Brief regering : Reactie op onderzoek herintroductie verzorgingshuizen
29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid
Nr. 158
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2025
In het regeerprogramma is afgesproken dat er een verkenning wordt uitgevoerd naar
de mogelijke terugkeer van verzorgingshuizen. Deze verkenning is mede ingegeven door
de forse toename van het aantal ouderen met dementie de komende jaren. Voor een deel
van deze groep is een plek in het verpleeghuis nog niet aan de orde, terwijl zij wel
een zorgafhankelijkheid hebben. Er zijn daarbij signalen uit het veld dat er een groep
mensen is die eigenlijk niet meer zelfstandig in hun huidige huis kan blijven wonen.
Een deel van deze mensen heeft de behoefte aan zorg en ondersteuning in de nabijheid,
en aan extra gezelschap en activiteiten. De afhankelijkheid van deze groep is vooral
het gevolg van een verlies aan regie. Het gaat daarbij grotendeels om alleenstaande
ouderen zonder sociaal netwerk. Bovendien is er behoefte aan een woonvorm voor mensen
die na een ziekenhuisopname niet meer naar huis kunnen en daardoor onnodig lang in
een ziekenhuisbed blijven liggen. Deze woonvormen met zekerheid van zorg en ondersteuning
direct in de nabijheid en toezicht in de nacht voor ouderen zonder Wlz-indicatie wordt
op dit moment in beperkte mate aangeboden.
PricewaterhouseCoopers (PwC) heeft in opdracht van de voormalig Minister van VWS het
onderzoek uitgevoerd naar de herintroductie van het verzorgingshuis. Dit onderzoek
gaat vooral over de vraag naar verzorgingshuizen en de budgettaire- en arbeidsmarktgevolgen.
In deze brief zal ik eerst ingaan op de resultaten van dit onderzoek en vervolgens
schets ik de vervolgstappen om te komen tot woonvormen voor eerdergenoemde kwetsbare
groep en tot verbetering van de zorg en ondersteuning voor deze mensen in bestaande
geclusterde woonvormen.
Onderzoek PwC naar de herintroductie van het verzorgingshuis
In het onderzoek hanteert PwC de volgende definitie van het verzorgingshuis: «Er is
sprake van een beschutte woonvorm waarin ouderen samen in een gebouw wonen («gezamenlijk
huis») met een inpandige ontmoetingsruimte en een gedeelde buitenruimte. De woonvorm
is zorggeschikt; dit betekent dat het gebouw en de woningen rolstoel toe- en doorgankelijk
zijn. Er is controle op de toegang tot het gebouw. Een vaste zorgaanbieder organiseert
de zorg en ondersteuning in het gebouw, en zorg en ondersteuning is op afroep beschikbaar.
Het verzorgingshuis biedt ouderen daarmee bescherming en veiligheid, maar nog geen
24-uurs toezicht en verpleegzorg in de nabijheid zoals in het verpleeghuis. Er is
voldoende schaal voor de zorgaanbieder om te kunnen werken vanuit een zorgpost in
het gebouw.» Daarbij heeft PwC het uitgangspunt gehanteerd dat mensen niet hoeven
te verhuizen wanneer de zorgvraag toeneemt.
PwC heeft berekend dat in 2029 6.761 ouderen zouden willen verhuizen naar een onzelfstandige
kamer (scenario 1) en 20.237 ouderen naar een zelfstandig appartement (scenario 2).
Bij de budgettaire gevolgen van het verzorgingshuis is PwC ervan uitgegaan dat deze
groep mensen extra zorg en ondersteuning krijgen ten opzichte van de situatie dat
ze thuis blijven wonen. Omdat mensen niet hoeven te verhuizen zal op termijn ca. een
kwart van de bewoners in aanmerking komen voor Wlz-zorg en een ZZP 4 of hoger kunnen
hebben. Ook voor de mensen met zorgpakket VV4 wordt verondersteld dat ze in de woonvorm
meer zorg- en ondersteuning zouden krijgen dan als ze zelfstandig thuis wonen. Tegelijkertijd
wordt verondersteld dat er besparingen zijn op de kosten aan ziekenhuiszorg en geriatrische
revalidatiezorg, bijvoorbeeld omdat mensen beter in de gaten worden gehouden en mensen
minder vallen. Per saldo zijn de extra kosten aan zorg en ondersteuning in 2040 160,3 mln
euro als uitgegaan wordt van een scenario van onzelfstandige kamers en 535,7 mln euro
als uitgegaan van een scenario van zelfstandige appartementen. De bouw van extra zorggeschikte
woningen leidt (cumulatief) tot een onrendabele top in 2040 van 197,1 mln euro in
scenario 1 en 846,7 mln euro in scenario 2.
PwC heeft verder berekend dat de extra zorg en ondersteuning de inzet vraagt van 2.799
medewerkers in scenario 1 en 6.345 medewerkers in scenario 2 in 2034.
Zorg en ondersteuning in moderne verzorgingshuizen
Mijn doel is een oplossing te vinden voor het nu ervaren gat tussen zorg en ondersteuning
thuis en het verpleeghuis. Een gezellige woonomgeving voorkomt eenzaamheid en met
extra zorg en ondersteuning kunnen ouderen beter participeren. Hiermee kan ook het
ziekteverloop van ouderen beter in de gaten worden gehouden dan in de thuissituatie,
als de wijkverpleging alleen op verschillende momenten gedurende de dag langs komt.
Daarbij is een positief gevolg van een verhuizing naar een passende woonvorm dat meer
mensen doorstromen op de woningmarkt, wat weer zorgt voor meer vrijkomende woningen
(o.a. voor gezinnen en uiteindelijk starters). We verkennen, aan de hand van dit rapport,
of op termijn hiervoor moderne verzorgingshuizen mogelijk zijn.
Het kabinet zet erop in dat meer kwetsbare ouderen in een beschutte omgeving kunnen
wonen, waar ouderen met beginnend regieverlies zich veilig kunnen voelen, een levende
gemeenschap is, en zorg op afroep beschikbaar is. De ouderen in het PWC onderzoek
en in het onderzoek van de ANBO-PCOB1 hebben een duidelijke voorkeur voor een zelfstandig appartement (scenario 2) en niet
voor onzelfstandige woningen in de vorm van kamers. Dit sluit ook aan bij het advies
van de Raad van Ouderen (RVO) om te komen tot meer ouderenhuisvesting voor deze kwetsbare
doelgroep.2 De Raad van Ouderen geeft aan dat voor de huidige ouderen het behoud van zelfstandigheid
zwaar weegt. Een eigen appartement met voldoende privacy blijkt noodzakelijk volgens
de RVO. Directe beschikbaarheid van zorg, welzijn en voorzieningen op maat is van
groot belang om de benodigde veiligheid en geborgenheid te bieden. Aantrekkelijke
ruimtes voor ontmoeting en gemeenschappelijk gebruik bevorderen de samenredzaamheid
tussen bewoners en de samenwerking met mantelzorgers en vrijwilligers. Dit betekent
ook dat de behoeften van de huidige generatie ouderen niet overeen komen met het verzorgingshuis
zoals dat vroeger was.
Samen met het veld wil ik het komende half jaar onderzoeken hoe de zorg en ondersteuning
voor deze groep eruit zou kunnen zien, rekening houdend met de afspraken die zijn
gemaakt in het HLO en AZWA, de wensen van ouderen en de beschikbaarheid van personeel.
Ik verwacht dat ik u begin 2026 meer duidelijkheid kan geven over de resultaten van
deze verkenning. Ten opzichte van de berekening in het PwC-rapport ben ik van mening
dat we niet dezelfde pakketten zorg en ondersteuning nodig hebben zoals we die vroeger
in het verzorgingshuis hadden. Ik vind het belangrijk om de zorg- en ondersteuning
in het eventuele moderne verzorgingshuis te laten aansluiten bij de afspraken die
zijn gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO) en het Aanvullende zorg en
welzijnsakkoord (AZWA). Dat wil zeggen, dat we niet meteen alle zorg en ondersteuning
over nemen, maar meer uitgaan van wat ouderen en hun omgeving nog zelf kunnen. Dit
sluit ook aan bij de afspraken over reablement zoals opgenomen in het HLO. Hiermee
ga ik ook op zoek naar een invulling van de zorg en ondersteuning die relatief minder
arbeidskrachten vraagt. Of een invulling die minder uitgaat van de inzet van verzorgenden,
waar juist het grootste tekort op de arbeidsmarkt is, en meer van opbouw- op welzijnswerkers.
Bij dit onderzoek zal ook bekeken worden in hoeverre de bewoners en de buurt betrokken
kunnen worden bij de gemeenschapsvorming in het verzorgingshuis en zal gebruik worden
gemaakt van de ervaringen opgedaan bij de zorg en ondersteuning van kwetsbare mensen
in geclusterde woonvormen, zoals bij de Thuis Plus flats en Liv Inn. Ook bekijk ik
samen met het veld op welke wijze de toegang tot deze zorg en ondersteuning het beste
zou kunnen worden geregeld en gefinancierd.
Het vorige kabinet heeft afspraken gemaakt over het realiseren van 290.000 woningen
geschikt voor ouderen tot en met 2030, waaronder geclusterde (zorggeschikte) woningen.
Uitgaande van scenario 2 uit het rapport van PwC is er een behoefte van ca. 20.000
extra zelfstandige zorggeschikte woningen tot en met 2030. Qua bouweisen is de woonvorm
niet verschillend van een geclusterde zorggeschikte woning. Het rapport veronderstelt
dat er een verschuiving binnen de huidige opgave van 290.000 woningen van nultredenwoningen
en geclusterd naar zorggeschikt kan plaatsvinden. Samen met de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening verken ik met het veld de mogelijkheid om de bouw van meer
zorggeschikte woningen binnen de woningbouwopgave te stimuleren en te versnellen.
Ook zal ik samen met het veld kijken naar de mogelijkheden in de bestaande bouw.
Een belangrijk element in het fijn wonen voor kwetsbare mensen is dat er gemeenschappen
zijn in de woonvormen, waarbij er activiteiten worden georganiseerd, waar er voldoende
aanspraak is als je naar de ontmoetingsruimte gaat of waar er gezamenlijk wordt gekookt
en gegeten. De buurt kan daarbij worden betrokken, ter ondersteuning van het ontstaan
van zorgzame buurten. Een levende gemeenschap zorgt er ook voor dat er een lagere
zorg- en ondersteuningsvraag is, zeker als bewoners kunnen worden gestimuleerd hier
ook een rol in te kunnen spelen. De reuring in deze gemeenschap komt in de praktijk
over het algemeen niet vanzelf tot stand. Professionele ondersteuning voor 1 à 2 dagen
in de week kan net dat extra zetje geven. Veel initiatieven worstelen met de financiering
van de exploitatie van de ontmoetingsruimte. Samen met het veld wil ik onderzoeken
op welke wijze ik zorgzame gemeenschappen het beste kan stimuleren. Hiermee geef ik
tevens invulling aan de gewijzigde motie Kröger om in de visie op ouderenzorg zorgzame
buurten mee te nemen als alternatief voor verpleegplekken.3
Tot slot. De komende maanden ga ik in gesprek met het veld over de mogelijke invulling
van de extra zorg en ondersteuning, de stimulering van de bouwopgave en de ontwikkeling
van zorgzame gemeenschappen. In totaal zijn hiervoor middelen beschikbaar oplopend
tot 470 mln euro vanaf 2030 vanuit de reservering op de aanvullende post die het kabinet
in het Regeerakkoord heeft afgesproken voor de kwaliteit van de ouderenzorg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
N.J.F. Pouw-Verweij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport