Van Eijs doorgaat met haar inbreng. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja, voorzitter, waar was ik ook alweer? Met een aanpak van blik is natuurlijk niet
het hele zwerfafvalprobleem opgelost, dat klopt, maar dat moet ons niet beletten om
de goede stappen te nemen. Al die stapjes samen moeten ons namelijk uiteindelijk leiden
naar de circulaire economie. Een zo'n stapje is de recycling van tapijten. Veel mensen
staan er niet bij stil, maar jaarlijks wordt er in Europa 1,6 miljoen ton tapijtafval
geproduceerd, waarvan slechts 1% tot 3% wordt gerecycled. Door het niet recyclen van
al die tapijten gaan waardevolle materialen verloren, de zogenaamde critical raw materials.
Het is ook wel leuk om te weten dat zo'n 45% van de Europese markt op tapijten in
handen is van Nederlandse en Belgische spelers. Het zou mooi zijn om met hen de hele
tapijtbranche een stuk circulairder te maken. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook
of zij weet hoe ver de branche hier zelf mee is. Zou een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
hierbij kunnen helpen, vooral als ook de CO2-productie wordt meegewogen?
Een ander onderwerp dat inmiddels wel veel meer op het netvlies van mensen staat,
is textiel. Het is een flink vervuilende industrie, die de verkeerde kant op lijkt
te gaan met de enorme groei die fast fashion doormaakt. Ik heb veel respons gehad
op mijn idee voor een eerlijkekledingetiket. Veel mensen zeiden: ja, dit zoek ik,
want ik wil graag die verantwoorde keuze maken. Maar ook veel mensen zeiden: dit gaat
niet werken, want al die productieketens zijn veel te ondoorzichtig; er is geen goede
controle. Ik denk dat het idee van een eerlijkekledingetiket ons juist kan dwingen
om productieketens transparant te maken. Ik ben dan ook blij om te horen dat de Staatssecretaris
dit idee ook in Europees verband heeft ingebracht en probeert om dit in de Europese
strategie voor textiel opgenomen te krijgen. Omdat textiel zo internationaal is, moeten
we dit ook Europees aanpakken. Maar wat kunnen wij als Nederlandse politiek doen om
hier stappen op te zetten of om het proces in Europa te versnellen, vraag ik de Staatssecretaris.
Ik hoor dat er ook modellen zijn om de duurzaamheid van textiel te meten en te kwantificeren
en dat die ook in Nederland ontwikkeld zijn. Komen al deze ontwikkelingen op een logische
plek bij elkaar? Weet men elkaar te vinden, bijvoorbeeld in het Textiel Pact, dat
de sector zelf wil sluiten?
Voorzitter. Het lijken allemaal losse onderwerpen en dat zijn het natuurlijk ook.
Het zijn allemaal stapjes, onderdeel van de puzzel van de circulaire economie. Wat
het eigenlijk aangeeft, is dat onze wet en ons economisch en financieel systeem nog
niet passen op die circulaire economie. Onze Fatma Koşer Kaya, hier niet onbekend,
heeft in haar praktijk als wethouder van Amersfoort een hele reeks voorbeelden verzameld
van initiatieven die tegen hoge drempels oplopen. Dat is doodzonde van alle energie
die daarin gaat zitten. Ik som ze hier gewoonweg even op. Wormen die compost kunnen
produceren, maar waarvan het voer moet voldoen aan dezelfde eisen als die voor koeien.
Lokaal gekapte bomen, stadshout, die zonder FSC-keurmerk niet in reguliere aanbestedingen
passen. Circulaire nieuwbouw, waarvoor geen garantstelling en dus geen hypotheek te
vinden is. Gerecycled metaal, waarvoor geen garantie van oorsprong is af te geven
en waardoor dit energiebesparende proces niet kan worden gebruikt. Btw, enkel of dubbel
geheven, die gerecyclede materialen uit de markt prijst in vergelijking met virgin
materials. En een veel te slappe MPG, die geen zoden aan de dijk zet voor circulair
aanbesteden en circulair bouwen.
Ik heb drie vragen voor de Staatssecretaris. Kunnen we zorgen voor meer experimenteerruimte,
dus ontheffing van regels, voor echte living labs? Hoe worden de knellende regels
nu opgepakt en op welke termijn worden die gewijzigd? En wat kan de Staatssecretaris
voor deze initiatieven betekenen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat we goed zorgen voor
de natuur, voor onze leefomgeving, voor Gods schepping. We zien dat dat beter moet.
De gemiddelde Nederlander gebruikt veel meer grondstoffen dan de aarde kan voortbrengen.
Ik maak het even beeldend: bijna drie aardbollen. We stelen van volgende generaties.
Daarom is de circulaire economie voor mijn fractie zo'n belangrijk onderwerp. Het
gaat namelijk over recht doen aan onze medemens en recht doen aan Gods schepping.
Vandaag wil ik daar drie onderwerpen uit lichten. Allereerst de recycling van kleine
flesjes en blik, dan textiel en tot slot biomassa.
Voorzitter. Deze week had ik een gesprek met de grote frisdrankproducenten. Ze willen
hun verpakkingen in 2025 helemaal circulair maken. Dat betekent dat de stroom pet
en blik terug moet naar de producent. Nu verdwijnt veel pet en blik in de pmd-container,
waar het geen hoogwaardige toepassing kan krijgen door recycling, of verdwijnt heel veel in het zwerfafval,
wat nog erger is. De monitoring van Rijkswaterstaat laat zien dat het aantal kleine
plastic flesjes in het zwerfafval toeneemt, ondanks de grote inspanningen van het
bedrijfsleven. Daarmee komt de introductie van statiegeld op kleine flesjes in beeld.
Ik heb gelezen dat het beslismoment wordt vervroegd naar het voorjaar van 2020, zodat
ook het bedrijfsleven de tijd heeft om het systeem te introduceren. De ChristenUnie
is al jarenlang een fervent pleitbezorger van statiegeld, omdat wij denken dat dit
het enige middel is dat ook écht werkt. We zijn dan ook heel blij met de voortvarendheid
van deze Staatssecretaris op dit dossier.
Voorzitter. Als het gaat om blik heb ik moeten vaststellen dat de VNG en het verpakkende
bedrijfsleven geen actieplan en geen reductiepercentage voor blik in het zwerfafval
hebben kunnen vaststellen. Mijn fractie vindt dat heel zorgelijk, omdat er bijna drie
keer zoveel blikjes als kleine plastic flesjes in het zwerfafval zitten. Er is natuurlijk
het risico van verschuiving als we alleen statiegeld op kleine flesjes invoeren. Jaarlijks
overlijden ten minste 4.000 koeien als gevolg van scherp-in. Een paar weken geleden
was ik met collega Von Martels op werkbezoek bij een melkveehouder in Leusden. Er
was ook een dierenarts bij, die ons een toelichting gaf op het een en ander.
Voorzitter. Nu blijkt dat er een ruime Kamermeerderheid is voor wettelijke maatregelen
voor blik. De Staatssecretaris heeft zelf in haar brief ook al gehint op die wettelijke
maatregelen. Daarom willen we de Staatssecretaris nu vragen om voor blik eenzelfde
traject in gang te zetten als voor plastic flesjes. Laten we hierover ook gewoon helder
zijn naar het bedrijfsleven, zodat bedrijven bij het inrichten van hun logistieke
processen rekening kunnen houden met statiegeld op kleine flesjes én op blik. Statiegeld
is geen doel op zich, maar we weten dat dit hét instrument is om van pet en blik circulaire
stromen te maken.
Voorzitter. Ik ga over naar het onderwerp textiel. We zien in de kledingindustrie
en in onze kledingkast dat er een race to the bottom plaatsvindt. In de kledingkast
hangen gemiddeld 173 kledingstukken. Die kledingstukken dragen we steeds minder vaak;
50 zelfs helemaal niet. Als we kleding weggooien, belandt amper een van de drie kledingstukken
in de goede bak voor hergebruik of recycling. Intussen kopen we elk jaar 46 nieuwe
kledingstukken, die van steeds slechtere kwaliteit zijn.
Voorzitter. De kledingindustrie is, na olie, de meest vervuilende industrie ter wereld.
Kledingwinkels wisselen steeds vaker van collecties. Het hele jaar door is er uitverkoop.
Dit alles gaat ten koste van de mensen die werken in de kledingfabrieken, ten koste
van de natuur en ten koste van goedwillende mkb'ers die niet meer kunnen opboksen
tegen de veel grotere fastfashionketens. Ik ben dan ook blij dat de Staatssecretaris
later dit jaar komt met een beleidsprogramma. Ik denk dat Nederland met de Dutch Circular
Textile Valley koploper en toonaangevend in de wereld kan zijn.
Vorig jaar is de motie-Dik-Faber/Van Eijs aangenomen, die vraagt om meer textiel in
te zamelen en afspraken te maken over percentages recyclaat in nieuwe kleding. Ik
zie dat dat bij bedrijfskleding al best heel goed gaat, maar bij consumententextiel
zie ik dat niet. Er worden eigenlijk alleen bij denim, spijkerstof, stappen gezet.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om per stof in kaart te brengen wat er mogelijk
is qua percentage recyclaat? Ik merk dat de kledingbranche wel wil, maar iedereen
zit op elkaar te wachten en naar elkaar te wijzen. Een andere vraag is: hoe kunnen
we die goedwillende mkb'ers ondersteunen of verleiden om duurzame keuzes te maken
als het gaat om het assortiment?
Voorzitter. Het laatste onderwerp is biomassa – als ik nog even tijd heb, behandel
ik dat heel kort. Dit is een onderwerp dat we binnen de commissie EZK met elkaar bespreken,
maar er staat vandaag ook een brief van deze Staatssecretaris over op de agenda. De
ChristenUnie is altijd heel kritisch geweest op biomassa, zeker als het gaat om houtige
biomassa. Het is goed dat er begin 2020 een duurzaamheidskader beschikbaar komt voor
alle biomassa. Onlangs is er een advies verschenen van een Europese wetenschapskoepel,
waarvan de letters «EASAC» luiden – ik weet even niet waar het voor staat, maar dat
is ongetwijfeld even op te zoeken. Die wetenschapskoepel concludeert dat er bij de
verbranding van hout zelfs meer broeikasgassen vrijkomen dan bij de verbranding van
steenkool. Op korte termijn komt er een grote hoeveelheid CO2 in de atmosfeer terecht, omdat er in een heel hoog tempo hout verstookt wordt en
nieuwe bomen niet snel genoeg groeien om de CO2 die vrijkomt op korte termijn weer op te vangen. Op dit moment is het zo dat Europa
geen CO2-emissies toekent aan biomassa. Maar als we dit soort adviezen lezen en als ik kijk
naar wat er op dit gebied wordt gepubliceerd, dan denk ik dat dat heel snel zal veranderen.
Mijn vraag aan dit kabinet is: hoe gaan ze daarmee om? Wordt het niet tijd dat we
de daadwerkelijke emissie van CO2 uit biomassacentrales gaan meten, ook omdat er steeds meer kleinere biomassacentrales
worden gerealiseerd in woonwijken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was uw laatste zin. Dank u wel. De heer Van Aalst... O, neem me niet kwalijk,
de heer Wassenberg heeft een interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank aan mevrouw Dik-Faber, ook vanwege haar statiegeldverhaal. Er is een mooi spreekwoord:
beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik ben blij dat de coalitie zich ook
helemaal schaart achter statiegeld op flessen en blik.
Maar ik heb even een vraag over biomassa. Wat mevrouw Dik-Faber zegt, klinkt me namelijk
als muziek in de oren. Partij voor de Dieren vindt het ook een papieren werkelijkheid,
want wetenschappers zeggen al heel lang dat het eigenlijk veel meer CO2 uitstoot dan kolen. Maar ik heb al een aantal keer moties ingediend om ervoor te
zorgen dat Nederland niet inzet op biomassa. Ik zou mevrouw Dik-Faber willen vragen:
kunnen we hier samen in optrekken? Ik vind het namelijk heel belangrijk dat de coalitie
zich erachter schaart en zegt: we moeten niet naar papieren of politieke werkelijkheden
kijken, maar gewoon naar wat de wetenschap hierover zegt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laat ik hier gewoon heel eerlijk over zijn. Toen het vorige energieakkoord – niet
het huidige Klimaatakkoord, maar het vorige energieakkoord – gepresenteerd werd, toen
zat daar al een groot aandeel biomassa in. Toen heeft mijn fractie direct gezegd:
«Dit is niet de goede weg. Houtige biomassa is niet wat we moeten willen met elkaar.
Rol de rode loper uit voor wind en zon!» Dat was letterlijk de kop van een artikel
van mijn hand dat in een van de dagbladen heeft gestaan. De tijd is voortgeschreden,
en u mag van mij geloven dat de ChristenUnie nog net zo kritisch is als het gaat om
houtachtige biomassa. Er zijn heel veel kritische vragen bij te plaatsen. We weten
ons daar ook in gesteund door de wetenschap, en nu ook door deze Europese wetenschapskoepel.
Tegelijkertijd zijn er in het regeerakkoord afspraken gemaakt. Ik ben heel blij dat
we in het regeerakkoord de afspraak hebben kunnen maken dat er geen nieuwe subsidies
worden gegeven voor biomassabijstook in kolencentrales. Dat is wat we hebben kunnen
bereiken met elkaar. Verder is de ChristenUnie ook een partij die zich aan de afspraken
wil houden die in het regeerakkoord gemaakt zijn.
Tegelijkertijd zie ik, zoals ik al zei, het maatschappelijke debat doorgaan. Ik zie
de wetenschap doorgaan. We moeten met elkaar wel blijven nadenken. Ik vind dat er
serieus gekeken moet worden naar dit soort kritische kanttekeningen vanuit Europese
koepels, ook omdat dit er wellicht toe leidt dat de Europese systematiek gaat veranderen.
Europa staat ons nu toe om nul CO2 te rekenen voor biomassaverbranding, maar dat kan weleens veranderen. En als dat
zo is, dan zullen we ons daar in de Nederlandse politiek ook rekenschap van moeten
geven.
Dat was een heel lang antwoord, maar daarmee vermijd ik misschien een vervolgvraag.
De voorzitter:
Zullen we proberen om in ieder geval de interrupties kort en krachtig te doen, maar
ook de beantwoordingen? Ik liet het even lopen, maar als straks de ondervoorzitter
hier aanschuift, dan wordt hij heel erg boos als ik het heb laten uitlopen. En ik
heb een goede naam hoog te houden, zeg ik altijd – ten minste, dat denk ik in ieder
geval!
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank aan mevrouw Dik-Faber. Zij dacht: ik hou een heel lang verhaal, want dat scheelt
misschien een vervolgvraag. Maar vaak komen er juist bij lange verhalen vervolgvragen.
Dat is hier ook zo.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ben, ook in de vorige periode, inderdaad vaak samen met mevrouw Dik-Faber opgetrokken
als het ging om biomassa. Daar waren we allebei heel kritisch op. Er was alleen één
verschil: toen zat de ChristenUnie nog in de oppositie, en nu in de coalitie. Ik ben
dus heel erg blij dat er nu ook vanuit de coalitie een kritisch verhaal klinkt.
Ik maak me vooral heel veel zorgen over het volgende. Op dit moment liggen er nog
overal plannen klaar voor houtstookcentrales. Er zijn er al tientallen, en er komen
gigantische houtstookcentrales die echt 25 of meer vrachtwagens hout per dag gaan
opstoken. Ik wil dat er daarvoor een moratorium komt. Ik vraag mevrouw Dik-Faber:
kunnen we hierin samen optrekken? Want we kunnen wel zeggen dat we op Europa wachten,
maar dat kan nog jaren duren en dan zijn die houtstookcentrales er al. Dan heb je
een lock-in, want als je die eenmaal hebt...
De voorzitter:
De vraag is helder.
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn vraag aan mevrouw Dik-Faber is: zullen we samen optrekken om te proberen om die
houtstookcentrales tegen te houden en om te voorkomen dat er telkens nieuwe worden
gebouwd en er plannen voor nieuwe houtstookcentrales komen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In de politiek werkt het zo dat mijn coalitiegenoten de eerste partners zijn met wie
ik samen zal optrekken. Wellicht stel ik de heer Wassenberg dus teleur. Wat deze coalitie
wél op de agenda heeft gezet, en daar ben ik ook heel erg blij mee en daar zie ik
de Staatssecretaris ook voortvarend mee aan de slag gaan, is het duurzaamheidskader
voor biomassa. Dat gaat er komen, en dat biedt wel weer haakjes om er echt voor te
zorgen dat de houtstook zo veel mogelijk in goede banen wordt geleid. Intussen blijven
we gewoon kijken wat er in Europa gebeurt en wat wetenschappers hierover publiceren.
De heer Wassenberg (PvdD):
En ik keek nog wel zo vriendelijk!
De voorzitter:
Ik zit me nu even af te vragen of ik dat als derde interruptie moet gaan noteren,
maar dat zullen we maar niet doen!
De heer Van Aalst namens de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank je wel, voorzitter. Ik had aan het begin van dit overleg al het gevoel dat ik
de vreemde eend in de bijt was, en dat idee krijg ik nu steeds meer. Dat blijkt vast
uit mijn tekst vandaag.
Voorzitter. Graag zou ik de volledige aandacht willen hebben van alle linkse groenfetisjisten
die deze zaal op het moment rijk is, om het laatste nieuws over biomassa in de lege
hoofdjes van de deughippies te prenten. Nederland gooit namelijk miljarden weg aan
subsidies voor biomassa. De Nederlandse overheid zou er goed aan doen om te stoppen
met het uittrekken van miljardensubsidies voor de komst van biomassacentrales. Het
zal namelijk weggegooid geld zijn, concludeert de EASAC, zoals mijn collega net al
zei – ik heb eventueel de hele naam wel als ze die zou willen. Europese onderzoekers
oordelen dus negatief over biomassa. «Het duurt jaren, soms zelfs decennia, voordat
dezelfde hoeveelheid CO2 weer is opgenomen door nieuwe bomen», zegt hoogleraar Louise Vet tegen de krant.
«Biomassa is een hele slechte energiebron. Verbranding van hout levert weinig energie
op, waardoor er netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas.»
Voorzitter. Hoewel de Tweede Kamer eind 2016 al opriep om een einde te maken aan de
subsidie voor biomassa als brandstof in kolencentrales, gaat dit kabinet gewoon door
met het verbranden van miljarden euro's belastinggeld op het altaar van de groene
kerk: 11,4 miljard euro, om precies te zijn.
Voorzitter. Hele bossen in Estland verdwijnen omdat de leugen van links regeert in
dit land. Onschuldige dieren die hun thuis in deze bossen vonden, worden weggevaagd
omdat de boskapbrigades van GroenLinks hun kapitalistische vriendjes in de duurzaamheidssector
aan geld moeten helpen. De subsidies waar zij voor pleiten, richten onherstelbare
schade aan voor mens en milieu. Hoe durven jullie? Kap met deze subsidie. Laat de
kolencentrales weer gewoon werken zoals ze horen te werken.
Voorzitter. De PVV was laatst te gast bij Twence. Dit prachtige bedrijf uit Twente
gebruikt afval als grondstof voor elektriciteit voor de omliggende gemeenten. Daarbij
wordt de CO2 die hierbij vrijkomt, gebruikt voor de kassen van de boeren, want zoals we hier allemaal
weten, hebben planten en bomen CO2 nodig om te groeien. Het is voedsel en leidt tot een mooie, groene planeet. Twence
ziet zichzelf alleen voor een probleem gesteld: de importheffing. Want de afvalwerkingscentrale
is zo efficiënt dat er sprake is van overcapaciteit. Daarom wordt er afval uit andere
landen geïmporteerd om het tekort aan te vullen. Deze landen betalen daar zelfs geld
voor. Daar wordt gebruikt van gemaakt, voor de omzet, de banen en de energie. En als
wij het niet verwerken, wordt het in die landen gedumpt. Er komt geen omgekapte boom
aan te pas. Dat zijn allemaal positieve punten. Waarom is er dan toch sprake van die
importheffing op buitenlands afval? Bedrijven als Twence komen erdoor in de problemen,
dus wat heeft deze Staatssecretaris tegen deze bedrijven te zeggen?
Voorzitter. Dan tot slot, het statiegeld. Het kwam net al voorbij. Het is te gênant
voor woorden dat we de sector de ruimte geven om zelf met een initiatief te komen
en dat de overheid nu vervolgens met allerlei actieplannen komt. Het zwerfafvalprobleem
wordt er niet mee opgelost, en flesjes en blikjes drinken worden alleen maar duurder.
Asociaal gedrag moet je ontmoedigen en keihard aanpakken, in plaats van heel Nederland
met nog meer recycledogma's op te zadelen. Als de Staatssecretaris zo graag wil dat
bedrijven verantwoordelijk worden voor het opruimen van de rommel die een ander maakt,
wijzen wij haar graag op de puinhopen die zij op haar ministerie achterlaat. Wie gaat
die opruimen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie één, twee, drie vingers, maar volgens mij was mevrouw Van Eijs eerst.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Het lijkt wel een soort spel. Inmiddels is het de vierde ronde. Dat spel heet: probeer
aan de PVV, en in het bijzonder aan de heer Van Aalst, te ontlokken wat hij dan wel
wil doen. In dit geval vraag ik hem wat hij dan wél wil doen aan het aanpakken van
zwerfafval.
De heer Van Aalst (PVV):
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik geen statiegeld wil. We hebben wel vertrouwen
in de sector en vertrouwen erop dat het goed gaat komen. Het verbaast mij dat D66
dat niet doet. We maken afspraken met elkaar. Ik zie D66 als een partij die zich juist
altijd aan de afspraken probeert te houden. Maar blijkbaar is dat, als het gaat om
de industrie of bedrijven, vies. Dan doen we dat dus lekker niet en gaan we gelijk
allerlei actieplannen maken. Maar wij hebben dus vertrouwen in de sector. Laat die
sector zijn werk doen. Dat hebben we ook afgesproken met elkaar. Het verbaast mij
dat D66 blijkbaar halverwege wat anders wil doen. Het was volgens mij ook onderdeel
van mijn betoog net dat u dan consequent moet zijn.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dan ga ik consequent zijn en nog een keer vragen wat het bedrijfsleven volgens de
PVV zou moeten doen om zwerfafval aan te pakken.
De heer Van Aalst (PVV):
Daar komt het communisme van D66 weer naar voren. Wij hebben juist gezegd: wij maken
afspraken met de sector, dus laat die dan ook plannen maken. Laat de sector met iets
komen. «Nee», zegt D66, «PVV, kauw effe voor wat ze moeten doen.» Nee, dat doen we
dus niet. Dat is juist het punt dat ik net gemaakt heb: kauw het niet voor en laat
de sector zijn werk doen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijs? Nee? Dan zou het een derde interruptie zijn en kon ik weer gaan
strepen. Dat hoort natuurlijk niet zo. Dan mevrouw Dik-Faber. U bent aan de beurt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over precies hetzelfde punt. We hebben afspraken gemaakt met het
bedrijfsleven. Het zou het zelf gaan fixen. Statiegeld hadden we in de broekzak. Mocht
het niet lukken, dan zou dat geïntroduceerd worden. Dat was toch een heel heldere
afspraak? Dus waarom zegt de PVV-fractie nu dat we afspraken moeten maken met het
bedrijfsleven en dat we die niet nakomen? We komen de afspraken wel na.
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, mijn punt is dat de sector er volop mee bezig is. U heeft nu al het vertrouwen
opgezegd in die sector. De PVV kiest daar niet voor. De PVV heeft wel vertrouwen in
de sector en vertrouwt erop dat het goed komt. Dat is een totaal andere insteek bij
dit punt. Ik begrijp niet waarom u nu al alles opgeeft. Natuurlijk snap ik het wel.
Ik snap wel dat de ChristenUnie en D66 het liefst gelijk alles willen opleggen. Maar
wij hebben wel vertrouwen in die sector. Ik begrijp niet zo goed waarop u mij daarop
aanvalt. Ik vind het jammer van de interrupties.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We hebben vertrouwen gegeven aan het bedrijfsleven. Het heeft ook echt heel erg hard
zijn best gedaan, maar het aantal plastic flesjes in het zwerfafval is gewoon toegenomen.
Dat moet ik ook constateren. Ik heb ook heel goed geluisterd naar het betoog van de
heer Van Aalst. Hij zei ook dat het gedrag van mensen die spullen in de berm gooien,
keihard moet worden aangepakt. Wat stelt de PVV dan voor? Achter elke boom een politieagent?
Is dat wat de PVV wil?
De heer Van Aalst (PVV):
Voordat we direct concrete maatregelen noemen, stel ik in ieder geval voor dat de
ChristenUnie vanaf morgen stopt met biomassa. Dan maken we 11,4 miljard vrij. Dan
hebben we een heel mooi budget om maatregelen te treffen. Vind ik u dan aan mijn kant?
De heer Von Martels (CDA):
Mijn vraag ligt natuurlijk in het verlengde van die van mijn twee collega's van de
ChristenUnie en D66. Misschien kan ik het anders proberen. De heer Van Aalst geeft
nog niet echt aan waar de oplossingen liggen om het zwerfafval terug te dringen. Maar
ziet hij bijvoorbeeld een rol weggelegd voor de consument? Of ziet hij een rol weggelegd
voor de VNG? Want die is tot nu toe ook nog niet echt in beweging gekomen om het zwerfafval
terug te dringen. Waar ligt dan de echte oplossing?
De heer Van Aalst (PVV):
Wij hebben vertrouwen in de sector. Anderzijds vind ik dat je wat moet doen aan gedrag.
Daarom verbaast het me ook dat de heer Von Martels in de afgelopen weken op de een
of andere manier gedraaid is. Het is een stukje opvoeding. Je gooit geen dingen in
de berm. Dat doe je niet. We hebben bijvoorbeeld de bobcampagne gezien. Ik zie hier
ook heel veel kansen om zwerfafval tegen te gaan. Dit soort dingen doe je gewoon niet.
Als ik mijn kinderen dat zie doen, krijgen ze van mij een schop onder hun hol. Dat
moeten we volgens mij met elkaar uitdragen. Dan ga je het probleem oplossen. Dat doe
je niet met statiegeld. Dat verandert namelijk helemaal niets.
De heer Von Martels (CDA):
Ik ben in ieder geval blij dat de heer Van Aalst brood ziet in het invoeren van bijvoorbeeld
een campagne. Ik heb zelf het idee om de aso-campagne in te voeren, de «afval stoort
ons»-campagne, en om grote borden langs de kant van de weg te plaatsen. Als die motie
over de aso-campagne wordt ingediend, zal die dus ongetwijfeld gesteund worden door
de PVV. Daar ben ik blij om.
De heer Van Aalst (PVV):
Er zat geen vraag in. Ik heb het voorstel van de heer Von Martels nog niet gezien.
