Brief regering : Kabinetsreactie op het AIV-briefadvies 'Een stabiel en voorspelbaar ODA-budget'
36 600 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025
Nr. 79
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2025
Op 13 maart 2024 heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) het briefadvies
«Een stabiel en voorspelbaar ODA-budget» aangeboden. Middels dit briefadvies adviseert
de AIV het kabinet over een begrotingssystematiek die de doelmatigheid en doeltreffendheid
van uitgaven aan Official Development Assistance (ODA) ten goede komt en, volgens het AIV, Nederland in staat stelt een betrouwbare
internationale partner te zijn. Het kabinet is de AIV erkentelijk voor dit briefadvies.
Het demissionaire kabinet heeft destijds de beantwoording aan een nieuw kabinet gelaten.
Nu de voorjaarsbesluitvorming 2025 is afgerond, kan het kabinet duidelijkheid bieden
over de werking van de ODA-systematiek voor de toekomst. Hierbij bieden wij uw Kamer
dan ook de kabinetsreactie aan.
De AIV stelt dat het ODA-budget een kernonderdeel is van een geïntegreerde aanpak
samen met andere instrumenten zoals handel en investeringen, diplomatie en militaire
samenwerking. De AIV betoogt dat een solide ODA-budget ook in het Nederlandse belang
is omdat dit bijdraagt aan het aanpakken van grensoverschrijdende problemen die de
Nederlandse samenleving raken. Bovendien opent ontwikkelingshulp nieuwe deuren voor
nauwere politieke en economische samenwerking met landen in het mondiale Zuiden, wat
van toenemend belang is in de huidige geopolitieke context met opkomende grootmachten
die aan invloed winnen. De AIV betoogt dat een toereikend, stabiel en voorspelbaar
ODA-budget goed is voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van ODA-uitgaven en Nederland
in staat stelt een betrouwbare internationale partner te zijn. Deze ODA-systematiek
draagt bij aan het behalen van de doelstellingen van Nederland.
De AIV doet de volgende aanbevelingen ten aanzien van de Nederlandse ODA-systematiek:
1. Houd vast aan de koppeling van het ODA-budget aan het bruto nationaal inkomen (bni)
op een zodanig niveau dat de zelf gestelde doelen binnen bereik blijven en houd daarbij
de internationale norm en afspraak van 0,7% aan als ankerpunt.
2. Pas het ODA-budget niet langer tussentijds aan op basis van nieuwe bni-prognoses voor
het lopende begrotingsjaar.
3. Voer een limiet in voor toegerekende kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers,
naar Zweeds model.
Het kabinet gaat in de volgende paragrafen nader in op de aanbevelingen van de AIV.
1. Houd vast aan de koppeling van het ODA-budget aan het bruto nationaal inkomen op
een zodanig niveau dat de zelf gestelde doelen binnen bereik blijven en houd daarbij
de internationale norm en afspraak van 0,7% aan als ankerpunt.
De omvang van het totale Nederlandse ODA-budget is in 1975 gekoppeld aan het Nederlandse
bni en wordt uitgedrukt als percentage van het bni, de zogenaamde ODA-prestatie. De
ODA-prestatie over 2024 is bekend gemaakt middels het HGIS-jaarverslag dat gepubliceerd
is op Verantwoordingsdag 2025 en bedraagt 0,62%.1
In de zomer van 2024 is besloten om de omvang van het totale ODA-budget eenmalig niet te actualiseren op basis van de hoogte van het bni.2 Bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 heeft het kabinet besloten om het ODA-budget
wel te actualiseren en te koppelen aan de ontwikkeling van het bni in lijn met het
verzoek uit de Kamer. Daarnaast vormen solide en stabiele overheidsfinanciën een randvoorwaarde
voor dit kabinet, en maakt het gerichte keuzes. De 0,7% is daarbij niet als ankerpunt
genomen. Met deze koppeling blijft de verhouding tussen het bni en het ODA-budget
langjarig op peil.
Omdat het bni is gegroeid tussen MEV2025 (Meerjarige Economische Verkenning 2025,
gepubliceerd in de zomer 2024) en CEP2025 (Centraal Economisch Plan, gepubliceerd
in het voorjaar 2025), stijgt ook het ODA-budget. Dit resulteert in een opwaartse
bijstelling van het ODA-budget met cumulatief EUR 768 miljoen binnen de periode 2026–2030.3 Dit bedrag is tot stand gekomen door de jaarlijkse groei van het bni t.o.v. de MEV2025
te vermenigvuldigen met het jaarlijks beschikbare ODA-budget bij HGIS-nota 2025. De
bij HGIS-nota 2025 geraamde ODA-prestatie loopt af van 0,61% van het bni in 2025 naar
0,44% van het bni in 2029 door de bezuinigingen van dit kabinet op ontwikkelingshulp.
Met de koppeling van het ODA-budget aan de ontwikkeling van het bni stuurt het kabinet
op een langjarig op peil blijvende ODA-prestatie.4 Het kabinet stelt zich zo op als betrouwbare internationale partner en komt tegemoet
aan het AIV-advies.
2. Pas het ODA-budget niet langer tussentijds aan op basis van nieuwe bni-prognoses
voor het lopende begrotingsjaar.
De AIV bepleit het ODA-budget niet langer tussentijds aan te passen op basis van nieuwe
bni-prognoses voor het lopende begrotingsjaar. Een voordeel hiervan is dat minder
vaak bijstellen gedurende het begrotingsjaar leidt tot meer rust in het ODA-budget
en de BHO-begroting. Het kabinet deelt dit voordeel en neemt het advies van de AIV
deels over.
Dit betekent dat het ODA-budget niet wordt aangepast n.a.v. de MEV. In plaats daarvan
wordt het ODA-budget elk voorjaar bij de CEP meerjarig aangepast op basis van de bni-ontwikkelingen
sinds de CEP van het vorige jaar. Volgens het kabinet sluit dit ook aan bij de praktijk
van één hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar. De lopende begroting wordt daarmee
– in lijn met het advies van de AIV – uitgezonderd van de MEV-bijstelling halverwege
het begrotingsjaar om het ODA-budget voorspelbaarder te maken. Met de nieuwe systematiek
wordt de begroting voor het lopende jaar slechts op één moment bijgesteld op basis
van de macro-economische ontwikkelingen.
3. Voer een limiet in voor toegerekende kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers,
naar Zweeds model.
Het kabinet heeft de aanbeveling van de AIV overgenomen. In het Hoofdlijnenakkoord
is afgesproken dat de opvangkosten van eerstejaars asielvluchtelingen tot een maximum
van 10 procent worden toegerekend aan het ODA-budget vanaf 2027. Uitgaven boven de
10% van het totale ODA-budget aan de eerstejaarsopvang van asielzoekers worden dan
niet meer bekostigd uit het ODA-budget, maar komen ten laste van het generale uitgavenbeeld
conform het Hoofdlijnenakkoord.5 Dit volgt het Zweedse model, waar de uitgaven aan eerstejaars asielopvang uit ODA
gemaximeerd zijn op 8% van het ODA-budget.
Eventuele fluctuaties onder de limiet van 10% van het totale ODA-budget worden wel
opgevangen binnen het ODA-budget. In onderstaande tabel is de asieltoerekening als
percentage van het totale ODA-budget op moment van schrijven weergegeven.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Percentage ODA-budget dat besteed wordt aan asieluitgaven
19%
26%
9%
7%
6%
6%
Omdat de ODA-toerekening van de asielraming vanaf 2027 onder de 10% ligt, kan een
toename van de uitgaven aan eerstejaarsopvang nog leiden tot een stijging van de percentages
uit bovenstaande tabel. Dat leidt dan tot een overheveling voor asieluitgaven van
de BHO-begroting naar de AenM-begroting. Een deel van het budget hiervoor is zekerheidshalve
gereserveerd op bufferartikel 5.4 van de BHO-begroting t.b.v. de stabiliteit van het
beschikbare ODA-budget.
Het kabinet verwacht dat de limiet bij zal dragen aan de doeltreffende en doelmatige
besteding van ODA-middelen omdat de voorspelbaarheid en stabiliteit van het ODA-budget
wordt vergroot.
Conclusie
Het kabinet dankt de AIV voor het briefadvies en verwerkt de drie aanbevelingen in de ODA-systematiek. De ODA-begrotingssystematiek blijft daarbij een belangrijk
instrument voor de doeltreffende en doelmatige inzet van middelen om voor Nederland
belangrijke beleidsdoelen te behalen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp