Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 14 februari 2019, over Discriminatie
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 162
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 12 maart 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de vaste
commissie voor Justitie en Veiligheid, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben op 14 februari 2019
overleg gevoerd met mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 12 februari 2019 inzake voortgang kabinetsaanpak van discriminatie (Kamerstuk
30 950, nr. 161);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 31 januari 2019 inzake verslag van een kennismakingsgesprek met het COC (Kamerstuk
30 420, nr. 298);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 18 januari 2019 inzake kabinetsreactie op jaarrapportage College voor de Rechten
van de Mens (Kamerstuk 33 826, nr. 25);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 5 september 2018 inzake evaluaties vijf jaar Wet College voor de Rechten van
de Mens (Kamerstuk 34 338, nr. 3);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 26 april 2018 inzake kabinetsaanpak van discriminatie (Kamerstuk 30 950, nr. 156).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Ziengs
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Tellegen
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Paternotte
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Roovers
Voorzitter: Van der Molen
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Den Boer, Van den Hul, Krol, Van der
Molen, Öztürk, Özütok en Yeşilgöz-Zegerius,
en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President.
Aanvang 16.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Van harte welkom bij dit algemeen overleg over het onderwerp
discriminatie. Van harte welkom aan de leden van de commissie, de leden van de Tweede
Kamer: mevrouw Özütok van GroenLinks, de heer Krol van 50PLUS, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius
van de VVD en mevrouw Den Boer van D66. Dan is er een verstekeling, uit een andere
commissie, namens de Partij van de Arbeid, en de heer Öztürk van 50PLUS... Oh, nee.
Het is DENK. Nou probeer ik het. Ze lijken zo op elkaar, zou ik willen zeggen, maar
dat durf ik haast niet meer.
De heer Öztürk (DENK):
Nog drie jaar.
De voorzitter:
Nog drie jaar, heel goed. Zoals gezegd, mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid
is lid van een andere commissie, maar vervangt haar collega Attje Kuiken die wel lid
is van de commissie Binnenlandse Zaken.
Van harte welkom aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw
Ollongren, en haar medewerkers, die in groten getale uitgerukt zijn voor dit onderwerp.
Dat is hartstikke goed om te zien. Van harte welkom iedereen op de publieke tribune
en iedereen die meekijkt via de livestream op de website van de Tweede Kamer of anderszins.
Het onderwerp is discriminatie. Ik wil voorstellen om een spreektijd van vier minuten
te hanteren. Wilt u dat niet, meneer Öztürk?
De heer Öztürk (DENK):
We zijn maar met zes fracties. Vier minuten is echt weinig voor zo'n belangrijk onderwerp.
De voorzitter:
We hebben twee uur in totaal. Laat ik met u afspreken dat ik vier minuten hanteer
en dat ik probeer om daar wat rekkelijk in te zijn, er een beetje rekening mee te
houden, als u het mij dan toestaat dat ik u op het moment dat de klok niet zo erg
meer mee wil werken om op tijd klaar te zijn, iets korter zal houden, maar dat komt
wel goed, denk ik. Interrupties sta ik twee keer toe. Dan moet het verder wel lukken.
We beginnen bij mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag wil ik graag een aantal onderwerpen hier bespreken
die voor GroenLinks van belang zijn als het gaat om het tegengaan van discriminatie.
Ik wil het hebben over discriminatie op internet, op de arbeidsmarkt, op de woningmarkt
en in het Caribisch deel van ons Koninkrijk.
Uiteraard zijn we hier allemaal tegen discriminatie. Toch zien we helaas nog steeds
dat er dagelijks vele mensen zijn die in hun dagelijks leven of op sociale media te
maken krijgen met discriminatie. Een concreet voorbeeld is het feit dat mensen met
een bepaalde geaardheid geen bloed mogen doneren, waar D66 vandaag terecht een punt
van maakt.
Wat GroenLinks betreft is ieder geval van discriminatie er een te veel. De aanpak
van discriminatie moet een topprioriteit van de overheid zijn. Uit de begroting van
het Ministerie van JenV blijkt echter dat er na dit jaar geen geld meer is gereserveerd
voor het meldpunt internet discriminatie, afgekort MiND. In de brief over illegale
content online, die we vlak voor het kerstreces hebben gekregen, staat dat de Minister
kijkt naar alternatieven. Hoe staat het daarmee? Kan de Minister ons garanderen dat
er in ieder geval een meldpunt blijft bestaan?
Voorzitter. Discriminatie op de woningmarkt komt helaas ook nog veel voor. Regelmatig
horen we verhalen van mensen die vanwege hun achternaam, die buitenlands klinkt, niet
worden uitgenodigd voor een bezichtiging of dat makelaars woningen niet gunnen aan
bepaalde mensen vanwege hun afkomst. Het probleem is dat dit vaak moeilijk te bewijzen
is voor mensen die ermee te maken krijgen. GroenLinks wil graag dat hier echt meer
actie op wordt ondernomen. De Minister heeft met vertegenwoordigers van verhuurders
gesproken. Uiteraard geven die gelukkig allemaal aan dat zij discriminatie onacceptabel
vinden, maar helaas zijn er veel malafide verhuurders die zich niets aantrekken van
de overlegpartners van de Minister. Is de Minister bereid om hier actiever beleid
op te gaan voeren? Graag zou ik van de Minister horen hoe zij denkt over de inzet
van mysteryguests bij makelaars en verhuurders om zo malafide makelaars en verhuurders
aan te pakken.
Dan de discriminatie op de arbeidsmarkt. De commissie SZW heeft hier in december een
goed AO over gehad met de Staatssecretaris van Sociale Zaken. Daarin is toegezegd
meer te gaan werken met anoniem solliciteren en zwangerschapsdiscriminatie aan te
pakken. In de brief die de Minister eerder deze week heeft gestuurd, staan vele acties
aangekondigd. Kan deze Minister aangeven hoe deze instrumenten ingezet gaan worden
en wanneer we de inzet van deze instrumenten kunnen evalueren?
Als derde wil ik graag specifiek aandacht vragen voor de aanpak van discriminatie
in het Caribische deel van het Koninkrijk. De Minister heeft aangegeven dat zij een
verkenning laat uitvoeren naar gelijkebehandelingswetgeving in Caribisch Nederland.
Wat GroenLinks betreft zou discriminatie in ons hele Koninkrijk op gelijke wijze moeten
worden bestreden. Wat is de ambitie van de Minister op dit terrein? Waarom duurt het
zo lang voordat er ook in Caribisch Nederland een fatsoenlijke wettelijke regeling
is om discriminatie tegen te gaan? Het College voor de Rechten van de Mens geeft aan
dat het graag zou zien dat de uitzondering voor de gelijkebehandelingswetgeving op
Bonaire, Saba en Statia wordt opgeheven. Graag zou ik een nadere reactie van de Minister
ontvangen op deze aanbeveling van het college.
Tot slot nog twee punten. Het baart GroenLinks zorgen dat overheden relatief vaak
oordelen van het College voor de Rechten van de Mens naast zich neerleggen. Het college
geeft aan dat dit zeer onwenselijk is. Hoe beoordeelt de Minister dit punt? Is zij
het met GroenLinks eens dat de overheid het goede voorbeeld moet geven en de oordelen
van het college in principe gewoon zou moeten uitvoeren?
En als laatste nog de vraag waarom het zo lang duurt voordat de regering met een standpunt
komt over het facultatieve protocol bij het VN-verdrag voor mensen met een beperking.
GroenLinks wil graag dat er nu eindelijk stappen worden gezet op dit dossier. Hoe
ver staat het daarmee?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik het woord aan de heer Krol.
De heer Krol (50PLUS):
Dank u, voorzitter. Ik neem u mee langs wetten en verdragen waarin het verbod op discriminatie
is vastgelegd. We kennen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel
1 van de Grondwet, de Algemene wet gelijke behandeling en het Wetboek van Strafrecht.
Allemaal harde wetgeving waarin vormen van discriminatie worden benoemd. Helaas blinkt
leeftijdsdiscriminatie uit door afwezigheid en dan vragen wij ons af of dat dan niet
noemenswaardig is.
Ik kom in de brieven arbeidsmarktdiscriminatie, stagediscriminatie en horecadiscriminatie
tegen, maar geen leeftijdsdiscriminatie. Wel is er de Wet gelijke behandeling op grond
van leeftijd bij de arbeid. Ondanks die wet is leeftijdsdiscriminatie schering en
inslag op de arbeidsmarkt. 50PLUS vroeg zich al in juli 2017 af of het niet nodig
was dat er een stevige stok achter de deur zou komen. We dienden een motie in om te
onderzoeken of leeftijdsdiscriminatie expliciet strafbaar kan worden gesteld via het
strafrecht. Eerst reageerde Minister Blok afwijzend. Hij stelde dat civielrechtelijk
volstaat en – let op, nu wordt het echt te gek – dat vrijheid van meningsuiting belangrijker
is dan het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie. Het zou vloeken in de kerk zijn om
te zeggen dat vrijheid van meningsuiting belangrijker is dan rassendiscriminatie,
en terecht, maar bij leeftijdsdiscriminatie is dat wel de formele argumentatie. Daar
gaat wat ons betreft een heel verkeerd signaal van uit. Minister Grapperhaus reageerde
later ook op de motie en herhaalde ijskoud dat argument. Hij schreef: «Een tweede
reden voor terughoudendheid betreft het recht op de vrijheid van meningsuiting. Elke
onnodige beperking daarvan dient te worden vermeden.» Wij vinden dat een gotspe.
Op 26 april 2018 ontvingen we de brief die nu op de agenda staat. Daarin biedt Minister
Ollongren gelukkig – ik ben heel tevreden – een opening. Zij stelt: «Voorkomen moet
worden dat het recht op de vrijheid van meningsuiting wordt misbruikt om tweespalt
in de samenleving te zaaien.» Zij stelt gelukkig eveneens dat, mocht op enig moment
worden geconcludeerd dat meer dwingende regelgeving nodig is, de strafrechtelijke
handhaving als uiterste optie wordt overwogen. Wanneer is dat moment voor meer dwingende
regels volgens de Minister aangebroken? Vorige week mocht ik nog spreken voor leden
van het Europarlement en het aardige is dat men daar juist wel aan het nadenken is
over leeftijdsdiscriminatie.
Ik neem de Minister graag nog mee langs voorbeelden waar onze fractie koude rillingen
van krijgt. Bij 1 op de 30 vacatures zijn werkgevers op zoek naar schoolverlaters,
beginnend personeel of mensen met maximaal drie jaar werkervaring, terwijl dat verboden
is. In de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar heeft bijna 40% van de werkzoekenden discriminatie
op grond van leeftijd ervaren. 60% van de werklozen die langer dan een jaar thuis
zitten is ouder dan 45 jaar, en die moeten nog 23 jaar tot hun pensioen of misschien
zelfs wel langer. Kwetsbare ouderen mijden het openbaar vervoer, omdat er te weinig
rekening met ze wordt gehouden. Dat werkt eenzaamheid en maatschappelijke uitsluiting
in de hand. In haar meest recente column schrijft Nausicaa Marbe: Nederland verhuftert
acuut wanneer een oudere vrouw met grijs haar op televisie verschijnt. Ze vraagt zich
af waar de vrouwen van boven de 60 zijn gebleven. Ten slotte de ernstige leeftijdsdiscriminatie
van overheidswege. Er is een stapeling van fiscale maatregelen die ouderen buitensporig
treft en gepensioneerden indexeren al tien jaar niet mee. Dat is toch ook pure leeftijdsdiscriminatie?
50PLUS vraagt zich af welk pervers maatschappelijk mechanisme er schuilgaat achter
leeftijdsdiscriminatie en wij zijn van mening dat het hardnekkig doorwoekeren ervan
noodzaakt tot die stok achter de deur. Mijn belangrijkste vraag is: wanneer komt die
stok er?
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krol. Dan geef ik het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius van de
VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. In ons land moet iedereen vrij en veilig zichzelf kunnen zijn. Dat klinkt
als een open deur en dat zou het ook moeten zijn, maar het is iets waarvan wij ons
vandaag de dag constant bewust moeten zijn en wat wij moeten beschermen. Discriminatie,
racisme en antisemitisme zijn nog te vaak onderdeel van onze vrije samenleving. Vraag
het aan een man die niet hand-in-hand met zijn vriend over straat durft, aan een Joodse
man die twijfelt of hij een keppeltje kan dragen zonder lastiggevallen te worden,
of aan een Nederlander met een migratie- of een vluchtelingenafkomst die graag mee
wil doen in onze maatschappij maar die op basis van zijn achternaam niet aan de bak
komt.
Voorzitter. Er is geen partij in deze Kamer die het er niet mee eens zal zijn dat
wij naast elkaar moeten blijven staan tegenover discriminatie. Helaas strijdt niet
iedere partij even hard voor iedere doelgroep en tegen iedere vorm van discriminatie.
Ook dat baart mij zorgen, want het risico dat wij daarmee lopen is dat partijen daarmee
lijken te accepteren dat ons land ten aanzien van bepaalde groepen racisme of antisemitisme
accepteert. De VVD doet dat niet. Wat ons betreft is iedere vorm van discriminatie
onacceptabel en moet die worden aangepakt. Om dat te kunnen doen, moeten wij het scherp
in beeld hebben. Dit betekent dat mensen het moeten kunnen melden.
De ervaring leert dat hiertoe uitgebreid kans is bij verschillende meldpunten, maar
inmiddels zijn het er zo veel dat het gevaar dreigt dat je in de vele meldpunten verdwaalt.
Ik heb daar vorig jaar niet voor niets aandacht voor gevraagd, want als we de meldingen
niet scherp hebben, weten we ook niet hoe groot het probleem is en waar het zit. En
als je dat niet weet, kun je het ook niet oplossen. Hoe is de Minister met mijn verzoek
aan de slag gegaan? De Minister wilde het aantal meldpunten niet terugbrengen, maar
ging zorgen voor meer uniformiteit, overzicht en transparantie. Wat is de voortgang?
En belangrijker nog: is de situatie voor slachtoffers of voor mensen die een vraag
hebben hierdoor verbeterd?
Voorzitter. Wij hebben een voortgangsrapportage gekregen over de kabinetsaanpak van
discriminatie die mij eerlijk gezegd niet zo heel veel zegt. Het is meer een samenvatting
van programma's die op andere ministeries lopen. Wij hadden het over arbeidsmarktdiscriminatie
en woonmarktdiscriminatie en die komen elders aan de orde. Er zou worden gewerkt aan
één landelijk rapport en uniform opgezette regionale rapporten om daarmee meer inzicht
te krijgen in meldcijfers van discriminatie. Hoe staat het daarmee?
De VVD vindt het zorgelijk dat het in maar liefst 41% van alle discriminatiezaken
van het Openbaar Ministerie gaat over antisemitische incidenten, terwijl de Joodse
gemeenschap in Nederland echt klein is. Je krijgt er de Arena niet mee vol. Dit betekent
dat deze gemeenschap onevenredig hard wordt getroffen. Dit mogen wij uiteraard niet
laten gebeuren. Het stoort mij dan ook dat het kabinet hier vrijwel niets over zegt
in zijn aanpak van discriminatie. Er wordt verwezen naar een oud rapport uit 2015,
maar de VVD wil een stevige aanpak van antisemitisme. Niet voor niets heb ik met collega
Segers van de ChristenUnie het initiatief genomen om met harde maatregelen antisemitisme
uit onze samenleving te bannen. Van het kabinet vraag ik dat het de oude onderzoeken
actualiseert en aangeeft hoe de werkdefinitie van de IHRA nu wordt gehanteerd.
Voorzitter. Tot slot. De VVD is er trots op dat wij in deze Kamer niet altijd tegenover
elkaar staan, maar gelukkig ook soms naast elkaar. Het is mooi om te zien hoe wij
dit jaar met collega's van D66, CDA, SP en PvdA op een boot staan tijdens de jaarlijkse
Pride in Amsterdam, want het recht om te zijn wie je bent en te houden van wie je
wilt, is het meer dan waard om voor te blijven strijden. Dan telt politieke kleur
niet. Dan telt alleen de kleur roze.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Den Boer wil u nog interrumperen, leid ik uit het handgebaar
af.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik heb natuurlijk op deze dag van de liefde met veel interesse geluisterd naar de
woorden van mevrouw Yeşilgöz. Het gaat er vooral om dat zij uitstraalt dat wij hier
allemaal zorgen over hebben. We gaan samen op die boot staan en dat is hartstikke
goed, maar ik heb natuurlijk ook het pleidooi in een laat avondprogramma gehoord dat
u graag een nationaal coördinator antisemitisme zou willen instellen. D66 is heel
erg benieuwd naar het soort taken en bevoegdheden dat u bij die nationaal coördinator
antisemitisme zou willen onderbrengen. Wij vinden dit ook erg belangrijk, maar ik
vraag me af hoe dit past bij alle maatregelen die al zijn genomen tegen discriminatie.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dat is een terechte vraag. Ik hoop dat wij er ook uitgebreid over komen te spreken
zodra ons initiatiefvoorstel wordt geagendeerd. Wij denken dan onder andere aan die
werkdefinitie waar ik het over had en de vraag hoe je antisemitisme nog effectiever
kan aanpakken. De nationaal coördinator zou wat ons betreft in beginsel een tijdelijke
functie moeten zijn. Het gaat ons er niet om iets structureels op te zetten. De vraag
is ook om te bekijken hoe de aangiftebereidheid in de Joodse gemeenschap kan worden
verhoogd en wat het vervolg is van meldingen en incidenten waarover wij hier ook regelmatig
spreken, bijvoorbeeld het Joodse restaurant in Amsterdam dat driemaal is belaagd.
Hoe kun je ervoor zorgen dat de opvolging van de politie daarin veel gestructureerder
en gerichter op antisemitisme wordt opgepakt? Wij zouden daar eigenlijk een heleboel
vragen willen uitzetten zodat je ook concrete aanbevelingen krijgt en wij vervolgens
als Kamer en als politiek daarmee zo concreet mogelijk aan de slag kunnen. Daarna
zou die functie afgerond moeten zijn, zodat wij niet iets structureels hebben opgebouwd.
Wij zien het niet als een extra meldpunt, maar juist als heel concrete aanbevelingen.
Ik ga daar heel graag het gesprek over aan met D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dat komt terug in mijn bijdrage. Ik stel voor dat ik deze interruptie nu afrond.
De voorzitter:
Ik zag dat ook de heer Öztürk nog een vraag wilde stellen.
De heer Öztürk (DENK):
Ik hoor een liefdevol betoog van de VVD. Op zich goed om dat op deze dag te horen,
maar ik hoor ook een andere VVD'er, de heer Rutte, die zegt «Mo, Mohammed, vecht je
in». Met andere woorden, accepteer een beetje discriminatie om toch een baan te krijgen.
Dragen woorden als: «Ik haat de multiculturele samenleving» of «Rot toch op» bij aan
de aanpak van discriminatie?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Helaas is de dagelijkse praktijk van heel veel mensen in ons land met een achternaam
zoals de mijne dat je moeilijker aan de bak komt. Dat is verschrikkelijk en daar wordt
heel hard aan gewerkt door het kabinet en overigens ook door heel veel werkgevers.
Maar het is helaas de dagelijkse praktijk. Dan kun je twee dingen doen als je zelf
niet hier in de Kamer zit maar aan het solliciteren bent. Dan kun je zeggen: ik laat
het er gewoon bij zitten, ik geef het op en de hele wereld is tegen mij. Je kunt ook
kneiterhard werken, zorgen dat je aan de bak komt, dus invechten helaas, en daarna
ervoor zorgen dat je het systeem van binnenuit helpt veranderen. Ik sta ongelofelijk
achter die woorden. Dat is wat ik mijn hele leven heb gedaan. Ik weet dat ontzettend
veel Nederlanders met een andere achtergrond dan de Hollandse dat ook doen. Ik zou
hun ook langs deze weg, nu ik deze vraag weer krijg, willen voorhouden: vecht je in,
ga door en zorg ervoor dat je het van binnenuit verandert zodat de generaties na ons
dit op een gegeven moment niet meer hoeven mee te maken. Ik vind het altijd weer heel
fijn als ik dit kan zeggen.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius zegt: helaas moet je je invechten. Het woord «helaas»
doet mij wel goed; er is wel een verbetering wat dat betreft. Maar goed, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius
moet toch beseffen dat niet iedereen die draai kan maken. U was SP'er en PvdA'er en
nu zit u bij de VVD. U kunt heel makkelijk schakelen en die draai maken, maar niet
iedereen in de samenleving kan dat. Vindt u dan dat als een premier van uw partij
dit soort woorden uitspreekt, dat nadelig is voor mensen die zoeken naar een baan?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik heb sindsdien heel veel jongeren gesproken. Daarvoor ook, maar natuurlijk ook over
deze uitspraak. Ik heb ontzettend veel jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst
gesproken die zeiden dat zij zich hierdoor gesterkt voelen. Ze zeiden: dit is mijn
dagelijkse praktijk, ik waardeer dat er hard aan wordt gewerkt om dat uit te bannen.
Dit zijn ook mensen die zien dat wij helaas geen toverstafje hebben. Als we dat hadden,
hadden wij er allang mee gezwaaid en hadden wij geen racisme, discriminatie of antisemitisme
meer in onze samenleving. Helaas is dat niet zo. Zij waarderen het dat het wordt gezien
en dat is wat het is. Veel meer dan dat kunnen wij er helaas ook niet van maken. Als
dat de dagelijkse praktijk is, wil ik tegen elk kind, elke student en iedereen die
op zoek is naar een antwoord op de vraag wat hij van zijn leven wil maken, zeggen:
hou vol, ga door en help het systeem van binnenuit te veranderen, want dat kunnen
wij.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef mevrouw Den Boer het woord voor haar bijdrage.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vanwege je hoofddoek afgewezen worden bij een stage, vanwege
je keppeltje beledigd worden in de trein, vanwege je transgender zijn gepest worden
op school, het komt allemaal nog voor in Nederland. De helft van de uitzendbureaus
geeft op de vraag of ze alsjeblieft geen Turkse of Marokkaanse Nederlander willen
leveren, het antwoord: «Natuurlijk, geen probleem.» En dan hebben we nog een enkeling
in dit huis die een oorzakelijk verband legt tussen intelligentie en ras. Dat moeten
wij niet normaal vinden. Voorzitter. Waarom moeten mensen in Nederland continu waakzaam
zijn of zelfs angstig zijn dat hun dit overkomt? Nederland is een vrij land. Discriminatie
vindt nog steeds op grote schaal plaats en dat vind ik verwerpelijk. Wij mogen dit
nooit normaal gaan vinden. Wij moeten gezamenlijk een krachtig weerwoord vinden en
actie ondernemen. Deze Minister onderstreepte in de burgemeester Dales Lezing het
grote belang van artikel 1 van de Grondwet en daar staat D66 volledig achter. Maar
het kan nog veel beter in Nederland en vandaar het grote belang van dit AO.
Voorzitter. De wet die gemeenten verplicht om lokaal meldpunten in te richten waar
mensen met discriminatieklachten terechtkunnen, bestaat in 2019 tien jaar. Valt er
wat te vieren, zo vraag ik de Minister. Hoe vindt zij dat het er lokaal voorstaat?
Enkele kritische rapporten lieten zien dat de lokale aanpak van discriminatie nog
veel beter kan. Als reactie heeft de Minister een aantal oplossingsrichtingen geformuleerd.
Ik vond de terugkoppeling in die brief vrij summier. Graag vraag ik een uitgebreidere
evaluatie. Werpt het extra bestuurlijk overleg met gemeenten waar het nog niet zo
goed gaat, vruchten af? Hoe blijft de Minister dit monitoren? Er komen masterclasses
discriminatiebeleid voor kleinere gemeenten, maar pas dit najaar, en de evaluaties
dateren al van twee jaar geleden. Dus waarom deze vertraging? Ik hoop op snelle en
stevige acties.
De laatste tijd – mevrouw Yeşilgöz vestigde daar de aandacht al op – is er veel aandacht
voor antisemitisme en terecht. Het Europees Grondrechtenagentschap presenteerde een
rapport. Joden in Europa hebben het gevoel dat haat en intolerantie tegenover hen
zijn toegenomen. Dat is zeer zorgwekkend. Hoe ziet de Minister deze geconstateerde
trend? Herkent zij dit beeld? Hoe kijkt de Minister aan tegen het potentieel creëren
van een nationaal coördinator antisemitisme? Zou zo'n functionaris ook een rol kunnen
spelen bij het aanjagen van het lokaal antidiscriminatiebeleid?
Voorzitter. D66 veroordeelt antisemitisme ten sterkste. De Holocaust is 70 jaar geleden.
Het is vreselijk dat een op de vier Joden het afgelopen jaar fysiek of verbaal is
lastig gevallen. Daar moeten wij iets aan doen. Antisemitisme is echter niet de enige
vorm van discriminatie die wij in Nederland kennen. In absolute aantallen komen ook
discriminatie op basis van afkomst en seksuele gerichtheid, en moslimdiscriminatie
zeer veel voor. Is de Minister het met mij eens dat er een coördinator, mocht die
nodig en nuttig zijn, voor elke discriminatiegrond zou kunnen worden gevestigd? Ik
hoop een reactie te krijgen op deze vraag. Ik heb nog een aanpalende vraag. Wij hebben
in Nederland een Landelijk Expertise Centrum Discriminatie. De vraag is natuurlijk
of een coördinator naast zo'n landelijk centrum zou kunnen werken en wat dan de toegevoegde
waarde is.
Dan een vraag over de aangifte- en meldingsbereidheid. De cijfers in het rapport van
de Minister over 2017 zijn een optelsom van aangiften bij de politie en de meldingen
bij de ADV's, de algemene discriminatievoorzieningen. Maar het is bekend dat er weinig
melding wordt gemaakt van discriminatie. Mensen denken dat het toch niets uithaalt;
er wordt niets met hun aangifte gedaan. Is er onderzoek bekend in Nederland waarin
wordt bekeken hoeveel mensen discriminatie ervaren in plaats van melden? Zo nee, is
de Minister bereid dit onderzoek te laten uitvoeren? Zo kunnen wij een vollediger
beeld krijgen van discriminatie in Nederland.
Voorzitter, tot slot. Ik merk dat het moeilijk is om beleid te maken om discriminatie
te voorkomen. Mijn partij vindt het daarom juist een goed idee om de samenleving meer
te betrekken bij het zoeken naar oplossingen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm
van een burgerforum waar mensen met allerlei achtergronden, een representatieve groep
burgers, bij elkaar komen om advies te geven over het discriminatiebeleid. Staat de
Minister hiervoor open?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Boer. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul van
de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. Discriminatie is de houtworm van onze rechtsstaat. Die
eet hem van binnen op, holt hem uit en zorgt ervoor dat mensen hem niet langer vertrouwen.
Het slechte nieuws is dat die houtworm hardnekkig is, zo blijkt keer op keer. Het
goede is dat wij er iets tegen kunnen doen. Sterker nog, wij moeten er iets tegen
doen, want wij mogen nooit accepteren dat mensen worden achtergesteld om wie ze zijn.
Dat betekent: werk aan de winkel.
Het bedrijfsleven zou 100.000 en de overheid 25.000 arbeidsgehandicapten in dienst
nemen, maar waar het bedrijfsleven die doelstelling wel haalt, blijft de overheid
hopeloos achter. De PvdA heeft daarom een motie ingediend als steuntje in de rug,
namelijk dat er per departement doelen moeten worden gesteld voor het aantal in dienst
te nemen arbeidsgehandicapten. Die motie is met algemene stemmen aangenomen. Staatssecretaris
Van Ark vond dit een heel sympathieke motie. Graag ook de reactie van deze Minister.
Er wordt in de Kamer al jaren gesproken over de ratificatie van het facultatief protocol
bij het VN-verdrag personen met een handicap. Mevrouw Özütok had het er ook al over.
De Alliantie VN-verdrag spreekt terecht van een impasse. Hoe gaat de Minister deze
impasse doorbreken? Kan zij aangeven hoe het tijdpad voor de ratificatie er concreet
uitziet?
Voorzitter. Het zou niet mogen uitmaken wie je bent of wie je ouders zijn. Toch krijgen
veel mensen in Nederland te maken met vooroordelen, uitsluiting en verbaal of fysiek
geweld op basis van hun herkomst of huidskleur. De discriminatiegrond herkomst is
van alle geregistreerde meldingen veruit de meest voorkomende; als je ten onrechte
wordt staande gehouden, een club niet in komt, wordt uitgescholden op straat of in
Kamerdebatten wordt weggezet, maar ook bij het vinden van een stageplek of een uitzendbaan
wordt gediscrimineerd of bij het vinden van een huis. Maar liefst 90% van de makelaars
bleek bereid om discriminerende verzoeken van verhuurders in te willigen, zo bleek
uit onderzoek van de Groene Amsterdammer. Ook een woonstichting bleek jarenlang woningzoekenden
te hebben geweigerd op grond van onder meer afkomst en seksuele oriëntatie. Mijn fractie
verzocht eerder om in samenwerking met gemeenten discriminatie op de woningmarkt actiever
te bestrijden door discriminerende makelaars op te sporen en te sanctioneren. Is dat
ook gebeurd, vraag ik aan de Minister. Wat is er afgesproken met de gemeenten? De
Minister schreef vorig jaar dat zij met de sector in gesprek was over een gezamenlijke
aanpak van goed verhuurderschap. Kan de Minister aangeven wat deze aanpak inhoudt
en wat de stand van zaken is?
We lezen in de discriminatiecijfers over 2017 dat van alle incidenten van godsdienstdiscriminatie
maar liefst 88% verband houdt met het islamitisch geloof. In de voortgangsrapportage
van de Minister staan echter alleen generieke maatregelen. Kan de Minister aangeven
welk specifiek beleid zij ontwikkelt om deze hardnekkige discriminatie tegen te gaan?
Ook hardnekkig is lhbti-discriminatie. De Nashvilleverklaring heeft dit nog eens onderstreept.
Dat er onder de ondertekenaars ook mensen uit onderwijs, politiek en wetenschap waren,
laat zien dat een kabinetsbrede inzet op dit thema broodnodig blijft. Graag hoor ik
hoe de Minister als coördinerend bewindspersoon deze inzet invult.
Dan mijn aangenomen motie met de heer Sjoerdsma over het actieplan anti-lhbti-geweld.
Welke maatregelen op het gebied van politie kunnen wij daarin concreet verwachten?
Komt er bijvoorbeeld meer capaciteit om discriminatie aan te pakken en meer ruimte
voor gespecialiseerde teams als Roze in Blauw? Wordt het aanpakken van discriminatie
een verplicht vak op de politieopleiding en komt er in elk basisteam tenminste één
medewerker gespecialiseerd in de aanpak van geweld en discriminatie tegen lhbti's?
Kan de Minister aangeven wanneer het kabinet nu eindelijk werk gaat maken van een
paspoort zonder geslachtsaanduiding zoals eerder was aangekondigd, maar vervolgens
weer werd ingetrokken?
Tot slot: als adoptiemoeder van duurzaam ontwikkelingsdoel nummer 5, Mannen en vrouwen
gelijk, roep ik het kabinet geregeld op om meer te doen aan de bestrijding van seksisme
en genderongelijkheid, want als wij zo doorgaan, gaan wij die doelstelling nooit halen
voor 2030. Nederland bungelt onderaan Europese lijstjes over de financiële positie
van vrouwen of de representatie van vrouwen op invloedrijke posities. Van gelijke
beloning is 25 jaar na de invoering van de AWGB nog steeds geen sprake. Zwangerschapsdiscriminatie
is voor veel vrouwen de keiharde realiteit, net als seksueel, psychisch of fysiek
geweld, iets wat een op de drie vrouwen meemaakt. Zoals de ene vrouw de andere niet
is, is ook het ene geweld het andere niet. Wij komen er dus niet met generieke maatregelen.
Daarom wil ik de Minister in haar rol als coördinerend bewindspersoon vragen in hoeverre
dit kabinet inzet op integraal én genderspecifiek beleid om geweld tegen vrouwen tegen
te gaan, waartoe onder meer de Istanbul Conventie ons verplicht.
Niet alleen de Ombudsman maar ook de VN constateert dat gemeenten en landelijke overheid
onvoldoende bescherming bieden aan vrouwen die slachtoffer zijn van geweld. Een aantal
concrete aanbevelingen: betere bescherming en financiering, gegarandeerde toegang
van slachtoffers inclusief migranten tot medische en juridische bijstand, begeleiding
en noodopvang, en meer data over al die vormen van geweld. Die punten heb ik ook al
aangestipt in mijn initiatiefnota De schaamte voorbij, waarin ik onder meer pleit
voor een nationaal rapporteur, want er vallen dagelijks nieuwe slachtoffers en elk
slachtoffer is er een te veel. Het is tijd voor actie. Ook op dit punt hoor ik graag
welke rol de Minister voor zichzelf ziet als coördinerend bewindspersoon, want discriminatie
gaat niet over één groep, één thema, één departement. Discriminatie gaat ons allen
aan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Öztürk van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Laat ik beginnen met een citaat. «Als een land geen moeite doet om jou
onderdeel te maken van de samenleving en je altijd als de ander behandelt, dan heeft
dat effect op je gezondheid.» Dat is de conclusie van een Nederlands onderzoek dat
in 2016 de Volksgezondheidsprijs kreeg. Nog een schokkend citaat. «Sterfte onder bijvoorbeeld
Marokkaanse en Turkse migrantengroepen is het hoogst in landen met een streng integratiebeleid.
Zij sterven eerder dan autochtone medelanders en migrantengroepen die in landen met
een inclusief integratiebeleid wonen.» Van discriminatie ga je dus letterlijk eerder
dood. Dit zegt een onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam. Wat vindt de Minister
hiervan? Kloppen deze beweringen en onderzoeken? Schrikt zij daarvan?
Voorzitter. Mensen die het zelf niet ervaren, onderschatten het probleem van racisme
en discriminatie. Racisme en discriminatie raken een persoon in de kern van zijn of
haar identiteit. Het is net als pesten. De pester snapt vaak niet wat het pesten doet.
De pester zegt: het was maar een grapje. Maar mensen die gepest worden, kennen de
pijn wel.
Voorzitter. We hebben in Nederland voor pubers een leuk boek: Hoe overleef ik mijn
ouders? Zo'n boek zou de Minister eigenlijk ook voor de gemiddelde burger moeten maken.
Hoe overleef ik xenofobie? Hoe overleef ik discriminatie? Want het lijkt wel een discriminatiestaat.
Je wil je kind inschrijven op een basisschool en je krijgt het advies: ga maar naar
een achterstandswijk. De uitslag van de Cito-toets van jouw kind is goed, maar een
lagere middelbare school wordt geadviseerd. Scholendiscriminatie. Vervolgens moet
het kind stage lopen, maar het krijgt heel moeilijk een stageplek. Stagediscriminatie.
Je denkt «ik ga ergens werken» en je gaat een paar uitzendbureaus af. Uitzendbureaudiscriminatie.
Je denkt «ik ga het werk zelf zoeken». Arbeidsmarktdiscriminatie. Nou, dan heb je
het gehad. Dan ga je uit. Na al die ellende denk je «ik ga eens even naar een café»,
maar je komt er niet in. Horecadiscriminatie. Vervolgens denk je «ik ga een eigen
bedrijf beginnen, want ik krijg geen werk». Dan ervaar je ondernemersdiscriminatie.
Je komt moeilijk aan een opdracht, of de FIOD of de Belastingdienst zit iedere week
bij jou op de koffie. Vervolgens denk je «ik moet ook ergens gaan wonen». Je gaat
naar een paar makelaars toe. Woningmarktdiscriminatie. De makelaars kijken zo van
«waar kom je vandaan?» En dan heb je een leuke auto gekocht. Je hebt je ingevochten,
mevrouw Yeşilgöz, en vervolgens heb je een mooie auto. Maar iedere keer word je door
de politie gestopt. Etnisch profileren. Discriminatie door de politie. Vervolgens
heb je met je mooie auto iets gedaan wat niet kan. Je staat voor de rechter en je
wordt extra gestraft omdat je van een bepaalde afkomst bent. Rechtspraakdiscriminatie.
Je denkt «ik ben nu met pensioen». Je bent later naar Nederland gekomen. Daardoor
heb je dus een AOW-gat. Pensioendiscriminatie. Dan heb je alles gehad. En nu denk
je: ik wil zelfs niet meer wonen, ik wil zelfs niet eens meer begraven worden in die
discriminatiestaat. Dan denk je van: ik wil elders begraven worden. En dan zegt een
CDA-Kamerlid: als je niet in Nederland begraven wilt worden, dan ben je niet geïntegreerd.
De heer Amhaouch. Het wordt je zelfs moeilijk gemaakt om te kiezen voor de plek waar
je begraven wilt worden. En dan is het een feit: discriminatie van wieg tot graf.
Wat doen we eraan? Wat kunnen we doen om al die discriminatiepunten in een leven van
een mens aan te pakken? Mijn collega's hebben een aantal voorbeelden gegeven. Wat
wil DENK? Wat kunnen we tegen de discriminatiestaat doen? DENK heeft drie jaar geleden
de Ketenaanpak Discriminatie gepresenteerd. Daarin staan 25 actiepunten, die zich
laten samenvatten als: stoppen met wegkijken, beter opsporen, keihard aanpakken, geen
woorden maar daden. We zien nu hoe delen van de ketenaanpak beleid worden. Kijk maar
naar Amsterdam. De GroenLinks-wethouder wil mysteryguests inzetten om stagediscriminatie
aan te pakken, terwijl wij hier keer op keer het debat hebben gevoerd met het doel
dat landelijk te doen. Ook het kabinet probeert goede dingen te doen in de kabinetsaanpak
van discriminatie, maar er blijft veel liggen. De focus ligt vooral op arbeidsmarktdiscriminatie,
maar al die andere vormen van discriminatie die ik net noemde worden niet actief bestreden.
Ik noem bijvoorbeeld het tegengaan van etnisch profileren door de politie. Dat is
geen onderdeel van het programma tegen discriminatie, zo zegt ook Controle Alt Delete.
Waarom niet? Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Ik rond af. Als je op de snelweg te hard rijdt, krijg je een week later
een boete thuis. Zoiets moeten we ook met strafbare discriminatie doen: als je discrimineert,
krijg je de boete automatisch thuis. Voor het verkeer hebben we de flitspaal. Voor
de xenofoben stelt DENK de discriminatiedetector voor. Deze detector filtert sociale
media op racistische, xenofobe en discriminerende haatberichten. Dat moet technisch
mogelijk zijn. Het OM beoordeelt of de haatberichten strafbaar zijn. Is dat het geval,
dan ligt de boete een week later thuis. Die discriminatiedetector zal het wel druk
krijgen. De meter zal rood uitslaan, vooral bij sites zoals die van De Dagelijkse
Standaard en GeenStijl, en tegenwoordig ook bij de instagrampagina van de NOS. De
vraag aan de Minister is: bent u bereid om middelen vrij te maken voor het laten ontwikkelen
van een discriminatiedetector?
De voorzitter:
Ik zou het woord willen geven aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, die u nog even wil interrumperen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Discriminatie van wieg tot graf; wat een verschrikkelijk land is dit. Het is toch
eigenlijk best bijzonder dat bijvoorbeeld de heer Öztürk en ik ondanks alle tegenwerking,
weerstand, discriminatie, uitsluiting, puur racisme – o, God! – hier zitten. Het is
echt een wonder dat we het tot hier hebben gered. Maar goed. Ik weet hoe dit natuurlijk
afloopt: met alleen maar nog meer uitsluiting, weerstand en discriminatie. Dus dit
is dan misschien het hoogst haalbare. O, ja. Een vraag.
De voorzitter:
U heeft ook een vraag voor meneer Öztürk?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ja, ja, natuurlijk, voorzitter. Ik dacht dat we in een mooi land leefden waarin we
met elkaar hard werken aan het nog mooier maken daarvan. Maar daar zat ik dus naast.
Welk land vindt de heer Öztürk nou zo mooi? Waar zou hij een voorbeeld aan willen
nemen? Als dit zo'n verschrikkelijk land is, waar zullen we dan met z'n allen eens
naartoe gaan?
De heer Öztürk (DENK):
Een prachtig mooie vraag. Alle punten die ik heb genoemd, hebben mijn collega's ook
genoemd. Arbeidsmarktdiscriminatie, leeftijdsdiscriminatie van 50-plussers. Alle punten
die ik heb genoemd, hebben mijn collega's een-op-een gevoeld. In principe zijn we
het dus met elkaar eens dat er te veel gediscrimineerd wordt en dat we dat moeten
aanpakken. Daarnaast: ja, ik heb het gered. Klopt. Ik ben iemand die het gevecht aan
is gegaan met degenen die dit soort discriminerende uitlatingen hebben gedaan. Maar
niet iedereen beseft wat hij de ander aandoet. Dat heb ik gezegd. De pester beseft
soms niet wat hij de ander aandoet. Op het moment dat de heer Rutte zegt «vecht je
in», beseft hij niet welke pijn hij daarmee heel veel jongeren doet. Op het moment
dat hij zegt «rot toch op», doet hij de ander weer pijn. Dat is het punt dat u ook
een beetje maakt: als je het hier niet naar je zin hebt, ga dan weg. Dat zegt mevrouw
Yeşilgöz-Zegerius ook. Alles wat ik heb genoemd, heb ik gebaseerd op feiten en bewijzen.
Iemand die zegt «wat u heeft gezegd, klopt niet», zal ik graag de bewijzen overhandigen.
Het gebeurt en we laten het gebeuren. We durven het niet hard aan te pakken omdat
een aantal partijen de rechtste stemmen die naar de PVV zijn gegaan, terug willen
halen. Dat is de kern van het probleem.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius wil u nog een vraag stellen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zeg helemaal niet dat de heer Öztürk weg moet. Ik zeg: bedankt dat u mijn ogen
opent. Ik wist niet dat het hier zo verschrikkelijk is dat ik gediscrimineerd word
van wieg tot graf. Waar zou ik heen moeten? Ik vind het heel heftig allemaal. Ik dacht
dat ik hier mijn best deed om ons land nog iets mooier en beter te maken, maar als
dat toch geen zin heeft en als toch niemand mij moet, naar welk land moet ik dan gaan,
meneer Öztürk, als het hier zo verschrikkelijk is? Wat zou u iedereen in die enorm
achtergestelde positie zoals die van mij willen adviseren?
De heer Öztürk (DENK):
Ik denk dat we met z'n allen het gevecht moeten aangaan.
De voorzitter:
De vraag die mevrouw Yeşilgöz-Zegerius stelde is: naar welk land zouden we dan moeten
gaan? We zoeken dus. Misschien dat u in uw reactie in ieder geval daarop kunt ingaan.
De heer Öztürk (DENK):
Daar ga ik wel op in, maar er wordt buiten de microfoon wat geschreeuwd. Ik neem aan
dat u dan als voorzitter ingrijpt.
De voorzitter:
Dat heb ik gedaan, maar dat hoef je niet meteen letterlijk zo te zeggen. Door even
in te breken is het aan deze kant wat rustiger en kunt u uw gang gaan.
De heer Öztürk (DENK):
Oké. Normaal word ik flink aangesproken als ik dat doe, dus ik probeer het even direct
een slag te geven. Er zijn landen in de wereld, zoals Canada, waar de premier mensen
met een moslimachtergrond op het feest toespreekt, waar een premier met een ander
taalgebruik mensen met een migrantenachtergrond toespreekt, waar een premier asielzoekers
welkom heet, waar een premier de multiculturele samenleving niet haat. Ja, er zijn
landen die wij als voorbeeld kunnen nemen. En als mevrouw Yeşilgöz-Zegerius graag
wil verhuizen, dan lijkt Canada mij een leuk land voor u, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zou ik mevrouw Özütok willen vragen om het voorzitterschap van
de vergadering over te nemen.
Voorzitter: Özütok
De voorzitter:
Dank u wel, voorzitter. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Molen van het
CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dat is alleraardigst van u. Hartelijk dank.
