Brief regering : Inzet op het borgen en versterken van de vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1202
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Wereldwijd staat de academische vrijheid onder druk. En daarmee staat de wetenschap
onder druk. Ik citeer het regeerprogramma: «De wetenschap is een belangrijke pilaar
van onze democratische rechtsstaat. De wetenschap voedt de samenleving, de politiek
en de overheid zodat de juiste besluiten genomen kunnen worden. Het kabinet blijft
zich er daarom voor inzetten dat wetenschappers onafhankelijk en onpartijdig onderzoek
kunnen verrichten en houdt de academische vrijheid hoog in het vaandel.»1 Goed functionerende, onafhankelijke kennisinstellingen zijn een fundament voor een
goed geïnformeerde en weerbare democratische, rechtsstatelijke samenleving. Dat moeten
we koesteren.
Uw Kamer heeft vorige week, op 22 mei jl. een gesprek gevoerd met experts over academische
vrijheid. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 23 mei jl. is tevens gebleken
dat mijn Europese collega’s mijn zorgen delen. Gezamenlijk willen we op Europees niveau
academische vrijheid, veiligheid van wetenschappers en vertrouwen in de wetenschap
versterken.
Hierbij deel ik u mijn visie op deze onderwerpen. Graag had ik u deze brief eerder
gestuurd, zodat u ruim voor het debat van 3 juni hier kennis van had kunnen nemen.
Echter, ik wilde u deze brief sturen na ontvangst van drie rapporten over academische
vrijheid vanuit de Koninklijke Akademie van de Nederlandse Wetenschap (KNAW), de rectoren
van de Nederlandse universiteiten en de Nederlandse UNESCO Commissie.2
Uit deze rapporten destilleer ik dat er drie dingen nodig zijn om de kabinetsambitie
op onafhankelijke en onpartijdig onderzoek te realiseren: inzet op
– academische vrijheid;
– veiligheid van onderzoekers; en
– het borgen van vertrouwen in de wetenschap.
Deze drie kernwaarden zijn met elkaar verbonden. Vrij onderzoek kan alleen plaatsvinden
als onderzoekers in veiligheid hun werk kunnen doen. Daarvoor is de wetenschap afhankelijk
van betrokkenheid en draagvlak vanuit de samenleving, oftewel: vertrouwen. Ik licht
de drie onderdelen hieronder toe.
Ontwikkelingen rondom academische vrijheid
Als uitgangspunt voor het begrip «academische vrijheid» gebruik ik de breed geaccepteerde
definitie van de KNAW: «het beginsel dat medewerkers aan wetenschappelijke instellingen
in vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten
kunnen brengen en onderwijs kunnen geven.»3 Academische vrijheid is verbonden met de functie van een onderzoeker en adequate
beoefening van de wetenschap. Een onderzoeker heeft altijd recht op de vrijheid van
meningsuiting, maar kan alleen binnen zijn functie als onderzoeker een beroep doen
op academische vrijheid. Daarbij wil ik opmerken dat academische vrijheid niet onbegrensd
is. Het kan worden begrensd door de uitgangspunten zoals wetenschappelijke integriteit,
wettelijke kaders en veiligheid.4
Academische vrijheid heeft betrekking op individuele onderzoekers. Institutionele
autonomie houdt in dat instellingen op alle organisatielagen, inclusief college van
bestuur, het recht (en de plicht) hebben om de principes van academische vrijheid
te behouden en te bevorderen.5 Institutionele autonomie is medebepalend voor de manier waarop individuele onderzoekers
aan wetenschappelijke instellingen kunnen opereren.6
Wettelijke verankering van academische vrijheid
Omdat academische vrijheid zo belangrijk is, is academische vrijheid in Nederland
wettelijk verankerd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW)7: «Aan de instellingen voor hoger onderwijs en aan de academische ziekenhuizen wordt
de academische vrijheid in acht genomen.» Ook verschillende internationale en Europese
verdragen8 refereren aan het recht op wetenschap en academische vrijheid. Op dit moment wordt
gewerkt aan een verordening voor de Europese onderzoeksruimte (de zogenoemde European
Research and Innovation Area Act)9 waarin ik mij samen met Europese collega’s inzet om academische vrijheid beter te
verankeren in EU-wetgeving. De rectoren en de KNAW stellen de vraag of de huidige
wettelijke verankering voldoende is. Ik vind het belangrijk om dit grondig te onderzoeken10 en zal de KNAW vragen om een advies hierover.
Academische vrijheid en de inrichting van wetenschapsfinanciering en onderwijs
In haar rapport roept de KNAW de overheid op om voldoende ruimte te realiseren voor
ongebonden onderzoek en de taalkeuze van onderwijs bij de instellingen te laten. Ik
vind het belangrijk dat de overheid terughoudend is als het gaat om directe sturing
op onderzoek en kennisoverdracht in lijn met de grondwettelijke vrijheid van inrichting
van onderwijs en onderzoek.
Daarnaast stelt de KNAW dat de voorgestelde maatregelen in de Wet internationalisering
in balans (WIB) een bedreiging vormen voor de institutionele autonomie en de academische
vrijheid. Het rapport stelt: als de Minister voortaan zou bepalen of een opleiding
onderwijs in een andere taal dan het Nederlands mag verzorgen, krijgt de overheid
directe zeggenschap over het curriculum en de eindtermen van opleidingen. De WIB grijpt
nadrukkelijk niet in op de inhoud van onderwijs of onderzoek, daar gaan instelling
en opleiding zelf over. Academische vrijheid betekent tegelijkertijd niet dat de overheid
keuzes geen kan maken met betrekking tot de doelmatigheid (financiering) en toegankelijkheid
van het bekostigde onderwijs. Voor de zomer informeer ik uw Kamer over de verdere
uitwerking van het wetsvoorstel en hoe ik daarbij invulling geef aan de aangenomen
moties van het lid Krul respectievelijk het lid Soepboer11 over het schrappen van de taaltoets voor het bestaand aanbod en over afspraken met
universiteiten en hogescholen over het verder terugdringen van verengelsing.
Academische vrijheid in het kader van kennisveiligheid
De KNAW benoemt een spanningsveld tussen veiligheid en vrijheid bij internationale
wetenschappelijke samenwerking in het kader van kennisveiligheid. Internationale samenwerking
is cruciaal om nieuwe kennis op te doen.12 Academische vrijheid en veiligheid in het samenwerken met internationale partners
kunnen in sommige gevallen op gespannen voet staan met elkaar. Het hoort ook bij de
verantwoordelijkheid van kennisinstellingen dat van veiligheidsrisico’s bij internationale
samenwerking proactief rekenschap wordt gegeven. Zeker omdat we weten dat deze risico’s
er zijn.
De eerdere sectorbeelden kennisveiligheid laten zien dat kennisinstellingen hierin
serieuze stappen zetten. Tegelijkertijd begrijp ik de zorg van de KNAW13 betreffende de Wet screening kennisveiligheid. Daarbij gaat het om het vinden van
een balans tussen open wetenschap en het tegengaan van grote veiligheidsrisico’s.
Dat is en blijft een spanningsveld. Ik zet daarom in op een scherpe risicogerichte
screening. Dit betekent dat de screeningsplicht alleen gaat gelden daar waar de risico’s
voor de nationale veiligheid het grootst zijn. De overheid gaat niet alle studenten
op alle vakgebieden systematisch screenen.14 Kennisinstellingen hebben en behouden in de basis de vrijheid om samen te werken
met wetenschappers en studenten van over de hele wereld. In het wervingsproces wordt
alleen een extra stap gezet. «Ja, tenzij» is hierbij het uitgangspunt om uit te gaan
van vrijheid totdat tot te grote veiligheidsrisico’s leidt.
Daarnaast acht ik het van groot belang dat bij kennisinstellingen bewustwording en
kennis is over het tegengaan van ongewenste inmenging door statelijke actoren bij
onderzoekers die al werkzaam zijn in Nederland. Daarom heb ik het Loket Kennisveiligheid
verzocht om de instellingen via de learning community actief te informeren over de risico’s en ga ik dit onderwerp verder uitdiepen in
de Nationale Leidraad. Ook blijf ik hierover met de instellingen in gesprek. Ik sluit
daarbij zoveel mogelijk aan bij de actielijnen van de kabinetsbrede aanpak ongewenste
buitenlandse inmenging.
Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de voortgang op een aantal moties en toezeggingen
op het gebied van kennisveiligheid.
Ethische grenzen bij internationale samenwerking
De KNAW, de rectoren en UNESCO halen in hun rapporten ook ethische grenzen bij samenwerkingsverbanden
tussen onderzoeksinstellingen aan. In het afgelopen anderhalf jaar hebben er veel
protesten plaatsgevonden op campussen van instellingen, waarvan sommige ontaardden
in bezettingen en onveilige situaties.15 Laat ik vooropstellen: geweld, intimidaties, racisme, discriminatie, en vernieling
zijn onacceptabel. Dat gaat ten koste van iedereen; van de studenten die willen studeren,
debatteren of vredig willen demonstreren, van docenten die onderwijs willen geven
en van wetenschappers die met hun onderzoek bezig zijn. Dit terwijl universiteiten
en hogescholen juist plekken moeten zijn van dialoog.16 De demonstranten vragen aandacht voor internationale wetenschappelijke samenwerkingen;
hier kunnen ethische dilemma’s een rol spelen.
De keuze om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten, ligt binnen de
institutionele autonomie van een instelling. Het is niet aan instelling om op voorhand
samenwerkingen met gehele landen uit te sluiten; dat is aan het kabinet. Mijn ambtsvoorganger
heeft in mei 2024 een aantal uitgangspunten meegegeven voor instellingen om mee te
nemen in hun besluitvorming.17 Deze uitgangspunten worden gehanteerd door de instellingen. Ik verwacht bovendien
dat hierbij steeds het rechtstatelijke principe van hoor en wederhoor wordt toegepast.
Daarnaast wordt in lijn met de motie Rooderkerk en Paternotte (beiden D66)18 gezamenlijk vanuit mijn ministerie en de kennisinstellingen gewerkt aan een set uniforme
criteria voor het afwegen van (ethische) risico’s bij internationale samenwerkingen.
Voor de zomer zal ik uw Kamer over die criteria informeren.
Zorgen om academische vrijheid in de Verenigde Staten
De KNAW, de rectoren en UNESCO spreken hun zorgen uit over het huidige wetenschapsbeleid
van de Verenigde Staten. De vragenlijsten die diverse Amerikaanse financiers hebben
verstuurd,19 hebben begrijpelijkerwijs tot onrust binnen de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap
geleid. Het Eerste Kamerlid Roovers (GL-PvdA) heeft haar zorgen hierover ook geuit
tijdens het begrotingsdebat van 5 april jl.20 In algemene zin geldt dat elke onderzoeksfinancier de rechtmatigheid, doelmatigheid
en doeltreffendheid van de bestede middelen mag controleren. Daarbij is het zo dat
het stellen van vragen niet mag leiden tot beperkingen in de academische vrijheid
of tot schendingen van wetenschappelijke integriteit. Ik heb van de Universiteiten
van Nederland (UNL) geen signalen ontvangen dat de beantwoording van de vragen (of
het instellingsbesluit om deze vragen niet te beantwoorden) heeft geleid tot verandering
in de voorwaarden van financiering voor Nederlandse instellingen. Dit neemt niet weg
dat ik bezorgd ben over het huidige beleid dat de Verenigde Staten voert als het gaat
om federale financiering van onderzoek en de gevolgen die het heeft voor Nederland.
Ik blijf in nauw contact staan met de UNL, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO) en de KNAW om deze situatie te blijven monitoren.
Rollen en verantwoordelijkheden
Als laatste wil ik inzoomen op de verantwoordelijkheid van individuele onderzoekers
met betrekking tot het uitoefenen van hun recht op academische vrijheid; dit doen
zij binnen de kaders van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit
(NGWI) en de sectorale regeling nevenwerkzaamheden. De KNAW stelt dat onderzoekers
bij deelname in het publieke debat zelf de verantwoordelijkheid hebben om hun meningen
als onderzoeker en als burger uit elkaar te houden en de aard van hun inbreng zorgvuldig
te duiden.21 Onderzoekers en andere medewerkers van onderwijsinstellingen hebben dus een eigen
verantwoordelijkheid om ook bij bijeenkomsten met een activistische aard een onderscheid
te maken wanneer zij een beroep doen op hun academische vrijheid en wanneer zij spreken
vanuit hun rechtmatige vrijheid van meningsuiting. Ik prijs maatschappelijke betrokkenheid
onder wetenschappers. Daarbij vind ik dat er ruimte moet zijn voor alle wetenschappers,
ongeacht de politieke implicaties van hun bevindingen. Instellingen hebben een rol
hun wetenschappers hierin te beschermen, waarbij academische vrijheid en de werkgever-werknemer
relatie beide steeds in het oog worden gehouden. Ik erken ook de zorgen die er zijn
geweest naar aanleiding van de protesten over de verantwoordelijkheden die een individuele
onderzoeker en een instelling precies heeft in het duiden hiervan. Daarom zal ik de
KNAW vragen om advies over het onderscheid tussen academische vrijheid en vrijheid
van meningsuiting bij activisme vanuit de wetenschap.
De colleges van bestuur hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun
medewerkers vrij en onafhankelijk hun werk kunnen doen. De rectoren van de universiteiten
hebben in hun recente verklaring aangegeven dat zij het komende jaar gezamenlijk de
verantwoordelijkheid zullen nemen om een nationale dialoog over vrijheid en verantwoordelijkheid
te organiseren. Dit vind ik een krachtig initiatief, passend bij hun rol en verantwoordelijkheden.
In navolging van de motie van het lid Eerdmans22 wil ik universiteiten en hogescholen vragen het komende jaar ook te gebruiken om
hun beleid op academische vrijheid per instelling op één plek overzichtelijk te communiceren.
Tot slot de rol van de financier. Hier ga ik hier graag nog in op de toezegging dat
ik met NWO zal bespreken of het mechanisme van Open Mind ook in andere vakgebieden
zou kunnen werken en wat dat zou kunnen betekenen voor de manier waarop de onderzoeksbeoordeling
is ingericht.23 Uit mijn gesprekken met NWO blijkt dat Open Mind een specifiek financieringsinstrument
is voor vernieuwende en out-of-the-box onderzoeksideeën binnen het NWO-domein Toegepaste
en Technische Wetenschappen. De andere drie wetenschapsdomeinen binnen NWO kennen
een soortgelijk instrument met vergelijkbare doelstellingen.24
Borging van de veiligheid van wetenschappers van externe bedreigingen
Veiligheid van wetenschappers is een randvoorwaarde voor academische vrijheid en vooruitgang.
De laatste jaren laten een alarmerende toename zien van het aantal bedreigingen voor
wetenschappers wereldwijd, zowel online als offline.25 De academische vrijheid wordt bedreigd wanneer wetenschappers niet langer vrij zijn
om hun onderzoek uit te voeren of hun boodschap te communiceren in het publieke debat.
Versterking van het WetenschapVeilig platform
WetenschapVeilig is in 2022 opgericht als landelijk platform en expertisecentrum voor
de aanpak van haat, bedreiging en intimidatie richting wetenschappers. Het platform
ondersteunt wetenschappers in het vinden van de juiste hulp. De initiële inzet van
WetenschapVeilig als meldpunt en coördinatieplatform was essentieel in een periode
waarin een gezamenlijke basis bij universiteiten ontbrak. Die basis is nu gelegd.
Nu verschuift de behoefte richting kennisdeling, standaardisering van aanpakken, leiderschapsontwikkeling
en continue monitoring. In overleg met UNL, NWO en KNAW, NEWS en UNESCO zal ik tot
een nieuwe aanpak komen voor de structurele continuering van dit programma na de afloop
van de subsidie in 2026, waarbij het van belang is dat de universiteiten in hun hoedanigheid
als werkgever in de positie worden gebracht om dit programma verder tot uitvoering
te brengen. Ik zal in 2026 uw Kamer een plan van aanpak toesturen.
Bouwen aan een breed maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap
Bij breed maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap hanteer ik de definitie van
het Rathenau Instituut: «vertrouwen in de wetenschap gaat over het vertrouwen van
de wetenschap als institutie, vertrouwen in wetenschappelijke instellingen, de wetenschappelijke
methode, de wetenschappers en vertrouwen in verschillende onderzoeksdomeinen». 26 Wetenschap voedt de samenleving, de politiek en de overheid. Daarvoor is de wetenschap
afhankelijk van betrokkenheid en draagvlak vanuit de samenleving. Onderzoeken wijzen
uit dat er gemiddeld genomen een groot vertrouwen is in de wetenschap. Tegelijkertijd
stelt UNESCO dat het vertrouwen in de wetenschap ondermijnd wordt door politieke framing.
Met internet als bron van – ongelijksoortige, ongewogen en onvolledige – wetenschappelijke
informatie worden wetenschappelijke bevindingen vaker bekritiseerd of als «ook maar
een mening» weggezet.
Zoals gesteld in de stukken van de KNAW, de rectoren en UNESCO kunnen universiteiten
en onderzoekers kunnen een belangrijke bijdrage vervullen in het vertrouwen in de
wetenschap, bijvoorbeeld door transparant te zijn over de wijze waarop zij wetenschap
bedrijven. Vanuit mijn rol als Minister zie ik het als mijn verantwoordelijk om het
vertrouwen in de wetenschap verder te vergroten door:
– onderzoek te stimuleren naar het vakgebied van maatschappelijk vertrouwen;
– structurele verbindingen tussen wetenschap en samenleving te stimuleren;
– aandacht te vragen voor het gebruik van wetenschap bij beleidsontwikkeling.
Tweerichtingsverkeer tussen wetenschap en haar omgeving is cruciaal. Bij grote maatschappelijke
vraagstukken, zoals gezondheidszorg, heeft de wetenschap de samenleving nodig en vice
versa.
Onderzoek naar het vertrouwen in de wetenschap
Het Rathenau Instituut zal binnenkort een update publiceren van hun driejaarlijkse
enquête over vertrouwen in de wetenschap. Ik zal de bevindingen meenemen in mijn beleid.
Daarnaast wil ik het onderzoeksveld en de samenleving stimuleren om met elkaar in
dialoog te gaan over hun wederzijdse verwachtingen ten aanzien van de rol van onderzoek(ers)
in onze democratische samenleving. Hiervoor zal NWO in opdracht van OCW komend jaar
een Nationale Wetenschapsagenda-call openzetten.
Structurele verbinden tussen wetenschap en samenleving
Wetenschapscommunicatie is een belangrijke manier om wetenschap en samenleving te
verbinden. In 2024 is daarom NEWS van start gegaan. Ik kan – conform de toezegging
aan uw Kamer27 – melden dat NEWS een breed scala aan activiteiten heeft georganiseerd. Doelgroepen
varieerden van onderzoekers van kleine organisaties tot onderzoekers die verbonden
zijn aan grote evenementen zoals Lowlands Science en Weekend van de Wetenschap. Daarbij
sloten ook vertegenwoordigers van onder andere de mbo-raad en bibliotheken aan. De
komende jaren zal NEWS zich verder inzetten om deze fundamentele verbindingen te intensiveren,
een maatschappelijke impactraad te installeren en werkzaamheden te verrichten voor
het tegengaan van des- en misinformatie. Dit sluit aan bij de brede aanpak van desinformatie
van dit kabinet.
Aandacht voor de inzet van wetenschap bij beleidsontwikkeling
Een overheid dient zo mogelijk zelf ook besluiten te nemen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke
informatie en bewijs. Dit versterkt het maatschappelijke vertrouwen in zowel de wetenschap
als de overheid zelf.28 Nederland heeft een rijk ecosysteem aan wetenschappelijk geïnformeerde adviesraden
en kennisinstellingen die vanuit onafhankelijke posities adviseren. Daarnaast is het
Science for Policy pilotprogramma gestart. Het doel van dit programma is om ministeries
wetenschappelijke kennis beter te laten benutten door directere en snellere interacties
tussen wetenschappers en beleidsmakers te faciliteren. Ik blijf mij inzetten voor
de doorontwikkeling van dit programma.
Tot slot
Academische vrijheid, veiligheid van wetenschappers en vertrouwen in de wetenschap
zijn niet te bediscussiëren normen. Het zijn harde randvoorwaarden voor een goed functionerende
samenleving. Tegelijk zien we dat deze waarden kwetsbaar zijn. Ik zal mij dan ook
nationaal en internationaal blijven inzetten als hoeder van deze waarden met acties
zoals ik heb beschreven in deze brief. Maar ik doe ook een dringende oproep aan uw
Kamer. Wees alert in uw eigen rol om de academische vrijheid, de veiligheid van onderzoekers
en het vertrouwen in de wetenschap te borgen. Geef de academische sector de vrijheid
om zelf invulling te geven aan deze waarden en de veiligheid om hier structureel aan
te werken. En leer de wetenschap en wetenschappers kennen. Vertrouwen begint bij wederzijds
begrip.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap