Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 7 februari 2019, over Mijnbouw
32 849 Mijnbouw
Nr. 173 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 28 februari 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 7 februari 2019 overleg
gevoerd met de heer Wiebes, Minister van Economische Zaken en Klimaat, over:
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 december 2018 inzake
lekken van aardgascondensaat door de NAM in Farmsum (Kamerstuk
32 849, nr. 154);
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 18 december 2018 inzake
reactie op het verzoek van het lid Beckerman, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 12 december 2018, over het bericht dat de Minister EZK informatie over het giflek
in Farmsum niet deelt met de Kamer (Kamerstukken
33 529 en 32849, nr. 548);
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 20 december 2018 inzake
traject schaderegeling mijnbouwschade in Limburg en uitvoering nader gewijzigde motie
van het lid Beckerman c.s. over voor 1 juli duidelijkheid voor alle Limburgers met
mijnbouwschade (Kamerstuk
32 849, nr. 155);
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 20 december 2018 inzake
woningmarktontwikkelingen rond het Groningenveld (Kamerstuk
33 529, nr. 549);
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 21 december 2018 inzake
reactie op toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg mijnbouw van 11 oktober
2018 (Kamerstuk
32 849, nr. 156);
− de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 22 januari 2019 inzake
werkorders NCG en NAM in het kader van de versterkingsoperatie op 21 december 2018
(Kamerstuk
33 529, nr. 578).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Nijboer
Griffier: Nava
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Van Brenk, Dik-Faber, Van
der Lee, Agnes Mulder, Nijboer, Sienot, Wassenberg en Yeşilgöz-Zegerius,
en de heer Wiebes, Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Aanvang 13.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren collega's. Goedemiddag, Minister, ambtenaren, mensen op
de publieke tribune en journalisten die dit algemeen overleg Mijnbouw volgen. Wij
hebben vandaag een algemeen overleg in twee termijnen. De spreektijd is vastgesteld
op zes minuten per fractie. Er zijn een heel aantal deelnemende fracties, dus ik wou
gelijk van start gaan met mevrouw Beckerman van de SP. Die geef ik graag het woord
voor haar inbreng in de eerste termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb dit AO aangevraagd en ik heb ook alweer een vervolg
aangevraagd. Te weinig tijd en veel onderwerpen die essentieel zijn, dus ik zal meteen
beginnen bij de Waddenzee. Op de tribune vandaag zitten scholieren en mensen van de
Waddenvereniging en er is een breed gedragen oproep om niet naar gas te boren onder
ons UNESCO-erfgoed de Waddenzee. De SP is het daar volledig mee eens. De vraag aan
de Minister is: sluit u zich bij deze oproep aan of blijft u achter de plannen van
de NAM staan om gas onder het wad te winnen?
Dan de verlaten olie- en gaswinningsputten. In Monster in Zuid-Holland werd een lekkende
gasput gevonden. Deze zou een factor 1.000 meer methaan lekken dan de NAM wil toegeven.
Lekkage kan leiden tot verontreiniging en tot explosies. Ik ben blij dat de Minister
in antwoord op mijn Kamervragen aangeeft dat hij de monitoring van gesloten putten
wil verbeteren, maar wat betekent dit concreet? In de wet zit geen verplichting om
putten te monitoren. Moet de wet worden veranderd? De lekkende put bij Monster wordt
gedicht. Omwonenden hebben daar heel veel last van. Ten minste tien woningen hebben
schade. Vele omwonenden hebben overlast van de werkzaamheden. Mijn vraag aan de Minister
is: gaat u niet enkel zorgen dat het opsporen van lekkende putten wordt verbeterd,
maar ook dat de aanpak van die lekkages wordt verbeterd? Wat kunt u doen voor de omwonenden
in Monster?
Voorzitter. Nog maar twee weken geleden stemden coalitiepartijen hier in de Tweede
Kamer de vijf eisen van Groningen over de gaswinning en de oplossing van de ellende
weg… Voorzitter, er is een interruptie.
De voorzitter:
Voorzitter… Voorzitter, dat ben ik zelf. Het woord is aan mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Is wat mevrouw Beckerman hier zegt niet gewoon helemaal bezijden de waarheid, omdat
er heel veel andere moties zijn geweest waarin heel veel zorgen zijn verwoord uit
de brief die we uit de regio hebben ontvangen? Dat zal mevrouw Beckerman toch met
ons eens zijn?
Mevrouw Beckerman (SP):
Sec de feiten. Groningen deed gezamenlijk een oproep, en gezamenlijk is die echt breed
gedragen. Alle gemeentes, de provincie, de maatschappelijke organisaties, de Groninger
Bodem Beweging, het Gasberaad, waarin van VNO-NCW tot LTO tot kerken zitten; iedereen
zei: we hebben vijf simpele eisen, vijf essentiële eisen, de basis om Groningen weer
toekomst te geven. Die vijf eisen zijn gevat in moties en die zijn weggestemd door
de coalitie. Ik zie dus werkelijk niet hoe ik hier een feitelijke onjuistheid verkondig.
Ik vind het heel triest, omdat ik denk dat het vijf hele logische eisen waren en dat
het pijnlijk is om te zien dat het nog steeds zo slecht gaat met de schadeafhandeling
en met de versterking van de onveilige woningen.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder in tweede instantie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vind het ook heel pijnlijk dat het nog steeds heel erg slecht gaat met de inwoners
in Groningen. Ik maak dat dagelijks mee. Ik maak wel groot bezwaar tegen de wijze
waarop mevrouw Beckerman van de SP hier aangeeft dat er geen andere moties zouden
zijn waarin diezelfde zorgen ook verwoord zijn. Daarmee zit ze echt bezijden de waarheid.
Het siert haar niet om op zo'n manier met haar collega's om te gaan.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, behoefte aan een reactie? Anders geef ik het woord aan mevrouw
Yeşilgöz-Zegerius, die ook wat wil…
Mevrouw Beckerman (SP):
Kijk, voorzitter. Volgens mij was het feitelijk juist dat de motie van de heer Nijboer,
op dit moment de voorzitter, die zei «ik wil de vijf eisen van Groningen een-op-een
overnemen», is weggestemd. Ik zou het nu heel graag weer over de toekomst willen hebben.
Maar als u door wil gaan over waarom u tegen die motie hebt gestemd, wat toch echt
heel pijnlijk is…
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Mevrouw Beckerman liegt.
De voorzitter:
Wat moet ik hier verder mee als voorzitter? Wil mevrouw Beckerman daarop reageren?
Het is niet heel gebruikelijk taalgebruik hier in het parlement.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Nee.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit gaat vrij ver. U maakt mij uit voor leugenaar, terwijl het toch echt feitelijk
juist is dat er een motie was waarin stond: we nemen de vijf eisen een-op-een over.
Die motie is feitelijk weggestemd en daar refereer ik aan. Ik wilde graag verder met
mijn betoog om te laten zien hoe slecht het gaat in Groningen, bijvoorbeeld de Fazanthof,
waar de versterking weer zou beginnen. Er werd aan gerefereerd: dat is een prachtig
begin. Die mensen hebben deze week gehoord: helaas, weer vertraging, het gaat weer
niet door. Mensen die ik gisteren huilend aan de telefoon had om te zeggen hoe ze
erdoorheen zitten, hoe ze gék worden van de overheid. Belofte op belofte wordt gebroken.
Ze weten niet hoe ze verder moeten. Ze zeggen: dit is geen leven, zijn wij wel onderdeel
van Nederland. Daar wilde ik het over hebben, over hoe we daaruit komen. Als u graag
mensen hier wil uitschelden voor leugenaar, dan laat ik dat bij u, want ik heb een
feitelijke juistheid benoemd.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, die ook een vraag wilde stellen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik begrijp namelijk de woede en de boosheid van mevrouw Mulder heel erg goed. Ik vind
het een gotspe dat de Socialistische Partij hier op dit moment zegt dat al die vijf
punten één voor één voor één zijn weggestemd. Wat er gebeurd is… Ik wil iedereen die
nu dit volgt en aan deze woorden van ons twijfelt toch echt vragen om de notulen terug
te gaan lezen of het debat terug te gaan kijken. Wat er gebeurd is, is dat bijna alle
aanbevelingen en alle wensen van de regio juist over zijn genomen in moties, in toezeggingen
en in garanties van de Minister. Dan heb ik het bijvoorbeeld over een aannemersvariant,
waarbij mensen die schade hebben tot een bepaald bedrag zelf met een aannemer aan
de slag kunnen. Een belangrijke wens van de regio. Dan heb ik het over de behoefte
aan één loket waar keihard aan wordt gewerkt. Dan heb ik het over de governance-eisen
waar keihard aan wordt gewerkt. Er wordt knetterhard gewerkt om volledig te voldoen
aan de wensen van de regio en op punten waarvan het afwijkt heel duidelijk te maken
waarom. De enige reden waarom is, omdat we met zijn allen, iedereen hier aan tafel
en in de regio, heeft bedacht: we stellen veiligheid centraal. Wat er vervolgens gebeurt,
is dat er een politiek spelletje wordt gespeeld om maar met vingers te kunnen wijzen.
En wat is het einde daarvan? Dat is dat de Groningers thuis denken: sorry, hallo,
en ik dan? Ik wil die mensen vandaag absoluut klip-en-klaar meegeven wat er wordt
gedaan en als er iets niet wordt gedaan, waarom. Ik kan het nu al heel goed samenvatten:
vanwege het centraal stellen van veiligheid. Er is geen enkele andere reden. Dus mevrouw
Beckerman, ik ga heel graag met u op een goede manier in debat. Maar als het op deze
manier moet, dan is dit zó niet fair naar Groningers toe. Bizar dat u denkt dat u
dat kunt maken.
Mevrouw Beckerman (SP):
De belangrijke eisen van Groningen waren vijf simpele eisen. Na zo veel jaren ellende
vind ik het niet heel gek, vind ik het juist heel knap, dat de regio zo verenigd was
in vijf eisen. Een van die belangrijke eisen is dat zij willen dat de plannen van
inwoners centraal staan bij de versterking. Mensen hebben vaak geen grip meer, geen
zeggenschap over hun eigen huis. Juist die eis is niet overgenomen. Ik weet niet of
u spijt heeft dat u de motie-Nijboer waarin al die eisen een-op-een werden overgenomen
niet heeft gesteund. Dat weet ik niet, maar u heeft die niet gesteund. Dat vind ik
heel erg zonde.
Ik zou het nu graag weer willen hebben over hoe we verdergaan. Er werd gezegd: de
busjes gaan nu rijden, dit wordt het jaar van de uitvoering. Juist op de enige plek
waar die busjes snel zouden gaan rijden, namelijk de Fazanthof, hebben de mensen deze
week gehoord: vertraging. De aannemer stapt op, mogelijk omdat ze niet aan de eisen
kunnen voldoen die ze gesteld wordt vanuit Centrum Veilig Wonen en de NCG. Daar zou
ik het graag over willen hebben, want op dit moment rijden die busjes niet.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius in tweede instantie. Ik merk aan iedereen dat dit een heel
aangelegen punt is, dus ik geef wat ruimte voor langere interrupties. Maar dat gaan
we niet het hele debat zo doen, want dat is niet gebruikelijk. Ik vraag u allebei,
zowel de interruptiepleger als degene die antwoord geeft, dat kort en bondig te doen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Laten we het over het punt hebben waar we de kanttekening bij hebben gezet. Ik denk
dat het heel belangrijk is om duidelijk te maken wat er gaande is. Ik heb zelf moties
ingediend waarbij ik heb gezegd: ik vind dat de Groningers de regie en zelfbeschikking
terug moeten krijgen. Gelukkig zijn die aangenomen of heeft de Minister al gezegd:
ik doe hier een toezegging, dat ga ik oppakken. Daar kom ik zo meteen op terug, een
ontzettend belangrijk punt. Wat er gebeurd is: op het moment dat je als gemeente beslist
dat je je niet aan de kaders van de Mijnraad wil houden, laat je veiligheid los. Wij
hebben hier met elkaar bedacht, sterker nog, de regio heeft gevraagd aan de Minister:
word verantwoordelijk voor de veiligheid als systeemverantwoordelijke en haal de NAM
ertussenuit. Dan moet je dat wel durven waarmaken. Mevrouw Beckerman was het daar
aanvankelijk mee eens. Ze was het eens dat we naar de Mijnraad gingen. Ze was het
eens dat we het advies gingen opvragen. Ze was het eens dat veiligheid centraal moest
staan. Kan zij mij uitleggen waarom zij veiligheid opeens minder belangrijk vindt?
Mevrouw Beckerman (SP):
Mevrouw Yeşilgöz zegt: de NAM moet ertussenuit. Maar wat wij nu gaan doen, is de hele
versterkingsoperatie baseren op een falend computermodel van de NAM. Een computermodel
waar uit kan komen dat als wij in een twee-onder-een-kapwoning wonen de ene helft
uit het computermodel rolt als veilig en de andere helft als onveilig. De Minister
heeft dit in het debat zelfs nog toegegeven. Ik geloof dat mevrouw Yeşilgöz geen interesse
meer heeft in het antwoord, dus misschien kan ik beter verdergaan met mijn betoog.
De voorzitter:
Ik weet niet of de eerste constatering juist was, maar ik zie dat de heer Sienot ook
nog een interruptie wil plegen, dus dat gaan we eerst toestaan. De heer Sienot in
eerste instantie.
De heer Sienot (D66):
Ik wilde alleen zeggen dat ik de zorgen van mevrouw Beckerman goed snap, en de emoties
snap ik ook. Alleen denk ik dat we ons daar niet door moeten laten verblinden. Als
je gaat spreken over «eisen van de regio»: dat stond er simpelweg niet. Er stond «adviezen».
Het waren dringende adviezen en die adviezen hebben wij ook dringend opgevolgd, daar
waar je het realistisch gezien kunt oplossen, als je je niet laat verblinden maar
blijft kijken: wat zijn de kaders? Daar gaat het om. Wij hebben afspraken gemaakt,
regio en Rijk met elkaar, om het voor de Groningers op te lossen. Nu is mijn vraag
aan u: wilt u het samen met ons en de regio oplossen voor de Groningers of wilt u
hiermee doorgaan en roepen dat wij adviezen naast ons neerleggen en die zelfs eisen
noemen, terwijl dat helemaal niet klopt? Wat is de bedoeling?
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij wil de regio dit heel graag met u oplossen. Dat is ook de reden voor de
uitgestoken hand, met hun brief met vijf – ik kan ze eisen noemen, ik kan ze vragen
noemen. Maar zoals ik ze lees, gingen ze niet eens heel ver en waren het logische,
redelijke, rechtvaardige vragen. Ja, dan vind ik het pijnlijk als die niet een-op-een
worden overgenomen. En ja, dan ga ik vandaag graag in debat over hoe dit verdergaat.
Ik heb al een paar pogingen gedaan om het te hebben over de Fazanthof. Ik vind het
pijnlijk dat we nu die versterking niet gaan baseren op wat dorpen aan plannen maken,
maar op een NAM-model, een computermodel dat faalt, waarvan ook de Minister heeft
toegegeven dat het faalt. Dan begrijp ik dat bijvoorbeeld een burgemeester Beukema
van Delfzijl zegt: «Ik ga dit niet aan mijn inwoners uitleggen. Ik organiseer nu geen
bijeenkomsten. Ik wil eerst dat de Minister de toezegging doet dat wij aan de slag
mogen met ons plan, dat daar geld voor is, dat dat geregeld wordt.»
De voorzitter:
De heer Sienot van D66 in tweede instantie.
De heer Sienot (D66):
Dit is precies wat ik bedoel: ga je samenwerken of ga je alles net een beetje zo kantelen
dat samenwerking er niet in zit? Dat is wat hier gebeurt. Als wij met elkaar erkennen
dat er allang is gezegd dat als bijvoorbeeld bij twee-onder-een-kapwoningen uit een
computermodel het ene huis wel en het andere niet als veilig komt… Daar heeft de Minister
allang van gezegd… Ik ben hier niet om de Minister te verdedigen; laat ik dat ook
gewoon duidelijk zeggen. Ik heb net zo goed als u vragen, maar dit wil ik toch wel
zeggen. Hij heeft duidelijk gezegd: daar wordt aan gewerkt en dat wordt gewoon meegenomen.
Die ruimhartigheid is er. Er zijn dus kaders waarbinnen plannen gemaakt kunnen worden.
Dat vraagt erom dat we zuiver kijken en precies weten: waar schort het en waar schort
het niet? Daar waar het niet schort, moeten we het ook niet laten klinken alsof het
schort. We moeten kijken: waar knelt het en hoe kunnen we het in beweging brengen?
Wilt u daar, zeg ik nogmaals, met ons aan samenwerken? Of wilt u iedereen een bepaalde
bril opzetten?
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman. Daarna vervolgt mevrouw Beckerman haar betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij heb ik al ongeveer vier pogingen gedaan om te kijken waar het aan schort.
Ik wilde beginnen met die bewoners die ik gisteren huilend aan de telefoon heb gehad
over de Fazanthof. U wilt het graag hebben over waarom u tegen die motie hebt gestemd.
Dat is prima, dat gun ik u. Maar ik blijf het heel pijnlijk vinden. Het gaat namelijk
niet alleen om één huis dat verkeerd uit het model komt. Niemand vertrouwt een computermodel
van de NAM. Dat is precies de reden waarom Groningers zeggen: de NAM moet eruit. Alleen
op basis van inspecties, mensen die in je huis komen kijken of het veilig is, kunnen
we verder met de versterking. En ja, dan sta ik achter die gemeentes, de provincie
en maatschappelijke organisaties die zeggen: wij willen gebiedsgericht werken, wij
willen dat onveilige woningen veilig worden en dat we dat doen op basis van feitelijke
inspecties.
De voorzitter:
Ik wou u vragen verder te gaan met uw betoog, maar ook mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie
heeft een interruptie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ken natuurlijk de kritiek op het model, maar we moeten met elkaar vaststellen dat
dit model op dit moment het beste is wat we hebben. Omdat er inderdaad gebreken uit
het model zijn gekomen, worden twee-onder-een-kappers integraal meegenomen. Omdat
er gebreken zijn gekomen uit het model, worden er eerst inspecties uitgevoerd voordat
huizen versterkt worden. Ik hoorde mevrouw Beckerman zojuist toch iets anders zeggen
en dat wilde ik nu rechtzetten: dat er hier zaken verkondigd worden die niet corresponderen
met de gang van zaken zoals we die hier in de Kamer met de Minister hebben afgesproken.
Als het gaat om die vijf aanbevelingen: die zijn in een motie gegoten. Die motie is
inderdaad niet door de Kamer gesteund. Maar negen van de tien elementen… Ik durf wel
te zeggen dat 95% van wat er in die brief stond wel in moties is gegoten en in de
vorm van toezeggingen door de Minister is geaccordeerd. Daar gaan we met elkaar mee
aan de slag. Mijn vraag aan mevrouw Beckerman is: wil zij nou nog steeds mensen tegen
elkaar opzetten, mensen tegen elkaar uitspelen? Of wil zij vandaag constructief aan
de slag gaan en zegt ze: «We hebben misschien niet 100%, maar we hebben wel 95%. Daar
wil ik mij achter scharen en daar zet ik de schouders onder»?
Mevrouw Beckerman (SP):
De vijfde… sorry, vierde coalitiepartij op rij die wil zeggen: we doen het zo geweldig
voor Groningen, we zijn daar zo goed mee bezig en we hebben zo juist gestemd. Maar
de realiteit in Groningen staat hier haaks op. Die busjes rijden niet. Burgemeesters
zeggen: «Wij kunnen dit beleid niet uitleggen. We gaan niet in een zaaltje staan om
onze bewoners te vertellen dat ze jaren moeten gaan wachten tot hun onveilige huis
misschien aan de beurt is, tot er misschien een inspectie kan plaatsvinden.» Burgemeesters
en wethouders die dat wel doen, vinden zalen tegenover zich met mensen die het echt
niet meer begrijpen, die jaren hebben zitten wachten, die eindelijk een rapport hebben
gekregen waar vaak duizenden, misschien tienduizenden euro's aan uitgegeven zijn,
die een rapport hebben van misschien wel 400 pagina's waarin staat dat hun huis onveilig
is en die nu te horen krijgen: sluit u maar weer achter in de rij aan, over een paar
jaar kan er iemand naar uw huis komen kijken.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber in tweede instantie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Niemand heeft mij vandaag of op een ander moment horen zeggen dat het zo geweldig
goed gaat in Groningen. Volgens mij is er ook niemand aan deze tafel die dat zegt.
Daarom zijn we vandaag weer met elkaar daarover in debat. Daarom wil ik driekwart
van mijn spreektijd besteden aan Groningen, omdat ik heel graag wil dat de situatie
daar verbetert. Wat er aan de hand is, is dat wij in kaart hebben gebracht wat nu
de meest onveilige plekken zijn in Groningen. Daar moeten we morgen – wat mij betreft
was het vandaag al gebeurd – mee aan de slag gaan. Daar zijn we allemaal naar op zoek:
hoe kunnen we ervoor zorgen dat de busjes de straat in rijden en dat aannemers aan
de slag gaan om woningen te versterken? Die meest onveilige woningen waren niet in
beeld. Die hebben we in beeld gekregen door het onderzoek van de Mijnraad. Wat mevrouw
Beckerman nu wil, is terug naar het oude model-Alders, waarbij er zo veel woningen
versterkt moesten worden en zo veel mensen een advies kregen: uw huis is onveilig,
er moet wat gebeuren. Maar intussen is de gaswinning wat omlaag gegaan. Er zijn nieuwe
NPR's afgesproken. We weten ook met elkaar dat er amper 100 woningen versterkt zijn
onder Alders. Dat is ook de realiteit. Laten we nu kijken op basis van de nieuwe NPR
wat echt de meest onveilige huizen zijn en daar morgen mee beginnen. Als we die hele
voorraad van Alders dit jaar gaan versterken, dan zijn we bezig met het versterken
van de huizen die het niet acuut nodig hebben en dan laten we de huizen die het meest
onveilig zijn in de kou staan. De mensen die daar wonen laten we in de kou staan.
Dat is wat mevrouw Beckerman hier wil.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman geeft antwoord op deze laatste interruptie en gaat dan verder met
haar betoog. Ze geeft een kort antwoord op deze laatste interruptie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit vraagt om een heel lang antwoord. Het is nogal gênant dat u gaat zeggen dat ik
vind dat mensen in de kou moeten blijven staan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat is wel hoe u het insteekt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik probeer al voor de vijfde keer te beginnen over wat er nu moet gebeuren. De coalitie
wil blijkbaar liever politiekje spelen en net doen alsof ze het beste ermee voor hebben.
Het is bizar om te suggereren dat ik door wilde met het model-Alders. Het was mijn
aangenomen motie die zei: Groningers moeten meer zeggenschap krijgen, die versterking
loopt niet. Dat is ook wat de Groningers hebben gevraagd met hun brief: «We willen
zeggenschap over ons eigen dorp. We willen zeggenschap over onze toekomst. We geloven
niet in een NAM-computermodel. We hebben dikke pakken papier dat ons huis onveilig
is en moeten nu weer wachten.» Ik zou bijna voor de zesde keer willen beginnen over
die ene plek waar u zo over gejubeld heeft dat het eindelijk ging beginnen, de Fazanthof.
Het zou gaan beginnen, maar die mensen hebben nu weer gehoord dat het vertraging oploopt.
De basis moet op orde zijn.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik was bij de Fazanthof in Ten Boer. Daar zou worden begonnen. «Een prachtige start»
zei de Nationaal Coördinator Groningen. En wat gebeurt er? Gisteren hoorden de bewoners
dat er ook daar weer vertraging ontstaat. Ik sprak bewoonster Jantine Reinders, die
zegt: «Er is geen menselijke maat meer. Hoe kan dit in Nederland? We moeten maar hopen
dat die zware beving niet komt. Daar moeten wij maar mee leven, maar daar is niet
mee te leven.»
Voorzitter. Ik wil de Minister graag vragen: klopt het dat aannemers afhaken door
eisen van het Centrum Veilig Wonen en de Nationaal Coördinator Groningen? Wat gaat
de Minister hieraan doen? Dit is niet de enige plek waar we van aannemers horen dat
zij geen werk krijgen van de Nationaal Coördinator Groningen en het Centrum Veilig
Wonen. Kleine aannemers uit de regio zijn inmiddels gaan samenwerken, maar zeggen
keer op keer tegengewerkt te worden. Klopt dit? Hoe gaat u ooit voortvarend aan de
slag met de versterking, als we niet eens kunnen beginnen met het versterken van onveilige
woningen?
Voorzitter. Bij het vorige Kamerdebat vroegen we de Minister weer naar de mensen met
schades van voor 2017, mensen die dus vaak al jaren wachten. De Minister zei tijdens
het Kamerdebat het niet te weten, maar beloofde mij met een brief te komen. Ik zou
de Minister graag willen vragen: waar is die brief? Weet u het inmiddels wel?
Voorzitter. Het is geen geheim dat de SP zich grote zorgen maakt over de zoutwinning
en ook over de gevolgen van de gestapelde mijnbouw waarbij zoutwinning is betrokken
en de problemen daarbij: weglekken van diesel en pekelwater, instortende cavernes,
aardbevingen en bodemdaling. Voorspellingen over bodemdaling kloppen echt letterlijk
nooit, aldus Adriaan Houtenbos, voormalig NAM-medewerker. Ik zou de Minister willen
vragen: werkt de hand aan de kraan wel? Is het nog wel te herstellen als een incident
eenmaal heeft plaatsgevonden? Er worden nu bij nieuwe winningen nieuwe eisen gesteld,
maar wat doet de Minister voor de plekken waar al incidenten zijn geweest? Nulmetingen
hebben daar geen zin. Moet met vele diep geplaatste versnellingsmeters worden gewerkt,
vraag ik de Minister. U wilt een dieselboekhouding invoeren. Wat is daar het nut precies
van? Wat gebeurt er met de vele liters dieselolie die al zijn weggelekt? Waarom geen
verbod?
Voorzitter. De Minister meldt in antwoord op mijn Kamervragen dat er afgelopen jaar
twintig schademeldingen zijn gedaan over schade door zoutwinning bij Trips- en Borgercompagnie.
Is de Minister het met mij eens dat dat niets zegt over hoeveel schade er daadwerkelijk
is? Want mensen melden niet meer, omdat ze toch niet serieus worden genomen.
Voorzitter. Ik zou willen vragen hoe het staat met het nieuwe protocol voor mijnbouwschade,
want hier is volgens de Minister weer vertraging ontstaan. Is de planning nog steeds
maart? Is de Minister nog steeds van mening dat er twee loketten moeten komen, ook
wanneer sprake is van gestapelde mijnbouw, waarvan één het Groningenveld is? Hoe gaat
dat in de praktijk werken?
Voorzitter, tot slot Farmsum: in oktober een groot incident waarbij urenlang giftig
en explosief aardgascondensaat uit een opslagtank van de NAM lekte in een riool. Omwonenden
en medewerkers meldden gezondheidsklachten. De NAM moest 1 februari een eindrapport
aan SodM geven over wat er is misgegaan. Ik vraag de Minister: is dat gebeurd? Wat
zijn de conclusies? Hoe staat het met het strafrechtelijk onderzoek? Waar staan we
nu eigenlijk, maanden later? Wat gaat er gebeuren?
Voorzitter. Ik neem aan dat ik door de tijd heen ben. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een tijdje geen deel uitgemaakt van deze commissie,
dus met uw goedvinden begin ik met een kort resumé van aardgaswinning. Aardgaswinning
draagt bij aan opwarming van de aarde, aan aardbevingen, aan gescheurde en verzakte
huizen en aan een zakkende Waddenzee. Tel daarbij op de giftige en kankerverwekkende
stoffen die een onvermijdbaar bijproduct zijn van de aardgaswinning zoals aardgascondensaat,
dat het uiterst giftige, brandbare en vooral kankerverwekkende benzeen bevat.
Dat benzeen lekte afgelopen oktober in Farmsum met 30.000 liter giftig drab uit opslagvaten
in het riool. Dat kwam terecht in het afwateringskanaal van Delfzijl, dat dwars door
woonwijken loopt. Alarmen werden genegeerd, er werd te laat gehandeld, er werd te
laat gecommuniceerd door de NAM en er werd verkeerd gecommuniceerd. Dat bleek uit
geheime documenten van de gemeente Delfzijl. Het Staatstoezicht op de Mijnen spreekt
van een opeenvolging van menselijk en technisch falen. Dat is toch onbestaanbaar?
Er is nog steeds heel veel onduidelijk over de gevolgen voor het milieu en voor de
gezondheid van de omwonenden. Daarover heb ik een aantal vragen aan de Minister. Op
welke schaal is de bodem door het lek verontreinigd? Zijn er vaker giftige stoffen
weggelekt zonder dat daar melding van is gemaakt, niet alleen bij Farmsum, maar ook
op andere plekken in het land waar dit soort opslagvaten staan? In hoeverre heeft
dat tot bodemverontreiniging elders in het land geleid? Ook een belangrijke vraag:
waar kunnen de omwonenden terecht met zorgen over hun gezondheid, niet alleen na een
incident, maar ook bij algemene zorgen over wat het betekent om naast giftige opslagvaten
te wonen? Op welke steun kunnen deze mensen rekenen?
Voorzitter. In Nederland staan honderden oude gasputten. Dat zullen er aanzienlijk
meer worden nu we van het gas af gaan. Maar zelfs goed afgesloten putten lekken aardgas,
methaan, zoals de oude gasput bij Monster. Collega Beckerman had het er ook al over.
De Partij voor de Dieren heeft in eerdere debatten hier aandacht voor gevraagd en
van gedachten over gewisseld, ook met deze Minister. Wij hebben hierover nog een aantal
aangehouden moties. De Minister vond het eerder te vroeg; hij was nog in gesprek met
toezichthouders en met NOGEPA. Daarom stel ik hem nu opnieuw de vraag: is hij bereid
om een plan op te stellen om deze gaslekkages tegen te gaan? En is hij vooral bereid
tot het instellen van een landelijk meetprogramma naar methaanemissies en -lekkages?
Eerder vond hij het te vroeg om daarop te antwoorden, dus ik stel de vraag opnieuw.
Voorzitter. De trillingen bij de mijnbouw veroorzaken niet alleen schade aan huizen,
maar ook aan de gezondheid van mensen. Het veroorzaakt trillingen die als laagfrequent
geluid heel ver kunnen dragen. Dat laagfrequent geluid voel je eerder dan dat je het
echt bewust hoort. Maar ook als je die trillingen niet bewust opmerkt maar onbewust
voelt, reageert je lichaam er wel op. Een chronische blootstelling aan laagfrequent
geluid is heel erg ongezond. Je slaapt slechter, je kunt er letterlijk ziek van worden.
Het goede nieuws is dat er op korte termijn een pilot komt met tiltsensoren waarmee
laagfrequent geluid kan worden gemeten, maar alleen trillingen afkomstig van het Groningengasveld
worden gemeten en trillingen van andere gasvelden en trillingen van de zoutwinning
bijvoorbeeld niet. Door deze trillingen te negeren ontstaat er een onvolledig beeld
van de ernst van de situatie. Ik vraag de Minister: herkent en erkent hij mijn zorgen
over laagfrequente trillingen, laagfrequent geluid, en ziet hij ook dat het een probleem
is dat we zo volledig mogelijk in beeld zouden moeten brengen? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Terwijl de gaswinning in het Groningengasveld omlaaggaat, neemt de gaswinning
in de rest van Nederland toe. Dat roept door het hele land heel veel weerstand op
en ook het verzet neemt toe, ook tegen de gaswinning onder de Waddenzee. Na de Waddeneilanden
hebben ook de provinciale staten van Friesland zich duidelijk uitgesproken tegen nieuwe
winningsplannen onder de Waddenzee. Gaswinning onder de Waddenzee past niet in de
strijd tegen de opwarming van de aarde, temeer omdat juist het wad zal verdwijnen
als gevolg van de verdere stijging van de zeespiegel. Door de gaswinning daalt het
wad en door de klimaatverandering smelten de poolkappen en stijgt het water. Dat is
een dubbele bedreiging. Hoelang nog weegt de Minister het kortetermijn economisch
belang boven het belang van natuur en milieu in de Waddenzee en boven het internationale
en lokale belang van het behoud van de Waddenzee? Ik vraag de Minister opnieuw om
een snelle beëindiging van de gaswinning onder de Waddenzee.
Voorzitter. In de zoektocht naar duurzame energie moeten we waken voor blinde vlekken.
Aardwarmte zou in sommige gevallen een duurzame energiebron kunnen zijn, maar vooralsnog
is de veiligheid niet gegarandeerd. Sterker nog, alle 23 bestaande aardwarmteprojecten
kampen met corroderende buizen in de bodem en het gebruik van antilekchemicaliën is
geen duurzame oplossing. Sterker nog, mochten die buizen alsnog gaan lekken, dan neemt
de vervuiling alleen maar toe. Gaat de Minister het gebruik van deze chemicaliën verbieden?
In 2017 heeft het SodM al gewezen op de problemen rond de veiligheid van aardwarmte.
Ik vraag me af of er sindsdien voldoende aanscherping in de regelgeving is gerealiseerd.
Er is heel veel haast, want er liggen op dit moment tientallen nieuwe boorplannen
klaar. Wij maken ons met name zorgen of er afdoende landelijke restricties zijn die
voorkomen dat provincies allemaal een eigen koers gaan varen en gaan bepalen wat wel
en niet is toegestaan in de Nederlandse bodem. Is de Minister bereid om geen geothermie
toe te staan rond waterreserves? Dat is in het belang van onze watervoorziening, want
eenmaal vervuilde waterputten kunnen nooit meer in gebruik genomen worden.
Voorzitter. Mijn laatste woorden gaan over de vergoeding van de mijnbouwschade in
Limburg. De Minister stelt in zijn brief dat alle gedupeerden alle schade vergoed
zullen krijgen. Vervolgens stelt hij dat er een schadeprotocol opgesteld gaat worden
waarin verduidelijkt moet worden wie met welke schade aanspraak kan maken op het fonds.
Betekent dat dat er straks ook gedupeerden buiten de boot kunnen gaan vallen? Daar
maak ik me zorgen over. Kunnen alle gedupeerden straks rekenen op een vergoeding of
niet?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder van
het CDA.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, bedankt. We hebben dit commissieoverleg, omdat we collega Beckerman, die
in december aangaf zo snel mogelijk een debat over de verbazingwekkende gang van zaken
in Farmsum te willen, hebben gesteund om dit debat nu te houden, omdat dat de snelste
manier was om het te doen. Mijn eerste vraag zal dan ook gaan over die grote lekkage
bij de NAM in Farmsum. Het CDA is daar namelijk flink van geschrokken. Kan de Minister
nu ook toelichten wat de stand van zaken is? Wat gaat er gebeuren met de vergunningverlening
aan de NAM? Hoe zit het met de boorlocatie op Ameland? Heeft het Staatstoezicht op
de Mijnen wel voldoende capaciteit om op al dit soort zaken goed toezicht te kunnen
houden en zaken waar te kunnen maken? Ook de vraag van collega Wassenberg hoe je dat
soort zaken nou meet, ondersteun ik.
Voorzitter. Dan kom ik op Groningen. Tijdens het plenaire debat op 16 januari heb
ik aangegeven er behoefte aan te hebben om bijna maandelijks overleg te hebben met
de Minister over de gang van zaken in Groningen. Op deze manier wil ik druk houden
op een rechtvaardige afhandeling van schades en op de voortgang van de versterking.
Hoever staat het met het versnellen van de schadeafhandeling conform de motie-Sienot
c.s. (33 529, nr. 569)? Ik weet dat we vlak voor het debat nog een brief hebben binnengekregen, maar het
is mij niet meer gelukt om die nog bij dit debat te betrekken, dus misschien kan de
Minister daar mondeling nog het een en ander over toelichten.
Voorzitter. De zorgen over de versterking werden in het debat van 16 januari niet
weggenomen. Met de berichten over de versterking van de Fazanthof, die is vastgelopen,
en de berichten over de behandeling van de plannen van de gemeenten zijn onze zorgen
alleen maar toegenomen. Nogmaals wil ik benadrukken dat de Minister verantwoordelijk
is voor de veiligheid van de inwoners van Groningen en daarmee ook voor de versterking.
Kan de Minister toelichten waarom de versterking van de Fazanthof vertraging oploopt?
Ik sprak gisteravond met een van de bewoners van de Fazanthof. Deze dappere mevrouw
probeert zo goed en kwaad als het kan voor haar gezin te doen wat nodig is, maar door
een opeenstapeling van slechte communicatie is het wel heel moeilijk om nog hoop op
een goede afloop te hebben. Van de Minister verwacht ik dat hij er met zijn mensen
alles aan doet om die goede afloop, daar waar zij er invloed op hebben, in gang te
zetten. Dat is een dure plicht van de rijksoverheid richting Groningen. Om het bestuurlijk
goed te doen, moet je je nek uitsteken. Dat vraagt veel van onze lokale raadsleden,
wethouders en gedeputeerden in de regio. De problemen die de Groningers hebben, raken
onze ambtenaren in de regio, bij de NCG en ook hier in Den Haag. Iedereen die zich
hiervoor inzet, weet dat dit je niet in de koude kleren gaat zitten. Er is lef voor
nodig van iedereen die hierin een verantwoordelijkheid heeft. We moeten zoeken naar
verbinding en oplossingen.
Voorzitter. Dan de versterkingsplannen van de gemeenten. Fijn dat Appingedam haar
plan klaar heeft en dat het door het SodM is goedgekeurd. Wat is ervoor nodig om dat
plan zo snel mogelijk tot uitvoering te brengen? Hoe kan de Minister Appingedam daarbij
ondersteunen? Op welke termijn kan de uitvoering starten en voor welke termijnen en
huizen krijgt de gemeente rugdekking om van start te gaan? De gemeentes willen graag
verder met de plannen en maken bij de prioritering gebruik van het HRA-model; het
kwam al aan de orde. Dat wil zeggen dat de P50-woningen, de meest onveilige woningen,
het eerst worden aangepakt, samen met, waar logisch, de P90-woningen en – dat mag
ik hopen – de huizen die daartussen staan, in de stutten. Kan de Minister bevestigen
dat deze aanpak wat hem betreft akkoord is? Wat zijn de obstakels voor het goedkeuren
van deze plannen van de gemeenten?
Voorzitter. We hebben al vaker gesproken over woningen die al wel geïnspecteerd zijn,
maar nog geen versterkingsadvies hebben. Dit zijn huizen in de batch 1581 en woningen
in Zeerijp. De woningen in Zeerijp zijn na de heftige aardbeving van januari 2018
geïnspecteerd en daarover is informatie opgeslagen. Wat belet de Minister om nu iets
te doen en vast naar die gegevens te kijken? Op welke termijn zou dat mogelijk zijn?
We zouden van de Minister ook nog informatie ontvangen over de groep Heft in Eigen
Hand. Hoe ver staat het met die woningen? Wanneer kan men daar ook echt met het heft
in eigen hand aan de slag?
Voorzitter. Ik zie dat we langzaam kleine stappen vooruitgaan, maar het gaat wel heel
langzaam. Zo heeft de Minister een reactie gegeven op de Tcbb-brief en de nulmeting
aan gebouwen bij het kleineveldenbeleid. Inwoners hechten hieraan, maar de Tcbb zegt
dat het een schijnoplossing is. Zij willen een echte oplossing, namelijk een goed
meetwerk, met versnellingsmeters, waardoor er goede monitoring kan plaatsvinden. Onze
vraag aan de Minister is wanneer dat meetnetwerk bij de kleine velden er ligt. De
Minister zegt dat het meetnetwerk technisch zinvol moet zijn. Het CDA voegt eraan
toe dat we die nulmetingen altijd bij kleine velden willen zien. Wie bepaalt dan wanneer
het technisch zinvol is? Daarom wil het CDA dit uit voorzorg bij alle kleine velden.
De Minister laat de nulmeting intact en daar is het CDA blij mee. Dat is dan de nulmeting
bij de huizen. We zijn ons ervan bewust dat het geen ideale oplossing is, maar het
is wel een vorm van voorzorg richting onze inwoners. Tien jaar geleden, voordat we
enorme problemen hadden in Groningen, had het misschien nog zonder gekund, maar de
Minister zal het met ons eens zijn dat door de problemen in Groningen het vertrouwen
in de rest van het land in gaswinning bij kleine velden tot ver onder het dieptepunt
is gezakt. We denken dat hij, als hij nog enig draagvlak wil behouden voor de winning
bij de kleine velden, deze maatregel wel zal moeten nemen. Dat begrijpt de Minister
toch ook wel?
Voorzitter. Omdat er in de rest van Nederland zorgen zijn over mijnbouw, komt er een
landelijk schadeprotocol waar de Tcbb mee aan de slag is. Daarnaast is er financiering
nodig om de kosten van het proces van schadeafhandeling en de schade zelf te dekken.
Die financiering moet toch komen van de mijnbouwbedrijven? Neemt de Minister de regie
om hierover tot overeenstemming en een rechtvaardige verdeling te komen tussen de
verschillende mijnbouwbedrijven? Biedt het landelijk schadeprotocol mogelijk ook een
oplossing voor de gestapelde mijnbouwproblematiek?
Voorzitter, ik ga bijna afronden. In de Bommelerwaard is grote onrust ontstaan over
de gaswinning uit het gasveld Brakel. Daarvoor zou een winningsplan ingediend zijn
bij het ministerie. Klopt dat? Betreft het een verhoging van de winning? Hoe ziet
dat proces er verder uit? Wanneer worden gemeente en provincie erbij betrokken? Ligt
er ook al een advies van het SodM over het winningsplan?
Tot slot. In de brief van 30 november heeft de Minister aangegeven onderzoek te doen
naar de voorziening bij mijnbouwschade na 30 jaar om zekerheid te geven aan inwoners.
Wat voor onderzoek wordt er gedaan? Kan de Minister daar alvast wat over zeggen? Want
het CDA vindt het al jaren van groot belang dat hiervoor een voorziening wordt getroffen.
Het doet ons goed om te horen dat de overheid nu eindelijk bereid is de huizen met
mijnbouwschade in Limburg op te kopen. Dat is positief nieuws.
Ook doet het ons goed om te zien dat jongeren zich vandaag inzetten voor ons klimaat.
Daar wil ik mee afsluiten. Ik vraag de Minister om al die jongeren op de tribune en
op het Malieveld daar ook voor te bedanken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst vind ik het fantastisch dat zo veel van onze kinderen
ons als politici oproepen om nog meer werk te maken van de aanpak van klimaatverandering.
Het bewustzijn van wat mijnbouw behelst en van wat het gebruik van fossiel met zich
meebrengt, groeit met de dag. Tegelijkertijd hebben we een hele erfenis die we met
ons meeslepen en proberen we ons daar iedere dag – ik doe dat sinds ik Kamerlid ben,
maar ook daarvoor deden we het al – goed toe te verhouden. We proberen onze eigen
rotzooi weer op te ruimen en daarbij recht te doen aan de mensen die door die rotzooi
gedupeerd raken. Ik kan me heel goed voorstellen dat de emoties daarover hoog oplopen.
Tegelijkertijd vind ik het ook niet altijd even productief om voortdurend te wijzen
naar wie wat wanneer heeft fout gedaan. Ik blijf vinden dat we dat allemaal een keer
heel grondig en diepgaand met elkaar moeten onderzoeken. Dat gaan we, denk ik, vast
ook een keer doen.
Ik vond dat we een goed debat hadden over de aanpak in Groningen. Ik erken dat er
op veel punten toezeggingen zijn gedaan en moties zijn aangenomen om versnelling te
brengen in de versterking. Tegelijkertijd moet iedereen zich realiseren dat de weerstand
tegen de wijziging in de versterkingsaanpak nog volop aanwezig is. Dat zien we dagelijks
en moeten we niet negeren. Dat maakt het wel ingewikkeld om te beoordelen wanneer
sprake is van een reëel probleem en wanneer nog sprake is van begrijpelijke weerstand.
Daarbij moet je naar ieder specifiek geval kijken. Het leidt bij mij dan wel tot hele
grote zorgen als aannemers weglopen. Die hebben ons al eerder gewaarschuwd voor het
feit dat de partijen die verantwoordelijk worden, weinig ervaring hebben met aanbesteding
en niet zo goed begrijpen hoe de markt werkt. Ik zou de Minister willen vragen om
eens te kijken of er niet een aannemersvariant in de versterkingsoperatie te bedenken
is. Het gaat om een beperkt aantal woningen en gebouwen, in de orde van grootte van
1.500. Althans, dat zijn de meest prioritaire; er komen er waarschijnlijk nog wel
weer meer bij. Ik hoor naast me zeggen dat het er 3.000 zijn. Het zijn er dus nog
meer. Als ik alle groepen ga noemen, gaat het volume omhoog. Maar mijn punt is dat
het een te overzien aantal is. De aannemers hebben al eerder aangegeven dat ze denken
dat het gaat om 5% van de bouwcapaciteit die in het geding is in het noorden van het
land. Het is een beperkt aantal spelers. Waarom kunnen we niet één keer een deal sluiten
met die aannemers tegen een redelijke prijs om gewoon aan de slag te gaan, in plaats
van dat het allemaal individueel per project moet worden uitgevoerd, wat een hoop
gedoe gaat opleveren? Ik zie dat een collega een vraag heeft, dus ik kijk even naar
de voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik die collega daarvoor de ruimte. De heer Sienot van D66 heeft een vraag.
De heer Sienot (D66):
Allereerst complimenten aan de heer Van der Lee van GroenLinks dat hij er duidelijk
blijk van geeft de dingen scherp te willen zien en te benoemen. Om gelijk op zijn
constructieve verzoek in te gaan: ik deel de analyse dat we moeten voorkomen dat aannemers
weglopen. Om de dingen scherp te blijven zien, zou ik wel willen zeggen dat er geen
«aannemers» weglopen, maar dat er één aannemer is weggelopen en dat er twee nog blijven,
gelukkig. Mijn vraag gaat over iets wat ik gehoord heb. De aannemer die wegloopt,
heeft als kritiek dat hij er te laat bij betrokken is. Aannemers worden te laat bij
het verhaal betrokken. Ik denk dus dat het goed is om, voordat we een aannemersvariant
gaan bespreken, samen te constateren dat ze kennelijk te laat bij het spel worden
betrokken en daardoor ook pas te laat kunnen meespelen. Bent u dat met ons eens?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, dat lijkt mij op zich heel verstandig. Daarom pleit ik ervoor om het in een keer
goed te doen en een verdeling te maken onder de aannemers die beschikbaar zijn in
het noorden, want het is gewoon te overzien. In een packagedeal kun je veel sneller
met elkaar tot een akkoord komen dan wanneer je het per individueel project doet.
Verder dank ik u voor het compliment, maar ik zie het eigenlijk altijd wel scherp,
dus…
De voorzitter:
Heeft de heer Sienot daar nog wat tegen in te brengen?
De heer Sienot (D66):
Niet helemaal scherp dus, want u had het over «aannemers» terwijl er één was weggelopen,
en de analyse was ook nog niet helemaal scherp. Maar ik ben wel blij dat we zo samen
de lens helemaal perfect hebben kunnen krijgen.
De voorzitter:
Oké. De heer Van der Lee vervolgt zijn betoog.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Daar ben ik dan weer heel blij mee. Ik kan er nog veel meer over zeggen, maar dat
was eigenlijk mijn hoofdvraag op dit punt, dus ik hoop dat de Minister met creatieve
oplossingen aan de slag wil gaan. Ik hoor ook graag zijn analyse van de reden waarom
er op een aantal andere plekken vertraging in de versterking is ontstaan.
We blijven in het noorden. Net hebben we een hele mooie oproep in ontvangst mogen
nemen, breed maatschappelijk en politiek gedragen. Alle partijen hier aan tafel, vertegenwoordigd
in de gedeputeerde staten van de drie noordelijke provincies, roepen er met de Waddenvereniging
en heel veel andere partijen toe op om te stoppen met gaswinning in de Waddenzee.
Het is een heel kostbaar natuurbezit. Het is al eerder gelukt, op basis van een amendement
van mijn hand dat ook getekend is door D66 en de ChristenUnie (34 957, nr. 44), om geen nieuwe winningsvergunningen meer uit te geven, maar er zijn nog een aantal
bestaande winningsvergunningen. Ik doe een heel indringend beroep op de Minister om
winningsplannen in de Waddenzee voortaan te weigeren. Dat is een bevoegdheid die hij
heeft. Mocht daar juridisch een probleem over ontstaan, dan zou ik hem toch willen
vragen of hij in kaart wil brengen om hoeveel capaciteit gas het eigenlijk gaat die
daar nog gewonnen zou kunnen worden of die men nog van plan is om daar te winnen.
Zou dat eventueel op een andere locatie, op velden in de Noordzee, gecompenseerd kunnen
worden? Ook hiervoor roep ik op tot maximale creativiteit om ons meest kostbare natuurbezit
te beschermen.
Dan de boorlocatie op Ameland; ook dat speelde zich af in het noorden. Bij een hevige
storm is er een belangrijk deel van een boorlocatie op Ameland weggespoeld. Daar heeft
u ook vragen van mijn kant over beantwoord. Ik schrok wel weer een beetje van wat
er in die brief staat, namelijk dat er maar liefst 250.000 locaties in Nederland zijn
die mogelijk ernstig vervuild zijn. 250.000! Dat is het aantal locaties. En we weten
niet eens precies waar ze allemaal liggen, want voor 1987 werd niet eens precies bijgehouden
waar we allemaal in de grond boorden, welke troep we naar boven haalden en wat daarmee
is gebeurd. Ik ben er niet zo heel erg gerust op dat we hier nu echt de vinger aan
de pols hebben, integendeel. Gelet op het aantal incidenten, hebben we meer en meer
bewijzen dat we de schade van mijnbouw schromelijk hebben onderschat in dit land.
Ik zou de Minister willen vragen om dit beter te analyseren en ik zou ook meer inzicht
willen krijgen in wat nou eigenlijk de plannen voor sanering zijn. Ik heb al eerder
aangedrongen op een tweede installatie om plekken versneld te kunnen saneren. Dat
vond de Minister geen goed idee. Misschien schoot ik iets te snel in de oplossing,
maar dan geef ik hem nu de kans: kom nou eens met een goede analyse en geef aan of
we niet in een hoger tempo, misschien met wat extra capaciteit, kunnen zorgen dat
die plekken gesaneerd worden.
Mag ik een laatste opmerking maken?
De voorzitter:
Ja, ga uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb nog een opmerking over de geothermie, want er zijn ook goede dingen aan de
mijnbouw. Geothermie vind ik daar een mooi voorbeeld van. Ik ben recent bij een geothermieproject
geweest. Dat had last van erosie, maar daar valt prima wat tegen te doen, met betere
legeringen van de pijpen en een andere oppervlakte van de pijpen. Ik hoop dat de Minister
alles op alles zet om de sector te stimuleren om deze ontwikkeling door te maken zonder
het toezicht daarop te laten verslappen en dat hij op tijd komt met de regelgeving
waar men zo'n grote behoefte aan heeft op dit punt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius van de VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik ga beginnen met Groningen. Ik zal eerlijk zijn: we
zijn op een punt beland waarvan ik bijna denk dat we in een Kafkaverhaal zijn beland.
Drie weken geleden hebben we hele duidelijke vragen gesteld aan de Minister en hij
gaf, wat mij betreft, zo mogelijk nog duidelijkere antwoorden. Misschien is het goed
om alles even op een rij te zetten. De gaswinning wordt beëindigd. Dat is geregeld
of dat wordt op dit moment geregeld. De NAM is overal tussenuit. Dat is geregeld.
Samen met de regio is opdracht gegeven aan de Mijnraad om in kaart te brengen wat
dit betekent voor de veiligheid. Dat is geregeld. Het aantal van 1.500 adressen waar
de Mijnraad mee kwam, is door de NCG samen met de regio uitgebreid naar bijna 3.000
adressen, om te voorkomen dat er rare situaties zouden ontstaan, zoals twee huizen
onder een kap waarvan het een wel versterkt zou worden en het ander niet. Dat is geregeld.
Het advies van de Mijnraad over de manier waarop veiligheid centraal gesteld moet
worden, is in september nog door de regio omarmd. De werkorders zijn getekend. Die
hebben we een paar weken geleden openbaar laten maken. Voor bijna alle gebouwen in
de zogenaamde P50, dus de groep die vanuit veiligheidsperspectief prioriteit heeft
in de versterking, is een opdracht voor opname en beoordeling gegeven. Daar kan men
dus mee aan de slag. Dat is geregeld. Er is geld voor de versterking. De NAM betaalt.
Dat is geregeld. Er zijn middelen beschikbaar voor mensen uit de zogenaamde 1588-groep,
bij wie verwachtingen waren gewekt en die nu horen dat ze, wat mij betreft gelukkig,
niet meer in een onveilig huis wonen. Maar die verwachtingen waren wel gewekt, dus
daar zijn middelen voor. Dat is geregeld. Er wordt kneitehard gewerkt om snel meer
mensen te werven om de schadeafhandeling op te pakken. De TCMG, de Tijdelijke Commissie
Mijnbouwschade Groningen, is inmiddels van 40 naar 400 opnames per week gegaan en
er wordt aan gewerkt om dit nog verder te verhogen. Dat is geregeld. Er is geld voor
perspectief en opbouw. Er staat 1,15 miljard klaar. Dat is geregeld. De gemeenten
en provincies moeten dat nu onderling gaan verdelen. Ik mag hopen dat dat heel snel
geregeld is.
Voorzitter. Ik heb dus het idee dat we er alles aan hebben gedaan om alles klaar te
zetten. Het is geregeld, maar waarom hebben zo veel mensen dan nog steeds geen brief
van de gemeente ontvangen met antwoord op de vraag of ze in een onveilig huis zitten
of niet? Waarom zitten mensen nog steeds in onzekerheid? Dat kan echt niet. Het doet
mij echt pijn om dat te moeten constateren en om deze vraag hier wederom te moeten
stellen. Ik ben echt blij dat de Minister aan de slag is gegaan met mijn motie (33 529, nr. 571) om te zorgen dat mensen voor versterking niet meer op een brief van de gemeente
of wie dan ook hoeven te wachten, zodat ze hun zelfbeschikking terug kunnen krijgen.
Dat heeft de Minister drie weken geleden toegezegd. Ook ben ik blij dat per direct
de aannemersvariant van start gaat. Dat was een duidelijke wens van de regio en stond
ook in een motie van ons (33 539, nr. 572). Mensen met een schade tot een bepaald bedrag kunnen zelf met een aannemer aan de
slag. Wie wil, kan het heft in eigen hand nemen; dat is beter dan eindeloos wachten
tot je een brief op de mat krijgt; zelf de regie terugpakken. Maar eigenlijk is het
natuurlijk van de zotte dat dit zo moet. Alles ligt klaar om aan de slag te gaan en
de mensen juist te ontzorgen.
Voorzitter. Als ik de krantenberichten lees – ik vind het overigens jammer dat ik
het dan in de krant moet lezen – begrijp ik er echt niks meer van. Ik kan me zo goed
voorstellen dat mensen in Groningen het echt niet meer weten en niet meer weten wie
ze moeten geloven en wat er nou echt aan de hand is. Zo lees ik dat de burgemeester
van Delfzijl in de krant laat opschrijven dat er naast veiligheid ook andere zaken
belangrijk zijn en dat hij even pas op de plaats maakt. Ik vind het oprecht onwijs
ingewikkeld. Deze Minister – dat zei ik net al in een interruptie – is op verzoek
van de Kamer en op nadrukkelijk verzoek van de regio de systeemverantwoordelijke geworden
voor de veiligheid. De NAM is daar volledig tussenuit gehaald. Alles is opgetuigd
en klaargezet om de Groningers deze veiligheid te kunnen bieden. Hoe kan het dan dat
ik in de krant lees dat er een pauze wordt genomen? Wat is hier aan de hand? Ik wil
daar gewoon scherp duidelijkheid over.
Voorzitter. Er staan nog heel veel belangrijke zaken op de agenda. Gelukkig hebben
mijn collega's daar ook inhoudelijk scherpe vragen over gesteld. Ik wou dat ik veel
meer tijd had, maar ik wilde van de Minister eerst graag duidelijkheid over Groningen
en de vragen die ik stelde. Ik zou ook heel graag, conform de vragen van collega's,
een stand van zaken willen over de lekkage in Farmsum en het traject schaderegeling
in Limburg. Daar ga ik in mijn tweede termijn dan nader op in, want dat zijn ontzettend
belangrijke onderwerpen, waar ook heel veel mensen zich zorgen over maken, en ik wil
hun absoluut niet tekortdoen. Maar ik ben bijzonder verdrietig en eigenlijk ook gefrustreerd
als ik bedenk wat er allemaal is opgetuigd in Groningen en als ik zie dat het niet
rolt. Ik kan dat niet uitleggen en ik wil gewoon heel scherp hebben waar dat aan ligt
en hoe het kan dat er pauzes worden ingelast door burgemeesters, terwijl we gewoon
aan de slag zouden moeten zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk heeft een vraag voor u.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik was onder de indruk van het rijtje met wat we allemaal al geregeld hebben. Goed
om te horen dat de VVD verdrietig is dat een burgemeester pas op de plaats maakt.
Ik wachtte erop of datzelfde geldt voor de 113 woningen in Slochteren en Schildwolde.
U heeft vast ook het Dagblad van het Noorden gelezen over de huizen die nu veilig
zijn maar dat je, als je het opnieuw wilt doen, helemaal achteraan moet aansluiten
en het voor het eerst kan in 2020. Daar hoor ik u niet over. Misschien kunt u daar
ook nog even uw licht over laten schijnen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
We stoppen zo snel mogelijk met de gaswinning voor de veiligheid van Groningers. Dus
dan neem ik aan dat wij met z'n allen hopen dat het impact heeft op de veiligheidssituatie
in Groningen. Ik hoop van harte dat dit voor heel veel mensen betekent, en in de toekomst
voor nog veel meer mensen, dat hun huis niet onveilig is. Ik kan mij wel goed voorstellen
dat het een onzeker gevoel geeft als je eerst het ene hoort en dan het andere. Daar
heeft de Minister ook heel vaak op gereageerd. Hij heeft heel vaak gezegd: dat kan
ik me ook goed voorstellen, en waar mogelijk zullen we absoluut het gesprek aangaan
met mensen en ze daarin meenemen. Maar tegelijkertijd hebben we, bijvoorbeeld aan
de hand van de analyse van de Mijnraad, gezien dat we een heleboel huizen met prioriteit
moeten versterken. Twee derde van de woningen uit de analyse van de Mijnraad hadden
we niet eens in beeld; ze waren niet in de eerste drie batches opgenomen. Ik vind
het alleen maar uit te leggen als wij met elkaar, zoals we aanvankelijk aan het begin
ook hebben bedacht met elkaar, die veiligheid prioriteit geven. Ik zou het liefst
iedereen op alle niveaus tegelijk willen helpen, maar we moeten ook eerlijk zijn.
We hebben gezien hoe de oude versterking liep. Van de duizenden woningen die op de
rol stonden, werden er 70, 80 per jaar gedaan. Ik wil niet terug naar die situatie.
Ik wil dat de onveilige huizen meteen met prioriteit worden aangepakt. Dat betekent
dat je tegen mensen die niet in een onveilig huis wonen, wellicht moet zeggen: fijn
dat dit zo is. Ik snap dat mensen hier onzekerheid over behouden. We gaan natuurlijk
absoluut in gesprek. Maar we moeten onze prioriteit, menskracht en middelen eerst
op de onveiligheid gaan richten. Die keuze zal je als bestuurder moeten maken, wil
je verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid. Daar staan we voor met elkaar. We
kunnen heel lang met vingertjes wijzen naar elkaar, maar daar hebben we niet één Groninger
mee geholpen. Ik wil nú beginnen met de onveilige huizen. Ik hoop dat we dat supersnel,
op een heel fijne wijze voor mensen eindelijk wel kunnen regelen en dat we iedereen
met onzekerheidsgevoelens kunnen bedienen en kunnen zeggen: laten we samen nog een
keer kijken hoe we je wel kunnen helpen. Maar die bestuurlijke verantwoordelijkheid
moeten wij ook hier durven nemen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Nog één punt, omdat ik daarmee worstel. Ergens hebben we de spelregels veranderd.
Daardoor kunnen de mensen die eerst dachten dat hun huis onveilig was en daar wat
mee moest gebeuren, nu opeens gerust slapen. Maar dat voelt natuurlijk niet zo. De
vraag is: hoeveel energie stoppen we er in zodat mensen echt vertrouwen hebben dat
deze overheid haar woord na gaat komen?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Het is echt een ongelofelijk belangrijke vraag en een heel terechte vraag. Hier moet
ook heel veel aandacht naartoe gaan. Als je al die tijd hoort of denkt dat je huis
onveilig is en dan opeens hoort dat het niet zo is, kunnen wij van een afstandje wel
denken «wat fijn», maar dan snap ik heel goed dat dit helemaal niet zo voelt. Ik ben
het helemaal eens met mijn collega dat we daar alle aandacht aan moeten besteden.
Dat zie ik overigens ook gebeuren op gemeenteniveau, maar dat doen we ook allemaal
door heel veel met Groningen te bellen, er aandacht aan te besteden, uit te leggen
waar we mee bezig zijn en hoe we tot die conclusies komen. Als je de gaswinning naar
nul terugbrengt en dus zo snel mogelijk verlaagt, weten we allemaal dat je niet alle
risico's weghaalt, maar dankzij onafhankelijke onderzoekers weten we ook dat het risico
steeds minder wordt. Gelukkig, want daar doen we het voor. Over die balans moet je
heel duidelijk zijn. Daar moet je ook eerlijk over zijn. Je moet dan niet aan deze
kant in debatten allerlei aannames rondstrooien die niet kloppen. Je moet heel zuiver
vertellen hoe dingen zitten, dat we veiligheid centraal stellen en dat er geen reden
is – dat wil ik nog een keer van de Minister horen – om er ook maar één seconde mee
te wachten en die versterking op volle toeren te laten lopen. Ook moet je met alle
respect en ruimte luisteren naar iedereen die zegt zich onzeker te voelen, moet je
diegenen meenemen, moet je zeggen hoe we hierbij komen en moet je vragen wat we nog
meer kunnen betekenen.
Dan nog een laatste opmerking, voorzitter, en dan bent u hopelijk van mij af. Er zijn
nog andere middelen, die ik net ook heb opgenoemd, als het gaat over het toekomstperspectief
van Groningen en wat we nog meer kunnen betekenen in de dorpen. Er zijn heel veel
manieren om mensen niet alleen mee te nemen, maar vooral ook regie te geven. Ik hoop
echt dat we dat gezamenlijk kunnen doen. Alles staat ervoor klaar, maar de Groningers
voelen het niet, zien het niet, merken het niet. Dat zou onze topprioriteit moeten
zijn, inclusief absoluut de groep waarover ik de vraag kreeg; ik ben het helemaal
eens met die vraag.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sienot van D66 voor zijn inbreng
in eerste termijn.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik dacht erover om te beginnen met een mooie, recente
herinnering. We horen veel gedoe over Groningen, maar laatst had ik een gesprek met
iemand die daar woont, die zei: we hebben gisteren een borrel gehad. Ik zei: dat is
leuk. Diegene zei: ja, het was een welkomstborrel voor de mensen in mijn straat die
voor het eerst terugkeerden in hun versterkte woningen. Het duurde even voor ik weer
op adem was, want we hadden net het debat gehad over de gaswinning in Groningen en
alle problemen die daarbij horen. Ik was mij er eigenlijk helemaal niet bewust van
dat er af en toe ook dingen lukken en dat mensen ook iets anders ervaren. Het deed
mij heel goed en ik deel het hier graag met u. Ik zou er meteen de vraag aan vast
willen koppelen wanneer we nieuwe welkomstborrels krijgen. Dat is wat mij betreft
de missie van ons als gezamenlijke politiek: meer welkomstborrels in Groningen voor
mensen die terugkeren in hun versterkte huis.
De Minister heeft heel veel opdrachten van deze Kamer gekregen om daaraan te werken.
D66 wil daar graag resultaten van zien. Daarover wil ik vandaag wat zaken inbrengen.
Ook zou ik het nog willen hebben over andere zaken die te maken hebben met de energiewinning
uit de ondergrond, want wij zien daarvoor veel kansen, bijvoorbeeld via aardwarmte,
maar dat vraagt wel om zorgvuldigheid, kennis en goede kaders.
Laat ik beginnen in Groningen, want één ding is volgens mij ook in dit debat weer
duidelijk: iedereen wil hetzelfde. We willen allemaal Groningers in een veilig huis
en een prettige leefomgeving. Hoe gaan we daar komen? Nu hebben we onafhankelijke
onderzoekers gevraagd om de woningen te beoordelen. De onveiligste woningen zijn het
eerste aan de beurt. We moeten snel aan de slag; liever vandaag dan morgen. Dit blijkt
ook ruimhartig te kunnen. Maar als bij twee woningen onder één kap de ene wordt versterkt
en de andere niet, kunnen we daar met ons hoofd niet bij. Ik wil de Minister nog één
keer met klem vragen of hij kan verzekeren dat dit ook echt niet aan de orde is.
De gemeenten zijn gevraagd om met hun versterkingsplannen te komen binnen de gezamenlijk
afgesproken richtlijnen. Toch zijn niet alle plannen binnen en kan het SodM niet alle
plannen goedkeuren. De Minister stelt dat er twee plannen zijn ingediend, door Appingedam
en Loppersum. Krijgen die allebei goedkeuring? En wat gaat de Minister doen om ook
de andere vier plannen snel te krijgen? Want ja, ik wil welkomstborrels voor zo veel
mogelijk Groningers en dat begint met een goed plan. Kunnen gemeenten ook afkijken
van succesvolle plannen van gemeenten waar het al wel lukt?
Voorzitter. Tijdens het debat bleef de volgende vraag zich maar herhalen; ik heb het
net ook weer van mevrouw Yeşilgöz gehoord. Alle lichten staan op groen, maar toch
staat het stil. De Minister heeft een lange actiepuntenlijst gekregen. Ik ben dol
op vinkjes zetten, maar in plaats van vinken willen we liever dat het gaat vonken.
Ik ben dus specifiek benieuwd hoe het ervoor staat met de uitwerking van de aannemersvariant.
Kunnen we daarmee het schadeherstel serieus versnellen?
Het is ook veel gegaan over een generaal pardon. Ik meen me te herinneren dat de Minister
daarbij te kennen heeft gegeven dat hij dat nog best wil overwegen daar waar er wel
gegevens zijn. Dat vond ik een heel ruimhartig gebaar. Ik ben benieuwd of die optie
nog serieus op tafel ligt.
Er is een zeer relevante motie aangenomen over duidelijkheid over financiering van
versterking. Daar staat een deadline in: februari. Dat is deze maand. Hoe staat het
ermee?
De Fazanthof – er is al aan gerefereerd – was voor velen een opsteker: alle lichten
stonden op groen en de busjes konden eindelijk de wijk in. Maar nu trekt een aannemer
zich terug. We hebben het er net in een interruptiedebatje ook al even over gehad.
Een van de zaken die er specifiek uitspringt, is dat inwoners eigenlijk te laat met
aannemers in gesprek gaan over de haalbaarheid van hun wensen en daarom misschien
ook niet altijd even realistische verwachtingen hebben. Ik zou me dat zelf ook goed
kunnen voorstellen. Ik ben vrij enthousiast in mijn wensen en niet altijd even realistisch.
Het is dan af en toe goed als je er met experts over spreekt. Hoe beoordeelt de Minister
dus het advies om aannemers vroeger aan tafel te krijgen? En is dit aan te kaarten
bij het CVW?
Aanvankelijk onveilige woningen in Slochteren blijken nu toch geschikt om in te wonen.
Daar ging het ook al even over. Collega Dik-Faber stelde daar eerder ook al vragen
over: hoe zit het nou met mensen die in een keer horen dat hun huis veilig is en onder
aan de lijst komen? Daarover was een quickscan toegezegd door de Minister. Want een
inspecteur die in je huiskamer staat en aan de keukentafel veel tekst en uitleg kan
geven, biedt natuurlijk veel meer comfort. Die quickscan klinkt als iets wat we willen;
die klinkt al een stuk sympathieker dan achter aan de rij aansluiten. Deelt u die
mening? Wat kunnen wij daaraan doen?
Ik vertrek nu even uit Groningen en reis naar Steenwijkerland, zoals ik op 18 januari
ook deed. Daar ligt een klein gasveld en er zal veel meer gas gewonnen gaan worden
in dit kleine veld. Het is een gebied met een totaal ander risicoprofiel dan de grote
gasvelden in Groningen. Toch zijn er ook hier zorgen bij de bewoners, en ik snap dat.
Ze willen er vroegtijdig bij betrokken worden. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden
er zijn voor bijvoorbeeld een nulmeting? Die is voor hen waardevol voor een snelle
en geloofwaardige afhandeling van de schade. Kan de Minister ook aangeven welke mogelijkheden
er voor bewoners zijn om bijvoorbeeld mee te monitoren en zelf de activiteiten in
de ondergrond in de gaten te houden? Dan krijgen ze meer grip op hun eigen ondergrond,
op alles wat daar gebeurt en wat dat mogelijk voor hen betekent.
Voorzitter. We staan voor een grote duurzame-energieopgave. D66 ziet een toekomst
vol schone energie, bijvoorbeeld met aardwarmte. Maar daarmee gaan we ook weer rommelen
in onze ondergrond. Dat vraagt om zeer goede kennis en heldere kaders. Hoe staat het
met de toezeggingen die de Minister heeft gedaan in antwoord op mijn vragen over aardwarmte
tijdens de begroting EZK? Zijn er bijvoorbeeld al stappen gezet in het verbeteren
van de vergunningverlening? Zijn de eerste stappen al gezet in de brede voorlichtingscampagne
voor overheden? Wordt er al onderzoek uitgevoerd naar de ondergrond, ondersteund door
de klimaatenvelop? Dat vind ik allemaal hele zinnige dingen, die aansluiten op wat
de heer Van der Lee van GroenLinks inbracht. Want je kunt het maar één keer goed doen.
We moeten de ondergrond goed kennen en de juiste locaties kiezen.
Voorzitter. Ik rond af. Ik hoop dat we na dit debat meer duidelijkheid hebben en een
stap kunnen zetten voor een veilige toekomst voor Groningen en voor heel Nederland,
waar we werken in de ondergrond.
Verder verheug ik me op de eerste welkomstborrel. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. O, er is een interruptie van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Sienot eindigde met positieve ideeën over aardwarmte, maar is hij het met
mij eens dat aardwarmte voorlopig nog een belofte is en dat er vooral heel veel problemen
kunnen zijn met aardwarmte? Ik had het in mijn bijdrage zelf al over corroderende
buizen en over de chemicaliën die nu gebruikt gaan worden om problemen op te vangen.
Maar misschien maak je met de oplossing de problemen wel veel groter. Je moet dus
heel erg oppassen met aardwarmte en in principe vanuit het voorzorgsbeginsel zeggen:
laten we alles eerst honderd procent in kaart brengen en er anders niet aan beginnen.
Want je weet niet wat je je op de hals haalt.
De heer Sienot (D66):
Ik heb net gezegd dat veiligheid vooropstaat. Daarom hebben we bij de behandeling
van de begroting EZK ook een aantal voorstellen gedaan. We hebben daarbij ook gerefereerd
aan het rapport dat is verschenen van het Staatstoezicht op de Mijnen over de veiligheid
van geothermie; u refereerde daar ook aan. Daar stonden een aantal hele dringende
adviezen in. Die dringende adviezen heb ik verpakt en daarvan heeft de Minister toegezegd
dat men daarmee aan de slag ging of al was.
Een van die zaken was: zorg dat je je ondergoed goed kent. Ik bedoel: zorg dat je
de ondergrond goed kent. Dat wilde ik zeggen. De ondergrond goed kennen sluit volgens
mij aan bij wat u zegt: weet waar je aan begint. Nou ja, dan weet je waar je aan begint.
Hetzelfde geldt voor de techniek: gebruik de laatste veilige techniek. Stel het gebruik
van de meest veilige techniek verplicht. Ook dat hebben wij bepleit. Volgens mij zijn
dat allemaal manieren waarop we die belangrijke belofte van geothermie kunnen benutten.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb nog een aanvullende vraag. De heer Sienot noemt ook het Staatstoezicht op de
Mijnen, dat hier kritisch over geschreven heeft. Dat je de beste technieken moet toepassen,
is evident, maar is de heer Sienot het met me eens dat je als overheid de regelgeving
wel moet aanscherpen, omdat daar ook nog allerlei grijze gebieden in zijn? Die regelgeving
moet echt helemaal op orde zijn en moet dus worden aangescherpt.
De heer Sienot (D66):
Dat lijkt mij zinnig. Waar in het oog springt dat dat gewenst is, moet je altijd je
regelgeving aanpassen aan de laatste inzichten op het gebied van veiligheid, want
je kunt het maar één keer verkeerd doen.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft ook nog een vraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Deelt de heer Sienot mijn waarneming dat, terwijl we in het verleden misschien te
nonchalant zijn omgegaan met de ondergrond en de activiteiten daarin, het SodM nu
juist wat assertiever is en veel meer bovenop de ontwikkelingen in de geothermie lijkt
te zitten dan bij andere activiteiten in het verleden het geval was?
De heer Sienot (D66):
Het valt mij op dat de heer Van der Lee bij dit gesprek over de ondergrond heel laag
begint te praten, zeg ik zelf ook maar even met diepe stem. Ik ben het met hem eens.
Dat is inderdaad heel belangrijk. Dat hadden we liever eerder gedaan, maar ja, dat
is water onder de brug, zeg ik tegen meneer Van der Lee. Voortschrijdend inzicht leert
dat we dat beter hadden moeten doen. Daar waar we weer aan de slag gaan in de ondergrond,
bijvoorbeeld in gasvelden, moeten we dat ook zeker doen. Vandaar dat ik de regio Steenwijkerland
aan de orde stelde. Daar zijn nieuwe gasvelden en ook daarvoor geldt: leer van het
verleden.
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, durft u nog?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik vond het antwoord heel bevredigend. Mijn lage stem heeft niets van doen met de
ondergrond, maar meer met mijn verkoudheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we toe aan de inbreng van de ChristenUnie door mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik was voor dit debat begon nog even op het Malieveld en heb
een stukje meegelopen met de duizenden jongeren die vandaag op de been zijn voor het
klimaat. Een aantal van hen zitten hier ook in deze zaal. Ik moet zeggen dat ik het
echt hartverwarmend vind en ook een steun in de rug om er vanuit de politiek een tandje
bij te zetten voor het tegengaan van klimaatverandering. Hopelijk zullen vele van
de mijnbouwactiviteiten, waar wij vandaag over spreken in dit debat, snel tot het
verleden behoren.
Voorzitter. Ik wil beginnen met Groningen. Ik heb een brief gezien van de Minister.
Er zijn door de Minister heel veel toezeggingen gedaan in het debat en er zijn moties
aangenomen. Nu komt het erop aan: de mensen in Groningen moeten nu echt het verschil
gaan merken. De Minister laat in zijn brief zien dat er veel in gang is gezet, maar
we hebben toch nog wel enkele vragen aan de Minister. Laat ik beginnen met de berichten
over de Fazanthof in Ten Boer. Anderen hebben daar ook al over gesproken. De versterkingsoperatie
loopt daar vertraging op. Er was grote opluchting toen dit project in oktober vorig
jaar van start kon gaan, maar RTV Noord berichtte, ik meen gisteren, dat een van de
drie aannemers zich heeft teruggetrokken en dat een andere nog twijfelt. Mijn vraag
is: wie is hier nu aan zet? Wat kan de Minister doen voor deze bewoners?
Voorzitter. Dan het nieuwe governancemodel, de verdeling van rollen en taken. De Minister
geeft aan dat hij nog altijd in gesprek is met alle betrokken partijen hierover. Hoe
lang gaan die gesprekken nog duren? Wat staat er nu precies aan in de weg om te komen
tot een model? Wat is de stand van zaken van de lokale plannen van aanpak voor de
versterking? Wanneer zullen alle zes plannen van de gemeenten door het Staatstoezicht
op de Mijnen zijn goedgekeurd? Ik heb begrepen dat Appingedam goed op weg is, maar
andere gemeenten nog niet. Kunnen ze van elkaar leren? Hoe kunnen we vanuit het Rijk
nog een duwtje in de goede richting geven?
Voorzitter. We hoeven niet te wachten op het governancemodel, we hoeven niet te wachten
op de plannen van aanpak. De Minister zegt klip-en-klaar, heel duidelijk, dat nu al
gestart kan worden met de aanpak van de 3.000 meest risicovolle adressen. Natuurlijk
is de ChristenUnie daar heel blij mee. In het eerdere debat hebben we vastgesteld
dat allerlei instanties naar elkaar wijzen en er intussen niets gebeurt. De Minister
geeft aan dat hij nu een permanent team in het leven wil roepen met de taak om gedurende
de gehele looptijd van de operatie van de versterking in Groningen knelpunten steeds
snel te signaleren en op te lossen. Dat klinkt natuurlijk goed, maar mijn vraag is
wat de samenstelling van dit team wordt, wanneer het geïnstalleerd wordt en wie uiteindelijk
de doorzettingsmacht heeft. Blijft deze niet ook nog gewoon bij de Minister liggen?
Voorzitter. De Minister heeft toegezegd speciale aandacht te geven aan de communicatie
met mensen met oude schades, zelfs teruggaand tot april 2017. Hebben deze gedupeerden
inmiddels al bericht ontvangen? Zo nee, wanneer krijgen deze mensen dan wel wat te
horen?
Dan de mensen die eerder te horen hebben gekregen dat hun huis niet veilig is en nu
een tegenovergestelde boodschap krijgen: hun huis is wel veilig en hoeft niet versterkt
te worden. Dat zal komen doordat er gewerkt wordt met de nieuwe NPR, de gaswinning
omlaaggaat en het allemaal veiliger wordt, maar ik begrijp heel goed dat mensen er
geen touw meer aan vast kunnen knopen en zich niet veilig voelen in hun huis. Deze
mensen komen nu toch achteraan in de rij te staan voor een nieuwe beoordeling. De
Minister heeft toegezegd dat hij hiermee aan de slag wil gaan. Hij neemt de zorgen
serieus, hij begrijpt de zorgen en hij wil hier ook capaciteit voor vrijmaken. De
heer Sienot refereerde al aan de quickscan die mensen kunnen krijgen zonder dat dat
ten koste gaat van de meest onveilige woningen. Hoe staat het met deze toezegging?
Voorzitter. Dan de kleine velden. Er lijkt een trend van intensivering van de olie-
en gaswinning uit kleine velden te zijn en de ChristenUnie maakt zich daar zorgen
over. Ik noem de Bommelerwaard en Woerden en er zijn vele locaties meer te noemen.
Dit dreigt ten koste te gaan van het draagvlak voor de energietransitie op lokaal
niveau. Mensen begrijpen het gewoon niet meer: hun woning moet van het gas af en moet
verduurzaamd worden en tegelijkertijd worden ze geconfronteerd met nieuwe gaswinning.
Dat roept heel veel vragen op. Hoe staat het precies met de gaswinning uit die kleine
velden? Hoeveel vergunningen of wijzigingen van vergunningen zijn er in 2018 behandeld
voor de winning van gas en/of olie uit de kleine velden? Welke velden betreft het?
Wat is de status van deze velden? Hoe verhouden deze aantallen zich tot die van de
vorige vijf jaren? Het zijn heel veel vragen, maar ik maak me gewoon echt zorgen hierover.
De trend is dat we van fossiel afgaan – niet voor niks zijn al die jongeren vandaag
op de been – maar het lijkt alsof Nederland het beleid rond kleine velden intensiveert.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Voorzitter. De laatste plek die ik in dit debat wil bezoeken, is het Waddengebied.
De NAM is van plan om vanuit Blija en Ternaard meer aardgas te winnen onder de Waddenzee.
De vergunning is dusdanig oud dat de maatschappelijke en juridische context van de
Waddenzee compleet veranderd is. De opsporingsvergunning stamt, als ik mij niet vergis,
uit 1990 of 1991, toen de Waddenzee nog niet op de UNESCO Werelderfgoedlijst stond.
Bovendien achtte de NAM het gebied toen niet geschikt voor winning en wordt het pas
heel recent opeens weer gezien als mogelijke boorlocatie. Wat is de motivatie van
de NAM om nu ineens deze vergunning in gebruik te willen nemen? Even onder ons: ik
keek hiernaar met mijn nieuwe medewerkster. Zij zei: deze vergunning is gewoon ouder
dan ikzelf ben. Dat geeft al aan hoelang deze vergunning op de plank heeft gelegen.
Nee, wij doen niet aan kinderarbeid; het is gewoon een ontzettend oude vergunning.
Waarom wordt die nu afgestoft en aangesproken? Het kan toch niet zo zijn dat dat gebeurt,
juist in het Waddengebied? Ziet de Minister ruimte om te onderzoeken of er toch nog
een herbeoordeling kan komen? Moet daar niet opnieuw naar gekeken worden, nu er sprake
is van kwetsbare natuur en UNESCO Werelderfgoed? Ik kan me helemaal aansluiten bij
de oproep van de heer Van der Lee aan de Minister om hierbij maximale creativiteit
in te zetten, mocht er toch sprake zijn van juridisch complexe procedures als we deze
vergunning gaan heroverwegen. Ik ben benieuwd wat de Minister daarop gaat antwoorden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Op de seconde nauwkeurig zes minuten, mevrouw Dik-Faber. Mijn complimenten, u bent
de eerste.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u. Nog een kleine opmerking: ik heb zo meteen een debat over geneesmiddelen,
dus ik zal na de inbreng van mevrouw Van Brenk de vergadering tot mijn spijt verlaten.
Maar mijn nieuwe medewerker luistert mee. Er wordt dus meegeluisterd.
De voorzitter:
Ik begrijp het. Met zo veel verschillende debatten en vijf zetels in de Kamer moet
je schipperen waar je bij kunt zijn.
Mevrouw Van Brenk van 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Wij begrijpen dat er een onderzoek loopt naar de aardbevingsbestendigheid
van Chemie Park Delfzijl. Dat onderzoek loopt al langere tijd, maar er zijn nog geen
rapportages bekend. Klopt dat? Kan de Minister ons hierover bijpraten?
Er komen twee loketten in Groningen; één voor de schade door gaswinning en één voor
schade door overige mijnbouwactiviteiten, zoals zoutwinning. In antwoord op vragen
van de SP zegt de Minister dat hij schade door overige mijnbouw van een andere orde
vindt dat schade door gaswinning. Het aantal schademeldingen daarover ligt ook veel
lager. Maar onvoldoende duidelijk is wat de effecten zijn van stapeling van deze activiteiten
en hoe vaak deze combinatie voorkomt, misschien ook wel in combinatie met het effect
van droogte op de ondergrond, of geothermie, waar ik straks nog op terugkom. Is het
juist om deze reden niet beter en efficiënter om deze twee zaken onder te brengen
bij één loket in plaats van bij twee? En is het niet beter om ook hier het bewijsvermoeden
om te keren? In het geval van gestapelde mijnbouw zal immers vaak moeilijk hard te
maken zijn welke schade door welke activiteit veroorzaakt is.
Deze week ontvingen wij de antwoorden van de Minister over geothermie. Dank daarvoor.
Het is al enige jaren duidelijk dat er aanvullende wetgeving nodig is. Die was ook
al toegezegd voor eind 2017, maar is er nog steeds niet. Sterker nog, de Minister
heeft aangegeven het «dit jaar» te verwachten. Kunt u aangeven wanneer in dit jaar
en kunt u ook aangeven waar die vertraging nu in zit?
Ook de extra eisen van Staatstoezicht op de Mijnen komen dit jaar beschikbaar. Ook
hier is het de vraag waarom dat zo lang duurt. En hoe bindend is het aangekondigde
Well Integrity Management System? Graag een reactie hierop van de Minister.
Hoe staat het met de acties en aanbevelingen voor wat betreft zorggebouwen in de regio
Groningen, naar aanleiding van het rapport (Bevings)bestendige zorg?
Het gegoochel met normen en inspecties heeft ook wat ons betreft een nieuw dieptepunt
bereikt; collega's noemden dit punt eerder ook al. In Slochteren, ik noemde het zojuist
al, bleek deze week dat 113 woningen die bij een eerste inspectie als risicovol waren
aangemerkt, dat nu ineens niet meer te zijn. De betreffende bewoners hadden de keuze:
uit het versterkingsprogramma stappen, of wachten op een nieuwe inspectie, die volgens
de nieuwe normen verloopt en op zijn vroegst pas in 2020 zou kunnen plaatsvinden.
Mensen die dachten dat ze wisten waar ze aan toe waren, zijn weer terug bij af. Dat
kan je mensen niet aandoen. 50PLUS wil graag een reactie van de Minister op dit bericht.
Het kan toch niet zo zijn: de regels veranderen tijdens het spel en dan ook nog eens
te weinig inspectiecapaciteit, waardoor de hele zaak stagneert? Wat gaat de Minister
hieraan doen?
50PLUS verzoekt, met dit bericht in het achterhoofd, om een nieuwe update van de plannen
voor het werven van extra capaciteit van schadeherstellers. We hebben het enkele weken
geleden hier ook over gehad, in een plenair debat. Is er al iets nieuws te melden?
Voorzitter. Voor wat betreft de Waddenzee sluit ik mij graag aan bij de vragen en
opmerkingen van GroenLinks en van de ChristenUnie, want het is een heel kwetsbaar
stukje Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de inbreng van mevrouw Van Brenk van 50PLUS. Ik ga namens de PvdA
mijn inbreng geven. Daarom draag ik nu eerst het voorzitterschap over aan mevrouw
Beckerman.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel, voorzitter. Ik geef graag het woord aan de heer Nijboer van de Partij
van de Arbeid voor zijn zes minuten.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag het overleg vandaag voorzitten, dus ik heb verder geen
interrupties gepleegd. Maar het moet mij wel van het hart dat ik het begin van dit
debat geen fraai schouwspel vond. Ik denk dat de Groningers die dit debat bekijken,
dat ook niet vonden. Want uiteindelijk is met onderling gekissebis en ruzie niemand
geholpen. En dat is toch wat mensen hebben gezien.
Ik zie de heer Sienot daar hard om lachen, maar ik heb geprobeerd bij het vorige debat
een motie in te dienen die zo sec mogelijk was en precies de tekst van de regio over
te nemen met de vijf adviezen die er waren, die dringend overgenomen waren. Die motie
is weggestemd door de coalitie. Dat kan. Ik wil er evenwichtig over zijn en zeg dus
dat de coalitie ook een heel aantal moties heeft ingediend voor verbeteringen in Groningen.
Ze hebben daar ook voorstellen toe gedaan. Maar de motie is verworpen.
Het liep hoog op net. Maar eigenlijk hadden we vandaag willen praten over waar we
gekomen zijn sinds het debat. De afspraak is niet doorgegaan, om begrijpelijke redenen.
Die is nu aanstaande maandag. We zitten dus een beetje in tussen het vorige grote
gasdebat en de afspraak die naar ik begrepen heb zal plaatsvinden met de regio, over
de vraag hoe de Minister hier nu mee verdergaat.
Ondertussen kunnen we natuurlijk zegeningen tellen, welkomstborrels met elkaar houden
om elkaar te verwelkomen en vaststellen wat er allemaal op papier is geregeld, maar
moeten we wel, denk ik, met zijn allen vaststellen dat het gewoon niet goed genoeg
gaat in Groningen. Dat heeft ook eigenlijk iedereen wel gezegd.
Waar is Groningen dan het meest mee geholpen? Ik denk dat het toch goed zou zijn om
te proberen om als parlement als één vrouw of één man achter Groningen te gaan staan
de komende tijd. Daar zullen we het met ons allen voor moeten doen. De PvdA-fractie
is daar zeer toe bereid. Want ruzie lost niks op. We zien nu weer de Fazanthof. Daar
heeft ook iedereen naar gevraagd. Wat betreft burgemeester Beukema van Delfzijl kunt
u wel zeggen «moet ik dat nou in de krant lezen?», maar die man doet dat natuurlijk
met de beste bedoelingen voor zijn bevolking. Die zegt: ik trek hier gewoon een lijn,
want anders ben ik verantwoordelijk voor iets waar ik niet verantwoordelijk voor wil
zijn. Dus ik denk toch dat de Minister die oproep serieus moet nemen en ook aan die
verzoeken van hem tegemoet moet komen.
Ik zie ook een college in Groningen, een provinciaal bestuur waarin men nu meer met
elkaar bezig is dan met de belangen van Groningen. Dat vind ik ook schadelijk. En
eigenlijk doen we in Den Haag hetzelfde. Al met al denk ik dat dat niet de oplossing
dichterbij brengt. Voor de Minister is dat ook niet zo makkelijk, want met wie spreekt
hij maandag? Dat weet hij nog niet eens.
Kortom, ik ben er best wel somber over, terwijl het toch echt nodig is dat wij met
z'n allen zij aan zij gaan staan om op te komen voor Groningen. Ik denk ook dat mensen
dat van ons verwachten.
Voorzitter. Ik kom op een tweede…
De voorzitter:
Eerst is er een interruptie van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik waardeer de verbindende toon en houding van de PvdA hier. Dus dank daarvoor. Ik
hoop ook dat we op deze manier met elkaar verder kunnen, want ik ben het ontzettend
eens met de opmerking dat zolang wij hier in de Kamer meer met elkaar bezig zijn dan
met Groningers of in de regio iedereen met elkaar bezig is, we de Groningers niet
de aandacht, hulp en ondersteuning geven die ze echt nodig hebben.
De heer Nijboer zei ook dat we als één man of één vrouw achter de Groningers moeten
staan. Ik ben even op zoek. Hoe zou dat… Ik worstel even. De heer Nijboer had het
zelf al over de burgemeester van Delfzijl. De heer Nijboer zegt dat het misschien
vervelend is dat we het in de krant moeten lezen, maar dat die man opkomt voor zijn
bewoners en dat hij dat helemaal snapt. Maar hoe moet ik dat rijmen? De bestuurders
in de regio hebben in september met elkaar en met de Minister afgesproken: zo gaan
we het doen, dit zijn de randvoorwaarden, dit gaan we waarmaken voor Groningers, zo
gaan we ons inzetten en we gaan gewoon de veiligheid garanderen met elkaar. Hoe moet
ik dat rijmen met het punt dat ik dan in de krant moet lezen dat diezelfde bestuurders
zeggen: ik neem effe een pas op de plaats, ik laat «m effe? Ik vind dat héél ingewikkeld;
ik word daar heel onrustig van. En ik vind het ook ontzettend makkelijk om weer naar
de Minister te verwijzen, terwijl we met elkaar dachten dat we in september iets hadden
afgesproken zodat we gewoon kneitehard aan de slag konden voor Groningers. Hoe beoordeelt
de heer Nijboer dit vanuit zijn perspectief van «laten we met zijn allen voor de Groningers
werken»?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik zie het als een noodkreet van een burgemeester die zegt: ik moet heel veel doen
in mijn buurt en ik weet niet wie dat gaat betalen, wanneer het nou eindelijk gaat
gebeuren en of ik de mensen in al die dorpen zekerheid kan geven, en ik ga niet aan
de slag voordat ik die duidelijkheid wel kan geven. Daar geef ik hem groot gelijk
in. Dit leeft ook breed onder wethouders, burgemeesters, bestuurders: er zal wel een
pot geld staan, maar we weten niet of we die wel krijgen; er moeten heel veel huizen
versterkt worden, maar we weten niet precies welke of wanneer we kunnen beginnen.
Ik snap wel dat een lokale bestuurder dat op den duur zegt. Anja Wortman in midden-Groningen,
die ook zeer betrokken is, zegt precies hetzelfde: dit gaat niet zo. Daar spreek ik
de Minister op aan. Maar ik denk dat we dat allemaal zouden moeten doen. Ik spreek
de burgemeester dus niet aan dat hij niet zou moeten opkomen voor zijn mensen. Ik
geef hem groot gelijk.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius in tweede termijn.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Kijk, ik vind oprecht: elke noodkreet uit Groningen moeten we serieus nemen en daar
moeten we mee aan de slag. In september spreken bestuurders met elkaar af: we gaan
het op deze manier doen, we gaan ons houden aan de adviezen van de Mijnraad omdat
we met elkaar vaststellen dat dat het beste is voor de veiligheid van onze Groningers.
Vervolgens is heel duidelijk afgesproken: er is geld, je kunt aan de slag. Drie weken
geleden vragen we het letterlijk aan de Minister. De Minister heeft wel honderd keer
gezegd: het is er. Hoe moet ik vervolgens een noodkreet in de krant rijmen met wat
al afgesproken is, waar de bestuurders zich aan hebben gecommitteerd en waarvan bevestigd
is dat het er allemaal is? Dan in de krant zeggen «nee, ik geloof het toch niet en
ik trek mijn commitment in»… Ik vond dat heel heftig. Was het niet beter geweest om
het in hetzelfde gremium waarin men dat een paar maanden eerder had afgesproken, terug
te leggen, zo van «goh, hoe doe jij dat in je gemeente, want ik loop tegen dingen
aan»? Dat er geld is, dat er randvoorwaarden zijn, dat we veiligheid centraal zouden
stellen, is in september allemaal al afgesproken. Toen zaten dezelfde bestuurders
gewoon aan tafel, daar waren ze het gewoon mee eens. Er is niks nieuws.
De heer Nijboer (PvdA):
We hebben in het vorige debat uitgebreid gesproken over wat de regio, niet alleen
de bestuurders maar ook de Bodembeweging en het Gasberaad, hiervan vond. Die vinden
het computermodel een slecht uitgangspunt waar ze niet mee kunnen werken. In de versterkingsoperatie
zoals die nu wordt vormgegeven, hebben ze geen vertrouwen. Daar staat een handtekening
onder van de burgemeester, ook van die van Groningen en van Delfzijl. De Minister
gaat ermee door, maar de burgemeester zegt: daarmee kan ik niet naar mijn bevolking
toe, want ik moet huizen gaan versterken waar ik het er niet mee eens ben, terwijl
ik in andere dorpen grote zorgen heb. Dat is het probleem. We hebben een groot inhoudelijk
probleem. Ik wil niet net doen alsof wij als Kamer allemaal hetzelfde vinden. Ik vind
de computermodelaanpak een hele slechte basis. Ik heb daar een heel hard oordeel over,
nog steeds. Waar ik in zo'n debat naar zoek, is tot elkaar komen in plaats van de
verschillen uit te vergroten. Mag u mij weer vragen waar we over verschillen. Ik denk
dat de aanpak faalt, dat mensen er geen vertrouwen in hebben, dat het niet zo moet
en dat het zo verkeerd afloopt. Alleen, het helpt niet zo veel om daarop te drukken
als we niet samen een beetje de goede richting opgaan. Ik geef die burgemeester wel
gelijk dat hij op deze weg niet verder kan.
De voorzitter:
De heer Sienot wilde ook graag een vraag stellen.
De heer Sienot (D66):
De heer Nijboer zei dat ik even in de lach schoot en dat klopt. Dat komt omdat het
verhaal dat hij net hield, me ergens wel uit het hart gegrepen is, want ineens geeft
hij er blijk van hij de dingen best precies kan benoemen, maar dat is de afgelopen
tijd niet gebeurd. Wat de afgelopen tijd wel is gebeurd, is dat er een motie is ingediend,
die inderdaad niet is aangenomen. Maar heel veel moties zijn wel aangenomen en er
is een soort sfeer gecreëerd alsof het Rijk tegen de regio is omdat die motie niet
werd aangenomen. Daarvan schiet ik in de lach, want dat klopt niet. Wat er is gebeurd,
is dat er heel veel moties wel zijn aangenomen, binnen de kaders zoals die met elkaar
zijn afgesproken en waarmee we de Minister aan de slag kunnen laten gaan. Mijn vraag
is: gaan we door met elkaar? Scherp zien, dingen precies benoemen, samen de problemen
aanpakken. Of gaan we dingen troebel benoemen en op zodanige wijze dat we de mensen
tegen elkaar opzetten? Als we Rijk tegen regio opzetten, is niemand daarmee geholpen,
de mensen in de huizen zeker niet.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik laat mij niet aanleunen dat ik mensen tegen elkaar opzet. Ik doe, overigens met
andere collega's, niet anders dan opkomen voor mensen om de situatie daar te verbeteren.
Ik heb dat de vorige keer in het debat geprobeerd te doen door heel sec, zonder politieke
duiding of oordeel, een breed gedragen… De Minister heeft af en toe ook gezegd dat
de regio het onderling niet eens is. Ze hebben vijf punten opgesteld: dit moet er
gebeuren om een beetje vertrouwen te krijgen. Gewoon één regel: neem dat over. Weinig
politieke discussie, denk ik dan, daar kunnen we met z'n allen achter gaan staan.
Dat is verworpen en dat betreur ik. Ik vind dat ook niet goed. Maar dat wil ik niet
al te veel gaan inwrijven, want we moeten door. Ik bedoel, we zijn een democratie
en het is verworpen. Dat doe ik en dan probeert u weer verschillen te zoeken. Ik denk
echt dat er een paar inhoudelijk verkeerde keuzes worden gemaakt. Dat denk ik echt,
met die computermodellen, die versterking, met die aanpak waardoor mensen in onzekerheid
zitten. Dat vind ik niet goed. Dat is een zorg, maar die zorg hoor ik ook wel bij
u, dus ik probeer samen verder te komen. Het verzoek om veel complimenten voor aangenomen
moties die net niet zijn wat de regio vraagt, vind ik te veel gevraagd.
De heer Sienot (D66):
Ik denk dat we met elkaar moeten constateren dat we de zaken nu goed aan het benoemen
zijn en de pijnpunten naar boven halen. Daar kun je het over hebben en dat is goed.
Dat computermodel zat in de afspraken met de bestuurders. We kunnen constateren dat
er nog wel wat moet gebeuren en dat er huizen veilig worden verklaard hoewel mensen
nog niet het gevoel hebben dat ze ook veilig zijn. Daar ben ik het allemaal mee eens.
Dat is precies benoemen. Daar gaat het hier om, dat we samen precies benoemen. Ik
wil graag samenwerken maar dan ook precies benoemen, precies kijken en vervolgens
hele goede oplossingen samen bedenken. Bent u het daarmee eens?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik kijk altijd precies, ik doe niet anders. Ik ben er ook veel. Ik weet ook precies
de achtergrond van waar u op doelt. De bestuurders hebben na veel vijven en zessen
gezegd «dan moet het maar zo» en zijn er vervolgens mee begonnen. Het werkt voor geen
meter. Er zijn 20, 30 of 40 sessies geweest in dorpshuizen waar mensen naartoe gingen
om te horen of hun huis veilig was. Ze liepen naar buiten en niemand wist waar hij
aan toe was. Toen hebben ze ons een brief gestuurd, zo van «zo kan het niet langer;
we hebben het model wel geaccepteerd; we zagen het al niet zitten, maar we hebben
het toch geprobeerd en het kan niet langer». Als Kamer hebben we niet bij meerderheid
bij de vorige stemming gezegd: we kunnen daar niet mee door. Ik vind het nog steeds
geen goede weg. Dat is heel precies wat ik ervan vind.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, ik zou bijna zeggen «gaat u voort met uw betoog», maar mevrouw Yeşilgöz-Zegerius
wil graag nog een interruptie plaatsen en dat sta ik toe.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u, voorzitter. Het is goed dat we dit tot achter de komma scherp krijgen, zodat
we alle onduidelijkheid kunnen wegnemen. Ik begrijp dat de heer Nijboer hier ook toegeeft
dat in september, ook op verzoek van de Kamer, de Minister naar de regio is gegaan
en dat ze gezamenlijk afspraken hebben gemaakt waarin precies stond: we gaan de adviezen
van de Mijnraad opvolgen. Daarbij is het HRA-model onderschreven als het model dat
gebruikt zou worden. Vervolgens zijn er bestuurders die om wat voor reden dan ook
– lastig uitlegbaar in zaaltjes, dat snap ik – zeggen: ik ga er toch van afwijken;
ik wil terug naar een ouder model en ik doe dit niet meer. Daardoor wordt de versterkingsoperatie
enorm vertraagd en kunnen Groningers niet aan de slag met hun woning, ondanks het
feit dat er afspraken liggen, er regels zijn, het geld er is. Het kan gewoon, we kunnen
nu aan de slag. Maar dat gebeurt niet omdat de afspraken ineens niet meer zouden gelden.
Als we dat toegeven, zijn we weer een stap verder.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik zou haast zeggen: ik heb nog liever dat u collega's in de Kamer de schuld in de
schoenen schuift dan de regionale bestuurders die zich elke dag met hart en ziel voor
de Groningers inzetten. U zegt: ze hebben hun handtekening gezet, maar trekken zich
terug en zijn daarmee onbetrouwbaar en ze houden ook nog eens de versterking op. Dat
is toch een gotspe?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter, er worden mij hier woorden in de mond gelegd. Zullen we gewoon de woorden
die ik gebruikt…
De voorzitter:
Moment…
De heer Nijboer (PvdA):
Mevrouw Yeşilgöz zegt: ze hebben hun handtekening gezet, ze komen daarop terug en
ze vertragen de versterking. Ik vind dit een lezing waar ik totaal niks bij voel.
Waarom niet? Omdat er een ellenlange discussie vooraf is geweest over de aanpak van
de versterking. Hans Alders is afgetreden. De regio stond erachter, die vond dat het
door moest blijven gaan. Maar ja, je moet wel door want je dorpen en je huizen zijn
onveilig. Toen is het model van de Minister gekomen. Daar waren ze het totaal niet
mee eens. Maar ja, anders gebeurde er niets en dus zijn ze er toch maar mee aan de
gang gegaan. Nu blijken ze gelijk te hebben: het loopt helemaal vast. Dat is wat er
gebeurd is. Ik snap hen heel goed. Ik heb nog liever dat u mij de schuld geeft en
de collega's de schuld geeft dan dat u zegt: die burgemeesters en die wethouders en
dat Groninger Gasberaad hadden er nooit mee akkoord moeten gaan; ze kunnen het nu
niet wijzigen. Ik ben dat niet met u eens.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Een punt van orde.
De voorzitter:
Eén moment, mevrouw Yeşilgöz. Ik heb u ruimte gegeven voor twee interrupties, ik geef
u ook ruimte voor nog een tweede vraag en voor een punt van orde, maar zouden we alstublieft
tijdens het antwoord geven wel naar elkaar kunnen luisteren? Ik ben verkouden en dat
zijn heel veel mensen hier. Het gehoor is niet al te best en u praat er wel erg veel
doorheen. Even ademhalen en dan geef ik u de ruimte voor uw tweede of eigenlijk uw
vierde vraag aan de heer Nijboer.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u, voorzitter. U heeft helemaal gelijk dat ik even moet kalmeren, maar ik word
hier boos om. Het gaat erom dat we even scherp moeten hebben waar we ons als Kamer
nou aan hebben gecommitteerd, wat we de Minister hebben gevraagd te doen. Dat is:
met de regio afspraken maken. Dat is in september gebeurd. Vervolgens verwachten we
met z'n allen dat iedereen zich ook aan de afspraken houdt, dus dat de Minister regelt
dat er geld is, dat hij regelt dat iedereen aan de slag kan gaan. Nu constateren we
dat er bestuurders zijn die zeggen: ik voel me niet prettig meer bij deze afspraken.
Dat is een constatering, voorzitter, en ik laat mij niet door de heer Nijboer woorden
in de mond leggen, dat ik mensen onbetrouwbaar zou noemen, er allerlei partijen bij
zou halen. Dat heb ik niet gedaan. Maar als dit de feiten zijn, laten we dan de feiten
benoemen zoals ze zijn. Ik sluit mij aan bij hoe de heer Nijboer begon: laten we elkaar
hierin opzoeken. Maar alsjeblieft niet in een antwoord aan mijn adres allerlei dingen
erbij halen, waardeoordelen die ik niet heb gebruikt. We gaan hier geen politiek spelletje
van maken, we gaan even bij de feiten blijven en dat die misschien niet heel prettig
voor de heer Nijboer zijn, dat kan.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, wilt u hierop reageren?
De heer Nijboer (PvdA):
De feiten zijn voornamelijk niet prettig – dat delen we met z'n allen – voor mensen
die erin zitten. Het is gewoon één dikke ellende die al jaren voortduurt. Met deze
discussies schiet geen Groninger wat op.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, ik zou bijna zeggen «gaat u verder met uw betoog», maar u heeft nog
een interruptie, dit keer van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb een vraag. Als ik analyseer wat de burgemeester van Delfzijl heeft gezegd,
dan komt een groot deel van zijn zorgen voort uit het feit dat met de nieuwe aanpak
van de versterking problemen ontstaan. Men had er rekening mee gehouden dat er meer
huizen zouden worden versterkt. In het kader van de vernieuwing die noodzakelijk is,
ontstaat er nu een probleem. Tegelijkertijd hebben we recent ook gesproken over het
toekomstprogramma Kracht en Trots waarin middelen ter beschikking zouden kunnen komen
om juist daarin te voorzien. Ten aanzien van de aanpak van de versterking heeft u
uw twijfels en dat begrijp ik. Zou het een oplossingsrichting kunnen zijn dat daar
waar er zorgen liggen, het andere programma daarin zou kunnen voorzien?
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is die 1,15 miljard die beschikbaar is gesteld. Ik zou graag zien – ik denk dat
dit de enige uitweg is uit deze ellende – dat je per dorp kijkt wat de toekomst van
het dorp is. De Minister knikt, dus we zijn een stukje verder. Vandaaruit kijk je:
hoe zie ik Krewerd in de toekomst voor me, hoe zie ik Ten Post, Garmerwolde, Ten Boer
in de toekomst voor me? Een deel zal moeten worden versterkt vanuit de NAM-gelden
en voor een deel zal er een nieuw dorp moeten komen. Scholen werken samen. Op het
platteland – mevrouw Dik-Faber weet er alles van – gaan scholen samen in één gebouw.
Dat moet aardbevingsbestendig en dat moet natuurlijk ook allemaal betaald. Het probleem
is nu dat er allemaal verschillende potten, routes en trajecten zijn en de bestuurders
niet weten waar ze aan toe zijn. Ik snap wel dat zo'n burgemeester zegt: als ik niet
weet of er een nieuwe school komt terwijl ik wel een hele wijk op de schop moet houden
of als ik niet weet wie wat betaalt, kan ik niet beginnen. Dat is niet op orde en
de Minister is wel eindverantwoordelijk.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Volgens mij hebben we hier consensus over. De gefragmenteerde aanpak, die een bepaalde
reden heeft, brengt echt wel complicaties met zich mee. Tegelijkertijd is er al meer
dan 1 miljard uitgegeven aan het gesteggel over «hoe gaan we dit doen?», en blijven
vragen om dingen alleen maar aan elkaar te verbinden, brengt ons niet verder. Stel
dat wij hier als Kamer uitspreken dat als het via de versterking niet kan omdat er
met een democratische meerderheid besloten is tot een nieuwe aanpak, het maar via
de toekomst moet en dat wij die 1,15 miljard eventueel maar moeten ophogen. Kunnen
we elkaar daarin dan vinden?
De heer Nijboer (PvdA):
Nou, ik ben voor één ding wel bang. Ik vind dat de NAM wel gewoon haar deel moet betalen.
Volgens het nieuwe model zou een aantal huizen niet meer versterkt hoeven worden;
het Rijk zou het dan wel betalen. Daar ben ik heel kritisch op. De NAM heeft, overigens
net als de overheid, jarenlang vele miljarden verdiend aan de gaswinning. Shell en
Exxon zitten er als aandeelhouders achter. Ze moeten gewoon betalen, dat is hun verantwoordelijkheid.
We moeten dat niet als belastingbetaler compenseren. Maar ik vind wel dat de overheid
veel meer moet doen. U heeft helemaal gelijk, met de procedures gaan voor honderden
miljoenen kosten gepaard, maar daarachter zitten mensen. Zij krijgen te maken met
expertise, contra-expertise, advocaat, bouwtechnische keuring, procesgangen, juristen.
Ze zijn helemaal vermalen. Dat vind ik nog veel erger dan het geld. Dat is wat er
aan de hand is en wat nog steeds gaande is.
De voorzitter:
Dan kunt u nu uw betoog voortzetten.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat ga ik doen, voorzitter. Ik kom op Groningen, maar dan iets anders: Roodeschool.
Ik heb daarover vragen gesteld met collega Moorlag. Ze zijn in dat dorp al lang bezig
met het aardgascondensaat, met dat overslagstation. Het staat middenin het dorp en
dat lijkt helemaal nergens naar. Dat is al jaren aan de gang. De Minister vindt dat
ook en ik ben tevreden dat de Minister dat ook vindt. Hij heeft gezegd: ik ga met
het bedrijf praten om het te verplaatsen. Mijn vraag is: wat is daar uitgekomen? We
hebben het eind vorig jaar gevraagd. Gaat dat gebeuren? Burgemeester Marijke van Beek
is al tien jaar bezig om zo'n industriële activiteit middenin het dorp te verplaatsen.
Gaat dat gebeuren? Wordt het verplaatst naar de Eemshaven?
Dan kom ik op Farmsum en het condensaatlek. Mevrouw Beckerman heeft er ook al uitvoerig
over gesproken en ik sluit me bij haar vragen aan. Hoe kan het nou zo gebeuren? Dat
is echt de vraag. Hoe kan het nou gebeuren en hoe kan het zo laat gemeld worden? Hoe
kan de communicatie zo slecht zijn? Is het niet gevaarlijk? Gebeurt het niet weer?
Dat zijn best wel relevante vragen voor mensen die in Farmsum wonen. De PvdA heeft
daar grote zorgen over.
Veendam, voorzitter, het een-na-laatste punt van Groningen. Voor Veendam en de gestapelde
mijnbouw hebben we vaak aandacht gevraagd. De mensen daar komen geen stap verder.
Het kan door zoutwinning komen. Mevrouw Van Brenk vroeg ook naar de gestapelde mijnbouw.
Op meer plaatsen in Nederland speelt het, maar in Veendam is het echt een probleem.
Ik wil graag dat de Minister daar nog eens naar kijkt om er een oplossing voor te
zoeken. We hebben weer een brief van Nedmag gekregen, zo van «het komt niet door ons;
succes er verder mee; het moet maar opgelost». Maar als dat de houding is van het
bedrijf, komen we er niet uit en blijven de mensen in kapotte huizen zitten.
Het een-na-laatste punt: de Wadden en de scholieren die voor het klimaat demonstreren.
Ik zag ze voor het raam langslopen; het zijn er duizenden. De Minister was niet enthousiast.
Ik zou haast willen zeggen: neem die woorden terug. Hij zei «laat ze maar op school
zitten», maar als Minister van Energie en Klimaat zou ik zeggen: je moet trots zijn
op zo'n betrokkenheid van de toekomstige generatie die jou een steun in de rug geeft
in die toch moeilijke coalitie waarin niet iedereen even enthousiast is. Ik zou er
dus blij mee zijn en ik zou niet zeggen: jongens, op school leer je meer dan wanneer
je hier demonstreert. Ik vind het hartstikke mooi dat ze zo betrokken zijn.
Daaraan gerelateerd: de Wadden. Ik sluit mij aan bij de goede suggestie van de heer
Van der Lee. Daar sluit ik me volledig bij aan. Geen nieuwe vergunningen voor de velden
daar en misschien wel compenseren op de Noordzee. Ik had het zo nog nooit bekeken,
maar ik vond het echt een richting die de Minister zou moeten aanspreken.
De voorzitter:
Meneer Nijboer, u heeft een interruptie en die is wederom van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Veel dank voor de steun als het gaat om de Wadden. U vraagt de Minister naar zijn
woorden over de klimaatstakers, noem ik ze maar. Ik dacht zelf: misschien is het wel
een slimme strategie van de Minister om ervoor te zorgen dat er veel meer jongeren
komen door te zeggen «kom niet». Misschien moeten we dat aan hem vragen. Wij weten
dat hij slim is.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ga niet psychologiseren. We geleiden de vraag door. Maar ik had verwacht dat de
Minister van Klimaat op zo'n dag… Ze zijn enthousiast. We hebben ze gezien en gesproken
en er zitten er hier een aantal. Dan denk ik: joh, wees blij dat er zo'n bevlogen
generatie is en ga niet zitten miezemuizen over zo'n dagje. Op een dag school kun
je een boel leren, maar van zo'n belevenis leer je nog veel meer, denk ik. Het is
een uiting van betrokkenheid die deze Minister ten volle zou moeten omarmen.
Tot slot, voorzitter, de mijnbouw in Limburg. Ook dat is nog niet opgelost. De heer
Wassenberg sprak er al over. Het duurt wel heel lang, het duurt echt al heel lang.
Ik hoorde in de klas al dat de mijnbouw was gesloten. Ik kom uit «83 en het is nu
nog niet opgelost! Ik vraag de Minister om op de een of andere manier binnen een of
twee jaar hiervoor een eindoplossing te verzinnen en dit niet weer door te schuiven
naar een volgende bewindspersoon.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Nijboer heeft nog een laatste vraag van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Een kleine correctie. De heer Nijboer had het over de jaren tachtig, maar het waren
de jaren zeventig dat de mijnen dicht zouden gaan, dus nog langer geleden. Het duurt
dus nog langer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is precies wat ik bedoelde. Ik ben van «83 en ik kreeg op school al te horen dat
de mijnen gesloten waren. Dat is precies wat ik bedoelde te zeggen. Ik wist alleen
niet precies of het de jaren zestig of zeventig waren, dus ik heb het een beetje zo
ingekleed.
De voorzitter:
De heer Den Uyl had er een rol in, dan heeft u een tipje van een sluier. Daarmee geef
ik het voorzitterschap weer terug aan u.
Voorzitter: Nijboer
De voorzitter:
We schorsen voor tien minuten, dus we gaan om vijf voor half vier verder met de beantwoording
door de Minister in eerste termijn.
De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.26 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voor de beantwoording in eerste termijn.
Minister Wiebes:
Voorzitter. Ik wil straks eerst ingaan op de schadevergoeding en de versterking in
Groningen. Daarna wil ik woordvoerder voor woordvoerder door de vragen. Het is zo'n
enorme baaierd en veelzijdigheid aan vragen dat ik niet heb geprobeerd er een systeem
in te ontdekken. Ik wil iedere fractie hier gewoon antwoord geven op de vragen. Een
enkele keer zal ik naar een brief moeten verwijzen.
Misschien kan ik eerst even terugkomen op de mensen die hier nu te gast zijn in Den
Haag om hun stem te laten horen over het klimaat. Dat beschouw ik vanzelfsprekend,
zoals ik een aantal keren heb gezegd, als steun. Het is logisch dat de generatie die
nog het langst zal leven op deze planeet ook het luidst laat horen dat de generaties
daarvoor er iets aan moeten doen. Ik constateer dat bij de groep die vindt dat daar
iets aan moet worden gedaan het woord «verantwoordelijkheid» voorkomt, of dat nou
vanuit een sociaaldemocratische, een rentmeester- of een liberale visie is. Die groep
wordt steeds groter. Tegelijkertijd constateer ik dat er een overlappende groep is,
die zich wel een beetje zorgen maakt over hoe dat gaat en wat dat allemaal gaat kosten.
Dat gaat steeds meer om dezelfde mensen. Dat zie je ook bij de interviews met jeugdigen.
Zij zeggen enerzijds: wij moeten er iets aan doen. Anderzijds maken zij zich natuurlijk
ook wel druk over hun manier van leven. Zo komen we steeds meer in de richting van
deze jongeren. Tegelijkertijd heb ik er geen geheim van gemaakt dat ik vind dat demonstreren
op zaterdag moet gebeuren en dat iedereen naar school moet. Maar dat is een overtuiging
die ik op andere momenten dan deze zal uitdragen.
Voorzitter, dan de schade. Dat is een belangrijk punt. Het was een belangrijke zorg
in de brief met suggesties die ik kreeg en het was een belangrijk punt in het debat.
Het is natuurlijk ook altijd een belangrijke zorg voor mij geweest. Ik heb namelijk
besloten om het bij de NAM weg te halen en onder publieke regie te zetten. Ik wist
van tevoren dat ik me daarmee een joekel van een probleem op de hals haalde, omdat
ik vanaf niets moest zorgen dat er een schade-uitkeringsorganisatie kwam, die dat
rechtvaardig en op termijn ook vlot zou gaan doen. Dat is vanaf het begin een grote
zorg geweest. Er is een brief over geweest. Ik ga er geen groot punt van maken, maar
ik meen daadwerkelijk dat ik ongeveer elke suggestie in de brief niet alleen zinvol
vond, maar ook dat die in een of andere vorm zou kunnen worden uitgevoerd. Een enkele
keer gaat dat net anders dan in de brief staat, maar dat is alleen maar omdat dingen
die niet kunnen nou eenmaal onmogelijk zijn. Ik zal daar zo heel kort op ingaan.
Mijn hoofdpunt is dat ik over de verschillende punten zou spreken met de TCMG, de
verantwoordelijke die dat onafhankelijk moet doen. Zie hen als een rechtsprekend orgaan.
Ik kan niet treden in hoe ze dat doen en wat ze zeggen, maar ik kan ze vanuit mijn
systeemverantwoordelijkheid wel dingen ferm op het hart drukken. Dat is gebeurd. Nadat
er op technisch niveau was gesproken, heb ik ook deze week zelf met de TCMG gesproken,
met de voorzitter tot nu toe en de aankomend voorzitter. We hebben daarbij wederom
met elkaar vastgesteld – dat is belangrijk – dat het proces twee stappen heeft, namelijk
het opnemen van de schade en het beoordelen en vergoeden van de schade.
De heer Van der Lee heeft voor de compleetheid nog de vraag gesteld of het nou wel
zeker is dat het opnemen de bottleneck is. Ja, daar lijkt het zeker op. Ik zal straks
nog even heel kort op de beoordeling ingaan, maar op dit moment leeft echt de overtuiging,
nu ook bij mij, dat de opname van de schade – vanuit het niets komen tot «wat is de
schade en wat moet dat ongeveer kosten?» – de bottleneck is. Wij zijn gekomen van
40 in de week voor de zomer naar 400 nu. Dat tempo is dus vertienvoudigd. Wij zullen
dus op termijn, zij het met een zekere doorlooptijd, die vertienvoudiging terugzien
in de beoordeling, net als in de vaststelling van het schadebedrag en de uitkering
daarvan.
In die 400 zit nog rek. Daar zit ten eerste rek in door de woningcorporatievariant,
die ik heb gepresenteerd in het debat. Daar zit ook rek in omdat wij daadwerkelijk
denken dat we nog verder kunnen gaan met het aannemen van opnemers. Inmiddels werkt
al een significant deel van de Nederlandse schadeopnemers in Groningen. Dat is begrijpelijk,
maar daar zit op een gegeven moment ook geen rek meer in. We denken dat die er nu
nog wel in zit, dus het voornemen is om de 100 mensen die er nu op de vloer mee bezig
zijn, te vergroten naar een iets hoger getal. De TCMG heeft mij ook gezegd nog bezig
te zijn met de mogelijkheid om meer opnames per week mogelijk te maken voor één inspecteur.
Dat zit nu op vier in de week, maar dat zou misschien omhoog kunnen. We hebben ook
de aannemersvariant met elkaar vastgesteld, die nu wordt opgeschaald. We zaten ten
tijde van het debat op 100 mensen die daar gebruik van konden maken. Dat is nu al
200, begrijp ik, maar het is de bedoeling om dat verder op te schalen en om dat breed
mogelijk te maken voor iedereen die voor de aannemersvariant in aanmerking komt. Heel
complexe gevallen kunnen daar geen gebruik van maken, maar de normale, reguliere gevallen
wel.
Wat is dan de verwachting? Dat we het aantal opnames verder kunnen verhogen, van die
400 in de week naar significant hoger; ik durf geen getal te noemen. Dat betekent
dat de opnames voor het stuwmeer dat er nu ligt naar de inschatting van de TCMG eind
dit jaar allemaal aan bod zijn gekomen. Alle gevallen die wij nu hebben liggen, zouden
dan dus beoordeeld zijn. Daar loopt de beoordeling van die gevallen nog enige tijd
achteraan. Dat is ook niet voor niks, omdat mensen de gelegenheid krijgen om naar
het voorlopige oordeel te kijken. Het is dus niet zo dat er een machine over je heen
komt die zegt: dit is het schadebedrag en bekijk het verder maar. Nee, mensen krijgen
inzage in wat de Technische Commissie Mijnbouwschade Groningen denkt over de schade.
Mensen kunnen daarop reageren en dan ontstaat er na enige interactie een finale beoordeling.
Daar gaat tijd overheen, maar die tijd wordt geïnvesteerd in zorgvuldigheid. De TCMG
ziet mogelijkheden om dat nog te verkorten, want niet alle tijd wordt besteed aan
de beoordeling door degene die de schade claimt. Er zitten ook nog gewoon ICT-toestanden
en procestijd bij, waarvan we denken dat daar nog wat vanaf kan.