Als we het over discriminatie hebben, dan hebben we het heel vaak over mensen die
gediscrimineerd worden, alsof dat hun probleem is. Dat klopt, maar discriminatie is
een probleem van ons allemaal, ook als we in ons dagelijks leven niet gediscrimineerd
worden. Als we mensen toestaan om te discrimineren, dan doen we ons als samenleving,
als collectief, tekort. Eigenlijk zeggen we tegen iemand «we kunnen wel zonder jou»,
of «je zou een toontje lager moeten zingen». Daar wordt onze samenleving in haar geheel
niet sterker van. Ook mensen die zonder discriminatie door het leven gaan, zijn daar
de dupe van. Het is dus niet alleen maar een opgave om mensen te beschermen. Het is
ook een opgave om onze samenleving sterker te maken, ook al maak je discriminatie
in je eigen praktijk niet mee. Wat betreft het CDA is het daarbij van belang om niet
alleen over het slachtoffer te spreken. Mensen hebben dat gevoel vaak wel, maar het
is ook van belang om de goede voorbeelden die er zijn er heel erg uit te lichten,
van bedrijven of van instellingen of van individuen, om het goede voorbeeld te kunnen
geven. Dat inspireert wellicht nog veel meer tot het aanpakken van het probleem dan
elke keer alleen maar het probleem benoemen en ervoor zorgen dat er ook een strenge
aanpak is.
In de brief die we van de Minister over de tussenstand hebben gekregen, zie ik bijvoorbeeld
dat in het kader van de zwangerschapsdiscriminatie en de beloningsdiscriminatie wordt
gesproken over goede voorbeelden. Een aantal jaren geleden, in 2016, is in de Kamer
door collega Amhaouch en het toenmalig Kamerlid Marcouch van de Partij van de Arbeid
een motie ingediend die dat wat breder trekt. Daarin wordt gewoon gevraagd: waarom
zijn er niet een aantal captains of industry of mensen op andere posities net zo hoog
als die van de Minister die samen met haar willen optrekken om het boegbeeld tegen
discriminatie te zijn, omdat zij bijvoorbeeld in hun bedrijf het goede voorbeeld geven?
Ik was op bezoek bij ASML in Eindhoven. Daar weet men op een goede manier zo'n grote
diversiteit aan nationaliteiten bij elkaar te brengen dat dat iets is om het positieve
te laten zien. Als andere mensen daar een goed voorbeeld aan nemen, dan is dat zeer
welkom. Ik zou de Minister dus willen vragen of zij daarbij nog een paar nadere stappen
zou willen nemen en of zij daarvoor met een aantal mensen actief zou willen optrekken.
In de brief wordt ook gesproken over het Meldpunt Stagediscriminatie. Er wordt gezegd
dat in er 2018, geloof ik, 61 meldingen zijn binnengekomen. Maar het meldpunt is aan
verbetering toe. Dat staat in de brief. Ik zou de Minister willen vragen wat daar
naar haar mening niet goed werkt. Heeft zij de indicatie dat veel meer meldingen mogelijk
zouden zijn? Ik hoor dat graag.
De Minister meldt ook dat de antidiscriminatievoorzieningen subsidie en bijdrages
krijgen om te rapporteren. Ik heb gewoon een praktische vraag. Is het niet gewoon
een taak van deze antidiscriminatiebureaus dat zij rapporteren over hoe zij omgaan
met de middelen die zij via gemeentes krijgen? Is daar een subsidie vanuit het Rijk
voor nodig?
Verder stelt de Minister in haar brief vast dat er in wijken met een toenemende diversiteit
vaak een zwakkere buurtcohesie is. Daarover wil men gesprekken met de VNG aangaan.
Zou de Minister aan de Kamer kunnen vertellen hoe het daarmee staat? Want in veel
wijken is juist de sociale cohesie een onderwerp waar veel mensen zich zorgen over
maken.
Voorzitter. Dan de strafrechtelijke aanpak van discriminatie. In een vorige brief
van de Minister geeft de Minister aan dat de discriminatiebureaus, de politie en het
Openbaar Ministerie niet altijd dezelfde definitie van discriminatie gebruiken. Mevrouw
Yeşilgöz-Zegerius heeft in de Kamer bijvoorbeeld voorgesteld om voor «antisemitisme»
een bepaalde definitie te hanteren. Met hartelijke steun van het CDA is die motie
ook aangenomen. Maar hoe staat het nu met het hanteren van gelijke definities? Want
dat maakt de aanpak wel een heel stuk beter. Het CDA vindt het onacceptabel dat verschillende
partijen die betrokken zijn bij het gevecht tegen discriminatie op verschillende manieren
met de definities om zouden gaan.
Voorzitter. Als laatste een verwijzing naar een brief die we over een ander onderwerp
van de Minister hebben gekregen, namelijk de evaluatie van de Wet normering topinkomens.
Daarin geeft de Minister aan dat een positief neveneffect van de Wet normering topinkomens
zou kunnen zijn dat deze bijdraagt aan diversiteit en de doorstroming van talent naar
de top. Dat vind ik een opvallende. Ik zou daar graag weleens wat meer van de Minister
over willen weten. Dat past uitstekend bij het AO over discriminatie. Ik hoop dus
dat de Minister daar iets meer over kan zeggen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan geef ik het voorzitterschap weer terug aan u.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Hartelijk dank dat u even wilde voorzitten. Ik kijk even naar de Minister. Mij blijkt
dat zij enige voorbereidingstijd nodig heeft. Tot 17.00 uur? Dat zal ik doen. Dan
schors ik de vergadering tot 17.00 uur en dan geef ik daarna het woord aan de Minister
voor de beantwoording van de gestelde vragen.
De vergadering wordt van 16.47 uur tot 17.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zou het woord willen geven aan de Minister voor de beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor alle gemaakte opmerkingen en gestelde vragen over
dit belangrijke onderwerp. Ik vind het eigenlijk wel mooi. Ik herhaal graag de woorden
van mevrouw Van den Hul: discriminatie gaat ons allen aan. De heer Van der Molen zei
trouwens iets soortgelijks: discriminatie is een probleem van ons allemaal. Er zijn
allerlei verschillende invalshoeken en ik hoor heus wel de verschillen, maar dat is
vandaag toch wel een beetje de rode draad door het debat heen. Allemaal hebben we
hier aandacht voor. Allemaal erkennen we het probleem. We willen er ook graag op handelen
en er iets aan doen.
Aan mij de taak om dat ook te doen als coördinerend bewindspersoon. Ik vind dat een
heel belangrijke taak. Ik wil niet zeggen dat dat altijd makkelijk is. Coördineren
betekent soms dat je dingen in beweging kunt zetten, dat je er aandacht voor kunt
vragen en dat je kunt monitoren, maar het betekent niet altijd dat je ook degene bent
die zelf het uiteindelijke beleid kan maken en daar in deze Kamer verantwoording over
kan afleggen. Ik ben zeker niet de eerste, want ik bouw voort op het werk van anderen,
maar ik denk wel dat het heel goed is dat er een plek is waar je die toets kunt doen,
dat je kunt kijken of de kabinetsaanpak in den brede loopt en voldoende is en dat
daar ook met enige regelmaat over wordt gerapporteerd. En dat heeft dit kabinet vorig
jaar april voor het eerst gedaan met de kabinetsaanpak. U heeft daarin kunnen zien
dat ik samen met zes collega's uitvoering geef aan dat beleid. Dat wordt trouwens
ook in het regeerakkoord benoemd. Daarin staat dat iedereen in Nederland gelijkwaardig
is en de vrijheid heeft om zichtbaar zichzelf te zijn. Dat is natuurlijk een heel
belangrijk uitgangspunt. Het is ons doel. Het is waar we aan werken. Dat geldt inderdaad
bij een veelheid aan terreinen. De meeste zijn de revue gepasseerd. Want het gaat
over de arbeidsmarkt. Het gaat over de woningmarkt. Het gaat over leeftijdsdiscriminatie.
Het gaat over discriminatie naar herkomst. Het gaat over mensen met een beperking.
Het gaat over de aanpak van politie en justitie. Het gaat over de gemeenten en hun
antidiscriminatievoorzieningen en het gaat over verbeterde wetgeving.
U hebt dus kunnen zien wat er allemaal gebeurt. Ik mag misschien één voorbeeld eruit
lichten omdat ik het zelf mooi vond dat het kabinet daarmee kon komen. Dat is het
nieuwe Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie, dat drie pijlers kent: toezicht en handhaving,
onderzoek en instrumenten en kennis en bewustwording. Dat zijn eigenlijk pijlers die
ik op allerlei terreinen in de kabinetsaanpak terugzie. Dat vind ik ook belangrijk.
In het algemeen zie je dat een goed beleid tegen discriminatie natuurlijk een repressieve
kant heeft en moet hebben, maar dat er ook een preventieve kant aan zit. Als je het
goed wilt doen – en dat geldt eigenlijk voor de hele aanpak – dan moet je ook goed
weten waar je het over hebt. Dat betekent soms dat je nog meer onderzoek moet doen.
Dat betekent dat je misschien in de praktijk dingen moet uitproberen en dus moet experimenteren,
want in de praktijk kun je het vormgeven.
Kortom, met elkaar moeten we erkennen dat discriminatie in Nederland nog steeds veelvuldig
voorkomt. Het doel dat in ieder geval het kabinet zichzelf heeft gesteld – en daar
hoor ik eigenlijk alle woordvoerders over spreken – is nog niet bereikt, maar we hebben
in Nederland wel een heel solide stelsel, ook van professionals op allerlei verschillende
terreinen die echt ontzettend hard werken, iedere dag weer, om discriminatie te voorkomen
en te bestrijden. En wij hebben wetgeving. We hebben nu al bijna 25 jaar de Algemene
wet gelijke behandeling en een relatief laagdrempelige mogelijkheid om daar een beroep
op te doen. Nogmaals, ook die is niet perfect en het wil niet zeggen dat iedereen
het altijd doet, maar hij is er wel. Daar moeten we dus mee verdergaan. We moeten
in beeld brengen waar het gebeurt, het bestrijden en het voorkomen. Daarmee wil ik
alleen maar zeggen dat ik blij ben dat ik daarvoor van alle kanten in de Kamer steun
voel. Desalniettemin zijn er wel veel vragen gesteld.
De voorzitter:
Zeker. Voordat we daartoe overgaan, zou ik de heer Öztürk het woord willen geven.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, we hebben wetgeving en er zijn heel veel maatregelen genomen, maar hoeveel mensen
zijn in de afgelopen jaren echt voor discriminatie veroordeeld? Hoeveel mensen hebben
daarvoor straf gekregen en wat voor straffen waren dat? En hoeveel mensen weten dat
in Nederland? Daarmee wil ik gewoon zeggen dat er amper mensen zijn die daarvoor veroordeeld
worden of straffen krijgen. Bijna niemand weet het als iemand daarvoor wordt veroordeeld.
Daardoor is er een cultuur in de zin van «ik kan ermee wegkomen». Wat heeft u in de
afgelopen maanden en jaren gedaan om dat beeld weg te nemen?
Minister Ollongren:
Dat was uw vraag, hè? Die ging niet over de precieze cijfers, want die cijfers heb
ik hier niet paraat. Die zouden we nog weleens kunnen uitzoeken; dat kunnen we natuurlijk
wel voor u doen. Ik zei het net al: het heeft een preventieve kant en een repressieve
kant. Dat men uiteindelijk naar de rechter kan, is natuurlijk heel belangrijk. Dat
dit kan, hoort ook bij een democratische rechtsstaat. Het is belangrijk dat wij ons
hiertegen uitspreken, maar daarnaast is het misschien nog veel belangrijker dat ook
de Nederlander – in het algemeen – zich heel bewust is van het soort land waarin we
leven en van de Grondwet die we hebben, en van het feit dat in artikel 1 staat dat
je in Nederland niet mag discrimineren en dat dit ook gewoon in de samenleving het
uitgangspunt is. Ik denk dat dat heel erg wezenlijk is. Daarom is het ook goed dat
we dit debat met elkaar hebben. Daarom is het goed dat ik aan uw Kamer moet rapporteren.
En daarom is het ook goed dat u dit onderwerp voor het gesprek met mijn collega's
op de agenda hebt staan en dat we er met elkaar over spreken.
De heer Öztürk (DENK):
Ik ben er ook blij mee dat iedereen dat uitspreekt. Ik denk dat we unaniem zijn over
het aanpakken van discriminatie. Preventie is heel belangrijk. Natuurlijk. Maar als
je continu tegen iemand zegt «niet doen», «niet doen», terwijl daar geen straf tegenover
staat, dan blijft iemand dat gewoon doen. Ik zit ook in de commissie voor Defensie.
Soms zegt men daar tegen mij: Selçuk, we moeten soldaten naar Litouwen sturen om met
z'n allen een signaal aan Poetin te geven. Er worden honderden miljoenen euro's gespendeerd
om uiteindelijk aan de ander het signaal te geven dat we het niet pikken. Mijn vraag
is: hoeveel gevallen waarin iemand heeft gediscrimineerd en daarvoor een straf heeft
kregen, zijn het afgelopen jaar in de media terechtgekomen zodat dit een schrikeffect
heeft op alle anderen?
Minister Ollongren:
Dat is natuurlijk een beetje een subjectieve vraag. U oordeelt daar misschien anders
over dan ik. Ik vind het belangrijker dat de toegang tot de rechter er is, dat de
wet er is waar de rechter zich vervolgens op baseert en dat het gewoon helder is dat
discrimineren in Nederland niet mag. Of er wel of niet een uitspraak van de rechter
is die ook nog de krant haalt? Dat zou misschien een keer goed zijn, maar dat speelt
zich daar af. Dat speelt zich bij de rechter af. Daar ga ik niet over. Waar ik wel
over ga, is ervoor zorgen dat mensen weten dat discrimineren niet mag, dat er wetgeving
is, dat er een mogelijkheid is om aangifte te doen, dat mensen ook andere trajecten
kunnen doorlopen als zij zich gediscrimineerd voelen, dat dit laagdrempelig is, dat
mensen daar terechtkunnen en dat dat ook gebeurt. Vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid
vind ik dat wel relevant.
Mevrouw Den Boer (D66):
Het is natuurlijk hartstikke goed dat we het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie
hebben. Dat is heel integraal en heel breed ingestoken, maar er is ook een Europese
dimensie om discriminatie op allerlei manieren aan te pakken. Vorig jaar is een gesprek
gevoerd met de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie, ingesteld door de
Raad van Europa. Zij heeft een rapport uitgebracht met aanbevelingen. Destijds heeft
u toegezegd om eens te kijken hoe het nou werkt met die aanbevelingen en hoe we daarin
tegemoet kunnen komen. U zou dus eigenlijk een kabinetsreactie geven op dat rapport.
Ik ben heel benieuwd hoe u de Europese dimensie van die aanpak verdisconteert met
de nationale aanpak van discriminatie. Hoe houdt u daar rekening mee?
Minister Ollongren:
Vindt u het goed, voorzitter, als ik deze vraag zo meteen beantwoord? Mijn voornemen
was om nu alle vragen te gaan beantwoorden. De leden hebben veel vragen gesteld, maar
omdat het ook heel verschillende vragen zijn, wilde ik ze beantwoorden in de volgorde
van de sprekers. Dan kom ik zo bij de vragen van mevrouw Den Boer.
De voorzitter:
Mevrouw Den Boer vindt dat ook goed, dus laten we dat gaan doen. De Minister zal beginnen
met het beantwoorden van de concrete vragen. Gaat uw gang.
Minister Ollongren:
Ja, dank u wel. Ik begin bij mevrouw Özütok. Zij gaf een mooie rangschikking van een
aantal onderdelen waarover zij zich zorgen maakte. Haar eerste vraag ging over discriminatie
op het internet. Zij vroeg naar het meldpunt internet discriminatie. In de voortgangsbrief
over het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie is aan uw Kamer gemeld dat er
in de rijksbegroting vanaf volgend jaar geen budget meer gereserveerd is voor een
zelfstandig meldpunt. Dat klopt. Mijn collega, Ferd Grapperhaus, heeft eind vorig
jaar in een brief aangegeven dat de Europese ontwikkelingen hem hebben genoopt tot
een herbezinning op dit punt. Het gaat om een herbezinning op de aanpak van illegale
content online, waaronder de aanpak van online hate speech oftewel online discriminatie.
Bij die herbezinning zal worden gekeken naar een samenloop met andere vormen van illegale
online content en naar een rechtsbasis voor verwijderverzoeken, buitengerechtelijke
geschillenbeslechting, privacyaspecten en een rapportageverplichting. JenV is nu gestart
met een haalbaarheidsstudie. We wachten de resultaten van die haalbaarheidsstudie
af en daarna komen we met een definitief besluit. Dus de melding is gedaan. De Europese
ontwikkelingen geven aanleiding tot herbezinning en dat leidt weer tot een herbezinning
op het meldpunt. Het kabinet zal daarop terugkomen nadat de haalbaarheidsstudie is
afgerond.
De voorzitter:
Mevrouw Özütok heeft daarover een aanvullende vraag.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp dat er inderdaad een herbezinning komt, maar hoelang gaat die duren? De
Minister schetst dat er op verschillende punten een verder onderzoek of herbezinning
komt. Mijn zorg is dat het meldpunt er straks niet meer is of dat de financiering
niet op orde is. Kan de Minister gewoon op dat concrete punt ingaan en ons garanderen
dat het meldpunt tijdens die herbezinning hoe dan ook wel blijft functioneren?
Minister Ollongren:
Ik kan u op dit moment niets garanderen, behalve dan dat we dit buitengewoon serieus
nemen. De Europese ontwikkeling en de herbezinning zouden kunnen leiden tot een andere
aanpak, maar er moet wel een aanpak zijn. Dat kan ik u natuurlijk wel zeggen. Of dat
een zelfstandig meldpunt is voor internetdiscriminatie of een andere vorm? Daarvoor
is het nu te vroeg, dus daar kan ik op dit moment niet op vooruitlopen. Ik zit even
te kijken of bekend is wanneer het haalbaarheidsonderzoek is afgerond, maar ik geloof
niet dat ik dat hier paraat heb. Dat kunnen we nog even uitzoeken. Door de ambtelijke
ondersteuning wordt «dit jaar» gezegd.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog? Nee. Mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik blijf nog even doorvragen om het goed te kunnen begrijpen. Er is dus geld voor
dit jaar. Tijdens de herbezinning gaan de activiteiten door, en dan hopen we dat de
herbezinning dit jaar wordt afgerond en dat er voor volgend jaar een financiering
komt voor het meldpunt conform de herbezinning.
Minister Ollongren:
Het enige onderscheid dat ik maak is het volgende. Mevrouw Özütok heeft het steeds
over het meldpunt, terwijl ik heb uitgelegd dat de Europese ontwikkelingen hebben
geleid tot herbezinning over echt de hele aanpak. Dat heeft mijn collega van JenV
ook in een brief aan de Kamer gemeld. Het meldpunt is daar dus onderdeel van, maar
het gaat eigenlijk meer over de inhoud van wat er online allemaal mis kan gaan in
relatie tot die Europese ontwikkelingen. Het gaat dus over meer dan over het wel of
niet hebben van een meldpunt. Het gaat ook over de privacyaspecten, de buitengerechtelijke
geschillenbeslechting, de verwijderverzoeken. In zijn totaliteit zullen de haalbaarheidsstudie
en de uitkomsten daarvan leiden tot voorstellen. Wij verwachten dat de haalbaarheidsstudie
in ieder geval dit jaar gereed is. Ik kan wel bevestigen dat het budget voor dit jaar
niet het probleem is. Voor het volgende jaar is er geen budget meer gereserveerd.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Özütok, maar ook mevrouw Van den Hul en anderen spraken
over de discriminatie op de woningmarkt. Ik meen dat een van de leden vroeg naar het
inzetten van mysteryguests en andere zaken. Ik ben niet alleen coördinerend bewindspersoon
hiervoor, ik ben ook nog de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor wonen en de
woningmarkt. Bij het aanpakken van discriminatie op de woningmarkt – inderdaad verschenen
daarover vrij schokkende cijfers in de publiciteit – heb ik zo veel mogelijk geprobeerd
om aan te sluiten bij de aanpak van het Ministerie van Sociale Zaken met betrekking
tot arbeidsmarktdiscriminatie. Dat geldt trouwens ook voor stagediscriminatie; dat
komt meer van OCW. Ik heb met de vier grote steden contact over dit onderwerp. In
november vorig jaar heb ik een brief gestuurd over de aanpak inzake goed verhuurderschap.
Dat loopt dus.
Ik heb verder nog heel concreet een paar dingen uitgezet. Eén: door de Radboud Universiteit
wordt een kwalitatief onderzoek uitgevoerd om beter te begrijpen hoe de mechanismen
op de huurwoningmarkt tot discriminatie kunnen leiden en om te achterhalen welk beleid
je zou kunnen inzetten om die discriminatie tegen te gaan. Dat is zo'n voorbeeld waarbij
ik denk: we zien het. Door goed journalistiek werk hebben we eigenlijk gezien dat
het daadwerkelijk gebeurt. Maar om nog meer begrip te krijgen, om nog meer de diepte
in te kunnen en om nog meer grip te krijgen op dit onderwerp vind ik aanvullend onderzoek
noodzakelijk. Dat wordt dus op dit moment gedaan door de Radboud Universiteit.
Een ander traject is dat ik aan de gemeente Rotterdam financiering beschikbaar heb
gesteld voor het uitvoeren van een pilot. De gemeente Rotterdam gaat gewoon heel concreet
in de praktijk testen hoe dat werkt. Uit de lessen die we aan de hand van die aanpak
in Rotterdam leren kan vervolgens een aanpak komen die ik dan ook op andere plekken
in Nederland kan gaan toepassen.
De mysteryguest. Ik heb niet op voorhand zelf gezegd dat we daarmee gaan werken. Als
andere partijen dat willen doen, dan kunnen ze dat natuurlijk doen. Dat is hun eigen
verantwoordelijkheid. Ik wil graag én via het onderzoek én via de pilot in Rotterdam
wat meer grip op de situatie krijgen. Ik heb het al eerder, in een ander Kamerdebat,
gezegd: het inzetten van een mysteryguest heeft het risico dat je terechtkomt in een
sfeer waarin gezegd kan worden dat het uitlokking is. Als je dat als overheid gaat
doen, maakt je dat heel kwetsbaar. Maar ik wil ver gaan in het aanpakken van die woningmarktdiscriminatie,
omdat ik die net als u natuurlijk onacceptabel vind.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ga nog even op dit punt door. Eerder heeft collega Nijboer van mijn fractie een
motie ingediend met het doel om juist die discriminerende makelaars op te sporen en
aan sancties te onderwerpen. Is dat ook een denkrichting die de Minister verder oppakt?
Ik hoor nu «onderzoek» en «gesprek», maar als er sprake is van discriminatie, zou
ik graag ook nog wat zien op het gebied van de gevolgen die de Minister daaraan verbindt.
Minister Ollongren:
Dat is onderwerp van gesprek met zowel de gemeenten als de sector zelf. Want daar
heb ik het natuurlijk op de agenda gezet. Overigens neemt gelukkig iedere vertegenwoordiger
van de sector afstand van dit soort praktijken. Zij zeggen dat het ongelofelijk moeilijk
is om daar precies achter te komen. Daar lopen we tegenaan. Je moet het wel heel precies
weten wil je vervolgens actie kunnen ondernemen, bijvoorbeeld door aangifte te doen.
Dat geldt ook hier. De gemeenten zijn dus gemotiveerd en de sector zelf zegt «wij
willen dit allemaal helemaal niet», maar zij hebben geen concrete aanwijzingen dat
dit bijvoorbeeld bij hun leden daadwerkelijk is gebeurd. En dat is natuurlijk wel
nodig voordat je zo ver kunt gaan.
Mevrouw Özütok vroeg naar de gelijke behandeling in het Caribisch deel van Nederland.
Dat is natuurlijk een goed en bekend punt. Het is ook door het College voor de Rechten
van de Mens naar voren gebracht. Net zoals dat college zie ook ik het belang van wetgeving.
Als je terugkijkt naar de herinrichting van het Koninkrijk in 10-10-10, dan zie je
dat anders is besloten. Dat is dus het uitgangspunt waar we mee te maken hebben. Als
je nu zou zeggen «we zijn nu negen jaar verder en we vinden toch dat het wel moet»,
dan moeten we een manier vinden die behapbaar is voor het bestuur daar en voor de
mensen daar. Op de eilanden hebben ze natuurlijk toch minder absorptievermogen, zo
zou ik bijna zeggen, dan hier. Dat neemt natuurlijk niet weg dat discriminatie daar
net zo ontoelaatbaar is als hier. Wat ik wil doen, is verkennen wat er juridisch en
praktisch nodig zou zijn om wetgeving in te voeren en dat afwegen tegen de belasting
die dat daar oplevert voor het bestuur, de werkgevers, de dienstverleners, de scholen
et cetera. Er is dus wel nog wat denkwerk en wat onderzoekswerk nodig voordat we met
elkaar een gesprek zouden kunnen hebben over de vraag of er een wet kan komen. Maar
ik denk dat het toch beter is om die tijd te nemen, want als je te snel met een wet
komt die vervolgens niet blijkt te werken, dan zijn we ons doel ook voorbijgeschoten.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Nogmaals, waardering voor de verkenning waarmee de Minister bezig is. Het gaat om
mensenrechten. Het gaat om gelijke bescherming. We hebben hier wetgeving. De BES-eilanden,
ook al zijn zij een bijzonder openbaar lichaam, maken onderdeel uit van ons stelsel.
Mijn fractie vindt dit echt een ongelofelijk belangrijk punt. De Minister wijst er
ook op dat het absorptievermogen van de besturen aldaar zijn beperkingen – dat zijn
mijn woorden – heeft. Daar zijn wij allemaal bekend mee. Ik erken dat het aan bestuurskracht,
faciliteiten en mankracht ontbreekt, maar het frustreert mij dat wij iedere keer op
onze handen gaan zitten als wij het over een verbetering van de situatie van mensen
en van mensenrechten hebben. Dat frustreert. Dus in die zin is mijn concrete vraag:
als die hulp en ondersteuning nodig zijn, is de Minister dan bereid om dit ook in
die verkenning mee te nemen?
Minister Ollongren:
De verkenning die ik voor me zie, gaat over de vraag welke vormen van discriminatie
er veel voorkomen: waar zou je je dan op moeten richten, welke wetgeving is er al,
welke praktische aanpassingen zou je kunnen doorvoeren voordat je misschien tot juridische
aanpassingen overgaat? Hoe zou je bijvoorbeeld het beste een klachteninstantie kunnen
inrichten? Het is dus eigenlijk een vrij concreet onderzoek. Misschien dat dit mevrouw
Özütok enigszins geruststelt. Het is vooral praktisch ingegeven.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik blijf het met belangstelling volgen. Als de Minister daarbij een tijdpad kan aangeven,
dan ben ik helemaal blij.
De voorzitter:
Kan de Minister mevrouw Özütok helemaal blij maken?
Minister Ollongren:
Het is de bedoeling om ook dit dit jaar af te ronden.
De voorzitter:
Dat is een tijdpad. Dus nu bent u helemaal blij, mevrouw Özütok.
De Minister vervolgt haar beantwoording.
Minister Ollongren:
Voorzitter. Mevrouw Özütok heeft ook gevraagd hoe het staat met de opvolging door
het Rijk van de oordelen van het college. Zij vroeg of de overheid hierbij niet het
goede voorbeeld moet geven. Zij baseert zich, denk ik, op een uitspraak van het college
zelf. Het college heeft geconstateerd dat de overheid de oordelen minder vaak opvolgt
dan private organisaties. Ik wijs haar erop dat in dit geval de overheid wel breder
is dan alleen de rijksoverheid. Ik ben het helemaal met haar eens dat het Rijk – en
wat mij betreft ook breder dan dat – natuurlijk een voorbeeldfunctie heeft. Ik heb
daarom gezegd dat het goed is dat ik mijn collega's daarop aanspreek. Zo beschouw
ik dan maar mijn coördinerende rol. Ik neem het dus op mij om mijn collega's aan te
spreken op het naleven van het oordeel van het college. Dit jaar was dat niet nodig.
In 2018 heeft het college maar één oordeel gegeven over de rijksoverheid en dat oordeel
ging niet over discriminatie. In 2017 gaf het college vijf oordelen waarin het concludeerde
dat de rijksoverheid zich schuldig had gemaakt aan discriminatie. Die oordelen zijn
wel allemaal opgevolgd. Ik moet er wel even bij zeggen dat de Minister van JenV het
oordeel over het dragen van een hoofddoek bij het politie-uniform gemotiveerd naast
zich heeft neergelegd. De meeste oordelen van het college tegen de overheid hadden
betrekking op gemeenten die een woonwagenbeleid voerden dat discriminatie opleverde.
Dat heeft ertoe geleid dat ik, weer in mijn andere hoedanigheid, een handreiking voor
gemeenten heb opgesteld om dit op te lossen. Ik neem dat dus heel erg serieus.
Dan de vraag over de facultatieve protocollen en in het bijzonder de stand van zaken
rond het VN-Gehandicaptenverdrag. Mevrouw Özütok, maar ook mevrouw Van den Hul, vroeg
daarnaar. Ik kan u zeggen dat het kabinet op dit moment nog geen standpunt heeft ingenomen
over het ondertekenen of ratificeren van facultatieve klachtenprotocollen horende
bij een drietal internationale verdragen waaronder het VN-Gehandicaptenverdrag. Op dit moment wordt de doorwerking van de bepalingen van het klachtenprotocol
in de Nederlandse rechtsorde door de betrokken departementen bestudeerd. Dat is best
wel een ingewikkeld en complex juridisch geheel. Ik neem deze vraag dus mee terug
naar het kabinet. Ik zal hierover overleggen met mijn collega van Buitenlandse Zaken
en ervoor zorgen dat ik u in ieder geval informeer over het tijdpad dat hierbij hoort.
Dit naar aanleiding van uw vraag.
Voorzitter. Mevrouw Özütok maakte ook nog een opmerking over zwangerschapsdiscriminatie
en, wat breder misschien, over de arbeidsmarktdiscriminatie. Ik zei er daarnet al
iets over. We zijn er nu volop mee bezig. Er is een onderzoeksprogramma ingericht.
Deze onderzoeken starten in de eerste helft van 2019. Het onderzoeksprogramma richt
zich op de vraag welke instrumenten kunnen worden ingezet. Ik noem bijvoorbeeld anoniem
solliciteren of de inzet van het instrument de mysteryguest. Dat gaan we in de eerste
helft van 2019 doen. Er komt een brede bewustwordingscampagne over arbeidsmarktdiscriminatie.
De thema's werving en selectie, maar ook zwangerschapsdiscriminatie en gelijke beloning
komen hierin aan bod. In het tweede kwartaal ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage
hierover. En dan gaan we natuurlijk ook proberen te kijken naar de effectiviteit van
de ingezette maatregelen.
Voorzitter. Dan ben ik bij de heer Krol van de partij 50PLUS. Hij vraagt heel terecht
aandacht voor het fenomeen leeftijdsdiscriminatie. Een verbod op discriminatie op
grond van leeftijd bij arbeid is opgenomen in de Algemene wet gelijke behandeling,
maar dat weet hij heel goed. Als er leeftijdsdiscriminatie aan de orde is, dan kan
dat worden voorgelegd aan het College voor de Rechten van de Mens. Als het college
een uitspraak heeft gedaan en de werkgever zich daar niet aan houdt, dan kan de benadeelde
natuurlijk altijd naar de rechter stappen, zoals we net ook bespraken. Als ik hem
goed heb begrepen, pleit de heer Krol er al wat langer voor – hij sprak over «het
vorige kabinet» – om dit op te nemen in het Wetboek van Strafrecht. In dit opzicht
val ik ook terug op dingen die eerder zijn gemeld aan de Kamer. Hij weet dat aan de
beslissing om dit niet te doen een bewuste keuze van de wetgever ten grondslag ligt,
en dat is het afwegingskader dat met uw Kamer is gedeeld in brieven van 13 september
en 5 december 2017. Ik geloof dat de heer Krol daar ook uit citeerde. Dat is dus inderdaad
gedaan door het vorige kabinet en door dit kabinet. Dat afwegingskader vind ik nog
steeds steekhoudend. Het kabinet ziet op dit moment dus geen aanleiding om de leeftijd
als discriminatiegrond op te nemen in het Wetboek van Strafrecht. Overigens gaan veel
van de voorbeelden die de heer Krol noemde over gelijke behandeling. Dat geen onderscheid
wordt gemaakt op grond van leeftijd, bijvoorbeeld in het geval van een sollicitatie
maar ook in andere situaties, is natuurlijk precies wat we met elkaar moeten bevorderen.
Ik denk dat de route die de heer Krol voorstaat, namelijk een strafrechtelijk verbod,
niet de route is. De zaken die hij noemt, vallen onder het bereik van de AWGB, de
Algemene wet gelijke behandeling, en daarmee is er wettelijke bescherming.
De heer Krol (50PLUS):
In mijn bijdrage zei ik al dat ik waardering had voor in ieder geval de aandacht die
de huidige Minister daarvoor heeft. In mijn ogen heeft zij daarvoor zelfs meer aandacht
dan haar voorgangers. Welk mechanisme gaat daar nu achter schuil? Dat interesseert
mij natuurlijk wel. Vorige week merkte ik dat er in Europa al wel interesse voor is
om te kijken of je het strafrechtelijk zou kunnen aanpakken. Voor je in Nederland
zover zou gaan, is het misschien interessant om te laten onderzoeken welk mechanisme
nu achter de veel voorkomende leeftijdsdiscriminatie zit. Zouden wij elkaar daarin
kunnen vinden? Zou een dergelijk onderzoek misschien in gang gezet kunnen worden?
Minister Ollongren:
De enige kanttekening die ik daarbij wil maken, is dat ik niet weet welk onderzoek
al wordt gedaan. Als de heer Krol mij dat toestaat, wil ik daar eerst naar kijken.
Als ik dan constateer dat er nog een leemte te vullen is – indachtig wat ik net zei
over de andere zaken die lopen – dan ben ik natuurlijk bereid om te kijken of een
aanvullend onderzoek ons meer inzicht kan geven en suggesties kan opleveren voor beleidsreacties.
Dus die toezegging doe ik graag.
De heer Krol (50PLUS):
Deze toezegging maakt een tweede lid van de Kamer erg vrolijk.
De voorzitter:
Als we zo door blijven gaan... Ik wil de Minister en de leden erop wijzen dat wij
nog 30 minuten hebben totdat de vergadering wordt gesloten. Als de Minister de antwoorden
op ons kan afvuren als ware zij een mitrailleur, dan hebben we wellicht nog tijd voor
een tweede termijn. Dat zullen we dan even bekijken. Als de leden iets terughoudend
willen zijn met verdere interrupties, dan moet dat zeker lukken. De Minister.
Minister Ollongren:
Voorzitter, ik zal mijn best doen, maar: gezegend is de Minister die veel vragen krijgt.
En ik heb er heel veel gekregen.
Voorzitter. De vertegenwoordiger van de VVD, mevrouw Yesilgöz, vroeg naar de International
Holocaust Remembrance Alliance. Zij vroeg of de definitie van «antisemitisme» nu ook
in de praktijk zal worden gehanteerd. De IHRA-verklaring geeft eigenlijk een werkdefinitie
van «antisemitisme». Daar zijn ook gedragingen aan toegevoegd die door de IHRA worden
beschouwd als indicatoren van antisemitisme en die kunnen duiden op strafbare gedragingen.
Zo zit het in elkaar. Naar aanleiding van de motie-Van der Staaij heeft de Minister
van JenV deze indicatoren gedeeld met politie en OM. Daardoor kunnen politie en OM
deze indicatoren betrekken bij het opnemen van een aangifte en meewegen in het oordeel
over de vraag of er sprake is van groepsbelediging, van haatzaaien of van een discriminatoir
aspect.
Mevrouw Yesilgöz sprak in een interruptiedebat met mevrouw Den Boer over de coördinator
die, dacht ik, door de VVD en de ChristenUnie is voorgesteld. Het Landelijk Expertise
Centrum discriminatie van het Openbaar Ministerie heeft natuurlijk al een coördinerende
functie voor melding, registratie en opvolging. Het OM voert vervolgens met de politie,
ADV's en eventuele andere betrokkenen zoals gemeenten of belangenorganisaties overleg
over wat zij samen zien aan trends gebaseerd op incidenten. Zij praten met elkaar
over de gewenste aanpak. Met de nieuwe Aanwijzing discriminatie heeft het OM meer
mogelijkheden gekregen om te kijken welke aanpak, welke interventie, tot het beste
resultaat leidt. Wij denken dat deze structuur voldoende is voor een goede aanpak,
maar ik heb natuurlijk de vraag en de opmerkingen gehoord. Mijn collegaminister van
JenV is daar natuurlijk van op de hoogte. Naar aanleiding van dit AO zal ik dit ook
nog onder zijn aandacht brengen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik dank de Minister voor het feit dat zij dit nog onder de aandacht zal brengen van
de Minister van Justitie en Veiligheid. De initiatiefnota waarin uitgebreid wordt
vermeld welke nationaal coördinator wij voor ons zien, komt natuurlijk nog deze kant
op. Ik ben heel erg benieuwd naar de reactie van het kabinet daarop en ik ben benieuwd
of er overlappingen zijn of dat wij dingen hebben gemist. Wellicht is het dus ook
een idee om daar nog heel even op te wachten. Ik vind het heel erg fijn als het kabinet
daarnaar kijkt. Voorzitter, is het wellicht mogelijk dat wij op den duur een evaluatie
krijgen van de toepassing van de werkdefinitie van de IHRA, zodat we zien hoe dit
in de praktijk heeft uitgepakt? Dat kan dan wellicht over een jaar. Dan kunnen we
eens kijken hoe zo'n werkdefinitie werkt en of we daar wat aan hebben gehad of niet.
De voorzitter:
Daar kan ik u geen antwoord op geven, maar ik speel de vraag even door aan de Minister.
Misschien dat zij daar een antwoord op weet.
Minister Ollongren:
Dat is altijd verstandig om te doen. Ik weet niet precies voor wanneer die is voorzien,
maar dat zeg ik graag toe. Daar kom ik op terug.
Dan het initiatief. U zei zonet «voor mij is dit misschien het hoogst haalbare», maar
de Tweede Kamer is het hoogst haalbare, want zij is het hoogste orgaan. Dus uiteraard
wacht het kabinet af waar u mee komt.
Voorzitter. Mevrouw Yeşilgöz maakte een opmerking over het aantal meldpunten en instanties
dat zich in Nederland bezighoudt met het onderwerp discriminatie. Het is waar: er
zijn verschillende organisaties en er zijn verschillende meldpunten. Maar er zijn
ook wel verschillende taken en rollen. Omdat discriminatie een complex maatschappelijk
probleem is met veel gezichten en vormen, zoals vandaag ook wel is gebleken, is het
ook een probleem dat vooral via samenwerking moet worden opgelost. Wij hadden het
net al over politie en OM, we hadden het over het College voor de Rechten van de Mens,
we hadden het over de ADV's, de antidiscriminatievoorzieningen, en over de verschillende
meldpunten. Zij vervullen allemaal een functie. Ik zou mij pas wel echt zorgen maken
als helemaal langs elkaar heen werd gewerkt, als niet naar elkaar zou worden doorverwezen.
Het kan natuurlijk allemaal beter, maar de intentie om goed samen te werken is er.
Daarom is het denk ik ook goed dat het nationaal actieprogramma er is, want dat structureert
de goede samenwerking tussen de instanties. Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen
de betrokken bewindspersonen. We stroomlijnen die aanpak dus in feite door dit te
agenderen, in het actieprogramma en in de onderlinge samenwerking van de ministeries.
Het allerbelangrijkste waar we samen voor moeten zorgen is dat mensen weten waar ze
moeten zijn. Bijvoorbeeld de ADV's hebben zo'n doorverwijzingsfunctie. Dit kun je
overigens ook gewoon via het internet doen. Je hoeft niet fysiek ergens naartoe. Als
mensen op het internet kijken, kunnen ze het ook al vinden. Jongeren moet je misschien
op een andere manier vinden en benaderen dan ouderen. Die ruimte moet er zijn. We
moeten geen wildgroei hebben. We moeten verschillende organisaties hebben die goed
met elkaar samenwerken en zo nodig naar elkaar verwijzen.
Mevrouw Yeşilgöz vroeg ook naar een landelijk rapport over de meldcijfers. Sinds 2015
komt er jaarlijks een rapport uit met cijfers over discriminatie. Dat zijn meldingen
van politie, de ADV's, het college en het meldpunt internet discriminatie. Deze rapportage
is ook voor 2018 voorzien. Zij verschijnt naar verwachting half april.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz, nou gaat het continu goed, maar nu blijven we erin hangen. Mevrouw
Yeşilgöz-Zegerius van de VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Doordat ik nu een vraag mag stellen, voorkom ik in ieder geval mijn tweede termijn.
Ik snap natuurlijk wat de Minister zegt: zij hebben alle een eigen functie; het is
een complex probleem, dus je moet ook de ruimte bieden opdat iedereen het op zijn
eigen manier kan doen. Dat waardeer ik, maar de beantwoording daarna reflecteerde
niet helemaal de opvolging van de toezegging die ik had verwacht. Een eenduidige registratie
en opvolging zijn denk ik wel heel erg belangrijk, want daardoor weten wij weer wat
er allemaal bij die meldpunten is binnengekomen, wat dat nou echt betekent en wat
daarmee is gebeurd. Volgens mij hebben wij keer op keer gezamenlijk geconstateerd
dat dat ontbreekt. De meldingen worden door iedereen op een eigen manier geregistreerd
en de opvolging verschilt heel erg. Die eenduidige registratie ontbreekt voor mij
echt. Een actualisatie van hetgeen in 2015 is verzonden is voor mij dus niet voldoende,
want ik wil wel graag dat al die meldpunten – hoeveel het er ook zijn en op welke
niveau ook – op diezelfde manier reageren en registreren. Dan krijgen wij cijfers
op basis waarvan wij zeker weten hoe het er nu uitziet, natuurlijk binnen de aangiftebereidheid,
de meldingsbereidheid en noem maar op. Ik zou heel graag willen dat er op een andere
manier naar de toezegging wordt gekeken die ik vorig jaar heb gekregen. Ik krijg nu
antwoord op een ander probleem dan het probleem dat ik heb aangekaart.
Minister Ollongren:
Kan mevrouw mevrouw Yeşilgöz nu al constateren dat zij niet tevreden is, terwijl ik
half april rapporteer? Dat is even de vraag. Dat weet mevrouw Yeşilgöz natuurlijk
niet, en ik ook niet. Half april kunt u daarover oordelen. Ik kan mij voorstellen
dat we daar dan weer over komen te spreken.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Mijn reactie was gericht op de samenvatting die de Minister zojuist gaf, maar ik kijk
uit naar half april. Ik zou het waarderen als daarin in ieder geval de zorg die ik
net heb geuit, wordt meegenomen. Onze vragen hebben echt op die zorg betrekking: weten
mensen waar ze terechtkunnen, weten wij wat we met die cijfers moeten doen, hoe kunnen
wij die duiden en kunnen we daar beleid aan koppelen?
Minister Ollongren:
Ik hoop mevrouw Yeşilgöz in april in positieve zin te kunnen verrassen. Ik heb natuurlijk
gehoord wat zij daar vorig jaar over heeft gezegd.
Voorzitter. Dan ben ik bij mevrouw Den Boer. Haar eerste vraag ging ook over meldpunten,
maar het was een beetje een andere vraag. Zij vroeg: valt er wel iets te vieren na
tien jaar ADV's? Zeker, dat denk ik wel. Maar we kunnen niet met elkaar vieren dat
we tevreden achterover kunnen leunen. Dat zeker niet. Wij hebben lokale ADV's. Die
staan dicht bij de burger. Zij zijn niet alleen een plek waar je je kunt melden; zij
geven ook voorlichting. Zij houden lokaal de vinger aan de pols: hoeveel komt discriminatie
eigenlijk voor? Dat feit vind ik toch wel iets om te vieren. Er zijn er nu 37, die
in principe heel Nederland afdekken. Er is zelfs inmiddels een koepelvereniging voor
ADV's. Tja, het is Nederland, he? Die koepelvereniging heet Discriminatie.nl. Daar
wordt heel veel gebruik van gemaakt. Je merkt dat heel veel gemeenten op deze manier
werken. Dus ik denk dat we met elkaar iets te vieren hebben. Tegelijkertijd vrees
ik dat we dat over tien jaar nog een keer kunnen gaan doen, want er is ook nog wel
heel veel werk te doen.
De masterclasses discriminatiebeleid voor kleine gemeenten staan gepland voor de tweede
helft van dit jaar. Mevrouw Den Boer vindt dat het allemaal niet snel genoeg gaat.
Daar heb ik natuurlijk begrip voor. Tegelijkertijd kosten dingen tijd. Kort na de
rapporten van eind 2017 heb ik een lokale handreiking antidiscriminatiebeleid laten
opstellen. Daarin worden instrumenten vermeld voor een effectief beleid en daarin
zijn voorbeelden van gemeenten opgenomen die weer voor anderen nuttig kunnen zijn.
De masterclasses voor gemeenten zijn een volgende stap binnen dat bredere traject.
Daarin doen we eigenlijk alles om gemeenten te stimuleren en te ondersteunen. De masterclasses
zijn daar onderdeel van. Je moet het toch goed doen. Je moet ook rekening houden met
wat de gemeenten allemaal zelf te doen hebben. Zo zijn we uitgekomen op de tweede
helft van dit jaar. Ik hoop dat het inhoudelijk zo goed is dat mevrouw Den Boer de
iets langere voorbereidingstijd voor lief neemt.
Mevrouw Den Boer vroeg ook of het extra bestuurlijke overleg met gemeenten z'n vruchten
afwerpt en of dat ook gemonitord wordt. Ik zal daar natuurlijk over rapporteren. Ik
was van plan dat voor de zomer te doen. Wij merken zelf al dat dat echt wel wat in
gang heeft gezet. Er zijn gemeenten die een herbezinning hebben gedaan op hun beleid
en hun ADV-functies. Er zijn gesprekken met gemeenten en ketenpartners om te kijken
hoe zij aan het werk zijn gegaan. Het is allemaal lokaal maatwerk. Het is in de ene
gemeenten weer heel anders dan in de andere gemeente. Daarnaast is er natuurlijk ook
overleg op het niveau van de VNG en zelfs dat van het IPO. Kortom, er gebeurt een
heleboel. Ik ben dus voornemens om voor de zomer hierover te rapporteren. Dan kunt
u zelf beoordelen hoe dat gaat.
Mevrouw Den Boer vroeg ook nog naar het Europese Fundamental Rights Agency en het
rapport dat zij hebben uitgebracht over Joden in Europa. Dat is een zorgwekkend rapport,
want het zegt echt dat het gevoel van intolerantie en haat jegens hen is toegenomen.
Er zijn meer rapporten die in dezelfde richting wijzen. Rapportages van de Anne Frank
Stichting zeggen dat het aantal incidenten is toegenomen, dat de ervaring van discriminatie
is toegenomen en dat ook het aantal meldingen van antisemitisme op internet licht
is gestegen. Daar staat weer tegenover dat er bij de ADV's en de politie over 2017
– dat is natuurlijk wel meer dan een jaar geleden – weer een lichte daling was. We
weten dat er sprake is van onderregistratie ten opzichte van het aantal incidenten
dat daadwerkelijk plaatsvindt, omdat niet iedereen daar melding van maakt, maar we
nemen de gevoelens van angst en onbehagen bij de Joodse gemeenschap natuurlijk heel
serieus. Ik vind het zelf ook buitengewoon zorgelijk als mensen zeggen dat ze zich
niet vrij voelen om in Nederland openlijk Joods te zijn. Dat vinden we een buitengewoon
zorgwekkend signaal. Er is ook overleg over. Collega Grapperhaus heeft daar veel overleggen
over gevoerd. Dat moeten we blijven doen.
Mevrouw Den Boer (D66):
U noemt de meldingsbereidheid en onderregistratie of onderrapportage. Dat speelt in
Nederland, maar ook elders in Europa. Maar de intentie om de meldingsbereidheid te
vergroten bestaat al enige tijd. Kunt u dit nou wat meer handen en voeten geven? Kunt
u wat concrete maatregelen nemen die de professionals in het veld ook daadwerkelijk
instrumenten in handen geven om die meldingen te verbeteren, om met name de rapportage
beter en helderder te krijgen en om meer zaken boven tafel te krijgen? Dat lijkt me
heel erg belangrijk. Wat bijvoorbeeld ook nog speelt, is dat de politie een programma
had, de Kracht van het Verschil, dat helaas ophoudt te bestaan. Er zit heel veel kennis
en expertise bij de politie, maar hoe gaat dat als dat programma straks ophoudt? Kunt
u er dus misschien nog even nader op ingaan hoe we dit concreet handen en voeten gaan
geven?
Minister Ollongren:
Je geeft het natuurlijk concreet handen en voeten door ervoor te zorgen dat de professionals
hier op een goede manier mee omgaan. Dat heeft natuurlijk al langer de aandacht, zeker
als het over antisemitisme gaat. Dit is eigenlijk een beetje naar analogie van andere
zaken die bij de politie spelen, bijvoorbeeld discriminatie van lhbti'ers. Hoe zorg
je daar voor een hogere aangiftebereidheid? Dat geldt voor deze groep idem dito. Ik
ben het helemaal met mevrouw Den Boer eens dat dat betekent dat er bij die professional
ook aandacht voor moet zijn. In dit specifieke geval zou ik bij collega Grapperhaus
moeten nagaan wat hij doet en nog voornemens is te doen om dat te vergroten. Ik neem
die vraag graag mee terug naar het kabinet.
De voorzitter:
Ik heb nog even een vraag aan de leden. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius heeft al aangegeven
geen tweede termijn nodig te hebben. Ik kijk even naar de andere leden om te zien
of iemand nog wel een tweede termijn wil. Ik zie dat dat voor in ieder geval twee
leden geldt. Ik geef de Minister nog vijf minuten voor de resterende vragen. Dan gaan
we beginnen aan de tweede termijn.
Minister Ollongren:
Sorry, heb ik het woord?
De voorzitter:
Jazeker. Gaat uw gang.
Minister Ollongren:
Excuses, voorzitter. Ik zal proberen nog sneller te praten. Mevrouw Den Boer vroeg
nog of er een onderzoek bekend is waarin gekeken is naar hoeveel mensen in Nederland
discriminatie ervaren in plaats van melden. Dat gaat een beetje over hetzelfde punt.
Het onderzoek dat bij ons bekend is, is dat van het SCP. Ik zal niet samenvatten waar
dat allemaal over gaat, maar ik kan u wel melden dat het onderzoek zal worden herhaald.
Het is gedaan in 2013 en zal dit jaar worden herhaald. Het wordt naar verwachting
in december 2019 opgeleverd. Zodra het er is, zal het natuurlijk ook naar uw Kamer
gaan.
Dan kom ik bij mevrouw Van den Hul. Zij vroeg aandacht voor arbeidsgehandicapten in
dienst bij het Rijk. Wij zetten daar echt fors op in. Zij noemde mijn collega mevrouw
Van Ark. Mevrouw Van Ark en ik zijn daar heel hard mee bezig. We willen die banenafspraak
voor arbeidsbeperkten maken. We hebben afgesproken dat juist voor deze groep banen
moeten worden gerealiseerd. We hebben daar een groot aantal instrumenten voor. Ik
ga die hier niet opnoemen, maar we hebben daar op allerlei manieren echt een impuls
aan gegeven om veel meer banen te realiseren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Gelukkig zijn er ook andere momenten waarop daar in de Kamer over wordt gesproken.
Aan het actieplan veiligheid lhbti'ers wordt hard gewerkt. Het zijn mijn collega's
van OCW en JenV die dit doen. Zij zullen uw Kamer als het enigszins meezit voor 1 april
hierover informeren.
De verklaring van Nashville kwam weer even langs. Het kabinet heeft zich hier natuurlijk
al over uitgesproken. Ik zei al: wij vinden, met u allemaal, geloof ik, dat iedereen
in Nederland altijd en overal zichtbaar zichzelf moet kunnen zijn. Dat is mijn uitgangspunt
en dat is het uitgangspunt van het kabinet. Die Nashvilleverklaring is daar niet mee
in overeenstemming. Die druist daar wat mij betreft lijnrecht tegen in.
Mevrouw Van den Hul vroeg ook nog specifiek naar moslimdiscriminatie. Ik vind eigenlijk
dat je, als je de aanpak van discriminatie hoog in het vaandel hebt staan, ook de
aanpak van moslimdiscriminatie hoog in het vaandel hebt staan. Een aantal van de speerpunten
die ik in mijn brief noem, slaan natuurlijk ook daarop. Dan gaat het over arbeidsmarktdiscriminatie,
stagediscriminatie en woningmarktdiscriminatie.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul heeft een korte vraag. O, die komt in de tweede termijn? Prima.
Dank u wel.
Minister Ollongren:
Mevrouw Van den Hul vroeg ook naar de onnodige geslachtsregistratie. Half februari
– dat is al bijna, dus laten we zeggen: deze maand – komt er een brief van het kabinet
uw kant op. Die zal de Minister van Onderwijs sturen, mede namens de collega's van
JenV en BZK. Daar vindt nog een laatste afstemming over plaats. Daarin gaat het dus
over de in het regeerakkoord al genoemde beperking van onnodige geslachtsregistratie,
zoals mevrouw Van den Hul ook zei.
Zij vroeg ook naar lhbti-discriminatie en de politie. De politie heeft natuurlijk
een aanpak, Roze in Blauw. Dat vind ik persoonlijk een hele mooie aanpak. Daarnaast
denk ik dat de politie er echt alles aan doet om te zorgen dat de meldingsbereidheid,
de aangiftebereidheid, omhooggaat. We spraken daar net al even over. Iedere politiemedewerker
moet aanspreekbaar zijn en is aanspreekbaar op de aanpak van discriminatie. Het informele
medewerkersnetwerk geeft daar ook vorm aan en heeft die functie ook intern, voor de
collega's binnen de politie, om te laten zien dat ook binnen de politie iedereen zichzelf
moet kunnen zijn.
Een belangrijk punt van mevrouw Van den Hul ging over een coördinerend bewindspersoon
voor geweld tegen vrouwen. Misschien is het het beste als ik deze suggestie en dit
verzoek bespreek met mijn collega van JenV, in plaats van dat ik daar nu een antwoord
op geef. Ik zou daar graag met hem over willen overleggen.
Dan ben ik bij de heer Öztürk, die begon met de opmerking dat discriminatie effect
kan hebben op de gezondheid. Ik heb daar geen studie over gezien, maar ik kan het
me eigenlijk wel heel goed voorstellen. Het geeft ook nog maar eens aan hoe belangrijk
het is dat discriminatie wordt bestreden en hoe belangrijk het is dat we discriminatie
niet tolereren in Nederland. Dat is ook wat mij motiveert om me hiervoor in te zetten.
Ik wil niet dat mensen in Nederland dat ervaren. Ik moet met de heer Öztürk constateren
dat dit helaas wel het geval is.
De heer Öztürk had nog een aantal wat meer specifieke vragen. Hij deed de suggestie
van een discriminatiedetector, als ik hem goed heb verstaan. Dat is nog best wel lastig.
Tegenwoordig hebben we social media en algoritmes. Veel dingen kunnen op internet.
Ik noem een voorbeeld. Facebook is aan het experimenteren om illegale, echt strafbare
content op te sporen. Dat doet het door het toepassen van algoritmes. Dat is moeilijk,
maar het kan wel als het heel specifiek is. Een naar voorbeeld daarvan is kinderporno.
Op die manier kunnen ze die opsporen. Dat is veel lastiger met een wat diffuser onderwerp
als discriminatie. Ik denk dat wat de heer Öztürk bedoelt, te complex is om op die
manier te ondervangen. Maar ik waardeer natuurlijk wel zijn inspanningen om innovatieve
manieren te bedenken om daarmee om te gaan.
De heer Öztürk sprak ook nog over etnisch profileren. Er zijn tal van manieren om
etnisch profileren tegen te gaan. Dat maakt onderdeel uit van het programma Kracht
van het Verschil. Over dat programma wordt de Kamer op de hoogte gehouden in voortgangsbrieven.
Voorzitter, ik ga naar uw vragen die u gesteld hebt in uw hoedanigheid als woordvoerder
van de CDA-fractie.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter, mag ik...
De voorzitter:
Ik zou u dat graag willen toestaan in uw tweede termijn, meneer Öztürk. Dan kunnen
we nog even de vragen die de woordvoerder van het CDA gesteld heeft, afhandelen. Dan
gaan we de laatste termijn in.
De heer Öztürk (DENK):
Dat kan, maar ik heb vandaag amper interrupties gepleegd. Ik zie dat mijn collega's,
met name die van de coalitie, alle ruimte hebben gekregen om interrupties te plegen.
Ook werden die uitgebreid beantwoord. Ik wil daar op z'n minst één keer gebruik van
maken en een vraag aan de Minister stellen. Dat moet toch wel kunnen?
De voorzitter:
Ja, zeker moet dat kunnen. Het is juist dat u terughoudend bent geweest, maar we hebben
ook op de klok te letten. Dat heb ik ook aan het begin aangegeven. Dus we gaan nu
toch echt even door met de beantwoording van de vragen aan de Minister. Dan geef ik
u daarna de gelegenheid in tweede termijn.
De Minister.
De heer Öztürk (DENK):
Dit is nou precies het probleem in Nederland. Iemand die zich rustig houdt, heeft
één vraag, maar krijgt vervolgens niet de tijd. Hier ergeren mensen zich aan. Er wordt
uitvoerig antwoord gegeven. De Minister gaat uitvoerig in op vragen van de coalitie.
Dan is de oppositie er met één vraag. Maar die krijgt hij niet. Dat is precies waarom
mensen zich gefrustreerd voelen. Dit moeten we zelfs hier niet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, een punt van orde.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Het staat de heer Öztürk compleet vrij om hier het slachtoffer uit te
hangen, maar volgens mij hebben we hier heel duidelijk met elkaar afgesproken hoe
we dit debat zouden inrichten.
De heer Öztürk (DENK):
Dit is geen punt van orde.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De voorzitter heeft zich daaraan gehouden. Op het moment dat de voorzitter het hanteert
zoals wij het met elkaar hebben afgesproken, vind ik het bijzonder ongemakkelijk als
vervolgens een lid hier zegt dat hij wordt achtergesteld en niet dezelfde ruimte krijgt
als ieder ander. Dus ik voel mij genoodzaakt om hier even wel een punt van te maken.
We hebben hier iets met elkaar afgesproken en we hebben ons er allemaal aan gehouden.
Als u dat geen prettige afspraak vindt, meneer Öztürk, adviseer ik u bij een volgend
debat andere afspraken te maken, maar niet de voorzitter daarop aan te vallen.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Ik word hier aangesproken met het woord «slachtoffer». Ik ben hier feitelijk
bezig. Ik zeg gewoon dat ik bewust weinig interrupties heb gepleegd. U constateert
dat ook en zegt gewoon: dat klopt. Vervolgens probeert iemand hier mij via de procedures
in een slachtofferrol te drukken. Dit is precies wat er in de samenleving gebeurt.
Op het moment dat u mij die vraag zou laten stellen, was die allang beantwoord geweest
en hadden we deze problemen niet. U geeft hiermee de VVD de gelegenheid om iemand
anders in een slachtofferrol te stoppen.
De voorzitter:
Ik heb u aangegeven dat u een vraag kunt stellen in de tweede termijn. De tijd daarvoor
is door deze wisseling in ieder geval een stuk beperkter geworden. Zowel aan de kant
van de oppositie als aan de kant van de coalitie zijn alle partijen ruim in de gelegenheid
gesteld om te interrumperen. Er zijn nu twee woordvoerders die een zeer kort antwoord
krijgen, waarvan één oppositie- en één coalitiepartij. Ik heb daar als voorzitter
weinig problemen mee omdat ik naast het uitoefenen van mijn woordvoerderschap ook
gewoon de orde heb te volgen en te beheersen. Dus ik zou de Minister in de gelegenheid
willen stellen om haar antwoord af te maken. Daarna doen we een tweede termijn. Daar
kunt u uw inhoud in kwijt.
De Minister.
Minister Ollongren:
Voorzitter, dank u wel. Inderdaad ben ik aangekomen bij de vragen van het lid van
het CDA. Hij sprak over boegbeelden en goede voorbeelden uit het bedrijfsleven. Soms
word je een boegbeeld tegen wil en dank. Ik denk aan Jos Wienen, die nu boegbeeld
is voor bedreigde burgemeesters. We hebben natuurlijk mooie boegbeelden in de publieke
dienst: de burgemeesters van Arnhem en Rotterdam. Ook in het bedrijfsleven zijn er
inderdaad goede voorbeelden van hoe je daarmee om kunt gaan. Gister hebben – dat is
overigens puur toeval – mijn collega's van SZW gesproken met werkgevers over hoe zij
zich inzetten voor diversiteit en inclusie. Zij hebben juist ook daarover gesproken
met elkaar. Dat geldt nog veel breder. Denk ook aan de sport en aan cultuur et cetera.
Het is een terecht punt.
De heer Van der Molen vroeg of het meer gelijktrekken van de definities de aanpak
zou verbeteren of vereenvoudigen. Ik denk dat dit niet per se zo is. Ook het OM en
de rechter moeten natuurlijk maatwerk kunnen leveren. Dat betekent dat ze voor ieder
specifiek geval moeten kunnen beoordelen of er sprake is van discriminatie, haatzaaien,
groepsbelediging et cetera. Ik denk niet dat aan de definitiekant ligt. Ik denk dat
rechter en OM ook binnen de huidige kaders met de huidige definities goed uit de voeten
kunnen en de goede indicatoren kunnen aanwijzen die duiden op strafbare discriminatie.
De heer Van der Molen wees nog op de Wet normering topinkomens. Hij wees erop dat
ook van de kant van het kabinet gezegd is dat die misschien zou helpen om meer diversiteit
te krijgen. Dat was overigens natuurlijk niet de reden van de totstandkoming van de
WNT. Het was een soort neveneffect, zoals bleek bij de tweede wetsevaluatie, dat de
wet mogelijkerwijs effect heeft gehad op de omvang en de samenstelling van het bestuur,
bijvoorbeeld in de diversiteit. Het is niet een doel op zichzelf, maar het is wel
een neveneffect dat uit de evaluatie naar voren is gekomen. U heeft daar, dacht ik,
ook nog schriftelijke vragen over gesteld. De reactie daarop komt binnen enkele weken.
Tot slot vroeg de heer Van der Molen naar sociale cohesie in relatie tot het onderwerp
discriminatie. Het kabinet is natuurlijk heel erg gericht op sociale cohesie in wijken
en in buurten. Daarbij zijn in eerste instantie de gemeenten en andere lokale partijen
aan zet. Ik ga hier niet herhalen wat het kabinet allemaal in gang heeft gezet om
juist in het kader van wonen en bereikbaarheid op het lokale niveau de leefbaarheid
te verbeteren. Maar ik zou wel willen zeggen dat een goede, leefbare wijk een wijk
is waarin niet gediscrimineerd wordt. Ik geloof dat dit wel helpt in de aanpak van
discriminatie.
De voorzitter:
Hartelijk dank, Minister. Ik inventariseer even wie het woord wil voeren in de tweede
termijn. Ik heb zelf geen behoefte aan een tweede termijn. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius
heeft die ook niet. De heer Krol moet ons verlaten. Mevrouw Den Boer wil heel kort
spreken in tweede termijn. Mevrouw Van den Hul en de heer Öztürk hebben ook behoefte
aan een tweede termijn.
Dan heel kort in tweede termijn, mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Heel veel dingen zijn aan de orde geweest. Ik wil de Minister
danken voor haar uitvoerige beantwoording en de toezeggingen. Ik blijf mij toch een
beetje zorgen maken over het meldpunt internet discriminatie en welke plek dat in
de herbezinning gaat krijgen. Ik wil daar een motie over indienen en vraag daarom
een VAO aan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een VAO aangevraagd door mevrouw Özütok van GroenLinks, waarvan akte. Wanneer
dat plenair plaatsvindt, zal mevrouw Özütok ook de eerste woordvoerder zijn.
Dan kijk ik naar mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil de Minister hartelijk danken voor deze gedachtewisseling. Ik vind eigenlijk
dat dit AO aantoont dat we deze gesprekken regelmatig met elkaar moeten voeren. Er
is plaats voor dialoog, en niet alleen hier in deze Kamer, maar met name in de samenleving.
In de toekomst zou ik daarom toch met de Minister willen reflecteren op bijvoorbeeld
de noodzaak tot een burgerforum discriminatie. Misschien kunnen we ook samen met het
College voor de Rechten van de Mens jaarlijks een dialoog voeren.
Ik laat het bij deze opmerkingen. Wie weet, komen we in een VAO nog verder tot elkaar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Den Boer. Mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen om het heel kort te houden.
Ik dank de Minister voor haar beantwoording in de eerste termijn. Ik heb nog wel een
paar punten van zorg. Die geef ik toch mee aan deze Minister, die coördinerend bewindspersoon
is. Uiteraard maak ik de kanttekening dat de Minister niet al deze onderwerpen zelf
in haar eigen portefeuille kan doorexerceren, maar ik verzoek haar uitdrukkelijk om
erop toe te zien dat haar collega-bewindspersonen dat dan wel doen.
Allereerst het actieplan tegen anti-lhbti-geweld en mijn vragen daarover inzake de
politie. Ik maak mij toch zorgen over de gespecialiseerde capaciteit binnen de politie.
Veel «Roze in Blauw»-medewerkers doen dat vrijwillig. Ik zou de Minister toch willen
vragen om dat mee te nemen. Naar onze mening is het een heel belangrijke stap om van
het aanpakken van discriminatie een verplicht vak te maken op de politieopleiding.
Dat is dus toch voorbij de vrijblijvendheid. Ik heb alle waardering voor het goede
werk dat al wordt gedaan, maar we horen toch ook verhalen van mensen die zich niet
geheel gesteund voelen in het proces van aangifte doen. We hebben ook gehoord dat
de meldingsbereidheid omhoog moet. Wij denken dat dit een belangrijke bijdrage kan
leveren.
Dan de aanpak van discriminatie op grond van islam. Het grootste percentage binnen
de godsdienstdiscriminatie heeft hierop betrekking. Dit is eigenlijk een punt dat
ik in het algemeen zou willen maken: het is heel belangrijk om discriminatie integraal
aan te pakken, maar specifiek beleid is ook belangrijk. Dat geldt voor islamdiscriminatie,
dat geldt voor genderdiscriminatie, dat geldt eigenlijk voor alle vormen van discriminatie.
Daarom zou ik de Minister toch willen vragen om ons nader te informeren over de specifieke
punten waarover zij in gesprek gaat met bijvoorbeeld vertegenwoordigers van islamitische
organisaties om die 88% – ik noem het nog maar een keer – van de godsdienstdiscriminatie
aan te pakken.
Tot slot. De Minister geeft aan dat zij mijn vragen over geweld tegen vrouwen, de
Istanbul Conventie en genderspecifiek beleid zal doorspelen naar haar kabinetscollega
van JenV. Ik zou haar heel graag willen vragen om het antwoord daarop schriftelijk
met ons te delen en wel voorafgaand aan het AO over huiselijk geweld. Daar zal de
betrokken bewindspersoon ook bij aanwezig zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Öztürk van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter, dank je wel. Ook wij willen dat er flinke maatregelen worden genomen om
antisemitisme aan te pakken. Mevrouw Van den Hul geeft terecht aan dat 88% van de
geloofsdiscriminatie betrekking heeft op moslims. De Minister antwoordt: dit gaan
we bij die andere zaken een beetje aanpakken. Dit is precies waar het misgaat in de
samenleving. Als je je alleen maar concentreert op het antisemitisme en de moslimdiscriminatie
en de islamdiscriminatie niet aanpakt, zijn er twee maten. Dan kun je niet opereren.
Zonder de islamdiscriminatie aan te pakken, kun je antisemitisme niet aanpakken, omdat
dan met twee maten wordt gemeten. Ik snap dat de lobby vanuit de coalitie en allerlei
organisaties zwaarder is en dat u dan iets moet doen. Dat snap ik. Maar ik denk dat
u ook naar uw hart moet luisteren, naar de cijfers moet kijken – 88% – en naar mevrouw
Van den Hul moet luisteren. U kunt het niet maken om dit ergens integraal weg te stoppen,
en die andere zaken echt aan te pakken. Dat kunt u zich niet veroorloven, Minister.
Dan kom ik op het punt van de racisme- en discriminatiedetector. Technisch kan het.
We hebben onze inlichtingendiensten. We hebben de beste apparatuur ter wereld. U zei
terecht dat het is zoals bij kinderporno: ze kunnen dat met bepaalde woorden. Ze kunnen
alle racistische en xenofobische woorden eruit halen. Bent u bereid om de mensen intern
te vragen of zij met een voorstel kunnen komen en die techniek met ons te delen? Dan
kunnen wij later met u over de techniek praten en bespreken wat het kost, wat dit
betekent en hoe we het kunnen implementeren in ons beleid. Dat zal heel veel aangiftes
schelen. Ik moet zo meteen naar mijn kantoor omdat ik weer aangiftes moet gaan doen
omdat ik de afgelopen tijd heel veel bedreigingen heb ontvangen; daarbij moest ik
zelf op het internet gaan zoeken. Ik besteed er heel veel tijd aan om al die mensen
die mij bedreigen, te vinden. Maar ik denk dat er in Nederland genoeg apparatuur,
techniek, is waarmee dat kan worden gedaan.
Dan het beleid van de Minister. Mijn conclusie is dat de Minister preventief bezig
is. Met haar ambtenaren probeert zij leuke bijeenkomsten te organiseren om preventieve
maatregelen een beetje steun te geven. Maar de tijd van preventie hebben we gehad,
Minister. Ik vraag u nogmaals om het te durven repressieve maatregelen te nemen. Durf
dat gewoon, want Nederland heeft dat nodig.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Het woord is aan de Minister voor de beantwoording.
Minister Ollongren:
Voorzitter, dank u wel. Mevrouw Özütok heeft een VAO aangekondigd. Ik wacht natuurlijk
af hoe zij haar motie over het meldpunt formuleert, maar ik neem haar punt sowieso
mee naar het overleg met collega Grapperhaus. Ik heb het al gezegd.
Mevrouw Den Boer vroeg nog aandacht voor de dialoog en een burgerforum. Ze is inmiddels
vertrokken, maar misschien is het toch wel netjes om daar een antwoord op te geven.
Eigenlijk heb ik dat net ook benadrukt: ik vind dat het bij dit soort dingen juist
belangrijk is om de samenleving erbij te betrekken. Dat gebeurt eigenlijk ook. Het
kenmerk van zo'n burgerforum is dat het uit de samenleving zou ontstaan. Als zij daar
meer informatie over heeft of er op een andere manier vorm aan wil geven, dan hoor
ik het graag, maar ik sta daar zeker voor open.
De punten die mevrouw Van den Hul heeft gemaakt, neem ik mee en zal ik in het bijzonder
bespreken met mijn collega van JenV. Dat betreft zowel politie als specifiek beleid.
Er is generiek beleid, namelijk: het gewoon afkeuren van discriminatie, het wijzen
op het handelingsperspectief dat er is, het wijzen op de wetgeving die we hebben et
cetera, tot en met de aangiftebereidheid. Ik heb het net gezegd. Maar er is ook specifiek
beleid nodig. Daarmee ben ik het helemaal eens, want discriminatie heeft allerlei
verschijningsvormen. Eigenlijk zijn ze hier allemaal de revue gepasseerd. Dat specifieke
beleid is er dus ook. Ik heb een coördinerende taak, maar in het bijzonder collega
Grapperhaus gaat over godsdienstdiscriminatie. Ik zal de punten die mevrouw Van den
Hul maakte dus met hem bespreken. Ik zal kijken hoe we daar het beste op terug kunnen
komen. Dat zal deels via een wat algemenere rapportage van mij gaan, maar deels ook
via een wat specifiekere verantwoording tegenover de Kamer door de collega van JenV.
Dat geldt ook voor het huiselijk geweld dat zij net noemde en voor haar vraag over
gender.
De heer Öztürk eindigde met te zeggen dat ik meer moet inzetten op repressie. In het
begin zei ik dat ik beide zie: het moet zowel repressief als preventief zijn. Het
zou mooi zijn als je het met preventief beleid helemaal kon redden, maar dat is denk
ik niet het geval. Op de repressieve kant moet u toch met de collega van JenV dieper
ingaan. Tegen de heer Öztürk zou ik wel willen zeggen dat ik heus wel zie dat het
niet alleen kan met preventieve maatregelen.
Op het punt van de moslimdiscriminatie dat hij aan de orde stelde, heb ik eigenlijk
net al gereageerd. Dus: ja, ook specifiek aanpakken, ook specifiek beleid. Ik wijs
er wel op dat het kabinet en ik bij moslimdiscriminatie heel nadrukkelijk steeds hebben
gezegd dat wij iedere vorm van discriminatie afwijzen, ongeacht of het daarbij gaat
om ras, godsdienst, levensovertuiging of wat dan ook – artikel 1 van de Grondwet.
Dat vind ik wel heel belangrijk. Dat heb ik in het begin ook gezegd.
Ik begrijp zijn punt rond de aangifte en de hoeveelheid werk die daarvoor moet worden
gedaan. Ik heb zijn suggestie gehoord. Maar nogmaals, discriminatie is zo'n veelkoppig
monster dat ik denk dat je dat op deze manier niet kunt automatiseren, hoe graag ik
het ook zou willen.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de Minister. Hartelijk dank aan de ambtelijke ondersteuning die
samen met de Minister hier aanwezig was. Dank aan de leden van de commissie voor het
stellen van de vragen. Er is inderdaad een VAO aangekondigd. Ik verwijs u voor de
toezeggingen die de Minister vandaag heeft gedaan – en dat zijn er een heel aantal
– naar het verslag. Het zou veel te veel tijd kosten om die allemaal punt voor punt
door te nemen. Nogmaals dank aan de Minister. Ik dank iedereen op de publieke tribune.
Sluiting 18.11 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier -
Mede ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.