Het is wat tricky om nu al mijn steun toe te zeggen. Ik moet altijd even oppassen
met het CDA en voorstellen. Maar ik sta zeker niet onwelwillend tegenover het starten
van een campagne om zwerfafval tegen te gaan. Een stukje opvoeding hoort erbij. Rotzooi
gooi je niet op straat, maar netjes in de afvalbak. Volgens mij hebben we vroeger
ook dat soort campagnes gehad. Ik zie er wel heil in om die opnieuw op te starten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nog even naar de heer Van Aalst: volgens mij was uw inbreng al
afgerond. Ja, dat heb ik dan goed begrepen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van
Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Eindelijk is het rapport van de Taskforce Herijking Afvalstoffen
er. Ik heb er met belangstelling kennis van genomen. Ik weet dat veel mensen in het
land, met name de waterschappen, hiernaar uitkeken. Je zou denken dat het een simpele
vraag is: wat is afval? In Europa hebben we de Kaderrichtlijn afvalstoffen; in Nederland
hebben we de afvalwet en -regelgeving. Beide stammen uit een tijd dat we nog niet
bezig waren met circulariteit. Hier ligt nu het advies van de taskforce over hoe we
de belemmeringen moeten wegnemen.
Het kabinet heeft heel hoge ambities: 50% minder primaire grondstoffen met een negatief
milieu-impact in 2030 en Nederland circulair in 2050. Er zijn al veel initiatieven
om dit doel te halen, maar volgens de taskforce zijn er extra stappen nodig. Zo moet
het begrip «afval» in de regelgeving veranderd worden en moet de uitvoeringspraktijk
worden verbeterd. De taskforce pleit voor een centrale regie, net zoals bij de energietransitie.
Gaat de Staatssecretaris dat ook doen? Gaat zij, gaat het Rijk, kaders stellen en
geeft zij daarna de regierol aan de provincies? Het is mooi dat inzichtelijk gemaakt
is hoe de praktijk werkt en wat de knelpunten zijn. Gaat de Staatssecretaris dit snel
en adequaat oppakken? Wat is dan de definitie van afval in wetgeving? Hoe zit het
met het tijdig afgeven van vergunningen? Is duidelijk wie het bevoegd gezag is op
welk moment?
Voorzitter: Middendorp
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wie is verantwoordelijk voor de handhaving? En wie zorgt dat alles overzichtelijk
is en dat er wordt stilgestaan bij de overige knelpunten, zoals de btw-plicht als
afval weer een product wordt om te verkopen?
De Staatssecretaris spreekt in haar brief over een verkenning naar productregelgeving
en andere normering, met als focus de aansluiting op het afvalstoffenrecht. Ook de
bijproductencriteria worden erbij betrokken, om de sector duidelijkheid te geven over
wanneer iets geen afvalstof is. Dat is mooi, maar wanneer is dit dan gereed? Het voelt
alsof we niet verder komen en alsof we opnieuw blijven onderzoeken. Alleen noemen
we het nu: verkenning. Wanneer is het klaar en wanneer is er duidelijkheid?
Wij verwachten dat de Staatssecretaris zich ook op EU-niveau blijft inzetten voor
een correcte definitie van afval. Het doorzetten van het programma Ruimte in Regels
binnen het Versnellingshuis om de belemmeringen snel en adequaat door te geleiden
en ambtelijk uit te werken klinkt ons verstandig. Gaat dit ook gebeuren? De Staatssecretaris
lijkt er in haar brief nogal terughoudend over. Kan zij er wat meer over vertellen?
Voorzitter. Ik zei het net al tegen de collega's: het lijkt erop dat een meerderheid
van de Kamer nu pleit voor wetgeving voor statiegeld op blikjes. Dat is bijzonder,
maar gaat het nu ook gebeuren? Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Vorige week stuurde de Staatssecretaris een brief over het instellen van een importplafond
voor buitenlands afval. Dit vanwege de voortdurende afvalcrisis in Amsterdam. De Staatssecretaris
kan wel blijven wijzen naar het lokaal bestuur en naar de markt, die verantwoordelijk
is voor het afvalverbrandingsproces, maar deze situatie duurt natuurlijk al veel te
lang. De gemeente heeft er nu opnieuw 45 miljoen euro ingestoken, maar wanneer komt
er echt een oplossing voor het probleem? Wat kan de Staatssecretaris doen? Deze situatie
kan niet zo voortduren.
Als laatste sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Faber over kleding en
textiel. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is rondom recycling
van kleding en textiel? Hoe kunnen we verdere stappen maken? Wat kleding en textiel
betreft hebben we volgens ons nog een wereld te winnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik neem het hierbij over van collega Ziengs, die, zoals ik heb gezien,
zo fideel is geweest om twee interrupties in tweeën te doen. Dat houd ik dan ook aan.
Ik geef het woord aan de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er staat een aantal onderwerpen op de agenda. Laat ik beginnen
met een algehele blik erop te werpen. Ik moet constateren dat we te vaak achteraf
worden geconfronteerd met vervelende verrassingen. Er wordt nieuw beleid bedacht,
maar als het op de uitvoering aankomt, blijken er toch veel praktische bezwaren te
zijn. Soms vraag je je weleens af wat de kwaliteit is van de invoeringstoets. Laat
die niet vaak te wensen over? Laat ik als voorbeeld de PFAS nemen, waarmee onlangs
in de praktijk enorme problemen zijn ontstaan. Is de uitvoeringstoets van tevoren
dus wel goed doorvlochten zodat iedereen weet waar hij aan toe is?
Een aantal collega's heeft het al over het onderwerp statiegeld gehad. Ik voel me
verantwoordelijk om er ook iets over te zeggen, omdat we ook binnen het CDA dit onderwerp
enkele keren hebben besproken. Over de petflesjes hebben wij altijd gezegd dat als
het bedrijfsleven niet in staat is om de reductiedoelstelling te realiseren, er vanaf
2021 statiegeld wordt geheven. We hebben ook gekeken hoe we het moeten doen met statiegeld
op blik. Tot nu toe hebben we altijd het standpunt ingenomen dat we er in principe
geen voorstander van zijn. Maar we moeten wel zo realistisch zijn om te beseffen dat
de reductiedoelstellingen die wij voor ogen hadden, de afgelopen jaren op geen enkele
wijze zijn behaald. In het zwerfafval staan er 2,6 of 2,7 blikjes tegenover één petflesje.
Er is helemaal geen tendens te bespeuren dat daar een oplossing voor komt. Dan is
er ook nog het onderwerp van scherp-in bij koeien. Veel koeien sneuvelen doordat ze
metalen of aluminium snippers in hun maag krijgen en bloedingen krijgen. Dat levert
veel ellende op. Hoe kunnen we dat terugdringen? Het zou ons een groot ding waard
zijn als we ervoor zouden kunnen zorgen dat in 2021 het zwerfafval dusdanig is gereduceerd
dat we helemaal geen statiegeld hoeven in te voeren. We willen het bedrijfsleven dus
heel graag in staat stellen om dit nog te bewerkstelligen, maar het ligt niet alleen
aan het bedrijfsleven.
De voorzitter:
Meneer Laçin zat keurig te wachten, maar toen noemde u het woord «bedrijfsleven»!
Ik wil de heer Laçin nu dus het woord geven voor een interruptie.
De heer Laçin (SP):
Ik volg de inbreng van de coalitiepartijen niet helemaal, moet ik eerlijk zeggen.
Enerzijds hoor ik dat op dit punt het vertrouwen in het bedrijfsleven een beetje wordt
opgezegd: ze leveren niet bij de plasticflesjes; de trend is stijgend in plaats van
dalend. Maar tegelijkertijd zetten deze partijen eigenlijk weer een soortgelijk traject
neer, waarin het bedrijfsleven alsnog weer een kans krijgt om de reductiedoelstellingen,
die ze dus gewoon niet halen, toch te halen. Waarom zeggen wij hier vandaag niet gewoon
met z'n allen dat ze het met flesjes niet hebben gered en dat ze het met blik ook
niet zullen redden? De kans op verschuiving is juist veel groter. Laten we vandaag
met z'n allen beslissen dat we ook statiegeld op blik gaan introduceren. Dat moet
allemaal zorgvuldig en noem maar op, maar waarom krijgt het bedrijfsleven weer een
laatste kans, terwijl ze gewoon keer op keer niet leveren?
De heer Von Martels (CDA):
Jammer, die eenzijdige blik van de heer Laçin op dit onderwerp. Het gaat natuurlijk
om veel meer dan het bedrijfsleven. Het gaat ook om de consument, die natuurlijk als
eerste de taak heeft om te zorgen dat het niet in het zwerfafval terechtkomt. Ten
tweede zijn er ook heel veel organisaties waarvan je zou kunnen zeggen dat ze hun
verantwoordelijkheid moeten nemen. Dan noem ik ook de VNG, die wat dit betreft de
afgelopen jaren ook stilgezeten heeft. Dan noem ik de fastfoodketens, die ook een
zorgplicht hebben rond hun gebouwen die ook niet goed wordt nageleefd. Er zijn veel
meer zaken die een rol spelen. Bovendien zijn we dan te geïsoleerd bezig met alleen
statiegeld op blik en op petflesjes. Het gaat natuurlijk ook om peuken, om luiers,
om zoveel meer. Zwerfafval is veel breder dan alleen blik en petflesjes.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Von Martels (CDA):
Meestal krijg ik dan een tweede interruptie van de heer Laçin, maar die blijft deze
keer achterwege.
De voorzitter:
Ik heb al gezegd dat het een gelukkige omstandigheid is dat de heer Laçin sowieso
vier interrupties kon gebruiken, want normaal is dat niet zo. Maar mevrouw Kröger...
De heer Von Martels (CDA):
Het CDA heeft dus het volgende standpunt ingenomen: statiegeld op blik invoeren in
2022, tenzij we met z'n allen – met z'n allen, zeg ik dan – in staat zijn om de reductiedoelstellingen
te behalen. Dat betekent dan dat er bijna geen blikjes meer zijn te bespeuren in het
zwerfafval.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn vraag is wat de harde deadline is die de heer Von Martels het bedrijfsleven nog
steeds geeft om dit probleem op te lossen. Ik hoor nu dat dat dus kennelijk in 2021
is, zodat het in 2022 ingevoerd kan worden. Dan blijft toch de vraag staan die ook
de heer Laçin net stelde. Als we nou zien dat het echt van geen ene kant lukt om dat
blik in het zwerfafval terug te dringen, waarom wil het CDA, net zoals met de plasticflesjes,
het bedrijfsleven toch nog de tijd gunnen om nog steeds door te emmeren op dezelfde
weg in plaats van gewoon helderheid te verschaffen? We kunnen statiegeld op plasticflesjes
en op blik in één keer invoeren. Dat is het helderste voor iedereen.
De voorzitter:
Een heldere vraag.
De heer Von Martels (CDA):
Als ik nou de indruk had gehad dat alle verantwoordelijken hun verantwoordelijkheid
hadden genomen, dan zou ik zeggen: ja. Maar dat is gewoon niet gebeurd. De afgelopen
jaren hebben te veel partijen stilgezeten en is er te weinig gebeurd. We hebben ook
niet goed gehandhaafd. We hadden eventueel zwaardere straffen kunnen invoeren. We
kunnen alles bedenken om het zwerfafval terug te dringen. Ik weet zeker dat als we
statiegeld op blik hebben ingevoerd, dat dan het volgende weer komt. Laten we nou
zorgen dat we de komende jaren benutten om dat zwerfafval terug te dringen en om iedereen
in actie te laten komen, want daar schort het wat mij betreft aan. Daarom zou het
niet realistisch zijn om alles op het bedrijfsleven af te schuiven omdat dat de grote
boosdoener zou zijn. Ze hebben een rol, maar niet de hoofdrol.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nu verwart de heer Von Martels me echt volledig. Het is nu 2019. In 2021 wil hij het
«go/no go»-moment hebben. En dan zegt hij: daartussen moeten we nog van alles proberen,
zoals zwaardere straffen invoeren. Dus nu wil de heer Von Martels de komende twee
jaar eerst proberen zwaardere straffen voor zwerfafval in te voeren om te kijken of
dat effect heeft. Dat kost toch ongelofelijk veel tijd? Dan kunnen we toch beter nu
de conclusie trekken dat statiegeld op blikjes en op plasticflesjes tegelijk ingevoerd
worden, wat het meest kostenefficiënt en het helderst is voor het bedrijfsleven?
De heer Von Martels (CDA):
Nogmaals, ik zie allerlei mogelijkheden om het zwerfafval terug te dringen. Daar moet
aan gewerkt worden. Daar hebben we inderdaad twee jaar de tijd voor. Ik vind dat een
reëel tijdspad. Het is dan ook realistisch om te zeggen dat we in 2022 statiegeld
op blik invoeren, als alle pogingen die zijn ondernomen geen soelaas hebben geboden.
Dus: 2022.
De voorzitter:
Ik hoor u al een aantal keren hetzelfde antwoord geven. Dat helpt. De heer Wassenberg
heeft een interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Von Martels wil vanaf 2021 mogelijk statiegeld op blik. Hij verwijst dan naar
de 4.000 koeien die per jaar sterven doordat er scherven van blik in hun voer zitten.
Ik vraag me af wat er dan is gebeurd bij het CDA. Want anderhalf jaar geleden, op
3 april 2018, heb ik een motie ingediend waarin ik ook constateerde dat naar schatting
4.000 koeien per jaar sterven doordat scherven van blikafval via gemaaid gras in hun
voer terechtkomen. Die motie is mede ingediend door mevrouw Kröger, de heer Laçin,
mevrouw Van Brenk en de heer Gijs van Dijk. Die heeft het CDA toen niet gesteund.
Wat is er bij het CDA gebeurd in de laatste anderhalf jaar, dat het CDA nu met exact
dezelfde overweging opeens zelf kritisch op blik is? Want toen was dat niet het geval.
De heer Von Martels (CDA):
Een aantal aspecten spelen daarbij een rol, onder andere het voorbeeld van de koeien
die sterven, maar ook de cijfers die ons ter ore zijn gekomen, niet alleen die van
Rijkswaterstaat maar ook van de Zwerfinator. Wat dat betreft hebben een aantal factoren
samen ons overtuigd dat er toch echt iets moet gebeuren. We zien dit eigenlijk ook
als een pressiemiddel om het zwerfafval terug te dringen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een korte vervolgvraag van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Een zeer korte vervolgvraag. Er is niets nieuws, want anderhalf jaar geleden was ook
al bekend dat er 4.000 koeien per jaar stierven. Dat is het cijfer dat ik nu ook van
de heer Von Martels hoor. Er is niets nieuws. Wat is er nu veranderd – dus niet dezelfde
informatie – waardoor het CDA nu wel voor statiegeld op blik is?
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, u gaf net al aan dat ik vaak hetzelfde antwoord geef. Dat zal ook nu weer
gebeuren. Ik zei al dat dit één van de factoren is, maar daarnaast zijn er de cijfers
van Rijkswaterstaat, waaruit alleen maar gebleken is dat het aandeel blikjes in zwerfafval
relatief gezien is toegenomen. Het is dus en-en, dat alles tezamen, en niet alleen
het argument dat u gebruikt. Ik ben blij dat u dit destijds ook naar voren heeft gebracht,
maar deze factoren tezamen hebben ons doen besluiten om dit naar voren te brengen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vervolgt u uw betoog.
De heer Von Martels (CDA):
Ja, dank u wel. Dan moet ik even kijken waar ik gebleven ben. In de beantwoording
van de interrupties heb ik al heel veel onderwerpen besproken die ik naar voren had
willen brengen. Ik wil niet in herhaling vallen. Voor de amusementswaarde is dat natuurlijk
niet goed.
De voorzitter:
Ik wilde eigenlijk aangeven dat de vragenstellers continu dezelfde vraag stelden.
Het was dus niet gemeen bedoeld ten opzichte van u. Gaat uw gang.
De heer Von Martels (CDA):
Goed, dan ga ik nu over naar circulair bouwen, want dat is ook hard nodig. Het zou
mooi zijn als onze bouwbedrijven koploper zijn in circulair bouwen. In het verlengde
hiervan kunnen bouwbedrijven ook al bouwen met een lage stikstofuitstoot. Door prefabricage
en elektrische kranen ter plekke wordt zo veel mogelijk stikstofuitstoot voorkomen.
Dit geeft kansen om de bouwopgave snel en met zo weinig mogelijk uitstoot te realiseren.
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat we koploper worden in circulair bouwen?
Misschien kunnen andere regio's leren van de noordelijke provincies, bijvoorbeeld
van de Bouwcampus Fryslân in Noordoost-Friesland, BuildinG in Groningen of het Noordelijk
Innovatielab Circulaire Economie in Meppel. Zeker daar wordt dagelijks gewerkt aan
circulaire bouwprojecten.
Dan heb ik nog iets over de inzamelstructuur bij gemeenten, want die is nogal ingewikkeld.
Bovendien zijn de verschillen per gemeente groot. Hoe kunnen producenten nu simpel
en duidelijk aangeven hoe verpakkingen het beste ingezameld kunnen worden, terwijl
de inzamelsystemen per gemeente verschillen? Het moet eenvoudiger en gemeenten moeten
meer met één geluid naar buiten kunnen treden. Wil de Staatssecretaris hier werk van
maken?
Dan over matrassen. Die zijn nog niet aan bod gekomen. Matrassen moeten ook in de
circulaire economie terechtkomen. Ik begrijp dat er al afspraken zijn met de grote
matrassenfabrikanten om in de toekomst maar liefst 700.000 matrassen te recyclen.
Dat is 75% van de verkochte hoeveelheid. Hoever wil de Staatssecretaris hierin gaan?
Welke doelstellingen wil zij formuleren?
Ten slotte, voorzitter, nog één onderwerp, namelijk de importheffing. Ik ben nieuwsgierig
waarom die importheffing eventueel ingevoerd gaat worden. Bij mij is daar namelijk
nog steeds enige onduidelijkheid over. Wat is nou de belangrijkste reden van een eventuele
invoering? De milieuwinst is namelijk nihil. Enerzijds wordt er misschien een lichte
CO2-reductie gerealiseerd, maar aan de andere kant is de methaanemissie in het buitenland
veel en veel groter. Als het dus gaat om de broeikasgassen die ontsnappen, is dat
veel groter. Ik heb ook nog even informatie ingewonnen bij Urgenda. Het is niet een
van de 40 voorstellen van Urgenda. Ik heb daar nog contact over gehad omdat ik dacht
«dat is nou de motivatie om het in te voeren», maar ik kreeg een negatief antwoord.
Zijn er misschien nog alternatieven denkbaar? We hebben nu een verbrandingstoeslag
van € 32. Kunnen we die misschien verhogen als het gaat om het genereren van inkomsten?
Waar liggen de mogelijkheden en wat is de exacte reden van het eventueel invoeren
van de importheffing?
Tot zover, voorzitter.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben wel nieuwsgierig hoe het CDA tegenover die importheffing staat. Ik krijg een
wat wisselend beeld. Is het CDA nu voor of tegen die importheffing? Ik hoor dat u
de afvalcentrales bezocht heeft. Ik kan me voorstellen dat die niet allemaal erg positief
waren. Staat het CDA nu positief of negatief tegenover de importheffing?
De heer Von Martels (CDA):
Dat is wat ons betreft nog veel te vroeg. Wij zijn nog op zoek naar het antwoord.
De heer Wassenberg en ik hebben een technische briefing georganiseerd, waarin we veel
vragen hebben kunnen stellen. Ik ben niet voor niks gisteren ook nog bij Attero geweest.
Ik ben dus nog steeds op zoek naar het antwoord waarop ik zit te wachten. Wat is nou
de exacte reden voor het invoeren van die importheffing? Daar ben ik naar op zoek.
Als ik daar een goed en realistisch antwoord op krijg, dan kunnen we daar een standpunt
over innemen, maar daar is het op dit moment nog te vroeg voor.
De voorzitter:
Dat leidt tot een korte vervolgvraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, mijn laatste vraag inderdaad. Ik vind het bijzonder. Ik mag toch hopen dat het
CDA zelf een mening heeft en niet alleen een antwoord wil hebben van de Staatssecretaris
op de vraag waarom zij iets invoert. Nogmaals, het CDA heeft toch wel een mening?
Vindt het CDA dat de importheffing wel of niet ingevoerd moet worden? Ik heb namelijk
ook geconstateerd dat de afvalverwerkers hier niet op zitten te wachten. Het is een
hartstikke mooi verdienmodel, dat ook nog wat oplevert.
De heer Von Martels (CDA):
Ja, maar van een partij die heel genuanceerd is, kun je zo'n antwoord verwachten als
ik net gegeven heb. We zijn ons nog aan het beraden. In uw betoog hoorde ik net dat
de PVV genuanceerd naar voren wil komen, maar dat was al snel vervaagd, jammer genoeg.
Ik probeer op dit onderwerp toch bij de les te blijven. Laten we eerst goede antwoorden
krijgen op de vragen die we nu gesteld hebben.
De voorzitter:
Oké, dat leidt tot een interruptie van mevrouw Dik-Faber. Ga uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Goed dat de CDA-fractie hier vragen over stelt, maar volgens mij is het wel degelijk
zo dat de Nederlandse rijksoverheid te voldoen heeft aan een uitspraak van de rechter
in de Urgendazaak, wat we daar ook van vinden. Dat is een uitspraak van de rechter,
dus die moeten we met elkaar uitvoeren. Met het binnenhalen van een grote stroom afval
uit het buitenland, halen we ook twee megaton CO2 binnen. Is het CDA daarmee bekend?
De heer Von Martels (CDA):
Met alles wat naar voren gebracht is, ben ik bekend. Waar ik antwoord op wil hebben
is mijn vraag over het Urgendavonnis. Is dat wel of niet zo? Dat kunnen we heel makkelijk
nagaan. Ik heb ook informatie ingewonnen en daaruit blijkt dat het niet het geval
is en dus geen deel uitmaakt van het 40 puntenplan. Als het gaat over de milieuwinst
weten we dat er een onderzoek geweest is. Daarin komt die 0,2 megaton als milieuwinst
naar voren. Maar er is ook een contraexpertise van PricewaterhouseCoopers, waarin
die milieuwinsten veel kleiner bleken te zijn. Als je naar de methaanemissies kijkt,
blijken die alleen maar groter te worden, omdat die niet in afvalverbrandingsovens
terechtkomen, als het gaat om Engels afval.
De voorzitter:
Wilt u nog een korte vervolgvraag stellen? De heer Von Martels heeft eigenlijk gewoon
geantwoord dat hij ermee bekend is en daarna nog een toelichting gegeven.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wacht op het antwoord van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Dan wil ik het woord geven aan de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik zal ook beginnen met het statiegeld en de uitbreiding ervan naar
kleine flessen én naar blikjes wat ons betreft. We hebben daar vorig jaar felle debatten
over gehad met de Staatssecretaris, maar ook als Kamer onderling. Het is daarom goed
om te lezen dat de Staatssecretaris wil doorpakken met het invoeren van statiegeld
op kleine flesjes, omdat het aantal kleine flesjes in het zwerfafval niet daalt, maar
stijgt. Wij waren al langer overtuigd van het feit dat het bedrijfsleven dit niet
zou gaan oplossen, maar dat is nu ook weer bevestigd. De Staatssecretaris schrijft
wel dat de metingen over de tweede helft van 2019 doorslaggevend zullen zijn. Maar
waarom wachten we daarop? We zien de trend nu al. Het stijgt in plaats van dat het
daalt. Waarom moeten we dan het moment van beslissen nog een maand of vier, vijf,
zes uitstellen? Waarom kunnen we dat nu niet gewoon doen? Als we het nu doen als Kamer,
kan dan ook het moment van invoeren van kleine flesjes vervroegd worden? Dat is een
vraag waar ik graag antwoord op wil hebben. Dat het uitbreiden van het statiegeldsysteem
onvermijdelijk is, is wat ons betreft geen onderdeel van discussie meer. Dat gaan
we doen. Laten we dat zo vroeg mogelijk doen, zou ik zeggen.
Dan de blikjes, die een veel groter probleem in het zwerfafval zijn, zoals ook door
andere partijen al benoemd is, vooral qua dierenwelzijn. Wat ons betreft is en blijft
het een gemiste kans dat we statiegeld op blikjes niet gelijktijdig met het statiegeld
op kleine flesjes invoeren, vooral nu de VNG ook heeft aangegeven daar geen apart
reductieplan voor te gaan maken. Als blikjes nu meteen worden meegenomen, is een apart
wetstraject overbodig en krijgt het bedrijfsleven geen kans om in de tussentijd de
productie van blik op te schalen en die van kleine flessen te verminderen. Dat zal
voor een periode voor veel grotere problemen in het zwerfafval kunnen zorgen, maar
ook voor de dieren problemen geven. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook? Welke
mogelijkheden ziet zij nog om blikjes toch mee te nemen in het wetsvoorstel over kleine
flessen dat in voorbereiding is, zonder dat het huidige wetstraject wordt vertraagd?
Zijn de voorbereidingen voor statiegeld op blikjes al dusdanig dat automaten ook voorbereid
zijn op het innemen van blik voor het geval dat gaat komen? Mevrouw Kröger vroeg dat
net ook in een interruptie. Dan is er niet weer een heel apart traject voor het bedrijfsleven
nodig. Kan de Staatssecretaris daar wat over zeggen?
Dat nu inmiddels drie van de vier coalitiepartijen statiegeld op blikjes willen, beschouwen
wij als enorme winst. Welkom bij de club, zou ik dan ook willen zeggen. Maar die overwinning
is niet alleen van ons. Die is vooral ook van mensen die zich buiten de Kamer heel
hard hebben ingezet voor uitbreiding van het statiegeldsysteem. Ik noem The Plastic
Soup Surfer, Merijn Tinga en de Zwerfinator, Stichting GoClean De Liemers, de Statiegeldalliantie
en vele anderen. Die wil ik hierbij feliciteren met hun inzet en overwinning.
Dan een ander onderwerp waarover we het nog lang niet eens zijn met het kabinet, namelijk
biomassa. De Staatssecretaris schrijft in haar brief van 4 juli dat dit kabinet volop
inzet op duurzame biomassa. Maar er is helemaal niks duurzaam aan het kappen en verbranden
van bomen. Honderden wetenschappers schreven een noodkreet aan het Europees Parlement.
Andere wetenschappers noemen het een ramp voor het klimaat, zoals net al werd gezegd.
De gemeente Diemen en buurgemeenten willen het niet. Heel veel mensen in Arnhem komen
in actie tegen de biomassacentrale. Niemand die het wil, bij wijze van spreken, behalve
dit kabinet, maar toch gaat het allemaal door. Hoe kan dit? Ik wil dat de Staatssecretaris
daarop reageert. Vindt de Staatssecretaris net als haar collega Wiebes dat wetenschappers
maar zo veel beweren en zo veel zeggen? Of hecht zij wel waarde aan wat de wetenschap
zegt? Daarbovenop komt nog dat de overheid hier miljarden subsidie aan geeft. Wat
ons betreft moet het subsidiëren van biomassacentrales onmiddellijk stoppen. Die centrales
moeten er helemaal niet komen. Wat kan de Staatssecretaris hierover zeggen? Hoe stoppen
we deze waanzin?
Voorzitter. Dan de afvalimport en de importheffingen daarop. Die juichen wij toe.
Die maken in ieder geval de import van afval uit het buitenland even duur als Nederlands
afval. Dat zou de PVV toch heel erg moeten aanspreken, denk ik. Het probleem hierbij
is dat we hele woonwijken hebben aangesloten op afvalcentrales. Uit de hoorzitting,
die mede door de heer Wassenberg en de heer Von Martels is georganiseerd, bleek ook
dat duurzame alternatieven daarvoor eigenlijk niet direct voorhanden zijn. Ik wil
heel open van deze Staatssecretaris horen wat de plannen daarvoor zijn, en hoe we
woonwijken kunnen afkoppelen van die afvalcentrales en toch kunnen koppelen aan duurzame
energie. Op welke termijn kan dat? Kan de Staatssecretaris daar iets meer over zeggen?
Dan specifiek over AEB in Amsterdam.
De voorzitter:
Ik wil u vragen tot een afronding te komen.
De heer Laçin (SP):
Ik heb nog één kort punt hierna, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Laçin (SP):
De problemen bij AEB. Er is een tekort ontstaan aan opslagruimte voor bijvoorbeeld
rioolzuiveringsslib. Dat is tijdelijk opgeslagen in Delfzijl en Terneuzen, maar dit
vraagt om een definitieve oplossing. Kan de Staatssecretaris daarover wat zeggen?
Dan het allerlaatste punt: kunstgras en de recycling daarvan. Ik heb in een vorig
debat ook al aandacht gevraagd hiervoor. De Staatssecretaris zei toen dat er initiatieven
zijn om tot recycling in Nederland te komen. We zijn nu een jaar verder na de brand
in Dongen, bij Tuf, en er is eigenlijk nog steeds niks. Wanneer gaat die capaciteit
er komen en wanneer gaan we ophouden met tijdelijk opslaan en exporteren? Wanneer
gaan we dat gewoon hier in Nederland regelen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil het woord geven aan de heer Wassenberg. Ga uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor haar brief over statiegeld.
Zij vindt dat de stijging van het aantal flesjes in het milieu niet zonder consequenties
kan blijven en wil dus geen uitstel van de invoering van het statiegeld. Dat is echt
een compliment waard. Omdat de sector geen actieplan krijgt opgesteld voor blikjes,
gaat de Staatssecretaris met eigen maatregelen komen. Het is goed om te zien dat daarmee
een einde komt aan jarenlang meestribbelen; het zou alleen voor ons net nog iets sneller
kunnen. Dat is goed nieuws. Ik sluit me overigens aan bij de woorden van de heer Laçin,
die een compliment gaf aan de Plastic Soup Surfer en aan de Zwerfinator. Ik wil daar
nog Recycling Netwerk Benelux aan toevoegen.
Voorzitter. Over de invoering van statiegeld op blikjes heb ik nog wel een paar vragen,
want het is van belang dat daar duidelijkheid over komt; de heer Laçin en mevrouw
Kröger hebben daar ook aandacht aan besteed. Want ook als het een gefaseerde invoering
betreft, moeten er nog wat vragen worden beantwoord. Het is duurder om eerst een systeem
op te zetten voor plastic flesjes, dat dan later moet worden aangepast voor blik.
Je kunt dan beter een systeem bedenken dat meteen alvast de potentie heeft om ook
blik in te zamelen. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven hoe zij de invoering van
statiegeld op blik voor zich ziet?
Dat werpt ook de vraag op wat we gaan doen met afval waar géén statiegeld op zit,
want afgelopen week konden we lezen dat in Nederland jaarlijks 26 miljard – een miljard
is 1.000 miljoen – plastic verpakkingen worden verbruikt. Dat neemt alleen maar toe.
Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe zij dit veelkoppige plasticmonster gaat
verslaan.
Voorzitter. Dan mijn tweede onderwerp. Nog een compliment, en daar laat ik het bij,
want je moet de Staatssecretaris ook niet overvoeren met complimenten. De Staatssecretaris
kondigde een importplafond aan toen de verbrandingscapaciteit in Nederland tekortschoot.
Er komt nu ook een importheffing waardoor het verbranden van buitenlands afval niet
langer goedkoper is dan het verbranden van Nederlands afval. Ik hoop dat die importheffing
recycling verder aanjaagt – dat is volgens mij ook de bedoeling – en dat die voorkomt
dat Nederland het afvalputje van Europa wordt, ook om te voorkomen dat we voor de
komende decennia ons vastketenen aan verbranding van afval voor onze warmtevoorziening.
De heer Laçin sprak daar ook al over. Dat is de gevreesde lock-in. Laat ik dat akelige
woord hier maar een keer gebruiken.
Voorzitter. Dan wou ik nog iets zeggen over de duurzaamheidskaders voor biomassa.
Daarover is de Partij voor de Dieren uiterst kritisch. Fijn ook dat de ChristenUnie
nu erg kritisch is. Er is nog niets van te merken dat de regering biomassa zo beperkt
mogelijk in wil zetten, want het wordt nu al overvraagd, en we staan nog maar aan
het begin van die verduurzamingsopgave. Het hele gebruik van biomassa leunt op internationale
politieke afspraken dat we die uitstoot niet meerekenen, maar het zijn geen wetenschappelijke
afspraken. Dat zijn politieke afspraken. Het is een soort papieren werkelijkheid.
Die uitstoot ligt in werkelijkheid namelijk veel hoger dan bij het verstoken van kolen.
Recentelijk kwamen de Europese academies voor wetenschappen met een publicatie die
stelde dat het verstoken van biomassa niet alleen een verspilling van gemeenschapsgeld
is, maar dat het het behalen van de klimaatdoelstellingen in de weg zit. Graag een
reactie van de Staatssecretaris op die publicatie in relatie tot haar alinea over
de veronderstelde klimaatneutraliteit van biomassa.
Een vraag is nog wat de Staatssecretaris verder onderneemt op het gebied van luchtkwaliteit,
want met het massaal verstoken van biomassa en biobrandstoffen gaat de luchtkwaliteit,
die nog altijd niet aan de EU-normen voldoet, waarschijnlijk sterk achteruit. Hoe
gaat de Staatssecretaris dat voorkomen?
De Staatssecretaris onderneemt ook een onderzoek naar het draagvlak voor het duurzaamheidskader.
Dat snap ik niet heel goed, want volgens mij moeten alleen inhoudelijke redenen aan
de basis staan van een duurzaamheidskader. Als je gaat zoeken naar draagvlak voordat
zo'n kader er is, dan zet je deur open voor marchanderen en voor ongewenste invloeden.
We zagen dat al eerder bij de hele statiegelddiscussie. We zagen waar dat toe leidt:
tot jarenlang uitstel en al die tijd een groei van de problemen.
Voorzitter. Voor de Partij voor de Dieren is het verbranden van biomassa niet duurzaam.
De voorzitter:
De heer Von Martels heeft, voordat dat punt wordt afgemaakt, een interruptie op, denk
ik, het vorige punt. Ga uw gang.
De heer Von Martels (CDA):
De heer Wassenberg komt indirect nogal op voor de bomen en voor de bossen. Nou is
de constatering dat in Nederland de afgelopen jaren enorme ontbossing heeft plaatsgevonden.
Dat komt met name doordat heel veel Natura 2000-gebieden omgezet zijn in kwetsbare
natuur. Er is dus 38% ontbossing in Nederland. Wat vindt de heer Wassenberg daar eigenlijk
van?
De heer Wassenberg (PvdD):
De Partij voor de Dieren vindt dat de natuurgebieden in Nederland flink moeten worden
uitgebreid. De weg daarnaartoe is niet door bomen te kappen en bossen om te vormen,
maar door op een andere manier gebieden te kopen die je kunt omvormen voor natuur.
Bomen kappen en bossen vernietigen is nooit de goede weg naar meer natuur in Nederland.
We moeten meer natuur hebben, want we zitten nu op 30%. Dat is veel te weinig. We
zijn daarmee echt de hekkensluiter in Europa. Dus graag meer natuur, ook kwetsbare
natuur, ook heidegebieden bijvoorbeeld, maar niet ten koste van het bosareaal, want
dat is er al te weinig.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik ben blij dat we op hetzelfde spoor zitten. Maar welke mogelijkheden ziet de heer
Wassenberg dan om inderdaad te voorkomen dat bossen in Natura 2000-gebieden worden
omgezet in kwetsbare natuur? Welk stokje kunnen we daarvoor steken?
De heer Wassenberg (PvdD):
We hebben ook een hele discussie over de PAS waaruit blijkt dat bij kwetsbare natuurgebieden
veehouderijen zullen moeten wijken. Je zou kunnen kijken of je de gebieden die dan
vrijkomen – dat kunnen grote gebieden zijn – kunt betrekken bij de natuur. Er zijn
mogelijkheden zat om te zorgen dat de kwetsbare natuur in Nederland versterkt wordt.
Het areaal moet worden uitgebreid, maar, zoals ik zei, niet ten koste van bomen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik wilde nog wat vragen over biomassa. Dat is dus niet duurzaam. Om richting te geven
aan het gebruik van biomassa, wil het kabinet zo hoogwaardig mogelijke toepassingen,
door middel van die zogenaamde cascadering. Kort gezegd: als je een boom kapt, kun
je er beter planken of meubels van maken dan houtkorrels voor de kolencentrale. Kan
de Staatssecretaris aangeven hoe zij dat gaat regelen? Want zowel nationaal als internationaal
weten we dat Nederland zwaar leunt op biomassa en nog zwaarder gaat leunen op de import
van houtkorrels, bijvoorbeeld uit de Baltische staten of uit Amerika. Dan koop je
op een open markt houtkorrels en je koopt er geen planken of meubels. Hoe gaat de
Staatssecretaris zorgen dat de bomen die daar gekapt worden, hoogwaardiger benut worden?
Voorzitter, mijn allerlaatste punt. Ik wil nog iets weten over mijn aangenomen motie
over het regelmatig informeren van de Kamer rondom vraag en aanbod van biomassa. De
Staatssecretaris stelt dat het PBL met een jaarlijkse rapportage gaat komen. Kan de
Staatssecretaris aangeven wanneer wij de eerste rapportage kunnen verwachten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Van mij een inbreng met een heleboel vragen, waarschuw ik
alvast. Ik wil met plastics beginnen. Iedereen schrikt van de groeiende berg plastics,
met name in verpakkingen. In de Verpakkingsrichtlijn is vastgelegd dat er zo min mogelijk
verpakkingsmateriaal gebruikt moet worden: de essentiële eisen. Maar helaas zijn er
ontsnappingsclausules. Wat is de beleidsvrijheid om deze richtlijn beter handhaafbaar
te maken voor Nederland? Is de Staatssecretaris bereid om in het Besluit beheer verpakkingen
de doelstelling voor recyclen te verhogen, zodat we ook al die partijen die nu niet
in het Plastic Pact zitten, in beweging krijgen? Wil zij normering met een oplopend
percentage recyclaat overwegen? Kunnen we producenten verplichten tot recyclebaar
verpakkingsmateriaal? Zouden we de bewijslast kunnen omdraaien, waarbij je moet kunnen
aantonen dat een verpakking hoogwaardig te verwerken is? Waarom exporteren we toch
nog steeds zo veel plastic afval naar Azië, in plaats van het zelf goed te verwerken?
De Staatssecretaris schrijft dat dit onwenselijk is, maar hoe gaat ze het voorkomen
en hoe houden we er zicht op dat dit afval in Azië daadwerkelijk wordt gerecycled
zolang het daar nog heengaat? Waar ligt de bewijslast?
Dan een volgend onderwerp: zeer zorgwekkende stoffen in afval. Bij het onderzoek naar
de afvalstroom van Chemours zien we toch echt dat we hier veel en veel meer grip op
moeten krijgen. Bedrijven zouden in principe op grond van hun zorgplicht moeten rapporteren
over ZZS-stoffen in afval, dat lezen we ook in LAP3, maar dit gebeurt in de praktijk
niet. Hoe zit het bijvoorbeeld met PFAS-stoffen in afgedankte kleding of in de bodemas
bij de vuilverbranding? Hoe houden we ZZS-stoffen in beeld na gebruik en vooral bij
hergebruik van afval als secundaire grondstof? Ik vraag de Staatssecretaris om speciale
aandacht voor dit onderwerp, speciaal voor bioaccumulerende persistente stoffen zoals
PFAS in afvalstromen.
Dan het statiegelddossier. Ik ben heel erg blij dat de Staatssecretaris vaart wil
maken met statiegeld op plastic flesjes. Er lijkt eindelijk ook politieke ruimte te
zijn voor statiegeld op blik. Dat is heel goed nieuws. Waarom kan dat niet gelijk
worden ingevoerd met het statiegeld op plastic flesjes? Op z'n minst kan bij het invoeren
van statiegeld op plastic flesjes al rekening worden gehouden met het toevoegen van
blik, zodat we niet dubbel werk hoeven te doen. Ik wil echt voorkomen dat de industrie
de hele productie omschakelt naar blik en dan weer twintig jaar gaat dwarsliggen.
Dan de financiering in circulaire economie. Een veelgehoorde zorg, ook bij Duurzame
Dinsdag, is dat het moeilijk is voor innovatieve bedrijven om een activiteit met een
hoog risico gefinancierd te krijgen door bijvoorbeeld banken. We horen ook dat er
onduidelijkheid is over financiering door Invest-NL. Kan de Staatssecretaris ons verzekeren
dat Invest-NL juist bedoeld is voor mkb'ers in de circulaire economie? Hoe maken we
dat makkelijk toegankelijk?
Ik ben heel blij dat de textielindustrie hoog op de politieke agenda staat. Hoe staat
het met het onderzoek naar vernietiging van onverkochte goederen dat vorig jaar is
toegezegd? De fast fashion is een risico-industrie en de online retail ook. Heel graag
hoor ik hoe dit wordt aangepakt.
De doelstelling in het sectorplan is 20% gerecyclede fibers in 2030, maar dat is niet
in lijn met de doelstellingen van de Staatssecretaris voor de circulaire economie.
Dat moet echt hoger en dat hoop ik hier ook van de Staatssecretaris te horen. Een
verplichte uitgebreide producentenverantwoordelijkheid lijkt ons cruciaal om deze
doelen te halen. Producenten moeten verantwoordelijk worden voor het inzamelen en
hoogwaardig verwerken van al dat textiel. Dat zou bijvoorbeeld goed in winkels kunnen.
Nu lijkt dat ingewikkeld te zijn en is een ontheffing van dat inzamelverbod wellicht
nodig. Is dat een optie? Een andere mogelijkheid is dat mensen oude textiel terug
kunnen geven aan de pakketbezorger die een nieuw kledingstuk komt brengen. Goede ideeën
te over volgens mij.
Ten slotte een onderwerp dat ik vandaag liever niet had behandeld, namelijk het duurzaamheidskader
biomassa, een groot onderwerp wat mij betreft. Ik onderstreep de vraag die door collega
Dik-Faber is gesteld naar de noodzaak om meer wetenschappers met een brede ecologische
achtergrond, bijvoorbeeld van de Europese KNAW, te betrekken bij de studie naar die
duurzaamheidscriteria. Staat de Staatssecretaris daarvoor open? We begrijpen ook dat
er een doorrekening zou zijn van de klimaatwinst van biomassa en van de kosten daarvan.
Wanneer kunnen we deze doorrekening verwachten?
Dan kijk ik naar de voorzitter om te zien of er nog een beetje tijd is.
De voorzitter:
Ik moet u vragen om tot een afronding te komen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan heb ik een allerallerlaatste vraag, die gaat over duurzaam aanbesteden. De overheid
kan een ongelofelijke macht en kracht zijn met duurzaam aanbesteden, maar dat blijkt
in de praktijk nog onvoldoende een rol te spelen. Hoe gaan we dit bevorderen? Hoe
gaan we circulariteit echt belonen bij aanbesteden? Heel graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter, dank u wel. We hebben al een paar keer een algemeen overleg gehad over
circulaire economie. Dat wordt vaak helemaal ingevuld met allerlei teksten over statiegeld
op flesjes of blikjes, dus daar wilde ik maar niet mee beginnen. Ik wilde beginnen
met het LAP3 en dan wil ik vaststellen dat als we gaan naar een circulaire economie,
storten altijd nodig blijft. Hoe je het ook wendt of keert, er wordt uiteindelijk
ook afval verbrandt en het residu zal dan nog giftiger zijn dan het residu dat tegenwoordig
gestort wordt.
In dit geval wil ik de Staatssecretaris wijzen op een kwestie in Groningen. Er is
destijds onder LAP3 met de sanering van alle voorafgaande stortplaatsen, dus onder
LAP1 en LAP2, een fout gemaakt op het ministerie, waarbij de capaciteit die over was
in Veendam er in Groningen niet bijgeplust is. Ik zie de Staatssecretaris al schudden,
maar ik wil toch dat deze zaak verhelderd wordt, want volgens het stuk dat mij is
toegestuurd, zijn er in 2015 meermaals toezeggingen gedaan dat die ruimte beschikbaar
wordt gesteld. Daar komt bij dat de provincie Groningen anders met het afval op stap
moet. Dat zou heel veel kilometers kosten, want in de omliggende provincies willen
ze het ook niet. Wellicht kan de Staatssecretaris mij daar antwoord op geven.
Mijn tweede punt is dat in Duitsland een exportverbod voor plastic aangekondigd is,
zoals ook door mevrouw Kröger is genoemd. De Staatssecretaris gaf aan er toch een
halt moet worden toegeroepen aan export naar Azië en dergelijke. Het bijzondere is
dat we kunnen vaststellen dat een groot gedeelte van het plastic naar Duitsland gaat,
daar kennelijk rechtstreeks in een zogenaamde mix belandt en dan alsnog in Maleisië,
Indonesië, Thailand en Vietnam terechtkomt. Wie zitten we nou voor de gek te houden?
Mijn concrete vraag is of we kunnen kijken, als er een Duits exportverbod ingesteld
gaat worden, of dat ons gaat raken. Zijn we daarop voorbereid? Dan kunnen we dat in
ieder geval circulair maken.
Mijn derde punt is de kwaliteit van de inzameling van het afval. Dat heb ik al eerder
aan de orde gesteld. We zien dat al die wethouders rode koontjes krijgen als ze merken
dat er steeds minder restafval ingezameld wordt. Een keer in de maand wordt dat spul
nog een keer opgehaald. Wat voor effect zien we dat dat heeft? Dat de groene containers
gevuld worden met groen afval, met daarin dapper verstopt luiers, en weet ik veel.
Je ziet dat de hoeveelheid compost die destijds geproduceerd werd, afneemt in plaats
van toeneemt, terwijl het groenafval wel meer opgehaald wordt, dus dat is een hele
verkeerde prikkel. Ik heb deze vraag al eerder gesteld: zou het niet beter zijn om
recyclingdoelstellingen voor gemeentes te benoemen in aanvulling op de bestaande restafvaldoelstelling?
Ik heb anders de indruk dat we elkaar stevig voor de gek houden.
Als het gaat om de milieuheffing hebben we ons altijd op het standpunt gesteld: gelijke
monniken, gelijke kappen. Ook mij kwam ter ore dat de maatregel gekoppeld was aan
een CO2-doelstelling. Ik heb de indruk gekregen dat die nooit met de branche besproken is,
maar wellicht kan de Staatssecretaris mij daarover duidelijkheid verschaffen. Ik begreep
ook dat de branche een onderzoek heeft laten doen door PwC. De heer Von Martels heeft
daarover ook het een en ander gezegd. Ik vraag me dan af of er een ander effect zou
zijn als dat spul uiteindelijk toch in het buitenland gestort zou worden. Ik wil daar
graag wat helderheid over van de Staatssecretaris. Het is prima dat we de kas proberen
te spekken met een bedrag, maar het moet ook helder zijn dat de daaraan ten grondslag
liggende doelstelling daarmee ook gediend wordt.
Ik moet snelheid maken. In een vorig debat heb ik iets gevraagd over WEEELABEX-certificering
van het shredderen van materiaal, waar grote bedrijven wel aan kunnen voldoen en kleine
bedrijven vaak niet. De Staatssecretaris heeft in het antwoord aangegeven dat het
wel meevalt en dat er mogelijkheden zijn voor ontheffing. Ik wil graag weten wat die
mogelijkheden voor ontheffing zijn, zodat die kleine bedrijven dat wel degelijk kunnen
doen, want uit de branche krijgen we een ander geluid.
Ik kreeg net een stuk over matrassen aangereikt vanuit het publiek. Ik had het niet
gelezen, maar wellicht kan de Staatssecretaris ons per brief informeren over de stand
van zaken, want ik begrijp dat er een fantastisch vrijwillig initiatief is om dit
op te lossen. Overigens heb ik ook begrepen dat dit geldt voor de luierbranche. Kan
de Staatssecretaris daarover iets zeggen of ons per brief informeren?
Ik houd het hierbij, voorzitter.
De voorzitter:
Meer tijd was er ook niet. Dank u wel. Ik schors de vergadering tot 18.10 uur, maar
dan zijn we er ook allemaal, dus dan gaan we uit van 18.07 uur en om 18.10 uur beginnen
we weer.
De vergadering wordt van 17.52 uur tot 18.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedenavond. Ik stel voor om verder te gaan. Welkom aan de mensen die er ook na de
break bij zijn. Dat geldt niet voor collega Laçin, maar wij weten heel zeker dat zijn
medewerkers meekijken, meeschrijven, et cetera. Hij is zeer benieuwd naar de beantwoording.
Ik wil beginnen en de Staatssecretaris het woord geven voor haar eerste termijn. Qua
interrupties wil ik, ook gezien de tijd, voorstellen om te starten met één interruptie
en een vervolg, en dan nog een interruptie en weer een vervolg, in plaats van vier
losse interrupties. Meestal gaat het in deze groep heel goed. Ik zie de heer Ziengs,
die er niet altijd bij is, kritisch kijken. U heeft een opmerking?
De heer Ziengs (VVD):
Nee, nee, ik ben het er volstrekt mee eens, maar die lijn heb ik eerder hier ook ingezet.
De heer Laçin had nog een halve interruptie over, omdat we iets meer ruimte gaven
om de streepjes snel weg te werken. Maar het is inderdaad normaal om twee keer een
interruptie te doen, met een vervolg. Zo doe ik het ook altijd. Dank.
De voorzitter:
Ik zal niet veel zeggen over de heer Laçin en zijn interruptiestrategie, want hij
is er nu niet bij. Maar het gaat er vooral om dat we één interruptie doen en dan direct
een vervolg. We sparen dus niet. Anders moeten wij een kasboek bijhouden. Bovendien
duurt het dan ook allemaal veel langer. Graag ook een korte aanloop en een snelle
vraag. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Zoals altijd in dit volle AO, met veel deelnemers en veel
interessante onderwerpen, zijn er een hoop vragen gesteld. Ik heb het ingedeeld in
een aantal mapjes. Daar wil ik de Kamerleden even in meenemen. Ik begin met de aanpak
van flessen en blik in zwerfafval. Dan de afvalstoffenheffing en de relatie die werd
gelegd met het Urgendavonnis. Dan het AEB. Vervolgens de Taskforce Herijking Afvalstoffen
en andere afvalstoffenregelgeving. Dan biomassa, textiel, recyclingdoelstellingen
en verpakkingen. Dan hebben we ook altijd nog een mapje overig of algemeen. Daar komen
alle andere vragen, onder andere die over de matrassen, in terug.
Voorzitter. De aanpak van flessen en blik in het zwerfafval is een onderwerp dat lang
en uitgebreid besproken is in deze Kamer. Twee jaar geleden hebben we gezegd dat we
die plastic flesjes gaan aanpakken, linksom of rechtsom. We zetten het doel voorop,
niet het middel. We hebben ook gemonitord in hoeverre de doelstelling die we met elkaar
hebben gesteld, binnen bereik komt. In het bestuurlijk overleg van 11 september hebben
we moeten vaststellen dat de huidige meetcijfers van RWS een stijgende lijn laten
zien in plaats van een dalende lijn. Er resteert echt nog een aanzienlijke afstand
tot het beoogde doel voor plastic flessen. Die ontwikkeling baart mij zorgen. De metingen
over de tweede helft van 2019 zullen duidelijk maken of het doel redelijkerwijs wel
of niet zal worden gehaald.
Dan was er zo'n tussenvraagje: waarom hakken we nu niet meteen de knoop door? Als
je een afspraak hebt gemaakt en met elkaar een soort tijdpad hebt uitgezet, loop je
dat ook af, vind ik. Het bedrijfsleven heeft een heel onderzoek uitgevoerd naar de
inrichting en implementatie van een statiegeldsysteem. Dat was ook onderdeel van de
afspraken. Dat heeft het netjes gedaan. Ik heb ook een review laten uitvoeren op dat
onderzoek. Die concludeert dat het voorstel van het bedrijfsleven grondig is onderzocht.
Dat onderzoek laat zien dat er één jaar nodig is voor de implementatie van het statiegeldsysteem.
Daarom hebben we in overleg met het bedrijfsleven gezegd dat we gewoon eerder de knoop
moeten doorhakken, zodat die implementatie ook zorgvuldig kan plaatsvinden. We handhaven
het afgesproken tijdpad, conform de afspraken. We volgen dus netjes de afspraken die
we met elkaar hebben gemaakt. Die leiden er op dit moment toe dat we de knoop eerder
zullen doorhakken. Dat doen we volgend voorjaar. Dat over de flesjes.
Dan de blikjes. Meteen vanaf het begin heeft de Kamer duidelijk uitgesproken – en
ik heb dat zelf ook altijd duidelijk gezegd – dat blikjes net zo min als plastic flesjes
in de natuur horen. De motie-Dik-Faber, die denk ik al zeker een jaar oud is, vraagt
om een actieplan en een reductiepercentage voor blik in 2020. Dat was ook een verzoek
aan zowel de VNG als aan het verpakkende bedrijfsleven, zeg ik er even bij. Beide
partijen werden gevraagd om daaraan een bijdrage te leveren. Ik heb daar dus ook in
de verschillende bestuurlijke overleggen met deze partijen op aangedrongen. Uiteindelijk
is het niet van zo'n actieplan gekomen, omdat beide partijen er de voorkeur aan geven
om blik mee te laten lopen in de brede aanpak van zwerfafval. Want naast blik en flesjes
hebben we natuurlijk ook nog ander zwerfafval. De partijen willen een en ander dus
liever meenemen in de brede aanpak. Maar de meetcijfers van RWS laten zien dat de
huidige inzet op blik geen neerwaartse trend met zich meebrengt. We hebben dus die
brede aanpak, maar die levert voor blik niet op wat we willen. Ik vind dat een zorgelijke
ontwikkeling.
Daarom heb ik in het afgelopen bestuurlijke overleg aangegeven dat ik maatregelen
ga nemen om de reductie van blikjes in het zwerfafval zeker te stellen. Daar heb ik
u over geïnformeerd in een brief. In deze brief aan de Kamer zeg ik dat ik verschillende
maatregelen zal bekijken, waaronder ook wettelijke maatregelen. Ik proef ongeduld
hier in de Kamer en dat ongeduld deel ik. Ik hoor aan de andere kant vandaag niet
de vraag om statiegeld meteen in te voeren. Ik hoor wel de vraag om het meteen uit
te werken. Dat is wat ik hoor. Ik ga dat dan ook doen. Ik denk dat de kosten en de
uitvoeringsvraagstukken ook snel in kaart gebracht moeten worden.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Ziengs. Gaat uw gang.
De heer Ziengs (VVD):
Is het niet heel erg bijzonder dat, ik meen, 80% van de gemeenten, van de VNG, dat
statiegeldalliantiedocument heeft ondertekend en dat die gemeenten vervolgens kennelijk
aangeven dat ze het willen laten meelopen in een brede aanpak van zwerfafval? Ik weet
niet helemaal of het de juiste zin is, maar eigenlijk laat je daarmee de slager zijn
eigen vlees een beetje mee keuren. Ik weet niet of dat hierop van toepassing is, maar
ik vind het wel heel erg vreemd. Hoe kijkt de Staatssecretaris ertegen aan dat een
partij, 80% van de gemeenten, heel nadrukkelijk aangeeft dat zij gewoon statiegeld
wil, maar vervolgens nog een doelstelling voor dat zwerfafval moet halen en daar ook
aan mee moet werken? De signalen zijn voor mij redelijk helder dat ze dan op dat moment
niet al te veel meer doen aan dat soort acties.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De realiteit is dat zowel het bedrijfsleven als de gemeenten nodig zijn als partners
om het aantal blikjes in het zwerfafval tegen te gaan. Daarom snap ik heel goed dat
in de motie van de Kamer beide partijen zijn opgeroepen om mee te werken zodat, net
als bij de flesjes, linksom of rechtsom dat doel gehaald wordt, namelijk dat we ook
op blikjes een reductiepercentage laten zien. We moeten ook niet ontkennen dat er
weinig voortgang is geweest. Dat is precies de reden waarom ik in mijn brief heb gezet
dat we dan toch naar andere maatregelen moeten kijken. Dat de gemeenten zich in groten
getale achter de Statiegeldalliantie hebben geschaard, heeft daarin meegespeeld, denk
ik. Voor het milieu betekent het dat die blikjes er liggen. Voor ons allemaal betekent
dit dat we niet datgene bereiken wat we willen bereiken. Daarom heb ik in mijn brief
gezegd dat we naar andere maatregelen gaan kijken.
Ik hoor vandaag in de Kamer: werk in die context ook statiegeld voor blikjes uit.
Ik ga verschillende dingen uitwerken, dus ik ga dit ook uitwerken, als dat het verzoek
van de Kamer is. Ik denk dat er nog een aantal uitvoeringsvraagstukken aan zitten.
Daar kom ik nog wat specifieker op terug. Het is ook goed om die uitgewerkt te hebben.
Dat was mijn antwoord op de vraag van de heer Ziengs.
De voorzitter:
Dat leidt toch tot een korte vervolgvraag. Gaat uw gang.
De heer Ziengs (VVD):
Daar moet u wel op rekenen, voorzitter. Kennelijk, zo kun je constateren, wordt zo'n
partij ook geraadpleegd. Die heeft vervolgens ook een verantwoordelijkheid, voor het
plaatsen van vuilnisbakken dan wel voor het handhaven. Daar heb ik het in het verleden
ook over gehad. Maar ik heb niet echt de indruk dat daar veel actie in ondernomen
is. Ik snap dat ook wel, want met onwillige honden is het slecht hazen vangen. Ik
gooi er nog maar weer een spreekwoord in. Als 80% van die gemeenten heeft gezegd dat
zij statiegeld willen, gaan zij natuurlijk niet meewerken met andere plannen op dat
gebied. Is de Staatssecretaris dat met me eens?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik kan alleen maar constateren dat er in de afgelopen jaren inderdaad niks is gebeurd.
In de bestuurlijke overleggen heb ik dat soort voorstellen ook nog een keer gedaan,
ook op de punten die de heer Ziengs nu naar voren brengt. Vanuit het ministerie hebben
we gekeken welke ondersteuning we nog kunnen bieden, bijvoorbeeld bij de handhaving.
Wanneer kun je een bestuurlijke boete wel toepassen en wanneer niet? Om allerlei redenen
is de uitvoering van de motie zoals die door de Kamer is neergelegd, namelijk om de
VNG en het bedrijfsleven te vragen om samen met een plan te komen, niet gelukt. Ik
denk dat de ondertekening van een andere beleidsrichting door de gemeenten daarin
heeft meegespeeld. Dan moeten wij met elkaar constateren wat daarvan het resultaat
is. Met een vrijwillig plan komt er dus geen reductie in blik. Dat betekent dat we
andere maatregelen zullen moeten treffen. Ik hoor hier in de Kamer ook duidelijk het
verzoek om daarbij ook een bepaalde maatregel uit te werken, maar ik hoor ook dat
het doel vooropstaat. Ik heb in mijn brief al aangekondigd dat ik maatregelen ga uitbrengen,
waaronder wettelijke. Daarbij zal ik deze ook bekijken. Dat is duidelijk het verzoek
van de Kamer, hoor ik. We hebben ook allemaal gezien dat dit een verandering is in
de verzoeken van de Kamer. Dat heeft de Kamer ook onderling geconstateerd. Volgens
mij staat het doel van de motie van een jaar geleden nog steeds overeind, namelijk
dat de ontwikkeling voor blik de goede kant op moet gaan. De cijfers laten op dit
moment gewoon zien dat dit niet zo is.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. In het kader van de haken en ogen vroeg een aantal leden of dat niet meteen
kan worden meegenomen in de regelgeving voor statiegeld op flesjes. Nee, dat kan niet.
Blikjes kunnen daar niet meteen in mee, want het voorstel voor flesjes is bijna afgerond.
Ik hoop dat 1 januari en uiterlijk 1 april te publiceren. Als blikjes daarin zouden
moeten worden meegenomen, dan gaat er grote vertraging optreden in het wetsvoorstel
zoals het er nu ligt. Wat er wel voor nodig is, zal ik aan u laten weten in de brief.
Ik heb aangegeven dat ik een aantal dingen ga uitwerken. Dit zal ik daarin meenemen.
Ik zal in de brief ook terugkomen op de juridische en de kostenkant ervan. Ik zal
dan ook het punt van het investeren in automaten meenemen. Een aantal van u heeft
daarnaar gevraagd. Er is niemand gebaat, het bedrijfsleven natuurlijk het allerminst,
bij een slecht investeringsplan. Op al deze punten kan ik nu niet meer zeggen dan:
ik zal er in de brief op terugkomen. Er zitten gewoon een aantal haken en ogen aan
en het is goed om die allemaal in kaart te brengen. Voor haken en ogen zijn er ook
weer oplossingen. Ik kom in een brief op het geheel terug.
Voorzitter. Ik ga over naar Urgenda en de afvalstoffenheffing. Daar zijn vragen over
gesteld, maar ik zie non-verbale bewegingen...
De voorzitter:
Er wordt mij ingefluisterd dat het goed is om te vragen wanneer die brief komt.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik zal me daar even op moeten beraden. De Kamer doet hier vandaag een duidelijke oproep.
Ik zal een inschatting moeten maken van hoeveel tijd dat kost. We spreken elkaar morgen
bij de begroting. Laat ik proberen dan een inschatting te geven.
De voorzitter:
Dank u wel.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Dan Urgenda en de afvalstoffenheffing op buitenlands afval. Onder anderen
de heren Ziengs en Von Martels hebben daar vragen over gesteld. Het Nederlands afval
dat in Nederland wordt verbrand of gestort, wordt belast via de afvalstoffenbelasting.
Wat je recyclet, blijft buiten die heffing. Alleen al het hebben van die belasting,
is een stimulans voor recycling. Het maakt recycling relatief gezien aantrekkelijk
en daar willen we natuurlijk naartoe, want we hebben met elkaar de doelstellingen
voor de circulaire economie gedefinieerd.
Wat apart is, is dat buitenlands afval dat hier wordt verbrand, een uitzondering heeft
op die heffing. Dat trekken we met deze maatregel gelijk. Het is logisch dat we dat
gelijktrekken, want de CO2-uitstoot en de andere vervuiling die gepaard gaat met verbranding, vindt dan ook
hier in Nederland plaats. Waarom zou je een Engelse vuilniszak, die hetzelfde effect
heeft, een korting geven? Dat is wat hier speelt. Mevrouw Dik-Faber zei dat we ongeveer
2 megaton importeren. Waarom zou je een korting geven op geïmporteerde CO2-uitstoot? Dat is de vraag die hier voorligt.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Van Aalst. Ga uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb het idee dat de Staatssecretaris de helft van het verhaal vertelt. Misschien
dat de andere kant nog komt, maar de heer Von Martels en ik gaven al aan – volgens
mij zijn er meerdere partijen die er zo in staan – dat het een gekke situatie is.
Ik ben bij Twence in Hengelo geweest. Het is een fantastisch mooi verhaal. Het gaat
er aan de ene kant in en aan de andere kant levert het CO2 voor de tuinbouw op en energie voor hele grote bedrijven in de omgeving en voor gemeenten
met hun stadsverwarming. Als ze dat niet hadden, dan zou dat betekenen dat ze daar
fossiele brandstof voor zouden moeten verstoken. Wij hebben minder moeite met fossiele
brandstof, maar deze Staatssecretaris pleit om dat minder te gaan doen. Ik vind het
mooi dat we enerzijds iets roepen tegen al die tonnen CO2-uitstoot die we meenemen, maar anderzijds besparen we heel veel. Volgens mij is dat
vele malen meer dan andersom.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het is een trap die ik met u af wilde lopen. Deze aspecten komen erin terug. Natuurlijk
moet je, als je een warmtenet hebt dat is aangesloten op de verbranding van huishoudelijk
afval, in de winst die je jezelf toerekent rekening houden met de eventuele inzet
van andere brandstoffen. Dat moet je allemaal meerekenen om uiteindelijk tot een nettowinst
te komen. Ook dit soort stukjes van de puzzel zijn reëel. Blijft de vraag of je tot
het einde der tijden, als je naar een circulaire economie toe wil, kunt blijven inzetten
op de verbranding van grondstoffen als de primaire bron voor de verwarming van je
huis. Dan zul je ook daar op een gegeven moment naar een alternatief toe moeten. Je
kunt mensen natuurlijk niet in de kou laten zitten. Voor die tussenperiode moet het
dus een rol spelen.
Blijft de vraag: waarom zou je die Engelse vuilniszak een korting geven als je die
Nederlandse vuilniszak die korting niet geeft? Waar het afval ook vandaan komt, we
vinden allemaal dat we zo veel mogelijk grondstoffen moeten recyclen. Het gelijktrekken
van die heffing zorgt ervoor dat ook voor dat buitenlandse afval die recycling op
orde gaat komen. We moeten ons realiseren dat we met die import van dat buitenlandse
afval CO2 importeren, maar ook NOx-uitstoot en bodemas. Ongeveer 25% à 30% van alles wat we
importeren blijft in Nederland achter als bodemassen. Het is dus de uitstoot, maar
ook letterlijk de asla van de verbrandingsinstallatie die we daarmee importeren. Dan
geven we buitenlands afval dus een korting ten opzichte van Nederlands afval. Wat
doen we? Met deze maatregel trekken we die korting in en wordt het in gelijke mate
belast. Als je alle andere punten meeweegt waaraan de heer Van Aalst refereerde, maar
ook de heren Ziengs en Von Martels, dan levert het nog steeds een netto CO2-winst op.
Daarnaast willen we er natuurlijk voor zorgen dat er inderdaad meer gerecycled wordt.
Als onderdeel van het Urgendapakket trekken we 80 miljoen uit voor het stimuleren
van allerlei maatregelen om ook recycling te verbeteren. We helpen de sector bij het
verbeteren van de recycling, waardoor we meer grondstoffen buiten die verbrandingsoven
houden. Dat is wat we hier ook allemaal willen.
Ten slotte, het vonnis van de rechter in de Urgendazaak zegt dat de CO2-uitstoot op Nederlands grondgebied gereduceerd moet worden. Als het oordeel van de
rechter niet zo was, dan had het kabinet in reactie op het vonnis van de rechter eventueel
andere maatregelen kunnen betrekken bij de lijst van het halen van de doelstelling.
Maar de rechter zei expliciet: het gaat om reductie op Nederlands grondgebied. Dat
betekent dat je met die import van afval in één keer het halen van die doelstelling
moeilijker maakt. Het punt van de heer Von Martels was: er is een Urgendalijst met
40 maatregelen en daar staat deze niet op. De organisatie Urgenda heeft aan het kabinet
een lijst met suggesties overhandigd voor het halen van de doelstelling van Urgenda.
Daar staan ook dingen op als: verbied het eten van vlees één dag in de week, verlaag
de maximumsnelheid, haal een deel van de veestapel weg. Het kabinet heeft die lijst
natuurlijk niet overgenomen, maar heeft zelf een pakket samengesteld. Als onderdeel
van dat pakket wordt de korting op de Engelse vuilniszak geschrapt. Zo zit die hele
trap in elkaar.
Daarnaast moeten we voor de toekomst gaan inzetten op meer recycling. Daar steken
we ook geld in. We moeten er ook voor zorgen dat er op de lange termijn alternatieven
komen voor die warmtenetten, zodat we een lock-in voorkomen.
Voorzitter. Het was nogal een complex verhaal, maar ik hoop er een heel aantal vragen
mee te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Ik ook. Ik vermoed dat er al een stukje van de voorbereide antwoorden in zat. Maar
de heer Van Aalst heeft toch nog een korte vervolgvraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Het was een heel lang antwoord van de Staatssecretaris op mijn eerste vraag. Ik kom
tot de conclusie dat de hoeveelheid afval niet afneemt. Er is een importheffing, maar
de afvalverwerking heeft overcapaciteit en gaat het afval toch wel halen. Ze gaan
het geld betalen. Uiteindelijk gaat het dus ten koste van de belastingbetaler. Als
ze het niet ophalen, wordt het afval elders gestort, wat nog slechter is. Dat zou
deze Staatssecretaris ook niet moeten aanspreken. Door het invoeren van de diftar
zijn alle stromen alleen maar vervuilder zijn geworden. Ze leveren alleen maar meer
ellende op bij al die afvalverwerkingscentrales. Dus het enige wat ik constateer,
is dat het beleid dat de Staatssecretaris voorstaat alleen maar negatieve dingen oproept.
Je gooit er aan de ene kant afval in en aan de andere kant komen er energie en CO2 voor de tuinbouw uit. Circulairder wordt het volgens mij niet. Is de Staatssecretaris
dat met mij eens?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het is een hele zak met vragen tegelijk. Ik constateer dat de heer Van Aalst graag
de korting op een buitenlandse vuilniszak wil handhaven. Dat is niet het beleid van
dit kabinet. Wij willen recycling stimuleren. Wij willen veel liever dat grondstoffen
niet eenmalig verbrand worden en dan omgezet worden in energie, maar dat ze worden
hergebruikt. Dat is echt de circulaire economie in tegenstelling tot de lineaire economie,
waarin je grondstoffen verbrandt, waardoor je eenmalig energie hebt, maar dan ben
je ze wel kwijt.
De voorzitter:
De heer Van Aalst houdt zijn vinger bij de knop, maar ik denk dat het antwoord was
dat de Staatssecretaris het niet met de heer Van Aalst eens is. Dit begint te raken
aan een tweede interruptie.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat klopt, die ga ik ook inzetten. Ik constateer dat de Staatssecretaris over een
utopie spreekt waarin het afval minder wordt. Ik ben er geweest en ik zie dat de afvalstroom
alleen maar groter wordt. Dat komt doordat de economie beter draait en er meer geconsumeerd
wordt. Een situatie waarin afval minder wordt, is absoluut niet aan de orde. De utopie
dat we zo meteen geen afval meer hebben en niet meer hoeven te verbranden, is echt
totaal onjuist. Het klopt gewoon niet. Ik wil dat de Staatssecretaris dat in die zin
even rechtzet. Als we al iets willen met inzameling... Ik noemde al de diftar. Het
worden alleen maar vervuilder stromen. De stromen zijn nog nooit zo slecht en vervuild
geweest, dus het kan steeds minder gerecycled worden. Is de Staatssecretaris het met
mij eens dat het ingezette beleid eigenlijk helemaal niet werkt?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik hoor dat de heer Van Aalst en ik het eigenlijk met elkaar eens zijn dat het goed
zou zijn als we hoogwaardiger weten te recyclen. We weten ook allebei dat daar nog
uitdagingen zijn. Maar als dat ons gezamenlijke doel is, om eigenlijk meer grondstoffen
hoogwaardig te hergebruiken, dan moet je dus vooral inzetten op zoveel mogelijk scheiden.
We zullen nog een hele tijd een restfractie hebben die we moeten verbranden. Laten
we hopen dat die steeds kleiner wordt omdat we steeds meer grondstoffen uit de vuilniszak
weten te halen voordat het restje dan nog de verbrandingsoven in gaat en om te zorgen
dat we die materialen ook hoogwaardig kunnen hergebruiken. Ik vind het fijn om te constateren dat ik met de heer
Van Aalst op deze positieve noot kan afsluiten.
De voorzitter:
Maar die heeft misschien nog een vervolgvraag, dus ik weet niet of dat het geval is.
Ga uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij moest ik van u interrupties in tweeën afmaken, dus ik ben gebonden aan
deze interruptie.
De voorzitter:
Zeker. Maar het hoeft niet!
De heer Van Aalst (PVV):
Het hoeft niet, maar ik laat hem niet voorbijgaan. Ik constateer gewoon dat mensen
best willen scheiden. Alleen, wat we nu doen is allerlei dingen opleggen. Dat leidt
op dit moment alleen maar juist tot vervuilde stromen. Dat betekent dat er minder
uit gerecycled kan worden door die afvalcentrales. We constateren dat van het plastic
slechts 20% hergebruikt kan worden. Dus ik vind het allemaal mooi dat de Staatssecretaris
allerlei maatregelen wil invoeren, maar volgens mij moeten we nu constateren dat bijvoorbeeld
de diftar alleen maar leidt tot overlast in wijken, want het is één grote pleurisbende.
Het levert qua recycling niets op, want die stromen worden alleen maar meer vervuild.
Dus ik vraag nogmaals aan de Staatssecretaris of zij bereid is om dit soort vormen
van inzameling tegen te gaan.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Van Aalst zegt: we zouden eigenlijk al die stromen hoogwaardig willen gebruiken
maar er zijn nu nog uitvoeringsproblemen. Als we met elkaar nu eens goed gaan kijken
naar die uitvoeringsproblemen, zal ik niet zeggen dat ik ze allemaal deel zoals de
heer Van Aalst het nu opsomt. Maar er zijn zeker uitvoeringsproblemen. We hebben ook
nog een hele weg te gaan naar die totale circulaire economie. Daarvoor moeten we nog
heel veel met elkaar doen; we kunnen ook maar van zoveel plastic bermpaaltjes maken.
We willen naar hoogwaardig hergebruik zodat je van plastic echt hoogwaardige nieuwe
producten kunt maken. Het is ook mooi om te zien dat er bedrijven zijn in Nederland
die daar heel veel innovatie op zetten en die daarvoor hele mooie, nieuwe bedrijven
opstarten. Dus ik signaleer met de heer Van Aalst dat we echt nog een lange weg te
gaan hebben. Maar ik signaleer ook dat er heel veel bedrijven zijn die hele mooie
kansen bieden en dat dit een goede ontwikkeling is voor de Nederlandse economie.
De voorzitter:
De heer Von Martels heeft een interruptie.
De heer Von Martels (CDA):
Is dit blokje voorbij? Ik wacht even tot de Staatssecretaris klaar is met dit onderwerp.
Dan kan ik daarna de vraag stellen.
De voorzitter:
Ja, meneer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dan kan ik in één zin bijna doorgaan; hartelijk dank. Het gaat nog even over dat rapport,
over die onderbouwing van die 0,2. Ik zei al tijdens mijn eerste inbreng dat er ook
een ander rapport van PwC verschenen. Hoe verhouden die rapporten zich tot elkaar
en kunnen wij ook inzage krijgen in met name het rapport van het ministerie?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik weet dat er een uitgebreider antwoord is, maar ik zeg even uit mijn hoofd dat het
uiteraard is doorgerekend. Ik geloof dat het verschil tussen het rapport van de afvalsector
en het rapport van het ministerie was dat zij uitgingen van een andere hoeveelheid
biogene fractie, dus dat wil zeggen biomassa die in dat afval zou zitten. Het andere
rapport was van PricewaterhouseCoopers. Wij hebben Rijkswaterstaat laten kijken naar
de specifieke samenstelling van de afvalstromen, afkomstig uit het buitenland die
hier worden verbrand. Het fossiele aandeel in het buitenlandse afval blijkt veel groter
dan in het Nederlandse afval. Daaruit blijkt dat buitenlandse afvalstromen veel minder
goed gescheiden worden aangeleverd dan Nederlands afval. Het Nederlandse afval heeft
een biogeen deel – daar kom ik aan bij de biomassa – van gemiddeld ongeveer 63%, terwijl
buitenlands afval een biogeen deel heeft van gemiddeld 57%. Voor het biogene afval
geldt de discussie of biomassa nou wel of niet CO2-neutraal is; dus dat doet iets met de winst die je boekt. In de berekeningen van
PricewaterhouseCoopers is met het gemiddelde voor Nederlands afval gerekend. Daarom
valt de besparing in de berekeningen van PwC lager uit. Maar de berekening die wij
hebben gemaakt is dus gebaseerd op de daadwerkelijke samenstelling van dat afval,
dat dus minder biogeen is dan het Nederlandse afval.
De voorzitter:
Dat leidt toch nog tot een vervolgvraag.
De heer Von Martels (CDA):
Ja. We concentreren ons nu heel erg op de CO2-uitstoot, maar is er is ook nog zoiets als methaanemissie. Dat schijnt nogal sterk
te verhogen als we door die importheffing daartoe overgaan. Hoe is het met de methaanemissie
gesteld?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er zijn twee dingen. Als we vinden dat wij alle verantwoordelijkheid van het VK moeten
overnemen, dan is er nog wel meer afval dat we kunnen gaan importeren. Gelukkig heeft
ook het Verenigd Koninkrijk duidelijke doelstellingen waar het gaat om de klimaatemissies.
Dus ook het Verenigd Koninkrijk zal zowel op het punt van de methaanemissies, afvalscheiding
en dergelijke een heel duidelijke eigen agenda moeten opstellen. In de context van
de Urgenda-uitspraak zijn wij eraan gebonden om op Nederlands grondgebied de reductie
teweeg te brengen. Nogmaals, als die uitspraak anders in elkaar had gezeten, had dat
ook weer tot andere keuzemogelijkheden geleid in de maatregelen die we daarvoor kunnen
opnemen. Blijft dat het gelijktrekken, dus het schrappen van de korting op buitenlands
afval, gewoon betekent dat we ook dat afval op een goeie manier gaan scheiden. Er
is dus een prikkel om ook dat afval dan goed te scheiden en alleen het echte restafval
te verbranden. Dat is precies de richting die we met elkaar op willen; vandaar het
schrappen van die korting op dat buitenlandse afval. Waarom zouden we die laten bestaan
als dat daarnaast ook nog eens leidt tot die CO2-reductie op Nederlands grondgebied en ook nog kan voorkomen dat desnoods Nederlands
afval ergens gestort zou worden wanneer onverhoopt af en toe een krapte ontstaat op
de verbrandingsmarkt.
Voorzitter, dan kan ik naadloos...
De voorzitter:
Voordat we dat gaan doen zag ik nog een interruptie van de heer Ziengs
De heer Ziengs (VVD):
Ik ga mijn tweede interruptie daarvoor gebruiken, want in tweede termijn probeer ik
op de rest nog wat te reageren. Ik was inderdaad wat verrast dat die uitspraak van
Urgenda zich verhield tot een reductie op Nederlands afval verbranden op Nederlands
grondgebied; tenminste, zo heb ik het begrepen. Maar misschien hoor ik zo dadelijk
wel van de Staatssecretaris of het anders is. Voor mij was het iedere keer de doelstelling
die daar gesteld werd, met de hoeveelheid 0,2 huppeldepup-ton CO2-uitstoot. Dat was het uiteindelijke doel en daar was deze maatregel eigenlijk voor
bedoeld. Want economisch gezien zou je kunnen veronderstellen dat hetgeen wat uit
Engeland komt natuurlijk een langere keten heeft en daardoor ook andere kosten met
zich meebrengt, en dat daardoor de maatregel – waarvan ik overigens altijd verondersteld
heb dat die een gelijk speelveld creëerde – misschien ook wel een ongelijk speelveld
creëerde. De recyclingsector heeft volgens mij in het begin ook behoorlijk bij mij
op de deur geklopt, zo van: moeten we dit wel gaan doen? Want straks hebben we geen
materiaal meer dat we kunnen recyclen; straks gaan ze in het buitenland dit soort
dingen bouwen en dan gaan ze daar de boel verbranden. Het geval dat door de heer Van
Aalst aangehaald werd, veronderstelt ook dat in Duitsland juist het recyclen is toegenomen
doordat het restafval naar Enschede toe kon om daar verbrand te worden en vervolgens
weer nut had. Dus ik raak wat verward in de complexiteit van al deze factoren. Om
te voorkomen dat we straks denken dat het alleen maar een belastingmaatregel is, wil
ik toch wel graag weten of het echt doelmatig is.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat zijn natuurlijk van alle leden heel terechte vragen. Wat is het doel van deze
maatregel en waar komt die vandaan? We beginnen met de Urgenda- uitspraak: Nederland
moet op Nederlands grondgebied CO2reduceren. Wat is dan het eerste waar je naar gaat kijken? Dat is de CO2die je op dit moment op dagelijkse basis aan het importeren bent vanuit het buitenland.
Dat is dus onder andere dat afval dat wij importeren.
Ik weet dat wij er een discussie over hebben gehad, ook in de Kamer. Als wij België
zouden moeten helpen in de context van hun energievoorziening door een gascentrale
in Nederland aan te zetten, dan betekent dat extra uitstoot op Nederlands grondgebied.
Dat wordt dan wel spannend met de Urgenda- doelstelling, die ons verplicht om op Nederlands
grondgebied die CO2te reduceren. Dát is zoals de uitspraak van de rechter is.
Dan gaan we alle maatregelen af en dan zien we dat er op dit moment afval vanuit het
buitenland naar Nederland wordt gebracht om hier te worden verbrand, wat hier tot
uitstoot leidt. En dat dat ook nog eens gebeurt doordat dat afval een korting krijgt
op de verbrandingsheffing die wél geldt voor Nederlands afval. Die verbrandingsheffing
is een stimulans om te gaan scheiden en recyclen. Dat is precies wat wij willen.
Dus waarom zou je een vuilniszak uit Engeland een korting geven waardoor die prikkel
wegvalt om ook dat afval goed te scheiden? Het gaat dan om bijna een kwart van het
afval in Nederland. Waarom zou je een kwart van dat afval niet gescheiden de verbrandingsoven
in laten gaan? Door het gelijktrekken van die prikkel wordt ook dat afval beter gescheiden.
Dat draagt dus bij aan de richting die we in willen, naar die circulaire economie.
We helpen de sector daar ook bij, want er is 80 miljoen beschikbaar in de context
van datzelfde Urgendavonnis om maatregelen te nemen om tot een meer circulaire economie
te komen. Dus we kunnen structureel de verwerking van dit afval verbeteren en een
CO2-opbrengst in Nederland realiseren.
Om ook nog even in te gaan op het storten in het buitenland, het wordt ook niet zomaar
zo makkelijk in het buitenland meteen gestort. Want in het VK wordt momenteel een
belasting van ruim 90 per ton afval geheven. Dus het is nog steeds heel erg duur,
ook om het daar te storten. Dus bij de vraag of het daar dan meteen op de stortbelt
gaat kun je flinke vraagtekens zetten. Maar als het hiernaartoe komt, is het gelijktrekken
van die prikkel in ieder geval een reden waarom ook dit afval goed gescheiden zal
worden, en dat is precies wat we willen.
De voorzitter:
Een kort vervolg.
De heer Ziengs (VVD):
Ja, het wordt een hele korte vraag. Hoe verhoudt dit zich tot het Europees recht?
Want ik kreeg signalen dat dat kennelijk niet zou mogen, omdat daar verdragen over
zijn, maar ik ben er niet goed in thuis. Wellicht kan de Staatssecretaris mij daarover
wat opheldering verschaffen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Als er hele specifieke juridische vragen gesteld worden, is het altijd belangrijk
om die ook zorgvuldig juridisch te beantwoorden.
De heer Ziengs (VVD):
Dat is heel verstandig.
De voorzitter:
Dat is misschien iets voor de tweede termijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik kom er zo meteen even op terug, zodat ik precies kan aangeven hoe daarnaar gekeken
is, want het is natuurlijk gecheckt.
De heer Ziengs (VVD):
Dat mag later ook.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Prima, daar komen we dan op terug. Uiteraard moet alles wat we doen ook altijd netjes
conform de Europese regels zijn. Daar zorgen we dan ook voor.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Daar komen we ook op bij het volgende onderwerp: AEB. De afgelopen peridode heeft
er, als gevolg van het wegvallen van AEB, continu overleg plaatsgevonden tussen de
sector, de provincie, het IPO, de gemeente Amsterdam en het ministerie, dat er heel
nadrukkelijk bij betrokken is. De situatie bij AEB heeft ertoe geleid dat er in juli,
augustus en september Nederlands brandbaar afval is gestort, terwijl er nog buitenlands
afval werd geïmporteerd. Als we het hebben over methaanuitstoot: er vond toen dus
echt verdringing plaats, waardoor Nederlands afval gestort werd om buitenlands afval
te kunnen verbranden. Vanwege deze verdringing van Nederlands afval heb ik een importplafond
ingesteld conform het Landelijk Afvalbeheerplan; daarvoor hebben we precies de Europese
regels gevolgd, want volgens die regels mag je zoiets doen op het moment dat er sprake
is, maar ook alleen zolang er sprake is, van verdringing. Hierdoor is de import van
buitenlands afval afgebouwd, waardoor er ruimte is gecreëerd in de Nederlandse AVI's
voor de verbranding van het Nederlandse afval. Ik vind het goed dat de betrokken partijen
hiermee hun verantwoordelijkheid hebben genomen om onnodig storten te voorkomen en
de continuïteit van de afvalinzameling voor burgers en bedrijven te borgen. We hebben
dat, denk ik, allemaal goed gevolgd afgelopen zomer.
AEB heeft aan het ministerie laten weten dat de stilgelegde verbrandingslijnen vanaf
week 40 stapsgewijs weer in bedrijf worden genomen. Op basis van de monitoringsresultaten
heb ik geconcludeerd dat er niet langer sprake is van verdringing. Daarom is het plafond
per 9 oktober niet meer van kracht, want volgens Europese regelgeving kun je zo'n
plafond instellen als er verdringing is, maar moet je het ook weer opheffen als die
verdringing er niet meer is. Dat volgen we dus netjes.
Mevrouw Van Brenk en ook een paar anderen, geloof ik, hebben gevraagd: wat heeft dit
nou blootgelegd en hoe komen we nou tot een toekomstbestendig afvalbeheer? Dat vind
ik inderdaad een terechte vraag. We hebben het afvalbeheer gedecentraliseerd, maar
de casus van AEB heeft ons wel laten zien dat er kwetsbaarheden zitten in het systeem
dat we met elkaar hebben gecreëerd. Als systeemverantwoordelijke vind ik het belangrijk
om daarnaar te kijken. Naar aanleiding van de situatie bij AEB heb ik gezegd: laten
we met elkaar verkennen welke aanvullende maatregelen nodig zijn om het afvalbeheersysteem
op de langere termijn toekomstbestendiger te maken. Ik zal daarbij in het bijzonder
ingaan op de risico's op schaarste aan verwerkingscapaciteit, maar ook op calamiteiten
en verduurzaming van de afvalketen in zijn geheel. Daarbij zal ik ook kijken naar
de prikkels die er op dit moment zijn voor storten en verbranden.
De heer Laçin had een heel specifieke vraag gesteld over rioolzuiveringsslib. Het
is aan de waterschappen om een goede verwerking van het slib te verzorgen. De Unie
van Waterschappen heeft aangegeven dat de waterschappen momenteel een tekort aan verwerkingscapaciteit
hebben om fluctuaties op te vangen. De Minister heeft de waterschappen gevraagd om
een plan op te stellen voor een robuuste en duurzame manier om het rwzi-slib te verwerken.
De waterschappen zijn hier al mee bezig en zullen hiermee verdergaan. Aan het eind
van dit jaar zullen de bestuurders van de waterschappen hierover een beslissing nemen.
Dat waren, denk ik, de vragen over AEB.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
De Staatssecretaris geeft aan dat er op dit moment onvoldoende capaciteit is. Dat
betekent dat de waterschappen worden opgezadeld met extra kosten omdat ze dat slib
moeten opslaan. Dat moet zodanig opgeslagen worden dat de troep niet zomaar wegloopt.
Mijn vraag is: voor wiens rekening komen die extra kosten nou?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Die kosten zijn gewoon voor de waterschappen zelf, neem ik aan, tenzij zij daar specifieke
contractuele afspraken over hebben gemaakt met de afvalverwerker met wie zij een contract
hadden voor het verwerken van dat afval. Maar daar durf ik natuurlijk niet in te kijken.
Overigens zet AEB sinds week 40 weer meer verbrandingslijnen in, waarmee waarschijnlijk
ook weer zuiveringsslib van Waternet zal worden verbrand. Daarnaast kijken de waterschappen
dus zelf naar een structurele oplossing. Zij hopen daarover voor het eind van het
jaar een beslissing te kunnen nemen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik had ook een opmerking gemaakt over de kosten waar de gemeente Amsterdam voor stond.
Kan de Staatssecretaris daar nog iets in betekenen? Ik kan me namelijk voorstellen
dat de gemeente daar niet op gerekend heeft en dat het ten koste gaat van haar begroting.
Is het Rijk daar ook medefinancier voor, of is dat pech voor de gemeente Amsterdam?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het gemeentelijk afvalbeheer is gemeentelijk afvalbeheer. Elke gemeente kijkt zelf
hoe dat wordt ingericht. Amsterdam heeft daarin bepaalde keuzes gemaakt en was ook
100% aandeelhouder van dit bedrijf, dus de consequenties van wat er met zo'n bedrijf
gebeurt, zijn ook voor de gemeente zelf. Maar ik begrijp natuurlijk heel goed dat
dit een enorme worsteling is voor de gemeente. Dat hebben we ook allemaal kunnen volgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, ik vervolg mijn betoog met een aantal andere vragen van onder anderen mevrouw
Van Brenk en mevrouw Van Eijs over het rapport van de Taskforce Herijking Afvalstoffen.
Dat was ook een van de onderdelen van het Rijksbrede programma Circulaire Economie.
Afgelopen donderdag heb ik het eindrapport «Grondstof of afval» mogen ontvangen van
de taskforce. Weet je wat mooi was? Toen mevrouw Sorgdrager het mij kwam toelichten,
zei ze: we hebben echt heel breed gekeken; we hebben informatie in de praktijk opgehaald
en we hebben met heel veel mensen gesproken, dus we hebben het gevoel dat we de zaken
nu echt wel zo'n beetje boven water hebben. Dat vond ik heel mooi. Ze zei ook: dat
betekent ook dat we erachter zijn gekomen dat het niet altijd een kwestie is van knellende
regelgeving, maar soms ook van een gebrek aan kennis over wat er wel en niet kan.
Daar refereerde mevrouw Van Brenk ook aan. Ze zei er ook bij dat het heel soms, wanneer
we het even niet meer weten, een mantra is dat gebruikt wordt: het ligt aan de regelgeving.
Maar waar ligt het nou precies aan? Dat er knelpunten zijn, is waar, maar die komen
niet altijd door de regelgeving; soms knelt het door een gebrek aan toepassing of
kennis van de regelgeving. Het was dus eigenlijk een oproep om niet alleen met de
regelgevingsknelpunten, maar ook met andere knelpunten, zoals een gebrek aan kennis,
aan de slag te gaan.
Ik wil heel graag mijn waardering uitspreken voor het rapport. Er is bij ik geloof
wel 50 vertegenwoordigers van overheden, brancheorganisaties en bedrijven informatie
opgehaald. De taskforce constateert een aantal dingen: de afvaldefinitie is onduidelijk
en men ervaart knelpunten met experimenteerruimte. Daar refereerde mevrouw Van Brenk
ook aan. Op basis van het advies zet ik een aantal stappen. Ik verken voor welke stromen
het wenselijk is om generiek te regelen dat ze uit het afvalrecht worden gehaald.
Daarnaast bekijk ik welk instrumentarium voor welke stroom het meest geschikt is.
Soms is dat productregelgeving, soms is dat ministeriële regelgeving voor bijvoorbeeld
eindeafval- of bijproductcriteria en soms is dat een handreiking voor de manier waarop
je hiermee om moet gaan in deze casus. Waar mogelijk zet ik mij er ook op Europees
niveau voor in om de discussie over de afvaldefinitie te blijven voeren. Mevrouw Van
Brenk zei: we willen graag tempo, we willen graag haast. Dat willen we allemaal, maar
u beseft, zoals u in uw eigen bijdrage aangaf, dat sommige dingen Europees moeten
gebeuren. We weten dat dat tijd kost, maar laten we er met elkaar zo veel mogelijk
vaart achter zetten. Dat deel ik van harte met mevrouw Van Brenk.
Ik bekijk ook of de ruimte in de huidige en toekomstige juridische kaders om experimenten
mogelijk te maken voldoende bekend is en benut wordt, of dat het ergens knelt. Ik
zal aanvullende acties die voortvloeien uit het eindrapport, opnemen in de actualisatie
van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie. Zo zorgen we ervoor dat al deze
punten onderdeel worden van de integrale aanpak en dat we de follow-up daarvan kunnen
monitoren. Straks kom ik op één puntje terug. Dat laat alweer zien hoe belangrijk
het is dat we dat ook doen.
Mevrouw Van Eijs vroeg of het punt van de knellende regels nu wordt opgepakt. Ja,
dat doen we op verschillende manieren. Ondernemers kunnen zich melden bij het loket
Ruimte in Regels, maar dat programma loopt af. Ik ga kijken of het versnellingshuis
wellicht een rol kan spelen om de loketfunctie te laten voortbestaan. In plaats van
een soort algemeen mantra dat de regelgeving knelt, willen we juist snel horen waar
men concreet tegen aanloopt, om een concrete oplossing te kunnen bieden voor probleem
A of B. Waar dan? Hoe dan? Laten we kijken wat we ermee kunnen doen. Dat doen we dus
als onderdeel van het Uitvoeringsprogramma CE.
Dan duurzaam bouwen. De Minister van BZK en ik hebben een brief gestuurd over circulair
bouwen waarin we aangeven hoe we de regels aanpassen om circulair bouwen te stimuleren.
Dat was een punt van de heer Von Martels, volgens mij. Wij zullen ervoor zorgen dat
alle informatie, zoals de beleidslijn in LAP3, rechtsoordelen en de webtoets, goed
beschikbaar is via de website van Rijkswaterstaat, inclusief een helpdesk, want soms
weten mensen niet waar ze moeten beginnen. De omgevingsdiensten hebben hun eigen digitale
kanalen, zoals het kennisnet en Inspectieview Milieu. Dus we zorgen er op allerlei
punten voor dat die informatievoorziening op orde is.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van Brenk. Ga uw gang.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik heb nog een stuk of zes vragen op dit punt. Misschien zit de vraag van mevrouw
Van Brenk daar nog bij.
De inzet in Europa. Nederland heeft twee jaar geleden ingezet op het verkrijgen van
meer duidelijkheid over de afvaldefinitie, maar andere lidstaten waren hier destijds
helaas geen voorstander van. De nieuwe Europese Commissie wil zeker voortgang ten
aanzien van de circulaire economie. We zullen ook zeker met de Commissie bespreken
of ze in dat kader ook bereid zijn om die Kaderrichtlijn afvalstoffen ten aanzien
van de afvaldefinitie aan te passen. Die besprekingen gaan we dus aan. Ik heb onlangs
in mijn gesprek met Frans Timmermans al aangegeven dat een herziening van die afvaldefinitie
belangrijk is, omdat de onduidelijkheid erover een belemmering vormt voor de circulaire
economie. Daarnaast blijf ik inzetten op het geven van meer duidelijkheid over de
toepassing van die afvaldefinitie, via Make it Work en het internationale IMPEL-netwerk.
Overigens spreekt de taskforce natuurlijk niet alleen mij aan, maar ook andere partijen.
Daarom is dat rijksbrede programma, met al die partners erbij, zo belangrijk. Voor
sommige dingen staan we namelijk ook echt samen aan de lat om het op te pakken. Die
oproep ondersteun ik van harte. Ik zal met die andere partijen zeker gewoon aan de
slag gaan.
Over het Versnellingshuis heb ik volgens mij al iets gezegd.
Ik kom nu bij een paar vragen die wel betrekking hebben op afval, maar niet op het
rapport van de taskforce. Misschien kunnen we dan nu naar mevrouw Van Brenk om even
te kijken of zij nog een openstaande vraag heeft.
De voorzitter:
Dat heeft ze. Ga uw gang.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik ben gewoon blij om te horen dat het Versnellingshuis blijft. Dat is belangrijk.
Maar ik had ook nog heel specifiek gevraagd of er nu centrale regie komt vanuit de
Staatssecretaris. Ik vind het altijd zorgelijk als er onduidelijkheid is over wie
het bevoegd gezag is en wie er over de handhaving en dergelijke gaat. Dat zijn zaken
die volgens mij niet lang kunnen wachten. Ik ben dus blij dat u de toezegging heeft
gedaan dat we dingen monitoren en dat we dan de stand van zaken weten, maar ik denk
dat dit zaken zijn die wél heel snel geregeld moeten worden.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik denk dat ik met de hele totstandkoming van het Rijksbrede programma Circulaire
Economie heb laten zien dat ik absoluut de regie voer op de opschaling, versnelling
en structurering van de ontwikkeling van de circulaire economie in Nederland. Wij
hebben daarin heel veel pijlers met allemaal acties. Ik ben degene die er voor de
rijksoverheid als geheel op stuurt dat we die acties ook allemaal nakomen. Van al
die acties die we moeten doen, zijn een aantal punten meer horizontaal. Dan gaat het
over monitoring, waarvoor we het PBL nu van alles laten opzetten. Voorts betreft het
financiering, en de opzetting van het Versnellingshuis. Voor wat betreft regelgeving
heeft de taskforce nu een belangrijk rapport neergelegd.
Het onderwerp «vergunningverlening en handhaving» is precies een van de knelpunten
die de taskforce ook signaleert. De kwestie daarbij is niet alleen dat het knelt,
maar ook dat mensen niet weten hoe ze ermee om moeten gaan. Daarbij moeten we dus
aan kennisontwikkeling doen.
Kennisontwikkeling is ook een onderdeel van een andere discussie, die ik ook nog graag
een keer met u voer, namelijk de discussie over het VTH-stelsel. Als je kijkt naar
hoe het hele stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving op dit moment
in elkaar zit, dan is kennis daarin natuurlijk ook ontzettend belangrijk om op de
juiste manier vergunningen te kunnen verlenen, toe te kunnen zien en te kunnen handhaven.
Dat doen we niet allemaal op nationaal niveau, want de omgevingsdiensten hebben daar
ook een belangrijke rol in. Aan de ene kant kan dat in het beheersen van de risico's
een aandachtspunt zijn, maar dat kan ook zo zijn in het pakken van de kansen. Want
iemand die een vergunning moet verlenen, moet wel weten welke ruimte hij heeft. Nou,
met rechtsoordelen en dergelijke kunnen we daar als ministerie vaak een rol in spelen.
Ook via het Versnellingshuis kunnen we daar een bepaalde rol in spelen. Ik heb nu
een heel aantal punten genoemd, maar het is volgens mij sowieso een thema waar we
het met elkaar nog eens een keertje over moeten hebben. Ook daarover kom ik zeker
met een brief richting uw Kamer.
Dan...
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van Eijs. Ga uw gang.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Qua regelgeving vind ik het goed om te horen dat er waarschijnlijk veel meer ruimte
in het systeem zit dan we nu denken of in ieder geval meer dan nu het beeld is. Maar
ik kom ook veel initiatiefnemers of ondernemers tegen die zeggen: ik loop hierop stuk
en ik kan niet vinden waar ik het kan regelen. Daarnaast ken ik ook een wethouder,
toch ook niet van de kleinste gemeente van Nederland, die blijkbaar ook niet de ruimte
ziet in de regels zoals ze er nu zijn. Dat baart mij toch wel zorgen. Blijkbaar kan
er dus veel meer, maar mensen weten ofwel niet waar ze de informatie kunnen vinden,
ofwel er circuleert verkeerde informatie. Ik zoek dus toch wel een beetje naar een
manier waarop we die drempels en muurtjes gaan slopen om ervoor te zorgen dat je bijvoorbeeld
gewoon lokaal gekapte bomen kan toepassen in een lokale aanbesteding. Of denk aan
die rare regels voor wormen. Op een gegeven moment moet gewoon duidelijk worden dat
die niet gelden. Dat soort dingen bedoel ik. Nu lukt het niet. Dus mijn vraag is eigenlijk:
hoe gaan we dat echt doorbreken?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Veel van de milieuwetgeving die we hebben, is bedacht voor een lineaire economie.
Dat past dus gewoon niet automatisch bij een circulaire economie. Niet alle wetgeving
is al helemaal toegerust op circulaire economie. Daarom kijken we structureel ook
steeds met elkaar naar waar het knelt. En als het ergens evident knelt, dan kunnen
we inzetten op een aanpassing van regelgeving. Soms moet dat Europees. Dan kost dat
tijd et cetera, maar er kan op heel veel plekken ook iets wél. Dat betreft de toepassing
van regelgeving. Dan is het punt dat ik net met mevrouw Van Brenk besprak belangrijk,
namelijk dat we ervoor zorgen dat de kennis over wat er wel kan, makkelijk te ontsluiten
is. Het Versnellingshuis hebben we natuurlijk juist ook ingezet om dat soort knelpunten
waar mensen tegenaan lopen, op tafel te krijgen en dan te kijken waar het knelt. Is
het de regelgeving? Is het de financiering? Wat is er nou voor nodig om dingen los
te trekken? De websites die ik u heb genoemd, zijn natuurlijk ook ontzettend belangrijk.
Bij Rijkswaterstaat is er een hele goede, toegankelijke website, waar ook heel veel
kennis op staat. Er is ook een helpdesk. Je gaat namelijk niet altijd naar het Versnellinghuis.
Sommige dingen zijn gewoon een kwestie van: hoe moet ik dit aanpakken en waar moet
ik zijn? Die helpdesk helpt dan ook. De omgevingsdiensten hebben ook hun digitale
kanalen. Er is ook het kennisnet en Inspectieview Milieu. Dat zijn allemaal instrumenten
die we kunnen inzetten om de boel los te trekken. Dat hoor ik namelijk heel duidelijk
in het pleidooi van mevrouw Van Eijs: laten we alsjeblieft geen dingen onnodig laten
stranden. Die oproep deel ik. We zullen dit dus ook als aandachtspunt meenemen in
dat bestuurlijke overleg, ook naar aanleiding van het rapport van de taskforce, over
het uitvoeringsprogramma circulaire economie. Alle partners zitten daarbij. Dan kunnen
we met elkaar kijken of iedereen doorheeft welke rol hij of zij kan spelen om voor
al die ondernemers en al die mensen met goede plannen de maximale ruimte op te zoeken.
Het blijft zo dat er altijd dingen zullen zijn die op dit moment niet kunnen met de
regelgeving zoals die er nu is. Nou, dan komen we met elkaar bij de afweging: vinden
we dat de regelgeving moet worden aangepast, of niet?
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijs heeft een korte vervolgvraag.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De Staatssecretaris geeft een aantal stukjes van de puzzel: de website van Rijkswaterstaat,
de helpdesk, het Versnellinghuis et cetera. Ik kan me voorstellen dat we bestuurlijk
iedereen nog wel bij elkaar aan tafel kunnen krijgen. Dan zeg je tegen iedereen: kijk,
we hebben dit, we hebben dat, we hebben zus en zo, dus hiermee kun je aan de slag.
Maar er zijn natuurlijk heel veel mensen in Nederland die helemaal niet zijn aangehaakt
bij de overheid, en die dit al helemaal niet volgen – dat kan ik overigens begrijpen.
Dan is het toch een beetje de vraag hoe je al die professionals goed kunt bereiken.
Ik denk dus dat het ook goed is om aandacht te besteden... Ik was bijvoorbeeld donderdagavond
in Eindhoven in het Fair Fashion Café. Daar zei ik: ja, Versnellingshuis! Dan krijg
je allemaal blanco blikken. Niemand kent dat. Dan denk ik: ik zeg wel dat je daarnaartoe
moet. Dat denk ik dan. Dus ik zou willen dat het op de een of andere manier toch veel
vanzelfsprekender wordt dat er zo'n ingangspunt is waarover mensen zeggen: o ja, ik
wil iets circulairs, dus dan moet ik daar zijn. Dus niet alleen bestuurlijk.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik snap het punt van mevrouw Van Eijs heel goed. We zouden het liefst hebben dat iedereen
meteen weet waar men moet zijn en dat er één loket is voor alles. Dat blijft altijd
een soort struggle. Maar ik zie het aandachtspunt heel duidelijk, dus laten we kijken hoe we het met elkaar zo helder mogelijk
kunnen maken. Ik zal zeker ook het bestuurlijk overleg benutten om te kijken hoe we
er nou voor kunnen zorgen dat mensen die iets willen, zo makkelijk mogelijk op de
plek komen waar ze moeten zijn. Daar kunnen we ook samen aan bijdragen. Ik zou dus
zeggen: spread the word over het Versnellinghuis en over de site van RVO Nederland,
maar ook over de site van Rijkswaterstaat. Daar is ontzettend veel kennis te vinden.
Maar ik zal na deze oproep van mevrouw Van Eijs ook in dat bestuurlijk overleg met
al die partners ook heel specifiek dat punt van die complexiteit, oftewel of men weet
waar men moet zijn en hoe we dat zo makkelijk mogelijk maken, als apart aandachtspunt
nog eens bespreken.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog, maar niet voordat... O, het was een schijnbeweging
van mevrouw Kröger! Het hoeft niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet even niet hoe het zit met alle vragen over ZZS-stoffen in afval. Komt dat
allemaal nog?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat komt allemaal nog, ja.
De heer Von Martels vroeg: burgers vinden afvalscheiding lastig, dus hoe kan dit worden
verbeterd? We werken met het bedrijfsleven en de gemeentelijke afvalbedrijven aan
nieuwe afspraken voor de raamovereenkomst. Het doel daarvan is inderdaad eenduidigheid.
Daarin wordt pmd de standaard. Ik denk dat dat toe te juichen is, omdat de burger
dan niet al te lang hoeft na te denken over wat waarin moet. Aan de andere kant weten
we met elkaar natuurlijk ook dat we in de kwestie voor- en nascheiding ook gemeentelijke
ruimte hebben, omdat er gewoon een groot verschil is tussen verschillende gemeenten.
Maar we werken toe naar eenduidigheid over pmd.
Meneer Van Aalst vroeg ook nog wat IenW doet aan afval op het ministerie. Het doel
van de rijksoverheid is 35% restafval in 2020. Daarom doen we ook aan afvalscheiding
op het ministerie. Ik nodig de heer Van Aalst graag een keer uit om de afvalbakken
te komen bekijken. Daarnaast printen we zo min mogelijk. We hebben ook allemaal water
en glazen flessen op tafel staan. Ik heb u ook al eerder laten weten dat we single-use
plastics eruit halen bij de catering op het ministerie. Ik geloof dat dat voor het
eind van het jaar geregeld is.
De heer Ziengs had nog een vraag over Groningen en de stortcapaciteit. Ik heb hier
inderdaad ook al een aantal keren contact over gehad met Groningen. We hebben sinds
2002 een moratorium als hoeksteen van ons afvalbeleid, namelijk dat je eigenlijk niet
meer zou moeten storten. We hebben dus met elkaar afgesproken dat we de stortcapaciteit
niet meer zouden uitbreiden. De stortcapaciteit die de heer Ziengs bedoelt, is bij
LAP1 niet opgevoerd en valt dus niet binnen de ruimte die er in het moratorium is
geboden. Dat moratorium zei eigenlijk: we zien met elkaar dat er voor Nederland als
geheel op basis van deze, deze en deze locaties voldoende ruimte is. Daarbij is er
bij het moratorium ook van uitgegaan dat dit niet altijd, tot het einde der tijden,
zou betekenen dat iedereen zijn eigen plaatsen had, maar dat er gezamenlijk voor Nederland
voldoende capaciteit zou zijn. Andere partijen hebben op basis van dat moratorium
investeringen gedaan in de stortplaatsen die er wél onder vallen. Dat kunnen we dus
niet zomaar aanpassen. Wij hebben vernomen dat de stortplaats in Groningen overgenomen
wordt of is door een partij met stortcapaciteit op de plank, dus dat er voor Groningen
stortcapaciteit beschikbaar zou zijn. Dat is de laatste informatie die ik hierover
heb, zeg ik tegen de heer Ziengs. Maar we zijn met Groningen daarover in overleg,
dus de problematiek is bekend.
Voorzitter, dan biomassa. Er zijn veel vragen gesteld, maar ik ga proberen om daar
recht aan te doen en toch ook tempo in de beantwoording te houden. Biomassa is voor
een belangrijk gedeelte ook de portefeuille van mijn collega van EZK, dus ik zal u
op een aantal punten op hoofdlijnen een antwoord geven. Voor de rest, waar het gaat
om de energie-inzet, is het zoals u ook allemaal weet echt het beleid van de collega.
Ik ben verantwoordelijk voor het duurzaamheidskader biomassa. Waarom hebben we nou,
als onderdeel van het Klimaatakkoord, besloten om tot dat biomassakader te komen?
Dat komt doordat we zien dat vanuit heel veel pijlers van het Klimaatakkoord een beroep
wordt gedaan op biomassa. Tegelijkertijd realiseren we ons ook dat de hoeveelheid
biomassa die duurzaam beschikbaar is, beperkt is. Daarom is het dus belangrijk om
de vraag over de hele breedte van het Klimaatakkoord goed in beeld te hebben en criteria
te hebben die ook over de breedte van het Klimaatakkoord kunnen worden benut. Biomassa
is van belang voor bijvoorbeeld biotische reststromen, als grondstoffen voor de chemie.
Voor biobrandstoffen wordt er een beroep op gedaan, en er wordt een beroep op gedaan
voor de energievoorziening. We zien dus in de breedte dat daar een beroep op wordt
gedaan. Daarom hebben we als kabinet gezegd dat er een duurzaamheidskader moet komen.
Duurzame productie en herkomst van de biomassa, de randvoorwaarden daarvan, moeten
goed geborgd zijn. Voor zover duurzaamheid nog niet wettelijk is geregeld, komt er
daarom dus het duurzaamheidskader. Die actie is opgenomen in het Klimaatakkoord. PBL
en het bureau dat duurzaamheidscriteria opstelt, zijn aan de gang, conform de actie
uit het Klimaatakkoord. Het rapport over de criteria komt eind dit jaar en de beschouwingen
van PBL eind januari 2020. Deze rapporten zijn weer input voor het SER-traject. Het
SER-traject zal dan met een voorstel komen voor zo'n kader. Ik heb u daarover geïnformeerd
in de biomassabrief die ik recent gestuurd heb.
Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe we omgaan met de daadwerkelijke emissies. Op basis van
mondiale en Europese afspraken geldt dat de inzet van biomassa klimaatneutraal is,
dus geen CO2-uitstoot. Dat heeft u zelf ook geconstateerd. Sommigen van u stellen daar vragen
bij, maar het Europese kader, de Europese regels zijn op dit moment zo dat dat de
rekenmethode is. Nederland stelt strenge eisen voor alle biomassa die met overheidsmiddelen
wordt gestimuleerd. Als Europese afspraken wijzigen, dan gaan wij daar uiteraard ook
in mee. Duidelijk uitgangspunt voor het kabinet is dat aan het verduurzamen van de
economie en de klimaatopgave alleen duurzame biomassa bijdraagt. We weten dat dat
schaars is. De inzet van duurzame biomassa voor energie geldt op basis van de afspraken
in EU- en VN-verband als klimaatneutraal. Nieuwe beschikkingen voor energiecentrales
waarbij subsidie wordt gegeven, moeten voldoen aan de huidige, geldende wettelijke
duurzaamheidseisen. Deze zijn de strengste ter wereld en hebben onder andere ook betrekking
op de koolstofschuld – dat is het punt dat er vertraging optreedt op het moment dat
je een boom kapt en een nieuwe boom plant – en indirect landgebruik. Totdat het nieuwe
duurzaamheidskader er is, gaat het kabinet terughoudend om met het afgeven van nieuwe
subsidiebeschikkingen. Op die manier werpt dat duurzaamheidskader zijn schaduw dus
vooruit.
Dan is gevraagd hoe wordt omgegaan met wetenschappers die vraagtekens zetten bij biomassa.
Een van u refereerde aan de Europese afspraken en de VN-afspraken als politieke afspraken,
maar die zijn natuurlijk ook gemaakt op basis van wetenschappelijke publicaties. De
Commissie maakt van allerlei voorstellen die ze doet altijd een impactassessment.
De Minister van EZK heeft uw Kamer ook al toegezegd in te gaan op de wetenschappelijke
onderbouwing van deze afspraken, dus die kunt u tegemoetzien.
Dan was er nog de vraag of we openstaan voor het betrekken van de wetenschappers die
door u genoemd zijn bij het vormgeven van het duurzaamheidskader. Jazeker, en ik zal
vragen om het internationale rapport bij de totstandkoming van dat duurzaamheidskader
te betrekken.
De heer Wassenberg had nog een vraag over luchtkwaliteit en biomassa. Volgens mij
weet de heer Wassenberg ook dat op basis van de evaluatie van de ISDE besloten is
dat de stimulering van de kleinschalige verbranding in pelletkachels en kleine installaties
komt te vervallen, juist om aan dit punt tegemoet te komen. Waar toepassing van biomassa
voor energie leidt tot verslechterde luchtkwaliteit en waar mogelijk, wil het kabinet
de emissienormen voor kleine installaties vanaf 2022 aanscherpen, zodat we dan wel
de voordelen maar niet de nadelen hebben van de toepassing hiervan.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat gaat inderdaad om, ik zou bijna zeggen, de kleine gebruiker: de pelletkachels.
Dat is prima; dat is al enige winst. Maar het gaat er ook om dat er steeds meer hele
grote biomassacentrales komen, waar tientallen vrachtwagens hout per dag naartoe gaan.
Die stoten natuurlijk ook heel veel uit. Dat kan voor een deel worden gefilterd, maar
de lucht wordt daar niet beter van en dat is ook vaak in gebieden met veel zware industrie.
Ik wil weten of daar rekening mee is gehouden, dus niet alleen met kleine installaties,
maar vooral ook met de grote installaties, waarvan er steeds meer bij komen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voor alle industriële installaties zijn er natuurlijk gewoon normen waaraan deze zich
moeten houden. Dat geldt dus ook voor die installaties.
De heer Wassenberg (PvdD):
Laat ik de vraag dan anders stellen. Die normen waren er ook allemaal voor de PAS-uitspraak
van de Raad van State, dus ik wil weten of het allemaal PAS-proof is, als ik het zo
mag noemen. Zoals ik al zei, bevinden ze zich vaak in gebieden waar de luchtkwaliteit
sowieso al slecht is. Heeft de PAS-uitspraak hier nog invloed op?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Volgens mij heeft u morgenavond een debat over de PAS – ik hoor net dat het donderdagavond
is – dus dat lijkt me de plek om nog eens na te vragen in welke mate dit expliciet
is meegenomen in de PAS. In de PAS zijn natuurlijk een heleboel maatregelen tegen
het licht gehouden, dus dat lijkt me de gelegenheid om die vraag nog een keer aan
de orde te stellen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan textiel. Als ik de inbreng van de Kamer hoor de laatste tijd, denk ik dat je bijna
kunt zeggen dat textiel het nieuwe plastic is. We hebben plastic als eerste grote
stroom gezien waarvan we dachten: daar willen we echt met elkaar beweging creëren.
We zien dat we ook veel kleding en textiel verspillen. De productie gaat gepaard met
het gebruik van veel energie, water en chemicaliën. Ik geloof dat mevrouw Kröger zei
dat dit na de olie-industrie de meest vervuilende sector is; of misschien was het
mevrouw Dik-Faber die dat aangaf. Het is dus terecht dat mevrouw Dik-Faber daar ook
al een tijd aandacht voor heeft gevraagd, net als mevrouw Van Eijs trouwens in dit
opzicht.
Veel kleding bereikt de consument niet eens door het systeem van fast fashion. Ik
heb allemaal leuke feitjes, maar ik kwam laatst ook het feit tegen dat we de meeste
kleding maximaal één week dragen. Zelfs als je dat niet achter elkaar doet, lijkt
me dat toch behoorlijk kort. Veel van die kleding wordt gemaakt in landen met een
schaarste aan water en onder arbeidsomstandigheden die we hier niet zouden tolereren,
dus er ligt hier een flinke voetafdruk, op allerlei manieren. Aan de andere kant zien
we dat het steeds moeilijker wordt voor ondernemers in kleding en textiel om te ondernemen.
In het mkb – daar refereerde mevrouw Dik-Faber ook al aan – zijn de marges klein en
is de druk om steeds een nieuwe collectie te hebben hoog. De transitie naar een duurzame
circulaire keten is dus hard nodig, maar ook complex. Dat moeten we eerlijk met elkaar
vaststellen. De ketens zijn heel internationaal en grootschalig, en dat maakt het
niet per se makkelijk om voortgang te bereiken, maar er zijn wel heel veel initiatieven.
Ook hier – daarom ook de analogie met plastic – heb ik het gevoel dat wereldwijd wel
het besef begint te ontstaan dat het anders moet en dat we in actie moeten komen.
Ik wil mij hard maken voor die transitie naar een circulaire textielsector en daarom
kom ik voor het einde van het jaar met een beleidsprogramma. In de brief van 9 oktober
heb ik alvast een klein doorkijkje gegeven naar de elementen die daarin terugkomen.
Mevrouw Van Eijs vroeg of er modellen worden ingezet om de duurzaamheid van textiel
te meten en te kwantificeren. De meeste cijfers zijn gebaseerd op het onderzoek van
FFact uit 2014. Het is natuurlijk belangrijk om bij te houden waar ons textiel terechtkomt
om vast te stellen of we de goede kant opgaan. Ik laat deze cijfers dus updaten en
verwacht begin volgend jaar de resultaten. Dat is ook belangrijk voor een monitoringssysteem
en een EPR-systeem, want dat wil je op een gegeven moment ook gaan monitoren.
Wat doet Nederland precies om een en ander in de EU te versnellen? Wij hebben het
geagendeerd en ik blijf hier aandacht voor vragen. We hebben dit ingebracht in de
Raadsconclusies. Gelukkig is het voornemen van de Commissie-Von der Leyen om met een
nieuw circulaire-economieplan te komen, als onderdeel van de green deal. Dat verwachten
we volgend jaar.
Mevrouw Dik-Faber vroeg of ik mogelijkheden zie om voor meer stoffen dan denim in
kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn voor het percentage recyclaat. Het streven
is om in het voorjaar te komen tot een denimdeal. Het zou mooi zijn als we dat kunnen
uitbreiden naar andere stoffen dan denim. We zullen onderzoeken wat de mogelijkheden
zijn. Mogelijk kan EPR hierin een rol spelen.
Mevrouw Dik-Faber vroeg ook hoe we het mkb in de textielsector kunnen verleiden om
duurzamere keuzes te maken. Onder andere via de 80 miljoen die beschikbaar is voor
circulaire economie. Dat biedt allerlei mogelijkheden voor circulaire projecten. We
zijn ook aan het kijken hoe we producentenverantwoordelijkheid voor textiel kunnen
instellen. Dan wordt door tariefdifferentiatie groen ondernemen gestimuleerd. Aan
de andere kant speelt ook de vraagkant een belangrijke rol, dus de consumentenkant.
Hierop kom ik terug in het beleidsprogramma.
Is Invest-NL ook voor mkb'ers toegankelijk? Invest-NL is nog niet opgericht. Wel verkent
de voorloper van Invest-NL, het NIA, de mogelijkheden om een investeringsplatform
voor circulaire economie op te zetten, ook bedoeld voor kleinere projecten.
Mevrouw Kröger vroeg naar het onderzoek naar fast fashion. De resultaten van dit onderzoek
komen begin volgend jaar. Dan zal ik de Kamer ook informeren over de aanpak. Wat betreft
de doelstelling van het sectorplan: ik heb het net in ontvangst genomen, dus ga ik
het eerst even bestuderen, ook in de context van deze complexe keten. Ik kom daar
nog op terug. Ik heb er notitie van genomen dat mevrouw Kröger hoopt dat er nog een
tandje bij kan.
Mevrouw Kröger vroeg ook nog naar zeer zorgwekkende stoffen, waaronder PFAS, in afgedankte
kleding en bodemassen. PFAS zit in tal van producten, onder andere in kleding. Ik
laat op basis van de beschikbare kennis over producten met PFAS een overzicht opstellen.
Ik zie dat deze vraag in het mapje textiel was beland, maar hij hoort misschien meer
thuis bij overig.
Ik beantwoord eerst een vraag over de stand van zaken omtrent het onderzoek naar kleding
verbranden. Ik heb hierover met verschillende betrokkenen gesproken. Wij hebben geen
concrete aanwijzingen dat het gebeurt, maar willen het toch goed uitgezocht hebben.
Goed nieuws is dat op verzoek van verzekeraars nu een platform wordt opgezet om de
bedoelde goederen te recyclen, zodat er geen sprake hoeft te zijn van vernietiging.
Maar we kijken ook naar de Franse regelgeving. Ik zal kijken wat dat juridisch betekent
en of dat eventueel iets is wat we ook in Nederland willen overwegen. Want ik denk
dat we het allemaal onzin vinden dat iets wat één keer naar iemand toe is gestuurd
vervolgens vernietigd wordt. De verzekeraars, die dat eigenlijk ook niet willen, zijn
misschien een mooie steun in de rug. Maar ik kom nog met een brief hierover naar de
Kamer.
Ik kom bij het laatste blokje... O nee, ik heb nog recycledoelstellingen en verpakkingen.
Daarna kom ik bij het laatste blokje, waarin ik terugkom op de PFAS-vraag van mevrouw
Kröger.
De voorzitter:
Voor we daarnaartoe gaan is er een interruptie van mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De Staatssecretaris gaf over duurzaamheidsmodellen aan dat er een onderzoek uit 2014
is en dat ze de cijfers laat updaten. Dat is heel interessant, maar ik doelde op het
volgende. In Nederland worden er naar ik heb begrepen modellen ontwikkeld om vast
te stellen hoe schadelijk een individueel kledingstuk is. Oftewel: wat is de betere
keuze als ik hier twee truien heb? Aan de consumentenkant, de vraagkant, moeten we
ook sleutelen. Buiten het macro-effect van textiel is het immers ook belangrijk om
te weten wat de betere keuze is. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit soort modellen
aansluiting vinden bij bijvoorbeeld het sectorplan of de algemene agenda voor de circulaire
economie?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Volgens mij vraagt mevrouw Van Eijs hoe we ervoor kunnen zorgen dat de duurzaamheidskenmerken
van trui A en trui B duidelijk zichtbaar zijn voor een consument die in de winkel
staat en niet weet welke hij moet kopen. Daar komen we denk ik op terug in de brief
over de duurzaamheidskenmerken en het label. Het wordt meegenomen in het beleidsprogramma
textiel, begrijp ik.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wilde interrumperen, maar wacht nog even. De Staatssecretaris vervolgt
haar betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
In het beleidsprogramma textiel komen we op dit punt terug.
Dan de recycledoelstellingen verpakkingen. In het Verpakkingenbesluit staan wettelijke
doelstellingen die het bedrijfsleven moet halen. Ik ga de doelstellingen in het besluit
aanpassen. Dat moet ik omdat er een nieuwe Europese rekenmethode wordt ingevoerd,
maar ook omdat ik wil komen tot ambitieuze doelstellingen waarmee Nederland koploper
blijft. Ik heb WUR gevraagd voor mij te onderzoeken welke effecten de nieuwe meetmethode
heeft, zodat we echt naar een reële omzetting kunnen gaan. Daarnaast laat ik onderzoeken
welke ontwikkelingen er in de keten zijn om te bepalen welke percentages ambitieus
maar wel realistisch zijn. Voor plastic wil ik kijken of een doelstelling die hoger
is dan het EU-minimum van 50% haalbaar is en op welke termijn dat kan. Ik kan nog
geen exact percentage noemen. Ik ga u daarover eind dit jaar informeren. In de breedte
willen we met elkaar zien dat we naar een circulaire economie toegaan en dat we steeds
stapjes blijven nemen. Ik denk dat dat de algemene lijn is. Ik ga u daar nog nader
over informeren. Daar gebruik ik onder andere het WUR-onderzoek voor. Dat geeft mij
aan wat het verschil in meetmethodes is, wat hetzelfde cijfer volgens de oude methode
en volgens de nieuwe methode is en wat onze ambitie moet zijn om steeds stappen te
blijven zetten richting een circulaire economie. Dat gaan we met elkaar in het besluit
vastleggen. Dit was overigens ook een vraag van de heer Wassenberg. De richtlijn Single-Use
Plastics die dit jaar wordt geïmplementeerd, zal hieraan ook bijdragen.
Recyclaat in de wetgeving? Vanuit de SUP-richtlijn wordt voorgeschreven om in 2025
25% recyclaat in flessen toe te passen en in 2030 30%. Die gaan we implementeren.
Daarnaast hebben we ook afspraken gemaakt in het Plastic Pact NL. Ik ben hard bezig
met mijn collega's om ook tot een Europees plastic pact te komen. We hopen in de eerste
helft van volgend jaar tot zo'n pact te komen.
Dan de essentiële eisen. Mevrouw Kröger vroeg naar de ruimte bij de implementatie.
De essentiële eisen stellen dat verpakkingen zodanig moeten worden vervaardigd dat
volume en gewicht van de verpakking worden beperkt tot de minimale hoeveelheid die
nodig is om het vereiste niveau van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid voor het
verpakte product en de consument te handhaven. Dat is een letterlijk citaat uit de
essentiële eisen. Ze moeten zodanig worden ontworpen, vervaardigd en in de handel
worden gebracht dat hergebruik of nuttige toepassing met inbegrip van recycling in
overeenstemming met de afvalhiërarchie mogelijk is en dat het resteffect bij het verwijderen
van verpakkingsafval of reststoffen van afvalbeheerverrichtingen zo veel mogelijk
wordt beperkt. Hieraan moeten alle verpakkingen voldoen; hierop zijn geen uitzonderingen.
Er zijn natuurlijk duizenden verpakte producten. Elke producent moet daar gewoon aan
voldoen. Per verpakt product in de nationale wetgeving voorschrijving wat het bedoelde
minimale niveau is, is niet te doen. Als mevrouw Kröger vraagt of de essentiële eisen
wel scherp genoeg zijn, is mijn antwoord dat we ze op Europees niveau moeten zien
aan te scherpen, een generieke aanscherping dus. Je kunt immers niet voor al die duizenden
verpakkingen apart gaan voorschrijven hoe dik het deksel mag zijn. Daarom zijn er
generieke essentiële eisen gesteld. Ik wil wel kijken wat we eventueel op Europees
niveau kunnen doen om tot een verdere aanscherping te komen.
Ik zie dat mevrouw Kröger een vraag wil stellen, maar ik ben nog niet helemaal door
de beantwoording heen. Ik heb nog twee vragen van mevrouw Kröger. De eerste is of
we de essentiële eisen beter gaan handhaven. De producenten moeten aantonen dat ze
aan de eisen voldoen. Ik ben met de ILT in gesprek over hoe de eisen beter gehandhaafd
kunnen worden, bijvoorbeeld via een meldpunt bij de ILT. Ook wil ik de verslaglegging
aanscherpen. Ik kom dit jaar met een voorstel daarvoor.
De heer Ziengs had het over het benoemen van de recyclingdoelstelling als aanvulling
op de restafvaldoelstelling. Ik snap het punt van de heer Ziengs. Hij wil gewoon naar
een betere kwaliteit. Dat is volgens mij de reden waarom hij deze vraag stelt. Maar
dit blijkt heel lastig te zijn, omdat het een indirecte doelstelling voor gemeenten
is. De gemeenten zijn niet zelf de partij die recyclet. Dus een recycledoelstelling
is voor gemeenten een heel moeilijk stuurbare doelstelling. Het is voor een gemeente
ook heel moeilijk om daar grip op te hebben. Je tuigt dan een ingewikkeld administratief
systeem op. Ik ben bang dat dat veel administratieve lasten met zich mee zal brengen,
terwijl we niet weten wat het effect zal zijn.
Maar in de doelstelling en het punt dat de heer Ziengs daar aansnijdt, kunnen denk
ik alle partijen zich vinden: je wilt kwalitatief hoogwaardige deelstromen. De kwaliteit
van de deelstromen moet worden verhoogd. Tot nu toe ging het alleen maar om het naar
beneden brengen van de hoeveelheid afval, maar we willen ook allemaal de kwaliteit
van wat we inzamelen omhoogbrengen. De heer Van Aalst vroeg hier eigenlijk ook aandacht
voor. Bij een hogere kwaliteit kan er ook beter gerecycled worden. Samen met RWS,
de NVRD en de Vereniging Afvalbedrijven zet ik hier ook op in. Ik verwacht dat ingezette
acties zullen leiden tot betere kwaliteit. Daar zullen we u natuurlijk ook over informeren.
Maar met die recycledoelstelling wordt volgens mij dus het afrekenmoment bij de verkeerde
instelling gelegd, want gemeenten recyclen niet zelf, en het is voor gemeenten dus
heel moeilijk om daar zelf aan te voldoen.
Voorzitter. Ik ga naar het laatste blokje. Daarin zitten een aantal andere vragen.
De voorzitter:
Maar voordat u dat doet, wil mevrouw Kröger nog interrumperen. Gaat uw gang, mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een tijd moeten wachten, maar dan heb je de antwoorden
ook. Het ging mij er eigenlijk om in hoeverre we die essentiële eisen nou echt kunnen
handhaven. De Staatssecretaris zegt eigenlijk dat er duizenden soorten verpakkingen
zijn. Het klinkt goed dat de ILT nu een mogelijkheid krijgt om dat hard te gaan handhaven.
Ik vraag me wel het volgende af. Op papier ligt de verantwoordelijkheid eigenlijk
bij de producent. Hij moet kunnen aantonen dat de verpakking is zoals hij moet zijn.
Hij moet eigenlijk ook kunnen aantonen dat zijn verpakking recyclebaar is. Maar wij
weten volgens mij allemaal dat dat in de praktijk absoluut niet het geval is. Dus
hoe kunnen we nou eens echt tanden geven aan dit stukje wetgeving, dat bijzonder nuttig
in de oren klinkt als je plasticvervuiling wilt terugdringen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Alle verpakkingen moeten voldoen aan de essentiële eisen, maar daarin staat dat het
moet worden beperkt tot de minimale hoeveelheid die nodig is om het vereiste niveau
van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid te handhaven. De verpakking moet ook zo
worden ontworpen dat hergebruik of een nuttige toepassing, met inbegrip van recycling,
in overeenstemming met de afvalhiërarchie mogelijk is et cetera, et cetera. Dus die
essentiële eisen laten ook nog enige afwegingsruimte bij de producent. Dat is ook
logisch, want het maakt nogal wat uit of je een medicijn verpakt of een wortel. Dat
vraagt nogal een andere verpakking. Daar sluiten dus die essentiële eisen bij aan.
Juist omdat het over duizenden verpakkingen gaat, moeten producenten aantonen dat
ze aan die essentiële eisen voldoen. Dat is gewoon de regel. Ik wil met de ILT in
gesprek gaan over de vraag hoe we dat nou ook beter handhaafbaar zouden kunnen maken.
Want we kennen allemaal eigenlijk wel de voorbeelden van de rolletjes stickers die
dan in enorme dozen worden ingepakt, vooral rond Sinterklaas. Daarvan vragen we ons
allemaal af of dat nou aan de essentiële eisen volgens dit besluit voldoet. Daar kun
je misschien wel vraagtekens bij zetten. En hoe wordt daar dan op gehandhaafd? Juist
omdat de ILT in de praktijk deze regel, die er gewoon is en die ook moeilijk anders
in te richten lijkt, moet kunnen handhaven, wil ik met de ILT in gesprek gaan over
de vraag wat men daar dan nodig heeft om dat op een betere manier te doen. Ik snap
dus het aandachtspunt van mevrouw Kröger, maar de regel veranderen lijkt me niet zinvol.
In de eerste plaats zijn het Europese regels en in de tweede plaats gaat het om duizenden
producten; je kunt dat niet allemaal gaan voorschrijven. Het uitgangspunt moet dus
gewoon helder zijn.
En misschien kan ik ook een positieve noot aanbrengen. Bij het Plastic Pact zie je
dat grote bedrijven op vrijwillige basis zeggen: wij zien dit ook en wij willen ermee
aan de slag. Ik zet dus niet alleen in op de regelgeving en de handhaving daarvan,
die een vangnet moeten zijn, maar ook op het meenemen van al die partijen die graag
willen. En grondstoffen besparen is ook kosten besparen, dus uiteindelijk is het gelukkig
ook iets wat zijn eigen logica heeft.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wil een korte vervolgvraag stellen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Er was de verkiezing van #Mispaksel, een verkiezing van producten. Daarbij zie je
de ongelofelijke verpakkingen die op de markt komen. Als een verpakking uit meer materialen
bestaat, is zij alweer heel moeilijk te recyclen. De crux lijkt toch wel te zijn dat
er een loophole zit in het feit dat consumentenacceptatie een grond kan zijn om een
verpakking toch op de markt te brengen terwijl zij eigenlijk helemaal niet te recyclen
is en ook niet aan die minimale vereisten voldoet. Ik ben heel benieuwd of de Staatssecretaris
ruimte ziet om die grond, dus van consumentenacceptatie, minder te laten gelden en
om in Nederland op de een of andere manier het recyclebaar maken en de minimale hoeveelheid
materiaal gebruiken, gronden te laten zijn die leidend zijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De essentiële eisen zijn de essentiële eisen en daar kan ik niks aan veranderen. Daarom
heb ik daarnet het citaat letterlijk voorgelezen. Consumentenacceptatie staat daar
niet in. Maar natuurlijk is de verpakking een heel belangrijk onderdeel van je product
en bij het aan de man brengen van je product. Maar al die verpakkingen moeten voldoen
aan die essentiële eisen. Ik vond eigenlijk het voorbeeld van die mispakselverkiezing
wel heel mooi. Het is een voorbeeld van hoe je niet alleen maar aan wettelijke maatregelen
hoeft te denken om op een gegeven moment dingen echt heel duidelijk onder de aandacht
te brengen. Consumenten kunnen letterlijk met hun voeten en met hun portemonnee stemmen.
Ik weet zeker dat als jouw verpakking tot «mispaksel van het jaar» is verkozen, er
een hele groep consumenten is die dat echt als een nadeel van het product zal beschouwen.
Dus ook dat soort elementen kunnen onderdeel zijn van een aanpak om te komen tot gewoon
bewuster verpakken en het met elkaar zorgen voor minder verspilling van grondstoffen.
Daarbij zijn de mogelijkheid om te recyclen en design for recycling natuurlijk ook
heel belangrijke onderdelen van het Rijksbrede programma Circulaire Economie. Op allerlei
manieren zetten we daar ook op in, omdat je wilt dat de verpakkingen die je gebruikt,
gewoon heel goed recyclebaar zijn. Dan word je, denk ik, ook minder snel uitgekozen
voor de prijs van #Mispaksel.
De heer Ziengs heeft nog een antwoord van mij te goed op de vraag over de afvalstoffenbelasting.
Hoe zit dat met de Europese regelgeving? Er is geen probleem met de Europese regelgeving
zolang nationaal maar dezelfde regels gelden. Als je dus buitenlands afval zwaarder
zou belasten, zou er een handelsbarrière zijn, maar omdat wij alleen een uitzondering
schrappen, is er geen sprake van een handelsbarrière.
Mevrouw Kröger vroeg nog of we zicht houden op PFAS-stoffen in afgedankte kleding
en bodemassen. PFAS-stoffen zitten in tal van producten, onder andere in kleding.
Ik laat daarom nu een overzicht opstellen van producten met PFAS, want we zien allemaal
ook de effecten die dit product heeft. Dat betekent ook dat we natuurlijk zorgvuldig
moeten zijn en ons moeten afvragen of we goed doorhebben waar dat PFAS allemaal in
zit. Op basis van de kennis van producten kunnen we dan bepalen in welke afvalstromen
PFAS terecht kan komen. Dat geldt ook voor andere zeer zorgwekkende stoffen. We moeten
ook weten wat er met PFAS gebeurt bij verbranding. Worden PFAS door die verbranding
bijvoorbeeld onschadelijk gemaakt, of niet? Komen ze terecht in bodemas, vliegas,
emissies? We staan eigenlijk aan het begin van deze kennisontwikkeling, maar we moeten
wel echt actief op zoek gaan naar die kennis. Dat doen we dus ook. De taak om uit
te zoeken wat er in die bodemas zit, ligt natuurlijk bij de AVI, want die produceert
die bodemas. In mijn brief van 9 oktober jongstleden ga ik in op het duidelijker verplicht
stellen aan bedrijven om ook op dit punt informatie te geven over die zeer zorgwekkende
stoffen. Dit is door mevrouw Kröger eerder aangebracht. Ze heeft een motie daarover
aangehouden. Ik ga zorgen dat we dat ook verankeren door aanpassing van het Besluit
melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Het komt dus in dit besluit.
De heer Von Martels (CDA):
Het woordje PFAS is gevallen. Daarmee is een heel acuut probleem ontstaan. De hele
economie ligt er bijna door stil, of althans een groot deel van de waterbouwwerken.
En ook transportbedrijven hebben het er moeilijk door. Ik weet ook dat de Staatssecretaris
een gesprek gehad heeft met de sector. Waar ligt nou de oplossing om de boel weer
aan de gang te krijgen? Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren?
De voorzitter:
Dat is een heldere vraag. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Die vraag is een beetje aan de rand van dit debat, als ik heel eerlijk ben. Ik kan
er kort nu iets over zeggen.
De voorzitter:
Misschien is het wel over de rand.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We willen niet met elkaar het hele PFAS-debat gaan voeren als we een debat voeren
over circulaire economie. Ik kijk even naar de voorzitter.
De voorzitter:
Ik vond het wel een heel heldere vraag, maar volgens mij komt er een debat over PFAS.
De heer Von Martels (CDA):
Het woord «PFAS» is gevallen en heel veel mensen zitten gewoon te wachten op een antwoord.
Als dat antwoord vandaag gegeven kan worden, dan is dat natuurlijk altijd beter dan
dat we daarvoor weer tot morgen moeten wachten.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter, ik ga het nu niet per se uit de weg, maar ik heb nu natuurlijk niet alle
details daarover bij me. Dit valt ook onder een ander onderdeel van het ministerie
en ik wil de Kamer graag zo goed mogelijk antwoord geven. Als er nu plotseling een
beroep wordt gedaan op een aantal mensen die nu niet klaarstaan voor de beantwoording,
dan zou ik de Kamer wellicht tekortdoen, en dat zou ik niet willen.
We hebben, denk ik, afgelopen vrijdag een heel goed gesprek gehad met een aantal vertegenwoordigers
van verschillende onderdelen van de branches, dus zowel baggeraars als grondverzetters
en Bouwend Nederland. Met elkaar hebben we geconstateerd dat de gezondheidsnorm die
door het RIVM gesteld wordt, natuurlijk voor ons allemaal het kader moet zijn waarbinnen
we werken. Want die zeer zorgwekkende stoffen zijn niet voor niks zeer zorgwekkende
stoffen. Blijft dat we binnen de ruimte die de norm biedt wel echt willen voorkomen
dat dingen onnodig stilliggen. Dus wij hebben geconstateerd dat we actief met elkaar
op zoek moeten naar welke ruimte dat kader biedt. Dat blijkt ook op een aantal plekken
meer ruimte te bieden. Wanneer bijvoorbeeld een gemeente duidelijk maakt waar in de
gemeente sprake is van de functie wonen en industrie, dan mag tot aan de grens van
die 3-7-3, om maar even heel technisch te worden, die grond gewoon worden toegepast.
Als gemeenten die woningkaarten niet aanpassen, dan moet je eerst een aantal tussenstappen
nemen voordat je weet of je de grond mag toepassen.
Zo zitten we in een samenwerking die nodig is tussen verschillende partijen: de gemeenten,
het RIVM, om soms duidelijkheid te geven over wat hier wel of niet kan, en de baggeraars.
Ik vind het belangrijk dat al die partijen samen om de tafel gaan – ik zal er ook
een actieve rol in spelen om te zorgen dat dat gebeurt – om per gebied te kijken wat
hier wel kan en hoe wordt voorkomen dat dingen onnodig stil komen te liggen. Dat misschien
als algemeen punt en algemene inzet.
Ik denk dat dit echt om een gebiedsgerichte, specifieke aanpak vraagt, waarbij alle
partijen kijken: wat zijn de projecten waar we het hier over hebben, wat zegt het
kader hierover, welke dingen kunnen we allemaal wel en nemen we daarvoor ook allemaal
zo snel mogelijk de stappen die nodig zijn? Want die mensen staan elke dag letterlijk
met hun poten in de modder en vragen zich af of ze morgen nog werk hebben voor hun
mensen en waar ze volgende week aan de slag gaan. Dus met die urgentie zijn we hiermee
aan de slag.
De voorzitter:
Het woord Europa is bijvoorbeeld ook gevallen. Als we hierop doorgaan, dan ben ik
een beetje bang dat ook die deadline van 31 oktober voor een schriftelijk overleg
dat hierover gaat... Dus ik zou het eigenlijk hier nu even bij willen houden. Ik vind
dat de Staatssecretaris al een heel stuk in haar beantwoording is gegaan. U vervolgt
uw betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter, maar gezien de urgentie en aangezien zo veel partijen zich
elke dag afvragen of ze door kunnen gaan en wat er nog eigenlijk wel en niet kan,
snap ik dat om deze korte toelichting werd gevraagd.
Dan waren er nog een aantal vragen onder het blokje divers. De export van plasticafval.
Tijdens mijn bezoek aan de G20 heb ik ook aangegeven dat het eigenlijk heel logisch
zou zijn als Europa zorgt dat we ons eigen plasticafval kunnen verwerken. Het plasticafval
wordt verscheept naar Azië, omdat het idee is dat daar een betere recyclings- en verwerkingscapaciteit
is dan in Europa. Wij weten allemaal dat ze daar zelf ook een grote hoeveelheid plastic
te recyclen hebben. Dat kunnen we als Nederland niet alleen. Het voorbeeld van Duitsland,
dat het dan misschien via Duitsland naar Maleisië gaat, geeft precies aan waarom het
hier van belang is dat we als Europa als geheel stappen nemen. Ook zo'n Europees Plastic
Pact draagt natuurlijk bij aan het gezamenlijk zorgen dat we zo veel mogelijk zelf
oppakken hier in Europa. Dus dat als algemeen punt.
De ILT en de Douane monitoren de export naar buiten de EU. Een deel lijkt inderdaad
verschoven te zijn van China naar andere landen in Zuidoost-Azië, maar landen als
Maleisië, Indonesië en Vietnam weigeren inmiddels ook containers en sturen deze terug.
Als het niet goed recyclebaar is, wordt het op een gegeven moment gewoon teruggestuurd.
Dat kan ook, omdat op 10 mei jongstleden meer dan 180 landen tijdens de COP14 van
het Verdrag van Bazel een voorstel hebben aangenomen om de administratieve eisen aan
het transport van plasticafval aan te scherpen. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2021
alleen nog eenvoudig te recyclen plasticafval mag worden geëxporteerd vanuit de EU
naar niet-OESO-landen. Het blijft echter zo dat als we naar een circulaire economie
willen, we eigenlijk moeten zorgen dat we voldoende recyclingcapaciteit in Europa
opbouwen. Daar moeten we gezien de interne markt ook als Europa met elkaar mee aan
de slag gaan.
Dat heb ik al onder de aandacht gebracht bij Commissaris Timmermans. Ik heb hem opgeroepen
tot meer recyclingcapaciteit in Europa. We gaan de wijze van meten en monitoren van
recycling aanscherpen op basis van de nieuwe EU-voorschriften, want het moet inzichtelijk
zijn waar het afval blijft en hoeveel er daadwerkelijk wordt gerecycled. Voor het
eind van het jaar stuur ik u de nieuwe regeling van verslaglegging waarin de nieuwe
methode wordt meegenomen.
Duitsland heeft de publiciteit gezocht in verband met de aanscherping van het Verdrag
van Bazel ten aanzien van exportplastic. Dat was denk ik hetgeen waar de heer Ziengs
op doelde toen hij het had over het Duitse exportverbod. Dat gaat dus over de implementatie
van dat punt van het Verdrag van Bazel dat ik u net heb genoemd over alleen nog goed
verwerkbare plastics.
Dan kom ik bij de matrassen. Ik heb nog een stuk of tien vragen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft ook nog een vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Vanaf 2021 is er dat Verdrag van Bazel, maar kennelijk zijn er nu al gronden voor
Maleisië en Indonesië om containers te weigeren en terug te sturen op het moment dat
het niet goed recyclebaar plastic is. Kunnen wij dan niet ook gewoon aan deze kant
zorgen dat die containers überhaupt niet die kant op gaan? Als er kennelijk regelgeving
is op basis waarvan zij het kunnen weigeren, dan kunnen wij het wellicht ook gewoon
niet die kant op sturen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voor elk internationaal transport wordt natuurlijk een EVOA-vergunning afgegeven.
Of laat ik het zo zeggen: elk transport moet aan de internationale regelgeving voldoen.
Als het plastic bijvoorbeeld sterk is vervuild, dan kan het worden teruggestuurd,
maar er zijn bepaalde stromen die wel zijn toegestaan. Als die niet aan de criteria
voldoen, dan kunnen de landen het terugsturen. Dus het is niet zo dat er een onderdeel
van de regelgeving is waar die landen wel gebruik van maken en wij niet.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger wilde weten of we het ook kunnen tegenhouden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Precies. Ik zou heel graag willen dat wij die verantwoordelijkheid nemen en dat we
het niet overlaten aan Indonesië en Maleisië om het te moeten constateren en het te
moeten weigeren. Dus laten wij zorgen dat we onze Douane en ILT op orde hebben, zodat
die containers daar überhaupt niet terechtkomen. Dus ik vraag eigenlijk aan de Staatssecretaris
om Indonesië en Maleisië te ontlasten en te zorgen dat we het gewoon echt goed controleren.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Mevrouw Kröger vraagt eigenlijk of alles voldoende wordt gecontroleerd om te voorkomen
dat er iets risicogerichts die kant opgaat. De ILT controleert risicogericht. De ILT
heeft een bepaalde capaciteit. Er zijn een heleboel taken waar de ILT aan moet voldoen.
Die kan nooit honderdprocentscontrole op alles uitvoeren, dus de ILT controleert risicogericht.
Daarbij maakt de ILT gebruik van hetzelfde kader als Maleisië, Indonesië en Vietnam
gebruiken om terug te sturen wanneer dat nodig is.
In de berichten over terugsturen stond dat ook containers uit Nederland waren teruggestuurd.
We hebben dat toen nagevraagd. Dat bleek overigens niet het geval te zijn, dus wellicht
haalt de risicogerichte controle, zoals de ILT deze nu al uitvoert, juist al die rotte
appels eruit waar mevrouw Kröger eigenlijk op doelt. Maar we gebruiken dus wel dezelfde
regelgeving als die landen, om ook die transporten die daar niet heen zouden moeten
gaan eruit te halen. De slag om de arm van de honderdprocentscontrole is natuurlijk
wel de realiteit waar we met elkaar rekening mee moeten houden.
Dan vroeg meneer Von Martels naar de 1 miljoen matrassen die we weggooien en naar
het belang van het sluiten van de keten richting de circulaire economie. Ik wil toe
naar 75% recycling van matrassen en zet daarom in op een producentenverantwoordelijkheid.
Daarover ben ik met producenten en andere ketenpartijen in gesprek. Ik heb ook van
hen daarvoor een voorstel ontvangen. Ik bekijk dat nu en zal daar verder met hen over
spreken. Dan zal ik daarover met een brief naar uw Kamer komen. We willen natuurlijk
freeriders voorkomen en borgen dat de afspraken ook echt worden nagekomen. Dat zijn
belangrijke uitgangspunten. Ik zie de heer Von Martels daar ook bij knikken, dus dan
werken we allebei in dezelfde richting.
De fractie van D66 vroeg naar de tapijtsector. Koplopers in de tapijtsector willen
inderdaad ook een stap zetten richting producentenverantwoordelijkheid. Dat ondersteun
ik ook. Het is inderdaad interessant om te zien hoe groot het aandeel in de markt
is van Nederlandse en Belgische partijen. Dat betekent ook dat als we hier samen met
de Belgische buren stappen weten te maken, we ook echt een grote impact hebben. Dus
dat is denk ik echt iets om mee te nemen. Er zit dus veel potentieel in een betere
inzamelstructuur, meer recycling en productie-innovatie voor tapijt. We kennen natuurlijk
allemaal de voorbeelden van bedrijven die hier ook al forse stappen hebben gezet.
Daar mogen we als Nederland ook echt trots op zijn. Ik zal op korte termijn nagaan
hoe we in Nederland tot een goed proces kunnen komen, waarbij we de sector betrekken.
Ik denk ook dat het goed is om te kijken hoe we onze Belgische collega's daarbij kunnen
betrekken. Het staat er niet bij, maar daarop komen we vast weer terug in een brief
aan de Kamer. We proberen zo veel mogelijk van deze onderwerpen straks weer voor u
in een verzamelbrief mee te nemen, zodat we periodiek met elkaar op al deze vlakken
de voortgang kunnen bekijken.
Ik heb daarstraks al even iets gezegd over circulair bouwen. De Minister van BZK en
ik hebben recent een brief aan de Kamer gestuurd. Daarnaast hebben het Rijksvastgoedbedrijf,
Rijkswaterstaat, ProRail en decentrale aanbesteders ook een voorbeeldrol als opdrachtgever.
Het kabinet heeft klimaatmiddelen beschikbaar gesteld om CO2-reductie te realiseren door het nemen van circulaire maatregelen in de woning- en
wegenbouw.
De heer Laçin stelde een vraag over kunstgras. De initiatiefnemers voor recycling
geven aan zich te richten op de start van recycling in Nederland voor de zomer van
2020. Dat zou dan voldoende zijn voor de Nederlandse hoeveelheid.
De heer Ziengs vroeg nog naar luiers. Op het gebied van luierrecycling lopen verschillende
initiatieven. Het RIVM heeft onlangs een stappenplan gepubliceerd aan de hand waarvan
verwerkers kunnen komen tot veilig hergebruik van deze materialen. Er zijn een aantal
bedrijven die kijken naar de praktische haalbaarheid. Ik hoop uiteraard dat dit tot
heel succesvolle plannen zal leiden.
De heer Ziengs had ook nog een vraag over WEEELABEX. Hij vroeg heel concreet wat die
uitzonderingen zijn. Bij de toepassing van WEEELABEX wordt onderscheid gemaakt tussen
de kleinere bedrijven die bijvoorbeeld een product alleen schoonmaken of repareren
en bedrijven die het product demonteren en de materialen daaruit recyclen of anders
verwerken. De eerste groep valt niet onder de certificeringsplicht van WEEELABEX,
de tweede wel. Voor de audits op de naleving van WEEELABEX voor kleinere bedrijven
zijn uitzonderingen gemaakt op de omvang van de vereiste testen. Dit beperkt dan ook
de lasten. Dat waren de concrete voorbeelden waar de heer Ziengs om vroeg.
Voorzitter, er zijn veel vragen gesteld. Ik heb mijn best gedaan om ze zo veel mogelijk
te noteren en te beantwoorden.
De voorzitter:
Geweldig. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Sterker nog, de heer
Wassenberg heeft al een vraag voordat de tweede termijn begint en die kan niet in
de tweede termijn. Dus gaat uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Een vraag is nog niet beantwoord of ik heb het antwoord gemist. Als dat zo is, excuus
daarvoor. Maar ik heb het nog gehad over biomassa. Ik heb gezegd dat het kabinet het
gebruik van biomassa zo hoogwaardig mogelijk wil toepassen door middel van cascadering.
Ik had gevraagd hoe je zeker in het buitenland – het is een open markt – voorkomt
dat de bomen worden gebruikt voor houtpellets om op te stoken en niet voor hoogwaardige
toepassing. Dus hoe voorkom je dat bomen worden gebruikt als brandstof in plaats van
grondstof?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We gaan in de context van het duurzaamheidskader in op cascadering, maar we kunnen
natuurlijk niet beïnvloeden wat er in andere landen gebeurt. Dus wij hebben er geen
invloed op of ze in Finland een houtpellet of een plank van een boom maken. Dat duurzaamheidskader
gaat over de biomassa die wij benutten en hoe we daarin zorgvuldig kunnen omgaan met
het meest hoogwaardige gebruik eerst, maar we hebben geen invloed op wat de Finnen
daarin aan beleid maken.
De voorzitter:
De hand gaat naar de knop.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat is inderdaad wel een antwoord op de vraag. De Staatssecretaris zegt dat het gaat
om biomassa die wij gebruiken, maar als wij houtpellets uit de Baltische staten kopen
om hier te verbranden, dan is dat biomassa die wij hier gebruiken. Dus ik vraag of
de cascadering dan niet daarop van toepassing is.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat lijken mij allemaal vragen die horen bij de bespreking van het duurzaamheidskader,
als dat er eenmaal is, en waarin ook zal worden ingegaan op hoe het kabinet cascadering
wil invullen. Dan kunnen we dat op dat moment met elkaar bespreken.
De voorzitter:
Meneer Wassenberg, u gaf aan dat u nog behoefte hebt aan een tweede termijn. Dat blijft
ook zo en dat geldt voor iedereen. Dan stel ik voor anderhalve minuut. Dan wil ik
het woord geven aan mevrouw Van Eijs. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik het vergeet, want ik vergeet dat nogal eens, vraag
ik meteen een VAO aan. Dan hebben we dat gehad. Mijn collega Paternotte komt morgen
terug op statiegeld. Ik ben blij dat de Staatssecretaris de goede inspanningen van
de tapijtbranche ziet en dat zij daarmee in overleg wil, dus ik kijk uit naar de update
die daaruit zal volgen. Ik ben ook heel blij – ik denk ook meerdere collega's, want
die vragen allemaal naar textiel – met het beleidsprogramma dat er gaat komen. Wat
ik heb gehoord over het model ga ik doorverwijzen naar het ministerie, want misschien
kan dat een stukje van de puzzel zijn.
Over ruimte voor regels. Ik ben blij dat het Versnellingshuis waarschijnlijk nog steeds
het meldpunt kan worden waar mensen kunnen aangeven waar zij tegenaan lopen. Het is
ook goed dat de kennis over regels wordt verspreid, maar vooral de ruimte binnen en
buiten die regels met betrekking tot experimenteerruimte moet denk ik nog bij heel
veel mensen bekend worden. Dat is natuurlijk ook nieuw, dus ik snap ook wel dat dit
niet altijd bij iedereen bekend is. Maar ik denk dat het echt veel mensen kan helpen
die met mooie initiatieven komen om te weten dat er wel degelijk heel veel kan, ook
met circulaire economie.
De voorzitter:
Geweldig. Dank u wel. Ik constateer dat er een VAO is aangevraagd. Ik geef het woord
aan mevrouw Dik-Faber. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle
vragen. Ik ben blij met de route die de Staatssecretaris en de commissie in meerderheid
willen bewandelen als het gaat om de reductie van het zwerfafval voor flesjes en blik.
Ik denk dat dit inderdaad in de komende dagen bij de begroting ook nog wel onderwerp
van bespreking zal zijn.
We hebben het ook gehad over textielrecycling. De Staatssecretaris heeft in haar brief
die vandaag op de agenda staat ook wel alle punten benoemd die daarbij aan de orde
komen. De vraag die bij mij blijft hangen is of we die race to the bottom die in het
hele systeem zit, kunnen ombouwen. Het is misschien niet helemaal een-op-een te vergelijken,
maar ik ben ook woordvoerder Landbouw en ik zie dat er ook in de landbouw een race
to the bottom is. Kunnen we uit het beleid dat we nu in gang zetten voor onze voedselproductie
lessen leren voor de kledingindustrie? Want ook voedselproductie is een internationale
markt.
Een onderwerp dat ik nog even wil onderstrepen, is ingebracht door mevrouw Kröger.
Dat gaat over verpakkingen. Ik had er Kamervragen over gesteld. Die zijn nog niet
beantwoord. Dat zal ongetwijfeld een keer komen. Dat is geen punt, maar een van mijn
meest prangende vragen was dat heel veel verpakkingen gewoon niet recyclebaar zijn.
De consument heeft dus ook niet een aanduiding op een verpakking welk pak hij moet
kiezen. Esthetische eisen zijn vaak een escape om onder de essentiële eisen uit te
komen. Bijvoorbeeld de broodzak met plastic en papier; die willen we niet meer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal het compenseren door het heel kort te houden. Voor
mij blijft één ding spelen: ik begrijp niet waarom de Staatssecretaris niet onmiddellijk
stopt met het subsidiëren van biomassa. Ik begrijp werkelijk waar niet dat we bomen
kappen in Estland en die hier verbranden.
Verder ben ik blij dat er een VAO is. Morgen hebben we de begroting; het komt ongetwijfeld
terug. Ook aan het eind van dit debat heb ik nog steeds het gevoel dat ik de vreemde
eend in de bijt ben. Maar goed, dat zal dan zo zijn. Dat is mijn conclusie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was denk ik meer een overweging dan een vraag. Toch? Anyway, mevrouw Van Brenk,
aan u het woord.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris. Zij heeft
toegezegd, als ik het goed formuleer, dat er een brief komt waarin de actualisatie
staat van de activiteiten rondom het rapport Taskforce Herijking Afvalstoffen. Ik
ben ook blij dat de meerwaarde van het Versnellingshuis blijft. Mag ik ervan uitgaan
dat de Staatssecretaris verantwoordelijk blijft en zorgt dat er een overzicht komt
van de overige knelpunten die nog in dat rapport staan, zoals de btw-plicht voor afval?
Er zijn best veel zaken die ook bij andere ministeries horen en ik neem aan dat zij
de regiefunctie houdt en daarvoor zorgdraagt.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel. Ik wil ook graag de Staatssecretaris danken voor de heldere antwoorden.
Fijn dat er nog even een antwoord is gekomen op de PFAS-vragen. Dat was een klein
uitstapje.
Over statiegeld ben ik volgens mij duidelijk geweest. Het is mooi dat het CDA in dit
statiegeld-op-blikdossier voor een doorbraak heeft kunnen zorgen. Toch blijft bij
ons de reductie van zwerfafval uiteindelijk het doel. Statiegeld kan een mooi middel
zijn om dat te bereiken. Ik zou nog wel graag van de Staatssecretaris willen horen
hoe zij aankijkt tegen die aso-campagne die ik voorstelde. Ziet zij mogelijk nog andere
mogelijkheden om dat zwerfafval verder terug te dringen?
Sigarettenpeuken en kauwgom zijn vandaag nauwelijks aan de orde geweest, maar waarom
is er nog steeds geen producentenaansprakelijkheid voor deze producten geregeld?
Over de importheffing, de CO2-berekening. Is het mogelijk dat de Staatssecretaris zo spoedig mogelijk de onderbouwing,
de berekening, naar de Kamer stuurt?
De vraag die ik aan de heer Wassenberg heb gesteld, ging over wat de Staatssecretaris
vindt van de grootschalige bomenkap in Natura 2000-gebieden.
Dan heb ik nog twee punten. Leiden heeft bij het Leidens Ontzet op 3 oktober statiegeldglazen
gebruikt. Er was daardoor veel minder afval. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden
om dit soort initiatieven in de toekomst verder te stimuleren?
Ten slotte is het mooi om te horen dat de ambitie ten aanzien van de recycling van
matrassen goed wordt opgepakt en niet onder het tapijt wordt geschoven.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zat ook wel een mooie interruptie in ex ante voor de heer Wassenberg,
dus die geef ik graag het woord.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik heb een vraag aan de Staatssecretaris over de lock-in. Ze zei
letterlijk: tegelijk moeten we zorgen dat we een lock-in voorkomen. Het ging over
het verbranden van afval. Daar had ik het in mijn eerste termijn ook over gehad. In
gewonemensentaal: we moeten voorkomen dat we straks afval blijven verbranden, alleen
maar om in warmte van huishoudens te voorzien. Maar ik zou graag van de Staatssecretaris
willen weten hoe het kabinet gaat proberen om die lock-in te vermijden, want we zitten
al op weg daarnaartoe. Dus ik wil echt van de Staatssecretaris weten hoe we dit gaan
voorkomen.
Dan heb ik nog een vraag over biomassacentrales. De heer Van Aalst zei een beetje
triest: ik ben de vreemde eend in de bijt. Nou, op het gebied van het verzet tegen
biomassasubsidies vinden we elkaar. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Daar gaat
dus 11,4 miljard naartoe. Ik heb het even uitgerekend, maar dat betekent € 670 per
Nederlander. Als we hier met de hele zaal bij elkaar zitten – ik heb even heel snel
geteld dat het een man of 60 is – dan is dat zo'n € 40.000. Het gaat dus om gigantisch
grote bedragen. Misschien zit ik er een beetje naast, maar dan maximaal een paar duizend
euro. We creëren ook hier een heel grote lock-in, want we zetten vol in op biomassa.
De Staatssecretaris weet ook dat dit tijdelijk is. Realiseert de Staatssecretaris
zich dat die grote subsidies voor biomassa een lock-in creëren? Hoe voorkomen we dat
we dadelijk bossen kappen in Nederland en in het buitenland om die op te stoken?
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan laat ik het daarbij, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, ga uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Een goed debat. Ongelofelijk veel onderwerpen zijn de revue
gepasseerd. Veel brieven zijn toegezegd. Ik ben heel benieuwd naar het handhaven op
de mispaksels, om ze zo maar te blijven noemen. Ik wil niet dat het overgelaten wordt
aan naming-of-shamingcampagnes van milieuorganisaties, maar dat we echt gaan handhaven,
want er is regelgeving voor. Ik ben erg benieuwd hoe dat gaat uitpakken, vooral als
het gaat om hoe recyclebaar een product is. Zou je niet eigenlijk de bewijslast moeten
omdraaien? Moet een producent niet kunnen aantonen dat een product recyclebaar is
voordat hij het zomaar op de markt kan brengen? Wat zijn daar de mogelijkheden voor?
Dan een vraag over de export van dat plastic naar Indonesië. Ik hoor de Staatssecretaris
zeggen dat het geen containers uit Nederland waren. Ik hoop dat ze ons op de hoogte
blijft houden van hoe dat verdergaat.
Dan een onderwerp waarvoor ik vaak aandacht heb gevraagd: ZZS in afvalstromen. Als
we van afval secundaire grondstoffen maken, moeten we dit onderwerp echt beter in
het vizier hebben. Ik hoop dat de Staatssecretaris kan aangeven op welke termijn ze
komt met de brief over een wettelijk kader of sterkere verplichtingen voor het rapporteren
over ZZS-stoffen in afvalstromen. Ze heeft aangegeven dat die brief er komt, maar
ik zou graag de termijn weten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Allereerst wil ik ingaan op de beantwoording van mijn vraag over WEEELABEX.
Dat was exact het antwoord dat in de brief staat die we gehad hebben. Daar zat ik
niet op te wachten. Ik zat te wachten op het antwoord op de vraag hoe men vrijstelling
kan krijgen. Daar zit namelijk het probleem.
Mijn tweede punt is het zicht op het aantal beboete overtredingen omdat afval op straat
werd gegooid. Daar ben ik benieuwd naar. Wellicht dat de Staatssecretaris daar eens
naar kan informeren via Justitie en Veiligheid. Of misschien wordt dat via de gemeentes
beboet. Dat is mij niet helemaal helder. Als dat laatste het geval is, zijn die cijfers
vast boven tafel te krijgen.
Dan de berekeningen van PwC en van het ministerie. Ik zou graag willen dat er een
stuk over naar de Kamer komt, om dat even exact te kunnen nakijken en te kunnen zien
waar dat verschil ’m precies in zit.
Ik vraag me nog af hoe zich dat verhoudt tot de brief van Wiebes destijds over klimaatmaatregelen
die zijn genomen en die niet tot significante weglekeffecten van CO2 en banen hebben geleid. Ik heb de indruk dat er wel degelijk sprake zou kunnen zijn
van weglek. Is daar onderzoek naar gedaan?
Tot slot zou ik graag op de hoogte worden gehouden over de kwestie Groningen en de
opslagcapaciteit.
Fijn dat er op het punt van matrassen en luiers initiatieven zijn. Het zou fijn zijn
als dat op vrijwillige basis gaat in het kader van upv, oftewel de uitgebreide productverantwoordelijkheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Op de valreep de heer Van Aalst. Ga uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Een korte vraag aan mijn collega van de VVD. Ik gaf net aan dat ik een vreemde eend
in de bijt ben, maar desondanks proef ik dat er geen steun meer is voor het subsidiëren
van biomassa met al die miljarden. Is de VVD inmiddels ook zover dat ze zegt: we stoppen
met subsidiëren en met die 11 miljard kunnen we heel andere dingen doen?
De heer Ziengs (VVD):
Ik kan mij niet heugen dat ik daarvoor steun heb uitgesproken in dit debat. Sterker
nog, volgens mij heb ik er geen woord aan vuilgemaakt.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan ben ik blij met die conclusie. Ik zou niet weten wie hier aan tafel nog blij is
met het subsidiëren van biomassa. Volgens mij is dit dus breaking news.
De heer Ziengs (VVD):
Maar dan zou het wel gaan om de overige mensen aan deze tafel. Zij kunnen voor zichzelf
spreken.
De voorzitter:
Oké. Er zijn in ieder geval drie eenden in diezelfde bijt, als ik goed heb geteld,
maar dat was niet uw doel.
Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Kunnen we meteen doorgaan? Nee. Ik schors daarom
even.
De vergadering wordt van 19.57 uur tot 20.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik wil graag weer beginnen, want voor je het weet verplaatst het debat zich naar de
publieke tribune dan wel wordt er een korte afslag genomen en verplaatst de Staatssecretaris
zich naar de leden. Ik wil de Staatssecretaris het woord geven voor haar tweede termijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de leden voor hun vragen in de tweede termijn.
Op een aantal punten zijn er brieven toegezegd. Ik zei net al dat we gaan proberen
om het zo veel mogelijk te bundelen, want dat is handig voor u. Dan kunnen we gestructureerd
een voortgangsoverleg hebben met elkaar. In de hele breedte van het Uitvoeringsprogramma
circulaire economie zijn er vele punten die we aanraken, ook de punten die uit de
taskforce komen. We proberen het te bundelen, zodat u in de breedte ziet waar allemaal
aan gewerkt wordt.
Dank aan mevrouw Van Eijs en aan anderen voor hun steun op bepaalde punten.
Er zijn nog een aantal vragen. Ik beantwoord ze niet per se in de volgorde waarin
ze gesteld waren. Ik heb geprobeerd ze een beetje handig te clusteren. We hebben gesproken
over de aanpak van zwerfafval, in het bijzonder de aanpak van flesjes en blikjes.
Maar er is natuurlijk nog meer zwerfafval. De heer Von Martels vroeg daar aandacht
voor. Hij had het over de ASO-campagne. Dat is inderdaad een goed initiatief, want
gedrag is een heel bepalende factor. We moeten onze rotzooi gewoon niet op straat
gooien. Gooi het gewoon in de prullenbak. Dat moet heel normaal zijn. Of het nou gaat
om een flesje of een blikje, kauwgom of een sigarettenpeuk, een hamburgerbakje of
wat dan ook, gooi het gewoon in de prullenbak! Aan zo'n campagne zullen wij zeker
meedoen. We bereiden een gedragscampagne in 2020 voor, zoals we beloofd hebben in
het Uitvoeringsprogramma circulaire economie. Dat kan mooi samengaan.
De SUP-richtlijn schrijft voor dat de producentenverantwoordelijkheid voor sigarettenpeuken
in een regeling wordt vastgelegd. Daarin wordt geregeld dat de kosten voor het opruimen
en verwerken van zwerfafval voor rekening zijn van de producenten. Daarnaast worden
via de producentenverantwoordelijkheid kosten voor bewustwordingsmaatregelen bij producenten
in rekening gebracht. Nederland zal de richtlijn binnen de gestelde termijn implementeren.
Dat betekent dat er in januari 2023 een regeling moet zijn. Die moet dan ook ingaan.
Vanaf 2021 komt op de verpakking te staan dat er plastic in zit. Dat helpt hopelijk
ook. We weten dat we niet zomaar afspraken kunnen maken met de sector, dus het is
goed dat dit via de SUP-richtlijn geregeld is.
De heer Ziengs vraagt of ik bereid ben om zware boetes in te stellen voor het veroorzaken
van zwerfvuil. Over boetes hebben we in het bestuurlijk overleg een paar keer gesproken.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verwijderen van zwerfafval en het voorkomen
ervan. Zij leggen regels hierover vast in de afvalstoffenverordening. Op het niet
op juiste wijze aanbieden van huishoudelijk afval of het veroorzaken van zwerfafval
staat een standaardboete van € 140. Dat is toch een duur kauwgompapiertje, zou je
zeggen. Dit is vastgelegd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. In een aantal
gemeenten, ook in Rotterdam en Amsterdam, is via de gemeentelijke verordening een
bestuurlijke boete ingevoerd. Daar is de boete voor zwerfafval hoger. Ik wil de ervaringen
van het veld bezien en onder de aandacht brengen, ook via het bestuurlijk overleg
dat we uiteraard blijven voeren met al deze partijen. Zo'n hoge boete kan wel degelijk
een afschrikwekkende werking hebben. Er zijn dus al gemeenten die deze boete hebben
ingevoerd.
De voorzitter:
Daar heeft de heer Ziengs een vraag over.
De heer Ziengs (VVD):
Voordat we elkaar verkeerd begrijpen een vraag. Hier gaat het om huishoudelijk afval,
maar bij mijn weten staat er ook een boete van € 130 op als iemand een blikje of een
flesje op straat gooit. Ik wil weleens inzichtelijk hebben of de toezichthouders die
hiervoor verantwoordelijk zijn, wegkijken als er iets gegooid wordt of dat ze ook
echt gaan beboeten. Daar zou ik graag cijfers van zien.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er is inderdaad een standaardboete van € 140 op het veroorzaken van zwerfafval. Het
is natuurlijk aan gemeenten om te bepalen hoeveel capaciteit zij inzetten op het handhaven
van de verschillende onderdelen. Dat is iets waar we niet heel direct in kunnen treden.
Maar er is dus een forse boete. In Rotterdam hebben we een mooie presentatie gehad.
We hoorden hoe in Rotterdam-Noord de handhaving op dit punt is geïntensiveerd en dat
dit resultaten oplevert. In een andere stad leverde het niet het gewenste resultaat
op. De ervaringen wisselen dus. We kunnen kijken wat voor informatie we hierover hebben
en deze met de Kamer delen. Het is een voor de hand liggende vraag, die ook al eerder
is gesteld in de Kamer: op welke manier kunnen boetes bijdragen aan het stimuleren
van het gewenste gedrag, namelijk je zooi gewoon in de prullenbak gooien? We zullen
de informatie die we hierover kunnen vinden dus opnemen in de volgende brief.
Mevrouw Kröger vroeg of ik de Kamer op de hoogte blijf houden van de ontwikkelingen
op het gebied van de internationale export van plastic. Jazeker, dat zullen we doen.
Ze refereerde hierbij nog specifiek aan Indonesië. Als daar nieuwe dingen te melden
zijn, zullen we de Kamer daarvan op de hoogte houden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het ging om Indonesië, Maleisië, eigenlijk dat hele rijtje landen waar tonnen plasticafval
naar verdwijnen. We begrijpen uit de rapportage van De Monitor dat het ging om export
van een container uit een Belgische haven waar een Nederlands bedrijf bij betrokken
was. Ik ben erg benieuwd of de Staatssecretaris hier nog schriftelijk op terug kan
komen. Hoe monitoren wij of Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij de export van
vervuild plastic naar Aziatische landen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik ben graag bereid om daar in de brief op terug te komen, maar ik denk dat dit alleen
maar onderstreept hoe belangrijk het is dat wij hier als EU maatregelen nemen. We
hebben een interne markt, ook voor stromen, en onze ILT kan natuurlijk alleen in onze
eigen havens toezicht houden. Op wat er in Belgische havens gebeurt kunnen wij geen
toezicht houden. Daarom zijn Europese afspraken zo belangrijk. Dit is wat ik u zo
uit het hoofd hierover kan vertellen. Mochten daar nog nadere kanttekeningen bij te
maken zijn, dan zullen we die zeker in de brief aan de Kamer opnemen.
Mevrouw Kröger vroeg verder wat ik ga doen aan recyclebaarheid. Daarvoor worden instrumenten
ingezet als tariefdifferentiatie. Die maakt het financieel gezien aantrekkelijker
om een goed recyclebare verpakking op de markt te brengen in plaats van een slecht
recyclebare verpakking. Door het aanpassen van de meetmethode voor recycling wordt
het voor het bedrijfsleven nog belangrijker om de recyclebaarheid te verbeteren, want
anders halen ze de doelen niet. Zo zijn er verschillende instrumenten die bijdragen
aan het creëren van goede verpakkingen.
Biomassasubsidie per Nederlander. De biomassasubsidies die worden gegeven voor duurzame
energie zijn echt de bevoegdheid van mijn collega. Het duurzaamheidskader gaat in
op hoe we gaan monitoren hoeveel biomassa er beschikbaar is.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik vind dit iets te makkelijk, naar de collega van EZK verwijzen als het gaat om subsidies
op biomassa. Ik wil een uitspraak van deze Staatssecretaris, die zich altijd zo groen
voordoet. Hoe zit het nou? Iedereen is het er volgens mij zo langzamerhand wel over
eens dat we dat niet meer moeten doen. Is de Staatssecretaris bereid om dit ook uit
te spreken richting haar collega van EZK?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Van Aalst weet heel goed dat het kabinet altijd met één mond spreekt. Dit
kabinet heeft vanuit het besef dat er een beperkte hoeveelheid duurzame biomassa voor
Nederland beschikbaar is, besloten dat het goed is om een duurzaamheidskader te hebben
dat toepasbaar is op alle toepassingen van biomassa in Nederland om oneerlijke concurrentie
tussen sectoren te voorkomen en om te kunnen inzetten op een zo hoogwaardig mogelijke
benutting van de biomassa. Daar staan de collega van EZK en ik beiden achter. Dat
is wat ik hierover op dit moment kan zeggen.
De voorzitter:
Een vervolg van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Betekent dit dat we vanaf morgen geen bossen meer verbranden in biomassa-installaties;
heb ik dat goed begrepen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Nee.
De heer Wassenberg (PvdD):
Toch nog even over die biomassacentrales. Begin deze maand schreef het Algemeen Dagblad
dat er op dit moment 628 biomassacentrales in Nederland zijn en dat er in rap tempo
centrales bijkomen. Er zijn tientallen aanvragen. We zijn dus echt een joekel van
een lock-in aan het creëren als we hier niet meteen paal en perk aan stellen. De Staatssecretaris
kan zeggen «dat hoort bij mijn collega van EZK», maar ik wil toch van de Staatssecretaris
weten wat Nederland gaat doen om die lock-in te stoppen. Dat is een woord dat een
paar keer is gevallen vandaag.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Zoals het kabinet bij het Klimaatakkoord al heeft aangegeven, zullen we hangende de
ontwikkelingen van het biomassakader terughoudend zijn met nieuwe beschikkingen. Dat
heeft betrekking op de vraag van de heer Wassenberg.
De voorzitter:
Maar de heer Wassenberg heeft nog een hele korte vervolgvraag, zonder citaten uit
de krant.
De heer Wassenberg (PvdD):
Extreem kort, zonder citaat. Betekent dit dat we nu gewoon moeten inzetten op een
moratorium, dat we zeggen: totdat er duidelijkheid is, gaan we geen nieuwe centrales
vergunnen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik heb u net de zinsnede gegeven die het kabinet daarvoor heeft gekozen in de brief
die we aan de Kamer hebben gestuurd over het Klimaatakkoord, dus daar houd ik het
liever even bij.
Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe we een race to the bottom voorkomen, net als bij voedselverspilling.
Hoe voorkomen we dat er in de kleding hetzelfde gebeurt? Ik denk dat het goed is om
bij het ontwikkelen van de plannen voor deze sector te kijken wat we kunnen leren
van andere sectoren. Dat was volgens mij de vraag die mevrouw Dik-Faber stelt. We
komen hier graag op terug in het beleidsprogramma. Ik dank haar voor het leggen van
sommige links, want het is weleens belangrijk om te kijken wat je nou eigenlijk uit
andere sectoren kunt leren.
De heer Von Martels vroeg naar de bomenkap in Natura 2000-gebieden. Dan moet ik echt
verwijzen naar mijn collega van LNV. Soms kan het voor het beschermen van specifieke
natuur juist belangrijk zijn om de bomen uit een bepaald gebied te verwijderen, maar
laat ik het debat over de beheersmaatregelen specifiek in Natura 2000-gebieden aan
de collega laten.
Dan de Taskforce Herijking Afvalstoffen. Ik zei al tegen mevrouw Van Brenk dat we
in die ene brief en in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie terug zullen komen
op de punten. Zij zei dat een deel van de punten bij de collega's zit en vroeg of
ik daarover met ze in gesprek ga. Dat zal ik uiteraard doen. Dat wil niet zeggen dat
alle punten daarmee kunnen worden overgenomen, maar ik ga in ieder geval wel het gesprek
aan over de verschillende punten zodat de Kamer er in ieder geval een reactie op kan
krijgen.
Dan de CO2-berekeningen rondom het schrappen van de uitzondering voor het voordeeltje voor Engelse
afval. De heer Von Martels en de heer Ziengs vroegen allebei of zij de berekeningen
daarvan kunnen krijgen. Die zijn gemaakt door Rijkswaterstaat in overleg met RVO.
Die zijn inmiddels gedeeld met de vertegenwoordigers van de sector. In het voorjaar
zijn alle Urgendamaatregelen ter validatie voorgelegd aan externe bureaus. Voor deze
maatregel werd door het onderzoeksbureau een korte validatieberekening aangeleverd
die op eenzelfde besparing uitkwam als de berekening die RWS had opgesteld. Ik verwacht
dat we die gegevens nog voor het plenaire debat over het Belastingplan openbaar kunnen
maken. Ik zal daar de meest recente berekeningen aan toevoegen.
De heer Ziengs vroeg naar de lagere lasten voor WEELABEX bij kleinere bedrijven. Excuses
dat we de vraag niet goed hadden begrepen. Ik hoop dat we met het antwoord dat ik
nu geef de vraag wel goed hebben begrepen en anders vraag ik gewoon even aan de heer
Ziengs om aan te geven waar hij nog concreet naar op zoek is. Specifiek hoeft een
kleinere hoeveelheid producten te worden getoetst plus de tijdsduur waarbinnen de
toets moet plaatsvinden is korter. Die toets is dan een vereiste om aan te WEELABEX
te voldoen. Kleinere bedrijven hoeven dus maar een kleinere hoeveelheid in een kortere
tijdsduur te toetsen en dat geeft ze een voordeel boven grotere bedrijven. Mochten
er nog meer specifieke vragen zijn, dan kunnen we verdere technische details leveren.
Laten we vooral zorgen dat u op dit specifieke punt een antwoord op uw vraag krijgt,
meneer Ziengs.
Blijven we in contact met Groningen? Uiteraard. Volgens mij heb ik u geschetst hoe
het er nu voorstaat, maar het is natuurlijk altijd goed om daar met elkaar over in
contact te blijven.
Op welke termijn ontvangt de Kamer een brief over ZZS in afval? We hopen dat we de
aanpassing van wetgeving, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen – het gaat dus in wetgeving vervat worden – in het najaar van 2020 kunnen
realiseren. We doen nu al een beroep op bedrijven en omgevingsdiensten om hiervan
werk te maken, maar we gaan ook met de aanpassing van dat besluit aan de gang. Dat
zou dan in het najaar 2020 geregeld moeten kunnen zijn.
Wanneer komt de brief met uitwerkingen van de maatregelen over het verder beperken
van het zwerfafval inclusief de verschillende maatregelen, waaronder statiegeld? In
het eerste kwartaal van 2020 komen we met een brief daarover naar uw Kamer.
Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Geweldig. Er was nog een vraag van de heer Von Martels.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er was nog één vraag over Leiden, het Leids Ontzet. Er zijn nog heel veel meer festivals
die hard aan de slag zijn. Met de Green Deal Afvalvrije Festivals is een circulair
bekersysteem ontwikkeld waarbij je afhankelijk van de situatie of een hardcup gebruikt
of een recyclebare softcup. Dit systeem gaan we verder testen en doorontwikkelen,
onder andere in samenwerking met buitenlandse festivals. Een jaar geleden kreeg ik
nog prachtige gumshoes van de Nederlandse festivals toen ik met hen de green deal
tekende en boden ze mij een prachtige gerecyclede vaas aan vol pledges van onder andere
de festivalsector. We zien nu dat zij dit zelfs gaan uitbreiden naar internationale
festivals. Ik ga heel binnenkort naar een mooi evenement daarover. Die festivals timmeren
dus echt heel hard aan de weg. Ze zijn niet alleen op plastic, maar in de hele breedte
enorm bezig met verduurzamen. Ze zien zichzelf ook wel als een soort van experimenteerruimte,
heb ik weleens het idee, voor dingen die misschien later opschaalbaar zijn. Er zijn
verschillende complimenten uitgedeeld en ik wil ook zeker die sector een compliment
uitdelen voor de manier waarop ze dit allemaal oppakken. Ik zou bijna zeggen dat het
een feestje is om daar te zijn en de betrokkenheid van deze sector bij deze hele ontwikkeling
naar circulaire economie te zien.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Maar de vraag van de heer Von Martels ging niet over festivals, dus die
heeft nog steeds een vraag. Kort, meneer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Het is mooi om te horen over deze ontwikkeling, maar ik had nog een vraag over de
sigarettenpeuken en kauwgum en de producentaansprakelijkheid. Als die al beantwoord
is, is mij dat ontgaan. Sorry dan. Fijn dat die beantwoord is. Dan hoop ik op een
positief antwoord daarop.
De voorzitter:
Ik kan zeggen dat dit debat ook terug te kijken is, voor degenen die daar behoefte
aan hebben.
De heer Von Martels (CDA):
Heel fijn. Ik heb een hele avond voor me. Heel mooi.
De voorzitter:
Oké. Ik constateer dat er een VAO is aangevraagd door mevrouw Van Eijs. Dan de toezeggingen.
– De Staatssecretaris gaat de Kamer een brief sturen waarin zij de mogelijkheden uitwerkt
voor reductie van blik en zwerfaval, inclusief de wettelijke mogelijkheden.
– Voor het einde van dit jaar komt de Staatssecretaris met een beleidsprogramma voor
recycling van textiel en reductie van textielafval.
– In het voorjaar ontvangt de Kamer actuele cijfers over de fast fashion en zal de Staatssecretaris
haar ook informeren over het beleid ten aanzien van fast fashion.
– De Kamer ontvangt een brief over het terugdringen van de vernietiging van ongebruikt
textiel en betrekt daarin de Franse aanpak.
De vraag die opkwam, was wanneer die brief zou komen. Ik weet niet of daar iets over
te zeggen is door de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik begrijp dat we daar in het voorjaar meer over kunnen zeggen. We willen zo veel
mogelijk dingen proberen te bundelen voor u, zoals ik al heb aangegeven. We kijken
dus ook even naar een logische timing van de brief.
De voorzitter:
We gaan dus voor het voorjaar. Mevrouw Kröger wil daar nog wat over zeggen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Zeker. Dit was namelijk een toezegging die al eerder gedaan was. Die ging over het
in kaart brengen van het probleem van vernietiging van onverkochte goederen. Die was
breder dan alleen textiel toen de toezegging indertijd werd gedaan en nu is die geformuleerd
als alleen textiel. Breder en in het voorjaar, hoor ik. Oké.
De voorzitter:
Er staat hier ongebruikt textiel, maar daar gaan we dan het woord goederen tussenin
zetten.
– In het kader van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie komt de Staatssecretaris
in een brief terug op de vragen over de recyclebaarheid van verpakkingen, waarin zij
ook de handhaafbaarheid van de essentiële eisen opneemt.
– De Staatssecretaris koppelt tevens de Kamer de uitkomsten terug over haar overleg
met de branche over recycling van matrassen.
– Ook op het punt van recycling van tapijt komt de Staatssecretaris terug in brief.
We hebben geconstateerd dat dat dezelfde brief kan zijn – het wordt gecombineerd –
waarin zij de Belgische aanpak betrekt.
– De Kamer ontvangt nadere informatie over de actualisatie van de Taskforce Herijking
Afvalstoffen en de punten van deze taskforce.
– De Kamer ontvangt een brief de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen in afvalstromen.
Dat zal gebeuren in het najaar van 2020.
– De Staatssecretaris gaat na welke informatie zij kan vinden over de handhaving van
het verbod op het veroorzaken van zwerfafval. Dat neemt zij op in de verzamelbrief
die reeds genoemd is.
– De Staatssecretaris zal in dezelfde brief nadere informatie opnemen, als zij die heeft,
over het voorkomen van onjuiste transporten naar Azië van plastic afval.
Ik heb een nieuw woord geleerd vandaag, namelijk meestribbelen. Ik dank iedereen die
hier aanwezig is geweest. Voordat ik de Staatssecretaris bedank, geef ik haar het
woord.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Hartelijk dank, voorzitter. Een paar heel kleine puntjes bij de toezeggingen die u
oplas.
Eerst de Belgische aanpak. Wij gaan zeker terugkomen op tapijt en heb gezegd dat ik
wil kijken of we de Belgen kunnen betrekken bij die aanpak, maar dat is wat anders
dan dat we de Belgische aanpak betrekken.
Dan de brief over ZZS. Ik gaf aan mevrouw Kröger aan dat we hopen dat het besluit
in het najaar in werking zou kunnen treden.
Dan het verbieden van zwerfafval. Dat ging volgens mij over de brede aanpak voor het
tegengaan van zwerfafval, inclusief de campagne waar onder andere de heer Von Martels
aandacht voor vroeg. Daar komen we dus ook op terug.
De voorzitter:
Daar kan iedereen mee leven. Dan bedank ik... Ik ga zo toch weer eerst de Staatssecretaris
bedanken, want elke keer als ik mensen wil bedanken dan hebben ze een vraag. Mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij zijn er vanuit de hele commissie vragen gesteld over het proces rond dat
duurzaamheidskader voor biomassa. De Staatssecretaris heeft geschetst dat die rapporten
er komen en dat daar wat mee wordt gedaan, dat het bij de SER wordt neergelegd en
dat het dan bij de Kamer terugkomt. Is er daarvoor, dus voordat dat eindproduct er
is, een moment waarop wij als Kamer geïnformeerd worden over waar het proces staat
en waarop we ook de kans hebben om dat duurzaamheidskader nog te beïnvloeden?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De Kamer heeft alle kans om het duurzaamheidskader te bespreken met het kabinet, maar
dan wel als het pakket er ligt. Anders heb je of alleen het ene onderzoek of alleen
het andere. Daarom hebben we de SER en ook het PBL gevraagd. Het is een heel proces
dat er juist op is gericht om in ieder geval de input van alle kanten mee te kunnen
nemen voordat we als kabinet met een voorstel daarvoor naar de Kamer komen op basis
van dat SER-rapport. Dan is er uiteraard alle kans om met de Kamer daarover te spreken.
Dat is de procedure zoals we die met elkaar hebben afgesproken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de Staatssecretaris en de leden voor hun inbreng. Ik wens
iedereen wel thuis en een goede avond. De mensen die het live hebben gevolgd, wens
ik een goede avond.
Sluiting 20.22 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M.Y. Israel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.