Al met al zien we dus dat het tempo van de opnames omhoog kan. We zien ook dat er
nog een enorme versnelling mogelijk is in de beoordelingen, want als we nu met 400
in de week opnemen, komen over enige weken die 400 per week aan bij de beoordeling
en stijgt dat aantal dus ook. Bij de uitbetalingen worden het er dan uiteindelijk
ook 400 in de week. Inmiddels zitten we dan bij de opnames alweer op hogere getallen.
Zo gaat dat verder.
Ik denk dat wij zo met alle punten over de schadeafhandeling in de brief bezig zijn
conform wat er gevraagd is. Het enige punt waar ik dat moeilijker vond, zoals ik ook
in het debat heb aangegeven, was een generaal pardon. Je kunt geen pardon geven op
dingen die er niet liggen. In het algemeen hebben wij geen schademeldingen met een
taxatie aangetroffen. Wel is in sommige gevallen aan mensen gevraagd om aan te geven
wat zij denken dat de ordegrootte van de schade is. Daar heeft de TCMG tegelijkertijd
bij aangegeven dat een voorwaarde bij die eigen opgave was dat die schatting niet
zou worden gebruikt als basis voor de vergoeding, ook wetend dat mensen er prijs op
stellen dat een expert ernaar kijkt, hun recht doet en hen niet vastpint op een mogelijk
te lage schatting van hun kant. Daardoor stuit een vorm van een generaal pardon op
een onmogelijkheid, maar tegelijkertijd ook op grote juridische weerstand bij de TCMG.
Ik heb bij hen wel speciale aandacht gevraagd voor een enkel geval waaraan misschien
wel een taxatie ten grondslag ligt. Wanneer dat een betrouwbare taxatie is, is er
alle reden om daar sneller mee door te gaan, maar dat is wel uiteindelijk ter beoordeling
aan de TCMG. Op alle andere punten – de aannemersvariant en de woningcorporatievariant
– zien wij een versnelling dagen.
De voorzitter:
Er zijn interrupties. Als eerste geef ik het woord aan de heer Sienot van D66.
De heer Sienot (D66):
Een toename van het aantal opnames leidt tot meer beoordelingen, maar wat is de tijdspanne
daartussen? Dan meteen over het generaal pardon. Ik snap het toch niet helemaal. Volgens
mij zijn er echt wel schademeldingen met iets van een naam, een adres en enige melding
van wat er aan de hand is. Ik hoor de Minister dat eigenlijk ook wel zeggen. De vraag
is waarom dat juridisch niet haalbaar is. Dan kan dat toch gewoon meelopen? Dat is
dan ook uit de lucht. Nu blijft de kou een beetje in de lucht hangen.
Minister Wiebes:
Ik begin even met de eerste vraag. Het is voor mij niet mogelijk om een precieze schatting
te maken over wanneer de opnamesnelheid weer hoger is, maar alle maatregelen worden
daarvoor nu genomen. We zijn nu bezig met de woningcorporatievariant, nu bezig met
de aannemersvariant, nu bezig met het werven van nog meer mensen en nu bezig met het
verhogen van het aantal opnames per week per persoon. Mijn vrijblijvende schatting,
ook mij de blik van de TCMG herinnerend, is dat er na de zomer duidelijk weer een
effect zal zijn. Daar zou ik ook graag gewoon over rapporteren. Laat ik het zo zeggen:
ik dien verantwoording af te leggen over de mate waarin het mij lukt – de TCMG lukt,
maar goed ik heb de systeemverantwoordelijkheid – om die opnamesnelheid te verhogen.
Over het algemeen zit tussen de opname en de beoordeling op dit moment een periode
van een maand of drie. Dat betekent dat die doorlooptijd nu drie maanden is. Die doorlooptijd
moet korter. Ik denk dat dat nog niet voor de zomer geregeld is, omdat het onder andere
een ICT-vraagstuk is. Maar dat betekent dus dat we de versnelling in de opnames na
drie maanden terug zouden moeten zien in de versnelling van de beoordelingen, en dat
we dat dan na iets kortere tijd weer terugzien in de betalingen.
De voorzitter:
De heer Sienot nog in tweede termijn, of heeft u…?
Minister Wiebes:
Dan nog een tweede punt. «Dingen in de lucht»: nee, ik probeer dit juist niet in de
lucht te laten hangen. Dit is het enige punt uit de brief waar ik misschien in het
begin inderdaad enthousiast over was, maar dat mij gewoon niet lukt. Als er een naam
en een adres staat, met woonplaats, postcode en al, dan is dat nog geen basis voor
een pardon. Bij een pardon legt een partij een gevalideerd feit voor, waarna je voldoende
zeker bent om de beoordeling over te slaan, dan wel gewoon ja te zeggen tegen iets.
Maar als ik ja zeg tegen een naam en adres, dan heb ik nog geen bedrag. Daar zit de
crux. Ik kan het mensen ook niet aandoen als ik ze eerst vraag – dat is in enkele
gevallen gebeurd – om een eigen schatting te maken van de ordegrootte en dan te zeggen:
oké, dan krijg je het bedrag dat je genoemd hebt uitgekeerd en dan moet je verder
niet meer zeuren. Dat kunnen we niet maken. Dat is ook juridisch heel onzuiver. Daar
krijgen we echt problemen mee. Maar daar hebben die mensen ook veel problemen mee,
omdat wij uit de contacten weten dat mensen wel een beoordeling willen. Dus een generaal
pardon is eenvoudigweg op basis van de gegevens die de heer Sienot noemt helemaal
niet mogelijk. Ik wil dus ook niet te veel hoop geven over dit generaal pardon. Dat
is het enige punt – punt 1C of iets dergelijks, of 1A – waar ik niet aan tegemoet
kan komen. Dat heb ik in het debat ook aangegeven. Ik denk dat ik op alle andere punten
niet alleen het punt begrijp, maar er ook iets mee kan.
De voorzitter:
De heer Sienot nog, of is het duidelijk?
De heer Sienot (D66):
Het is duidelijk dat het niet gewenst is. Kijk, mij intrigeert het niet zozeer of
je het een generaal pardon noemt of wat dan ook. Mij gaat het erom dat we de mensen
helpen die wel degelijk wat meer informatie hebben gegeven, die met schade zitten
en die nu weer moeten wachten. Ik wil gewoon dat die mensen geholpen worden, op een
passende manier, en dat ze de schade vergoed krijgen. Als we zeggen dat de aannemersvariant
de weg is, dan vraag ik me af hoe we hen kunnen helpen met die aannemersvariant. Er
is behoefte om ze te helpen, dus hoe kunnen we ze helpen? Volgens mij is het generaal
pardon het symbool daarvan geworden.
Minister Wiebes:
Die symboliek onderschrijf ik en we weten allemaal dat we er alles aan moeten doen
om mensen snel te helpen. Kan het niet via de ene weg, dan moet het via de andere
weg. De aannemersvariant en ook trouwens de woningcorporatievariant zijn mogelijkheden
om dat aanzienlijk te versnellen. Die berg moet dus worden weggewerkt. Dat doen we
op deze manier. Mijn eerste rapportagemoment daarover is ongeveer over een maand,
dus dan gaan we zien of de statistieken al in beweging zijn gekomen. De verwachting
is dat daar al beweging in zit, maar ik denk dat de ultieme verhoging ook daarna nog
wel in zicht is.
Mevrouw Beckerman (SP):
Er is inderdaad een stuwmeer aan mensen die wachten op schadeloosstelling, niet alleen
de mensen die vaak sinds maart vorig jaar wachten, maar ook heel veel mensen die al
veel langer wachten. Zij hebben nu een aanbod gekregen van de NAM, dat in veel gevallen
niet voldoet. Zij moeten nu vechten, bij de arbiter en bij de rechter. We zien dat
bij de arbiter de wachttijden voor uitspraken oplopen; men kan het niet aan. Die mensen
vechten en wachten al jaren. Die mensen weten vaak heel precies hoeveel schade ze
hebben, omdat zij een contra-expertiserapport hebben. U zegt: ik zou wel een generaal
pardon willen, maar het kan niet. Voor deze mensen kan het. Zij weten hoeveel schade
ze hebben. Ze hebben daar een rapport van. Ze wachten al jaren. Ze moeten nu vechten
bij een arbiter of bij de rechter. Waarom dan niet voor deze groep wél een generaal
pardon?
Minister Wiebes:
Het spreekt niet voor de casus, maar ik zal zo eerlijk zijn om te zeggen dat ik denk
dat mevrouw Beckerman het ten aanzien van de eerste punten nog mild maakt. Ze zegt:
sinds maart vorig jaar. Maar de oudste gevallen die nu bij de TCMG liggen, zijn vanaf
eind maart 2017. Het is dus zelfs nog erger. Die gevallen zijn het stuwmeer waar ik
tegenaan hik en wat ik nu aan het wegwerken ben. Ik kan ook niet anders dan daarbij
blijven. De NAM heeft zich door de oude gevallen heen gewerkt, op 1.000 gevallen na,
die nu bij de arbiter liggen. Ik zal er steeds bij de NAM op blijven aandringen –
dat verwacht ik ook van de NAM – dat ze het oordeel van de arbiter volgt. In het verleden
gaf dat nog problemen, omdat de arbiter dan wel een oorzaak aangaf en een oordeel
gaf, maar geen bedrag noemde. Inmiddels is de arbiter ook zover dat daar een bedrag
uit komt. Dat bedrag zal gewoon door de NAM betaald moeten worden. Dat is de manier
en die procedure wil ik niet nu overhoop gaan gooien, want dan zijn we een toch goed
geaccepteerde vorm van semirechtspraak in Groningen aan het ondermijnen en dat wil
ik niet doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dus eigenlijk zegt u: voor de nieuwe gevallen wil ik wel maar kan het niet en voor
de oude gevallen wil ik het gewoon niet. Die mensen wachten en vechten, echt niet
alleen vanaf maart 2017, maar soms al vanaf 2012. U weet dat er gevallen bij zitten
van mensen die al jaren niet in hun eigen huis kunnen wonen, die slopende rechtszaken
hebben. U zegt altijd: ik volg dat, ik volg dat. Maar we krijgen daar geen overzicht
van. Hoe zit het nou precies? Klopt het dat die zaken bij de arbiter vertraging oplopen?
Klopt het dat mensen nog steeds, nadat ze een uitspraak hebben van de arbiter, heel
lang moeten wachten voordat ze geld op hun rekening hebben? En waarom zouden we niet,
voor mensen die dat willen en die al jaren strijden, ingrijpen en zeggen: u heeft
een contraexpertise en weet hoeveel schade u heeft, dus dat maken wij nu over, want
we hebben een ereschuld aan Groningen en die schade moet zo snel mogelijk worden afgelost?
Minister Wiebes:
Ik heb een jaar geleden de knoop moeten doorhakken dat deze gevallen allereerst door
de NAM behandeld moesten worden. Dat is gebeurd. In een aantal gevallen heeft dat
niet tot bevrediging geleid; gewoon niet. Daarvan hebben we gezegd dat de arbiter
die doet. We hebben de arbitragecapaciteit vergroot. We hebben van de arbiter de schatting
dat dat nu toch gewoon allemaal afgehandeld wordt. Ik weet niet uit mijn hoofd hoeveel
gevallen daar nog liggen, maar de arbiter heeft mij laten weten dat ze dit jaar tot
een afhandeling komen. Dan hebben we een uitspraak van een vertrouwd orgaan dat ernaar
gekeken heeft en dat gelijk met de andere gevallen uitspraken doet. Ik kan daar niet
nu na een jaar op terugkomen. Daar zie ik ook geen reden voor. Dat schept ook weer
nieuwe ongelijkheid. Laten we dit nou leggen bij de mensen die vertrouwd worden, die
er expertise over hebben opgebouwd, die er verstand van hebben en die de capaciteit
hebben om dat dit jaar af te ronden.
De heer Wassenberg (PvdD):
Toch nog even over het stuwmeer van gevallen. De Minister zegt dat de bottleneck nu
nog zit in die opnames. Het waren er eerst 40 per week en dat zijn er nu 400 per week,
dus je hebt een stuwmeer van gevallen en afhankelijk daarvan druppelde dat van geval
per geval door en dat is nu een wat bredere stroom. De Minister zegt ook: er zit drie
maanden tussen de opname en de beoordeling. Maar hoe groot is de kans – dat is mijn
eerste vraag – dat er dadelijk een tweede stuwmeer ontstaat? De Minister zegt: er
moeten nog wat ICT-oplossingen bedacht worden. Maar op het moment dat die stroom doordruppelt
van 40 gevallen per week naar zoals nu 400 per week, hoe groot is dan de kans dat
er toch weer een tweede stuwmeer gaat optreden tussen die twee fasen? Kan de Minister
garanderen dat dit voorkomen kan worden? Uiteindelijk is er daarna natuurlijk nog
een derde fase, namelijk de uitbetaling. Hoeveel tijd zit er tussen beoordeling en
uitbetaling? En gaat dat dadelijk ook wel gestroomlijnd? Hoe voorkomen we dus dat
het dadelijk van het ene stuwmeer naar het andere doordruppelt en dat de mensen uiteindelijk
nog heel lang moeten wachten op hun geld?
Minister Wiebes:
Als het waar zou zijn dat er een tweede stuwmeer zou ontstaan, dan was mijn antwoord
op de vraag van de heer Van der Lee «ja» geweest, want dan was die andere stap de
bottleneck. Er is in elk proces maar één bottleneck. Wat is de bottleneck? De opname.
Daar ben ik van overtuigd geraakt na intensieve gesprekken met de TCMG en analyses.
Dat betekent dat wij er nu op moeten vertrouwen dat de beoordelingscapaciteit niet
de bottleneck is. Als wij straks zien dat er een stuwmeer ontstaat dat niet te maken
heeft met de doorlooptijd van drie maanden, dan moeten we ingrijpen. Dat zien we nu
niet, maar we moeten daar alert op zijn. Daar dienen ook die rapportages voor. Ik
heb gevraagd om die rapportages wat inzichtelijker te maken, want je kunt nu best
moeilijk de twee stappen van elkaar onderscheiden. De heer Van der Lee zit te knikken.
Ik denk dat hij dezelfde hoofdbrekens heeft gehad als ik toen hij daar chocola van
wilde maken, en dan heb ik nog de mogelijkheid om de directe basisstatistiek op te
vragen om erachter te komen. Hij komt er niet achter. Ik ga het dus zo maken dat ook
de heer Van der Lee en de heer Wassenberg kunnen nagaan wat er aan de hand is. Die
rapportages worden dus nog iets inzichtelijker.
De voorzitter:
De heer Wassenberg in tweede instantie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Misschien moet ik het toch nog even verduidelijken. De Minister zegt: er is maar één
bottleneck, namelijk de opname. Maar wat ik betoog, is het volgende. Zeker aanvankelijk
kwamen die gevallen druppel voor druppel binnen. Door die druppels ontstaat geen stuwmeer.
Die zullen op een gegeven moment door kunnen vloeien binnen die drie maanden. Sinds
een aantal weken of maanden is er een versnelling van 40 naar 400. Mijn vraag is:
is er een kans dat er daardoor een tweede bottleneck ontstaat, die nu nog niet aan
de orde is? Want zoals ik al zei: als iets druppelsgewijs doorkomt, dan ontstaat er
niet heel snel een tweede bottleneck. De bottleneck is nu de opname. Maar kan de Minister
echt garanderen dat de doorstroom straks snel blijft lopen en dat die 400 gevallen
per week net zo snel beoordeeld gaan worden als die 40 van een aantal weken geleden?
Minister Wiebes:
Zoals gezegd: het is mij, de TCMG en de heer Wassenberg opgevallen dat er een vertienvoudiging
is in de doorstroom in de eerste stap. Wij zien dat ook, maar het oordeel – garanties
bestaan niet – op basis van de cijfers is dat het op dit moment haalbaar is in de
beoordelingsstap en dat het geen nieuwe bottleneck op zal leveren. Maar ook daarbij
zijn we bereid om op te schalen. Er zijn geen limieten aan. Dan zullen er beoordelaars
bij moeten komen, maar nieuwe bottlenecks zullen weer moeten worden geslecht. Dat
is helder. Ik heb inmiddels het antwoord: na de besluitvorming is de geplande nettoprocestijd
dat er na twee dagen een betaling volgt. De totale doorlooptijd is drie maanden na
opname, maar die zou nog wat korter kunnen.
Voorzitter. Ik kom op de versterking. Voor de oppervlakkige luisteraar was de eensgezindheid
in de debatten niet zo groot, maar voor de meer verfijnde luisteraar was die er misschien
op een aantal punten juist wel, want de prioriteit dat er nu gestart moet worden met
de nieuwe aanpak wordt breed gedeeld. Bewoners willen voortgang, helderheid en veiligheid
en gemeenten willen helderheid kunnen geven aan hun bewoners. Ikzelf ben verantwoordelijk
voor de veiligheid in het gebied en ik word achter mijn broek gezeten door het SodM.
Het SodM ziet op zijn beurt toe op de veiligheid en vindt dat we nu moeten starten
met de P50. Wij allen voelden ons gesteund door de volksvertegenwoordiging, die ook
vond dat dit nu de prioriteit is. Daarover gaat niet de grootste discussie.
Ik heb in het debat van 16 januari toegezegd te kijken waar het «m nu nog in zit.
Dat was ieders nieuwsgierigheid en zeker ook de mijne. Wat belet ons nog? Hoe kan
dit nu? Dat is de vraag die bij ons allen leeft. Ik heb toen voorgesteld dat er met
elke gemeente een soort knelpuntensessie komt, waarin we in kaart brengen of er nog
een knelpunt is en, zo ja, welke. Als er knelpunten zijn aan de kant van het Rijk,
dan moet ik ze oplossen en wel meteen. Als er andere knelpunten zijn, dan moeten we
daar ook samen naar kijken. We moeten geen gedoe meer krijgen over knelpunten. Het
moet nu gaan lopen. Die exercitie loopt nu en die is heel intensief. De Nationaal
Coördinator heeft dit met deskundigen van elke gemeente doorgespit. Het Rijk zit er
ook bij. Dat geldt voor alle partijen. Ook het SodM houdt zich daarmee bezig. Dit
moet volgende week vrijdag tot een bestuurlijk overleg leiden, waarin we kijken of
er nog dingen zijn die een van ons moet doen of dat we dingen samen moeten doen. Ik
heb daar de regionale bestuurders voor uitgenodigd, zodat we met elkaar de opbrengst
kunnen bekijken.
Technisch zijn de grootste randvoorwaarden vervuld. In het verleden was de financiering
een groot probleem. We weten allemaal dat de uitspraak van zowel het kabinet als de
NAM was dat de NAM de kosten voor haar rekening moest nemen, maar die zat ertussen.
Iemand die de schade had veroorzaakt, ging die vervolgens casus per casus beoordelen.
Toen kregen we een discussie over elk huis. Maar dat is inmiddels niet meer zo. Er
is geen tekort aan middelen. Over het geld voor de versterking nieuwe stijl heb ik
een akkoord op hoofdlijnen gesloten. Ik weet dat de heer Nijboer had gewild dat daarin
andere teksten stonden, maar er is hiermee wel een barrière weggenomen voor de financiering.
Daarna is er een contract gesloten met de NAM. We hebben ons daar lens over onderhandeld.
Dat is naar de Kamer gestuurd en daarin staat dat alle kosten die samenhangen met
versterken, betaald moeten worden. Er is een werkorder uitgegaan voor de meest gevaarlijke
woningen, maar ook voor andere woningen. Daar zit geen zwart-witclausule in. De heer
Sienot heeft zelfs een motie ingediend over de aanhangende kosten en die is door iedereen,
inclusief mijzelf, onderschreven. Het is heel helder wat de aanhangende kosten zijn.
Die horen erbij. Ze gaan verder dan het voortuintje. Er kunnen vanwege de versterking
kosten zijn die met de omgeving samenhangen. Dat hebben we uitgebreid gezien bij de
sloop en nieuwbouw. Je kunt geen huizen slopen, opnieuw bouwen en net doen alsof de
oude straat nog helemaal past. Al die kosten voor de versterking zijn helder. Dat
geld is er. Het is er.
We hebben er uitgebreid nota van genomen dat er ook nog andere wensen zijn dan alleen
veiligheid. Er is de wens tot gebiedsontwikkeling. Daar voorziet het Nationaal Programma
Groningen in. Daar is het voor bedoeld. Dat staat er in. We hebben duurzaamheidsdoelen,
ook op huisniveau. Daar is het Nationaal Programma Groningen voor bedoeld. Dat staat
er ook in; dat hebben we met elkaar omarmd. We willen dat het geld daarnaartoe gaat.
Het Rijk is daar een partner in en wil daar op allerlei manieren bij helpen, bijvoorbeeld
door kennis of wat dan ook aan te leveren. We weten ook dat er wensen van bewoners
zijn. Daarover staat in de afspraken van de bestuurders: € 7.000 per woning. Dat geld
is er, maar over de verdeling van het geld binnen de regio is nog een uitvoerige discussie
mogelijk. Daar dien ik mij niet mee te bemoeien. Ik ben niet degene die de prioriteiten
in de regio bepaalt. Ik sluit me aan bij de heer Nijboer. Ik heb in de regio verschillende
keren gezegd dat het natuurlijk moet stoelen op een visie over hoe de gemeenten en
de provincie zich ontwikkelen. Daar is de regio het ook mee eens. Waar zit krimp?
Waar zit groei? Waar zit nu krimp, maar kan het groei worden? Waar kunnen we gebieden
aantrekkelijker maken? Welke functies heeft het gebied? Daarvan afgeleid zou je de
middelen willen inzetten. Het gaat om ruime middelen, maar de uiteindelijke visievorming
is aan de regio, met hulp van het Rijk waar mogelijk. Het is niet aan mij om gelden
te gaan toezeggen uit hun portemonnee. Dat gaat eenvoudigweg niet. Dat zou een heel
onfatsoenlijke manier zijn om in te grijpen in het lokaal bestuur. Maar het geld is
er. Ik hoop dat het gesprek over de inzet van de middelen en over de andere doelen
dan veiligheid vlot verloopt, zodat het perspectief op veiligheid gekoppeld kan worden
aan andere perspectieven. Ik lees in de media weleens: wij wachten op een financieel
groen licht uit Den Haag. Het financiële licht in Den Haag is in het vierde kwartaal
van vorig jaar op groen gegaan, omdat we toen alles een voor een geregeld hebben en
naar de Kamer hebben gestuurd.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit klinkt prachtig. En toch zeggen gemeentes in Groningen: wij kunnen dit nu niet
op deze manier uitleggen aan onze inwoners. U refereerde volgens mij aan burgemeester
Beukema van Delfzijl. Die zei: ja, er is groen licht; de Minister liegt niet, maar
er is alleen maar groen licht voor een deel van het jaar. Die burgemeester zegt: ik
wil zekerheid voor twee jaar, en ik wil niet alleen zekerheid dat ik woningen kan
aanpakken die een hoog risico hebben, die nu meteen moeten worden aangepakt, maar
ook zekerheid dat als wij een woning gaan inspecteren met een licht verhoogd risico,
we ook daar direct aan de slag kunnen en ook daar de garanties voor hebben. Die burgemeesters
hebben nu een plan klaarliggen en willen graag aan de slag, maar wachten nog op dat
groene licht, omdat ze twee jaar zekerheid willen hebben en omdat ze zekerheid willen
dat ze ook die andere onveilige huizen kunnen aanpakken. Bent u bereid om dat groene
licht nu te geven?
Minister Wiebes:
Die zekerheid heb ik al in de uitspraken van 20 september vervat. We hebben gewoon
met elkaar afgesproken dat we niet alleen de opnames van de meest onveilige woningen,
maar ook die van de iets minder onveilige woningen gaan uitvoeren. Dat hebben we met
elkaar afgesproken. We hebben afgesproken dat alles wat daaruit voortvloeit en nodig
is voor de veiligheid zal gebeuren. We hebben ook met elkaar afgesproken dat als er
aanvullende middelen nodig zijn voor bijvoorbeeld duurzaamheid, gebiedsontwikkeling
of wat dan ook, dat uit het Nationaal Programma Groningen kan worden bijgevoegd en
dat dat integraal kan, voor zover het de veiligheid niet hindert, voor zover de kaders
van de veiligheid worden gehanteerd. Daarover ga ík niet. Daarover geef ík geen groen
licht. Dat doet het Staatstoezicht op de Mijnen, want dat is onze toezichthouder.
Ministers, wethouders, burgemeesters en commissarissen van de Koning geven geen oordelen
over veiligheid. Dat geven wij uit handen. Alle andere besluiten zijn binnen de kaders
van de veiligheid echt aan de regio. Ik heb mij via het Nationaal Programma Groningen
verbonden aan hulp, bijstand, voorstellen en zien wat er nog nodig is aan medefinanciering
vanuit de verschillende reguliere mogelijkheden in Den Haag. Dat heb ik allemaal toegezegd.
Maar dat is wat het is. Dat betekent dat niets ons in financiële zin belet om nu met
de opnames te beginnen. Die zekerheid is er. Er is nu een werkorder voor de eerste
P50, met ook nog de minder onveilige woningen. Die is er. Maar het staat overal op
papier. Het is helder dat wat nodig is voor de veiligheid betaald zal worden.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman in tweede instantie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan even specifiek: we gaan naar een dorp als Meedhuizen. Dat zat eerder niet in de
versterking. Daar is nu gebleken dat er huizen zijn die een verhoogd risico hebben.
Dat is nieuw. Er zijn ook huizen met een licht verhoogd risico. De gemeente zegt:
daar schrikken wij van. De inwoners zeggen: daar schrikken wij van; onze huizen blijken
onveilig of misschien onveilig. Het dorp zegt: «Als blijkt dat ook die huizen met
een licht verhoogd risico niet veilig zijn, laat ons dan in één keer het hele dorp
aanpakken, en zorg dat daar ook geld voor is. Zo krijgen we toekomst voor dit dorp.
Laat die mensen alstublieft niet wachten.» Bent u het daarmee eens, of bent u het
daar niet mee eens? Wat zegt u nou eigenlijk tegen zo'n burgemeester als Beukema in
Delfzijl? Zegt u: het is onzin wat u zegt? Of bent u het met zo'n burgemeester eens
als hij zegt: ik sta voor mijn inwoners, en ik wil dat we nu gaan doorpakken en dat
we die onveilige huizen veilig maken, maar ook kunnen kijken of we die licht onveilige
huizen ook direct moeten aanpakken, want we vertrouwen dat computermodel niet?
Minister Wiebes:
Dit zijn twee heel verschillende punten. Als woningen die minder onveilig zijn toch
moeten worden versterkt, dan is daar geld voor, punt. Bij dezen. Dat heb ik vele keren
opgeschreven. Dat is in contracten vastgelegd. Dat is er allemaal. Als een huis dat
nu minder onveilig lijkt versterkt moet worden, zal dat dus versterkt worden. De andere
vraag van mevrouw Beckerman gaat over de vraag of het in één keer gebeurt. Daar ga
ik niet over. Dat is een volgordekwestie. Daarover zijn heel, heel heldere afspraken
gemaakt door bestuurders om zich te kunnen richten op de methoden die de Mijnraad
adviseert. Dat betekent dat de meest onveilige woningen eerst worden versterkt. Dat
is namelijk in het belang van de veiligheid. Daarbij hebben we ook tegen elkaar gezegd
dat we dat niet helemaal zwart-wit nemen, omdat het gek is om van vijf huizen in een
straat de middelste pas later mee te nemen. Dat is misschien een beetje in afwijking
van het Mijnraadadvies, maar een mens moet niet te zwart-wit doen. Die coulance is
er dus, maar de beoordeling of het in één keer gebeurt, ligt op het terrein van de
veiligheid en wordt dus uitgevoerd door het Staatstoezicht op de Mijnen, onze wettelijke
toezichthouder op de plannen die de gemeenten inleveren. Daar hoor ik niet over te
gaan. Dat is niet aan mij. Dat oordeel moet niet aan mij gevraagd worden, en ook niet
aan de wethouder of aan de commissaris. Experts gaan over veiligheid. Binnen de kaders
van de veiligheid zijn al deze dingen niet alleen financierbaar, maar zijn er ook
keuzes mogelijk die bij gemeentes liggen en niet bij mij. Het is aan gemeentes om
dan te zeggen: we willen eigenlijk bij deze onveilige huizen beginnen en dan pas die
doen en daarna pas die. Daar heb ik mij gewoon naar te schikken, en de uitvoerder
ook, want het is aan gemeentes.
Voorzitter. Dat ging over geld, maar er is ook zorg denkbaar over de capaciteit. We
hebben gezegd dat er voldoende capaciteit moet zijn bij de uitvoeringsorganisatie
om de huizen op te nemen en daarna te beoordelen. Ook daar hebben we bestuurlijke
afspraken over. Die capaciteit is er, ruim voldoende, eerlijk gezegd. Ik denk dat
er in 2019 aanzienlijk meer huizen kunnen worden opgenomen en redelijkerwijs direct
daarna kunnen worden versterkt. We hebben bestuurlijk met elkaar afgesproken om op
dit punt geen stuwmeren te creëren. Die capaciteiten moeten dus enigszins op elkaar
worden afgestemd. Daar is ruimschoots capaciteit voor beschikbaar.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder heeft daar een vraag over.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Waar zit die capaciteit dan? Volgens mij is er namelijk echt een probleem bij de NCG.
Die heeft te weinig goede mensen om dit allemaal vlot te kunnen trekken. Daarna hebben
we een probleem bij het CVW. Ik wil eigenlijk helemaal niet dat het CVW er nog tussen
zit. Als je het mij vraagt, denk ik: wat raar dat we nu juist dat CVW weer gaan vragen.
Vanuit de regio hoor ik: dat wil ik idealiter ook niet, maar als ik pragmatisch ben,
is dat misschien nog de minst slechte optie. Zo wordt dat tegen mij gezegd. Maar er
schijnt wel een probleem te zijn met de capaciteit, ook in combinatie met de versterkingsplannen.
Dat hoor ik. Dan denk ik toch echt: waar zit nou het verschil tussen de Minister en
de regio? Ik hoop toch echt dat aankomende maandag, als het klopt dat de Minister
dan in Groningen is voor dat overleg, helder op tafel komt te liggen waar dat verschil
nou zit. De Minister zegt hier weer: het geld is er. Ik ben gewoon best wel in shock
dat je zo langs elkaar heen kan praten. Ik vind het echt ongelofelijk dat dat nu aan
de gang is en dat iedereen – ik geef maar even een dikke veeg uit de pan – kennelijk
zijn verantwoordelijkheid niet neemt. Dan bedoel ik ook echt iedereen. Dan denk ik:
hoe kan dat nou? Want die inwoner is daar inmiddels wel de dupe van. Dan denk ik:
kom er alsjeblieft uit met elkaar, gedraag je als volwassen mensen en zorg dat je
alle overbodige rompslomp ertussenuit kapt en dat je één keer in de week met een groep
mensen die een mandaat heeft gewoon knopen doorhakt. Want ik vind dit echt ongelofelijk
slecht.
Minister Wiebes:
Het punt is dat ik het betoog van mevrouw Mulder eigenlijk volledig onderschrijf.
Ik heb de NCG gevraagd hoe zij het kunnen doen met eigen capaciteit, maar ook met
ingehuurde capaciteit uit de markt. Daar bestaan allerlei arrangementen voor, waar
ook mee gerekend wordt. Zij verzekeren mij dat de opnamecapaciteit ruimschoots voldoende
is voor wat er in het eerste jaar moet gebeuren. Ik denk dat er misschien een andere
knellende factor is dan het opnemen. Dat is als het goed is niet het beoordelen –
dat is ook het oordeel van het SodM – maar de realiseerbare bouwcapaciteit in de regio.
Het is duidelijk dat de woningen die uiteindelijk moeten worden versterkt, afhankelijk
van hoeveel dat er zijn, niet allemaal in één of twee jaar versterkt kunnen worden.
Het SodM geeft duidelijk aan dat dat een meerjarig traject zal zijn. Dat betekent
dat het opnemen nog het relatief makkelijke stuk is. Het uiteindelijke fysiek versterken
van woningen is uiteindelijk de knellende factor. Dat ligt niet alleen aan de beschikbare
aannemingscapaciteit, maar ook gewoon aan de absorptiecapaciteit van een regio. Je
kunt in een bepaalde stad of een bepaald dorp niet grote hoeveelheden huizen tegelijkertijd
versterken, omdat dat op een gegeven moment in de bouwlogistiek een probleem wordt.
Daar zit dus de knellende factor. Die zou niet in de opnamecapaciteit moeten zitten.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder in tweede instantie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dan hoop ik toch echt dat er maandag meer duidelijkheid komt. Ik zie alweer uit naar
het volgende debat dat we hebben met de Minister, want ik wil hier vanuit de Kamer
gewoon druk op blijven houden, zowel op u, Minister, als op de regio. Ik vind het
namelijk echt onbestaanbaar dat de inwoners er de dupe van worden dat wij met z'n
allen langs elkaar heen aan het praten zijn. Zo zie ik dit toch. Dan denk ik: hoe
krijgen we dit nou voor elkaar? Neem ook die Fazantenhof en hoe het daar gaat. Misschien
had je het allemaal wel geaccepteerd in een normale situatie waarin je met aannemers
aan de slag bent, maar dit is ding op ding op ding op ding. Dan stapelt het zich op
en zo wordt het onderhand onacceptabel hoe het allemaal loopt. Ik snap misschien wat
er allemaal gebeurt, maar ik ben zo op zoek naar die oplossingen.
Minister Wiebes:
Mag ik die suggereren? Dit is precies het punt. Wij hebben met elkaar afgesproken
om tezamen op zoek te gaan naar de knelpunten voor iedere gemeente, voor ieder plan
afzonderlijk. Daar komt steeds de capaciteitsvraag aan de orde en daar moeten we steeds
de mensen die daarover gaan en die daar verstand van hebben, laten inbrengen of zij
denken dat ze dat kunnen waarmaken. Dan heeft het wat mij betreft weinig zin – dit
is misschien een voorzichtige hint in de richting van het Noorden van ons land – om
daar via de pers allerlei zorgen over te uiten. Die zorgen horen daar aan tafel. Als
die zorgen reëel zijn, dan lossen we ze op, en als die zorgen niet reëel zijn, dan
ontkrachten we ze en dan gaan we rustig ademhalen. Dat is de manier om er samen uit
te komen: op z'n Hollands, volgens oeroud recept, samen gaan zitten om te zien of
er een probleem is, van wie het probleem is, hoe groot het probleem is, wat de cijfers
en de feiten zijn, en of we er eventueel samen wat aan kunnen doen. Zo moeten we dit
oplossen. Het helpt niet om elkaar via de media aan te spreken. Dat is niet de methode.
Deze exercitie die ik in gang heb gezet, die heel intensief is en voor iedere gemeente
doorlopen gaat worden, is er precies op gericht om te zien of die knelpunten er zijn.
De indruk van de NCG op basis van zijn oordelen is dat dat knelpunt hier niet zit,
maar we gaan het zien. Volgende week vrijdag, niet maandag – ik ben er maandag ook,
maar dan doe ik weer andere dingen; ik kom er nogal eens – spreek ik met de bestuurders
over de mogelijke opbrengsten van die exercitie. Dan hopen wij te weten of dat knelpunt
in de capaciteit nou bestaat of niet. En als het bestaat, lossen we het op.
Maar er is nog een ding nodig om te kunnen starten. Ook daar heb ik in de afgelopen
24 uur misschien een weer iets hoopgevender indruk van gekregen dan in de eerdere
versie. Dat gaat over de status van de gemeentelijke plannen. Mevrouw Mulder heeft
daar volgens mij naar gevraagd.
De voorzitter:
Maar we hebben ook nog interrupties. Ik ga even kijken hoe we dit debat in goede banen
kunnen leiden, want ik zie nog twee collega's die ook willen interrumperen. De Minister
is nog met Groningen bezig en zal ook alle andere vragen nog willen beantwoorden.
Ik wil de collega's dus vragen om korter te interrumperen en de Minister ook vragen
om korter te antwoorden. Ik geef de heer Van der Lee en de heer Sienot het woord.
Dan wil ik de Minister eigenlijk per onderdeel laten antwoorden en daarna pas interrupties
toestaan, want anders komen wij helemaal in de knel, en we willen ook graag antwoord
op alle gestelde vragen. De heer Van der Lee heeft het woord voor een korte interruptie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zal mijn best doen, voorzitter. Ik heb toch nog even een vraag, niet over de opnamen
maar over de uitvoering, en met name de aanbestedingen. In hoeverre zit daar een bottleneck
of gaat daar een bottleneck ontstaan? Wat namelijk ook oer-Hollands is, is op de kosten
letten. Daar bedenken we allerlei hele slimme dingen voor, maar er is hier een urgent
veiligheidsprobleem. We hoeven niet op de traditionele manier aan te besteden. Kan
er niet veel effectiever met aannemers om tafel worden gezeten, ook om die logistieke
problemen op te lossen? Als je één aannemer in één regio aan het werk zet, is het
het allerbeste dat die dat ook logistiek regelt, denk ik, in plaats van dat we dat
allemaal per project regelen.
Minister Wiebes:
Mag ik daar straks bij de vragen op terugkomen? De aannemersvariant is uitgevraagd.
Daar heb ik tussen de bedrijven door nog even over nagedacht. Mag ik daar straks op
terugkomen in mijn beantwoording per woordvoerder? Anders wordt het een enorm heen-en-weer
en ben ik straks ook het betoog kwijt.
De voorzitter:
De heer Sienot nog op dit punt.
Minister Wiebes:
Ik ga proberen vaart te maken.
De voorzitter:
Ja, maar de heer Sienot had ook nog zijn vinger opgestoken. Ik heb hem eerst nog het
woord beloofd.
De heer Sienot (D66):
Ja, sorry, dan heeft die Sienot ook nog een punt! Ik zal het heel kort doen, meneer
de voorzitter. We hadden het net even over het gesprek met de bestuurders dat er weer
aankwam. Als er een knelpunt was, zouden we dat oplossen. Ik pak hem daar even op.
Mijn vraag is de volgende. Die knelpunten kun je in kaart brengen, maar één daarvan
komt eigenlijk steeds op hetzelfde neer. Dat is een bepaald ongemak, een bepaalde
onvrede, over de kaders. Hoe gaat de Minister daar dan mee om?
Minister Wiebes:
De kaders? Gaat dat over de methodiek?
De heer Sienot (D66):
Even ter toelichting: dat gaat natuurlijk over de afspraken die gemaakt zijn over
de gekozen methodiek van «veiligheid eerst» en de indeling van hoe het moet worden
aangepakt van de Mijnraad.
Minister Wiebes:
Daar wilde ik op komen. Ik kom erop, maar ik probeer…
De voorzitter:
De Minister gaat verder met zijn beantwoording over Groningen.
Minister Wiebes:
De startvoorwaarden zijn geld, capaciteit en planvorming. Daar wil ik ook even doorheen
lopen. Daar is ook naar gevraagd. Dan kom ik daarna systematisch terug op de vragen
die over de werkwijze zijn gesteld en daarna op de verschillende 1581-vragen. Dan
kom ik op de Fazantenhof, enzovoort, enzovoort. Dan heb ik dit deel gehad. Daarna
ga ik van ieder van de sprekers de vragen proberen te beantwoorden.
Het derde wat we nodig hebben om te kunnen starten, zijn de plannen. Die plannen zijn
nodig, want zonder een plan weet de uitvoerder niet naar welk adres hij moet en ook
niet wanneer, en kan het SodM ook niks beoordelen op veiligheid. Dan hebben we straks
ineens een probleem als we merken dat we lekker bezig zijn geweest zonder de veiligheid
te dienen. Dat is ons met het oude programma op zich natuurlijk gebeurd. Daar hebben
we precies dat pak slaag gekregen. In die plannen heb ik geen goedkeurende rol. Dat
moet ook niet, want de ruimtelijke dimensie kan de regio heus zelf regelen. Het SodM
oordeelt over de veiligheid. De bestuurlijke afspraken zijn volkomen helder, en de
uitvoeringsorganisatie beoordeelt de haalbaarheid.
In die plannen zit wel weer schot. Ik heb de inspecteur-generaal van het SodM gesproken
en heb van hem een korte schets gekregen. Daar wil ik het hier alleen op hoofdlijnen
over hebben, maar ik heb van de inspecteur-generaal zeer positieve signalen gekregen
over Appingedam. Zijn oordeel is dat die opnames nu kunnen starten. Hij heeft mij
verteld dat hij geen zorgen heeft over de opnamecapaciteit ten aanzien van het plan
van Appingedam en ook niet over de beoordelingscapaciteit. Hij heeft wel gezegd dat
de ambities op het terrein van de uitvoering, dus de feitelijke fysieke versterking,
ferm zijn en dat hij daar nadere onderbouwing van wil zien. Maar dat is naar zijn
oordeel geen enkel beletsel om nu te starten met de opnames.
Er was in het begin een ander oordeel over Loppersum. Inmiddels zijn daar diverse
iteratieslagen geweest. Zoals ik het lees bij de betrokkenen gebeurde dat in goede
verstandhouding. Ik hoor dat de inspecteur-generaal aan Loppersum heeft aangegeven
dat ook daar de opnames zouden kunnen starten. Ook hier zijn er wel vragen over de
bouwsnelheid en de ambities die er bestonden om grote hoeveelheden woningen die in
geen enkel onderzoek als onveilig werden betiteld te inspecteren. Maar ook dat is
geen beletsel om nu te starten zoals beschreven in dat plan. Dat vind ik bijzonder
goed nieuws.
Kort geleden heeft het SodM ook van Delfzijl een plan gekregen, zo meldt hij mij.
Nogmaals, ik heb die plannen niet, want ik hoef ze ook niet te beoordelen. Daar wordt
over gesproken. Ik hoor dat dat in een bijzonder constructieve sfeer gebeurt. Vorige
week kwam het plan van Midden-Groningen. Ik hoor dat het ook daar in constructieve
sfeer door de toezichthouder en de gemeente wordt bekeken. Het Hogeland, Oldambt en
Groningen zitten nog wat verder van de beoordeling af, maar dat schijnt in de pen
te zitten. De aanmaningen om daarvoor met een plan te komen laat ik aan hem over.
Er zit dus schot in, ook bij de plannen waarover ik in het begin meer zorgen had of
in elk geval meer zorgen doorkreeg van degene die daarover gaat. In de knelpuntensessie
zouden we ook dit licht dus toch op groen moeten kunnen zetten, lijkt mij zo.
Dan een belangrijke vraag die steeds bovenkomt als je denkt aan opnames en aan beoordelingen.
Die gaat over de plek die daarin wordt ingenomen door woningen die al eerder geïnspecteerd
zijn in het oude programma, maar waarvoor aparte afspraken zijn gemaakt over de manier
waarop ze moeten muteren naar het nieuwe programma. Wat hebben we daarover gezegd?
Daar hebben we op 20 september afspraken over gemaakt. Dat betekent dat de woningen
die in die categorie vallen, de woningen met de hoogste urgentie, gewoon meegaan met
het nieuwe programma. Maar bij de andere hebben de bewoners een keuze tussen een herbeoordeling
op basis van de laatste inzichten of afzien van versterken.
Volgens het nogal staccato geformuleerde advies van de Mijnraad is daar pas ruimte
voor als de rest al is gedaan. De zorg hierover is volkomen begrijpelijk. Ik geloof
dat ik ongeveer iedere woordvoerder daarover heb gehoord, niet in de laatste plaats
mevrouw Van Brenk. Het is eigenlijk jammer dat je iemand benadert, een inspectie uitvoert
en zegt «er moet wat aan gebeuren; we gaan nadenken wat», en daarna terugkomt en zegt
«we denken niet meer dat er iets hoeft te gebeuren, maar u moet nog even wachten».
Gezien het feit dat de beoordelingsstap niet de beknellende factor is in het systeem,
zou het mogelijk moeten zijn om deze mensen op een of andere manier al iets eerder
te faciliteren dan eerst gedacht. Ik heb de NCG dus gevraagd om in de integrale planning
ook rekening te houden met de eerdere positie van precies deze groep, de groep van
mensen die eerder signalen heeft gekregen dat het allemaal niet veilig was en die
het nu niet weet. Het is wel logisch dat we die proberen te faciliteren, omdat mensen
zich nou eenmaal niet alleen maar als robots op volgorde laten zetten, maar gewoon
nieuwsgierig, bezorgd of zelfs ongerust zijn over wat er moet gebeuren, en in een
enkel geval misschien zelfs bang. Nu de rest van de plannen nog niet klaar is, kan
ik daar natuurlijk nog geen uitsluitsel over geven, maar de boodschap is goed ontvangen.
Het voornemen is dus om daar op een verstandige wijze mee om te gaan. Het is aan mij
om u op een gegeven moment te laten weten hoe het is. Maar de zorg vind ik terecht.
De situatie vind ik begrijpelijk. Ik heb ook met mensen uit precies deze groep gesproken
en ik kan u zeggen dat de ongerustheid hier en daar volkomen authentiek is en in mijn
ogen – althans in mijn privébeoordeling – zeer begrijpelijk.
Er zijn ook zorgen over het model. Dat is ook een beetje waar de heer Sienot naar
vraagt. De heer Nijboer neemt daarbij ferme termen in de mond. Hij zegt: het loopt
vast; het is het model van de Minister. Maar wat is het? Hier word ik toch wat fermer.
Nee, het is niet mijn model, want als het mijn model was, dan kon u dat allemaal ter
discussie stellen. En dan zou ik daar waarschijnlijk geen goed antwoord op hebben,
want ik heb daar geen verstand van. Ik ben niet bevoegd, ik acht mijzelf niet bevoegd
om veiligheidsoordelen te geven. Zo doen we dat in Nederland ook niet. Ik ben hier
verantwoordelijk voor de veiligheid in het gebied. Dat is wettelijk geborgd. Dat was
vroeger niet zo; dat was de veroorzaker, de NAM. Ik ben dat nu. Ik dien te zorgen
voor veiligheid. Dat is een taak die niet licht voelt.
Omdat ik dat zag aankomen, heb ik de bevoegde experts – de in Nederland daarvoor aangewezen
experts – gevraagd om dat als deskundigen te bekijken. Dat waren: SodM, onze wettelijke
toezichthouder, de Mijnraad, TNO, KNMI en NEN; een panel van hoogleraren heeft daar
ook nog naar gekeken. Zij hebben het kabinet unaniem geadviseerd – ik geloof dat alleen
de hoogleraren wat fermer en nog wat strenger waren – om de oude methode los te laten,
in het oordeel dat die niet heeft geleid tot veiligheid, en een nieuwe aanpak te volgen.
Op 20 september hebben de bestuurders gezamenlijk afgesproken om de versterkingsopgave
te baseren op dat advies. Dat hebben wij afgesproken en dat vind ik ook belangrijk,
want ik ben daar verantwoordelijk voor en ik word daarop afgerekend. SodM gaat mij,
gaat het kabinet, precies afrekenen op die aanpak. Het gaat kijken of wij dat veiligheidsadvies
– ik ben verantwoordelijk voor de veiligheid, de toezichthouder kijkt naar mij – wel
volgen.
Natuurlijk kan het zo zijn dat een individuele wethouder of burgermeester of een Kamerlid
daar een ander gevoel bij heeft. Dat kan allemaal. Dat hoeft dan niet via de media;
ik ben telefonisch bereikbaar. Maar ik zeg wel dat het niet aan een Minister is, dat
het niet aan een wethouder is en dat het niet aan een burgemeester of een provinciale
bestuurder is om uiteindelijk het finale oordeel te vellen over welke methode veilig
is of niet. Als je mij daar wettelijk verantwoordelijk voor maakt, dan zal ik ervoor
zorgen dat ik alles doe om de veiligheid te borgen op de manier die daartoe het meest
kansrijk wordt geacht, en dat is een manier die mede is geadviseerd door degene die
toezicht houdt op die veiligheid. Aan die afspraak wil ik mij houden.
Ik wil hier wel het volgende zeggen. Als wij ons in Nederland, in het prachtige Huis
van Thorbecke, niet meer aan afspraken houden, dan wordt de chaos voor bewoners compleet,
dan wordt de onduidelijkheid maximaal en dan is de veiligheid daarmee niet gediend.
Daarom ben ik van plan om datgene te doen waar de veiligheid bij is gebaat. Als de
experts straks zouden zeggen dat dit inzicht verandert, dan verander ik mee. Inzichten
zullen veranderen. Ik weet nog niet in welke richting – want dan zou ik er al op vooruitlopen
– maar ik volg de veiligheidsadviezen. Ik houd me aan afspraken met bestuurders, en
dat verwacht ik van iedereen. Daar kun je alle gevoelens over hebben; dat is allemaal
legitiem. Ik ben bereikbaar. Dat hoeft wat mij betreft niet via de media.
Voorzitter. De Fazantenhof. Daar zijn vele vragen over gesteld. Allereerst door mevrouw
Beckerman, mevrouw Dik-Faber en de heer Mulder, maar ik denk dat ik nog mensen tekortdoe.
Daar heeft zich inderdaad een aannemer teruggetrokken. Het gaat om 30 woningen en
om sloop en nieuwbouw. Er was een heel bijzondere procedure: bewoners kregen ruimte
om mee te denken met het ontwerp. Dat heeft geleid tot een hele lijst aan bewonerseisen.
Een van de aannemers heeft zich teruggetrokken. Ik kan nog niet precies uitsluitsel
geven over het waarom. Het is uiteraard aan de aannemer zelf om te bepalen of hij
zich terugtrekt. De eerste tekenen – ik kan ze inwisselen als ik nadere informatie
heb – zijn dat een specifieke aannemer vooral was aangetrokken voor meer standaardwerk.
Juist het feit dat bewoners allemaal eigen wensen hadden, wat verder overigens legitiem
is en was afgesproken, heeft ertoe geleid dat dit steeds minder het karakter had van
standaardwerk. Dat zou mogelijk het motief kunnen zijn geweest. Het is een feit dat
wij zo snel mogelijk moeten zorgen dat er weer een aanvulling is en dat dit werk wordt
overgenomen. Daarvoor staat de NCG. Oplossingen kunnen liggen in: het aanpassen van
de aanbesteding, een-op-een gunnen, de procedure afbreken en met andere partijen in
zee gaan. Die oplossing moet nu worden geforceerd. Daar is men op dit moment mee bezig.
Het klopt inderdaad dat dit weer vertraging oplevert voor de mensen die uiteindelijk
met enig enthousiasme met dit project zijn bezig geweest.
De voorzitter:
Waren dit de vragen over de gaswinning?
Minister Wiebes:
Eerlijk gezegd denk ik dat er nog een paar vragen over het bovengrondse waren. Ik
denk bijvoorbeeld dat de heer Van der Lee nog wel wat van mij tegoed heeft. Gun mij
even dat ik dat meeneem bij…
De voorzitter:
Maar in uw indeling heeft u dit geplaatst bij het algemene deel Groningen.
Minister Wiebes:
Dit is het algemene deel. Er zijn nog een paar Groningenvragen die nakomen. Die zal
ik trouw beantwoorden waar ik dat kan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Stel dat de Fazanthof te maken krijgt met een aannemer die een andere wijze van bouwen
heeft. Die aannemer gaat daar zelf over, en daar zou ik dan nog vrede mee kunnen hebben.
Maar stel nou dat het ligt aan de randvoorwaarden die worden gesteld door het CVW
en dat daar de problemen liggen. Dan hoop ik toch wel dat de Minister uit dit debat
meeneemt dat dit in ieder geval voor de CDA-fractie – ik denk dat het misschien ook
wel voor de andere fracties geldt – niet acceptabel is, want dat zou de versterking
in de weg staan. Daar zit natuurlijk wel pijn en dat is wel wat iedereen zo langzamerhand
denkt. Sorry, voorzitter, dat ik zo lang van stof ben.
Minister Wiebes:
Dat is helder. Dat neem ik mee. Als er andere oorzaken op ons pad komen, dan kan ons
gedrag navenant veranderen en onze reactie ook heel anders uitvallen. Dus dat is een
belofte aan mevrouw Mulder. Ik zal goed kijken wie er eigenlijk de verwijtbare partij
zou kunnen zijn.
Voorzitter. Allerlei oproepen door mevrouw Beckerman, de heer Wassenberg…
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Minister, excuses. Ik had even het voorzitterschap van de heer Nijboer overgenomen
opdat hij zelf kon interrumperen op het vorige punt. Excuus.
Minister Wiebes:
Excuus. Ik ga te hard.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben er veel terughoudender mee dan gebruikelijk omdat ik voorzitter ben, maar met
welnemen van de collega's zou ik toch graag een vraag willen stellen. Mijn vraag gaat
over de rol in de media, over dingen zeggen en over «ik ben toch altijd bereikbaar
en ik kan worden gebeld». Het is niet mijn indruk dat de regio niet helder aan de
Minister meegeeft wat zij wensen. Zij hebben namelijk een glasheldere brief geschreven:
dit moet er gebeuren; in het model van de Minister hebben we geen vertrouwen; dat
loopt helemaal vast. De Minister zegt dat het van de Mijnraad is, maar hij staat ervoor.
De regio heeft dat keer op keer in overleggen gezegd. Daar bellen ze u ongetwijfeld
over en daar hebben ze ook een brief over gestuurd. Alleen, de Minister legt dat punt
naast zich neer.
Minister Wiebes:
Nee. We moeten iets coulanter zijn dan gewoon, want het is ook verkiezingstijd. Dus
dan rek ik mijn beoordelingskader al op en sta ik tegenover meer dingen welwillend.
Ik verneem via allerlei media zorgen over capaciteiten en zorgen over geld. Ik heb
daar geen ontkennend, maar juist een bevestigend antwoord op. Daar dient voor gezorgd
te zijn. We hebben daar duidelijke bestuurlijke afspraken over gemaakt, waar ik naar
verwijs. Als die zorgen er echt zijn, dan zullen die nader onderbouwd moeten worden
en die moeten dan meer diepgaand worden bekeken. Maar het heeft geen zin om dat bovenlangs
te regelen. Het zou niet mijn stijl zijn om dat zo te doen.
De heer Nijboer (PvdA):
Burgemeesters doen in Nederland niet mee aan verkiezingen. En dit is een waarnemend
burgemeester, die als laatste… We voeren nu een debat. Heel Groningen kijkt hier weer
naar. Dat gesprek had toen nog niet plaatsgevonden; dat komt volgende week vrijdag.
Denkt u nu echt dat het helpt om nu tegen die regio te zeggen «u bent een beetje verdeeld,
u moet mij bellen»? Die mensen staan onder grote druk. Die inwoners zijn woest. Dat
hebben alle collega's gezegd. Die zijn woest. Ze hebben helemaal geen toekomst en
weten niet wat er gaat gebeuren en staan in die zaaltjes. En u zegt: ze moeten niet
zo in de media wat zeggen. Dat helpt toch niet? Dat is toch destructief? Zo gaat u
toch niet achter die regio staan?
Minister Wiebes:
Wat helpt, is met elkaar naar de reële knelpunten kijken in sessies waar afspraken
over zijn gemaakt en die nu lopen. Dat helpt. Als er zorgen zijn over capaciteit die
toegelicht kunnen worden en als dan helder is dat die er zijn, dan gaan we daar wat
aan doen. Dat is constructief. Het is constructief om, als er zorgen zijn over geld,
heel precies te benoemen waar die dan zitten. Ik zie de zorgen op dit moment niet,
maar leg me uit waar ze zitten en dan kijken we waar ze zijn en hoe ze kunnen worden
opgelost. Dat vind ik constructief. Dat is het traject waarmee we bezig zijn en waarover
ik terug hoor dat het aan die tafel ook heel constructief verloopt. Daar feliciteer
ik iedereen mee. Daar ben ik dankbaar voor. Dat verloopt goed. Daar moeten dingen
bovenkomen waar wij wat aan kunnen doen. Als die dingen bij mij liggen, als blijkt
dat het Rijk op een of andere manier tekortschiet of een belemmering niet heeft weggewerkt,
dan dien ik daarvoor in actie te komen en dat zal ik doen ook. Dat is constructief.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap weer terug aan de heer Nijboer.
Voorzitter: Nijboer
De voorzitter:
Dan geef ik de Minister zoals aangekondigd de gelegenheid om per woordvoerder antwoord
te geven op de gestelde vragen.
Minister Wiebes:
Ik begin met het Waddengebied. Mevrouw Beckerman, de heer Wassenberg en de heer Van
der Lee hebben daar vragen over gesteld. Ik neig ernaar mij erg te houden aan wat
ik als de ultieme opdracht van het parlement zie, namelijk het regeerakkoord. U heeft
mij opdracht gegeven om iets op een bepaalde manier te doen. Heel helder hebben we
gezegd dat nieuwe opsporing en winning alleen is toegestaan vanaf locaties op land,
vanaf bestaande platforms, als er geen twijfel is over schadelijke gevolgen, met een
auditcommissie, met de hand aan de kraan. Daar hebben we allemaal afspraken over gemaakt,
ook bijvoorbeeld over geen nieuwe opsporingsvergunningen onder de Waddenzee. We hebben
daar de Mijnbouwwet op ingericht, net als de Wet natuurbescherming en de structuurvisie
over de Waddenzee. Dat hebben we allemaal met elkaar afgesproken in een regeerakkoord.
Dat is mijn opdracht.
Ik ga dat niet nu hier aan tafel, in een algemeen overleg heronderhandelen, want dat
is niet aan mij. Ik heb een duidelijke opdracht gekregen. Daar zit natuurlijk nog
wel enige ruimte voor de beoordeling in. We weten allemaal dat er bij het indienen
van winningsplannen beoordelingen zijn, maar die zijn keurig geclausuleerd. Als er
een aanvraag voor een opsporingsvergunning ligt, kun je opsporing alleen weigeren
op basis van een omgevingsvergunning. Wanneer er niet wordt voldaan aan de omgevingsvergunning,
weiger je de opsporingsvergunning ook. Als er aan opsporing is gedaan en er een winningsvergunning
ligt, kun je de winning alleen weigeren op basis van de voorwaarden voor een winningsplan,
die heel nauw omschreven zijn, en de voorwaarden voor de omgevingsvergunning, die
ook heel nauw omschreven zijn. Het is mijn taak om daar zo streng als nodig naar te
kijken, maar het is niet mijn taak om nu eenzijdig afstand te nemen van een regeerakkoord,
waarvan ik toch mag aannemen dat er goede politieke afwegingen over zijn gemaakt.
Ik zie dus niet hoe ik daar op een andere manier mee om zou kunnen gaan.
Ik kan natuurlijk wel antwoord geven op de vragen van de heer Van der Lee. Uit het
Ternaard-veld kan nog 7,5 miljard kuub gewonnen worden. De bodemdalingsnelheid ligt
binnen het meegroeivermogen van het gebied. Het gas kan je niet compenseren door elders
meer winningen uit de Noordzee te doen. Als dat mogelijk was geweest, hadden we dat
misschien gedaan, maar we hebben ook al eerder gezegd dat het teruglopen van de ene
winning om onvermijdelijke redenen niet gecompenseerd zal worden met winning elders.
Zo hebben we ook gezegd: de gaswinning uit Groningen gaat naar beneden en dat gaan
we niet compenseren met kleine velden, want bij kleine velden gaan we alleen maar
doen wat verantwoord is en niet wat onverantwoord is. Dat betekent automatisch dat
je het niet elders gaat terughalen. Wel moeten wij gewoon op een nette en voldoende
strenge manier de beoordeling doen, maar dat zijn wel gewoon de reguliere beoordelingen.
De voorzitter:
De heer Van der Lee wil hier wat over vragen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Op zich begrijp ik dat de Minister zelf ook aan kaders en het regeerakkoord is gebonden.
Tegelijkertijd erkent hij dat er een bepaalde ruimte is, maar ook die is ingekaderd.
Kan hij dan toch voor ons nog in kaart brengen of er een gesprek mogelijk is met degenen
die mogelijk nog zouden willen winnen, om te kijken of daar alternatieven voor te
bedenken zijn? Zou hij dat dan ook met Kamer willen delen, zodat wij daar met de dragers
van het regeerakkoord een gesprek over kunnen voeren? Misschien bedenken zij zich
op dit punt. Dat hebben ze op een aantal andere dossiers recent ook gedaan. Ik heb
de hoop niet opgegeven.
Minister Wiebes:
Maar dat is wel een wat wonderlijk verzoek. Tegen een partij die een recht heeft met
de kracht van een concessie zouden we dan gaan zeggen: u heeft dat allemaal gekregen,
u heeft erin geïnvesteerd, maar we brengen het verzoek van de heer Van der Lee over
om een beetje te matigen en bent u daartoe bereid? Ik heb er geen bezwaar tegen om
de Handelingen van dit debat door te sturen, maar ik vind een formeel verzoek van
de regering om af te zien van de rechten die in een concessie besloten liggen heel
eigenaardig. Ik wil dat niet doen. Als de heer Van der Lee aankondigt dat hij meerderheden
in de Kamer kan krijgen voor het afstand nemen van een bepaalde passage in het regeerakkoord,
dan vind ik dat knap van hem. Ik zal dat proces zeker niet voeden, maar ook niet afremmen,
want dat is zijn democratisch recht. Maar dan wacht ik op de verandering van de verhoudingen
en ga ik daar niet op vooruitlopen. Vooralsnog heb ik een regeerakkoord, een voor
mij toch een wat heilige opdracht van de Kamer.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat begrijp ik op zich wel, maar kunt u dan in ieder geval mij de informatie bezorgen
over op welke plekken dit nog zou kunnen spelen en om welke bedrijven dat gaat?
Minister Wiebes:
Dat is denk ik een feitelijke vraag waarop ik het antwoord verschuldigd ben. Dat zal
ik doen, maar dat komt dan per brief. Dat schud ik niet even zo uit de mouw.
Mevrouw Beckerman vraagt hoe wij gaan zorgen dat de monitoring van lekkende gasputten
wordt geregeld. In de mijnbouwwetgeving is geen verplichting voor die monitoring opgenomen.
Daar heeft zij volkomen gelijk in. Dat vind ik een scherpe constatering. Er is wel
een zorgplicht, die zegt dat de vergunninghouder alles moet doen om lekkage te voorkomen.
SodM houdt daar toezicht op. Die monitoring begint daar toch wel echt bij te horen.
Dat moet beter geborgd worden. Ik zal zien – dat is dan tegelijkertijd de toezegging
– of daar ook wetgeving voor nodig is. SodM is vooralsnog met TNO bezig met het ontwikkelen
van een meetprotocol. Zodra we dat hebben, zijn we in staat om te beoordelen of daar
ook wetgevende bewegingen voor nodig zijn. Ik vind het een goed geïnformeerde vraag
en de toezegging is dat ik, na ommekomst van dat protocol, laat weten of ik daarin
de noodzaak voor wetgeving zie. Dan kunnen wij daarover in debat. Dank voor de vraag.
De voorzitter:
Dan mevrouw Beckerman. Ik moet de interrupties wel een beetje maximeren, dus u moet
zelf kiezen. We hebben nog ongeveer 35 minuten. We zijn bij de beantwoording van de
vragen van de eerste spreker. Ik wil u gelegenheid geven, maar dat betekent wel dat
u waarschijnlijk niet aan uw inbreng in de tweede termijn toekomt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Akkoord. Dank aan de Minister voor de toezegging. Ik had hier alleen nog een tweede
vraag over gesteld. In Monster bleek een put lek en die is aangepakt, maar dat heeft
geleid tot enorme problemen voor omwonenden, niet alleen geluidsoverlast, maar ook
schade aan woningen. Moeten we dus niet alleen denken aan een betere methode om ze
op te sporen, maar ook aan een betere methode om lekkages te dichten?
Minister Wiebes:
Monitoring is natuurlijk een manier, want dan ben je er veel eerder bij. Als er dan
ook nog technische mogelijkheden zijn om sneller in actie te komen, heb ik daar natuurlijk
geen enkel probleem mee; dat kan ik meenemen. Maar het allereerste wat je doet, is
eerder opsporen. Anders lekt zo'n put lang voordat je erachter komt. Snel erbij zijn
lijkt mij dus de hoofdremedie.
Worden aannemers tegengewerkt? Laten we de Fazantenhofcasus…
De voorzitter:
De heer Wassenberg wil een verduidelijkende vraag stellen. Het kan ook in één instantie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nog heel even over de methaanlekkages. Ik heb eerder een motie ingediend over methaanemissies,
die zich op alle mogelijke gaswinningspunten kunnen voordoen. TNO heeft gezegd: nu
berekenen we het, maar kunnen we niet beter gaan meten? Ik heb dat toen aan de Minister
gevraagd en er een motie over ingediend. Die heb ik aangehouden. De Minister zei toen
in overleg te zijn met de toezichthouders over de emissies. Ik neem aan dat hij daarmee
het Staatstoezicht en NOGEPA bedoelt. Ik wil de Minister dus niet alleen naar de lekkages
bij een aantal putten vragen, maar naar methaanemissies in het algemeen. Is hij al
bereid om TNO ernaar te laten kijken, of voor mijn part een andere onderzoeksinstantie,
om die methaanemissies echt in kaart te brengen, niet alleen op basis van schattingen
en berekeningen, maar ook op basis van metingen?
De voorzitter:
«Bent u daartoe bereid?»
Minister Wiebes:
Ik heb de verschillende vragen maar even op volgorde gedaan. Sta mij even toe dat
ik probeer ze op volgorde te beantwoorden. Ik garandeer niet op voorhand dat ik alle
antwoorden meteen kan geven, maar als we bij die vraag komen kan ik daarover een toezegging
doen. Anders wordt het een enorme puinhoop. Ik ga ook proberen vaart te maken, want
ik zie de voorzitter terecht streng kijken.
Ik begin met de vraag over klachten over aannemers. Laat ik de zorgen even neerleggen
bij de NCG. We hebben al een soort kleine casus over de Fazantenhof. Daarover heb
ik net een toezegging gedaan aan mevrouw Mulder. Het signaal ken ik, maar ik ken het
antwoord dat de NCG er op dit moment over zou geven niet. Het is in elk geval een
signaal dat eerder gehoord is. Ik ga er even achteraan bij de NCG. Ik kan er nu geen
onderbouwd antwoord op geven.
Het antwoord op de vraag over de arbiteruitspraken en op de vraag of de NAM zich daaraan
houdt, heb ik uitvoerig toegelicht in antwoorden op Kamervragen. Het antwoord is dat
er in het verleden door gedupeerden waarschijnlijk te veel moeite moest worden gedaan
om een vergoeding te krijgen. Ook moest er wel eens in twee trappen worden gewerkt
omdat arbiters niet altijd een bedrag aangaven, waarna weer opnieuw een gang naar
de arbiter nodig was. Dat zijn allemaal praktijken die tot heel veel leed hebben geleid,
niet alleen in de zwartboeken van mevrouw Beckerman, maar ook bij de mensen die ik
af en toe spreek. Per saldo is er één zaak geweest waarin door de NAM fundamentele
bezwaren werden geuit tegen de arbiter. In alle andere gevallen is er uiteindelijk
uitvoering aan gegeven. De afspraken zijn nu dat de tweetrapsraketten en de iteratieslagen
nu achterwege zouden moeten blijven. Nu moeten voor de oude gevallen gewoon de uitspraken
van de arbiter worden gevolgd. Dan gaan we zien, want daarover wordt natuurlijk gerapporteerd.
De hand aan de kraan, werkt dat wel? Dat is natuurlijk aan de hand van de rapportages
ter beoordeling aan de Kamer. Voor de gaswinning onder de Waddenzee geldt dat, zolang
de veroorzaakte bodemdalingsnelheid lager is dan de zogenaamde gebruiksruimte, er
geen schade optreedt. Daarover wordt gerapporteerd. Die rapporten worden doorgestuurd
naar de auditcommissie. De auditcommissie toetst dat elk jaar en de Kamer wordt daarover
geïnformeerd. Als mevrouw Beckerman op basis van die rapportage meent dat het niet
goed is, dan dient zij mij daarop aan te spreken. Ik kan wel zeggen dat ik meen dat
het functioneert. Maar dit is aan haar ter beoordeling.
De dieselboekhouding is een middel om bedrijven bewuster te maken van de noodzaak
om het gebruik van diesel te verminderen. Ze moeten ook in de vergunning aangeven
welke hulpstoffen ze gebruiken en welke alternatieven ze overwegen. Overigens hebben
we, zoals bekend, SodM gevraagd om samen met de mijnbouwbedrijven te kijken welke
structurele alternatieven beschikbaar zijn. Dat loopt. Dat is nog niet afgerond.
Dat twintig meldingen nog niets zeggen over de omvang van een schade ben ik wel met
mevrouw Beckerman eens. Daar heb ik op dit moment niet zo heel veel aan toe te voegen.
De planning van het schadeprotocol is dat de Technische commissie bodembeweging een
voorstel doet voor een landelijk gedragen schadeprotocol voor beide velden. Dat wordt
afgestemd met alle stakeholders, waaronder de TCMG-bestuurders, bewonersgroepen enzovoorts.
De verwachting is nog steeds dat dit voorstel in maart zal komen. Het klopt dat dit
twee loketten oplevert, maar wel van een heel verschillende aard. Ik meen toch echt
dat er een goede reden is om vooralsnog, zolang het Groningenveld nog deze omvang
heeft, daar een andere, van alle andere schades geïsoleerde behandeling toe te passen.
Uiteindelijk zijn wij niet ver verwijderd van het moment waarop ook het Groningenveld
een relatief klein veld wordt. Dan kunnen we dat heroverwegen.
Mevrouw Beckerman vraagt een update ten aanzien van Farmsum. Daar speelt een strafrechtelijke
procedure. Daar moet ik mij ver van houden. Als ik daar uitspraken over ga doen, dan
word ik ineens partij in zo'n zaak. Dat moeten we vermijden.
Dan de schade bij gestapelde mijnbouw, de Tripscompagnie. Die schades worden net als
andere mijnbouwschades gewoon afgehandeld. Dat gebeurt deels vanuit de TCMG en deels
vanuit de landelijke schaderegelingen. Het houvast is dat mijnbouwschade altijd moet
worden vergoed en het nieuwe protocol moet daar uiteindelijk bij helpen.
De heer Wassenberg maakte een opmerking die bijna een tegenstelling in zichzelf is.
Ik snap zijn verontwaardiging, maar ten aanzien van Farmsum zegt hij dat menselijk
falen onbestaanbaar is. Dat is nu juist helaas niet zo. Het lijkt aan menselijk falen
te liggen en dat is iets wat gebeurt. De schaal van verontreinigingen is nog niet
helder. Er is nog geen verontreiniging of schade vastgesteld. Dat kan nog wel komen.
Ik heb daar nog geen definitief oordeel over.
Op de vragen over het landelijk meetprogramma heb ik op dit moment geen antwoord.
Dat geldt ook voor de vragen over de laagfrequente trillingen. Er staat hier dat SodM
aan het meetprotocol werkt, maar dat klinkt niet echt als een antwoord.
De voorzitter:
Komt u schriftelijk op deze twee vragen terug?
Minister Wiebes:
In tweede termijn ga ik na wat de verwachtingen zijn ten aanzien van dat meetprotocol,
dus de timing daarvan. De heer Wassenberg snapt ook wel dat daaraan wordt gewerkt.
Dat wil hij natuurlijk niet echt weten. Hij wil weten wanneer dat komt. Hij is de
regering op dit punt aan het controleren en daar heeft hij gelijk in. Hij wil niet
met een kluitje in het riet gestuurd worden.
De vragen over de methaanemissies raken aan het meetprogramma. De heer Wassenberg
noemt de zeespiegelstijging en de bodemdaling, maar niet de aangroei. Daar is de hele
wetenschap op gebaseerd. Hij kent dat waarschijnlijk door en door. Ik kan er niet
veel meer aan toevoegen dan dat die drie dingen tegen elkaar worden afgewogen.
Gaan we het gebruik van chemicaliën verbieden? De veiligheid van de geothermieputten
moet worden vergroot. SodM werkt daaraan. Nog dit jaar moet ik met specifieke regelgeving
komen. Die regelgeving moet ook leiden tot het terugdringen van het gebruik van corrosieremmers;
dat zijn de chemicaliën die hier bedoeld worden.
Samen met de Minister van IenW zijn spelregels opgesteld voor waterreserves in combinatie
met geothermie. Dit betreft de Structuurvisie Ondergrond. Bovendien worden de geothermie
en de afweging ten aanzien van waterreserves meegenomen door de provincies bij het
vastleggen van strategische watervoorraden. Met andere woorden: het antwoord is dat
dit niet categorisch wordt verboden, maar wel dat het een actieve rol speelt in de
afweging en dat daarvoor normen zijn vastgelegd.
Kunnen alle schadegedupeerden straks rekenen op vergoeding? Dit gaat vermoedelijk
over mijnbouwschade na 30 jaar. Ik kijk de heer Wassenberg even aan. Ik zie dat dit
het geval is. Daarover heb ik duidelijke uitspraken gedaan. Ik meen dat wij dat niet
op kosten van de belastingbetaler, maar wel op kosten van de mijnbouwondernemingen
zo moeten regelen dat weliswaar de producent op een zeker moment zekerheid heeft over
het einde van zijn aansprakelijkheid, maar dat degene die schade ondervindt die duidelijk
het gevolg is van die productie alsnog bij de producent terechtkan. Ik ben daarop
aan het studeren. Ik hoop met iets te komen, maar er moet gewoon even gepuzzeld worden.
Dat is in gang gezet. Ik heb daar het initiatief toe genomen. De heer Wassenberg heeft
dit ook toegejuicht.
Bij de nulmetingen is het beeld niet zwart-wit. Dat zei mevrouw Mulder ook niet. De
locatie en de noodzaak worden bepaald door experts. Een nulmeting kan soms discutabel
zijn. In situaties waarin al decennia gas wordt gewonnen is een nulmeting onzin, want
dan meet je niet bij nul. Een nulmeting is hooguit nuttig als je met iets begint.
Als je al 25 jaar gas wint en dan overgaat tot een nulmeting, zeg je eigenlijk dat
alle schades daarvoor maar geaccepteerd moeten worden, want die zijn van voor de nulmeting.
Dat is precies wat je niet wil. Dat is het omgekeerde van wat je wilt. Nulmetingen
moet je toepassen in die situaties waarin die ook zin hebben. Een versnellingsmeter
geeft volgens de experts in veel gevallen zinniger informatie. Er is echter geen zwart-witbeeld.
Het is niet zo dat we tegen nulmetingen zijn of dat we vanaf nu alleen nog maar met
versnellingsmeters gaan werken. Het is een genuanceerdere afweging dan dat we nu overal
nulmetingen gaan doen. Dat is het oordeel van de experts.
De voorzitter:
De heer Wassenberg gebruikt bij dezen heel staccato zijn laatste interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Alles wat ik doe is staccato; dat weet u. De Minister sprak zo snel dat hij zelfs
zonder adem te halen van de vragen van mij oversprong naar de vragen van mijn buurvrouw.
Daarom liep ik even een paar seconden achter.
Eén opmerking. Ik sprak over «onbestaanbaar», maar dat ging niet over menselijk falen.
Het is onbestaanbaar dat fout op fout is gestapeld in de communicatie: eerst te late
communicatie en daarna verkeerde communicatie. Dát vond ik heel erg ergerlijk en onbestaanbaar.
Dat punt wil ik even maken. Daarnaast heb ik toch nog één vraag. Ik had een aantal
vragen over Farmsum gesteld. De Minister zei in antwoord op vragen van mevrouw Beckerman
dat het strafrechtelijk onderzoek niet overal op kan antwoorden, maar ik wilde weten
in hoeverre dit ook op andere plekken in Nederland tot bodemverontreiniging heeft
geleid en heb gevraagd waar omwonenden met hun zorgen over hun gezondheid terechtkunnen.
Dit speelt niet alleen in Farmsum, maar het kan ook op andere plekken spelen waar
die opslagvaten zijn. Dat wilde ik ook nog even van de Minister weten.
De voorzitter:
Dat is een heldere vraag aan de Minister.
Minister Wiebes:
Deze twee vragen doe ik even in de tweede termijn.
De voorzitter:
Dan gaat u verder met de beantwoording van de vragen van mevrouw Mulder.
Minister Wiebes:
Mevrouw Mulder vroeg over Farmsum wat er gebeurt met de vergunning. We wachten eerst
op het SODM. Dat houdt toezicht op die vergunning en onderzoekt dit. Afhankelijk daarvan
zien wij of de vergunning moet worden aangepast en wat er ten aanzien van de vergunning
nodig is.
Brakel. Mevrouw Mulder is een van degenen die sneller vragen stelt dan ik ze kan noteren.
Ik heb er spijt van dat ik die stenocursus niet heb gevolgd. Zij heeft een vraag gesteld
over Brakel, maar ik weet eigenlijk niet wat de vraag was.
De voorzitter:
Dan komen we er in tweede termijn op terug.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Zal ik de vraag nu alvast noemen?
De voorzitter:
Ja, noem hem maar alvast.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Over Brakel zou een winningsplan zijn ingediend bij het ministerie. Klopt dat? Zo
ja, betreft dit een verhoging van de winning? Wat vindt daar plaats?
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is een heldere vraag.
Minister Wiebes:
Er ligt een winningsvergunning sinds 2010. De gaswinning verloopt trager dan verwacht.
Vermilion heeft contact gezocht met de gemeente om haar vooraf te informeren over
een gewijzigd winningsplan, maar dat winningsplan is niet in behandeling. Op het moment
dat dit gebeurt, worden ook de decentrale overheden daarbij betrokken, maar er is
op dit moment geen sprake van een in behandeling zijnd plan.
Mevrouw Mulder heeft ook een vraag gesteld over Heft in eigen Hand. De vorige keer
dat mevrouw Mulder hier vragen over stelde, kreeg ik de indruk dat zij het ook had
over Eigen initiatief en deze twee dingen samen. De ene is namelijk de opvolger van
de andere, maar de gedachte is hetzelfde. Bij Heft in eigen Hand gaat het om 54 adressen.
Daar zijn alle versterkingsadviezen opgeleverd. De dertien gevallen versterking en
sloop/nieuwbouw zijn in uitvoering genomen. Er zijn 28 adressen ingepland voor de
uitvoering dit jaar. Dit betekent dat de definitieve ontwerpfase met de bewoners is
gestart. Een deel daarvan zal al daadwerkelijk in uitvoering gaan. Van de 54 adressen
zijn er 9 versterkingen gerealiseerd en 4 opgekocht. Eigen initiatief gaat om 200
adressen. Daar zijn alle versterkingsadviezen opgeleverd. Op dit moment is er één
in uitvoering genomen. Andere volgen nog. Dat is de status van deze twee in elkaars
verlengde liggende trajecten.
Dan hebben we de schadeafhandeling Limburg. De 30 jaarkwestie steekt hierboven uit.
Vooralsnog moeten we het doen met het calamiteitenfonds, dat van extra middelen is
voorzien. We hebben voorzien – ik geloof dat het vanochtend in de media stond – dat
één huizenblok zal worden gesloopt en daarna herbouwd. Over die acht woningen is nu
helderheid. Het calamiteitenfonds heeft op dit moment nog twaalf beschadigde woningen
op de lijst staan. Die komen ook allemaal aan de beurt. Zo werken wij ons daar doorheen.
Maar de structurele oplossing is dat nog niet, want we doen het nu allemaal nog met
het calamiteitenfonds, dat op dit moment nog gevuld wordt door de twee overheden.
De voorzitter:
Ik stel voor om in tweede termijn de vragen te stellen. We zijn nu bij de heer Van
der Lee. We hebben nu nog een kwartiertje, twintig minuten voor alle vragen van de
overige leden. Dan hebben we nog een tweede termijn. Dan het kan allemaal precies
voor halfzes. Ik verzoek de Minister door te gaan met de beantwoording van de vragen
van de heer Van der Lee.
Minister Wiebes:
De woorden die wel indruk op mij maakten en die de situatie keurig schetsen op een
manier die ons toch dichter bij elkaar brengt en die het zwartepieten vermijdt, zijn
dat we aan onze kant de verantwoordelijkheid moeten hebben om onderscheid te maken
tussen – de Van der Lee noemde het heel keurig – de reële zorgen en de begrijpelijke
weerstand. Beide worden begrepen, maar zijn wel van enigszins verschillende aard.
Dat is ook kunst. De kunst is om dat te doen met respect voor de positie van de ander.
Mijn oproep is om dat aan tafel te doen met voldoende diepgang en experts bij de hand
en om daar waar iets oppopt, er iets aan te doen. De aannemersvariant klinkt aanlokkelijk.
Aannemers hebben die ook naar voren gebracht. Zij hebben gezegd: geef ons 180 drive-inwoningen
met een standaardaanpak; dan rauzen wij door die drive-inwoningen heen. Dat is een
heel aanlokkelijk idee. Dat spreekt mij, als geen groot tegenstander van grootschaligheid,
aan. Maar we moeten ook eerlijk zijn dat er allerlei andere wensen zijn die dat ingewikkelder
maken. Gemeenten bijvoorbeeld willen liever een gebiedsgerichte aanpak dan een typologiegerichte
aanpak. Dat is een complicatie. Bewoners en eigenaren hebben terecht – dat hebben
we hier allemaal uitgesproken – invloed daarop en hebben andere wensen dan de standaardwensen.
Die willen wij zo veel mogelijk faciliteren binnen de mogelijkheden. Voor de opname
en de beoordeling heb je nog geen offerte. Elke woning – ook al is het een drive-inwoning
– kan in een verschillend bevingsgebied staan. Er kunnen verschillen optreden in de
manier waarop je die moet behandelen. Dat zijn dingen die een aannemersvariant – standaard
vaart maken, zoals de heer Van der Lee het vermoedelijk bedoelt – ingewikkelder maken.
Hier danst het advies van de Mijnraad misschien een heel klein beetje om de brij heen,
want die wijst enerzijds op de standaardaanpak en versnelling, maar anderzijds worden
daarin mijns inziens terecht keuzemogelijkheden van de bewoners bejubeld. Dat schuurt
wat met elkaar.
Dan de boorlocaties Ameland. Ja, dat ligt wel even wat genuanceerder. Er werd gesproken
over 250.000 mogelijke vervuilingen. Dat zijn alle vervuilingen, maar een beperkt
deel heeft met mijnbouw te maken. Bodemvervuiling in het algemeen is een dossier van
het Ministerie van IenW. Dat maakt daar grote plannen voor. Dit is op geen stukken
na af te wentelen op mijnbouw. Dat is echt een andere kwestie. We hebben het ook ineens
over een heel ander beleidsterrein, waar de mijnbouw een ondergeschikte rol in speelt.
Ik ben zeer blij met de oproep van de heer Sienot om geothermie te stimuleren zonder
concessies te doen aan de veiligheid. Ook daar ziet hij wel dat deze twee dingen kunnen
schuren, maar die schuring zullen wij voor lief moeten nemen. De oproep van de heer
Sienot is om ferm door te gaan met geothermie, maar zijn oproep is niet om de veiligheid
aan onze laars te lappen. Hier denken we eigenlijk allemaal hetzelfde over. We zien
allemaal dat dit nog best ingewikkeld kan worden.
Dan de vraag van mevrouw Yeşilgöz waarom mensen nog geen brief van de gemeente hebben
gekregen. Dat is precies wat we in die overleggen gaan bespreken. Dat ga ik dus ook
niet in dit debat doen. Ook ik moet me aan mijn eigen regels houden. We gaan dit uitzoeken.
Er zal een reden voor zijn. Die gaan we wegnemen.
De vraag van mevrouw Yeşilgöz over Farmsum en de schade Limburg meen ik beantwoord
te hebben.
Aan de heer Sienot bevestig ik dat de twee-onder-een-kapkwestie niet alleen zál worden
beslecht, maar op zich ook ís beslecht. We hebben voor de zomer met elkaar gezegd
dat de lijst moet worden vervolmaakt. Dat is ook gebeurd, want we hadden voor de zomer
een lijst van 1.500 meest risicovolle woningen en we zitten nu aan 3.000. Me dunkt
dat er meer is gebeurd dan alleen de twee-onder-een-kappers. Die lijst is opgeschoond,
maar we weten dat er nooit een eind aan komt en dat het altijd beter kan. We schonen
permanent het bestand op, zodat elke volgende jaarlijkse lijst beter wordt. Zoals
u weet, wordt deze ieder jaar geüpdatet. Elke lijst moet beter zijn dan de vorige.
Ik zal, in lijn met de opmerking die mevrouw Beckerman maakte, ook aan het CVW doorgeven
hoe wij omgaan met aannemers. Daarover waren al eerder zorgen geuit. Mevrouw Mulder
vroeg er ook naar. Waar ligt de rol van de aannemers? Of inwoners te laat in gesprek
gaan met aannemers, vind ik erbij horen. Dat is een vraag die ik ook zal stellen.
Dan de vraag over Steenwijkerland. Er is een nulmeting voorgeschreven in Steenwijkerland
en er is aanvullende monitoring geïnstalleerd.
Dan de toezeggingen over aardwarmte. Dat gaat waarschijnlijk over de toezeggingen
in de beleidsbrief over geothermie en de acties die daar in gang zijn gezet. Voor
innovatie is specifiek geld vrijgemaakt. Bij het borgen van kennis van de ondergrond
ligt er een rol voor EBN in het verschiet. Dit jaar zal ik komen – dat was het derde
punt – met nieuwe regelgeving om veiliger technieken voor te kunnen schrijven, bijvoorbeeld
om lekkage te voorkomen. Een deel ervan, zoals de EBN-rol, wordt nu dus ingericht.
Er is geld vrijgemaakt voor innovatie en de regelgeving moeten we dit kalenderjaar
met elkaar onder ogen gaan zien.
Mevrouw Dik-Faber vraagt naar de governance: wat staat de governance nog in de weg?
In alle eerlijkheid is het denk ik ieders prioriteit om nu snel te starten met de
opnames. Wij willen ook niet dat een en ander moet wachten op de governance. Op hoofdlijnen
zijn we het over de governance eens. Er moet een onafhankelijk oordeel zijn over de
veiligheid, maar de inpassingskwesties zijn echt aan gemeenten. Maar goed, al met
al is het een overgang van privaat naar publiek. Wij zijn bezig de NAM daar nu ook
wettelijk definitief uit te werken. Dat is per saldo al het geval, want ze zitten
niet meer in de beoordelingscyclus, maar dit wordt nog wettelijk geborgd en in rollen
vastgelegd. Het is belangrijk, maar het ligt wat mij betreft niet op het kritieke
pad. Ik wil eerst die opnames starten en de bewoners helderheid kunnen geven.
Dan vraagt mevrouw Dik-Faber naar de samenstelling van wat ik maar even het bottleneckteam
of escalatieteam noem. Zodra er een belemmering opkomt gaan ze eropaf. Dat is een
ambtelijk team dat bestaat uit mensen van de Nationaal Coördinator Groningen, het
Centrum Veilig Wonen, de gemeenten, de provincie, SodM, BZK en EZK. Iedereen kan aan
de beurt zijn om iets te moeten regelen. We moeten er allemaal bijzitten en we moeten
ter plekke de kaarten uitdelen.
Over de oude schades is een brief gestuurd. Er liggen er nog 880 bij de Arbiter Bodembeweging.
Dat zijn de oude gevallen die nog bij de arbiter lagen, voor zover nog niet afgehandeld,
plus de oude gevallen die daarna bij de arbiter zijn beland. In september zou dit
moeten zijn afgerond, melden de arbiters mij.
Dan de vraag van mevrouw Dik-Faber hoe het gaat met de gaswinning in kleine velden.
Zij vraagt naar aantallen, locaties en trends. Ik kan verwijzen naar de zogenaamde
NLOG van TNO. Dat is een volledig overzicht van alle feiten op het terrein van de
kleine velden. Mocht ze specifiek van de regering bepaalde feiten willen weten, dan
denk ik dat dat het beste via een schriftelijke vraag kan, maar ik denk dat de NLOG
haar al een heel eind kan helpen.
Mevrouw Van Brenk vraagt naar het onderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van de
chemie in Delfzijl. Daar heb ik geen antwoord op, dus dat doen we in de tweede termijn,
als mevrouw Van Brenk dat goedvindt.
De lokettenvraag is een belangrijke vraag. Ik kan haar daarin helemaal niet bedienen,
maar ik heb wel een antwoord gegeven.
De wetgeving geothermie – dat was net ook een vraag van de heer Sienot – moet dus
dit jaar komen. Mevrouw Van Brenk vraagt waarom die vertraagd is. Geothermie is in
beweging en dat betekent dat de nieuwe inzichten zich opstapelen en dat die moeten
landen in de wetgeving. Het mogelijk lekken van putten is bijvoorbeeld een inzicht
dat recent is. Dat moet in de wetgeving worden opgenomen. De breedte en de diepgang
van de wetgeving groeit dus mee met de praktijk en dat heeft meer tijd gekost. De
laatste schatting is dat in het derde kwartaal de wetgeving in consultatie zou kunnen
gaan.
Het well-integritysysteem ligt ook op het terrein van geothermie. SodM heeft de bedrijven
verplicht om een dergelijk systeem in te richten. SodM houdt er ook toezicht op. Maar
in welke termijn SodM daaraan verbindt heb ik geen inzicht. De praktijkkennis hier
aan tafel suggereert dat dat wel een halfjaar zou kunnen duren.
Het dossier zorggebouwen in Groningen is vooral in behandeling bij mijn collega. Daar
heb ik niet het allerlaatste nieuws over, maar mocht dat er zijn, dan wil ik mevrouw
Van Brenk daar in de tweede termijn nog mee bedienen.
Haar Slochterenvraag heb ik meegenomen in het antwoord over die 1.581.
De heer Nijboer vraagt mij naar de voortgang van de gesprekken over de verplaatsing
van het overslagstation in Roodeschool. Die gesprekken lopen. Althans, vorige week
is het eerste gesprek geweest tussen de regio en het bedrijf. Het uitgewerkte verslag
moet ik nog krijgen, maar ik hoor dat er voldoende aanknopingspunten zijn om niet
alleen het gesprek voort te zetten maar ook om voorstellen te doen voor financiering.
Dat loopt dus. Ik wil de heer Nijboer graag beloven dat ik, zodra ik weet wat er uitkomt,
de Kamer proactief laat weten wat daar uitkomt.
De heer Nijboer verzoekt mij eigenlijk om nog eens te kijken naar de stapeling van
de mijnbouw in Veendam. Hij suggereert eigenlijk dat de situatie nu zo georganiseerd
is dat mensen hun recht niet redelijkerwijs kunnen halen. De griffier begint nu tegen
hem te praten, maar ik sta op het punt om een toezegging aan hem te doen. Ja, ik wil
dat doen. Ik ken de situatie onvoldoende in detail om zelfs maar op het idee te komen
om daar niet naar te kijken, dus ik duik er even in en ik laat het weten. Ik reageer
daarop in een of andere brief die wij mogelijkerwijs naar aanleiding van dit AO kunnen
sturen.
Zijn Waddenverlangen heb ik geregistreerd maar al in een eerder antwoord verwerkt.
De Limburgkwestie. Eigenlijk zegt hij, als ik het wat populairder mag zeggen dan hij
heeft gedaan: wanneer is dat nou eens klaar? In de komende vijf jaar worden in Limburg
alle historische schachten opgespoord. Er worden er ieder jaar twee gesaneerd. De
bodemdaling wordt in de gaten gehouden om mogelijke niet-voorspelde bodembewegingen
vroegtijdig te identificeren en dan ook schade te voorkomen. Dat geeft geen zekerheid
over wanneer er nog nieuwe schades komen, maar hier bovenop komt dat we de 30 jaarkwestie
anders gaan inrichten. Daarover zou ik best een termijnschatting willen hebben als
we daartoe in staat zijn. Voor het einde van het jaar de eerste uitkering, hoor ik
hier zeggen. Zo, dat is een mooi tijdpad. Een ambitieus pad! Dan wil ik er vast bij
zeggen dat het een ambitieus pad is, want ik ken dit soort ambitieuze paden.
Voorzitter, dan ben ik door mijn eerste termijn heen.
De voorzitter:
Dan zijn we aan het eind van de eerste termijn van de Minister gekomen. We gaan direct
door met de tweede termijn van de Kamer en daarvoor heeft u 1 minuut en 20 seconden.
Ik ga dat ook handhaven, want anders krijgen we geen antwoord op de gestelde vragen.
Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. 1 minuut en 20 seconden? Ik zou nog zo veel willen zeggen… Allereerst
vraag ik een VAO aan, zodat we ook moties kunnen indienen. De meeste debatten over
gas, of breder over mijnbouw, eindigen onbevredigend, maar dit vond ik toch wel een
bijna surreëel debat. We hebben bestuurders die niet meer met de pers zouden mogen
praten, bizarre verwijten aan Groninger bestuurders, bizarre verwijten hier aan elkaar,
en vooral heel veel gepraat over processen. En dat terwijl er voor de inwoners die
daadwerkelijk aan het wachten zijn, zoals op de Fazantenhof, toch nog wel heel veel
onduidelijk is en ze vooral heel veel vage antwoorden krijgen, terwijl mensen gewoon
willen weten waar ze aan toe zijn, Ze willen weten wanneer die busjes van de Minister
nou eindelijk gaan rijden en niet dat men zegt: sorry, we kunnen niet rijden. De Minister
zegt dat mensen niet met de pers mogen praten, maar dat ze hem maar moeten bellen.
Ik vraag me dan toch wel dit af. We hebben tien minuten geschorst; bel dan wat er
aan de hand is met de Fazantenhof. Mensen willen nu echt daden zien.
Als ik nog een paar seconden heb, wil ik nog heel graag terugkomen op Farmsum. Natuurlijk
is er dat strafrechtelijk onderzoek, maar er is wel een grote lekkage geweest in oktober.
Ik had een simpele vraag gesteld. De NAM had tot 1 februari om een eindrapport op
te leveren aan het SodM. Is dat gebeurd? Ik zie dat de voorzitter gaat ingrijpen,
dus ik moet het daarbij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wassenberg heeft zich laten excuseren, die moet naar een ander
debat.
Minister Wiebes:
Voorzitter, ik schaam mij een beetje, maar ik heb de allerlaatste vraag van mevrouw
Beckerman onvoldoende geregistreerd.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mijn vraag ging over Farmsum. De NAM moest een rapport maken voor het SodM. Dat moest
op 1 februari af zijn. Meestal worden die rapporten direct vermeld. Ik vraag me simpelweg
af of de NAM dat rapport heeft opgeleverd en of we dat kunnen zien.
De voorzitter:
De vraag is helder. Mevrouw Mulder van het CDA, voor haar tweede termijn.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor zijn toezegging over de Fazanthof,
namelijk dat het, als het aan het CVW of de NCG of wie dan ook van de overheden –
het maakt mij niet uit welke overheid – ligt, het wordt opgelost, zodat daar in ieder
geval het probleem niet ligt. Ik vind dat een belangrijke toezegging van de Minister
en ik hoop dat de mensen van de Fazantenhof heel snel zullen kunnen terughoren wat
de oorzaak is en wat daaraan gedaan gaat worden.
Met betrekking tot Groningen heb ik nog een vraag gesteld over de huizen in de groep
van 1581 en de woningen in Zeerijp. De woningen in Zeerijp zijn na die heftige aardbeving
van januari vorig jaar geïnspecteerd. Daarover is informatie beschikbaar. Wat belet
de Minister nou om daarvoor te doen wat hij alvast kan doen, en naar deze gegevens
te kijken? Op welke termijn is dat mogelijk? Dat geldt ook voor die groep van 1581,
waarvan vaak ook al gegevens beschikbaar zijn. Ik had dat als vraag gesteld, maar
ik zie dat ik die nog niet beantwoord heb gekregen.
Een andere vraag die ik nog had, ging over het meetnetwerk voor de kleine velden.
In de brief zegt de Minister dat we nog moeten bezien waar het technisch zinvol is
om zo'n meetnetwerk voor zo'n klein veld toe te passen. Ik denk dan: er is zo veel
onrust, er is zo veel onduidelijk over die kleine velden voor heel veel inwoners.
Ik wil graag weten dat al die kleine velden dat gewoon gaan krijgen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister. Mij bekroop even de gedachte dat
wat de Minister zegt dat hij liever niet heeft, vaak juist wel is gebeurd. Dat was
ook zo met de klimaatdemonstranten, zeg maar. Ik denk dat het aantal kinderen dat
is komen demonstreren wat is toegenomen. En u heeft niet gezegd: u moet niet naar
de pers gaan. U heeft gezegd het wat minder constructief te vinden als mensen naar
de pers gaan. Ik weet niet of dat nou een andere opmerking is, want dit kan juist
het averechtse effect oproepen. Maar goed, dat even ter zijde.
Ik vind het wel goed dat deze Minister ervaring heeft opgebouwd met het dichtdraaien
van een gaskraan en met het openbreken van een regeerakkoord. Ik denk toch dat het
belangrijk is om te kijken of dat ook niet voor de Wadden zou moeten gebeuren, ook
omdat we helaas hebben gezien dat wetenschappelijke voorspellingen uit het verleden
over hoe veilig mijnbouw is en hoe groot de risico's zijn, gewoon in de praktijk anders
zijn uitgevallen. Ik hoop een lijst te krijgen met namen van bedrijven. Misschien
kunnen we daar dan een aanvullend gesprek over hebben. Waar ik ook niet gerust op
ben – ik had dit al eerder aangekaart, voordat het op Ameland gebeurde – is of er
wel tijdig en voldoende wordt gesaneerd. En ook hier geldt: klimaatverandering leidt
tot extreem weer en dat extreme weer heeft impact op de risico's op dat soort plekken.
Ik heb niet het gevoel dat dat soort nieuwe risico's adequaat worden meegenomen. Kan
u daar ook niet wat werk op zetten?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius van de VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn uitgebreide en heldere beantwoording. Terwijl
wij hier zo zaten, kreeg ik verschillende appjes van mensen die in het aardbevingsgebied
wonen, en betrokkenen. Die hebben dit gevolgd. Zij appten echt: dit is echt heel helder,
dank daarvoor; dit geeft mij een duidelijk idee van wat er wel gaande is, wat er wel
kan en waar we nu voor staan. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. Volgens mij
is het feitelijk als volgt samen te vatten. Alles staat klaar om de veiligheid centraal
te stellen. We willen het allemaal. We willen ook dat Groningers de regie terugkrijgen
over hun eigen leven. Ze moeten gewoon nu aan de bak. Ik ben heel blij dat de Minister
dat duidelijk heeft geschetst. En ik hoop ook dat we dit blijven vasthouden, dat we
toekomstige debatten over Groningen gewoon heel scherp – zoals we net hebben gedaan,
wat misschien niet altijd een prettig plaatje was en een beetje politiek gedoe kan
worden – blijven voeren en nauwkeurig op tafel leggen wat de feiten zijn, wat er echt
aan de hand is. Ik merk het alleen al aan de appjes van Groningers die binnenkomen,
die zeggen: fijn, oké, dus zo zit het. Dit heeft dus alleen al die toegevoegde waarde
gehad. Ik kijk erg uit naar waar de Minister mee terug gaat komen als hij in Groningen
is geweest. Dus dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Sienot van D66.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik heb eerlijk gezegd wel genoten van het feit dat
we in dit debat precies gingen benoemen waar de knelpunten zaten, zodat we samen met
de regio kunnen zoeken naar een oplossing die de Groningers een toekomst geeft. Samenwerken,
zo zeg ik in de richting van de Minister, betekent ook weerstanden en twijfels overwinnen.
En daar is nog wel wat werk aan de winkel. Het is begrijpelijk dat de Minister niet
kon en wilde oordelen over veiligheid, maar het is wel zaak om nu gezamenlijk echt
dezelfde route te gaan bewandelen, want dan krijgen we er echt vaart in.
Nog twee vragen. Over de quickscan heb ik de Minister eigenlijk niet meer gehoord.
Voor de mensen die onderaan de lijst belanden, nadat ze eerst hadden gehoord dat hun
huis d'accord was; sorry, voor versterking in aanmerking kwam; ik moet zelf ook precies
blijven. De andere gaat over Steenwijkerland. De nulmeting, een aanvullende monitoring
is daar geïnstalleerd, zo begrijp ik. Nou, dat komt op mij een beetje gek over, want
toen ik daar recent, op 18 januari, was, hoorde ik echt wat anders. Mijn vraag is
dus: is dat sinds 18 januari, en hoe komt het dat de mensen dat niet weten? Dank u
wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan mevrouw Van Brenk van 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb nog drie kleine puntjes. Ik hoor graag in de tweede
termijn hoe het zit met de bevingsbestendige zorgen, en anders ontvang ik dit graag
schriftelijk; dat vind ik ook prima. Voor mij is het nog steeds niet helder waarom
het niet efficiënter is om één loket te houden voor alle bevingsschade. Volgens mij
is dat nog niet helder toegelicht, dus misschien kan de Minister nog één keer een
poging wagen. En ik ga de Minister echt heel scherp houden aan zijn toezegging dat
we in het derde kwartaal de wetgeving krijgen rond geothermie. Dat zou in 2017 al
gebeuren. Nu is de toezegging derde kwartaal, dus ik vertrouw erop dat die dan gewoon
echt komt.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Ik neem even het voorzitterschap over en geef de heer Nijboer het woord voor diens
tweede termijn.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel. Je probeert aan het eind van zo'n debat toch een beetje te kijken waar
je eigenlijk in zit. Ik heb een beetje het gevoel in een schijnwerkelijkheid te zitten,
naast een werkelijkheid waarin dingen worden bereikt, we heel blij zijn, we hebben
genoten van het debat…
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, mag ik een interruptie doen?
De voorzitter:
Ik dacht de heer Nijboer eerst even zijn zin af te laten maken.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja. Ik heb dus een beetje het idee in een schijnwerkelijkheid te zijn beland, waarbij
heel veel zegeningen worden geteld, terwijl voor mensen in Groningen elke dag de ellende
groter wordt en er helemaal geen licht aan het eind van de tunnel is. En daar maak
ik me zorgen over.
De voorzitter:
Daar hoorde ik een punt en dan ga ik naar mevrouw Mulder voor een interruptie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Volgens mij heb ik vandaag mijn zorgen hier geuit, ook in mijn tweede termijn. Ik
heb geen walhallaverhaal daarover gehouden. Ik dacht in de eerste termijn te horen
dat de PvdA een uitgestoken hand had richting de andere fracties in de Kamer en dat
de heer Nijboer zo graag samen wilde optrekken. Maar hij doet eigenlijk met deze tweede
termijn zijn hele eerste termijn teniet. Ik vind dat ook een soort van schijnwerkelijkheid.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb mevrouw Mulder niet persoonlijk aangesproken. Ik zie dat alle collega's zien
dat er veel problemen zijn. Tegelijkertijd hoor ik «ik krijg appjes», «ik heb genoten»
en «ik ben heel blij», terwijl in Groningen… Iedereen hier heeft de Fazantenhof genoemd.
Het is echt zo'n deceptie voor die hele gemeente en gemeenschap, voor die dorpen.
De serie Ik wacht in het Dagblad van het Noorden: elke dag weer die ellendige verhalen.
Het optimisme dat ik hier toch een beetje gemiddeld proef. De ellende. Een Minister
die over een burgemeester die wat zegt, zegt: dat moet je eigenlijk niet doen, je
moet niet naar de media. Daar heb ik op geïnterrumpeerd; dat was mijn enige interruptie,
want ik heb voorgezeten vandaag. Ik vind dat helemaal niet gepast. Ik voel me daar
helemaal niet bij thuis. Ik denk dat het helemaal niet vertegenwoordigt wat er in
Groningen aan de hand is, dus dat vind ik een schijnwerkelijkheid. Dat heb ik willen
zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder voor een tweede vraag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik vind dat de heer Nijboer van de PvdA hiermee toch de collega's tekortdoet, want
iedereen hier heeft zorgen om de Groningers. Eigenlijk wakkert hij met dit commentaar
de verdeling tussen de fracties hier verder aan, terwijl hij in eerste termijn heeft
gezegd dat hij vindt dat wij met z'n allen moeten optrekken. Ik vind dat niet rijmen
met elkaar, dus dat snap ik dan niet goed van de heer Nijboer. Maar misschien kan
hij mij dat beter uitleggen.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben er echt voorstander van om samen op te trekken en er ook graag toe bereid.
Dat weet u ook. Als ik moties heb, ook die vorige, dan probeer ik dat van tevoren
in te steken en probeer ik er meerderheden voor te krijgen. Maar ik zit hier ook namens
de PvdA te kijken: wat is nou de afdronk van het debat, wat is hier nou gezegd en
past dat bij wat Groningen nodig heeft? Ik denk dat dat veel verder uit elkaar zit
dan hier gemiddeld genomen ook door de Minister en ook door sommige collega's naar
voren is gebracht. Dat moet ik dan wel vaststellen. Dat had ik liever niet gedaan.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik dacht: ik luister nog heel even het betoog van de heer Nijboer af als antwoord
aan mevrouw Mulder en misschien is het niet nodig. Maar ik snap hem nog niet helemaal.
Wij hebben hier volgens mij met z'n allen onze zorgen geuit. We hebben drie weken
geleden gezamenlijk een heleboel moties ondertekend en ingediend. De Minister is drie
weken later al gekomen met een flinke lijst met wat er sindsdien allemaal gebeurd
is, plus hij heeft gezegd: als er nog zorgen zijn, als er nog knelpunten zijn, doe
het liever niet via de pers, maar zeg het direct tegen mij, want dan kan ik daarmee
aan de slag. Dus hij heeft niet gezegd: ga niet naar de pers. Hij heeft gezegd: breng
je zorgen bij me, dan kan ik meteen met mijn hele team daarmee aan de slag. Wat is
dan de grote afstand die de heer Nijboer voelt, als je net wel even eerlijk samenvat
wat er gebeurd is?
De heer Nijboer (PvdA):
Dat de woorden die hier worden gesproken en waar mevrouw Yeşilgöz-Zegerius tevreden
mee is en blij mee is om de helderheid die is geschapen in dit debat volgens de VVD
– dat gaf u zojuist aan – in de praktijk mijlenver van de realiteit staan. Mijlenver!
Mensen hebben een huis, daar zit schade aan, ze zijn onzeker over hun veiligheid en
ze hebben geen idee wat er gaat gebeuren, nog steeds niet. Dan ben ik niet blij. Dan
ben ik alleen maar bezorgd en ongelukkig. Ik denk dat de antwoorden van de Minister
nog niet het perspectief schetsen dat nodig is. Dat moet ik hier wel inbrengen. Daar
ben ik Tweede Kamerlid voor geworden, om dat te zeggen. Ik had het liever niet gedaan.
Het spijt me zeer dat dat moet, maar dat doe ik wel, ook als u het er niet mee eens
bent.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, we moeten het nu echt heel kort gaan houden.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Het hele punt is dat zolang wij hier met elkaar doen alsof er zo veel verschillen
zijn en alsof we allemaal wat anders willen terwijl we allemaal veiligheid en zekerheid
in Groningen willen, we de Groningers waar we ons zulke zorgen over maken geen klap
verder helpen. Dat wil ik toch meegeven aan de heer Nijboer. Er komen veel debatten
aan. We hebben nog heel veel gesprekken hierover. Maak nou één front voor Groningers
in plaats van hier politiek te doen de hele tijd.
De heer Nijboer (PvdA):
Daar ben ik graag toe bereid. Sterker nog, dat was en blijft mijn oproep. Dat roep
ik al anderhalf jaar. Het betekent wel dat er wezenlijk ook naar de regio geluisterd
moet worden. Dat is natuurlijk de ellende van het vorige debat. De regio heeft daar
heel helder de wensen – eisen hebben ze ook, maar goed, adviezen zo u wilt – neergelegd,
maar die zijn niet gevolgd. Vervolgens wordt gezegd: alleen dat generaal pardon kunnen
we niet doen, maar dat model is wel leidend. Daar wilden ze van af. Dat staat er ook
echt in, maar dat wordt niet gedaan. We kunnen er hier wel omheen praten, maar dat
blijft niet eens een steen in de schoen – dat blijft een basis waardoor alles dreigt
te mislukken. Ik hoop dat ik ongelijk krijg. Ik hoop het echt, ik hoop het oprecht,
maar ik denk het niet… U heeft gelijk. Ik gaf antwoord aan mevrouw Van Brenk, die
zegt: hou het kort. Ik ben nu geen voorzitter, maar daar heeft zij gelijk in.
Ik dank de Minister voor zijn toezeggingen over Roodeschool en Veendam. Daar horen
wij van terug. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik kijk nog een beetje naar de heer Sienot, die wat weifelde over een interruptie.
Die kijkt naar de klok?
De heer Sienot (D66):
Laat u maar, mevrouw de voorzitter. Ik denk dat alles nu voor dit moment wel gezegd
is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan de heer Nijboer.
Voorzitter: Nijboer
De voorzitter:
Dan geef ik de Minister het woord voor de beantwoording in tweede termijn.
Minister Wiebes:
Voorzitter. De tweede termijn en enkele dingen die zijn blijven liggen. Ik ga even
in op de beginwoorden van mevrouw Beckerman. Mevrouw Beckerman en ik weten, en de
toehoorders weten ook, dat mevrouw Beckerman en ik soms een andere lezing hebben van
de situatie dan wel een andere lezing van de haalbaarheid. Zij speelt haar controlerende
rol ferm en dat moet zij ook doen. Dat doet zij ook vanuit een duidelijke politieke
overtuiging. Ik maak het zeer weinig mee dat ik door mevrouw Beckerman verkeerd geciteerd
word. Zij ziet af van dat middel. In dit geval vind ik dat zij mij wel verkeerd citeert.
Dat vind ik ferm. Nee, ik zal geen enkele bestuurder – dat zou ook bespottelijk zijn
– verbieden om iets met media te delen. Dat zou een idiote uitspraak zijn. Wat ik
zeg is: als er zorgen aan mijn adres zijn, richt ze dan aan mijn adres. Daarover hebben
we heldere afspraken gemaakt om op dit moment, as we speak, samen aan tafel te zitten
om te zien wat er moet worden gedaan. Dat is mijn oproep. Verder nodig ik iedereen
uit om in deze verkiezingstijd zich uitvoerig met de media te verstaan en alles te
delen wat hij of zij wil delen. Maar als iemand zich aan mijn adres met een zorg richt
– daar hebben wij een proces voor ingericht – dan hoor ik dat graag op die manier
en dan gaan we het oplossen. Dat is mijn oproep. Verder dank ik mevrouw Beckerman
dat zij mij zelden verkeerd citeert.
Zij vraagt of het rapport over Farmsum op 1 februari is ingediend. Ik weet dat SodM
het heeft ontvangen. SodM heeft het nog niet openbaar gemaakt. Ik weet niet of het
SodM dat gaat doen, maar daar ga ik niet over… Binnen enkele weken is SodM van plan
om dat openbaar te maken. Daar moeten wij het nu mee doen, maar het is ontvangen.
Mevrouw Mulder vraagt: waar kunnen we nou al aan de slag waar we al de opnames hebben
gedaan? Dat is vooral die batch 1581. Dat zijn die mensen. Ik heb aan de NCG gevraagd
om te zien of daar een beoordelingsslag al voor een deel tussendoor gevlochten kan
worden, zodat we daar sneller mee aan de gang kunnen. Bij Zeerijp zijn inderdaad ook
al huizen geïnspecteerd na de beving in januari, maar dat is alleen gericht geweest
op acuut onveilige situaties. Het is geen volledige inspectie geweest, dus dat is
geen basis om nu met eventuele versterkingsoordelen te komen.
Het meetnetwerk kleine velden – nogmaals in haar richting – wordt dus uitgebreid,
maar het wordt wel uitgebreid op een manier die ook zin heeft. Maar de uitbreiding,
dat besluit is een feit.
De heer Van der Lee memoreert fijntjes dat de kampioen openbreken regeerakkoord inderdaad
op dit moment hier zit. Alleen, daar wilde ik wel een zekere focus en richting in
houden en het vooral daar openbreken waar mijn overtuiging zegt dat dat het meest
urgent is. Daar lopen de overtuigingen van de heer Van der Lee en van mij iets uiteen.
Maar ik heb hem uitgenodigd om zijn Kamermeerderheden te verzamelen om ook eens een
gooi te doen naar het kampioenschap regeerakkoord openbreken.
Zijn vraag of wij in de sanering voldoende rekening houden met nieuwe typen risico's
neem ik even als studieobject mee. Dat vind ik een waarschuwing die ik op zich inhoudelijk
goed begrijp.
Mevrouw Yeşilgöz heeft een ferm betoog gehouden waar ik met plezier naar heb geluisterd.
De voorzitter:
Heel kort een verduidelijkende vraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zou nog een verzoek willen doen met het oog op het VAO. Dat heeft toch even te
maken met de aannemersvariant. De Minister begreep niet helemaal goed wat ik bedoelde.
Er zijn inderdaad aannemers die denken: we kunnen met één standaardaanpak snel een
schaal maken en snel leveren. Maar er zijn ook aannemers die juist wel bereid en in
staat zijn om wat complexere trajecten te doorlopen. Ook daar kun je al vooraf op
selecteren en in een aanbesteding ernaartoe werken. Zou u daar even naar willen kijken
en ons daarover willen informeren voordat het VAO plaatsvindt?
Minister Wiebes:
Er waren al twee of drie andere punten waarover ik heb toegezegd om mij even in verbinding
te stellen met de uitvoeringsorganisatie op punten die te maken hadden met de aannemerij.
Dit punt voeg ik daar graag aan toe. Dat betekent dat wij daar nog even een gesprek
over voeren en dit meenemen.
De heer Sienot vraagt naar de quickscan, maar dat is eigenlijk het antwoord dat ik
steeds over de 1581 geef. Daar hebben we materiaal dat op verzoek van bewoners zou
kunnen worden herbeoordeeld. Nogmaals, ik heb de NCG verzocht om daar in de finale
planning enige ruimte voor in te bouwen, zodat deze mensen eerder aan de beurt komen
dan het er nu naar uitziet.
De heer Sienot zegt: wat is er nou veranderd in de wereld, hoe komt het nou dat ik
niet hoor over monitoring en dat het er toch zou zijn? Dat is zichtbaar op de KNMI-website.
Ik nodig de heer Sienot uit om op de KNMI-website te zien welke monitoring er is voorzien
in Steenwijkerland.
Mevrouw Van Brenk vraagt naar de stand van zaken ten aanzien van de aardbevingsbestendigheid
van chemische installaties. Die worden getoetst; het zijn er 45. Bij de vijftien hoogst
geprioriteerde zijn de onderzoeken inmiddels geweest. Van zeven daarvan staan de rapporten
op de site van de NCG. Een snellere selectiemethodiek voor de resterende 30 bedrijven
is in de zomer van 2019 gereed. Dan weten wij meer.
Zij heeft ook gevraagd naar de timing van de zorgvisie. Dat wordt op dit moment uitonderhandeld
tussen zorgaanbieders, gemeenten, woningcorporaties en Zorgautoriteit. De NAM hangt
aan mijn fiets; dat hoort er ook bij. De verwachting van de Minister van VWS is dat
er in Q2 meer over deze puzzel bekend zal zijn.
De loketten. Ja, dat vind ik inhoudelijk wel een goede vraag, maar het is een beetje…
Bij het ene loket zijn er weinig met van alles wat en bij het andere zijn er heel
veel met één specifieke oorzaak. Het is een beetje alsof je een warenhuis en een gespecialiseerde
sigarenwinkel samenvoegt. Ik denk toch dat het in dit stadium echt heel verschillende
expertises verlangt, waarbij ik ook wel eerlijk zeg dat mijn grootste zorg en aandacht
uitgaat naar Groningen. Daarom is dat nog gescheiden. Is het dat over tien jaar nog?
Mogelijkerwijs niet meer. Ik denk dat de suggestie van mevrouw Van Brenk vooral langetermijnwaarde
heeft, want we zien allemaal dat het op termijn in elkaar zou kunnen opgaan.
De heer Nijboer zegt dat hij geen enkel perspectief heeft gehoord. Dat vind ik jammer.
Een versnelling van schade, de gezamenlijke inspanning om de versterking nieuwe stijl
ook nog op gang te brengen; als dat geen perspectief geeft, dan word ik net zo somber
als de heer Nijboer. In alle eerlijkheid, ik zie ook niet dat we het versnellen met
de voorstellen die hij heeft gedaan: het overstappen op een andere methode en het
loslaten van wat de experts ons aanraden. Dat brengt weer nieuwe onduidelijkheid.
Mocht de heer Nijboer concrete suggesties hebben over hoe een en ander nog verder
versneld kan worden, dan hoor ik dat. Dat doe ik ook allemaal graag, want ik ben wel
gevoelig voor zijn betoog in de eerste termijn om met elkaar de koppen bij elkaar
te steken en te zien hoe het sneller kan. Ik acht hem hoog, ook waar het gaat om zijn
systeeminzichten. Ik wil alle ideeën graag in overweging nemen. Maar alleen maar zeggen
dat er geen perspectief is helpt ook niet. Ik denk dat versnelling van schade en versnelling
van versterking het perspectief is. Ik zal dat blijven najagen en ik sta altijd open
voor elke suggestie, ook van zijn kant.
Ik wil ook nog een kleine opmerking maken over… Hij had een erg negatief beeld van
wat er met de wensen van de regio is gebeurd. Ik ben op alle van de vijf wensen van
de regio zeer welwillend ingegaan. Wat hij noemt was niet een van de punten. «Laat
nu het HRA-model vallen» was niet eis nummer zus-of-zoveel. Maar indien het zo geweest
zou zijn, zou ik dat ook hebben moeten afwijzen. Want nogmaals: wie verantwoordelijk
is voor de veiligheid in het gebied dient de experts te volgen. De vijf punten uit
de brief heb ik bij mijn weten, op het genoemde punt na, in gang gezet of zijn al
in gang.
Dan zijn er nog twee nagekomen vragen van de heer Wassenberg. Hij is er helaas niet.
Waar kunnen de omwonenden terecht met vragen over lekkages? Als het gaat om gezondheidseffecten,
kunnen ze terecht bij het RIVM en bij de GGD. Als het gaat over veiligheid in bredere
zin, kunnen er vragen gesteld worden aan SodM en de veiligheidsregio. Er zijn op dit
moment geen andere locaties bekend waar dit nog meer speelt. Maar mocht dat zo zijn,
dan zal SodM dat oppakken en de veiligheidsregio navenant reageren en dat ook weer
doorgeven aan het RIVM en de GGD.
Een andere vraag van hem ging over het meetprotocol voor methaanemissies. Het ging
vooral om de termijn. Daarover zal ik meer kunnen melden in het volgende AO Mijnbouw,
mogelijkerwijs in maart. Dan heb ik meer zicht op de timing.
Daarmee denk ik alle vragen beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor de beantwoording in tweede termijn. Er is een VAO aangevraagd
door mevrouw Beckerman, die als eerste spreker zal optreden. Ik heb een viertal toezeggingen.
– De Minister komt nog voor het VAO met een brief waarin een aantal gestelde vragen
worden beantwoord.
– De Kamer ontvangt een overzicht van de bedrijven die een concessie hebben om in het
Waddengebied gas te winnen.
– De Kamer wordt per brief geïnformeerd over het overslagstation Roodeschool en hoe
dat verdergaat.
– De Kamer wordt per brief geïnformeerd over gestapelde mijnbouw rond Veendam.
Minister Wiebes:
Niet alles voor het VAO.
De voorzitter:
Nee, niet alles voor het VAO. Eén brief voor het VAO met de dingen die daarin zijn
benoemd – de thema's van de heer Van der Lee, mevrouw Mulder en anderen heb ik niet
weer opgesomd – en nog drie andere brieven die niet per se voor het VAO komen.
Mevrouw Beckerman heeft nog een toezegging. Die moet ze even in de microfoon melden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik kijk naar de Minister, want ik dacht dat de Minister mij een toezegging had gedaan
over de lekkages of mogelijke lekkages en de opsporing daarvan. Die zie ik nu niet
in het lijstje terug.
Minister Wiebes:
Bij het volgende AO op terugkomen was mijn toezegging. Klopt dat?
De voorzitter:
Dat is iets anders dan een brief. De Minister komt daar bij een volgend AO op terug.
Mevrouw Van Brenk had ook nog een toezegging gemist?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik was heel blij dat in het derde kwartaal wetgeving geothermie is toegezegd, dat
voor de zomer Chemiepark Delfzijl, dat al die gebouwen dan gereed zijn en dat we in
het tweede kwartaal meer weten over bevingsbestendige zorg. Dat vind ik ook toezeggingen.
Minister Wiebes:
Dat zijn mijn voorspellingen naar beste weten en kunnen. Omdat ik er in belangrijke
mate niet in mijn eentje over ga, kan ik dat niet in toezeggingen verpakken. Ik ben
er uiteraard wel op aanspreekbaar, ook als het gaat om zorg die in belangrijke mate
bij een collega ligt: één kabinet. Mevrouw Van Brenk mag mij er altijd op aanspreken,
maar een toezegging in de letterlijke zin kan ik helaas niet helemaal waarmaken.
De voorzitter:
Het staat allemaal wel in het stenogram vastgelegd, dus u kunt de Minister er altijd
weer op aanspreken.
Ik dank de collega's hartelijk voor de inbreng in dit AO, de Minister voor zijn beantwoording,
de ambtenaren voor de ondersteuning en de pers en het publiek voor de interesse, en
ik sluit de vergadering.
Sluiting 17.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.