Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 27 september 2018, over Nationale woonagenda 2018-2021
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 435 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 19 oktober 2018
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie voor Financiën hebben
op 27 september 2018 overleg gevoerd met mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 23 mei 2018 inzake Nationale woonagenda 2018–2021 (Kamerstuk 32 847, nr. 365);
– de brief van de Minister van Financiën d.d. 13 juni 2018 inzake verslag van de bijeenkomst
van het Financieel Stabiliteitscomité op 31 mei 2018 (Kamerstuk 32 545, nr. 82);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 19 juni 2018 inzake beantwoording vragen commissie over de reactie op de motie
van de leden Veldman en Ronnes over de Wet plattelandswoningen en de richtlijn voor
luchtkwaliteit (Kamerstuk 29 383, nr. 301);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 18 juni 2018 inzake reactie op verzoek commissie om afschrift brief van Vereniging
Eigen Huis over de resultaten van het consumentenonderzoek «Bouwen in het groen»;
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 18 juni 2018 inzake actielijn Wonen en Zorg (Kamerstukken 32 847 en 29 389, nr. 408);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President
d.d. 25 september 2018 inzake voortgang aanpak woningmarkt (Kamerstuk 32 847, nr. 428).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Ziengs
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Hendrickx
Voorzitter: Ziengs
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Beckerman, Van Eijs, Koerhuis, Nijboer,
Ronnes, Smeulders en Ziengs,
en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Vice-Minister-President.
Aanvang 9.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Het is 9.00 uur. Hartelijk welkom bij het algemeen overleg met als onderwerp
de Nationale woonagenda 2018 tot 2021. Hartelijk welkom aan de mensen op de publieke
tribune. Hartelijk welkom aan de Minister en haar gevolg en, ter linkerzijde: mevrouw
Beckerman van de SP, de heer Ronnes namens het CDA, de heer Koerhuis namens de VVD,
de heer Smeulders namens de ChristenUnie ... GroenLinks, sorry! U ziet, het is nog
vroeg. We zouden officieel beginnen om 10.00 uur. Dat is verplaatst naar 9.00 uur.
Ik moet nog even op gang komen. Neem me niet kwalijk. Verder hebben we mevrouw Van
Eijs namens D66 en de heer Nijboer namens de PvdA. Ook nog welkom aan de mensen die
het debat thuis online volgen.
Gisteren is er een AO geweest van vier uur. Ik heb begrepen dat daar ook nog wat vragen
zijn blijven liggen waar nog de antwoorden op gegeven worden. Als dat het geval is
straks, dan weet men in ieder geval dat als die vragen hier niet gesteld zijn, het
gaat om antwoorden op vragen die gisteren gesteld zijn.
De spreektijd. Ik zit even te kijken. Zullen we eerst vijf minuten aanhouden en kijken
hoe we uitkomen? Ja? Ik zal soepel optreden. Twee interrupties, in tweeën. Ik geef
het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dit is de derde dag dat we elkaar spreken over een nijpend
probleem: de woningnood. Ik denk dat het heel goed is dat we daar zo veel tijd voor
inruimen, want het is echt iets wat heel veel mensen treft. Maar voor vandaag een
iets kortere bijdrage van mijn kant.
Daar waar een paar jaar geleden Minister Blok de wachtlijsten voor sociale huur nog
niet als probleem zag, is inmiddels echt iedereen er wel van doordrongen dat er wat
moet gebeuren. Actie dus! Maar de Minister komt met een agenda. Daar staan heel veel
mooie ambities in, maar er wordt voorlopig vooral veel gepraat. Waar blijven de daden?
Waar blijft ook de verantwoordelijkheid van het Rijk? Er is nog heel veel onduidelijk.
Zo wordt gesproken over een graadmeter van 75.000 woningen per jaar, maar wat betekent
dat concreet? Wat is een graadmeter? Zijn dat koophuizen? Zijn dat betaalbare huurwoningen?
Kunnen het er ook minder dan 75.000 zijn? Volgens de Woonbond zijn er 60.000 sociale
huurhuizen per jaar nodig. Heeft de Minister daar rekening mee gehouden? Of gaat de
Minister alleen voor zogenaamde middenhuur, terwijl we weten dat het gewone dure vrijesectorwoningen
zijn eigenlijk, die voor heel veel mensen toch echt niet te betalen zijn.
En, voorzitter, hoé gaan die extra woningen gerealiseerd worden? Gemeenten en provincies
hebben de Woonagenda niet ondertekend. Dat is een belangrijk signaal. In een eerder
debat zei de Minister dat dat komt doordat de onderhandelingen in heel veel colleges,
in veel gemeenten nog liepen. Maar hoe zit dat op dit moment? Was het alleen maar
een praktisch probleem of zijn er ook inhoudelijke verschillen? Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat de huurprijzen betaalbaar worden? De prijzen voor huurhuizen zijn
veel te hoog. De prijzen van koopwoningen gaan met name in de steden over de kop.
Dat betekent voor starters en woningzoekenden dat ze vaak echt geen kant op kunnen,
ook als ze door de heer Koerhuis misschien als scheefwoner uit hun huis worden gejaagd.
Waar moeten deze mensen heen? Hoe gaat de Minister zorgen dat de gemeenten hun grond
betaalbaar ter beschikking stellen en dat de bouw wordt versneld?
Want de nood is heel erg hoog. In zeven jaar tijd is het aantal mensen zonder huis
verdubbeld. Ons rijke land heeft 30.000 daklozen. Daar komt eigenlijk niks van terug
in de Woonagenda. Maar ja, ook deze mensen hebben het recht, het volste recht op een
dak boven hun hoofd. Wat doet de Minister eraan om dit mensenrecht te respecteren?
Wat gaan we doen om het toenemende probleem van dak- en thuisloosheid aan te pakken?
Dan de financiën. Ik pleitte ongeveer een jaar geleden voor een landelijk investeringsfonds
om te zorgen dat we de woningbouw kunnen versnellen, omdat wij vinden dat dit niet
iets is wat alleen provincies en gemeenten moeten doen. We moeten juist zorgen dat
dit een nationale taak is. Ik heb daar al vaak op gewezen. We hebben altijd een Minister
van Wonen gehad. Op dit moment hebben we dat niet meer. Minister Blok zei ooit zo
trots dat hij de eerste VVD'er was die een heel ministerie had laten verdwijnen. Juist
op het moment dat de nood zo hoog is, moet het Rijk zijn volle taak nemen, vinden
wij. Wij vragen nogmaals of zo'n breed investeringsfonds er niet moet komen.
In de jaren hiervoor zeiden mijn voorgangers keer op keer dat wij het gebruik van
de verhuurderheffing moeten omzetten in een investeringsverplichting, om te bouwen,
om de wachtlijsten te laten krimpen en om het geld ten goede te laten komen aan de
huurders. Gisteren heb ik daar ook iets over gezegd. Is de Minister daar inmiddels
toe bereid? Dan gaat het niet slechts om de 100 miljoen die is toegezegd, maar om
een veel groter bedrag. Dan kunnen we de bouw echt vlot trekken. De lastendruk voor
corporaties en daarmee voor de huurders moet echt naar beneden, maar in plaats daarvan
komen er alleen maar belastingen bij.
Ik rond af. Er zijn nog andere mogelijkheden om de woningnood te bestrijden, zoals
het stoppen met het verkopen van sociale huurhuizen aan beleggers en het stoppen met
het slopen van huizen.
De heer Ronnes (CDA):
Mevrouw Beckerman zegt dat de woningnood kan worden opgelost door te stoppen met het
verkopen van huurwoningen. Maar er zijn corporaties die juist daarmee meer nieuwe
woningen genereren, die juist geschikt zijn voor de doelgroep waar de vraag zit. Bent
u het met mij eens dat stoppen met de verkoop een verkeerde beweging is?
Mevrouw Beckerman (SP):
Leuke vraag. De heer Nijboer, de heer Smeulders en ikzelf hebben een initiatiefwet
gemaakt, die we hopelijk snel mogen verdedigen in de Tweede Kamer, om te zorgen dat
het aantal sociale huurwoningen op peil blijft. Ik denk dat het echt nodig is om veel
minder te verkopen en veel minder te slopen. Met onze initiatiefwet willen wij bereiken
dat het aantal sociale huurwoningen op peil blijft, en het liefst natuurlijk wordt
verhoogd. We zeggen dus niet dat er helemaal nooit meer verkocht mag worden, maar
ik denk dat je op dit moment, nu het probleem zo nijpend is en er veel te weinig woningen
zijn, echt paal en perk moet stellen aan grootschalige verkoop. Uiteraard zijn er
gebieden, zoals de provincie waar ik zelf woon, Groningen, waar je af en toe echt
moet verkopen of slopen.
De heer Ronnes (CDA):
Gaat mevrouw Beckerman dan niet voorbij aan het feit dat Nederland heel divers is
en dat de problematieken in de regio's heel verschillend zijn? Daarmee overrule je
ook de gemeenten. Zij hebben op dit moment de mogelijkheid om via prestatieafspraken
hier duidelijke afspraken over te maken met corporaties. Ik hoor ook dat dit steeds
meer gebeurt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij vraagt u deels naar de bekende weg. Ik heb al aangegeven dat Nederland
heel verschillend is. We zien wel dat de wachtlijsten in heel veel steden, op heel
veel plaatsen, torenhoog zijn, en dat er lang niet genoeg gebeurt om aan voldoende
sociale huurwoningen te komen. Wat mijn partij betreft, worden die sociale huurwoningen
niet alleen bereikbaar voor de laagste inkomens maar ook weer, zoals ze vaak ook bedoeld
waren, voor mensen met een middeninkomen, die nu echt klem zitten. Dus ja, volgens
mij moeten er veel sociale huurwoningen bij. En nee, het is niet zo dat overal in
Nederland hetzelfde aantal nodig is, of dat alle wensen gelijk zijn.
De voorzitter:
Helder. Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, daar was ik eigenlijk bijna mee klaar. Mijn laatste zin was: is de Minister
bereid om naar deze twee mogelijkheden te kijken en is zij bereid om de verantwoordelijkheid
te nemen om het tekort aan voldoende betaalbare woningen op te lossen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Ronnes namens het CDA.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Het is goed om in een heel breed kader, via de Woonagenda,
naar de woningmarkt te kijken. Ik concludeer dat bijna alle problemen, suggesties
en ideeën die er leven, voorkomen op de lange lijst. Wat ons betreft wordt er wel
weinig accent gelegd op datgene wat op de korte termijn nodig is. In onze ogen is
het goed om de Woonagenda op te splitsen in acties voor de korte termijn en in acties
en voorstellen die zijn bedoeld voor de middellange termijn. De inzet van de Minister
is drieledig: het vergroten en versnellen van de woningbouw, het beter benutten van
de bestaande voorraad en de betaalbaarheid van wonen. Maar hoe? Graag hoor ik van
de Minister wat haar topprioriteiten zijn om op in te zetten en om uit te voeren uit
de lange lijst van maatregelen die worden opgesomd in de Woonagenda.
Als het aan het CDA ligt, zetten we op de korte termijn in op de volgende zaken. Ik
heb er ook een aantal vragen bij. We willen actieve monitoring op harde plancapaciteit
en waar nodig dwingend bijsturen of wetgeving aanpassen. Wanneer krijgen we een update
van het ABF-rapport over de harde plancapaciteit? We willen dat provincies en gemeenten
ter verantwoording worden geroepen wanneer ze achterblijven. Er moet wat ons betreft
nog meer haast worden gemaakt met de beschikbare bouwlocaties. De investeringsruimte
die corporaties nodig hebben, dient afgestemd te worden met de opgave die corporaties
hebben. Daarvoor is wel de inzet van corporaties nodig om arme corporaties te laten
helpen door rijke corporaties. Strakke sturing op de woningmarktregio's zou hier weleens
belemmerend op kunnen werken. Denkt de Minister er ook over om hier soepel mee om
te gaan en denkt zij ook dat dit de sociale samenhang tussen de corporaties ten goede
komt?
We hebben het al veel vaker gehad over een hoger percentage voor de mogelijkheid om
af te wijken van het vaststellen rondom passend toewijzen. Heel belangrijk is het
versterken van hoogwaardige infrastructuur. Maak een top tien of een top twintig,
zodat er meer kansen ontstaan voor gebieden buiten de stedelijke gebieden, zoals krimpgebieden
en andere plekken waar groeikansen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de discussie in de
Kop van Noord-Holland tussen gemeenten en provincie.
Last but not least: een actieprogramma Handen in de bouw, voor opleiding en werving.
Wij denken dat dit onderdeel weleens een heel belangrijke bottleneck kan worden, of
eigenlijk al is, om die bouwopgave te bereiken. Neemt de Minister deze lijst over,
of heeft zij haar eigen prioriteitenlijst of andere accenten?
Dan het proces. Er wordt samen opgetrokken met partijen als Aedes, Bouwend Nederland,
IVBN, NEPROM en noem maar op. Het is een hele lijst van partijen die actief zijn in
de woningmarkt. Het is goed te constateren dat IPO en VNG nu aan boord zijn, althans,
dat maak ik op uit de brief van de Minister van eerder deze week. Dat is belangrijk,
want zij zijn juist de partijen die in de regio's een nadrukkelijke regiefunctie moeten
en kunnen spelen. Ze zijn een cruciale factor, als het aan ons ligt. De aanpak om
te komen tot een bouw- en wonenberaad is een goede aanzet om die samenhang te borgen.
Kan de Minister wat meer schetsen hoe dat eruit gaat zien, hoe het gaat werken? Mogen
we hieruit, uit de situatie zoals de Minister die heeft geschetst in haar brief, concluderen
dat IPO en VNG impliciet de Woonagenda hebben meeondertekend?
Dan kom ik bij de noodwet. Er zijn stappen gezet voor regelgeving, maar het gaat langzaam.
Het CDA stelt zich dan ook de vraag of een noodwet woningbouw zou kunnen helpen. In
zo'n wet kunnen diverse barrières om woningen te bouwen geslecht worden. Dan denken
wij aan het nog meer versnellen van procedures, in lijn met eerdere voorstellen die
wij gedaan hebben, zoals de verandering in de Crisis- en herstelwet en het schrappen
van wonen uit de ladder. Voor alle duidelijkheid: dat maakt ook binnenstedelijk bouwen
sneller, niet alleen buitenstedelijk bouwen. Denk ook aan verplichte bouwopgaves voor
gemeenten of regio's met te lange wachtlijsten en een meer dwingende rol voor de Minister,
in lijn met de motie die tijdens de APB op initiatief van het CDA is ingediend.
Denk ook aan het schrappen van belemmeringen – lees: strakke eisen van gemeenten zoals
Utrecht en Amsterdam – waardoor institutionele beleggers lijken weg te vluchten uit
het middensegment. Daar zit volgens mij een heel belangrijke crux om met betrouwbare
partijen het middensegment omhoog te helpen.
Ik kom op soepelere en realistischere regels voor ecologisch en archeologisch onderzoek
van bouwlocaties. Ik hoor van heel veel ontwikkelaars dat processen te lang duren
omdat er een vogeltje of een beestje zit. Ik snap dat wij ons te houden hebben aan
Europese regelgeving. Ik vind het ook belangrijk dat wij dat zorgvuldig doen, maar
kan er toch niet gekeken worden of er een soort praktische versnelling mogelijk is?
Want deze zaken duren heel lang in de praktijk.
Dan zijn er nog een aantal vereenvoudigingen.
Mevrouw Beckerman (SP):
U zei dat er vaak beestjes en archeologie in de weg zitten en vraagt of dit praktisch
te versnellen is. Maar waar denkt u dan aan? Ik heb zelf in de archeologie gewerkt.
Je werkt heel vaak voor de graafmachines uit. Je staat al enorm onder tijdsdruk, terwijl
het wel om ons collectieve verleden gaat. Waar denkt u aan als u dit voorstelt?
De heer Ronnes (CDA):
Dat is een hele mooie vraag. Het kan eigenlijk heel gemakkelijk. In de huidige regelgeving
kunnen rapporten over archeologie verjaren. Je kunt ze niet gebruiken op het moment
dat er nieuwe ontwikkelingen zijn. Ik heb een amendement ingediend op de Omgevingswet
zodat de bewijsvoering, een onderzoek, langer gebruikt kan worden. Als iets tien jaar
geleden is onderzocht, iets wat honderden jaren geleden is ontstaan, geldt dat nu
ook nog. Dan hoef je wat mij betreft geen nieuwe kosten te maken en er opnieuw tijd
in te steken. Dat is een voorbeeld waarmee je de Omgevingswet kunt versnellen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat klopt natuurlijk niet helemaal. Dat gaat alleen maar op als de bouw ook even lang
vertraagd is. Maar dan zit het probleem dat die rapporten verjaren toch vooral in
de vertraging van die bouw? Dan gaat het trouwens alleen nog maar over het bureauonderzoek
dat vooraf nodig is. Als u daadwerkelijk op die plek gaat bouwen, zult u toch echt
rekening moeten houden met de aanwezige flora en fauna en het aanwezige erfgoed.
De heer Ronnes (CDA):
Misschien dan nogmaals ter verduidelijking. Er is een voorstel gedaan voor de Omgevingswet
– dit is overigens ook verwerkt in de Omgevingswet – dat gemeenten verplicht zijn
om aantoonbaar te maken dat het ook echt een archeologisch zoekgebied is. Op het moment
dat de gemeente dat niet kan aantonen, kun je die procedures gewoon overslaan en kun
je sneller door met de bouw. Door dit aan de voorkant beter en zorgvuldig voor te
bereiden, win je later tijd in de processen. Dat is een feit.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Dan kom ik bij het laatste onderwerp: doelgroepen en langer zelfstandig
thuis wonen. Zorgverzekeraars hebben onder het mom van zorg dichtbij in een recordtempo
bedden binnen de ggz afgebouwd. Jongeren die omdat ze 18 zijn geworden niet langer
kunnen wonen in gezinsverband, in een gezinsvervangend tehuis, zoeken goedkope woonruimte,
maar die is er bijna niet meer. Het gevolg is dat er meer zwerfjongeren zijn. Gemeenten
weten zich geen raad met verwarde personen, mensen die teruggekeerd zijn uit de gevangenis,
ex-tbs'ers, enzovoorts. De huisvesting van deze groepen schiet tekort.
Los van deze groepen noopt het langer zelfstandig thuis wonen van senioren ook tot
anders nadenken over het type woning dat we nodig hebben. Vroeger stroomde een oudere
vanuit zijn woning door naar een klassiek verzorgings- of verplegingshuis. We zien
nu dat er een enorme behoefte is ontstaan aan kleinschalige woonvoorzieningen, aangevuld
met een digitale en fysieke sociale infrastructuur.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Ronnes (CDA):
Dat zal ik doen. Het CDA vindt dat verschillende partijen hierin een taak en een verantwoordelijkheid
hebben. Wat het CDA betreft moeten gemeenten, provincies en het Rijk allemaal aan
de bak: mouwen opstropen en aanpakken. De actielijn die de Minister samen met de Minister
van VWS hiervoor biedt, is een uitstekende basis. We vragen de Minister of een heffingsvermindering
van de verhuurderheffing een meerwaarde zou kunnen zijn voor dit specifieke doel,
voor het realiseren van woningen door corporaties, met het oog op het langer zelfstandig
thuis wonen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Het woord is aan de heer Koerhuis namens de VVD.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Ik zeg het in bijna elk debat: een eigen huis is belangrijk voor iedereen.
De VVD is dan ook blij met deze Nationale woonagenda. Maar de tekorten lopen op. Er
is op dit moment een tekort aan 200.000 huizen. Het effect daarvan zie je overal om
je heen. Iedereen kent wel iemand die graag wil verhuizen, maar geen huis kan vinden.
Starters, senioren en doorstromers uit sociale huurwoningen vallen daardoor buiten
de boot.
We moeten de komende tien jaar 1 miljoen huizen bouwen. Volgens mij is iedereen het
daar ook wel over eens. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Ronnes/Koerhuis
om ieder halfjaar de harde en zachte plancapaciteit in kaart te brengen? Kan de Minister
toezeggen de volgende deadline van 1 oktober voor het ABF-rapport wel te halen? Hoe
staat het met de uitvoering van de motie-Koerhuis/Dik-Faber om ook de harde en zachte
plancapaciteit voor tijdelijke huisvesting in kaart te brengen? Dit zou een goede
oplossing zijn voor mensen die willen uitstromen uit de daklozen-, vrouwen- en ggz-opvang.
Kan de Minister toezeggen dat dit wordt meegenomen in het ABF-rapport van 1 oktober?
Er is genoeg geld. Om huizen te bouwen zijn er nu drie dingen nodig: plancapaciteit,
personeel en materiaal. Om personeel aan te nemen en materiaal aan te kopen moeten
we bouwers zekerheid geven dat we echt die 1 miljoen huizen gaan bouwen en de harde
en zachte plancapaciteit per gemeente echt laten optellen tot 1 miljoen. Dat is nu
nog niet het geval. De nieuwbouwproductie van dit en komend jaar lijkt ook niet veel
hoger te zijn dan die van vorig jaar: 65.000. Dat zijn 10.000 woningen minder dan
de ambitie van de Minister. Ik zie berichten dat het aantal nieuwbouwvergunningen
voor volgend jaar zelfs lager ligt dan dit jaar. Kan de Minister dit bevestigen? Zo
ja, wat gaat de Minister eraan doen om dit tij te keren?
Ik heb signalen gekregen dat de ambitie van de Minister onder druk van IPO en VNG,
de organisaties van provincies en gemeenten, is verlaagd van 87.500 naar 75.000 woningen
per jaar. Dat zou ook kunnen verklaren waarom de Nationale woonagenda het ene moment
spreekt over 700.000 woningen bouwen over acht jaar – dat is 87.500 woningen per jaar –
en het andere moment over 75.000 woningen per jaar. Graag een reactie van de Minister
op deze tegenstrijdige cijfers.
IPO en VNG zijn precies de partijen die de Nationale woonagenda uiteindelijk niet
ondertekend hebben. Waarom zien zij de redenen om te bouwen niet? Waarom heeft de
Minister toch de ambitie naar beneden geschroefd, terwijl die partijen niet eens ondertekend
hebben? De VVD vindt dat we niet langer kunnen wachten met het opschroeven van de
nieuwbouwproductie. Als de VNG dwarsligt, kan de Minister beter direct met gemeentes
zelf zakendoen. Amsterdam en Utrecht, die moeilijk lijken te doen, kunnen we dan letterlijk
en figuurlijk beter links laten liggen. We kunnen namelijk niet het hele land de dupe
laten worden van de lobby van die twee linkse grote steden.
Daarnaast moeten we ook de rol van provincies tegen het licht houden. De meeste gemeenten
willen juist huizen bouwen, maar provincies houden dat vaak tegen. De rol van provincies
zou moeten zijn om dat bouwen van huizen te faciliteren. Dat betekent: overprogrammeren,
verruimen van woonafspraken en verruimen van rode en groene contouren. Kan de Minister
toezeggen dit te onderzoeken?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb het geluk dat bijvoorbeeld in Amsterdam de VVD de afgelopen jaren wél in het
college zat, en de PvdA niet. Ik kan dus vrijuit spreken. Meneer Koerhuis maakt namelijk
een beetje een politiek dingetje van die colleges. Hij noemde Utrecht en Amsterdam.
Is hij het met mij eens dat het juist in deze steden een groot probleem is dat beleggers
steeds meer de stad overnemen, en starters en anderen de mogelijkheid ontnemen om
een eigen huis te kopen? Dat laatste is iets wat de VVD erg na aan het hart ligt.
De heer Koerhuis (VVD):
Het grootste probleem in Amsterdam is sociale huur. Bijna 60% van de voorraad is sociale
huur. Een ander heel groot probleem in Amsterdam zijn de corporaties. Ongeveer 45%
van de voorraad valt onder hen. Als volgens de heer Nijboer corporaties beleggers
zijn, dan vindt hij de VVD aan zijn zijde.
De heer Nijboer (PvdA):
Nee, die zie ik niet als beleggers, want dat zijn sociale volkshuisvesters. Die woningmarkt
verandert snel. In de afgelopen jaren stond van een miljoen mensen het huis onder
water en was je blij als een investeerder een woning kocht. Maar juist in de huidige
tijd worden huizen steeds meer als beleggingsobject gezien. Deze week hebben we ook
nog een debat gevoerd over Airbnb en daar wilden we wel tegen optreden. Ik vind het
een van de grote problemen van deze tijd en ik vind het echt een probleem als steeds
meer huizen worden gekocht als beleggingsobject en daarna tegen torenhoge huren worden
aangeboden. Starters komen er dan niet meer tussen. Dat is echt wel een probleem en
wat mij betreft doen we daar wat aan, ook fiscaal.
De heer Koerhuis (VVD):
Dat is jammer: de heer Nijboer van de PvdA is aan het draaien. Hij begint over de
grootste belegger van Amsterdam. Ik wijs hem er daarna op dat dat de woningcorporaties
zijn en ineens draait hij het onderwerp weg. Ik zou graag verder willen gaan met mijn
betoog, voorzitter.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, ik stelde gewoon een vraag.
De voorzitter:
Ik heb die vraag gehoord, maar de heer Koerhuis gaat zelf over het antwoord. Ik kan
het niet mooier maken dan het is. Ik stel voor dat de heer Koerhuis verdergaat.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Vanuit de VNG en die twee linkse grote steden is er nu ook een lobby voor
binnenstedelijk bouwen. De VVD zegt: binnenstedelijk waar het kan en buitenstedelijk
waar het moet. Want we moeten de tekorten wel snel aanpakken. De VVD is dan ook heel
blij met de ingezette koers van de Minister. We hebben hierover ook een brief gehad
van de VNG. Daarin worden allerlei oorzaken genoemd waarom binnenstedelijk bouwen
duur zou zijn, bijvoorbeeld dure parkeerplaatsen. Maar de belangrijkste oorzaak wordt
vergeten; daar lijkt wel een taboe op te zitten. Ik hoor mijn collega's aan de linkerzijde
van de Kamer ook alweer zuchten als ik ze met dit feit confronteer. De grootste grondprijskortingen
gaan natuurlijk niet naar parkeerplaatsen; die gaan naar sociale huurwoningen. Voor
binnenstedelijk bouwen op de duurste grond zijn die grondprijskortingen het hoogst.
Dat is de belangrijkste oorzaak waardoor binnenstedelijk bouwen duur is: niet parkeerplaatsen,
maar wel sociale huurwoningen. Dit moet gecompenseerd worden door verhogingen van
de grondprijs voor koopwoningen, die hierdoor duur worden. Dit is wat de VNG, Amsterdam
en Utrecht vertalen als zij zeggen dat binnenstedelijk bouwen duur zou zijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Hoe ziet u zo'n stad eigenlijk voor u? Welke inkomensgroepen mogen daar wonen van
u? U zegt nu eigenlijk: ja, sorry, maar de binnenstad is gewoon te duur voor mensen
met een laag of gemiddeld inkomen, dus laat die linkse partijen maar lekker zuchten,
want die mensen met lage of gemiddelde inkomens duwen we lekker de stad uit. Zegt
u: de stad is van mijn vriendjes?
De heer Koerhuis (VVD):
Nee, absoluut niet. De VVD staat voor gemengde wijken. De VVD staat niet voor het
beleid dat in feite SP-beleid is en dat uitgerold wordt in Amsterdam. Voor nieuwbouw
wordt daar praktisch 100% sociale huur gereserveerd. Van de huidige voorraad is 60%
sociale huur. Dat veroorzaakt dat er aan de ene kant alleen maar mensen met een laag
inkomen in de stad komen, in de sociale huur, en dat aan de andere kant de koopsector
veel te duur wordt, waardoor je daarvoor alleen maar mensen met een hoog inkomen krijgt.
De middeninkomens vallen daardoor buiten de boot.
Mevrouw Beckerman (SP):
Gemengde wijken willen wij ook. Daarom ben ik ook zo blij dat Amsterdam inmiddels
ook in de «probleemwijk Zuidas» sociale huurwoningen bouwt. Dat lijkt mij een ontzettend
goede ontwikkeling. Als de heer Koerhuis wil weten waarom die koopwoningen zo ontzettend
duur worden, waarom geeft hij dan geen antwoord op de vraag van de heer Nijboer? Die
vroeg wat we moeten doen aan die beleggers die die woningprijzen nu echt opstuwen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik heb al eerder gezegd dat het grootste probleem in Amsterdam wordt gevormd door
de woningcorporaties, die samen de grootste belegger vormen. Zij zitten op 45% van
de voorraad. Daar moeten we wat aan doen.
Voorzitter, ik zei net al dat de VNG, Amsterdam en Utrecht steeds zeggen dat binnenstedelijk
bouwen duur zou zijn. Een andere optie is de rekening bij het Rijk neerleggen. Daar
lobbyen de VNG en die twee linkse grote steden nu ook voor. Wat de VVD betreft kan
de lobby voor binnenstedelijk bouwen er niet op neerkomen dat het Rijk feitelijk de
grondprijskortingen voor dure sociale huurwoningen gaat betalen. De VVD wil hiervoor
niet de belastingen van hardwerkende Nederlanders verhogen, of de uitgaven voor zorg
en onderwijs verlagen. De VVD wil gewoon meer koopwoningen. Kan de Minister toezeggen
dat het Rijk dit niet gaat betalen? Kan zij toezeggen dat het fonds van 38 miljoen
voor binnenstedelijk bouwen tot voorfinanciering beperkt blijft, dat dat fonds revolverend
blijft en dat het geld dus altijd terugkomt?
Dan heb ik nog twee vragen over onze twee grote stimuleringsfondsen, het Waarborgfonds
Eigen Woningen (WEW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Allereerst de
WEW. Vorig jaar zijn twee moties van de coalitie aangenomen om te onderzoeken of de
NHG-premie verlaagd kan worden en meegefinancierd kan blijven worden. Ik had begrepen
dat de Minister ons hierover zou berichten in de rijksbegroting, maar ik zie dat dat
niet gebeurd is. Zou de Minister kunnen toezeggen om dit alsnog te doen voor het begrotingsoverleg
Wonen? En zou zij een tipje van de sluier kunnen oplichten en in ieder geval al kunnen
toezeggen dat de premie naar beneden gaat?
Tot slot de WSW. Vorig jaar heeft de Minister toegezegd om de Kamer niet alleen de
WEW-premie vooraf voor te leggen, maar ook de WSW-premie. Wanneer is de Minister van
plan dit te doen? En zou zij ook hier een tipje van de sluier kunnen oplichten en
in ieder geval al kunnen toezeggen dat de premie voor goede corporaties naar beneden
gaat?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Smeulders namens GroenLinks.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Toen ik, ik denk een maand of vier geleden, hoorde dat ik
als Tweede Kamerlid de portefeuille wonen kreeg, kwam net de Nationale woonagenda
uit. Ik dacht: dat is handig, die ga ik lezen want dan weet ik precies welke plannen,
en met name welke bevoegdheden de rijksoverheid heeft. Ik moet heel eerlijk bekennen
dat ik na het lezen van die Woonagenda dacht: nou, de rijksoverheid kan blijkbaar
niet zo heel erg veel op het gebied van wonen. Er staan namelijk ontzettend veel onderzoeken
in en het is allemaal ontzettend sympathiek, maar wat er nou gaat veranderen, weet
ik niet precies.
Ik had het geluk dat het daarna vrij snel zomerreces was. Dat reces heb ik gebruikt,
net als volgens mij veel collega's, om heel veel het land in te gaan en op werkbezoek
te gaan. Ik heb in het reces ook veel woningbouwprojecten bezocht. Daar heb ik mensen
gesproken die zeiden: de rijksoverheid kán ontzettend veel, maar het is een politieke
keuze om een aantal instrumenten die het Rijk heeft niet in te zetten. Dat vind ik
ontzettend jammer, zeker omdat GroenLinks gewoon een heel positief beeld heeft van
deze Minister. Dat beeld is zeker positief vergeleken met dat van de vorige Minister,
die bij zijn afscheid zei dat een opvolger eigenlijk overbodig zou zijn. Dat vond
ik een heel boute uitspraak, zeker omdat we enorme woningtekorten hebben. Volgens
mij is de urgentie in jaren niet zo groot geweest.
Toen dachten we: deze D66-Minister op Wonen, die zelf veel ervaring heeft als bestuurder
in een grote stad, ziet de enorme knelpunten die er zijn. Zij gaat vanuit de rijksoverheid
helpen om die knelpunten op te lossen en om ervoor te zorgen dat er meer betaalbare
woningen bij komen. Op dat vlak is de Woonagenda die nu voorligt toch wel een beetje
een teleurstelling voor ons, zeker ook omdat de VNG wel meetekende, en toen toch niet
bleek mee te tekenen. Maar de mensen van de VNG stonden wel op de foto. Nou ja, het
was niet helemaal duidelijk. Deze week schrijft de Minister ook in haar update aan
de Kamer dat ze een «breed beraad» met de medeoverheden aangaat. Maar dan hebben we
het weer over de vorm en niet over de inhoud. GroenLinks is gewoon ontzettend benieuwd
naar de inhoud. Is er nu gewoon overeenstemming met de VNG over de inhoud van die
Woonagenda? Ik ben ook heel benieuwd hoe de Minister is omgegaan met de inhoudelijke
bezwaren van de VNG bij die Woonagenda. Ik zei net ook al dat GroenLinks in die brief,
in die update van deze week, gewoon een aantal concrete, belangrijke onderwerpen mist
om aan de slag te gaan.
Hoe wil de Minister bijvoorbeeld de betaalbaarheid van de geliberaliseerde sector
aanpakken? We zien allemaal dat het daarmee op steeds meer plekken echt de verkeerde
kant opgaat. Is de rijksoverheid bereid om instrumenten die alleen zij heeft, daarvoor
in te zetten?
Het College voor de Rechten van de Mens maakt zich grote zorgen over de toename van
het aantal daklozen. Mevrouw Beckerman heeft daar net ook al iets over gezegd. Wat
gaat de Minister hieraan doen?
Voorzitter. Het zal denk ik niemand verbazen dat GroenLinks een heel grote ambitie
heeft met betrekking tot het verduurzamen van de woningvoorraad en de gebouwde omgeving.
Deze week kwam naar voren dat de plannen van de klimaattafels te vaag zijn om door
te rekenen door het PBL en het CPB. Kan de Minister aangeven of dit ook geldt voor
specifiek de plannen van de tafel voor de gebouwde omgeving?
Corporaties willen wel verduurzamen, maar zeggen dat er te weinig investeringscapaciteit
is. We hebben het daar gisteren ook al even over gehad. Ik wil daar toch graag nog
een keer aandacht voor vragen. Hoe zit het nu eigenlijk, in het verlengde daarvan,
met de ambities voor het verduurzamen van geliberaliseerde woningen en koopwoningen?
Hoe staat het bijvoorbeeld met de plannen voor gebouwgebonden financiering? Dat is
een van de onderwerpen die op de klimaattafels liggen. Volgens mij is er inmiddels
breed draagvlak voor om dat ook echt te gaan doen. Laten we dat zo snel mogelijk ook
echt mogelijk gaan maken.
Ik wil de Minister een reactie vragen specifiek op de column van Kees van Nieuwamerongen,
de directeur Autoriteit woningcorporaties bij de ILT. Ik vond die best wel schokkend,
dus ik ben heel benieuwd hoe de Minister daarover denkt. Hij schreef in die column
afgelopen week dat verduurzaming van de samenleving hard nodig is. Maar toch pleit
hij voor terughoudendheid. Als woningcorporaties voorlopers gaan zijn, neemt de sector
een groot risico. Hij schrijft: «Dat moeten we niet willen; nuchterheid is echt geboden.»
Ik hoop dat de Minister het met GroenLinks eens is dat corporaties echt een rol van
voorloper moeten spelen in die energietransitie. Want als de corporaties het al niet
gaan doen, hoe moeten we dan in hemelsnaam al die particulieren, voor wie het nog
veel ingewikkelder is, zo ver krijgen om die enorme opgave die we hebben, te gaan
realiseren? Ik hoop dus echt dat de Minister afstand kan nemen van dit artikel en
hopelijk ook in gesprek kan gaan met de ILT om te kijken hoe we er toch voor kunnen
zorgen dat we die verduurzaming gaan versnellen en dat de corporaties daar een heel
belangrijke rol in gaan spelen.
Een ander punt waar ik nog aandacht voor wil vragen, is de relatie tussen mobiliteit
en woningbouw. Hierover hebben we recent ook nog een motie ingediend. Je ziet met
name in de grote steden een grote ambitie om binnenstedelijk te bouwen. Het is een
fantastische ambitie en ik ben blij dat daar veel draagvlak voor is, behalve bij de
VVD. Je ziet echter ook dat dat binnenstedelijk bouwen wel ingewikkeld wordt, omdat
als je dat echt op grote schaal wilt doen, dat ook enorme investeringen in de infrastructuur
met zich meebrengt.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik ga afronden. Het MIRT bijvoorbeeld, ligt vaak voor tien jaar of langer vast. We
hebben de tijd gewoon niet om te wachten. Ik ben dus ook benieuwd hoe de Minister
daarover in gesprek gaat met haar collega.
Mijn laatste opmerking: ik wil me van harte aansluiten bij de opmerkingen van het
CDA over de verschillende doelgroepen, dus senioren maar ook mensen die op de een
of andere manier zorg nodig hebben, of op zorg aangewezen zijn. Daar kan de rijksoverheid
ook echt een stevigere rol in pakken.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Eijs namens D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over de Nationale woonagenda. Dat is een
heel uitgebreid stuk waar heel veel partijen hun handtekening onder hebben gezet.
Toen de Woonagenda werd gepresenteerd, ging het helaas vooral over de partijen die
niet meededen: de provincies en de gemeentes. Maar gelukkig doen veel andere partijen
wél mee. En de Minister heeft inderdaad ook aangegeven dat ze wel gewoon met de gemeentes
en de provincies aan de slag is en met ze overlegt om te doen wat nodig is voor het
realiseren van veel meer woningen.
Vandaag wil ik het in mijn inbreng daarom ook hebben over wat gemeentes wél kunnen
doen. Ik heb gisteren al de volgende vraag gesteld, die ik hier nu zal herhalen. Om
nieuwbouw te plannen, zijn de gemeentes aan zet. Maar als het nodig is, kunnen wij
wel helpen. Ik vroeg gisteren naar het expertteam dat eerder is opgericht en aan de
slag is. Hoe zorgt dat voor snelheidswinst? Kan de Minister ons informeren hoeveel
snelheidswinst daarmee is geboekt?
Een van de problemen die hierbij steeds terugkomen, is bouwgrond. D66 vraagt zich
af wat het Rijk zelf kan doen. Het Rijk heeft natuurlijk het Rijksvastgoedbedrijf.
De maatschappelijke opgave is erg groot. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
zei al: we moeten niet alleen maar kijken naar de financiële opbrengst maar ook naar
de bredere maatschappelijke opbrengst. Kan de Kamer inzicht krijgen in welke gronden
van de rijksoverheid er zijn, ook specifiek in de kraptegebieden, en kunnen we dan
een deel van die gronden inzetten voor woningbouw? Dan heeft het Rijk de gemeentes
ook echt iets te bieden.
Gemeentes hebben ons ook gevraagd of we middenhuur beter kunnen reguleren, en om die
als schaarste te kunnen definiëren waardoor corporaties een versimpelde markttoets
tegemoet kunnen zien. De Minister heeft daarvoor voorstellen naar de Kamer gestuurd
en het stond deels ook in het regeerakkoord. We zijn er heel blij mee dat dat nu echt
gaat gebeuren. Tegen mijn collega's zeg ik dan ook: laten we dit zo snel mogelijk
in de Kamer behandelen zodat we dat ook echt kunnen realiseren.
Het tekort aan woningen is acuut. Maar we hebben hier ook al vaker gezegd: huizen
bouwen is geen klus die je snel doet. Woningen staan er niet van vandaag op morgen.
Daarom heb ik de Minister eerder gevraagd naar tijdelijke huisvesting. Daarbij zet
je woningen wat sneller neer, maar dan voor een tijdje. Er is al veel mogelijk voor
tijdelijk. In de regels voor de ruimtelijke ordening is daar in principe gewoon ruimte
voor, maar toch wordt er nog niet veel gebruik van gemaakt. Weet de Minister waarom
deze mogelijkheden niet worden benut? Waarom wordt er niet bekeken of er tijdelijk
en snel kan worden gebouwd? Er zijn ook hele mooie tijdelijke huisvestingsvormen;
ik noem het maar even zo, want het begrip «containerwoning» is echt negatief. Deze
huisvestingsvormen zijn ook circulair.
Dit brengt mij op het volgende punt. We denken nu vaak: nu snel iets bouwen is bezwaarlijk
en we kunnen beter bouwen voor de langere termijn. Daar sta ik ook helemaal achter.
Maar wat als we nou tijdelijk, maar dan bijvoorbeeld demontabel en circulair bouwen?
Ik zou graag zien dat dat meer gebeurde. De Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat is ook druk bezig met de transitieagenda's. Ik heb de Staatssecretaris
gevraagd om met deze Minister, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen
op te trekken als het gaat over de milieuprestatiegarantie, oftewel de manier waarop
we meten wat circulair is en hoe circulair zo'n gebouw nou is. Ziet de Minister ook
kansen voor circulair bouwen, om zo een bijdrage te leveren aan de verschillende opgaves
waar we het vandaag ook over hadden? Daarbij gaat het dus niet alleen over de versnelling
van de bouw van woningen, maar ook over opgaves rond het klimaatakkoord, waar mijn
collega het ook over had. Aan dat laatste kan het ook echt een bijdrage leveren, vooral
op de wat langere termijn.
Over het klimaatakkoord stel ik vandaag nog niet zo veel vragen, want er hangt nog
veel in de lucht en er ligt nog veel op de tafels. Daar zullen we, denk ik, op een
later moment uitgebreid met elkaar over van gedachten wisselen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Nijboer namens de PvdA.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Na de lofzang die ik gisteren had op de plannen van de coalitie
om scheefhuurders aan te pakken, vond ik het vandaag tijd voor een paar punten van
kritiek.
Want ik vind dat het kabinet te weinig doet aan de woningnood en aan het realiseren
van voldoende betaalbare woningen. Ik zei net al in een interruptie: de woningmarkt
verandert snel. Een paar jaar geleden stonden er nog een miljoen huizen onder water
en nu kunnen mensen amper aan een betaalbaar huis komen. Ik vind dat je in deze tijden
moet ingrijpen.
De heer Ronnes (CDA):
Deze opening van de heer Nijboer vind ik wel heel erg kort door de bocht. Ik wijs
op de discussies die wij in de afgelopen jaren hebben gevoerd. Ik wijs met name ook
op de inbreng van de Partij van de Arbeid bij monde van Kamerlid Albert de Vries,
die zei: we gaan 100.000 woningen bouwen. Nou die 100.000 woningen zijn er nooit gekomen.
En dat is eigenlijk de kern van het probleem. In de afgelopen jaren is er gewoon te
weinig gebeurd. Nu ligt er een actieprogramma waarbij er echt werk wordt gemaakt van
woningbouw en waardoor die bouwopgave echt aangepakt wordt. Is de heer Nijboer het
niet met mij eens als ik zeg dat de oorzaak van de problemen eigenlijk een aantal
jaren terug ligt?
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, dat er nu te weinig huizen zijn, komt natuurlijk ook door het verleden. Er zijn
in het verleden ook te weinig huizen gebouwd; dat erken ik volledig. De rechtse Minister
Blok zei: het is af. Dat ben ik niet met hem eens.
De voorzitter:
Wil de heer Ronnes wellicht nog iets aanvullen?
De heer Ronnes (CDA):
Het is een helder antwoord. Ik zie toch dat er een heleboel ideeën, met name ook van
de Partij van de Arbeid, zijn verwerkt in dat programma, dat gebaseerd was op de ontwikkelingen
op de woningmarkt. Ik ben dus blij dat u zo ruiterlijk toegeeft, meneer Nijboer, dat
u een deel van de oorzaak bent.
De heer Nijboer (PvdA):
Mijn partij is voor alle ellende in Nederland verantwoordelijk.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik zou zeggen, ga zo door, meneer Ronnes, want ik heb nog vijf voorstellen op verschillende
terreinen, die u ook nog zou kunnen overnemen en die het nog beter zouden maken.
De voorzitter:
Gaat u door.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik begin met het eerste voorstel. Ik denk dat er ook gewoon geld nodig is; daar hebben
we vaak over gesproken. Zonder investeringsfondsen, vermindering van de verhuurdersheffing
of van heffingskortingen daarop, of hoe je het ook maar vormgeeft, komen er onvoldoende
betaalbare huurwoningen beschikbaar.
Ten tweede. Ik vind dat we wat moeten doen aan de beleggers die de steden overnemen.
Je kunt starters ook helpen, dus ik heb er even over nagedacht. Ik heb het volgende
al eerder voorgesteld, maar ik probeer dit deze maanden toch nog een keer onder de
aandacht te brengen. Het is met die lage rente voor beleggers veel te aantrekkelijk
geworden om in vastgoed te beleggen. Dat komt ook door het fiscale stelsel. En het
is voor starters bijna onmogelijk om een huis te kopen. Is het dan niet aantrekkelijk
om voor tweede en derde huizen de overdrachtsbelasting wat te verhogen, en die voor
starters bijvoorbeeld op nul te zetten? Is dat nou niet iets waar ook D66 en het CDA,
en misschien zelfs de VVD voor te porren zijn? En is deze Minister daarvoor te porren?
Het hoeft niet vandaag geregeld te worden, maar ik kom er de komende maanden wel op
terug. Op die manier doe je toch wel iets om ook starters een eerlijke kans te geven
ten opzichte van die beleggers.
Het derde punt betreft regie. Er moeten harde afspraken met gemeenten komen. Ik hoorde
daar de VVD net ook wel een beetje over spreken. Zo veel moet je als gemeente bouwen
en daar houden we je ook aan. En natuurlijk leg je dat niet allemaal op, maar alleen
maar praten helpt ook niet.
Het vierde punt gaat over de diversiteit van wijken. Daar maak ik me echt zorgen over.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ben oprecht benieuwd. Volgens mij vindt de PvdA het ook belangrijk dat men bijvoorbeeld
in grote steden waar de PvdA zelf aan de knoppen zit, kan kiezen voor een bepaalde
samenstelling van een wijk. Hoe ziet u voor zich dat de overheid daarbij een regierol
op zich neemt? Moeten we er niet juist deels ook door lokaal maatwerk voor zorgen
dat er uiteindelijk goede steden, dorpen en plaatsen ontstaan?
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, natuurlijk is dat ook aan gemeenten. Maar laten we bijvoorbeeld naar gemeenten
hier in het westen kijken. Er wordt daar best wel gediscussieerd over de vraag hoeveel
sociale huurwoningen er moeten worden gebouwd. Met sociale huurwoningen krijg je meer
mensen in de bijstand en het kan tot meer sociale problematiek leiden. Men schuift
dat daarom op elkaars bordje. Dan moet het Rijk wel wat doen. Die provincies gaan
dat hier niet doen. Dat kun je niet op z'n beloop laten, anders zijn er te weinig
huizen en zitten mensen bij elkaar op een kamer. Ik kreeg laatst nog weer een mailtje
van iemand die zijn of haar zwangere dochter weer in huis moest nemen en al twee jaar
met een kleinkind in huis woont omdat er geen huis is. Dat soort problemen krijg je
dan. Daar moet je dan wat aan doen.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De heer Nijboer snijdt terecht dit soort problemen aan. Dit zijn natuurlijk situaties
die we willen voorkomen. Iedereen moet gewoon een fijn huis kunnen vinden; daar zijn
we het denk ik allemaal wel over eens. Maar dat is wel wat anders dan stellen dat
het Rijk gemeenten moet gaan zeggen: u moet meer sociale woningen bouwen en u moet
dat ook nog op een bepaalde plaats doen. Is dat echt de weg die de PvdA op wil gaan?
De heer Nijboer (PvdA):
Mevrouw Van Eijs zegt nu dat ik tegen gemeenten zou willen zeggen: je moet dat op
die bepaalde plaats doen. Dat heb ik helemaal niet gezegd. Maar ik denk dat dit ook
samenhangt met geld. Stel, je zegt: we trekken een half miljard, of 600 miljoen, of
800 miljoen uit voor woningbouw. Wij hebben, samen met de SP en GroenLinks, daarvoor
1,2 miljard in de tegenbegroting staan. Als je dergelijke bedragen voor woningbouw
uittrekt, kun je zeggen: nou, als u voor 2020 of 2021 deze woningen oplevert, krijgt
u geld, en anders krijgt u dat geld niet. Dan dwing je gemeenten niet, maar gaan ze
wel bouwen. Maar als je alleen maar gaat praten aan tafels, en de gemeenten en Aedes
daarbij weglopen en de huurders het er niet mee eens zijn, dan schiet het niet op
en loopt het vast. Dat is het kernpunt van mijn kritiek.
De voorzitter:
Er is nóg een interruptie voor u, meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Tot genoegen.
De voorzitter:
Het is een interruptie van de heer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
Mijn klomp breekt. Ik hoor de heer Nijboer over de diversiteit van wijken spreken.
Ik kan het echt niet geloven wat ik hoor. Want volgens mij zit de PvdA ook samen met
de SP in het college in Amsterdam. In die stad is 60% sociale huur. U hebt daar een
agenda uitgerold, SP-light, met een bouwstop voor koopwoningen. Hoe kunt u voor diversiteit
van wijken pleiten terwijl u geen koopwoningen wilt bouwen? Is de Partij van de Arbeid
er niet meer voor kopers van huizen?
De heer Nijboer (PvdA):
De heer Koerhuis en ik verschillen fundamenteel van mening over de problemen in Amsterdam.
Hij vindt het een groot probleem dat er veel sociale huurwoningen zijn in Amsterdam.
Dat zei hij net ook: woningencorporaties zijn de grootste beleggers. Hij vergroot
het ook nog graag uit. Ik vind het een groot probleem dat er heel veel mensen, ook
gewoon leraren, verpleegkundigen, niet meer in Amsterdam kunnen wonen en daar niet
eens voor kunnen kiezen. Dat vind ik het grote probleem. Ja, en als je van een heel
ander probleem uitgaat, kom je ook bij heel andere oplossingen uit; dat is nogal logisch.
Dus op dit punt staan wij diametraal tegenover elkaar.
De voorzitter:
De heer Koerhuis popelt om het tweede deel van zijn interruptie in te vullen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ja, want de heer Nijboer draait weer. Ik stel hem de simpele vraag: is de PvdA de
SP-light geworden en is de PvdA er inderdaad alleen voor sociale huurders, en niet
meer voor kopers?
De heer Nijboer (PvdA):
We zijn voor beide groepen. Er moet gebouwd worden voor koop en ook voor huur. Maar
ik ben er wel voorstander van dat er in nieuwbouwprojecten altijd een minimumpercentage
sociale huur komt, zodat je gemengde wijken houdt. Ook dat is niet geregeld. Dat hangt
nu maar weer af van de wethouder die er zit. Je zult maar een VVD-wethouder van het
snit Koerhuis hebben; nou, dan ben je mooi klaar.
De voorzitter:
Volgens mij proberen we het hier niet al te persoonlijk te maken.
De heer Nijboer (PvdA):
Je zult maar een VVD-wethouder treffen, bedoelde ik te zeggen voorzitter.
De voorzitter:
Helder. Maar er is nóg een interruptie voor u. Kennelijk leidt deze discussie opnieuw
tot een interruptie, in dit geval van de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Dat punt van de gemengde wijken herken ik. Je moet zorgen voor een goede mix. Dat
zorgt voor evenwicht in die wijken en dat houdt ze levendig en krachtig. Je ziet echter
dat regelgeving met die bedoeling te ver doorgeschoten is. Als een projectontwikkelaar
in een grote wijk in een stad 100 of 200 woningen wil bouwen, komt er die eis van
dat percentage op te liggen. Als dat project de enige activiteit van die ontwikkelaar
in zo'n stad is, en het gaat toevallig bijvoorbeeld om commerciële woningen boven
de huurliberalisatiegrens, dan gaat het plan niet door. Ik denk dat je daar met een
wat ruimere blik naar moet kijken. Je moet de doelstelling overeind houden, maar je
moet niet alles kapot regelen. Dat zijn we namelijk aan het doen. We zetten de lijnen
zo strak, dat ...
De voorzitter:
En uw vraag aan de heer Nijboer is?
De heer Ronnes (CDA):
Is de heer Nijboer dat met mij eens?
De heer Nijboer (PvdA):
Ik wil best met de heer Ronnes kijken wat je op dat vlak zou kunnen doen. Ik zit zelf
wat meer aan de andere kant. Ik vraag me af of woningcorporaties niet ook mogen bouwen
voor de wat hogere inkomens. Dat is namelijk ook allemaal strak geregeld. Als een
corporatie dan een project heeft en men wil een gemengde wijk, zou die woningcorporatie
dan niet ook een aantal woningen in de echte middenhuur moeten kunnen bouwen? Het
gaat dan niet om woningen van boven de € 1.000 of € 1.200, maar om woningen van € 800
of € 900. Die woningbouwcorporaties moesten, na die Maserati-ellende, allemaal terug
naar hun kerntaak. Is dat nou wel zo verstandig geweest? Maar ik ben ook wel bereid
om te kijken naar de kant die de heer Ronnes nu benadrukt. Dat vind ik een heel valide
punt.
De heer Ronnes (CDA):
Ik denk dat het goed is dat die corporaties meer ruimte pakken waar het nodig is.
Maar u zegt: dat kunnen ze niet. Ik ben op werkbezoek geweest bij Wonen Limburg in
Limburg. Dat is een van de weinige corporaties waar men een juridische splitsing heeft
gemaakt. De afgesplitste tak die de niet-DAEB doet, kan gewoon in het middensegment
bouwen. Er is in Nederland geen enkele belemmering die verhindert dat die corporaties
dat doen. Dus wat zou u dan willen veranderen of toevoegen? Het kan al.
De heer Nijboer (PvdA):
U brengt mij automatisch bij mijn vijfde punt, want dat gaat over precies dit. Zijn
die inkomensgrenzen niet te strak? Zou je alleen maar sociale woningbouw moeten doen
voor mensen met een inkomen tot rond de € 40.000? Dat geldt ook voor dat DAEB en niet-DAEB,
de markttoetsen. Het kabinet wil kijken naar het verruimen van die markttoets. Dat
vind ik verstandig. Maar alleen al doordat je als beginsel hebt dat je dit eigenlijk
eerst aan beleggers moet laten, en de hele rompslomp die daaraan vastzit, beginnen
velen er niet aan. En dat doen woningcorporaties zeker niet als het om een paar huizen
in een project gaat. Op die manier remt dat toch wel behoorlijk, al mag het formeel
en technisch allemaal wel. Dus misschien kunnen de heer Ronnes en ik elkaar daar best
in vinden.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog.
De heer Nijboer (PvdA):
Nou, dat waren, door die interrupties heen, mijn vijf punten.
Ik was van plan om een passage voor te lezen met allemaal beleidstaal, maar dat ga
ik niet doen. Als ik kijk naar de passages die in de brieven staan, zit alles op samenwerking,
overlegtafels, commissies, en heel weinig op die vijf punten die het kabinet echt
zelf zou kunnen doen. En ik zie dat het ook nog vastloopt. Het sociaal huurakkoord
is niet gesloten deze week. De corporaties lopen te hoop tegen de hoge belastingen
die er komen. Huurders zijn boos over de bezuiniging op de huurtoeslag. Gemeentes
hebben geen handtekening gezet en het IPO heeft dat ook niet gedaan. En Aedes heeft ...,
nou ja, ik zal niet zeggen dat ze per ongeluk een handtekening heeft gezet onder het
woonakkoord. Ik had zelf die handtekening niet gezet. Aedes maakt zich nu op voor
die verduurzaming. Men zegt daar: als we voor die verduurzaming niet genoeg geld krijgen,
zoeken ze het bij het kabinet allemaal maar uit. Dat betekent dat het op de weg die
het kabinet is ingeslagen, helemaal vastloopt. Daar maak ik mij grote zorgen over,
want dit is wel belangrijk. Hoe gaat de Minister dit oplossen?
Tot slot, voorzitter, kom ik op de ouderenwoningen. Ook collega's spraken daarover.
Ook de PvdA heeft als uitgangspunt dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen en moeten
kunnen blijven wonen. Maar de vraag is wel of we daar niet té veel op drukken. De
heer Ronnes zei ook al: heb je daar geen tussenvormen voor nodig? Ik zag ook in het
regeerakkoord een doorrekening waaruit blijkt dat we nóg weer meer gaan overhevelen
van de langdurige zorg naar de tijdelijke zorg, zal ik maar zeggen. Dat is een uitvloeisel
van maatregelen die al héél lang geleden zijn genomen. De vraag is of de rek daar
niet een beetje uit is. Dat is gewoon een inhoudelijke vraag. Hoe kijkt de Minister
daartegen aan? Duwen we dat niet nét te ver door? Willen we niet heel veel mensen
die het zwaar hebben, psychische problemen hebben of langdurig ziek zijn, en heel
veel ouderen, in hun eigen huis laten wonen in een omgeving die dat eigenlijk niet
meer kan dragen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
De vergadering wordt van 09.51 uur tot 10.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister ter beantwoording van de gestelde vragen.
Minister Ollongren:
Veel dank, voorzitter. Veel dank ook voor de inbreng van alle aanwezige woordvoerders.
Zoals mevrouw Beckerman al zei, is het de derde keer dat we met elkaar debatteren
over onderwerpen die te maken hebben met de woningmarkt. Dat is goed, want er is nogal
wat werk te doen.
Laat ik met het volgende beginnen. Wat op de woningmarkt moet gebeuren, kan geen enkele
partij alleen. Het Rijk kan dat niet alleen, maar ook gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties
niet. Al die partijen zijn nodig. Daarom staat vandaag de Nationale woonagenda op
onze agenda. Het initiatief is om met al die partijen te kijken of we samen een agenda
kunnen maken. Een agenda is geen plan of blauwdruk. Het is gewoon een agenda van onderwerpen
die we met elkaar moeten bespreken. Op die vlakken moeten we ook stappen zetten. Daarom
ben ik ontzettend blij dat die agenda er ligt. Die gaat helpen om al die partijen
in staat te stellen om datgene te doen wat er moet gebeuren om het gemiddelde van
75.000 woningen per jaar te bouwen.
Het is ook een manier om gezamenlijke regie te voeren. We nemen geen verantwoordelijkheden
van elkaar over. We proberen elkaar te helpen en we proberen aan te sluiten bij wat
er kan gebeuren. 75.000 gemiddeld per jaar is veel. Dat is een gemeente ter grootte
van Gouda of Schiedam. We moeten gemiddeld per jaar heel veel woningen bouwen. Hoewel
die opgave groot is, is het misschien goed om ook te benadrukken dat er heel veel
gebeurt. We komen van ver. Ik ga straks nog wat preciezer in op de cijfers. De productie
was behoorlijk ingezakt in de economisch mindere tijd, dus we hebben niet alleen een
opgave, maar ook een inhaalslag. Dat is allemaal onderdeel van die aantallen.
De samenwerking van al die partijen, dus gemeenten en Rijk, is echt een randvoorwaarde
om de woningmarkt aan te pakken. Mevrouw Beckerman zei dat er geen Minister voor Wonen
meer is, maar die is er gelukkig wel. Dat ben ik. Dat is buitengewoon eervol. Het
is een geweldige taak. In dat opzicht zou mevrouw Beckerman dus niet het gevoel moeten
hebben dat ze erop achteruit is gegaan; integendeel.
Het overleg over de Nationale woonagenda hebben we gestructureerd. We zeggen: dit
is onze agenda, dit zijn de onderwerpen die we bespreken en we gaan periodiek bij
elkaar zitten om te kijken waar er voortgang is en waar niet. Misschien is dat laatste
nog belangrijker. Ook gaan we bekijken waarom dat zo is. Dat stelt ons in staat om
bij te sturen, afspraken te maken en met elkaar acties af te spreken. Er is natuurlijk
veel gefilosofeerd over de reden van het ontbreken van de handtekening van de medeoverheden.
Zoals de heer Smeulders terecht opmerkte, stonden ze wel op de foto. Dat geeft ongeveer
de spanning aan. Ik denk dat de spanning van de lijn is. Op dat moment zaten de meeste
gemeenten in coalitieonderhandelingen. Dat was voor de VNG natuurlijk belangrijk.
Toen waren er dus nog geen nieuwe wethouders en geen nieuwe programma's om aan te
werken. Inmiddels zijn die er wel en inmiddels ben ik met de medeoverheden tot de
conclusie gekomen dat we weer heel goed met elkaar kunnen samenwerken op basis van
de onderwerpen in de Nationale woonagenda en natuurlijk ook vanuit het Interbestuurlijk
Programma dat het kabinet heeft gesloten met de medeoverheden, de drie koepels, namelijk
VNG, IPO en de waterschappen. Daar is het onderwerp «wonen» natuurlijk ook al in benoemd,
juist omdat wij allemaal vinden dat dat zo'n urgente opgave is.
Straks ga ik uw vragen langs, maar ik filosofeer daar nu even op verder bij wijze
van inleiding. Want alleen samen met de koepels gaan we er ook niet komen. Ik ben
dus ook erg op zoek naar de samenwerking met individuele gemeenten. Dat is nodig,
denk ik, want in Nederland zijn er heel grote verschillen tussen wat er nodig is in
de ene stad of de ene regio versus de andere regio. Er wordt natuurlijk vaak gesproken
over de krapte in sommige stedelijke regio's versus de krimp in andere delen van Nederland.
Je hebt dus groeigemeenten en krimpgemeenten, je hebt stedelijke gebieden en landelijke
gebieden. En ook in de krappe regio's heb je grote verschillen. Want hoewel de woningkrapte
in Utrecht en Amsterdam groot is, is de opgave toch heel verschillend. Amsterdam heeft
bijvoorbeeld ruim genoeg plancapaciteit om heel veel te kunnen bouwen, maar Utrecht
heeft die wat minder. Dus dit vergt echt maatwerk. Daar ben ik echt van overtuigd.
Het is dus belangrijk om met de individuele gemeenten te spreken. Dat doe ik ook.
Als er daarentegen acties op nationaal niveau moeten plaatsvinden, is het weer heel
fijn om met de koepels te kunnen schaken. Als er thematische aandachtspunten zijn,
zoals studentenhuisvesting – die kwam gisteren ook al even langs – is het goed om
te praten met de groep gemeentes die veel studenten heeft. Dus de samenstelling waarin
je met elkaar moet samenwerken, hangt een beetje van het onderwerp af.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik ben blij dat de Minister aangeeft dat de kou uit de lucht is met de gemeentes.
Ik ben wel benieuwd hoe zij is omgegaan met de inhoudelijke bezwaren van de VNG.
Minister Ollongren:
De reden voor het toen niet meetekenen was niet per se inhoudelijk. De belangrijkste
reden was toen dat het voor de VNG ongepast was om de handtekening te zetten op het
moment dat in de gemeenten de nieuwe coalities werden gevormd en de nieuwe wethouders
die over dit onderwerp gaan, nog niet waren aangetreden en er ook nog geen programma's
lagen. De VNG heeft natuurlijk aandachtspunten. Die had ze daarvoor en heeft ze nog
steeds, net zoals alle andere partijen. De heer Nijboer had het net over de wensen
van Aedes en over de wensen van de huurders via de Woonbond. Die zijn er. Dat is ook
goed. Daar zijn deze organisaties voor en daar is de VNG ook voor. Maar op de inhoud
van de opgave zijn we het gewoon eens, dus die aandachtspunten zullen er blijven.
Ik wil vandaag niet al te veel zeggen over het klimaatakkoord, hoewel daar wel wat
vragen over zijn gesteld. Maar bij het klimaatakkoord zal precies hetzelfde punt spelen.
U verwacht misschien niet dat een D66-Minister dit zegt: Nederland is echt een polderland
en voor dit soort onderwerpen is dat heel goed. Het is goed dat we met elkaar aan
tafel zitten om uiteindelijk in staat te zijn om dit soort problemen op te lossen.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Daarmee zegt de Minister dus eigenlijk: als het woonakkoord nu gepresenteerd zou worden,
terwijl er duidelijk wel wethouders zijn en colleges zitten, zou de VNG wel meetekenen.
Minister Ollongren:
Nou, ik heb er samen met de VNG voor gekozen om dat op een andere manier op te lossen.
We hebben samen het gevoel dat het niet zo veel zin heeft om dat nou allemaal te herhalen.
Ik zei het al: wel samen op de foto, maar niet met de pen in de hand. Veel beter is
het om vooruit te blikken en om te zeggen dat we met elkaar het Interbestuurlijk Programma
en de Woonagenda hebben afgesproken. Daarvoor zullen we periodiek bij elkaar zitten
en dan komt de VNG gewoon aan tafel. Dat is de weg voorwaarts die we samen hebben
gekozen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u, als de bel afgelopen is, uw betoog hervat. Volgens mij duurt die
nog ongeveer twintig of vijftien seconden. Voor je gevoel duurt het altijd langer.
De heer Nijboer (PvdA):
U kunt ook doorpraten.
De voorzitter:
Dat kan ik doen. Ik kan ook nog wat zinnigs proberen te zeggen, maar dat gaan we niet
doen. Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de be-ant-woor-ding. Volgens mij is
het nu zo ver! Kan een minuut zolang duren?
Minister Ollongren:
Ja, een minuut kan heel lang duren, voorzitter. Veel dank dat u die hebt willen opvullen.
Kortom, het gaat volgens mij uiteindelijk niet om de vorm maar om de inhoud. Daar
kunnen we het gauw over eens worden net zoals over wat we ons allemaal goed realiseren,
namelijk dat er geen makkelijke of snelle oplossingen zijn, maar dat er wel een gezamenlijke
ambitie is. Daar scharen alle partijen zich achter. Voordat ik inga op de vragen,
mag ik misschien hieraan toevoegen dat ik in mijn samenwerking met de gemeenten en
de provincies, die heel belangrijk zijn, politiek gezien totaal kleurenblind ben.
Ik hoor u hier allerlei dingen zeggen over samenstellingen, maar dat kan mij allemaal
niks schelen, want we staan hier voor een gezamenlijke opgave. Het gaat over mensen
die op zoek zijn naar een huis en dat nu niet kunnen vinden. Het slot moet van de
woningmarkt af. Daarbij is echt iedereen nodig.
Voorzitter, dan de vragen. Ik heb de beantwoording opgedeeld. Eerst ga ik nog in op
een paar vragen over de samenwerking, maar misschien hebben we dit bij interruptie
al uitgediscussieerd. Dan ga ik in op de bouwopgave, de aantallen en alle vragen die
daarover gingen. Daarna kom ik bij vragen die samenhangen met wonen en bijzondere
groepen, bijvoorbeeld zorg. Tot slot kom ik op een aantal overige vragen.
Ik denk dat ik net al veel heb gezegd over de samenwerking met de medeoverheden en
over wat regie nou eigenlijk inhoudt. Regie is wat mij betreft – dat zeg ik ook tegen
de heer Nijboer – niet het overnemen van bevoegdheden. Ik ga liever helemaal niet
de discussie over de bevoegdheden en het recentraliseren van bepaalde taken aan. Dat
is volgens mij helemaal niet vruchtbaar en kost ook heel veel tijd. Vandaar dat ik
wel geloof in overleg, samenwerking en regievoering vanuit het Rijk met tegelijkertijd
erkenning van het feit dat die opgaven nu eenmaal lokaal neerslaan. En lokaal hebben
we ook democratisch gekozen bestuurders, gemeenteraden en provinciale staten die hun
rol daar gewoon in kunnen nemen.
De heer Ronnes vroeg hoe we dan met elkaar gaan overleggen. Met andere woorden, hoe
ziet het beraad waarin we de Nationale woonagenda bespreken er dan uit? We gaan in
ieder geval halfjaarlijks bekijken hoe we vorderen met die agenda. Dat gebeurt onder
mijn voorzitterschap. Daar zijn al die partijen bij, dus dan heb je iedereen aan één
tafel en kan niemand doorverwijzen naar een andere tafel. Dat vind ik het grote voordeel
van het hebben van deze tafel en deze agenda. Tegelijkertijd zitten daarachter dus
allerlei andere overleggen en praat ik bijvoorbeeld ook individueel met regio's. Vanmiddag
spreek ik toevallig met de metropoolregio Utrecht. Daar zitten de gemeenten en de
provincie bij. Dan praten we over de specifieke opgave van die regio. Zo werkt het
dus.
Daarnaast hebben we ook nog het overleg in het kader van het MIRT. Het kabinet heeft
al vanaf het aantreden gezegd dat we infrastructuur en woningbouw niet helemaal als
geïsoleerde trajecten beschouwen. We moeten die aan elkaar koppelen. Dat doen we dan
ook. Vandaar dat we de MIRT-overleggen die traditioneel bij de bewindspersonen van
Infrastructuur belegd waren, nu samen doen. Daar zitten dus de Minister van IenW,
de Staatssecretaris van IenW en de Minister verantwoordelijk voor wonen aan één tafel
met de bestuurders, per regio, want zo is het MIRT-overleg is ingericht.
De heer Ronnes (CDA):
Het is helder hoe het gaat. Ik twijfel ook helemaal niet aan de goede bedoeling die
daarmee nagestreefd wordt. Heeft u ook de mogelijkheid om in dat soort overleggen
niet alleen te overleggen, maar ook om gewoon harde afspraken te maken? U zit vanmiddag
in Utrecht. Kunnen we dan ook stellen dat u na zo'n middag concreet kunt zeggen: we
hebben echt een target afgesproken en daar gaan we elkaar aan houden? Kunt u daar
iets over zeggen?
Minister Ollongren:
Om te beginnen: vanmiddag komt Utrecht naar Den Haag. Normaal ga ik inderdaad wel
naar de regio toe. Dat raakt heel erg aan het punt waar we het net over hadden. Wil
je het overnemen of wil je gezamenlijk tot een bepaalde opgave komen? Soms lukt dat.
Soms kun je het met elkaar eens worden en kun je zeggen: dit is de opgave die er is
en wat jullie nu hebben aan plancapaciteit vanuit de provincie en vanuit concrete
bouwplannen in de gemeente, lijkt overeen te komen met de ambitie die we moeten hebben.
Soms zul je daar wat stevigere gesprekken over hebben met elkaar. Nogmaals, we zullen
het moeten doen met respect voor elkaars wettelijke taken en bevoegdheden. Als er
een knelpunt zit, ben ik ervan overtuigd dat mijn taak is dat ik moet bezien of ik
dat kan helpen oplossen en dat we het daarover eens worden. Daar ziet ook de motie
op die vorige week is ingediend door het CDA. Dat betekent inderdaad meer regie op
dat soort punten. Of dat iedere keer leidt tot zo'n concrete afspraak als de heer
Ronnes zou willen, is de vraag. Dat zou best een keer niet het geval kunnen zijn of
wat meer tijd kosten, maar dat is natuurlijk wel het doel.
De heer Ronnes (CDA):
Neem bijvoorbeeld Utrecht. Het ABF-rapport heeft nadrukkelijk aangetoond dat Utrecht
achterloopt – ver achterloopt – met harde plancapaciteit. Dan zou het toch eigenlijk
zo moeten zijn dat je vrij snel duidelijkheid moet krijgen over de stappen die Utrecht
neemt. Daar moet je dan snel op schakelen. Het is niet zoiets van: we komen over een
halfjaar wel weer een keer bij elkaar. Het moet echt iets zijn van: de komende twee
maanden wordt duidelijk wat er gebeurt om die harde plancapaciteit op niveau te krijgen
en welke problemen men daarbij tegenkomt. Want die moeten opgelost worden.
Minister Ollongren:
Het is heel goed dat de heer Ronnes dat benoemt en onder de aandacht brengt. Ik denk
dat dat inderdaad een van de aandachtspunten is, juist voor die regio. Het is wel
belangrijk dat je elkaar probeert te begrijpen. Waarom heeft de provincie gekozen
voor een beperkte plancapaciteit ten opzichte van de capaciteit die wij denken dat
er nodig is? Het gaat trouwens niet alleen over plancapaciteit, maar ook gewoon over
concrete harde bouwplannen. Het gaat ook over de vraag hoeveel je in staat bent om
binnenstedelijk te doen. Dat allemaal staat op de agenda. Daarom moeten we het volgende
tegen elkaar zeggen. Een. Laten we elkaar goed begrijpen! Twee. Kunnen we elkaar overtuigen
en afspraken maken over hoe we de aantallen die volgens ons nodig zijn in de regio
Utrecht, gaan halen?
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de vragen over de samenwerking en de regie
in voldoende mate heb beantwoord.
Ik kom op de bouwopgave. Veel sprekers hebben daar vragen over gesteld. De SP is ingegaan
op de relatie sociaal-overig. Anderen zijn ingegaan op de aantallen: hoe zit dat precies
in elkaar? In de Staat van de Woningmarkt 2017 zijn de cijfers gepresenteerd die komen
uit de Primosprognose van 2016 over de periode 2015–2025. Dat is toen geprognosticeerd
over een periode van tien jaar. Men ging uit van de nieuwbouw van 705.000 woningen
en een sloopopgave van 132.000. We weten inmiddels dat we in de eerste twee jaar van
die tienjaarsperiode veel minder hebben gerealiseerd dan nodig zou zijn. Als je het
gemiddelde van 70.000 had gehaald, dan hadden we nu een minder grote opgave. Dat is
gewoon niet gehaald en vandaar dat we de prognose naar boven hebben bijgesteld en
we nu op een gemiddelde zitten van 75.000 per jaar. Dat kan het ene jaar wat meer
zijn dan het andere, maar gemiddeld moeten we dat halen om over die tienjaarsperiode
te bouwen wat nodig is en de achterstand in te lopen.
In het model zitten ook veronderstellingen over de ontwikkeling van de sociale huursector.
Die zijn erg afhankelijk van wat men lokaal afspreekt in de prestatieafspraken, zowel
ten aanzien van bouw en sloop als ten aanzien van verkoop.
Een vraag van de heer Koerhuis zou misschien een misverstand hebben kunnen laten ontstaan.
We zijn dus niet de ambitie aan het verlagen. Nee, de ambitie is op niveau en de aantallen
zijn bijgesteld om de ambitie te kunnen halen.
Mevrouw Beckerman heeft gesproken over de verhuurderheffing. Haar suggestie was om
de heffing om te zetten in een investeringsfonds. Ik vrees dat ik een beetje in herhaling
val. Ik heb gisteren en ook al eerder gezegd dat er over het totaal van de woningbouwcorporatiesector
in Nederland voldoende investeringsruimte is. Corporaties hebben echt ruimte om te
investeren. We hebben voor deze kabinetsperiode door de verhuurderheffing structureel
met 100 miljoen te verlagen de corporaties gecompenseerd voor de lastenstijging onder
andere door de ATAD-richtlijn. Nu gaat het erom hoe je ervoor zorgt dat de investeringsruimte
die er is, daar kan worden ingezet waar zij het hardste nodig is. Daar ben ik mee
bezig.
Het kabinet heeft gezegd dat het voor binnenstedelijke transitie – het gaat vaak over
plekken in steden waar al iets is – een fonds van 38 miljoen instelt. Daar waar financiering
op zichzelf niet echt het probleem is, zit er soms wel een probleem aan de voorkant.
Daar moet soms gewoon wat geld bij om het toch mogelijk te maken dat die binnenstedelijke
transitie vorm krijgt. Wij leggen 38 miljoen in in het fonds. Ik ben met andere partijen,
zoals provincies, in gesprek om te zorgen dat het uiteindelijk ook meer wordt dan
die 38 miljoen. Ook gemeenten kunnen er een bijdrage aan leveren, bijvoorbeeld via
de grondprijs. Dit voldoet echt aan een bestaande behoefte.
Diverse woordvoerders hebben gesproken over de grondprijzen. Het grondbeleid is natuurlijk
iets van de gemeentes. Ik spreek gemeentes er wel op aan. Als je bouwambities hebt,
als je voldoende woningen wilt realiseren, is grondbeleid wel een belangrijke basis.
Het biedt gemeenten ook mogelijkheden om eisen te stellen aan de nieuwbouw die er
komt. Als je nieuwbouwplannen wil realiseren in welke gemeente dan ook, dan moet je
wel zorgen voor een rendabele businesscase. Daar is die grondprijs belangrijk in.
Het zit in het domein van de gemeentelijke autonomie. Ik denk dat ik er daarmee voldoende
over heb gezegd.
Mevrouw Beckerman vroeg hoe we ervoor zorgen dat het allemaal betaalbaar blijft. De
betaalbaarheid heeft heel erg te maken met de beschikbaarheid. Als we erin slagen
om de bouwproductie omhoog te krijgen en het gaat de goede kant op, dan komen er meer
woningen en is er meer aanbod. Dan wordt de betaalbaarheid ook beter. Gisteren hebben
wij al gezegd dat het natuurlijk mooi zou zijn als er een sociaal huurakkoord zou
zijn. Dat is er nu nog niet, maar ik ga met beide partijen praten om te kijken of
ze toch zoiets zouden kunnen realiseren.
Als het gaat over de koopmarkt, hebben we het Platform hypotheken voor het maatwerk
bij hypotheekverstrekking. Ik denk dat partijen daarin ook belangrijke stappen met
elkaar kunnen zetten. Gisteren hebben we het ook over de middenhuur gehad. We moeten
over de hele linie zorgen voor een passend en betaalbaar aanbod in de verschillende
inkomenscategorieën.
Dan de plancapaciteit. We hebben het er eigenlijk net al over gehad in het kader van
de regio Utrecht. De heer Ronnes vroeg er ook naar. Als ik kijk naar het hele land
en de plannen die er zijn, zie ik geen gebrek aan ambitie. Regio's hebben ambities
en plannen, maar ze hebben wel bepaalde knelpunten, bijvoorbeeld bij het op tijd bouwen,
bij het kiezen van de goede maatvoering in de aantallen. In een enkel geval lijkt
de plancapaciteit zeker op langere termijn niet aan te sluiten op de noodzaak van
het kunnen bouwen, ook in de toekomst. Dan voeren wij dat gesprek met elkaar. Ik zal
halfjaarlijks aan de Kamer rapporteren over de meest recente cijfers, ook over de
plancapaciteit. Ik wil dat doen in de Staat van de Volkshuisvesting in het voorjaar
en in de Staat van de Woningmarkt in het najaar. Die update die ik op verzoek van
de heer Koerhuis in het voorjaar een keer apart heb gegeven – ik heb alles op een
rijtje gezet en iets eerder aangeleverd met het oog op een debat over de bouwopgave –
slaat wat mij betreft nu tweejaarlijks neer in de momenten van de Staat van de Volkshuisvesting
en de Staat van de Woningmarkt.
De heer Koerhuis (VVD):
In het debat over de bouwopgave hebben we gevraagd om het dit jaar iets gedetailleerder
te krijgen. Ik hoop niet dat het aan details verliest als het onderdeel wordt van
het algemene rapport. Het moet gedetailleerder en omvangrijker worden. Houdt de Minister
vast aan de deadline van 1 oktober als het onderdeel van het andere rapport wordt?
Minister Ollongren:
Ik geloof niet dat 1 oktober lukt, maar ín oktober wel. We gaan proberen het zo gedetailleerd
mogelijk te doen, terwijl het tegelijkertijd overzichtelijk moet blijven. Ik hoor
graag in oktober of de heer Koerhuis het gedetailleerd genoeg vindt.
De voorzitter:
Daar komt hij vast op terug.
Minister Ollongren:
Daar twijfel ik niet aan, voorzitter.
De heer Koerhuis vroeg naar de bouwproductie en de vergunningen. Ik zal daar straks
over rapporteren, maar een van de indicatoren voor de toekomstige woningbouwproductie
is het aantal afgegeven vergunningen. Dat fluctueert per maand. Als er een dip is
– een paar maanden geleden was er een dip – is dat niet per se een indicatie van stagnatie
of een dalende trend. Die kan ook zo weer stijgen. Ik zei het net al: als je kijkt
naar de gerealiseerde productie, dan zie je dat die gestaag toeneemt. Dat zou bijna
pleiten voor niet al te gedetailleerde rapportages. Dan zie je die stijgende lijn
tenminste, zou ik tegen de heer Koerhuis willen zeggen. Het belangrijkste is dat we
de langere termijn in de gaten houden. Per saldo moeten we, als er zo'n dipje is,
kunnen zien dat de trend omhoog is. De heer Krol is er vandaag niet, maar hij vroeg
tot twee keer toe aandacht voor de vraag of er voldoende mensen zijn. Is er voldoende
personeel in de bouw en soms ook bij gemeenten voor de vergunningverlening? Dat is
een aandachtspunt. Ook die vergunningverlening kan soms een knelpunt zijn dat tot
een dip leidt. Zowel de bouwsector als de gemeenten hebben hetzelfde probleem. Niemand
heeft een grote voorraad direct inzetbare mensen. Het vergt investeringen en het gesprek
over hoe we daarbij kunnen helpen voer ik, ook met de regio's, de gemeenten en de
bouwsector.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Ronnes en daarna een van mevrouw Van Eijs.
De heer Ronnes (CDA):
Die hele planning is gebaseerd op een aantal aannames en prognoses. Door de situatie
op de woningmarkt van de afgelopen anderhalf jaar zie je dat er andere stromen in
het land ontstaan. Hebben wij voldoende scherp wat die verandering van stromen doet?
Mensen kiezen niet voor de stad, maar voor omliggende dorpen. Mensen kiezen ervoor
om toch op het platteland te gaan wonen. Zijn die stromen voldoende verankerd in de
nieuwe cijfers of lopen we met die cijfers eigenlijk achter de feiten aan, omdat ze
bijvoorbeeld dateren uit 2016 of 2015?
Minister Ollongren:
Dit is natuurlijk een goede vraag. Er zijn instituten die daar onderzoek naar doen.
Ook het PBL kijkt er goed naar. Er is altijd het risico dat je net achter de trends
aan lijkt te lopen. Zo weet ik nog dat wij in Amsterdam heel blij waren dat gezinnen
in de stad bleven en naar de stad kwamen. Nu is er een omgekeerde trend. Omdat ze
niks kunnen vinden, verlaten gezinnen de stad juist weer. Ze blijven wel vaak in de
regio. Dit hangt natuurlijk ook samen met verbindingen, met de infrastructuur. Je
kunt wel kiezen voor een plek waar je op zich een betaalbaar huis kunt krijgen, maar
als je vervolgens niet naar je werk kunt komen, is dat ook weer lastig. Ik ben het
dus helemaal eens met de heer Ronnes dat we dat eigenlijk nog meer moeten weten. Dat
biedt misschien ook kansen voor bepaalde gebieden die nog niet zo profiteren van de
economische groei.
De heer Ronnes (CDA):
Als ik de Minister een suggestie aan de hand mag doen: makelaars hebben natuurlijk
een heel goed beeld van de actuele situatie. Ik vang geluiden op uit heel veel regio's.
Ik wijs op de vraag in dorpen en kleinere, middelgrote steden rond de grote Randstadkerngebieden,
maar ook rond Eindhoven en Groningen. Je moet echt op zoek naar een manier om de indicatoren
te verbeteren, zodat je wat meer op de actuele situatie stuurt. Ik wijs op de Ladder
voor duurzame verstedelijking. Er zijn echt nog stappen te maken in de regelgeving
rond de afweging, zodat we wat meer aansluiten op de werkelijkheid van wat nu echt
gaande is in Nederland.
Minister Ollongren:
Ja. Daarom ben ik blij dat ook de makelaars, net als al die andere partijen die ik
al genoemd heb, aan tafel zitten bij die Nationale woonagenda. We baseren ons zeker
ook op de signalen die daarvandaan komen, net als op de signalen van woningbouwcorporaties
en de gemeenten. Ik ben het er zeer mee eens: we moeten proberen zo actueel mogelijk
te blijven en dat kan op die manier.
De voorzitter:
Ik heb nog een interruptie van mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De Minister gaf aan dat het soms gewoon stokt omdat er niet genoeg mensen zijn om
woningen te bouwen. Ook anderen hebben het al genoemd. Bovendien is er gisteren al
over gesproken. Ik spreek ook mensen in het veld. We hebben het dan vaak ook over
de langere termijn. Ook voor de langere termijn zal het moeilijk zijn om voldoende
handjes te krijgen. Dan hebben we het vaak ook over innovatie in de bouw en over het
feit dat dingen misschien ook echt anders moeten. Als de Minister met al die verschillende
partijen spreekt over het tekort aan arbeidskrachten, spreekt zij dan ook over die
innovatie, over het aantrekkelijk houden van de bouw terwijl je misschien toch met
minder mensen toe kunt om dezelfde productie te halen?
Minister Ollongren:
De sector zelf heeft ook veel aandacht voor innovatie. Dat heeft ook te maken met
duurzaam bouwen, met circulair bouwen. Daar zitten zeker kansen. Het is zeker onderwerp
van gesprek. De acute situatie als er een tekort is aan bouwpersoneel en bouwmateriaal
moet natuurlijk op allerlei manieren worden opgelost. Ik vind het belangrijk dat innovatie
daar onderdeel van is, maar ik vind het ook heel belangrijk dat het opleiden van mensen
daar onderdeel van uitmaakt. Als je de mensen toch opleidt voor de bouw, dan moet
je ze opleiden voor hoe we in de toekomst bouwen en niet voor hoe we in het verleden
met elkaar bouwden. Die transitie is werk in uitvoering. Het antwoord op de vraag
van mevrouw Van Eijs is dus: ja.
De voorzitter:
Is dat voldoende voor mevrouw Van Eijs? Of hebt u een kort aanvulling?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ben blij om dit te horen. Ik zou ook graag willen weten of we daarvan iets concreets
kunnen zien. Ik zoek een beetje naar een manier om zicht te krijgen of die innovatie
ook daadwerkelijk gaat plaatsvinden. We moeten niet blijven bij: we moeten innoveren,
maar eerst even bouwen.
Minister Ollongren:
Het Economisch Instituut voor de Bouw rapporteert bijvoorbeeld over hoe zij dat zich
op de korte, de middellange en de lange termijn zien ontwikkelen. Dat gaat over die
schaarste aan bouwpersoneel. Dat gaat ook over de opleidingen, over de vraag hoe je
mensen uit andere sectoren waar het misschien wat minder goed gaat, hierbij kunt betrekken.
Ik kan natuurlijk ook aan het EIB vragen of ze dit aspect daarbij zouden kunnen betrekken.
De heer Koerhuis (VVD):
De heer Ronnes sneed het onderwerp aan van de makelaars die de Woonagenda wel hebben
ondertekend en ook aan tafel zitten. Ik heb in mijn betoog vragen gesteld over de
VNG en het IPO. Zij hebben de Woonagenda niet ondertekend. Zitten zij dan ook niet
meer aan tafel? Worden ze dan vervangen door gemeenten en provincies? Hoe gaat dat
in de praktijk?
Minister Ollongren:
Nee, zoals ik net zei, juist wel. Bij de Nationale woonagenda zijn de VNG en het IPO
belangrijke gesprekspartners als het gaat over de opgave, over de vraag wat we in
Nederland voor elkaar kunnen krijgen. Als het gaat over een regio, dan praat ik met
één of meer gemeenten uit die regio. Als het gaat over een thematisch vraagstuk, bijvoorbeeld
krapte in de studentenhuisvesting, dan praat ik natuurlijk met gemeenten die veel
studenten hebben. Het hangt dus van het onderwerp af, maar als het gaat over de nationale
opgave, ben ik zeker ook in gesprek met de VNG en het IPO.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de heer Koerhuis. Toch een aanvulling?
De heer Koerhuis (VVD):
Ik begrijp niet helemaal hoe dat werkt. Zitten ze dan aan tafel bij een overleg over
een nationale woonagenda die ze niet ondertekend hebben? Gaan ze die dan toch ondertekenen?
Committeren ze zich dan wel aan de afspraken? Hoe gaat dat?
Minister Ollongren:
Ik heb het idee dat ik deze vraag net heb beantwoord.
De voorzitter:
Die indruk had ik ook, zeg ik in de richting van meneer Koerhuis. Wellicht is de vraag
nu op een andere manier gesteld, maar volgens mij zal het antwoord ongeveer hetzelfde
zijn als het antwoord dat net al is gegeven. Ik stel dus voor dat de Minister doorgaat
met de beantwoording van de andere vragen.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. De heer Ronnes had nog aandacht voor belemmeringen die zich kunnen
voordoen in concrete bouwprojecten. Hij had het over diertjes, geloof ik, nee, beestjes
waren het, en over archeologische opgravingen. Ik zag gisteren toevallig iets in Katwijk,
waar een mooie, oude Romeinse weg is ontdekt. Dat gebeurt natuurlijk af en toe.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter ...
De voorzitter:
De Minister is nog bezig met de beantwoording. Moment.
Minister Ollongren:
Ik was geïnspireerd door Katwijk. We moeten versnellen. Dat ben ik echt met de heer
Ronnes eens. We zijn daar ook mee bezig. Ik kom straks nog even op de Crisis- en herstelwet,
op wat die daarvoor kan betekenen. Tegelijkertijd denk ik dat we in Nederland zorgvuldig
willen omgaan met het natuurbelang en cultureel of historisch erfgoed, maar het hoeft
helemaal niet onnodig belemmerend te zijn. Een van de voordelen van de portefeuille
die mij is toebedeeld, is dat ik ook over ruimtelijke ordening ga. Vanuit die hoedanigheid
voer ik ook het gesprek met de collega's van LNV en OCW om te kijken hoe we dit op
een goede manier kunnen doen, waarbij het niet te belemmerend is én er recht wordt
gedaan aan die belangen die natuurlijk ook moeten meewegen.
De voorzitter:
Misschien kunt u een verduidelijkende vraag stellen, want volgens mij bent u al door
uw twee interrupties heen. Een korte, verduidelijkende vraag.
De heer Ronnes (CDA):
Dank u wel voor uw coulance, voorzitter. Ik zal niet helemaal uitweiden over het gedeelte
van de discussie dat over de ruimtelijke ordening gaat, maar in de Omgevingswet zijn
concrete voorstellen verwerkt om dat te verbeteren. Die wet gaat pas in 2021 in. Waarom
kunnen we die stukken nu niet vastpakken en naar voren halen in de noodwet waar het
CDA over spreekt? Op die manier win je drie jaar. Gemeenten moeten aan de gang, provincies
moeten aan de gang en dan winnen we tijd. Ik snap dat daar nu niet een-twee-drie een
antwoord op te geven is, maar wilt u eens serieus kijken of er toch wat naar voren
gehaald kan worden?
Minister Ollongren:
Als Minister voel je je weleens een beetje bekneld tussen de wensen van de Tweede
Kamer en de zorgvuldige juridische afweging in de Eerste Kamer, maar ik denk toch
dat beide mogelijk zijn. De Omgevingswet is een enorme stelselwijziging. Ik heb er
echt begrip voor dat de Eerste Kamer zegt dat dat juridisch gezien wel heel zorgvuldig
moet gebeuren. Ook het CDA in de Eerste Kamer hamert daar erg op, en terecht. De heer
Ronnes zegt nu dat hij dat ook doet. Dat is mooi. Maar de heer Ronnes heef ook een
punt als hij zegt dat we veranderde en versnelde procedures zouden hebben als we de
Omgevingswet al zouden hebben en we zouden werken zoals daarin staat. Dat klopt ook.
Ik denk toch dat het niet realistisch is om de Omgevingswet als zodanig, met alles
wat daar nog bij hoort, dat hele gebouw dat het is, eerder te laten ingaan, maar je
kunt natuurlijk wel werken zoals de Omgevingswet beoogt. We willen dat doen via de
Crisis- en herstelwet en via de aangepaste Crisis- en herstelwet, die hopelijk heel
snel kan worden behandeld, en dan kan helpen als vehikel. Als ik met gemeenten en
provincies praat, merk ik dat zij al zo veel mogelijk proberen te werken – dat is
natuurlijk op basis van de huidige wetgeving – in de geest van de Omgevingswet door
heel veel dingen naar voren te halen. Dat biedt dus wel degelijk mogelijkheden, maar
we kunnen niet de hele wet naar voren halen.
De voorzitter:
De Minister gaat door met de beantwoording.
Minister Ollongren:
Ik kan dat punt van die versnelling concreet maken. Als de gemeenten het aangepaste
projectuitvoeringsbesluit inzetten als instrument, kunnen zij een halfjaar tijdwinst
boeken. We kunnen straks via een ministeriële regeling nieuwe gebieden toevoegen aan
de experimenten die op grond van de Crisis- en herstelwet mogelijk zijn. Er kan bijvoorbeeld
gebruik worden gemaakt van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, dat vooruitloopt
op het omgevingsplan uit de Omgevingswet. Dat kan ook weer een tijdwinst opleveren
– ik probeer het nu wat concreter te maken voor de heer Ronnes – van meer dan een
halfjaar. De heer Ronnes is daar al mee bekend. De criteria voor duurzame, innovatieve
experimenten kunnen worden aangepast. Zo kunnen woningbouwprojecten gemakkelijker
worden toegevoegd aan een experiment. Met andere woorden, dat zijn hele concrete punten
die we gaan realiseren en die gemeenten gaan helpen om te versnellen.
De heer Ronnes vroeg ook nog naar de motie-Ronnes/Van Eijs, de zogenaamde noodknopmotie.
Ik heb gisteren al iets gezegd over lokaal maatwerk. We zijn ook het juridisch kader
in dat opzicht aan het onderzoeken. Ik meen dat ik ook gisteren al heb toegezegd – anders
doe ik het nu nog een keer – om u voor de begrotingsbehandeling van 12 november hier
nader over te informeren.
Mevrouw Van Eijs stelde een vraag over het inzichtelijk maken van rijksgronden en
bezittingen. Het Rijksvastgoedbedrijf valt onder de Staatssecretaris van BZK, maar
er is bij ons – ik zou dat bijna zo zeggen – een grote bereidheid om bij te dragen
aan de maatschappelijke doelen. Maar ik moet natuurlijk wel, ook namens Staatssecretaris
Knops, opmerken dat het Rijksvastgoedbedrijf gebonden is aan financiële kaders. Mevrouw
Van Eijs wilde ook graag weten wanneer ze daarover meer zou kunnen horen. Ik moet
dat even mee terugnemen, maar ik kan me zo voorstellen dat dat dit jaar nog wel moet
kunnen.
Mevrouw Van Eijs vroeg ook naar het expertteam. Ze heeft daar gisteren ook naar gevraagd.
Ik heb dat in de Kamerbrief van 13 maart toegelicht. Zij wilde weten of het al actief
is en of het al tijdwinst heeft opgeleverd bij projecten. Het expertteam is inderdaad
al een aantal maanden volop bezig. Zoals mevrouw Van Eijs weet, is het eigenlijk een
continuering van een aantal eerdere expertteams. We noemen het nu het «expertteam
woningbouw». Er waren al expertteams. Die gingen over versnellen, transformatie en
eigenbouw. Het borduurt dus voort op die aanpak, die ook succesvol was. Ik denk dat
dat heel goed is. Het richt zich op het versnellen van concrete bouwlocaties en gebiedsontwikkeling.
Het kan daar worden ingezet waar de gemeenten die expertise goed kunnen gebruiken.
Het kan gaan over inhoudelijke expertise. Het kan gaan over hoe de samenwerkingstafel
middenhuur heeft gewerkt. Het kan dus eigenlijk allerlei dingen doen. Het is erg proactief.
Ik heb daar erg op gehamerd. Ik wil niet dat ze wachten tot er een telefoontje komt,
maar dat ze er gewoon op afgaan. In het voorjaar zijn ze een jaar bezig. Dat lijkt
mij een goed moment om te rapporteren over het aantal projecten dat met hulp van het
expertteam is vlot getrokken.
De vraag van de heer Smeulders over het MIRT heb ik, denk ik, net bij interruptie
al beantwoord. Dan de vragen die gingen over bijzondere groepen. De woordvoerders
van SP en GroenLinks vroegen aandacht voor een onderwerp als daklozen. De maatschappelijke
opvang is natuurlijk een heel belangrijk onderwerp. Dat staat trouwens ook in de Woonagenda.
Het wordt door alle groepen daar aan tafel dus ook erkend en gezien als iets waar
we iets aan moeten doen. Mijn collega, Staatssecretaris Blokhuis, heeft een meerjarenagenda
beschermd wonen en maatschappelijke opvang opgesteld. Vanuit die meerjarenagenda heb
ik die woonaspecten ook opgepakt. We hebben een paar weken geleden weer met alle betrokken
bij elkaar gezeten. Ook Aedes en de VNG zitten daar aan tafel. We zijn daar dus mee
bezig. Dit is uiteraard ook weer iets wat vooral lokaal neerslaat, maar dit probleem
wordt zeker erkend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Er zijn 30.000 daklozen, dus het is een groot probleem. De Minister zegt dat ze ermee
bezig is en dat ze erover aan het praten is. Dat snap ik, maar kan het iets concreter?
Wanneer kunnen we iets krijgen? Wanneer wordt er iets duidelijk?
Minister Ollongren:
Ik aarzel een beetje, want ik wil niet zelf weer een aparte rapportagelijn in uw richting
openen, terwijl Staatssecretaris Blokhuis dat coördineert. Laat mij dan checken of
dit onderdeel voldoende concreet terugkomt in de rapportage die hij naar de Kamer
stuurt.
Voorzitter. De Partij van de Arbeid vroeg aandacht voor een gerelateerd probleem.
Aan de ene kant is er de ambitie om mensen langer zelfstandig te kunnen laten wonen.
Ik denk dat dat op zich geen probleem is, maar ik hoor de heer Nijboer ook helemaal
niet het tegendeel zeggen. Veel mensen willen graag zo lang mogelijk thuis wonen.
Als dat kan, is dat, denk ik, alleen maar goed, maar het moet wel mogelijk zijn en
het moet ook verantwoord zijn. We hebben het er gisteren ook al even over gehad dat
ook ouderen die willen verhuizen, soms niet de goede, voor hen geschikte woning kunnen
vinden. Daar is blijvend aandacht voor nodig. Ik ben dat met hem eens.
De heer Ronnes had daar ook aandacht voor. Hij koppelde dat aan de mogelijkheid van
een heffingskorting bij de verhuurderheffing. We hebben daar natuurlijk al een keer
een debat over gehad, omdat we hebben gezegd: we moeten die nu even dichtzetten, want
die is volgelopen. Ik sta open voor suggesties vanuit uw Kamer om die weer in te zetten.
Op zich zou dat natuurlijk ook kunnen voor het doel dat het CDA hier suggereert. De
systematiek was altijd wel dat je er een tariefverhoging tegenoverstelt om het te
financieren als je dat wilt doen. Die zoektocht zouden we dan met elkaar moeten aangaan.
De heer Koerhuis had een vraag over de premies. Hij zei dat ik heb toegezegd om de
Kamer zowel over de WEW-premie als de WSW-premie te informeren. WEW ziet op de NHG.
WSW ziet op de premies die de corporaties moeten betalen. De verantwoordelijkheid
voor het vaststellen van die laatste ligt bij het WSW. Ik heb inderdaad toegezegd
om u die informatie te doen toekomen. De tarieven voor 2019 zijn nog niet vastgesteld,
maar zodra de hoogte van de premie bekend is, zal ik u hierover informeren. Met de
NHG ben ik druk bezig. Ik hoop u in oktober daarover te kunnen berichten.
Dan de vraag van de heer Smeulders over de opmerkingen vanuit de Autoriteit woningcorporaties
over de verduurzaming. Ik heb de column zelf niet gelezen, maar ik neem onmiddellijk
aan dat de samenvatting van de heer Smeulders klopt. De Aw is onafhankelijk. Ik vind
het sowieso niet erg als mensen hun mening geven en dus ook niet als dat vanuit dit
instituut gebeurt. Ik vind het wel belangrijk dat we het met elkaar eens zijn dat
de corporaties eigenlijk voor drie grote opgaven staan, namelijk het realiseren van
meer sociale woningen, het verduurzamen van sociale woningen en het betaalbaar houden
van sociale woningen. Verduurzamen is wat mij betreft dus een van de drie pijlers
van de ambitie die we met elkaar moeten hebben. Het lijkt me niet zo gek dat je daar
enig realisme bij betracht, want we hebben heel veel corporatiewoningen in Nederland.
Zoals ik net al zei, wil ik niet te veel vooruitlopen op de gesprekken die aan de
tafels, bij de planbureaus en in het kabinet lopen over het klimaat en het klimaatakkoord.
In het coalitieakkoord staat onze ambitie met betrekking tot verduurzaming en het
van het gas afhalen van gebouwen in Nederland, maar we zullen dat rustig moeten opbouwen.
Het is gewoon niet realistisch om te denken dat dat allemaal in één keer kan, maar
het moet wel. We moeten met elkaar een realistisch plan hebben dat uiteindelijk leidt
tot verduurzaming, waaronder natuurlijk verduurzaming van de voorraad van de woningbouwcorporaties
in Nederland.
Hoe zit het met de gebouwgebonden financiering in dat verband? Die is onderdeel van
de klimaattafel gebouwde omgeving. Zodra we vanuit het kabinet met een appreciatie
van het geheel komen, zou ik dus ook over dit onderwerp met u verder willen spreken.
Mevrouw Van Eijs vroeg nog naar de tijdelijke huisvesting. Zij had de indruk dat de
mogelijkheden daarvoor nog onvoldoende worden benut.
De voorzitter:
Alvorens de Minister doorgaat met de beantwoording, is er nog een interruptie van
de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik snap dat de Minister niet al te veel kan zeggen over de klimaattafels, maar wij
lezen nu dat de plannen te vaag zijn om te worden doorgerekend. Ik vind het wel interessant
om te weten of dat ook geldt voor de plannen voor de gebouwde omgeving, want die waren
heel eerlijk gezegd redelijk concreet. Daar waren wij nog best wel tevreden over.
Ik zou het jammer vinden als die ook vertraging oplopen omdat andere sectoren achterblijven.
Minister Ollongren:
Dan zou ik nu reageren op krantenberichten, terwijl wij nog niet van het PBL hebben
gehoord waar ze mee komen. Het lijkt mij toch netjes om gewoon te wachten tot de planbureaus
hun werk hebben kunnen presenteren en om daarna daarop terug te komen. De tafel gebouwde
omgeving heeft net als de andere tafels een aantal voorstellen gedaan. We hebben aan
de planbureaus gevraagd om die te beoordelen. Zij zullen dat doen. Daarna is het moment
voor het kabinet, maar natuurlijk ook voor de heer Smeulders en anderen, om te kijken
of we dat concreet genoeg vinden. Ik denk dat we ons wel moeten realiseren – dat geldt
voor de gebouwde omgeving, maar dat geldt net zo goed voor de andere tafels – dat
het ontzettend veel is en dat het heel complex is. Het is vast lang niet altijd makkelijk
om het door te rekenen. Het is aan de ene kant heel specifiek als het gaat over het
aantal tonnen en de maatregelen, maar hoe je dat tot elkaar moeten relateren is natuurlijk
best een moeilijke opgave. Maar goed, ik ben heel benieuwd en ik denk dat we dat nog
even moeten afwachten.
De voorzitter:
Wilde u nog een aanvullende vraag stellen? Dat is het geval. De heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dan gaan we dat afwachten. U heeft net een opmerking gemaakt over de directeur van
de Autoriteit woningcorporaties. Ik vind het wel belangrijk om van u te horen dat
de corporaties echt een voortrekkersrol kunnen spelen. Hopelijk ziet u dat ook. In
zijn column zegt hij eigenlijk gewoon: dat moeten we maar niet doen, want die risico's
zijn veel te groot. Maar als de corporaties het niet gaan doen, wie moet het dan wel
gaan doen? Dat is mijn vraag aan de Minister.
Minister Ollongren:
Ik laat het heel graag aan de corporaties en de Autoriteit zelf over of zij het stempel
«voortrekker» willen hebben of niet. Het punt is nou net dat die opgave voor iedereen
geldt. Het is niet alleen een opgave voor de corporaties, waarbij anderen achterover
kunnen leunen. Nee, we zullen allemaal moeten bijdragen hieraan. Dat geldt net zo
goed voor particulieren en voor bedrijven. Het is dus te makkelijk om te zeggen: die
woningbouwcorporaties moeten hier maar een voortrekkersrol in nemen en dan volgt de
rest. Nee, zo werkt het volgens mij niet; we zullen allemaal moeten doen wat nodig
is, ook de corporaties.
De voorzitter:
Dat leidt weer tot een interruptie van de heer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik begrijp dat niet helemaal. Volgens mij hebben we het er in de Kamer al vaak over
gehad. Corporaties hebben juist het geld, de schaalgrootte en de expertise om voorop
te lopen. We hebben dertig jaar de tijd om de woningmarkt klimaatneutraal te maken.
Het is toch ook wel het beeld van de Minister dat de corporaties in die eerste vijf
jaar echt die voortrekkersrol moeten nemen?
Minister Ollongren:
De heer Koerhuis blijft me verbazen. Soms is hij het eens met de SP en nu weer met
GroenLinks. Hij blijft mij verbazen. Ik heb het over de doelen die we hebben voor
het klimaat. Daarvoor hebben we Parijs. We hebben daar internationale afspraken over
gemaakt en we hebben daar afspraken over gemaakt in het regeerakkoord, waar ook de
VVD deel van uitmaakt. Ik ben heel blij met die ambitie. Ik zeg alleen dat het over
het hele front gaat. Het gaat van de landbouw tot de mobiliteit tot de gebouwde omgeving.
Het heeft dus niet zoveel zin om tegen elkaar te zeggen: u moet maar de trekker hiervan
zijn; u moet het voortouw hierin nemen. Nee, we moeten dat samen doen. De woningbouwcorporaties
zijn daar natuurlijk een hele belangrijke partij in, omdat we in Nederland het voordeel
hebben van deze belangrijke sector die inderdaad veel woningen in het bezit heeft.
Natuurlijk zal er ook van hen wat worden gevraagd, maar we moeten wel een maatvoering
met elkaar vinden die ook realiseerbaar is.
De heer Koerhuis (VVD):
Over die maatvoering zijn we het eens, maar laten we wel gebruikmaken van het geld,
de schaalgrootte, de expertise en de organisatie van corporaties, om die toch vooral
de trekker te laten zijn op dit dossier.
Minister Ollongren:
Het is altijd heel fijn om de heer Koerhuis warme woorden te horen spreken over de
woningbouwcorporaties.
Voorzitter. Dan nog een paar laatste vragen die zijn blijven liggen. Mevrouw Van Eijs
vroeg aandacht voor de tijdelijke huisvesting. Zij had de indruk dat dat nog wel wat
meer kon. Ik denk dat er op het niveau van de verschillende gemeenten al veel gebeurt
in de sfeer van tijdelijke huisvesting. Er wordt soms zelfs gezegd dat er iets te
veel wordt ingezet op tijdelijke huisvesting, maar ook dat is per gemeente heel erg
verschillend. Ik ben het wel helemaal met mevrouw Van Eijs eens dat het erg belangrijk
is om de mogelijkheden nu te benutten, omdat we weten dat bouwen tijd kost. Ik noemde
gisteren het voorbeeld van een heel groot complex met studentenwoningen in Groningen,
waar ze toch acht jaar over hebben gedaan. Dat zou misschien wel wat sneller moeten,
maar het kost natuurlijk wel een aantal jaren en in de tussentijd kan een tijdelijke
oplossing wel soelaas bieden.
Tot slot het passend toewijzen. De heer Ronnes, de heer Nijboer en anderen hadden
daar vragen over. Corporaties kunnen binnen de huidige afspraken natuurlijk veel doen.
Ze kunnen middenhuur realiseren, althans het is de bedoeling om dat wat makkelijker
te maken door de markttoets te vereenvoudigen. Ze kunnen binnen de diensten van algemeen
economisch belang een tijdelijk verhoogde inkomensgrens gebruiken. Die wordt nog relatief
weinig benut. Naar dit soort zaken, waaronder dus het passend toewijzen, gaan we kijken
bij de evaluatie van de Woningwet, zoals ik heb toegezegd. Die evaluatie moet voor
het eind van dit kalenderjaar bij de Kamer liggen en dan kunnen we daarop terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. Kunnen we overgaan naar de tweede termijn, of zijn
er nog vragen blijven liggen? Dat laatste is het geval. Mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Hoorde ik de Minister nou zeggen dat de tijdelijke inkomensgrens nog niet vaak wordt
gebruikt? Dat roept bij mij wel vragen op, want we hebben veel discussies gehad over
de vraag of je die grens niet zou moeten veranderen aan de hand van de samenstelling
van wijken. Dit zou betekenen dat er echt nog wel meer kan nu. Klopt dat?
Minister Ollongren:
Ja, dat heeft mevrouw Van Eijs precies goed gehoord.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Nijboer. Ik begrijp dat daar ook iets was blijven liggen.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb nog wat gezegd over beleggers die de steden overnemen. Ik snap best dat wij
hier vandaag niet het hele fiscale stelsel gaan verbouwen, maar ik ben wel benieuwd
of de Minister dat probleem erkent. Verzet ze zich daar met hand en tand tegen, of
staat ze daar wel voor open? Ik zal het verder bij de Staatssecretaris van Financiën
aankaarten, maar ik krijg graag een eerste appreciatie van de Minister.
De voorzitter:
Volgens mij speelde die vraag ook bij mevrouw Beckerman. De Minister.
Minister Ollongren:
Ik ben inderdaad vergeten om te verwijzen naar de Staatssecretaris van Financiën,
want ik denk dat het debat daar moet worden gevoerd. Ik zou het beeld dat beleggers
de steden overnemen, wel willen nuanceren. Ik ben het eens met de analyse van de heer
Nijboer. Hij zegt dat er door de lage rentestand, doordat het lastig is om rendementen
elders te halen, ook wordt belegd in de woningmarkt. Dat klopt, maar ik heb gisteren
wat cijfers gegeven en daaruit blijkt dat in de steden waar grote druk is, negen van
de tien woningen niet aan een belegger worden verkocht, maar aan iemand die daar gewoon
gaat wonen. Ik wil het probleem niet heel klein maken, maar ook weer niet zo groot
als de heer Nijboer. Wat de fiscaliteit betreft vind ik echt dat de heer Nijboer het
debat met Staatssecretaris Snel moet voeren, maar dat heb ik al eerder tegen hem gezegd.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors even voor vijf minuten. Dat heeft te maken met de ruimte die
men wellicht nodig heeft, althans die ik nodig heb, om even de neus te poederen. Dat
gaan we even doen. Over vijf minuten starten we weer voor de tweede ronde.
De vergadering wordt van 10.57 uur tot 11.04 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we nu naar de tweede termijn gaan. U heeft twee minuten spreektijd.
Het mag ook minder zijn, meld ik erbij. Laten we ook nog, mogelijkerwijs, een interruptie
toestaan.
Mevrouw Beckerman, aan u het woord.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde toch nog even doorgaan op het punt waar de Minister
mee eindigde: de beleggers. Ik vind dat ze wel heel makkelijk verwijst naar de Staatssecretaris
van Financiën. Natuurlijk gaat het over de oplossingen die deels in fiscale maatregelen
moeten worden gevonden. Maar het gaat wel degelijk om een serieus probleem. De Minister
zegt: het is eigenlijk maar 10% van de woningen. Ja, maar juist in het segment waar
starters zoeken, in dat lagere segment, zie je dat het wel een enorm probleem is.
Makelaars beklagen zich daar ook over. Zij zeggen dat heel veel beleggers juist afkomen
op die woningen rond anderhalve ton – het kan net iets meer of net iets minder zijn –
en dat die woningen voor beleggers heel aantrekkelijk zijn. Het is voor starters gewoon
heel moeilijk om daartussen te komen. Ik zou toch iets meer visie willen van de Minister,
aangezien het ook tot belangrijke problemen op de woningmarkt leidt.
Vandaag is er nog een groot stuk verschenen waarin ABN AMRO zegt: het einde van de
prijsstijging is nog niet in zicht; dat wordt mede veroorzaakt door beleggers. Wat
mijn partij betreft zijn niet alle oplossingen fiscaal. Wij denken ook aan andere
oplossingen. Het invoeren van een woonplicht werd al genoemd. Ik denk ook aan het
kettingbeding – dat werd eerder ook door het CDA genoemd – zeker wanneer bijvoorbeeld
sociale huurwoningen worden verkocht. Gisteren heb ik u al even de website genoemd.
Ik zou u graag willen vragen of u er toch nog iets meer over wilt zeggen. Wij zullen
daar zeker op terugkomen, want wij vinden dit echt wel een probleem. Dat probleem
raakt een groep die misschien wel weg wil uit die sociale huurwoning, waar we gisteren
zo'n debat over hadden, en die nu echt, echt, echt ongelofelijk klem zit. Er zijn
te weinig middenhuurwoningen. Vandaag stond er een grote foto in de krant van een
heel lange rij voor één huis met een huur van € 1.000 in de Sarphatistraat.
De voorzitter:
En uw laatste zin.
Mevrouw Beckerman (SP):
Die mensen komen er nu niet tussen op de koopmarkt.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Ronnes.
De heer Ronnes (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de reactie van de Minister gehoord op het voorstel
om naar een soort heffingsvermindering te gaan met betrekking tot de doelgroepen die
langer thuis moeten wonen, dus meer de seniorenhuisvesting. Ik begrijp dat we daarvoor
eigenlijk via het Belastingplan een concrete wijziging moeten voorstellen, willen
we daar iets mee doen. Dus ik zal ook overwegen of we het op die manier kunnen insteken.
Dan het punt van de versnelling en de aanpassing van regelgeving. Ik ben niet helemaal
tevreden over wat de Minister daarover heeft gezegd. Ik noemde het daarstraks. Er
werd wat lacherig gedaan over het woord «beestjes», maar het is echt zeer frustrerend
hoelang die processen soms lopen. Ik ben voor een zorgvuldige afweging, maar als je
naar de Flora- en faunawet kijkt en naar de archeologie, kun je je afvragen: zijn
er niet gewoon praktische aanpassingen mogelijk waardoor je toch een verkorting in
tijd krijgt?
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft een interruptie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, maar niet op dit punt. Het gaat mij om het eerste punt dat u noemde. Ik vind het
natuurlijk een mooie ontwikkeling. Linkse partijen pleiten er al een tijd voor om
de verhuurderheffing om te zetten in een investeringsverplichting. Langzaam zien we
u ook in die richting bewegen. U haalt er nu al een groep uit en zegt: daar zit inderdaad
een knelpunt. Ik vraag mij af: hoe wilt u dat dan gaan regelen?
De voorzitter:
Ik vraag u om via de voorzitter te spreken.
Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, voorzitter. Ik zou graag van mijn collega willen weten hoe hij dat zou willen
regelen, want als we de verhuurderheffing voor bepaalde groepen verlagen, zijn er
voor andere groepen misschien grotere problemen. Daar zou ik graag een reactie op
willen.
De heer Ronnes (CDA):
Ik hoor wel dat mevrouw Beckerman in de vorige periode veel discussies gemist heeft.
Het CDA heeft toen vele keren concrete voorstellen gedaan om een heffingsvermindering
toe te passen op de verhuurderheffing. Die voorstellen zijn toentertijd allemaal van
tafel geveegd. Recentelijk hebben we de voorstellen van het kabinet gezien. Er zitten
nadrukkelijk heffingsverminderingen in, dus eigenlijk wordt de daad bij het woord
gevoegd. We kunnen het altijd hebben over de hoogte. Daarover zul je altijd van gedachten
blijven verschillen. Maar je kunt, gelet op de voorstellen die nu op tafel liggen,
niet zeggen dat er niets mee gedaan wordt. Ik denk dat we op dat punt wel op één lijn
zitten en dat we die beweging ook wel maken.
Een andere vraag die u stelt is: hoe ga je er dan mee om en hoe wil je dit oplossen?
Mijn idee is om dat in de vorm te doen die we kenden bij de krimpregeling. Dan moet
je dus naar dekking gaan kijken. Ik denk dat we richting het Belastingplan moeten
kijken wat voor ideeën er leven. Dan zullen er plussen en minnen zijn. Dan moeten
we gewoon kijken waar we uitkomen en hoe het opgelost kan worden. Maar het meest eenvoudige
scenario is dat het werkt zoals bij de krimpregio's. Dat percentage werd opgehoogd.
Maar misschien zijn er andere zaken waarbij je geld kunt vinden en kun je het daarmee
oplossen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, aanvullend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik was in de vorige periode inderdaad geen Kamerlid, maar ik had al wel begrepen dat
het CDA in de vorige periode meer ruimte zag om voorstellen te doen dan het in deze
periode ziet. Maar ik wil toch nog even op dit punt doorgaan. Ik vind het goed dat
u zegt: inderdaad, dit is knellend en het vertraagt de bouw. Vervolgens zegt u: we
hebben die bouw nodig, dus we zonderen groepen uit. Ik maak me toch zorgen over wat
dit betekent voor andere groepen. Hoe meer groepen minder verhuurderheffing moeten
betalen, hoe hoger de druk wordt op anderen. Waar zoekt u dat dan precies?
De voorzitter:
Via de voorzitter.
Mevrouw Beckerman (SP):
O, sorry, voorzitter. Zou u er ook mee akkoord kunnen gaan dat de verhuurderheffing
voor andere groepen omhooggaat als u één van de knelpunten, terwijl er vele zijn,
aanpakt?
De heer Ronnes (CDA):
Ik heb dat net volgens mij duidelijk aangegeven. De meest simpele oplossing is dat
je het percentage van de verhuurderheffing een klein beetje ophoogt, en dat je het
geld dat je daarmee vrijspeelt, in een fonds zet om deze regeling te bekostigen, omdat
je vindt dat je voor een bepaalde doelgroep een soort stimulans moet creëren. Dat
is dan een sociaal gebeuren. Dat moet u wel aanspreken. Bij andere zaken die spelen
op de woningmarkt, kun je misschien geld besparen. Ik denk dat er voorbeelden zijn,
maar daar zijn we nu nog even goed naar aan het kijken. Dan zouden we het dus op een
andere manier kunnen oplossen. Maar de meest eenvoudige is de eerste oplossing die
ik geschetst heb. Ik denk dat dat ook wel een draagbare is.
De voorzitter:
Helder. Ik stel voor dat u doorgaat met de inbreng in tweede termijn. Of was u inmiddels
aan het einde van uw inbreng gekomen? Dank u wel. Dan geef ik het woord ... O, u was
toch nog niet klaar.
De heer Ronnes (CDA):
Daarnaast heeft de Minister duidelijk gezegd dat ze met een heel positieve insteek
de gesprekken gaat voeren, om iets te bereiken. Daar ben ik ook wel van overtuigd.
Maar toch is het ook goed om een soort concreet actieplan te maken. Welke dingen zijn
tastbaar te maken op het gebied van infrastructuur en bouwplannen die vlot getrokken
worden door dit soort overleggen? Laat het zien, zou ik zeggen.
Mijn laatste punt betreft de beleggers. Ik krijg toch signalen van institutionele
beleggers die echt moeite hebben om in steden als Utrecht en Amsterdam aan bod te
komen. Misschien is het toch goed om in het overleg dat u, Minister, met gemeenten
hebt, dat punt nog eens op de agenda te zetten, om te kijken welk spanningsveld er
is en of er iets aan te doen valt.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij met de beantwoording van de Minister, en zeker
met de antwoorden over de nieuwbouwproductie. Ik heb met enige verbazing de opmerking
gehoord dat we als VVD samen met GroenLinks kunnen optrekken bij de ambitie over het
klimaat. Met z'n tweeën delen we de ambitie om de woningmarkt klimaatneutraal te maken.
Ik benoem het al sinds het begin van mijn Kamerlidmaatschap.
Dan kom ik specifiek op punten die ik nog heb zien liggen. Ik heb nog gevraagd hoe
het zit met de uitvoering van de motie-Koerhuis/Dik-Faber om ook de harde en zachte
plancapaciteit voor tijdelijke huisvesting in kaart te brengen, juist om een oplossing
te bieden voor de uitpuilende, daklozen-, vrouwen- en ggz-opvang.
Ik had nog gezegd dat gemeenten graag willen bouwen, maar dat ik in de praktijk zie
dat provincies dat vaak tegenhouden, terwijl provincies dat zouden moeten faciliteren.
Zou de Minister willen onderzoeken hoe wij meer kunnen overprogrammeren en hoe wij
woonafspraken kunnen verruimen en rode en groene contouren kunnen verruimen voor die
zo belangrijke woningbouw?
Tot slot. We hadden het nog over de premies voor onze stimuleringsfondsen voor eigen
woningen en voor sociale woningen. Ik ben blij dat de Minister nogmaals heeft bevestigd
dat informatie over die premies naar de Kamer gestuurd gaat worden. Zou de Minister
dat kunnen doen voordat die premies vastliggen? Anders wordt het zo'n mosterd-na-de-maaltijddiscussie.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarop volgt een interruptie van mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
De heer Koerhuis roept er in een bijzin – je zou het zomaar missen – toe op om de
contouren maar in de prullenbak te gooien en te gaan bouwen. Hoor ik dat nou goed?
Want dat is niet iets wat je in een bijzin zou moeten bespreken.
De heer Koerhuis (VVD):
Voor de VVD staat op één dat iedereen een eigen huis moet kunnen vinden in dit land.
Dat kan niet met een tekort van 200.000 huizen. Dus we moeten alles uit de kast trekken.
Een onderzoek naar het verruimen van groene en rode contouren hoort daar gewoon bij.
Het is een onderzoek. Ik vraag het aan de Minister. En ik ben benieuwd.
De voorzitter:
Heeft u nog een aanvulling, mevrouw Van Eijs?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja, voorzitter. Ik vind het erg vreemd. We hebben laatst een heel debat gehad over
wonen en verbouwen in het groen dan wel niet in het groen. Nu komt in een bijzin de
vraag: kunt u daar even onderzoek naar doen? Laten we dit dan gewoon in een behoorlijk
debat bespreken. Dan wil ik ook graag argumenten horen waarom het allemaal niet vooral
binnenstedelijk kan. Ik verbaas me hierover.
De voorzitter:
Wellicht wil de heer Koerhuis daar nog iets op zeggen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ja, graag. We hebben het hier vaak gehad over bouwen in het groen. De Minister heeft
nog mooi in De Telegraaf gestaan, althans in een artikel stond dat ze heeft gezegd
dat bouwen in het groen gewoon moet. Dus ik verbaas mij erover dat D66 hier verbaasd
over is. Ik hoor graag de beantwoording van de Minister.
De voorzitter:
We wachten het antwoord van de Minister af.
Het woord is aan de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor haar beantwoording. Ik begon
net over de Nationale woonagenda en dat er toch vooral heel erg veel onderzoeken zijn.
Maar goed, hij is er nu eenmaal. Ik vind dat we het instrument wel moeten gebruiken
om echt met elkaar aan de slag te gaan. Ik wil in mijn tweede termijn vooral daarop
ingaan.
De Minister schrijft op de laatste bladzijde van de Nationale woonagenda dat ze halfjaarlijks
gaat rapporteren over de voortgang. Ik zou wel graag wat meer daarover willen weten.
Hoe ziet de Minister dat voor zich?
Het idee van de heer Ronnes van het CDA om het wat meer actiegericht te maken, spreekt
mij heel erg aan. Zo kunnen we die Woonagenda als hét instrument gebruiken. Dan kunnen
we het als Kamer halfjaarlijks bespreken en dan kunnen we echt kijken hoe we ervoor
gaan zorgen dat die versnelling en alle opgaves die er liggen, worden gerealiseerd.
Waar ik minder blij mee was, was de opmerking van de Minister over de rol van corporaties
in de verduurzaming en of ze wel of geen voortrekkersrol moeten spelen. Natuurlijk
moet iedereen iets doen aan de energietransitie, want het is voor ons allemaal. Maar
als de corporaties al geen voortrekkersrol innemen, wat kunnen we dan van particulieren
verwachten? Ik wil een VAO aanvragen, want wellicht kunnen de heer Koerhuis en ik
op dit punt samen een goed statement maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik merk dat iedereen hier
snakt naar actie, ook van het Rijk zelf. Daarom ben ik blij dat de Minister heeft
aangegeven dat ze ons in ieder geval inzicht kan bieden in wat er met de gronden van
het Rijk zelf kan gebeuren. Die actie moet er natuurlijk niet alleen maar komen van
de kant van de Minister. Ook veel van de partijen die net genoemd zijn, kunnen actie
ondernemen. Ook de bouw zelf kan innovatiever gaan werken. Daarom ben ik blij dat
de Minister heeft gezegd dat ze het EIB ook wil laten kijken naar innovatie. Dat is
ook belangrijk voor de lange termijn. Ik neem aan dat de Minister kan bevestigen dat
het echt een toezegging is en dat ze dat gaat vragen.
Er komt nog veel in oktober. Daar ben ik blij mee, want dan kunnen we het in het WGO
in november uitgebreid hebben over hoe we bijvoorbeeld de NHG-premie ook voor mensen
met lage inkomens meefinancierbaar krijgen. Dus ik kijk uit naar het WGO.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Samengevat vind ik dat dit kabinet te veel praat en te weinig
doet om de woningnood op te lossen. In eerste termijn heb ik vijf terreinen aangegeven
waarop er wat de PvdA betreft meer moet gebeuren. Die zal ik niet herhalen.
Ik kom nog wel op één punt terug: beleggers die de steden overnemen. De Minister vindt
dat te stellig gesteld. Maar goed, hoe je het stelt, maakt mij niet zo vreselijk veel
uit. Ik zie wel dat starters er moeilijk tussenkomen, dat de huizenprijzen ontzettend
stijgen en dat er heel veel beleggers zijn die, ondanks het woningwaarderingsstelsel,
huren vragen die volgens de wet niet zo hoog mogen zijn. Dat bij elkaar maakt dat
mensen óf heel veel betalen voor wonen óf helemaal niet aan een woning komen. Ik vind
dat echt een probleem waar we wat aan moeten doen. Ik zal daar ook de komende debatten
op blijven terugkomen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de Minister. Die gaat gelijk over tot de beantwoording.
Het woord is aan de Minister.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Dank nog voor de aanvullende opmerkingen van alle woordvoerders
in de tweede ronde.
Ik begin toch maar met de beleggers. Mevrouw Beckerman begon ermee en de heer Nijboer
eindigde ermee. Er zitten toch meerdere kanten aan deze kwestie. De ene kant is wat
ik net zei en wat ik u ook hoor zeggen, namelijk dat de rendementen van het investeren
in woningen hoger zijn dan de rendementen die op een andere manier kunnen worden gehaald,
dus dat betekent dat beleggers zijn ingestapt in de woningmarkt. Dat kan hele negatieve
effecten hebben, als het beleggers zijn die bijvoorbeeld excessieve huren gaan vragen.
Dan moet je dat daar aanvliegen, denk ik, want dat is wat we niet willen.
Wat we wel willen, is dat beleggers actief zijn in de woningmarkt. De beleggers brengen
namelijk ook het geld mee dat nodig is om het aanbod te vergroten. Een van de knelpunten
op de woningmarkt is een tekort aan aanbod, dus ik denk dat het wel verstandig is
om er rekening mee te houden dat het beleid dat je voert, ook in de gemeentes, institutionele
partijen niet wegjaagt. Ik zeg nog niet dat dat gebeurt, maar het is een risico dat
we niet willen lopen.
Het is een kwestie van het vinden van de goede balans: aan de ene kant de beleggers
mee laten financieren, zodat het aanbod groter wordt; aan de andere kant willen we
niet dat dit leidt tot excessieve huren en dan moeten we die ook aanpakken. Daar wordt
dus ook aan gewerkt.
Ik ben daar in zekere zin genuanceerd over, maar dat is om die reden. Als je er iets
aan wilt doen, bijvoorbeeld in de sfeer van de fiscaliteit, want er is net gesuggereerd
om te spreken over differentiatie in de overdrachtsbelasting, dan vind ik dat we dat
gesprek moeten voeren, maar dan ook graag met collega Snel, die het totaaloverzicht
heeft over de fiscaliteit; vandaar mijn verwijzing in eerste termijn.
De voorzitter:
Ik heb twee interrupties, een van mevrouw Beckerman en daarna van de heer Nijboer.
Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De Minister schetst een soort balans: aan de ene kant is het negatief dat de huren
omhooggaan en aan de andere kant komen er misschien meer woningen bij. Ik denk dat
mijn vragen, en misschien ook die van de heer Nijboer, juist gingen over het moment
dat er helemaal geen woningen bij komen, omdat ze niet investeren in nieuwbouw, maar
vooral heel veel woningen wegkopen waarnaar koopstarters nou juist op zoek zijn. Die
balans is wel volledig zoek. Dat betekent dat mensen niet kunnen kopen. Vervolgens
moeten ze een extreem hoge huur betalen in de vrije sector, want ze kunnen niet terecht
in de sociale huur. Daardoor kunnen ze weer minder sparen en maken ze minder kans
op een koopwoning. Ik wil toch wel graag wat meer antwoord op die cirkel.
Minister Ollongren:
Mevrouw Beckerman zoomt in op de situatie in bepaalde gemeenten in Nederland waar
er echt een groot tekort is; echte krapte op de woningmarkt en weinig aanbod. Dat
moeten we ons ook realiseren. Er is helemaal niet zo veel te koop in die steden. Ik
denk dat het juist daar ontzettend belangrijk is dat we de handen ineen hebben geslagen
om die excessen aan te pakken. We hebben gezegd: we moeten een aanpak hebben voor
huisjesmelkers. We moeten een actieplan hebben voor studentenhuisvesting. Daar wordt
het ook vaak voor opgekocht, om het vervolgens aan veel mensen te kunnen verhuren.
We hebben eergisteravond gesproken over de aanpak van de toeristische verhuur. Dat
was ook een gat waar sommigen in sprongen en dat zijn we nu met elkaar aan het dichtschroeien.
Dat zijn allemaal onderdelen van die gemeenschappelijke aanpak.
Mevrouw Beckerman sprak over gemeenten waar geen nieuwe woningen komen. Ik ken geen
gemeente in Nederland waar krapte is en waar geen nieuwe woningen komen – alleen,
het gaat niet snel genoeg om het tekort aan aanbod in één keer op te heffen. Dat kost
tijd. In de tussentijd moeten we verstandige dingen doen, de excessen tegengaan, het
aanbod vergroten en zorgen dat de financiering nog steeds wel beschikbaar blijft,
want die komt vaak wel van beleggers die die middelen hebben.
De voorzitter:
Er ligt nog een interruptie van de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Laat ik proberen om de Minister toch een beetje tegemoet te komen. Ik ben het zeker
met haar eens: voor pensioenfondsen die investeren in sociale huurwoningen, wil ik
de rode loper uitleggen en wil ik het leven niet moeilijk maken. Het gaat om beleggers
die heel veel huur willen vragen en starters wegdrukken. Daarvoor kan de overdrachtsbelasting,
die pensioenfondsen of andere institutionele beleggers helemaal niet betalen, best
een interessant instrument zijn. Als zij bereid is dat gesprek te voeren, in het bijzijn
van de Staatssecretaris van Financiën, die over de fiscaliteit gaat, dan zou ik dat
graag samen doen, want dat is echt een richting die kan helpen om dat evenwicht op
een heel natuurlijke manier te krijgen, zonder dat je dat helemaal verbiedt. Daar
zou ik op zichzelf ook wel oren naar hebben, maar ik snap dat de Minister dat niet
direct wil.
Minister Ollongren:
Wat ik probeer te schetsen, maar ik geloof niet dat de heer Nijboer het daarmee oneens
is, is dat alles met alles samenhangt. Het is best lastig om te zeggen: we doen iets
waardoor de institutionele beleggers, bijvoorbeeld de pensioenfondsen, niet worden
afgeschrikt en anderen wel. Zo eenvoudig zit de wereld niet in elkaar, al vindt mevrouw
Beckerman van wel. Ik denk echt dat dat niet zo is, dus daar moet een goede maatvoering
in zijn. Dit kabinet staat altijd open voor goede en vooral ook uitvoerbare ideeën,
dus daar zullen we het dan ongetwijfeld nog wel over hebben.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de beantwoording.
Minister Ollongren:
Voorzitter. De heer Ronnes vroeg hoe we het allemaal concreter kunnen maken, ook in
de rapportages. Ik wil inderdaad in de Woonagenda en de rapportages die ik naar de
Kamer stuur, zo concreet mogelijk zijn, dus ik zal in de voortgangsrapportage ingaan
op concrete resultaten en concrete knelpunten. Daar kunt u van op aan, want dat is
precies waar ik ook naar op zoek ben. De onderwerpen die ik net noemde, zou ik daar
ook graag in meenemen: de huisjesmelkers, de studentenhuisvesting, de toeristische
verhuur et cetera, dus echt de knelpunten op de woningmarkt in de breedte.
De heer Ronnes sprak ook over de heffingsvermindering. Dat is inderdaad een kwestie
van vormgeving. Als het specifiek gaat over senioren, dan weet ik dat we bij de uitwerking
goed moeten kijken of we het kunnen ophangen aan een definitie, een keurmerk, een
certificering of iets dergelijks, want dat is dan wel nodig. Dat moeten we nog zien
op te lossen. Als we het eens zouden zijn over de heffingsvermindering, is de wijze
waarop: volgens de oude formule van een verhoging die de heffingsvermindering financiert.
Dat zou kunnen bij het Belastingplan, zoals de heer Ronnes schetst. Daar kunnen we
naar kijken.
Dan ben ik bij de heer Koerhuis. Ik dacht dat ik al iets had gezegd over de uitvoering
van de motie-Koerhuis/Dik-Faber. Dat komt terug in de rapportage. Hij merkte op dat
er soms een tekort is aan plancapaciteit en hij vroeg of we kunnen kijken naar verruiming
van de rode en de groene contouren. Ik praat met de regio's over de plancapaciteit
en de programmering. Uit die gesprekken kan naar voren komen dat we ergens te veel
of te weinig zien en dan moet ik met de provincie, die daar in dit geval over gaat,
het gesprek aangaan of het toch anders zou moeten. Dat is misschien net iets anders
dan de suggestie van de heer Koerhuis, maar dat is de manier waarop ik dat graag wil
doen, in overleg met de betreffende regio's.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Koerhuis daarover een aanvullende vraag wil stellen.
De heer Koerhuis (VVD):
Ik zie in de praktijk vaak dat gemeentes graag willen bouwen en dat provincies knellen,
terwijl in onze optiek de provincies dat moeten faciliteren. Er ligt al een motie-Ronnes/Koerhuis
om te bekijken of gemeentes meer kunnen overprogrammeren en provincies dat ook gaan
faciliteren. We kunnen er ook naar kijken om de rol van de provincies een beetje te
veranderen; dat we kijken naar het verruimen van die woonafspraak en dat gemeentes ...
De voorzitter:
En de vraag?
De heer Koerhuis (VVD):
Of de Minister die rol van de provincies ten opzichte van de gemeentes tegen het licht
wil houden, om de gemeentes iets meer ruimte te geven, bijvoorbeeld als ze tegen die
contouren aan zitten, zodat ze makkelijker zelf kunnen zeggen: ja, we gaan bouwen.
Minister Ollongren:
Ik heb aan het begin van het debat gezegd, ook verwijzend naar de motie van de heer
Buma en anderen die daarover is aangenomen bij de Algemene Beschouwingen, dat het
soms vastloopt in het bestuurlijke gesprek tussen een gemeente en een provincie. Beide
hebben de bevoegdheid en zelfs ook de wettelijke taak om er iets van te vinden, alleen
soms komen ze er niet uit. Ik beschouw de motie als een aansporing om datgene te doen
wat ik toch al van plan was, namelijk om met de betrokkenen dat gesprek aan te gaan,
om te begrijpen waarom bepaalde stellingen zijn betrokken en om te kijken of je er
in gezamenlijkheid uit kunt komen. Dat zou soms ook kunnen zijn: het realiseren van
bepaalde ambities in gemeenten om meer woningen te bouwen dan wat de provincie initieel
in de plannen heeft voorzien. Dat is de route waarlangs ik het zou willen doen, want
als we het gaan doen via de bevoegdheden, of het terugnemen van bevoegdheden, dan
weten we dat het heel lang gaat duren en dat er intussen niet meer woningen worden
gerealiseerd. Vandaar dat dit mijn voorkeur heeft. Ik zie de motie die er ligt, en
ook eerdere moties van de heer Koerhuis en de heer Ronnes die zijn aangenomen, ook
als aansporing om dat heel actief te doen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister doorgaat met de beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik ben bij de heer Smeulders, die opriep tot actie; mouwen opstropen
en aan de slag. Wij zitten daar helemaal hetzelfde in. Over het rapporteren heb ik
zonet al iets gezegd. Ik wacht het VAO af over de voortrekkersrol van de woningbouwcorporaties.
Volgens mij zijn wij het niet oneens dat heel veel partijen hier ambitie zullen moeten
tonen; ook de woningbouwcorporaties, maar we zullen het alleen voor elkaar krijgen
als we het samen doen en een realistische planning kunnen hanteren.
Had ik er nou eentje overgeslagen van de heer Koerhuis? Ik denk het wel. Dat ging
over premies. Ik wil de Kamer informeren over beide premies; van het WEW, dus de NHG,
en het WSW, maar het vaststellen daarvan is wel hun taak. U hebt mijn toezegging;
ik zal u informeren, maar de bevoegdheid ligt daar.
De voorzitter:
Even verduidelijkend?
De heer Koerhuis (VVD):
Ik snap dat de bevoegdheid bij die twee stichtingen ligt. U zou die twee stichtingen
kunnen vragen om hun voorstel naar de Kamer te sturen voordat zij het zelf hebben
vastgesteld. Dat zouden we kunnen vragen aan WEW en WSW. Zou u dat willen doen?
Minister Ollongren:
Dat zou ik toch wel ingewikkeld vinden. Hierover zijn afspraken gemaakt. Wij hebben
dat mandaat aan hen gegeven. Ik zie geen aanleiding om daarin iets te veranderen.
Maar u hebt mijn toezegging dat ik u daarover zal informeren en u kunt daarover natuurlijk
een opvatting hebben. Daaraan staat niets in de weg.
De voorzitter:
Volgens mij was het antwoord helder en duidelijk. Waren we daarmee aan het eind van
de beantwoording gekomen of staat er nog wat open? Ik zag mevrouw Van Eijs nog even
kijken.
Minister Ollongren:
Ik ben één ding vergeten. Daar was de heer Ronnes op teruggekomen, dacht ik. Dat ging
over de flora en fauna en de archeologie. Ik kan in aanvulling op wat ik net zei,
melden dat we onder de Omgevingswet onderzoeken hoe je bepaalde afspraken die er al
zijn rond flora en fauna en archeologie, langer kunt inzetten zodat er niet iedere
keer nieuw onderzoek nodig is. Dat kan veel schelen in de procedure. Ik ben wel bereid
om te kijken wat er nu al mogelijk is, vooruitlopend op de Omgevingswet. Ik sta er
echt wel positief tegenover: geen onnodige vertraging. Binnen de reikwijdte van de
Crisis- en herstelwet kan al het een en ander, denk ik, maar we moeten het juridisch
netjes doen, dus zonder voorbij te gaan aan de waarde die we ook toekennen aan natuur
en historie. Maar ik denk dat er inderdaad wel mogelijkheden zijn voor snellere procedures.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij bijna aan het eind gekomen van het AO, maar ik zie de vinger
nog van mevrouw Van Eijs. Misschien is er iets blijven liggen. Mevrouw Van Eijs.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik had nog even ter verduidelijking gevraagd wat de Minister kan toezeggen over het
meenemen van innovatie in de rapportage van het EIB over arbeid en over de rijksvastgoedgronden.
Kan zij verduidelijken wat zij daar precies mee kan?
Minister Ollongren:
Over rijksvastgoed heb ik gezegd: dat neem ik mee. Dat zit in de portefeuille van
Staatssecretaris Knops, maar ik verwacht wel dat hij voor het eind van het jaar daarover
kan rapporteren. Ik heb ook gezegd dat we kijken of we voldoende aandacht geven aan
innovatie in de hele Bouwagenda, want die hebben we ook nog en daar is innovatie ook onderdeel van, of dat
het misschien meer zou moeten zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we alsnog bijna aan het eind gekomen van dit algemeen overleg.
Ik wil nog even een aantal toezeggingen noemen. Er is een VAO aangevraagd door de
heer Smeulders.
– Door de Minister is toegezegd dat er een halfjaarlijkse rapportage komt over de plancapaciteit
als het gaat om de Staat van de Volkshuisvesting en de Staat van de Woningbouw, met
de diverse knelpunten, dus dat is breed uitgelegd in de toelichting.
In het voorjaar van 2019 zal er info komen over de projecten waarbij het expertteam
heeft geholpen.
Ook zal er dan info komen over de premies van het WSW en de NHG. Dat volgt zo spoedig
mogelijk, dus dat gaat niet per 1 januari 2019, maar dat gaat al in oktober gebeuren,
met name over de NHG.
Er volgt een evaluatie van de Woningwet voor 1 januari 2019.
Verder stel ik vast dat we om 12.00 uur weer een procedurevergadering hebben, voor
degenen die dat nog niet goed in de agenda hebben staan. Dan zie ik u straks weer.
Ik dank u allen hartelijk voor uw inbreng en wens u verder een fijne dag toe.
Sluiting 11.34 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, griffier -
Mede ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.