Brief regering : 2e voortgangsbrief aanpak basisvaardigheden mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 657
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2025
In een samenleving die steeds sneller verandert, is goed onderwijs de basis waar jongeren
op kunnen bouwen. In die context zijn de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap
essentieel. Ze zijn meer dan alleen een onderdeel van het onderwijsprogramma. Het
gaat om je kunnen uitspreken, begrijpen wat er op je afkomt, je plek vinden in onze
democratische rechtsstaat. Voor jongeren en volwassenen zijn basisvaardigheden bepalend
voor hun zelfstandigheid, beroepsvorming en burgerschap. Het mbo speelt hierbij een
onmisbare rol. Besturen, teams en docenten geven het beleid dagelijks vorm, dichtbij
de student. Hun vakmanschap verdient erkenning en ondersteuning.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de Aanpak basisvaardigheden
mbo, en markeer ik het begin van een volgende fase waarin de focus verschuift van
planvorming naar praktijk. In deze brief licht ik toe welke stappen zijn gezet, waar
we nu staan en wat er nodig is om de aanpak succesvol verder te brengen.
Extra ondersteuning voor startende studenten die dat nodig hebben
Elke student verdient een goede start in het mbo. We weten onder andere uit cijfers
van de Inspectie dat de basisvaardigheden bij instromende studenten nog niet altijd
op orde zijn.1 Het primair- en voortgezet onderwijs werken hard aan de verbetering van de beheersing
van de basisvaardigheden van leerlingen. Vanuit het Masterplan basisvaardigheden worden
scholen hierin ondersteund; het heeft als doel dat alle leerlingen aan het einde van
het schooljaar 2027–2028 goed voorbereid doorstromen naar het mbo.2 Tegelijk vragen de studenten die vandaag beginnen in het mbo en daar starten met
onvoldoende vaardigheden onze volle aandacht, begeleiding en toewijding.
Het regeerprogramma onderstreept dat het mbo in deze periode een extra opdracht heeft
bij het versterken van de basisvaardigheden.3
Om die opdracht waar te maken, stel ik voor de studiejaren 2025/2026 en 2026/2027
in totaal € 47,2 miljoen beschikbaar via de lumpsumbekostiging.4 Met deze middelen kunnen instellingen in deze twee studiejaren gericht investeren
in extra begeleiding, bijvoorbeeld door het inzetten van extra (onderwijs)personeel.
De extra middelen helpen instellingen om taal- en rekenachterstanden doelgericht aan
te pakken om onnodige studievertraging en uitval te voorkomen. Ik zal mbo-instellingen
vragen zich hierover te verantwoorden in het bestuursverslag van hun jaarrekening.
Nieuwe taaleisen die beter aansluiten bij wat studenten nodig hebben
Taal is niet alleen een leergebied. Taal is het vermogen om jezelf te uiten, om anderen
te begrijpen, om mee te kunnen doen, op school, op het werk en in de samenleving.
Om studenten beter toe te rusten voor hun toekomst, zijn de taaleisen herzien, conform
de gemaakte afspraken in de Werkagenda MBO.5 In dat kader is vorig jaar, in afstemming met de MBO Raad, NRTO en BVMBO, een expertgroep
aangesteld om een vervolg te geven aan een eerdere evaluatie van de referentieniveaus.6 Nederlands moet passend bij de leef- en beroepscontext van studenten worden aangeboden,
waarbij differentiatie per taalniveau mogelijk is. De expertgroep nieuwe taaleisen
in het mbo adviseert daarom om binnen de bandbreedte van de huidige taalniveaus 2F
en 3F, taaleisen per mbo-niveau te implementeren die uitgaan van de complexiteit van
de (beroepsgerichte) situaties waar studenten voor worden opgeleid. Deze nieuwe taaleisen
sluiten beter aan bij de verschillende groepen studenten in het mbo, op praktijksituaties
en het geeft instellingen meer richting bij de vormgeving van hun lesprogramma’s.
Ook adviseert de expertgroep om studenten voortaan volledig via instellingsexamens
te beoordelen, zodat maatwerk mogelijk is en wordt voorkomen dat het onderwijs te
veel gericht raakt op het afleggen van het examen.
Ik sta positief tegenover deze voorstellen, maar zal eerst toetsen of de nieuwe taaleisen
bruikbaar zijn in de praktijk en of een instellingsexamen voor Nederlands passend
en haalbaar is met waarborging van de examenkwaliteit. Instellingen, docenten en ketenpartners
worden daarom uitgenodigd hun zienswijzen te geven. Ik streef ernaar om uw Kamer in
het najaar van 2025 te informeren over mijn richting. Het rapport van de expertgroep
wordt als bijlage bij deze brief meegestuurd.
Kennisdeling en passende begeleiding bij rekenonderwijs
Rekenen is onmisbaar in het dagelijks leven en in het beroep. Denk aan het begrijpen
van een kassabon, het lezen van bouwtekeningen of het doseren van medicijnen. Het
rekenexamen voor mbo-studenten telt sinds studiejaar 2022–2023 mee voor het diploma
van mbo-studenten. Uw Kamer heeft een petitie7 in ontvangst genomen waarin zorgen worden geuit over de moeilijkheid van het rekenexamen
voor studenten met dyscalculie en andere hardnekkige rekenproblemen. Naar aanleiding
van deze signalen heb ik onderzoek laten uitvoeren naar rekenproblemen in het mbo,
waaronder dyscalculie. Het rapport is meegestuurd met deze Kamerbrief. Uit dit onderzoek
en uit recente cijfers van de Coöperatie Examens MBO blijkt dat een meerderheid van
de studenten, inclusief studenten met rekenproblemen, met passende begeleiding gelukkig
kan slagen voor het nieuwe rekenexamen. Ik plaats hierbij de kanttekening dat het
rekenexamen pas sinds augustus 2022 meetelt voor diplomering en dat nog niet alle
mbo-studenten die sindsdien zijn gestart, het examen hebben afgelegd. Het gaat bijvoorbeeld
om studenten die een drie- of vierjarige opleiding volgen.
Wel komt naar voren dat studenten en docenten niet altijd goed op de hoogte zijn van
de beschikbare voorzieningen, zoals verlengde examentijd of aangepaste toetsvormen.
Daarom ga ik hierover in gesprek met de sector en roep instellingen op om deze voorzieningen
onder de aandacht te brengen. Studenten leren het beste als rekenen raakt aan hun
toekomstige werk. Het practoraat Gecijferdheid8 in het mbo werkt momenteel aan concrete didactische modellen voor het generieke rekenen
in de context van de verschillende beroepsopleidingen. Ze gebruiken hierbij bijvoorbeeld
casussen uit de zorg, bouw of dienstverlening. Ik moedig instellingen aan om de opbrengsten
van het practoraat actief toe te passen en hierover kennis te delen met collega-instellingen.
Daarnaast houd ik de vinger aan de pols bij het effect van het rekenexamen op het
studiesucces van studenten. Om instellingen verder te ondersteunen bij passende examinering,
verleng ik de subsidieperiode van de Coöperatie Examens MBO met enkele maanden. Daarmee
krijgt de Coöperatie ruimte om aangepaste examens verder te verbeteren en te verfijnen,
bijvoorbeeld voor studenten met ernstige rekenproblemen, dyscalculie of andere beperkingen
waarvoor aangepaste examinering nodig is.
Digitale ondersteuning voor rekenvaardigheid in het mbo
«Voor veel mbo-studenten vormt rekenen een uitdaging. Toch is rekenvaardigheid onmisbaar,
zowel in het dagelijks leven als binnen de beroepspraktijk. Of het nu gaat om verpleegkundig
rekenen of om het uitvoeren van berekeningen in andere vakgebieden; rekenen is een
essentiële basisvaardigheid. Om studenten hierbij optimaal te ondersteunen, heb ik
een gratis en laagdrempelig online rekenplatform ontwikkeld. Het platform bevat instructievideo’s
en gerichte trainingen waarmee studenten zelfstandig en op een moment dat het hen
uitkomt kunnen oefenen. Zo neem ik als docent blokkades weg en help ik studenten het
vertrouwen en inzicht te ontwikkelen dat nodig is om rekenen succesvol toe te passen.
Met dit initiatief maak ik rekenen niet alleen toegankelijker, maar laat ik studenten
ook het praktische nut ervan ervaren – een belangrijke stap naar dagelijkse gecijferdheid
en succes in hun toekomstige beroep.»
Dirk Megens, docent Rekenen bij ROC Nijmegen
Burgerschapsonderwijs is oefenen in samenleven
Goed burgerschapsonderwijs is de basis voor een sterke samenleving en persoonlijke
ontwikkeling. Samenleven leer je niet uit een boek, maar door te doen. Door te oefenen
met samenwerken, meningsverschillen bespreken en verantwoordelijkheid nemen voor jezelf
en anderen. Goed burgerschapsonderwijs is cruciaal. Het helpt studenten om competenties
te ontwikkelen die nodig zijn om zichzelf te ontplooien en om hun weg te vinden in
de samenleving.
Het wetsvoorstel waarmee de burgerschapsopdracht voor mbo- en vavo-instellingen wordt
uitgewerkt, is in internetconsultatie gegaan.9 De kern van dit wetsvoorstel is dat instellingen moeten zorgdragen voor een veilig
klimaat waarin studenten actief kunnen oefenen met de basiswaarden van onze democratische
rechtsstaat. Dit betekent onder andere het leren omgaan met verschillen, het voeren
van open gesprekken en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik verwacht
uw Kamer het wetsvoorstel eind 2025 aan te bieden, met de uitnodiging om op basis
daarvan samen het gesprek te voeren over de betekenis en invulling van goed burgerschapsonderwijs
in het mbo. Instellingen kunnen hier nu al werk van maken door in dialoog met studenten
te verkennen wat burgerschap betekent binnen hun opleiding en beroepscontext.
Ik zie instellingen zich voorbereiden op de voorgestelde wetswijziging en aan de slag
is gegaan met de nieuwe kwalificatie-eisen. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Zo
heeft een groep docenten van het VISTA College in studiejaar 2024–2025 modules ontworpen
waarin lesinhoud en leerroutes zijn uitgewerkt. Binnen de instellingen van ROC A12
zijn door een kernteam van docenten en andere experts acht modules ontwikkeld op basis
van de nieuwe kwalificatie-eisen. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van een
portfolio. Mooi om te zien dat in lijn met de bedoeling van het wetsvoorstel, de beweging
naar sterker burgerschapsonderwijs is ingezet.
Burgerschap in de praktijk
«De principes identiteit, participatie en de democratische rechtsstaat vormden de
aanleiding voor een lessenserie over actuele maatschappelijke spanningen.
Het tragische steekincident in Schiedam, 23 februari jl. raakte veel studenten en
bood een aanleiding tot gesprek. Om deze gesprekken te verdiepen, gebruikte ik het
boek Split Second van Caja Cazemier, als ondersteunend leermiddel. Thema’s als groepsdruk,
rationalisatie en morele keuzes stonden centraal. Studenten reflecteerden op hun eigen
gedrag, overtuigingen en de invloed van hun omgeving. Via gesprekken, schrijfopdrachten
en meningsvormende werkvormen oefenden ze ook hun taalvaardigheid. Ze leerden luisteren,
argumenteren en hun standpunten helder formuleren. De inhoud sloot aan bij hun leefwereld
en gaf taal een duidelijke functie. Zo werkten ze niet alleen aan kritisch bewustzijn
en sociale weerbaarheid, maar ook aan hun taalniveau. Taal en burgerschap werden geen
losse vakken, maar verweven in betekenisvol leren. Studenten voelden zich gezien,
betrokken en gestimuleerd om actief deel te nemen. Het onderwijs kreeg zo vorm vanuit
verbinding en verantwoordelijkheid. Dat is voor mij als docent de essentie van goed
burgerschapsonderwijs in het mbo.»
Ingrid Harper, docent burgerschap bij ROC Albeda
Docenten maken het verschil
Deskundige docenten zijn essentieel voor goed onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs
in basisvaardigheden staat of valt met hun inzet en vakmanschap. Uit onderzoek blijkt
dat veel docenten niet volledig beschikken over de benodigde vakkennis en didactische
vaardigheden en behoefte hebben aan professionalisering. Daarom zet ik in op het versterken
van deze kennis en vaardigheden door wettelijk aanvullende eisen te stellen aan docenten
basisvaardigheden.
Samen met het onderwijsveld, werk ik aan aanvullende opleidingstrajecten voor mbo-docenten
Nederlands, rekenen en burgerschap. Het gaat om trajecten van 30 ECTS. Ik heb in nauwe
samenwerking met het veld onderzoek laten uitvoeren naar de inhoud hiervan. Het onderzoeksrapport
bied ik hierbij aan uw Kamer aan. Ik ga over deze uitkomsten in gesprek met ADEF,
AOb, BVMBO, MBO Raad en VH.
De opleidingstrajecten zijn bedoeld voor docenten met een Pedagogisch Didactisch Getuigschrift
(PDG) of een getuigschrift van een niet-aanverwante lerarenopleiding. In deze trajecten
verdiepen docenten zich in de vakinhoud en vakdidactiek van één van de basisvaardigheden.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting niet per studiejaar 2026/2027 inwerking treden,
maar per 1 augustus 2027. Voor zittende docenten komt er een overgangstermijn. Besturen
kunnen deze ontwikkeling nu al meenemen in hun professionaliseringsplannen, door te
bepalen welke docenten zij willen laten scholen.
Doen wat werkt in de praktijk, kennisdeling en ondersteuning
Onderwijs vraagt om vakmanschap en kennis van wat werkt. Daarom wil ik stimuleren
dat onderwijsprofessionals zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van evidence informed onderwijsmethoden die de ontwikkeling van basisvaardigheden versterken. ECBO heeft
inventariserend onderzoek gedaan10 en 90 taalinterventies in kaart gebracht die al goed werken in de praktijk en de
taalontwikkeling van mbo-studenten bevorderen. In taalbewuste opleidingen wordt taalontwikkeling
geïntegreerd in de beroepsgerichte vakken. Studenten oefenen taalvaardigheden door
bijvoorbeeld een verkoopplan te schrijven en te presenteren (Horeca), vakteksten te
lezen en mondeling toe te lichten (Laboratorium), of schriftelijk te oefenen via het
uitschrijven van bekeuringen (Veiligheid). In deze aanpak werken vakdocenten en taaldocenten
samen aan de ontwikkeling van lezen, luisteren, schrijven en spreken binnen de beroepscontext.
Veel van deze methoden zijn veelbelovend, maar onvoldoende onderzocht. Daarom investeer
ik in onderzoek naar de werking en effectiviteit hiervan. De uitkomsten worden breed
gedeeld zodat instellingen kunnen kiezen voor bewezen effectieve werkwijzen. Ik roep
instellingen op die kennis actief te benutten.
ITTA: Taalbewuste beroepsopleiding gedeelde verantwoordelijkheid
«Taaldocenten geven aan dat studenten het belang van taalontwikkeling eerder inzien
als het taalonderwijs geïntegreerd in de beroepscontext aangeboden wordt. In een taalbewuste
beroepsopleiding pakken taaldocenten en docenten beroepsgerichte vakken de taalontwikkeling
als een gedeelde verantwoordelijkheid op. Zo worden bijvoorbeeld taaleisen van het
beroep in kaart gebracht en geeft men in alle vakken feedback op mondeling en schriftelijk
taalgebruik van de studenten. Ook laten taal- en vakdocenten de verschillende deelvaardigheden
zoals lezen, luisteren, schrijven, spreken en gesprekken afwisselend aan bod komen
in alle lessen. In de praktijk blijkt dat een taalbewust opleidingsprogramma meer
kans van slagen heeft als het management een heldere visie op de integratie van taal
en beroepscontext uitdraagt, duidelijke doelen formuleert en de teams actief ondersteunt
en faciliteert.»
Tiba Bolle, Instituut voor Taalonderwijs en Taalonderzoek Amsterdam, Universiteit
van Amsterdam
De kennispunten in het mbo hebben de afgelopen jaren een sleutelrol vervuld in het
informeren van de sector, bijvoorbeeld bij veranderingen op het gebied van basisvaardigheden.
Die inzet heeft bijgedragen aan een betere aansluiting tussen beleid en praktijk.
Het aflopen van de subsidies voor de kennispunten en de subsidietaakstelling maken
een herinrichting van de kennispunten noodzakelijk. Want ook in de toekomst blijft
een betrouwbare informatievoorziening en ondersteuning van het mbo essentieel. Daarom
werk ik aan een compacte, goed toegeruste organisatie die scholen blijvend ondersteunt
met actuele kennis over taal, rekenen en burgerschap. Effectiviteit en bruikbaarheid
staan daarbij voorop. In het najaar informeer ik uw Kamer over de verdere uitwerking.
Meer zicht op het niveau van rekenen en lezen studenten
Om effectief te kunnen werken aan basisvaardigheden is inzicht nodig in het beheersingsniveau
van studenten. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de stappen die nodig zijn om tot
een valide, integraal en betrouwbaar beeld van het beheersingsniveau van de basisvaardigheden
van mbo-studenten te komen. Om een landelijk stelselbeeld voor het mbo te verkrijgen
voert de Inspectie van het Onderwijs peilingsonderzoeken uit.11 Voor het mbo gaat het om de reken- en leesvaardigheid van mbo-studenten in de eerste
weken na aanvang van het eerste studiejaar. De afname van deze onderzoeken vinden
respectievelijk plaats in het najaar van 2025 en 2026. Ook voor burgerschap ben ik
voornemens een peilingsonderzoek te ontwikkelen. Ik kijk met interesse uit naar de
resultaten en zal deze rapporten in het voorjaar van 2027 en 2028 met uw Kamer delen.
Daarnaast juich ik het toe dat mbo-instellingen, zoals bijvoorbeeld Albeda12 eigen nulmetingen uitvoeren om het instroomniveau van studenten in kaart te brengen.
Goed zicht op waar een student begint, maakt het mogelijk om in het onderwijs recht
te doen aan wie je voor je hebt.
Ruimte voor lesgeven
Goed onderwijs begint bij vakbekwame en beschikbare docenten. Ook voor de basisvaardigheden
doe ik een beroep op de professionaliteit van docenten. Ik vind het van belang om
niet steeds maar weer iets extra’s te vragen van docenten, maar ook kritisch te blijven
administratieve taken van docenten. Hebben zij nog voldoende ruimte voor het lesgeven?
In dat licht en op verzoek van Uw Kamer, heb ik onderzoek laten doen naar de administratieve
lasten in het mbo. Dit rapport heb ik eind 2024 gedeeld met uw Kamer. Uit het onderzoek13, blijkt dat veel registratietaken als belastend worden ervaren. Docenten noemen onder
andere het bijhouden van aanwezigheden, het studenteninformatiesysteem (SIS), cijferregistratie
en bpv-gerelateerde taken. Vooral het SIS en het Bindend Studieadvies kosten veel
tijd.
Het onderzoek laat zien dat voor een deel de verplichting tot het bijhouden van gegevens
(zoals aanwezigheid van studenten en het maken van schriftelijk afspraken voor studenten
die ondersteuning nodig hebben) rechtstreeks voortvloeit uit wetgeving. Voor een ander
gedeelte zijn er zekere resultaatsverplichtingen (zoals het inzichtelijk maken van
de ontwikkeling en de voortgang van studenten), maar hebben instellingen de ruimte
om te bepalen hoe de taak wordt ingevuld. Niet de wetgeving op zichzelf, maar de mate
van functionaliteit van het registratiesysteem bepaalt dan de administratieve last.
Het onderzoek wijst uit dat het grootste deel van de docenten het nut in zien van
de administratieve taken, maar dat de manier waarop niet altijd als wenselijk wordt
ervaren.
Daarom doe ik een appel op instellingen om kritisch te kijken naar wat echt nodig
is, en te schrappen wat overbodig is. Ook vraag ik instellingen goed te kijken naar
de functionaliteit van hun systemen en actief van elkaar te leren via netwerken zoals
MBO Digitaal. Zo ontstaat meer ruimte voor waar het in de kern om draait, namelijk
lesgeven.
Tot slot
Met de aanpak basisvaardigheden zijn we op koers om ontwikkeling van de basisvaardigheden
van mbo-studenten te versterken. De afgelopen periode zijn de inhoudelijke uitgangspunten
vastgesteld, zijn wetsvoorstellen opgesteld of in consultatie gebracht en is gewerkt
aan de benodigde ondersteuningsstructuren. Ook zijn op verschillende onderdelen onderzoeken
afgerond en adviezen uitgebracht. We gaan van beleid naar praktijk en geleidelijk
breekt de fase van implementatie en uitvoering aan. Nu is de inzet van instellingen
doorslaggevend. Ik heb er vertrouwen in dat besturen hun rol in deze maatschappelijke
opdracht voluit pakken. Door te investeren in kwaliteit, ruimte te maken voor professionalisering
van docenten en het onderwijs in basisvaardigheden toekomstbestendig te maken. Zodat
elke student de basis krijgt die nodig is om mee te doen, bij te dragen en zichzelf
te ontwikkelen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap