Brief regering : Vervolg vonnis inzake voorlopige voorzieningen transparantie- en controleverplichtingen Akkoord op Hoofdlijnen
33 529 Gaswinning
Nr. 1318
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE
ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2025
Op 6 maart 2025 is de Kamer geïnformeerd over de uitspraak van 20 februari 2025 in
een voorlopige voorziening over transparantie- en controleverplichtingen in de arbitrage
tussen de staat en de twee aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) (Shell en ExxonMobil) over de afbouw en beëindiging van de gaswinning uit Groningen.1 Het scheidsgerecht heeft in het vonnis de staat de mogelijkheid geboden om te verzoeken
om aanpassing van de voorlopige voorzieningen indien bepaalde aannames van het scheidsgerecht
niet juist bleken te zijn en data als gevolg daarvan niet aan NAM verstrekt zou kunnen
worden. De staat heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Op 2 juni 2025 heeft het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) het vonnis (gedateerd
30 mei 2025) met de partijen gedeeld. In het vonnis heeft het scheidsgerecht op de
verzoeken tot aanpassing beslist. Hierna worden de belangrijkste overwegingen van
het scheidsgerecht besproken. Het volledige vonnis is, conform de afspraken uit het
Akkoord op Hoofdlijnen met betrekking tot de openbaarmaking van vonnissen, bij deze
brief bijgevoegd.
Aanpassingen van het vonnis
i. Fysieke schade: Eerder behandelde schade
Het scheidsgerecht heeft in het vonnis van 20 februari 2025 de staat geboden per afzonderlijk
pand waarvoor een schadevergoeding is toegekend informatie te verstrekken over het
aantal schades dat eerder door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG)
of Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is afgehandeld. Het IMG heeft wel per
pand geadministreerd hoeveel eerder afgehandelde schades daar zijn aangetroffen, maar
kan niet aangeven door welke instantie (NAM/CVW/TCMG/IMG) deze schades eerder zijn
behandeld. De staat heeft daarom het verzoek gedaan tot aanpassing van de getroffen
voorlopige voorziening, zodat hij slechts wordt opgedragen om per afzonderlijk pand
de eerder behandelde schades in beeld te brengen zonder dat daarbij behoeft te worden
aangegeven door welke instantie de betreffende schades eerder zijn behandeld. Het
scheidsgerecht heeft dit verzoek toegewezen en het vonnis van 20 februari 2025 op
dit punt aangepast.
ii. Fysieke schade: Zettingsschade
Het scheidsgerecht heeft de staat in het vonnis van 20 februari 2025 geboden om per
afzonderlijk pand waarvoor schadevergoeding is toegekend informatie te verstrekken
over het bedrag aan vergoeding van zettingsschade dat in die vergoeding is begrepen,
althans – voor zover die informatie niet beschikbaar is – of de schadevergoeding (mede)
vergoeding van zettingsschade omvat. De staat heeft verzocht om aanpassing van deze
voorziening, omdat geen informatie beschikbaar is (te maken) over het bedrag aan zettingsschade
dat is vergoed en tot 1 juli 2021 ook geen informatie beschikbaar is over de vraag
of een schadevergoeding (mede) vergoeding van zettingsschade bevat. Sinds 1 juli 2021
is wel geregistreerd of kon worden vastgesteld dat een schade waarvoor een vergoeding
is toegekend zettingsschade is. Het scheidsgerecht heeft de voorlopige voorziening
zo aangepast dat de staat wordt geboden om vanaf 1 juli 2021 op basis van de beschikbare
informatie aan te geven of is geregistreerd dat de schadevergoeding (mede) een vergoeding
van zettingsschade omvat. Het scheidsgerecht heeft wel geoordeeld dat de staat vanaf
1 juli 2025 nadere gegevens over het bedrag aan vergoeding van zettingsschades moet
verstrekken. Het is nog niet zeker of en op welke manier deze informatie kan worden
geleverd. Er wordt onderzocht hoe hiermee kan worden omgegaan.
iii. Waardedaling: WOZ-waarde 1 januari voorafgaande aan het heffingsjaar
Het scheidsgerecht heeft de staat in het vonnis van 20 februari 2025 geboden om per
postcode 4-gebied de gemiddelde WOZ-waarde van de onverkochte woningen waarvoor een
waardedalingsvergoeding is toegekend te verstrekken op 1 januari van het jaar voorafgaand
van het heffingsjaar. Omdat het IMG niet over al deze informatie beschikt, heeft de
staat het scheidsgerecht verzocht om het verzoek zo aan te passen dat alleen de informatie
over de WOZ-waarde hoeft te worden verstrekt die het IMG ook daadwerkelijk heeft.
Het scheidsgerecht heeft dit verzoek toegewezen en het vonnis op dit punt aangepast.
iv. Waardedaling: leveringsdata verkochte woningen
Het scheidsgerecht heeft in het vonnis van 20 februari 2025 geoordeeld dat de staat
per verkochte woning waarvoor een waardedalingsvergoeding is toegekend geanonimiseerd
onder meer de leveringsdatum diende te verstrekken. Deze informatie zou rechtstreeks
herleidbaar zijn naar (oud)bewoners. Om dit risico te mitigeren heeft de staat verzocht
om per woning slechts opgave te hoeven doen van het half jaar waarin de betreffende
woning is geleverd. Het scheidsgerecht heeft naar aanleiding van dit verzoek de voorlopige
voorziening gewijzigd om aan de bezwaren van de staat tegemoet te komen, en de staat
geboden per verkochte woning waarvoor een waardedalingsvergoeding is toegekend opgave
te doen van het kwartaal waarin de betreffende woning is geleverd.
Tot slot
De informatie die de staat op grond van het vonnis van 20 februari 2025 moest delen
met Shell en ExxonMobil over de reeds opgelegde heffingen is in de week van 23 mei
jl. met NAM gedeeld. De staat heeft daarbij gehandeld in lijn met de door hem gedane
verzoeken tot aanpassing van het vonnis. Naar aanleiding van het vonnis van 2 juni
2025, hoeft de staat alleen nog informatie aan te leveren ten aanzien van de leveringsperiode
van de verkochte woningen waarvoor een waardedalingsvergoeding is toegekend. Hier
heeft het scheidsgerecht een maand de tijd voor gegeven.
Over verdere ontwikkelingen in deze en andere arbitrageprocedures zal het kabinet
de Kamer zoveel mogelijk nader informeren met inachtneming van de vertrouwelijkheid
conform het NAI reglement en de procespositie van de staat. Te allen tijde kan de
Kamer nader vertrouwelijk geïnformeerd worden in een technische briefing.
Tot slot benadrukt het kabinet nogmaals dat het vonnis van 30 mei 2025 (dat strekt
tot aanpassing van het vonnis van 20 februari 2025) geen effect heeft op de schadeafhandeling
en/of versterkingsoperatie. Het kabinet blijft zich inzetten voor gedupeerden met
mijnbouwschade als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld ongeacht de juridische
procedures met Shell, ExxonMobil en NAM.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
De Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties