Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 16 oktober 2019, over de formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 24 oktober 2019
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 542 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 14 november 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor
                  Europese Zaken hebben op 16 oktober 2019 overleg gevoerd met de heer Koolmees, Minister
                  van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:
               
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 oktober 2019
                           inzake geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) van 24 oktober
                           2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 538);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 augustus 2019
                           inzake verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van
                           8 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 536);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 2 juli 2019 inzake
                           antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid
                           en Sociaal Beleid (WSBVC) van 8 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 769);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 25 juni 2019 inzake
                           geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) van 8 juli 2019
                           (Kamerstuk 21 501-31, nr. 533);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juli 2019 inzake kabinetsappreciatie
                           Commissiemededeling Brexit d.d. 12 juni en stand van zaken nationale voorbereidingen
                           no-dealscenario (Kamerstuk 23 987, nr. 362);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 september 2019 inzake fiche:
                           Wetsvoorstellen tot aanpassing van het Europees Globaliseringsfonds en Europees Solidariteitsfonds
                           (Kamerstuk 22 112, nr. 2824);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 oktober
                           2019 inzake EC-consultatie betreffende de evaluatie van de Richtlijn 2006/54 over
                           gelijke beloning tussen mannen en vrouwen (Kamerstuk 21 501-31, nr. 539);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 14 oktober 2019
                           inzake aanpak bevorderen rechtmatig gebruik export-WW (Kamerstuk 21 501-31, nr. 540);
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Esmeijer
Voorzitter: Tielen
Griffier: Kraaijenoord
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Gijs van Dijk, De Jong, Palland, Tielen
                  en Van Weyenberg,
               
en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.31 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen altesaam. Welkom aan de mensen die thuis meekijken, tussen het kijken
                     naar de livestream van de boerenprotesten door. Welkom bij dit algemeen overleg over
                     de formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid. Daarbij willen de woordvoerders
                     in de Tweede Kamer de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal dingen
                     meegeven voor zijn Europese top van volgende week over dit onderwerp. Ik heet dan
                     ook de Minister en zijn gevolg van harte welkom in deze zaal. Ook mijn collega-Kamerleden
                     heet ik van harte welkom. Wij zien op dit moment Gijs van Dijk namens de PvdA, Leon
                     de Jong namens de Partij voor de Vrijheid en mevrouw Palland namens het Christen Democratisch
                     Appèl. Ikzelf ben Judith Tielen en ben hier namens de VVD. Maar ik zit nu dit overleg
                     even voor, dus dat mag u nu even vergeten, totdat ik straks, aan het einde, zelf ook
                     nog een inbreng geef. Maar dan geef ik het voorzittersstokje gewoon over.
                  
De Kamerleden hebben vier minuten de tijd om hun betoog te houden. Uiteraard is er
                     ruimte voor interrupties. Nadat de Kamerleden aan het woord zijn geweest, gaat de
                     Minister aan de slag. Zo spenderen wij deze ochtend met elkaar.
                  
Ik geef eerst het woord aan de heer Gijs van Dijk, namens de Partij van de Arbeid.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat weer beginnen met de Europese Commissie. Als ik me
                     niet vergis, wordt dit de eerste echte bijeenkomst met de Commissie in de nieuwe samenstelling.
                  
Minister Koolmees:
Nee, nee, de Commissie in de oude samenstelling doet dit nog.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
O, dit doet de oude Commissie nog. Ik weet dat er in ieder geval een hele goede Eurocommissaris
                     is aangesteld, van de juiste partij. Daar zijn we dus sowieso blij mee. Maar we hebben
                     volgens mij in Europa ook wel heel veel te bespreken de komende tijd, om er juist
                     voor te zorgen dat er geen concurrentie tussen mensen plaatsvindt en mensen niet tegen
                     elkaar worden uitgespeeld. Daarbij is het Europese veld van groot belang.
                  
Ik wil drie onderwerpen aandragen, voorzitter. Het eerste punt is het voorkomen van
                     fraude door werkgevers. Op Europees niveau wordt er inderdaad heel veel gesproken
                     over onderwerpen als de kinderbijslag, de WW en pensioenen. De Commissie wil voorkomen
                     dat werkgevers fraude plegen. Dat is natuurlijk terecht. Daarmee kunnen werknemers
                     er zeker van zijn dat ze verzekerd zijn. Maar werkgevers lobbyen hard tegen dit voorstel.
                     Gaat de Minister fraude met de zogenaamde A1-formulieren aankaarten? En gaat hij ervoor
                     zorgen dat werknemers verzekerd zijn voordat een gedetacheerde werknemer aan zijn
                     werk begint?
                  
Mijn tweede onderwerp gaat natuurlijk – dat is niet te vermijden – over de gevolgen
                     van de brexit. Wij wachten allemaal in spanning af. Veel Nederlanders die in het VK
                     leven, leven in grote onzekerheid. Maar ook Nederlandse werknemers in bijvoorbeeld
                     de bloementeelt en de vleesverwerking leven in onzekerheid. Een no-dealbrexit kan
                     grote gevolgen hebben voor werknemers en kleine bedrijven. Daarom is het goed dat
                     het kabinet voor een fonds kiest om de grootste klappen op te vangen. We zien echter
                     dat de grotere bedrijven daarbij bevoordeeld worden. Om geld te krijgen, moet je meer
                     dan 500 mensen in dienst hebben. Wil de Minister zich ervoor inzetten dat kleine bedrijven,
                     met 50 of meer mensen in dienst, ook toegang krijgen tot het fonds? We hebben dit
                     gisteren ook aan de Minister-President gevraagd.
                  
Verder moeten we de Nederlandse mensen in het VK beschermen tegen de gevolgen van
                     een no-dealbrexit. Is bijvoorbeeld je pensioen nog zeker? Ik heb een voorbeeld van
                     een Nederlander die in Duitsland woont en die nu een pensioen zou krijgen van het
                     VK. Hij krijgt een brief dat zijn pensioen wordt beëindigd. Wat gaat de Minister doen
                     om ervoor te zorgen dat Nederlanders die recht hebben op Britse sociale zekerheid,
                     die voorzieningen ook krijgen, ook als zij niet meer in het VK wonen?
                  
Tot slot, voorzitter, de zelfstandigen. Wij spreken hier veel over het feit dat er
                     een grote groep werkende armen is in Nederland. Zij hebben een baan, maar zijn er
                     toch niet zeker van dat ze hun boodschappen kunnen betalen of dat hun kinderen op
                     schoolreisje kunnen. Deze mensen verdienen meer bescherming. Het kabinet wil een minimumtarief
                     van € 16 voor zelfstandigen. Daaronder kan je geen zelfstandige meer zijn. Maar dat
                     mag niet volgens Europese regels. Er is op ambtelijk niveau contact geweest met Eurocommissaris
                     Thyssen, maar dat lijkt ons niet voldoende. Vindt de Minister dit onderwerp belangrijk
                     genoeg om het ook te bespreken met zijn Europese collega's tijdens de officiële vergadering?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Mooi binnen de tijd, meneer Van Dijk. Meneer De Jong, het woord is aan u.
De heer De Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. De PVV is van mening dat Nederland een soeverein land
                     moet zijn en zelf moet gaan over het eigen arbeidsmarktbeleid en het Nederlandse sociale
                     beleid. Het sociale domein behoort primair bij de lidstaten te liggen. De Europese
                     Commissie en het Europees Parlement hebben zich dan ook niet te bemoeien met het Nederlandse
                     arbeidsmarktbeleid en de manier waarop Nederland wenst om te gaan met bijvoorbeeld
                     arbeidsmigranten, fraudebestrijding, werkgelegenheid of armoedebestrijding en de manier
                     waarop we met daklozen omgaan of met gendergelijkheid. Daar zou de EU niet over moeten
                     gaan. Dat is aan de lidstaten zelf.
                  
Toch is die bemoeienis van de EU aan de orde van de dag, en niet alleen bemoeienis,
                     ook belemmering. Want kijkt u bijvoorbeeld naar de aanpak van de export-WW. We hebben
                     het allemaal kunnen zien: Polen die frauderen met WW-uitkeringen. Daar zou je wat
                     aan moeten doen, maar deze Minister laat ons deze week middels een brief weten dat
                     hij volgens de Europese verordening niet de ruimte heeft die hij zou moeten hebben.
                     Letterlijk geeft deze Minister aan dat het niet is toegestaan om nationaal beperkende
                     maatregelen of voorwaarden te treffen. De EU bepaalt dus wat de ruimte is van deze
                     Minister in zijn handelen.
                  
Voorzitter, dat kan toch niet? Het kan toch niet zo zijn dat deze Minister zich laat
                     beperken door de EU? Hij is toch een Nederlandse Minister, die de Nederlandse belangen
                     voorop hoort te zetten? Waarom verzet hij zich hier niet tegen? Is alleen dit zinnetje
                     niet voldoende om buiten die belachelijke export-WW de hele verordening gewoon af
                     te wijzen? En zo niet, waarom dan niet? Wat gaat hij nu concreet doen tegen die frauderende
                     Polen? Trekt hij die uitkeringen voor het leven in? Gaat hij het recht op een uitkering
                     voor het leven stopzetten voor deze mensen? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Dan het voorstel om af te stappen van unanimiteit binnen het sociaal domein
                     en op het terrein van non-discriminatie. Zoals u weet willen wij niet dat de EU zich
                     hiermee bemoeit. Dat kunnen de lidstaten prima zelf regelen. Maar als er dan toch
                     stemmingen zijn over dit soort zaken, dan wel unaniem. In de brief lees ik, een beetje
                     slapjes, dat de Minister die unanimiteit wil behouden. Maar dat mag wat mij betreft
                     wel wat krachtiger. Er ligt namelijk ook gewoon een aangenomen PVV-motie, die zegt
                     dat, als het gaat om sociaal beleid, er altijd unanimiteit moet zijn. Hoe gaat hij
                     dat volgende week verwoorden in Europa tijdens zijn vergadering? Wij vragen deze Minister
                     zich niet ondergeschikt aan de Europese Commissie op te stellen, zich soeverein op
                     te stellen en deze beperking af te wijzen en derhalve iedere vorm van bemoeienis en
                     invloed op het Nederlandse beleid niet te accepteren. Kan deze Minister dat toezeggen?
                  
Voorzitter Dan mijn laatste punt: de ILO. In de stukken is te lezen dat de lidstaten
                     worden aangemoedigd om ILO-verdragen en -protocollen te ratificeren en toe te passen.
                     U weet wel, dat is diezelfde ILO die ook onze Nederlandse werkloosheidsdefinitie heeft
                     bevuild. Ik zou graag willen weten of deze Minister daadwerkelijk die raadsconclusies
                     gaat overnemen en waarom dan wel, want volgens mij zijn zaken als bijvoorbeeld werkgelegenheid
                     of werkloosheid of kinderarmoede, wat de Minister als reden aangeeft om die raadsconclusies
                     over te nemen, ook gewoon door de lidstaten zelf prima te regelen. Dus waarom neem
                     je dit over? Waarom zeg je niet gewoon dat je afstand neemt van de ILO en dat je het
                     zelf doet?
                  
Voorzitter. Dat is het einde van mijn betoog in eerste termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Dan is nu het woord aan mevrouw Palland, die spreekt namens
                     het CDA.
                  
Mevrouw Palland (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed om vandaag in persoon en niet op papier te praten
                     en van gedachten te wisselen over sociale zekerheid en werkgelegenheid in Europees
                     verband. Er komt natuurlijk de komende tijd veel op ons af. De datum van 31 oktober
                     nadert en we zijn benieuwd hoe het met de brexit gaat. Er is ook een nieuwe Europese
                     Commissie, met een nieuwe beleidsagenda en eigen accenten en prioriteiten. Daar lezen
                     we al het een en ander over in de stukken. Naar aanleiding daarvan is het CDA als
                     eerste benieuwd hoe de regering aankijkt tegen nieuwe initiatieven die mevrouw Von
                     der Leyen neerlegt bij de beoogd commissarissen Schmit en Dalli, bijvoorbeeld ten
                     aanzien van het WW-herverzekeringsschema, waarbij lidstaten deels garant zouden moeten
                     staan voor elkaars WW-afspraken en waarvan de beoogde Eurocommissaris Schmit ook aangeeft
                     dat het kan leiden tot een moral hazard, het achteroverleunen van lidstaten. Daar
                     zijn dus wel wat bedenkingen bij. Ten tweede ook het Europees raamwerk voor minimumlonen.
                     Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Kan de Minister op die punten toelichten voor
                     welk probleem deze richtingen een oplossing zouden vormen? Wat zijn de eventuele consequenties
                     ervan voor Nederland en wat is hierin de insteek van het kabinet?
                  
Naar verwachting worden deze maand ook onderhandelingen over de wijziging van de coördinatieverordening
                     883 hervat. Eerder stonden de Kamer en de Minister zij aan zij in hun bezwaren hiertegen,
                     waaronder de verruiming van mogelijkheden om een werkloosheidsuitkering te exporteren
                     en de invoering van het werklandbeginsel. «Een voorstel met verkeerde prikkels», aldus
                     de Minister destijds. Die opvatting delen wij ook. Nu het Europees Parlement en ook
                     de Commissie opnieuw zijn samengesteld, lijkt het Europese speelveld veranderd. Kan
                     de Minister ons schetsen wat deze functiewissels voor het onderhandelingstraject betekenen,
                     hoe dit traject eruit gaat zien?
                  
Voorzitter. In Brussel is een beweging gaande om de besluitvorming op basis van unanimiteit
                     te vervangen door besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid, een thema
                     dat deze Commissie heeft aangemerkt als prioritair dossier. Dat vinden wij belangrijk
                     om goed te volgen. Wij lezen dat de Europese Commissie bepleit om deze besluitvorming
                     ook op de dossiers non-discriminatie en sociale zekerheid voor te leggen. Wij maken
                     uit het BNC-fiche op dat de regering in onze ogen terecht pleit voor behoud van besluitvorming
                     op basis van unanimiteit. Is dat nog steeds de lijn en hoe zeer volgen andere lidstaten
                     die ook? Even in een iets breder perspectief: hoe borgen we het subsidiariteitsbeginsel,
                     ook gelet op de suggestie van Von der Leyen dat ze met een wetsvoorstel zou komen
                     voor elke meerderheidsresolutie van het Europese Parlement.
                  
Dan de brexit. Wij willen de Minister danken voor de stand van zaken omtrent de voorbereidingen
                     hierop. Het is echt een gigantische opgave om zich voor bereiden op een no-dealbrexit.
                     We lezen ook dat het bedrijfsleven zich zo goed mogelijk voorbereidt, en dat 80% van
                     de ondernemers denkt goed voorbereid te zijn. Ik heb nog wel wat vragen daarover.
                     Ten aanzien van de verblijfs- en socialezekerheidsrechten van burgers lezen wij dat
                     er naast de vangnetregeling nog aanvullende afspraken op basis van een AMvB nodig
                     zijn, om te voorkomen dat mensen dubbel onverzekerd zijn of juist tweemaal verzekerd
                     zijn of helemaal geen premie betalen. Wat is de stand van zaken van deze AMvB?
                  
En als laatste onderwerp: er ligt een BNC-fiche om de werkingssfeer van twee Europese
                     fondsen uit te breiden in het kader van de brexit, het EGF en het EUSF, zodat burgers,
                     bedrijven en nationale overheden financiële steun uit deze fondsen kunnen krijgen
                     bij een no-dealbrexit. Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel, zo lezen
                     wij. Wij doen dat als CDA ook, maar we hebben nog een specifieke vraag, een beetje
                     in de lijn van die van de heer Van Dijk over de aanvraagcriteria voor de steun uit
                     het EGF. Hiervoor geldt een minimumdrempel van 500 ontslagen medewerkers. Veel kleine
                     en middelgrote mkb- en familiebedrijven zullen hier dus niet voor in aanmerking komen.
                     Welke instrumenten zijn er voor deze ondernemingen, om ook door een no-dealbrexit
                     heen te worden geholpen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. Inmiddels is meneer Van Weyenberg namens D66 ook aangeschoven.
                     Hem wil ik dan ook nu meteen het woord geven. Vier minuten, meneer Van Weyenberg.
                  
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter, met excuses voor mijn late komst. Ik moet ook weer eerder
                     weg naar een andere Kamerverplichting. Maar dit is een belangrijk onderwerp, zo aan
                     de start ook van een nieuwe Europese Commissie. Daarom lever ik toch graag een inbreng
                     in eerste termijn. In tweede termijn zullen wij de beantwoording van de Minister en
                     de Staatssecretaris goed volgen. Het is alleen de Minister, zie ik.
                  
Voorzitter. Ik wil eigenlijk mijn vragen ophangen aan de twee brieven naar de twee
                     Eurocommissarissen over wat de komende jaren hun opdracht wordt binnen de Europese
                     Commissie. Ik begin met de mission letter aan commissaris Schmit. Mijn eerste vraag
                     gaat over het wetgevingsinitiatief voor een fair minimumloon voor elke werknemer in
                     de EU. Dat vindt mijn fractie een verstandige lijn, zolang we niet één uniform bedrag
                     aan heel Europa opleggen. Anders vrees ik dat we heel veel mensen in Nederland een
                     lager minimumloon zouden geven en dat mensen in Oost-Europese landen hun baan zouden
                     verliezen. Ik ga ervan uit dat dit om maatwerk per land gaat. Hoe kijkt de Minister
                     naar dit voorstel? Mijn fractie vindt het een verstandig voorstel, zolang elk land
                     wel zijn eigen minimumloon kan vaststellen.
                  
Er wordt ook gesproken over wat een herverzekeringsschema voor WW-aanspraken heet,
                     een Europees mechanisme om om te gaan met schokken. Is de Minister het met D66 eens
                     dat het dan echt wel moet gaan om hele asymmetrische en hele bijzondere schokken,
                     en niet om de start van een soort Europese WW? Dat lijkt mij, ook gegeven de grote
                     verschillen, wat minder voor de hand liggend. Ik weet dat daar de komende tijd al
                     over wordt gesproken en ik was nieuwsgierig naar de stand in dezen.
                  
Dan de bescherming van platformwerkers. Hoe gaan we er nu voor zorgen dat dit goed
                     aansluit op waar ook lidstaten mee bezig zijn? Ik denk hier ook aan de wens om een
                     minimumtarief in te vullen, waaronder je werknemer was. Dat speelt nu bij de plannen
                     rond zelfstandig ondernemers. Dat voorstel lijkt in strijd met Europese regels, maar
                     ik kan mij nog wel herinneren dat de Minister veel sympathie proefde bij veel van
                     zijn collega's. Ik ben wel nieuwsgierig of we nu de start van de nieuwe Commissie
                     gebruiken om dat punt te promoten. Oké, we zullen nu in Nederland iets anders moeten
                     bedenken, maar het principe vind ik nog steeds heel verstandig. Ik hecht ontzettend
                     aan het vrije verkeer van diensten, maar ik vind het wel goed dat we ook basisbescherming
                     kunnen bieden. In hoeverre wordt de start van de Commissie gebruikt om nu in Nederland
                     iets anders te bedenken wat wel gewoon aansluit bij de huidige regels? Daarnaast moeten
                     we toch ook in Brussel met die landen die het met ons eens waren, kijken of we hierin
                     voortgang kunnen boeken. Volgens mij staan we namelijk allemaal voor dezelfde uitdaging.
                     Breder ben ik op zoek naar de aansluiting tussen nationale initiatieven en het Europese
                     initiatief.
                  
In de brief aan Commissaris Dalli wordt gesproken van een wetgevend instrument gericht
                     op loontransparantie en wordt een poging gedaan om de geblokkeerde richtlijn voor
                     het aandeel vrouwen in bestuursfuncties nieuw leven in te blazen. Kan de Minister
                     daar nog iets over zeggen?
                  
Voorzitter. Met het oog op de tijd kom ik bij mijn laatste onderwerp. Er ligt nu een
                     voorstel voor een betere samenwerking tussen de openbare diensten van arbeidsvoorziening.
                     Ik ben heel nieuwsgierig in hoeverre ook wordt gekeken naar de regels die zij hanteren
                     bij het geven van een tewerkstellingsvergunning aan werknemers van buiten de EU. We
                     hebben een uitzending van Nieuwsuur gezien waaruit bleek dat heel veel mensen via
                     bijvoorbeeld de Poolse route een tewerkstellingsvergunning in Europa krijgen en dan
                     uiteindelijk in Nederland landen. Ik heb daar een heel uitgebreide set Kamervragen
                     over gesteld, omdat je je afvraagt waarom sommige Nederlandse bedrijven nu vestigingen
                     openen in Polen om daar dan met tewerkstellingsvergunningen mensen uit Oekraïne of
                     andere landen te halen om die in Nederland aan het werk te zetten. Dat roept bij mij
                     vragen op, want dat zou je ook in Nederland kunnen. Ook in Nederland kun je een tewerkstellingsvergunning
                     krijgen als je niemand kunt vinden in de EU. Of gebeurt dit omdat ze weten dat de
                     regels in Polen wat minder strak worden toegepast dan bij ons? Dat zou ik zorgelijk
                     vinden, ook omdat we weten dat uiteindelijk alle werknemers binnen Europa vrij verkeer
                     hebben. Dat vindt mijn fractie een heel groot goed, maar het vereist wel dat we met
                     elkaar eensgezind goede regels opstellen voor toegang van buiten de EU. Het feit dat
                     hierop geconstrueerd lijkt te worden, kwam ook naar voren in de uitzending van Nieuwsuur.
                     Ik was overigens zeer onder de indruk van al het werk van de Arbeidsinspectie op dit
                     punt en voelde me bevestigd in het gevoel hoe verstandig het is dat we die extra capaciteit
                     hebben gegeven om dat belangrijke werk te doen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Meneer Van Dijk, heeft u tijd om het voorzitterschap
                     eventjes over te nemen?
                  
Voorzitter: Gijs van Dijk
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Tielen van de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, meneer Van Dijk.
Voorzitter. Wat de VVD betreft neemt deze Minister twee kernboodschappen mee naar
                     de gesprekken met zijn Europese collega's volgende week. Als eerste: houd het Europees
                     Globaliseringsfonds en het Europees Solidariteitsfonds binnen de financiële kaders
                     en beperk ze in de tijd. Als tweede: zorg ervoor dat Nederland zelf aan het stuur
                     blijft als het gaat om banen, sociale zaken en arbeidsparticipatie. Bevestig alsjeblieft
                     onze eigen zeggenschap op deze onderwerpen.
                  
Allereerst de genoemde fondsen. In de brief van de Minister herken ik de wens van
                     de regering om bedrijven en landen de mogelijkheid te bieden om eventuele catastrofale
                     gevolgen van een no-dealbrexit op te vangen. De steun daarvoor onderschrijft de VVD,
                     want een no-dealbrexit is inderdaad als een monster dat werk en ontwikkeling van allerlei
                     bedrijven en werkenden ernstig in de weg kan staan; een blauw monster misschien zelfs
                     wel. De VVD vindt het goed dat de Minister aangeeft dat deze voorstellen niet vooruit
                     mogen lopen op de onderhandelingen over het volgende MFK en we onderschrijven zijn
                     stelling dat het voorstel niet eenduidig is over de definities en evenmin over de
                     voorwaarden. Kan de Minister aangeven welke voorwaarden hij wil hanteren voor de fondsen?
                  
Wat de VVD betreft is het goed te bevestigen dat het alleen in werking treedt bij
                     een no-dealbrexit. Een andere vorm van uittreding van het VK zou er niet onder moeten
                     vallen. Ook mag het alleen bij substantiële schade, maar hoe definiëren we dat dan?
                     Wat de VVD betreft is het fonds aanspreekbaar voor bedrijven en landen voor maximaal
                     een jaar na de start van een no-dealbrexit. Kan de Minister zijn inzet daarop geven?
                     Kan de Minister bevestigen dat de financiële gevolgen van de fondsen strikt binnen
                     de huidige maximale omvang liggen? Wat de VVD betreft is een – ik citeer uit de brief –
                     hoger beroep op deze fondsen dat leidt tot hogere afdrachten van de lidstaten niet
                     gewenst. Sterker nog, dat is wat ons betreft niet toegestaan. Hoe kan de Minister
                     dat eenduidig en glashelder opnemen in de afspraken?
                  
Gisteravond ging het in het debat met de Minister-President inderdaad ook over deze
                     fondsen. Het is natuurlijk fijn als Nederlandse mkb-ondernemers met midden- en kleine
                     bedrijven en familiebedrijven, als zij in nood zijn door een no-dealbrexit, ook gebruik
                     kunnen maken van deze fondsen. Maar hoe gaat dat er in de praktijk dan uitzien? Want
                     mijn ervaring met Europese fondsen is vooral dat het heel veel administratie, bureaucratie
                     en tijd kost. Daarna is het de vraag in hoeverre een uitbreiding van de aanspraak
                     tot vertraging van de regelingen gaat leiden. Wat kan de Minister realiseren? Is het
                     toch niet verstandiger om mbk'ers in nood bij te staan vanuit de sector, om de administratieve
                     bureaucratie op te vangen? Dat is eigenlijk een beetje zoals het nu wordt voorgesteld
                     door de Commissie, maar ik krijg graag een reactie van de Minister.
                  
Dan de ambities van de Europese Commissie op het terrein van werkgelegenheid en sociaal
                     beleid. We houden van ambities en zeker van ambities die gaan over economische ontwikkeling
                     en banen voor alle mensen, alsmede over een arbeidsmarkt die meegroeit met de ontwikkelingen
                     van deze tijd en waarop wie werkt, verdient en wie meer werkt, meer verdient. Maar
                     ik maak mij grote zorgen over de bemoeizucht van de EU als ik de ambities over deze
                     onderwerpen lees: a fair minimum wage in our Union; a European unemployment benefit
                     reinsurance scheme; a European gender strategy. Dat zijn allemaal termen waarbij het
                     bijvoeglijk naamwoord «European» mij oprecht kippenvel bezorgt.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer De Jong.
De heer De Jong (PVV):
Ik krijg daar ook kippenvel van. Die EU moet zich daar helemaal niet mee bemoeien.
                     Maar ik krijg soms ook wel kippenvel van de inbreng van VVD'ers die dat dan zeggen
                     en vervolgens bij stemmingen totaal iets anders doen. Een tijdje geleden hebben wij
                     een motie ingediend om juist dit soort zaken, zaken die gaan om bemoeienis, dus de
                     werkgelegenheid, dat gedoe over genderneutraliteit en weet ik veel wat allemaal, niet
                     vanuit de EU te laten regelen en niet te implementeren. Waarom stemt de VVD dan tegen
                     het niet-implementeren van dit soort onzin?
                  
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat is een goeie vraag, zeg ik via de voorzitter tegen de heer De Jong. Ik heb de
                     motie die meneer De Jong bedoelt, niet helemaal paraat. Ik moet op deze vraag dus
                     met een «ik weet het niet» antwoorden. U hoort mij en dat is oprecht, dus wat dat
                     betreft moeten we kijken of we het een en ander tegen kunnen houden. Daar zal ik de
                     Minister nu ook een paar vragen over stellen.
                  
De heer De Jong (PVV):
Kijk, dit kan natuurlijk niet. De afgelopen jaren zijn dit soort debatten veelvuldig
                     gevoerd. De VVD heeft toen altijd een hele grote broek aangetrokken en ook vandaag
                     gebeurt dat weer. Ik heb hier een motie voor me liggen die de regering verzoekt de
                     voortdurende stroom van bindende voorstellen en richtlijnen als het gaat om sociale
                     zekerheid en arbeidsmarktbeleid niet te implementeren. Dat is precies het verhaal
                     dat u hier nu naar voren brengt. Ik heb hier een mooi lijstje van partijen die voor-
                     en tegengestemd hebben en uw partij staat gewoon diep in het rood. U stemt tegen,
                     uzelf ook. U heeft zelf persoonlijk tegen die motie gestemd. Waarom doet u dat? Waarom
                     zegt u tijdens AO's dat u ertegen bent en gaat u, op het moment dat u de kans heeft
                     om het tegen te houden, tegenstemmen?
                  
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik sta ook voor mijn stem, dus ik weet niet wat meneer De Jong daar probeert te impliceren.
                     Nogmaals, ik weet niet precies welke motie u net precies voorlas. Ik weet ook niet
                     hoe de debatten eromheen zijn gegaan, want ik ben een nieuwe woordvoerder op dit terrein.
                     Maar ik verdiep me er graag in. Als die motie weer een keer langskomt, dan kijken
                     we er opnieuw naar in de context van het debat met de Minister op dat moment. Wat
                     ik graag wil – volgens mij bent u daar in dit debat ook op ingegaan en mevrouw Palland
                     ook – is dat de Minister ervoor zorgt dat wij inderdaad een bepaalde soevereiniteit
                     hebben en... Welke prachtige woorden hebben we daar ook alweer voor? Ja, subsidiariteit:
                     the subsidiarity principle. Ik wil dat de Minister daar in ieder geval bescherming
                     voor biedt.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Over subsidiariteit gesproken: in de brief over jobs staat
                     expliciet een passage daarover, maar die passage is verstopt in een bullet point.
                     In de brief over equality komt het subsidiariteitsprincipe helemaal niet voor. De
                     VVD wil dat deze Minister ervoor zorgt dat we op het terrein van werkgelegenheid en
                     sociaal beleid onverkort en eenduidig subsidiair blijven, oftewel dat Europa zich
                     erop richt dat kennis en innovatie worden uitgewisseld en internationale handel wordt
                     bevorderd, maar dat ze dat vooral met niet-wettelijke instrumenten doet zodat we zelf
                     kunnen blijven bepalen hoe om te gaan met zaken als loon, WW en arbeidsparticipatie.
                     Ik sluit me aan bij de vragen van de PVV en het CDA over unanimiteit.
                  
Daarnaast wil de VVD graag dat de Minister met ons, de Kamer, afspraken maakt over
                     de manier waarop hij tijdig en compleet de Kamer betrekt bij alle voornemens, ideeën,
                     plannen enzovoort die uit Europa komen en dat hij ervoor zorgt dat de Europese Commissie
                     zich richt op het contact tussen de lidstaten, maar niet op wetgeving en verordening.
                     Kan de Minister dat toezeggen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Ik geef het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Tielen
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Ik kijk even naar mijn rechterzijde, zodat de Minister
                     kan zeggen hoeveel tijd hij nodig heeft. Ik schors voor 5 minuten.
                  
De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.02 uur geschorst.
De voorzitter:
Dank aan iedereen om weer terug te komen na deze korte schorsing. Het woord is aan
                     Minister Koolmees voor zijn reacties in eerste termijn.
                  
Minister Koolmees:
Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik ben een beetje verkouden, dus als ik wat schor overkom,
                     dan klopt dat. Ik heb een paar blokjes. Ik begin mijn inleiding, gefocust op de nieuwe
                     Commissie en de voorstellen die de afgelopen weken zijn gedaan in de hearings. Daarna
                     ga ik in op 883, de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid, export WW en A1-verklaringen.
                     Dan een blokje over de procedures en unanimiteit. Dan het blokje brexit, een blokje
                     zelfstandigen, platformwerkers en nieuwe vormen van arbeid, en ten slotte een blokje
                     overig.
                  
Ik begin mijn beantwoording met de nieuwe Commissie. We zitten in een interessante
                     periode. Formeel is mevrouw Thyssen, de huidige eurocommissaris, nog in charge, want
                     de nieuwe Commissie wordt geloof ik per 1 november geïnstalleerd. Maar dat gaan ze
                     waarschijnlijk niet halen, want de procedures lopen nog, maar het is wel de bedoeling.
                     Mevrouw Thyssen is volgende week nog als eurocommissaris aanwezig in haar laatste
                     EPSCO-vergadering. Er is in de afgelopen periode veel gebeurd, want er waren hoorzittingen
                     van mevrouw Von der Leijen en de heer Schmit. De laatste ken ik overigens heel goed,
                     want daar heb ik de afgelopen jaren naast gezeten. Nederland zit namelijk naast Luxemburg.
                     Ik kijk ernaar uit, omdat het een leuke man is die heel veel ervaring heeft op dit
                     terrein. Ik geloof dat hij al vijftien jaar Minister is op dit terrein, dus hij weet
                     waarover hij praat. Op grond van die hearings en de gesprekken met Von der Leyen en
                     de eurocommissaris ligt er een ambitieuze agenda, met veel voorstellen, waarover overigens
                     in het algemeen nog weinig te zeggen valt. Er zijn weliswaar uitspraken gedaan en
                     richtingen geschetst, maar er liggen nog geen concrete voorstellen waarop we zouden
                     kunnen reageren. Ik ga het straks wel even doen, een beetje schetsend, om aan te geven
                     hoe wij er als Nederland in staan. Maar u wordt natuurlijk altijd netjes geïnformeerd
                     via de BNC-fiches. Er komt een voorstel uit Europa, dat wordt besproken in het kabinet,
                     inclusief de subsidiariteit en de proportionaliteit, en dan sturen we het naar uw
                     Kamer als een soort officiële standpuntbepaling van het Nederlandse kabinet op dit
                     punt en dat blijven we natuurlijk ook doen, omdat het een nette manier is om met de
                     Kamer daarover te discussiëren. Dat blijven we dus heel netjes doen, zoals u van ons
                     bent gewend.
                  
Op 24 mei heb ik een brief gestuurd, ook naar aanleiding van vragen van de heer Wiersma
                     en de heer Heerma van ongeveer een jaar geleden, over opletpunten voor Nederland bij
                     het beoordelen van nieuwe voorstellen. Dat is een soort strategische brief, voordat
                     de nieuwe Commissie wordt geïnstalleerd en er sprake is van een werkprogramma, waarin
                     wordt aangegeven waar Nederland nieuwe voorstellen op baseert. In die brief van 24 mei
                     wordt bijvoorbeeld aangegeven dat we niet automatisch kiezen voor nieuwe Europese
                     regelgeving en dat binnen de bestaande bevoegdhedenverdeling veel in de hand houden
                     als het gaat om handhaving of uitvoering. Verder kan ook via een speciale lidstaat
                     een specifieke invulling worden gedaan. Niet alles hoeft dan via regelgeving. Veel
                     socialezekerheidsstelsels binnen Europa verschillen fors van elkaar. Dan is one-size-fits-all
                     ook in het socialezekerheidsbeleid gewoon niet altijd de goede weg.
                  
Daar staat tegenover – reagerend op een vraag van de heer De Jong – dat er echt behoefte
                     is, zeker bij socialezekerheidsstelsels, aan coördinatie. Denk aan de situatie van
                     grenswerkers die in Nederland wonen en in Duitsland of België werken en vice versa,
                     maar denk ook aan het feit dat in Nederland ongeveer 400.000 mensen uit Oost-Europa
                     werkzaam zijn in sectoren als de land- en tuinbouw en vervoer, waarop een groot deel
                     van die sectoren draait. Laten we daar ook eerlijk over zijn. Die mensen betalen ook
                     premies voor de AOW, de WW, de verzekeringen enzovoorts. Omdat ze premies betalen,
                     hebben ze recht op die verzekeringen. Dat lijkt me ook fair. Waar het fout gaat – daar
                     kom ik nog op bij de discussie over de export-WW – is natuurlijk als er wordt gefraudeerd
                     met die dingen. Maar het principe is dat, als je in Nederland werkzaam bent en netjes
                     belastingen en premies betaalt, je netjes moet worden behandeld. Als ze onverhoopt
                     ziek, arbeidsongeschikt of werkloos worden, hebben ze recht op zo'n verzekering.
                  
De voorzitter:
Voor u verdergaat...
Minister Koolmees:
Jammer!
De voorzitter:
De heer De Jong wil hier kort iets over vragen.
De heer De Jong (PVV):
Heel kort. De Minister zegt: coördinatie is nodig. Ik zeg niet dat er geen coördinatie
                     nodig is, ik zeg alleen dat er ook dingen zijn die je bilateraal kunt doen. Landen
                     kunnen bilateraal met elkaar afspraken maken. Daarvoor zijn geen Commissie of verordening
                     nodig. Is de Minister het met mij eens dat dat ook bilateraal kan?
                  
Minister Koolmees:
Op zich zou dat kunnen, maar het zou niet heel efficiënt zijn. Laten we alleen maar
                     even focussen op Nederland: je ziet dat er in Nederland heel veel mensen uit verschillende
                     Europese lidstaten werken. Daarbij gaat het niet alleen om Belgen en Duitsers, waarmee
                     we sowieso heel veel bilateraal contact hebben, maar ook om Polen, Bulgarije, Roemenië,
                     Spanje, Italië enzovoorts. Dan is het juist heel efficiënt en transparant dat je dat
                     soort zaken collectief regelt, zodat uitvoeringsorganisaties weten waaraan ze toe
                     zijn, ongeacht het land van herkomst van de persoon die in Nederland werkzaam is.
                     Ik vind het juist op dat soort terreinen heel verstandig om dat met zijn allen te
                     regelen. Laat ik het anders formuleren: er worden heel vaak discussies in verschillende
                     commissies gevoerd. Ik noem discussies over de Rijnvarenden. Zij werken in Luxemburg,
                     Duitsland, Nederland en België. Voor hen is het heel handig om een soort set van uniforme
                     regels te hebben.
                  
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Koolmees:
In zijn algemeenheid zijn er uitspraken gedaan door mevrouw Von der Leyen en de heer
                     Schmit over richtingen, maar er zijn nog geen concrete voorstellen. Toch voel ik wel
                     de behoefte om een beetje guidance te geven aan deze commissie over hoe we er grofweg
                     in staan. Ik begin met de vraag van mevrouw Palland over een Europese werkloosheidsverzekering,
                     of eigenlijk de herverzekering. Zoals bekend is Nederland daar geen voorstander van.
                     Dat speelt eigenlijk voor een groot deel op het terrein van Minister Hoekstra, die
                     vorige week nog in Europa is geweest als het gaat om het BICC. Daarover is vorige
                     week een goed compromis bereikt, waarover Minister Hoekstra tevreden was. Wij vinden
                     als Nederland dat het prima op nationaal niveau kan blijven, en dat ook de nationale
                     bevoegdheden in dat kader moeten worden gerespecteerd. Over het stabilisatie-instrument,
                     waarover Minister Hoekstra heeft gesproken, bestaat geen consensus, wel over manieren
                     om de opwaartse convergentie te bevorderen. Dat ligt vooral bij de commissie Financiën,
                     en speelt in deze commissie een minder grote rol. Maar als er voorstellen komen, zullen
                     we die op een nette manier bespreken via de BNC-fiche en dat soort zaken. Maar we
                     zijn er geen voorstander van als Nederland.
                  
Ik kom toe aan de plannen van de Europese Commissie over het Europees minimumloon.
                     Ook daar ligt geen voorstel. Maar mevrouw Von der Leyen, de Commissie en een aantal
                     grote lidstaten, zoals Duitsland en Frankrijk, hebben daarop in de pers positief gereageerd,
                     vanuit de gedachte, door mij heel goed begrepen dat, als mensen werken, ze zo moeten
                     worden beloond dat daarmee een fatsoenlijk bestaan mogelijk wordt gemaakt. Daar ben
                     ik het natuurlijk zeer mee eens. Als er een voorstel ligt, ga ik dat beoordelen langs
                     het toetsingskader van de brief van 24 mei, dus dat gebeurt allemaal netjes. Ik ben
                     het wel eens met de woorden van de heer Van Weyenberg dat one-size-fits-all qua minimumloon
                     niet werkt. Als je het Nederlandse minimumloon toepast op Polen of Roemenië, hebben
                     we een concurrentienadeel geïntroduceerd voor die landen. Dus je zult maatwerk wel
                     mogelijk moeten maken. Verder moet je nadenken over de manier waarop het moet worden
                     geregeld. Moet dat dwingend opgelegd worden of is het meer een instrument om armoede
                     tegen te gaan, sociale convergentie te bevorderen en elkaar daarop aan te spreken?
                     Voor het laatste voel ik eerlijk gezegd meer – de heer Van Weyenberg zei dat terecht –
                     dan een uniform minimumloon op Europees niveau, want dat gaat gewoon niet werken.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat wil meneer Van Weyenberg daarover wel wat vragen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben het ermee eens dat eenzelfde niveau voor Europa voor ons te laag en voor anderen
                     te hoog is. Maar ik proef wel een positieve grondhouding dat het gewoon verstandig
                     is dat elk land in Europa een minimumloon heeft. Ik denk dat dat goed zou zijn voor
                     Europa en voor ons sociaal model en nog steeds rechtdoet aan het feit dat lidstaten
                     onderling verschillen. Daarin proef ik een positieve grondhouding van het kabinet,
                     wat mij deugd doet. Ik roep de Minister op om dat gesprek, waarvan we weten dat dat
                     eraan komt, aan te grijpen om het door mij gemaakte punt aan te kaarten over de dingen
                     wij niet kunnen rond bepaalde minimumbescherming. Ik weet niet of dat meteen gaat
                     lukken, maar dat punt hoort daar wel bij. Ik vind dit een mooie discussie om het daar
                     op te brengen. Dan heb ik het heel specifiek over het feit dat onder een bepaald tarief
                     mensen als werknemer kunnen worden behandeld. Daarvoor had de Minister best wat draagvlak
                     in Europa, al is het in strijd met de huidige Europese regels. Nou, laten we deze
                     gelegenheid dan aangrijpen om dat punt te markeren. Ik weet namelijk dat de Spanjaarden
                     en anderen hiernaar met interesse kijken. Nogmaals, nationaal gaan we wat anders doen,
                     maar ik vind dit een mooi haakje om dit punt op de agenda te houden.
                  
Minister Koolmees:
Ik begrijp wat de heer Van Weyenberg zegt en ik ben het ook met hem eens. Als u het
                     goed vindt, kom ik zo meteen specifiek terug op de discussie over € 16 en over zelfstandigen
                     en platformwerkers. Ik begrijp de overview of de koppeling daarvan.
                  
Ik wil over de Europese discussie over het wml nog wel zeggen dat ook landen die wel
                     een minimumloon hebben, bijvoorbeeld de Scandinavische landen, heel kritisch staan
                     tegenover deze aanpak, omdat daar de vakbonden en de werkgevers het regelen en er
                     geen wettelijk kader is.
                  
Je ziet dat er grote verschillen bestaan tussen lidstaten. Dat is niet zozeer omdat
                     zij zeggen: laten we geen wettelijk minimumloon hebben want dat is lekker goedkoop.
                     De oorsprong daarvan is meer te vinden in de institutionele samenstelling van een
                     land. Dit is een hele slechte Nederlandse zin die ik uitspreek, maar u begrijpt wat
                     ik bedoel.
                  
Die discussie moeten we met elkaar voeren, maar in het algemeen is Nederland het eens
                     met opwaartse sociale convergentie en bescherming tegen armoede. Maar één wml voor
                     heel Europa, dat gaat niet lukken. We gaan deze discussie met een open blik in. Er
                     zijn heel veel landen die zich daarover uitgesproken hebben, dus het staat sowieso
                     op de agenda. Dan vind ik dat je als lidstaat serieus moet nadenken over hoe je daarop
                     gaat acteren, hoe je daarmee omgaat en wat je daar misschien voor terug wil hebben.
                  
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik snap heel goed dat er landen zijn die het minimumloon in een wat andere vorm implementeren,
                     zoals de Scandinavische landen, maar het gaat mij erom dat we dat materiële effect
                     bereiken in al die lidstaten. Ik bedoel dat niet als «iets ervoor terug», maar ik
                     bedoelde meer dat dit een heel goed platform zou kunnen zijn voor die discussie.
                  
Minister Koolmees:
Dat ben ik met de heer Van Weyenberg eens.
Dan de vraag van de heer De Jong over de conclusies bij het honderdjarig bestaan of
                     de Centenary van de ILO, de International Labour Organization. Het kabinet kan die
                     conclusies heel erg steunen. Die verklaring is geschreven in een richting met belangrijke
                     onderwerpen voor Nederland, zoals het bestrijden van kinderarbeid in de wereld. Dat
                     is ook in lijn met eerder overeengekomen teksten in ILO-verband. Wat ik zelf heel
                     belangrijk vind, is dat er in ILO-verband expliciet aandacht is voor de toekomst van
                     werk. Dan gaat het over onderwerpen waar wij in Nederland ook tegenaan lopen, zoals
                     de opkomst van platformwerk, zelfstandigen, Uber, maaltijdbezorgers. Dat zijn discussies
                     die eigenlijk over de hele wereld worden gevoerd; over de vraag hoe dat past binnen
                     de regelingen voor sociale zekerheid en arbeidswetgeving.
                  
De ILO is bij uitstek het internationale orgaan dat niet alleen op Europees niveau,
                     maar wereldwijd aandacht vraagt voor dit soort belangrijke dingen. U moet ook niet
                     onderschatten wat het belang is van de ILO, bijvoorbeeld als het gaat om vakbondsrechten
                     in de wereld. Die zijn in Europa vaak vanzelfsprekend, maar dat is helaas niet zo
                     in andere delen van de wereld, waar nog steeds sprake is van vervolging van vakbondsleiders
                     die goede dingen willen regelen voor de mensen. In dat kader is de ILO een belangrijke
                     organisatie. Ik vind dat Nederland ook een verantwoordelijkheid heeft om daar actief
                     in mee te draaien en dat doen wij gelukkig ook. Er werken heel goede mensen namens
                     Nederland. Guy Rider, de directeur-generaal van de ILO, komt ook heel vaak op bezoek
                     in Nederland om dit soort aspecten – denk aan kinderarbeid, armoede, vakbondsrechten –
                     onder de aandacht te brengen, en wat mij betreft terecht.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft meneer De Jong daar nog wel een vraag over.
De heer De Jong (PVV):
De ILO zorgt er ook voor dat bijvoorbeeld de werkloosheidsdefinitie hier in Nederland
                     is aangepast, dus dat anders wordt berekend wat de werkelijke werkloosheid is in Nederland.
                     Dat is maar één voorbeeld waarbij ik denk: waarom luisteren we naar zo'n organisatie?
                     Als het gaat om bestrijding van kinderarbeid of om het bewerkstelligen van rechten
                     voor vakbonden, dat zijn zaken die wij als Nederland zelf doen. De Minister en ik
                     zijn het niet vaak met elkaar eens, maar ik mag toch wel aannemen dat hij staat voor
                     een punt als kinderarbeid en het zorgen dat er in Nederland een normaal klimaat is
                     waarin vakbonden hun ding kunnen doen en dat hij daar niet op aangesproken hoeft te
                     worden door een organisatie als de ILO.
                  
Mijn vraag is eigenlijk meer een signaal. Het zijn vaak open deuren of voorstellen
                     of zaken waarbij Nederland zelf vooroploopt, dus waar hebben we in godsnaam de ILO
                     voor nodig, als het verdergaat dan alleen maar een advies? Als je kijkt naar de werkloosheidsdefinitie
                     die is aangepast door de ILO, blijven daardoor heel veel mensen buiten beeld die wel
                     degelijk werkloos zijn. Kan de Minister daarop reageren?
                  
Minister Koolmees:
De heer De Jong zegt twee dingen. Het eerste gaat over de doelstellingen van de ILO.
                     Bij discussies over kinderarbeid, armoede en de rechten van vakbondsleiders is de
                     ILO bij uitstek de organisatie om daar wereldwijd aandacht voor te vragen. Dat is
                     in Nederland goed geregeld, maar we kunnen zo'n organisatie wel goed gebruiken om
                     dat ook in de rest van de wereld onder de aandacht te brengen.
                  
Vergis u niet, er zijn ook ILO-commissies die toezien op de naleving van verdragen.
                     Ik heb recent nog een koninklijke onderscheiding uitgereikt aan professor Van der
                     Heijden, die jarenlang in het comité zat dat juridische geschillen beslechtte tussen
                     verschillende lidstaten die lid zijn van de ILO. Daar speelt de ILO een hele belangrijke
                     rol. Voor Nederland kan dat vanzelfsprekend zijn geworden, maar dat is het nog niet
                     voor de rest van de wereld. Daarom vind ik ook dat Nederland een verantwoordelijkheid
                     heeft om dat samen met andere West-Europese landen te regelen, te ondersteunen of
                     te stimuleren. Dan gaat het inderdaad over kinderarbeid, uitbuiting, slechte arbeidsomstandigheden
                     en noem maar op. Ook in deze Kamer zegt men unisono dat we dat niet willen. Dat is
                     één.
                  
Twee: de discussie over bijvoorbeeld zo'n werkloosheidsdefinitie. We hebben eerder
                     een gesprek gehad over de definities van het UWV en van het CBS. De reden om die te
                     harmoniseren is dat het dan internationaal vergelijkbaar is. Dan kunnen we internationaal
                     vergelijken of landen dat op dezelfde manier doen of dat we te maken hebben met een
                     soort statistische vertekeningen. In Nederland zijn er bij verschillende instanties
                     vijf of zes definities van werkloosheid, denk aan de cijfers van het CBS, het CPB
                     en het UWV. Er zijn ook verschillende uitsplitsingen, bijvoorbeeld naar leeftijdscategorieën.
                     Het CBS geeft ook inzicht in het onbenut arbeidspotentieel; waar zitten mensen die
                     niet formeel in de WW of in de bijstand zitten, maar die wel op zoek zijn naar een
                     baan?
                  
Voor de internationale vergelijkbaarheid is het noodzakelijk dat we die afspraken
                     maken. Dat geldt voor Eurostat, voor Europa en wereldwijd voor de ILO, maar er zijn
                     natuurlijk veel meer cijfers beschikbaar als het gaat om werkloosheid.
                  
De voorzitter:
Nog een laatste korte vervolgvraag, meneer De Jong.
De heer De Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank dat u mij dat toestaat. Het gaat mij erom dat ik nog steeds
                     geen voordeel hoor voor Nederland. Het aanpassen van een werkloosheidsdefinitie is
                     niet in het voordeel van Nederland. Sterker nog, het heeft ervoor gezorgd dat in de
                     communicatie die vaak door het kabinet wordt gebruikt, een deel van de werklozen niet
                     zichtbaar genoeg is ten opzichte van de definitie die eerder is gebruikt. De Minister
                     schudt nee, maar we zijn het daar niet over eens. Het gaat mij erom dat een internationale
                     organisatie niet die positie moet kunnen hebben om bijvoorbeeld een definitie aan
                     te passen. Dat je onderling vergelijkingen maakt op basis van een definitie die je
                     deelt, dat is prima, maar als je het communiceert, moet het gericht zijn op Nederland.
                     Ik snap niet dat de Minister niet inziet dat al die zaken waarbij de ILO misschien
                     een punt heeft, punten zijn die Nederland zelf naar voren brengt, dus dat wij die
                     ILO niet nodig hebben. Ik begrijp dus niet waarom de Minister niet begrijpt dat hij
                     zich bijna afhankelijk opstelt ten opzichte van zo'n organisatie. Ik wil niet denigrerend
                     doen, want wellicht brengt die organisatie punten naar voren waar wij het mee eens
                     zijn, maar dat zijn ook vaak zaken die we in Nederland zelf al goed geregeld hebben.
                     Wat is dan het voordeel van die organisatie voor Nederland?
                  
De voorzitter:
Dat was iets minder dan kort, maar het woord is aan de Minister voor een kort antwoord.
Minister Koolmees:
Volgens mij gaan de heer De Jong en ik het daar niet over eens worden. Ik heb net
                     omstandig uitgelegd waarom ik het verstandig vind dat wij lid zijn van de ILO en dat
                     Nederland daarin een voortrekkersrol heeft. Dat is één. Daar zijn we het gewoon niet
                     over eens en dat mag. Dat is ook een politiek verschil van opvatting.
                  
Het tweede punt ging over de statistieken. Daar schudde ik inderdaad nee. Het is niet
                     zo dat wij blij zijn met een aanpassing van de definitie om lekker verwarring te veroorzaken,
                     maar het is omdat we internationale vergelijkbaarheid willen hebben bij de gegevens
                     van Eurostat en van de ILO wereldwijd.
                  
De heer De Jong vraagt of ik verder in de statistiek kan kijken. Dat heb ik al eens
                     eerder gedaan, een jaar geleden of zo. Ik heb bij het UWV gevraagd om een uitsplitsing
                     te maken over verschillende leeftijdscohorten. Dat doe ik graag, maar je moet wel
                     oppassen dat je niet verwarring gaat creëren door iedere keer met andere definities
                     te schermen. Dat is een beetje mijn zoektocht, maar als de heer De Jong vraagt naar
                     nadere uitsplitsingen, dan lever ik die graag aan de Kamer.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Mevrouw Palland vroeg of de Minister kan schetsen wat de functiewisselingen betekenen
                     voor de onderhandelingen over 883, de coördinatieverordening sociale zekerheid. Die
                     hebben een tijdje stilgelegen. Voor de zomer was er een heel nipte blokkerende minderheid.
                     Dat hing echt op een of twee landen. De nieuwe Commissie is nog niet geïnstalleerd.
                     De heer Schmit, de beoogde nieuwe Commissaris, heeft wel zijn visie gegeven op de
                     herziening van de verordening. Ik heb het afgelopen jaar veelvuldig met hem, naast
                     hem, daarover gesproken. Zijn standpunt komt overeen met dat van de huidige Commissie.
                     Daarbij gaat het met name over rekening kunnen houden met nieuwe uitdagingen op het
                     gebied van langdurige zorg, werkloosheidsuitkeringen, gezinsbijslagen en toepasselijke
                     wetgeving, waaronder ook die A1-verklaring, fraude en dat soort zaken. Hij hoopt zelf
                     op een snel en ambitieus akkoord. Volgens mij wordt er morgen in het Europees Parlement
                     formeel besloten hoe ze verder willen gaan met die onderhandelingen. Het Europees
                     Parlement zal naar verwachting niet opnieuw gaan beginnen, maar verdergaan met onderdelen
                     van wat dan heet het «voorlopig akkoord». Dat gaat op basis van het Balasrapport,
                     van het vorige Europees Parlement. Het is echt nog afhankelijk van de stemming in
                     het Europees Parlement of daar nieuwe vragen aan toegevoegd worden.
                  
Wij proberen als lidstaat in ieder geval, samen met de like-minded landen, onze bondgenoten,
                     het voorstel langs verschillende lijnen de goede richting op te krijgen. Daarbij gaat
                     het dus met name over het werkloosheidshoofdstuk. Dat weet u. Nederland kon heel goed
                     leven met wat heet «toepasselijke wetgeving». Met de A1-verklaringen en fraudebestrijdingen
                     was Nederland dus akkoord. De grootste hoofdpijn zat hem in het werkloosheidsdossier,
                     met name de export en de duur van de WW en de discussie over woonland en werkland.
                     Duitsland, België, Luxemburg, Denemarken en Oostenrijk waren allemaal onderdeel van
                     de like-minded landen. Die hadden dezelfde problemen daarmee. Een aantal andere, Oost-Europese,
                     landen had juist weer problemen met de A1-verklaringen en de antifraudeonderdelen
                     voor werkgevers. Je ziet dus dat er niet één reden is om ergens tegen te zijn, maar
                     dat er meerdere redenen spelen. De afgelopen maanden hebben wij dus met die like-minded
                     landen opgetrokken, om samen na te denken over «hoe nu verder», maar hebben wij ook
                     met de nieuwe Nederlandse Europarlementariërs, van de verschillende politieke partijen,
                     afspraken gehad over hoe we er nu in zitten en waar we met elkaar op moeten letten.
                     Dat gaat eigenlijk over de Europese families, dus de sociaaldemocraten, de christendemocraten
                     en de liberalen, heen. Dit loopt, en ik ben heel benieuwd wat de stemming in het Europees
                     Parlement morgen gaat opleveren, zodat we ook weer een nieuwe fase van de trilogen
                     kunnen ingaan op dit dossier. Voor Nederland is gewoon helder waar de prioriteit ligt,
                     namelijk bij het werkloosheidshoofdstuk. In die zin is er niet zoveel veranderd.
                  
Dan ga ik nu verder met mijn blokje over de procedures met betrekking tot de unanimiteit.
                     O, toch niet, dit is allemaal nog 883. Ik ga verder op de coördinatie voorlichting
                     sociale zekerheid. De heer De Jong had een vraag gesteld over de export-WW. Ik heb
                     afgelopen maandag, meen ik, een brief gestuurd naar aanleiding van de vragen van de
                     heer Wiersma en de heer De Jong bij het debat voor het zomerreces. Eigenlijk was de
                     vraag van de heer De Jong: het kan toch niet zo zijn dat Nederland zich laat beperken?
                     Waarom wijzen we die verordening niet af? Op zich is de Verordening 883 een belangrijk
                     instrument ter verwezenlijking van het vrije verkeer, en ook om duidelijkheid te geven
                     aan bijvoorbeeld grensarbeiders. Net noemde ik Nederlanders die jarenlang in Duitsland
                     of België werken, of omgekeerd, die gewoon niet weten waar ze aan toe zijn als ze
                     bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt worden. Waar hebben ze recht op als het
                     gaat om de pensioenvoorziening? Een aantal van deze belangrijke zaken wordt wel geregeld
                     via die coördinatieverordening sociale zekerheid. Het is gewoon belangrijk dat we
                     dat met elkaar regelen. Ik heb net ook gezegd dat we nog steeds problemen hebben met
                     het werkloosheidshoofdstuk. Die zijn niet veranderd. We zijn wel aan het zoeken hoe
                     we onze grootste problemen kunnen voorkomen in de onderhandelingen en gesprekken met
                     andere lidstaten. Ik verzet mij dus bijvoorbeeld tegen de verlenging van de exporttermijn.
                     Dat is geen nieuw standpunt voor Nederland. Dat is nog steeds het oude standpunt.
                  
Dan is de vervolgvraag van de heer De Jong: wat doet u om het misbruik van de export-WW
                     aan te pakken? Daarover heb ik dus maandag die brief gestuurd, met drie blokken aan
                     maatregelen. Dat gaat namelijk over de verwijtbaarheid van werkloosheid, bij de bron
                     dus, en over de samenwerking met andere lidstaten om fraude en oneigenlijk gebruik
                     aan te pakken. Het gaat ook om de tussencategorie; de regelgeving die je kan aanpassen
                     om het oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Daar zit bijvoorbeeld die vier weken vakantieperiode
                     in. Er zijn toen een aantal moties aangenomen door uw Kamer die we allemaal hebben
                     verkend: zou je daar verder in zou kunnen gaan, of zou je daar onderscheid in kunnen
                     maken? Dan stuit je dus op het non-discriminatiebeginsel, dat je geen onderscheid
                     mag maken tussen mensen van verschillende nationaliteiten. Dat vind ik ook begrijpelijk
                     en fair. Er zijn namelijk mensen, Poolse of Bulgaarse medewerkers, die gewoon in Nederland
                     hebben gewerkt, en belastingen en premies hebben betaald, en daarmee ook recht hebben
                     op bepaalde verzekeringen. Dat je daarin geen onderscheid mag maken, vind ik ook gerechtvaardigd.
                  
Dat laat onverlet dat oneigenlijk gebruik en fraude moeten worden aangepakt. Daar
                     zijn we het volgens mij heel snel over eens. De mensen van het ministerie en van het
                     UWV zijn in Polen langs geweest. Ik heb twee keer de Poolse ambassadeur op bezoek
                     gehad, die overigens – dat is even een zijpaadje – terecht ook aandacht vroeg voor
                     de miserabele huisvesting van Poolse arbeidsmigranten in Nederland en uitbuiting.
                     Onder andere naar aanleiding daarvan heb ik samen met mevrouw Ollongren en de Staatssecretaris,
                     die verantwoordelijk is voor de Inspectie SZW, een plan gemaakt voor huisvesting en
                     het tegengaan van uitbuiting. De inspectie is juist ook op bezoek om dat soort zaken
                     aan te pakken. Langs verschillende wegen proberen we samen te werken met Polen om
                     dit soort excessen aan te pakken.
                  
Mag ik nog twee dingen...?
De voorzitter:
Bedoelt u over 883 nog even? Ja, dat mag u nog even afmaken.
Minister Koolmees:
De heer Gijs van Dijk is er nu niet, maar dat ging met name over de A1-verklaringen.
                     Daarvoor heeft niet alleen de heer Van Dijk, maar ook de heer Van Weyenberg een aantal
                     keer aandacht gevraagd. Nederland maakt zich hard om de fraude met de A1-verklaringen
                     te bestrijden. Daarom werken binnen Nederland de SVB en de Belastingdienst samen om
                     die fraude tegen te gaan. Goede ontwikkelingen zijn de ingevoerde meldingsplicht en,
                     vandaag, de oprichting van de ELA, de Europese Arbeidsautoriteit. De heer De Jong
                     gaat zuchten, maar juist als het gaat om het tegengaan van dit soort fraude, is het
                     van belang dat we weten hoe lidstaten hierin opereren, en dat lidstaten daar ook door
                     elkaar op aangesproken kunnen worden. Daarin is een Europese Arbeidsautoriteit een
                     mooi instrument. Hoe zorgt de Minister ervoor dat werknemers verzekerd zijn voordat
                     ze gedetacheerd worden? Die vraag ligt in het verlengde van de vraag van de heer Gijs
                     van Dijk. De onderhandelingen over de herziening van 883 zijn er altijd op gericht
                     geweest dat werknemers voorafgaand aan detachering verzekerd moeten zijn in de uitzendende
                     lidstaat. Mijn inzet was gericht op drie maanden voorafgaande verzekering in de uitzendende
                     lidstaat. In de general approach, dat wil zeggen wat de lidstaten samen hebben afgestemd,
                     is hierop ook een verbetering aangebracht in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving,
                     applicable legislation. Daar is dus ook echt een stap vooruit gezet. Dit was 883.
                  
De voorzitter:
Ik zie dat u inderdaad uw mapje erbij pakt.
Meneer De Jong, u mag een korte, korte vraag stellen.
De heer De Jong (PVV):
Ik zit met een probleem rondom die verordening met betrekking tot de WW-export. Het
                     punt is namelijk dat in de huidige verordening staat dat er geen ruimte is voor nationale
                     beperkende maatregelen of voorwaarden. Dat beperkt dus deze Minister. Wat is daar
                     de consequentie van? De consequentie is dat op het moment dat er een probleem is met
                     export-WW, er een aanpassing wordt gedaan waarmee alle WW-gerechtigden gelijk van
                     doen hebben. Vakantie bijvoorbeeld was bij die gewone, normale regeling geen probleem.
                     Ik heb Nieuwsuur daar nog nooit over gehoord, er is geen gigantisch protest over geweest.
                     Daarin wordt nu een wijziging aangebracht, aan de hand van iets wat Polen, Bulgaren
                     en Roemenen doen. Mijn vraag is: is de Minister het niet met mij eens dat deze verordening
                     deze Minister beperkt? En zou het niet zo kunnen zijn dat alle contacten die hij al
                     heeft met Polen ook bilateraal kunnen worden aangewend om samen afspraken te maken,
                     en dat deze verordening daar dus niet voor nodig is?
                  
Minister Koolmees:
Op dat laatste is het antwoord: nee. Het juridische kader, de Europese wet- en regelgeving,
                     maar dus ook de rechten waarop werknemers zich kunnen beroepen, is natuurlijk gewoon
                     dwingend Europees recht. Op de vraag daarvóór, of we ook bilateraal dingen kunnen
                     doen, is het antwoord: ja. Dat doen we ook met elkaar. Het UWV heeft contact met de
                     Poolse zusterorganisatie – die heet toevallig ZUS, wat ik altijd heel grappig vind –
                     om informatie uit te wisselen en daarmee bijvoorbeeld fraude tegen te gaan. Ook worden
                     meldingen gekregen over mensen die uitgeschreven zijn als werkzoekende in Polen, zodat
                     de Nederlandse export-WW-uitkering kan worden beëindigd. Het gaat met name mis in
                     Nederland zelf. Een deel van de uitzendingen van Nieuwsuur was ook gewijd aan werkgevers
                     die eigenlijk zeggen: hier is geen sprake van werkloosheid, dit is vrijwillige werkloosheid.
                     Dat soort zaken gaan we aanpakken, maar we hebben wel rekening te houden met een Europees
                     dwingend, rechterlijk kader. Dit vinden we ook positief, want het betekent ook de
                     bescherming van die Nederlander die in België, Duitsland of Oostenrijk werkt, en dat
                     die daar zijn rechten aan kan ontlenen. Als dat fout gaat, wat we in de afgelopen
                     jaren natuurlijk ook een aantal keren hebben gezien, dan zijn er natuurlijk ook terechte
                     vragen in dit parlement over hoe we opkomen voor de belangen van die mensen. Dan moet
                     ik weer bellen met een collega in een andere lidstaat en zeggen: dit moeten we toch
                     met elkaar zien op te lossen. Zo'n dwingend, rechterlijk kader helpt dan ontzettend.
                  
De heer De Jong (PVV):
Gaat deze Minister, bij het overleg dat hij volgende week heeft, een punt maken van
                     het feit dat hij hier in Nederland wordt beperkt om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld
                     als het gaat over die export? In die verordening staat dat u wordt beperkt om nationale
                     maatregelen en voorwaarden op te stellen. Gaat deze Minister daar volgende week een
                     punt van maken? En zo ja, hoe gaat hij dat dan doen?
                  
Minister Koolmees:
Sowieso staat dit volgende week niet op de agenda. Dit onderwerp wordt eigenlijk al
                     maanden bilateraal besproken. Ik ben bijvoorbeeld ook in Japan bij de G20 geweest.
                     Daar waren ook mijn Duitse en Franse collega's bij aanwezig. Toen heb ik hier wel
                     over gesproken, omdat het voor die lidstaten natuurlijk een belangrijk dossier is.
                     Maar inhoudelijk zeg ik: ja, we gaan bespreken wat we kunnen doen om de excessen,
                     de incidenten en oneigenlijk gebruik aan te pakken. We gaan ook bespreken hoe we ervoor
                     gaan zorgen dat die verordening ook voor Nederland positief uitpakt, zowel als het
                     gaat om A1-verklaringen omtrent oneigenlijk gebruik, maar ook als het gaat om het
                     werkloosheidshoofdstuk. Maar om generiek te zeggen dat we als Nederland eenzijdig
                     de set met regels gaan aanpassen omdat die ons nu even goed uitkomt, is gewoon niet
                     realistisch. We hebben namelijk met een dwingend rechtelijk kader voor heel Europa
                     te maken. Daar hebben we als Nederland juist ontzettend veel baat bij, omdat er ontzettend
                     veel Nederlanders in heel Europa werken.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Ik kom bij het blokje over de procedures en de unanimiteit. De heer De Jong vroeg
                     daarnaar, maar ook mevrouw Palland en mevrouw Tielen. Kort en bondig: ja, het kabinet
                     houdt vast aan de unanimiteit. Er vindt op het terrein van het sociaal domein al heel
                     veel besluitvorming plaats via gekwalificeerde meerderheid, by QMV. Van de onderwerpen
                     die in het Verdrag onder sociaal beleid worden geschaard, zijn er nog vier deelonderwerpen
                     waarover niet per QMV wordt gestemd. Van die vier deelonderwerpen heeft de Commissie
                     slechts voor één onderwerp voorgesteld om af te stappen van unanimiteit. Dat betreft
                     de aanbevelingen over sociale bescherming en sociale zekerheid van werknemers. In
                     lijn met de motie-Maeijer – het zal de heer De Jong aanspreken – van uw Kamer, heeft
                     het kabinet over het onderwerp sociale zekerheid en bescherming aangegeven dat het
                     geen meerwaarde ziet in het afstappen van unanimiteit. Dat is ongeveer met dezelfde
                     redenering als die ik net heb aangehaald: socialezekerheidsstelsels verschillen gewoon
                     ontzettend veel tussen de verschillende lidstaten. Ook de economische structuur is
                     weer anders. De ontwikkeling van het sociale stelsel is anders. En als je die zaken
                     aanpast, zijn er wel verstrekkende gevolgen. Daarom zitten we nog steeds op de lijn
                     dat we de unanimiteit niet willen aanpassen. Dat staat ook netjes in het BNC-fiche
                     over dit punt.
                  
Dan ga ik naar het volgende blokje: brexit. Mevrouw Palland vroeg naar de AMvB over
                     de no-dealbrexit. Het gaat dan met name over de dubbele of niet-verzekerde mensen
                     bij een no-dealbrexit. Het is niet mogelijk om, als Nederland alleen, te voorkomen
                     dat mensen die zich in een grensoverschrijdende situatie bevinden met het VK, bijvoorbeeld
                     mensen die wonen in het ene land en werken in het andere land – die zijn er best wel
                     veel, heb ik gemerkt – dubbel of juist onverzekerd raken. Er zijn operationele afspraken
                     gemaakt tussen Nederland en het VK over de toepasselijke wetgeving en gegevensuitwisseling.
                     Er zijn de afgelopen maanden technische besprekingen geweest met het VK om dit op
                     te lossen. Op basis daarvan is een AMvB voorbereid. Die ligt klaar. Die kan ingaan
                     als er inderdaad sprake is van een no-dealbrexit. Die zorgt ervoor dat mensen dus
                     niet ofwel dubbel ofwel onverzekerd zijn als het gaat om socialezekerheidsregelingen
                     na een no-deal. Deze AMvB wordt binnenkort gepubliceerd. We hebben net alle stappen
                     doorlopen, zal ik maar zeggen. Die wordt dus binnenkort gepubliceerd. De bedoeling
                     is dat die in werking treedt op de dag na de no-deal, waarvan we overigens nog steeds
                     hopen dat het niet gebeurt. Laat ik daar ook helder over zijn.
                  
De heer Gijs van Dijk vroeg aandacht voor mensen die niet in het VK wonen. Binnen
                     het kabinet hebben we daarvoor een lijn vastgesteld. Het uitgangspunt is dat burgers
                     fatsoenlijk behandeld moeten worden, dus ook op het gebied van de sociale zekerheid.
                     Ik had net over die AMvB, maar er zijn eigenlijk twee AMvB's. De ene betreft het doorlopen
                     van socialezekerheidsuitkeringen. Die is ook gepubliceerd. Daar komt deze tweede AMvB
                     bij, over dubbel verzekerd dan wel niet verzekerd. Dat is om er zeker over te zijn.
                     De export van uitkeringen die al lopen op de dag van de no-dealbrexit, wordt zo veel
                     mogelijk gecontinueerd. Dat geldt ook voor de uitkeringen die binnen een jaar na de
                     terugtrekking van het VK starten, juist om zekerheid te bieden aan burgers. De export
                     van kindregelingen vervalt twee kwartalen na de brexitdatum. De mogelijkheid tot het
                     exporteren van de WW zal ook vervallen na die datum. Dat is in het VK overigens een
                     minor issue, want de WW is daar relatief laag en je ontvangt die heel kort. Maar voor
                     Nederlandse werknemers is dat natuurlijk wel een ding.
                  
Eén vraag ziet ook op de Britse sociale zekerheid, namelijk over iemand die pensioenrechten
                     heeft opgebouwd in het VK en in Nederland woont. Daar heb ik eerlijk gezegd gewoon
                     minder grip op, want dat is de verantwoordelijkheid van de Britse overheid. Die kan
                     ik niet afdwingen. Het is wel zo dat prime Minister Johnson in verschillende speeches
                     heeft aangegeven dat de burgerrechten ook in een no-dealscenario voor hem van groot
                     belang zijn. Ik ga er dus wel van uit dat dat soort zaken gewoon goed geregeld worden.
                     Daarom blijven we ook streven naar een deal en naar een ordentelijk vertrek, want
                     dan blijft de bestaande wetgeving gewoon doorlopen. Dan hebben we ook de tijd om dit
                     netjes met elkaar te regelen.
                  
De voorzitter:
Daar wil meneer Van Dijk nog wel iets over vragen.
Minister Koolmees:
Jammer!
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Juist als het gaat over pensioen – dat is ook sociale zekerheid, maar een gedeelte
                     daarvan is natuurlijk privaat – is het zo dat je daar op een gegeven moment recht
                     op hebt. Dan zou je dus vanuit VK het bericht kunnen krijgen: u krijgt het toch niet.
                     Heeft de Minister dan bij een no-dealscenario nog middelen om vanuit Nederland toch
                     op te treden? Of is dat echt aan het VK en de betreffende persoon?
                  
Minister Koolmees:
Sowieso moet je in het VK een onderscheid maken tussen pay-as-you-go, het staatspensioen
                     dat door de Britse overheid wordt verstrekt, en het pensioen waarvan in sommige sectoren
                     of ondernemingen sprake is, namelijk een aanvullend pensioen, een soort DB- of DC-regeling.
                     In dat laatste geval zijn het natuurlijk gewoon private contracten. Daar heb ik sowieso
                     geen invloed op. In het eerste geval is het echt aan de Britse overheid zelf. Wij
                     hebben een structuur mogelijk gemaakt waarin dingen kunnen worden geëxporteerd en
                     kunnen worden gecontinueerd, zeker in een no-dealscenario. Dan hebben we in ieder
                     geval de tijd om het netjes met elkaar te regelen. Maar uiteindelijk is dit een verantwoordelijkheid
                     van de Britten zelf. Als die besluiten om dat unilateraal op te zeggen, dan hebben
                     die mensen gewoon een probleem. Ik vind dat we dat moeten voorkomen met elkaar, maar
                     daar heb ik eerlijk gezegd gewoon minder grip op.
                  
Mevrouw Tielen vroeg naar het EGF-fonds bij een no-dealbrexit: gaat het echt niet
                     om extra geld? Dat klopt. Het budget van het EGF wordt niet verhoogd. Het past dus
                     binnen het huidige MFK. Het geld is ook nog niet uitgeput binnen het huidige MFK,
                     zoals u ook weet. Er is dus ook ruimte voor.
                  
En in het verlengde daarvan kom ik bij de vraag van mevrouw Tielen, mevrouw Palland
                     en de heer Gijs van Dijk: kan het Nederlandse bedrijfsleven gebruikmaken van het EGF
                     bij zo'n no-dealbrexit? Nou, om in aanmerking te komen voor steun uit het EGF, kan
                     door een lidstaat een aanvraag worden ingediend bij de Europese Commissie. Dat loopt
                     via mijn ministerie. De aanvraag dient aan een aantal criteria te voldoen. De voorgestelde
                     aanpassing van de EGF-verordening verbetert de doelstelling van het EGF, maar wijzigt
                     niet de aanvraagcriteria. Die blijven dus ongewijzigd, maar door de no-deal wordt
                     het bereik wel vergroot.
                  
Dat betekent dat bedrijven en sectoren – dat is een belangrijke aanvulling, denk ik –
                     aanspraak kunnen maken op steun uit het EGF als er minimaal 500 werknemers binnen
                     een bepaalde periode ontslagen zijn. Kleinere bedrijven kunnen gezamenlijk een sectoraanvraag
                     indienen, als deze bedrijven tot dezelfde sector behoren en in dezelfde provincies
                     of in twee aan elkaar grenzende provincies staan. Dat betreft een beetje de vraag
                     van de heer Gijs van Dijk en de vraag gisteren van de heer Asscher aan de Minister-President,
                     maar ook de vragen van mevrouw Palland en mevrouw Tielen van net. Die kleinere bedrijven
                     kunnen dus gezamenlijk een aanvraag indienen. In de huidige criteria zit dat al. Daarnaast
                     bestaat er een uitzonderingsbepaling die aanvragen onder de minimumdrempel van 500
                     werknemers mogelijk maakt, indien deze goed beargumenteerd worden. Het mkb en kleinere
                     bedrijven kunnen hier dus gebruik van maken.
                  
De periode is verschillend voor bedrijven en sectoren. Als het één bedrijf betreft,
                     gaat het om vier maanden. Dat betekent dat alle ontslagen binnen deze periode moeten
                     vallen. Als het om een sector gaat of om één of twee aan elkaar grenzende provincies,
                     dan gaat het om een periode van negen maanden. De periode is daar dus ook langer.
                     De gedachte is dus dat ook mkb'ers daar via een sector of provincie gebruik van kunnen
                     maken. De Minister-President heeft gisteren in debat met de heer Asscher aangegeven
                     dat hij ging verkennen of dat makkelijker kan worden. Dat gaan we natuurlijk doen,
                     want als de Minister-President iets toezegt, dan doen we dat. Zo werkt dat in Nederland.
                     Volgens mij waren dit de vragen over de brexit en de AMvB.
                  
Ik kom bij het setje vragen over zelfstandige platformwerkers en de nieuwe economie.
                     Ik begin bij de vragen van de heer Gijs van Dijk over dat minimumtarief. Daar valt
                     heel veel over te zeggen. Zo was ik dus laatst in Japan bij de G20. Daarbij ging het
                     deels ook over het ILO-verdrag, de centenary en de toekomst van werk. Heel veel lidstaten
                     en landen, niet alleen in West-Europa, maar ook landen als de Verenigde Staten, Canada,
                     eigenlijk landen van over de hele wereld, lopen aan tegen nieuwe uitdagingen op het
                     vlak van arbeidsrecht en sociale zekerheid, door nieuwe vormen van werk zoals platformwerk.
                     Je merkt dat dat onderwerp sowieso overal op de agenda staat. Aan het op de agenda
                     zetten van dat onderwerp doe ik zelf gretig mee omdat ik het gewoon ook een heel interessant
                     onderwerp vind om over na te denken. Je wilt natuurlijk de kansen die er zijn benutten,
                     maar tegelijkertijd voorkomen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie of een
                     race to the bottom.
                  
De concrete vraag van de heer Gijs van Dijk ging over dat minimumtarief van € 16,
                     dat niet mag van de Europese Unie. De heer Van Dijk vroeg of ik dat ga bespreken in
                     de EPSCO. Voor de volledigheid en helderheid zeg ik dat het oorspronkelijke voorstel
                     uit het regeerakkoord over het omklappen niet mag, dus dat mensen geen ondernemer
                     zijn, maar werknemer worden. Dat mag niet want dat botst op Europeesrechtelijke bezwaren.
                     Dit is denk ik niet eens zozeer gestoeld op kritische geluiden vanuit de Commissie,
                     maar dit is gewoon onze eigen inschatting. Op basis van de Europese wet- en regelgeving
                     en de verdragen schatten we in dat we daarbij een groot risico lopen dat het uiteindelijk
                     nietig wordt verklaard door het Europese Hof van Justitie als een andere lidstaat
                     zegt dat wij niet voldoen aan het vrije verkeer van mensen in de Europese Unie. Dat
                     is dus onze eigen inschatting geweest, en het is niet zo dat de Europese Commissie
                     heeft gezegd dat het niet mag. Ik vind het belangrijk om dat even te zeggen. Ik heb
                     er zelf ook heel veel gesprekken over gevoerd, ook met Commissaris Thyssen, die ook
                     in Japan was. Daar heb ik met haar hier uitgebreid over gesproken.
                  
Er wordt hier rechts van mij gegniffeld, voorzitter, maar dat is buiten de orde.
Ik heb er ook over gesproken met de dg Employment. Dat is toevallig een Nederlander,
                     namelijk Joost Korte. Hij is ook in Nederland op bezoek geweest en hij heeft een aantal
                     maanden geleden een deel van uw Kamerdelegatie ontvangen om hierover te spreken. We
                     zijn samen op zoek hoe we nou sociale bescherming kunnen bieden aan zelfstandigen,
                     met name aan kwetsbare zelfstandigen, waar die € 16 ook op gericht is. Hoe kunnen
                     we het risico op armoede onder die groep terugdringen? Daar is eigenlijk breed support
                     voor. Je ziet dat in verschillende lidstaten verschillende instrumenten worden getest
                     om dit te doen. Italië heeft bijvoorbeeld een aantal sectorale afspraken. Frankrijk
                     lost het weer op een andere manier op, door te zeggen dat ondernemers onderdeel zijn
                     van sociale zekerheid, dus ook van de generieke sociale zekerheid. Duitsland is hiermee
                     ook aan het worstelen en is op zoek naar een categorisering van een aantal beroepen
                     die als werknemer moeten worden uitgevoerd. U ziet dus dat er allerlei lidstaten naar
                     manieren aan het zoeken zijn om hiermee om te gaan. Heel veel lidstaten hebben ook
                     heel veel interesse in onze variant, namelijk met dat minimumtarief. Maar dan moet
                     je het wel weer zo vormgeven dat het past binnen de Europese verdragen. Daarom zijn
                     we er dus bij uitgekomen om aan te sluiten bij het sociaal minimum. Ik kan u vertellen
                     dat heel binnenkort de consultatiefase van de zzp-wetgeving naar buiten gaat. Daarbij
                     gaat het inderdaad over dat minimumtarief, maar ook over de zelfstandigenverklaring.
                     Daarin wordt uitgebreid beargumenteerd waarom dit zo is gedaan.
                  
Tot zover dus die € 16 en de contacten daarover. Die contacten zijn intensief. Eigenlijk
                     merk je dat de hele wereld op zoek is naar een antwoord daarop. Dit wordt nu overigens
                     niet besproken, maar ik vind het wel leuk om het toe te lichten, omdat het gewoon
                     een interessant onderwerp is. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het platformwerk, waar
                     de heer Van Weyenberg aandacht voor vroeg. Dat past natuurlijk eigenlijk ook bij die
                     nieuwe vormen van werk. Hoe ga je daarmee om?
                  
Daarmee ben ik volgens mij bij het laatste blokje, met overige onderwerpen. Ik heb
                     het gevoel dat ik iets mis, maar daar komen we dan zo wel op in de tweede termijn.
                  
De heer Van Weyenberg vroeg naar de brief over loontransparantie mannen/vrouwen. Daarover
                     gaat de nieuwe Commissaris Dalli uit Malta. Die ken ik overigens niet zo goed en met
                     haar moet ik nog kennismaken. Dat dossier ligt al geruime tijd stil op Europees niveau.
                     Het is lastig in te schatten wat de nieuwe Commissie bij de aanstelling daadwerkelijk
                     zal agenderen op dit terrein. In de hearing voor het Europees Parlement heeft de beoogd
                     Commissaris Dalli aangegeven met lidstaten in gesprek te willen die op dit moment
                     behoren tot de blokkerende minderheid. Er zijn geen indicaties dat er verschuivingen
                     plaatsvinden. We houden het krachtenveld nauwlettend in de gaten, ook om tijdig uw
                     Kamer te kunnen informeren en ook om actie te kunnen ondernemen op dit terrein.
                  
De laatste vraag van de heer Van Weyenberg ging over de tewerkstellingsvergunningen
                     die bijvoorbeeld in Polen worden afgegeven aan Nederlandse bedrijven die in Polen
                     gevestigd zijn, en over werknemers die op die manier dan toch weer naar Nederland
                     komen. Hij vroeg ook naar die openbaredienstenaanbeveling. Ik ben het met hem eens
                     dat dit een kwetsbaar punt is waar we echt aandacht voor moeten hebben. De tewerkstellingsvergunningen
                     worden overigens niet in het netwerk van die oda, die openbaredienstenaanbestedingen
                     besproken. Maar ik denk dat hier, waar het gaat over lidstaten die anders opereren,
                     bij uitstek een rol voor de ELA ligt, de Europese Arbeidsautoriteit.
                  
En de Kamervragen van de heer Van Weyenberg worden op dit moment beantwoord. Daarbij
                     kan ik heel gedetailleerd ingaan op de heel specifieke vragen.
                  
Dit was het wat mij betreft. Als ik iets heb overgeslagen, hoor ik dat graag.
De voorzitter:
Daar is nog gelegenheid voor in de tweede termijn. Ik kijk naar de heer Van Dijk en
                     zie dat hij geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Datzelfde geldt voor de heer
                     De Jong en mevrouw Palland.
                  
Minister Koolmees:
Dan heb ik niks overgeslagen. Misschien een vraag van mevrouw Tielen, voorzitter?
De voorzitter:
Ja. Meneer Gijs van Dijk, neemt u het voorzitterschap even over?
Voorzitter: Gijs van Dijk
De voorzitter:
Mevrouw Tielen van de VVD krijgt het woord in de tweede termijn.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik dank de Minister voor zijn heldere toelichtingen bij van alles en nog wat. Ik hoor
                     wat de Minister zegt en ik heb er alle vertrouwen in dat hij met de juiste inzet en
                     insteek aan tafel gaat zitten, en tegelijkertijd vind ik dat er ook nogal wat open
                     eindjes zijn. Hij zegt bijvoorbeeld «ik ben er geen voorstander van». Nou, volgens
                     mij zeggen mijn collega-woordvoerders en ik over een aantal onderwerpen: nee, daar
                     zijn we echt wel op tegen. Ik ben dus ook aan het zoeken naar een manier waarop wij
                     hier als Nederlandse vertegenwoordigers met elkaar de goede toon kunnen zetten en
                     tegelijkertijd de Minister de ruimte kunnen geven die hij nodig heeft om te onderhandelen.
                  
Ik heb nog twee specifieke dingen waar ik naar wil vragen. Over die EU-verordening
                     883 zegt de Minister: er is morgen die stemming en dan zien we weer verder. Is de
                     Minister bereid om kort terug te koppelen wat de uitslag van die stemming betekent
                     voor zijn inzet de komende tijd? Ik heb het liefst dat hij dat schriftelijk doet.
                  
Verder had ook ik nog een setje schriftelijke vragen ingediend over de ELA en die
                     tewerkstellingsvergunningen. Ik hoop dus dat die vragen tegelijk met die van de heer
                     Van Weyenberg worden beantwoord, maar dat terzijde. Wat kan de Nederlandse overheid
                     doen om dit soort dingen aan te kaak te stellen? Moeten we wachten tot een individuele
                     Europeaan hierover iets gaat zeggen? Of kan onze arbeidsinspectie daarmee aan de slag?
                     Kan de Minister dat nog een beetje toelichten, zodat we als het nodig is ook de daad
                     bij het woord kunnen voegen?
                  
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu over naar de tweede termijn van de zijde van de regering.
Minister Koolmees:
Een antwoord op die laatste vraag moet ik even voorbereiden, voorzitter.
De voorzitter:
Oké, dan schorsen we even? Nee, ik zie dat dat toch niet nodig is.
Voorzitter: Tielen
De voorzitter:
Prima.
Minister Koolmees:
Dank, voorzitter. In de tweede termijn zijn eigenlijk drie punten aan de orde gesteld.
                     De schriftelijke vragen van mevrouw Tielen worden netjes beantwoord. Daarbij zal ik
                     ook expliciet ingaan op dit punt en hoe je dit zou kunnen aanpakken. Het is altijd
                     onverstandig om alleen op je gevoel af te gaan, maar mijn gevoel is dat dit soort
                     indicaties inderdaad naar boven komen bij de nationale arbeidsinspecties, die dan
                     ook de kat de bel aan kunnen binden. Maar ik ga dit even netjes uitzoeken, ook hoe
                     dit juridisch zit. En ik ga dat opschrijven in de antwoorden op de schriftelijke vragen.
                  
Het eerste punt van mevrouw Tielen gaat over de open eindjes. Ik begrijp dat u dat
                     zegt, maar ik laat die eindjes ook wel een beetje bewust open. Er zijn bij de woordvoerders
                     in de commissie natuurlijk een aantal wisselingen geweest de afgelopen periode. Ik
                     heb met de vorige commissie, vóór de zomer, ook al het debat hierover gevoerd, waarbij
                     ik zei dat Nederland ook wel verstandig moet opereren. Dat is ook de reden waarom
                     ik die brief van 24 mei heb geschreven over de visie, onze inzet en de hoofdlijnen.
                     Je merkt dat met name een aantal grote lidstaten op een aantal terreinen stappen vooruit
                     wil zetten in Europa. Ik vind oprecht dat het dan onverstandig van Nederland zou zijn
                     om te zeggen: we zijn gewoon tegen. Als je dat bij voorbaat zegt, dan praat je ook
                     niet meer mee en wordt er ook niet meer naar je geluisterd. Op een aantal terreinen
                     is me dat slecht bevallen, zeg ik heel open en eerlijk. En ik vind het ook onverstandig
                     om het zo aan te vliegen, gezien vanuit het belang van Nederland. Dan heb je namelijk
                     wel heel heldhaftig een streep in het zand getrokken, maar de consequentie daarvan
                     is dat je dan ook niet meer aan tafel zit. Dat wil ik voorkomen. Mevrouw Tielen zei
                     terecht dat we ook de ruimte moeten hebben. Naar die ruimte ben ik op zoek en dat
                     schetsen we ook in de BNC-fiches voor uw Kamer. Daarin kijken we hoe het krachtenveld
                     ligt. Dat is een beetje waar de discussie over gaat. Maar als u goed naar mijn woorden
                     luistert, bijvoorbeeld over het Europese minimumloon, dan weet u wel dat ik sommige
                     dingen echt heel onverstandig vind en over sommige dingen denk: nou, die vind ik wél
                     verstandig. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over het tegengaan van armoede of over opwaartse
                     sociale convergentie. Maar dit is wel precies de balans die je steeds moet zoeken.
                     Als je daarbij de heel principiële lijn aanhoudt dat dit gewoon geen taak voor Europa
                     is, dan loop je het risico dat je achter het net vist. Dit geldt overigens denk ik
                     generiek bij elk onderwerp. «Het brein aan» noem ik dat. Doe het brein aan bij het
                     kijken naar deze ontwikkelingen.
                  
Het tweede punt. Ja, dat wil ik graag doen. Morgen wordt in het Europees Parlement
                     gestemd over 883, en dan is de verwachting dat ook het Europees Parlement daaraan
                     voorwaarden verbindt. Nogmaals, ikzelf, maar ook de Permanente Vertegenwoordiger van
                     Nederland in Brussel heeft veelvuldig contact met de Nederlandse parlementariërs.
                     Dan kunnen we schriftelijk reageren op de uitslag van de stemming. Als u het goedvindt,
                     wil ik niet heel gedetailleerd ingaan op wat mijn vervolgstappen zijn. Want ook daarvoor
                     geldt dat sommige dingen beter in de redelijke anonimiteit plaatsvinden dan in alle
                     openbaarheid, zeker als het gaat om een hele groep van like-minded landen. Dat was
                     het, voorzitter.
                  
De voorzitter:
Helder, dank u wel. De Minister heeft twee toezeggingen gedaan.
– De Minister komt met een brief waarin hij kort, compact en niet al te compleet reageert
                           op de stemmingen in het EP over verordening 883.
                        
– De Minister reageert nog op de vraag of de Inspectie SZW iets kan doen met de tewerkstellingsvergunningen
                           bij de ELA.
                        
Minister Koolmees:
Als u het goed vindt, doe ik dat in uw setje schriftelijke vragen.
De voorzitter:
Sorry, dat had ik erbij kunnen zeggen, want dat hebben we wel zo opgeschreven. Dan
                     dank ik mijn collega-Kamerleden voor hun enthousiaste vragen en de Minister voor zijn
                     antwoorden en wens ik u een plezierige dag.
                  
Minister Koolmees:
Keurig op tijd!
Sluiting 11.56 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier - 
              
                  Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.