Brief regering : Appreciatie van de motie van de leden Ceder en White over dependances van universiteiten en hogescholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk (Kamerstuk 36600-IV-63)
36 600 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025
Nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2025
Tijdens het Tweeminutendebat Economische Ontwikkeling in het Caribisch deel van het
Koninkrijk op 15 mei jongstleden heeft het lid Ceder een appreciatie van een aangehouden
motie over hoger onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk gevraagd aan de
Staatssecretaris voor Digitalisering en Koninkrijksrelaties.1
In deze motie verzoeken de leden Ceder en White de regering met de overheden van het
Caribisch deel van het Koninkrijk en universiteiten en hogescholen in Nederland in
gesprek te gaan over de wenselijkheid en mogelijkheden rond het opzetten van (tijdelijke)
dependances in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Als overweging geven de leden
mee dat de aanwezigheid van dependances van Nederlandse universiteiten en hogescholen
op de Caribische eilanden niet alleen de toegankelijkheid van hoger onderwijs kan
vergroten, maar ook bijdraagt aan de lokale kenniseconomie, werkgelegenheid en het
terugdringen van de braindrain.
Als eerste wil graag benadrukken dat er al hogeronderwijsinstellingen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk bestaan, namelijk de universiteiten van Aruba, Curaçao en
Sint Maarten. Momenteel is er ook een hbo-opleiding op Bonaire, namelijk de PABO-opleiding
die onderdeel is van het Samen Opleiden en Professionaliseren op de Benedenwindse
eilanden, een programma genaamd Kibrahacha. De opleiding is een dependance van Universiteit
van Curaçao en gevestigd op Bonaire.
De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) biedt mogelijkheden
voor het opzetten van nieuwe ho-opleidingen in Caribisch Nederland. Er moet hiervoor
toestemming gevraagd worden aan het Ministerie van OCW, zoals dat ook in Europees
Nederland gebeurt. Het initiatief voor het opzetten van een nieuwe opleiding ligt
bij de instellingen. Voor de beoordeling van macrodoelmatigheid van een nieuwe opleiding
in Caribisch Nederland wordt echter het hogeronderwijsaanbod voor de gehele regio
gewogen, dus zowel de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten als Caribisch Nederland.
Op deze wijze wordt voorkomen dat in Caribisch Nederland opleidingen worden verzorgd
die zich richten op dezelfde studentenpopulatie als de andere reeds bestaande opleidingen
in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Het opzetten van dependances van Europees Nederlandse instellingen in de landen kan
de positie van de bestaande lokale onderwijsinstellingen schaden. Om die reden wordt
ingezet op het versterken van de bestaande instellingen in de landen met samenwerkingen
binnen het Koninkrijk. Hiertoe is tijdens de Kennismissie van april 2024 een Koninkrijksbrede
Letter of Intent getekend tussen een vertegenwoordiging van de mbo-, hbo- en wo-instellingen
binnen het Koninkrijk. Het gesprek wordt al gevoerd in het bestuurlijk overleg, waarin
deze onderwijsinstellingen vertegenwoordigd zijn. Over de uitkomsten van de Kennismissie
is uw kamer op 23 mei 2024 geïnformeerd.2 Er zijn reeds succesvolle samenwerkingen tussen onderwijsinstellingen in het Koninkrijk.
In het bestuurlijk overleg willen de instellingen verder samenwerken aan het versterken
van de universiteiten in de landen. Hierbij wordt gekeken naar verschillende mogelijke
en wenselijke vormen zoals fysiek, digitaal en hybride onderwijs.
Vanuit de Strategic Education Alliance (SEA), een Koninkrijksbreed programma gestart
op verzoek van de vier onderwijsministers binnen het Koninkrijk, zijn er arbeidsmarktonderzoeken
uitgevoerd in het Caribisch gebied om het lokale onderwijsaanbod beter te laten aansluiten
op de arbeidsmarkt. Recentelijk hebben de lokale onderwijsinstellingen en de werkgeverssector
op Aruba en Curaçao over dit onderwerp gesprekken gevoerd op de eilanden. De bijeenkomsten
op Sint Maarten en in Caribisch Nederland volgen later dit jaar. Hierbij wordt ook
nadrukkelijk gekeken naar de regionale spreiding van het onderwijsaanbod. In het Ministerieel
Vierlandenoverleg van november 2025 zullen de opbrengsten van deze bijeenkomsten worden
voorgelegd aan de Ministers. Na het Vierlandenoverleg zal ik uw Kamer informeren over
de slotconclusies.
In de voorgenoemde motie gaven de leden aan dat studenten afkomstig uit het Caribisch
deel van het Koninkrijk vaak te maken krijgen met sociaaleconomische en culturele
drempels bij het volgen van hoger onderwijs in Europees Nederland. Verschillende initiatieven
in het programma SEA dragen bij aan het wegnemen van die drempels die de studenten
ervaren. Daarnaast richt SEA zich niet alleen op het studeren in Europees Nederland,
maar ook op studeren in de Caribische regio. Zo kunnen Caribische studenten gebruik
maken van een voorbereidend academisch jaar, het Caribbean Academic Foundation Year
(CAFY). Via de Koninkrijksbeurs wordt de mobiliteit van studenten binnen het Koninkrijk
vergroot. Inmiddels hebben bijna 200 studenten gebruik gemaakt van deze beurs. Over
de voortgang van SEA heb ik uw kamer in februari 2025 geïnformeerd.3
Gelet op bovenstaande punten geef ik de motie het oordeel «overbodig».
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap