Brief regering : Fiche: Mededeling Paraatheidsuniestrategie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4054
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling EU-Interne Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 4050)
Fiche: Herziening verordeningen Gemeenschappelijke Marktordening Wijn (Kamerstuk 22 112, nr. 4051)
Fiche: Wetsvoorstel tot aanpassing van het Europees Globaliseringsfonds (Kamerstuk
22 112, nr. 4052)
Fiche: Een modern cohesiebeleid; de tussentijdse herziening (Kamerstuk 22 112, nr. 4053)
Fiche: Mededeling Paraatheidsuniestrategie
Fiche: Mededeling Actieplan voor de Europese auto-industrie(Kamerstuk 22 112, nr. 4055)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Mededeling Paraatheidsuniestrategie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie betreffende de strategie voor de paraatheidsunie
b) Datum van ontvangst Commissiedocument
26 maart 2025
c) Nr. Commissiedocument
JOIN(2025) 130
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025JC0130 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
N.v.t.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerst verantwoordelijke ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
Op 26 maart 2025 publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) en de Hoge
Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (hierna: de HV) in
een gezamenlijke mededeling de strategie voor een paraatheidsunie (hierna: de strategie).
De strategie beoogt de paraatheid en weerbaarheid van de Europese Unie (hierna: de
EU) tegen verschillende soorten crises te vergroten.
De Commissie en de HV stellen dat de EU wordt geconfronteerd met ongekende dreigingen,
zoals geopolitieke spanningen inclusief een grootschalige oorlog op het Europese continent,
hybride aanvallen, risico’s op het gebied van cyber- en informatieveiligheid, infectieziekten,
de klimaatcrisis en de daardoor toegenomen risico’s op natuurrampen en gezondheidsbedreigingen.
De strategie heeft tot doel de civiele en militaire paraatheid van de EU en haar lidstaten
tegen deze potentiële crises versterken. De basis van deze strategie is een geïntegreerde
benadering van alle soorten dreigingen- zowel moedwillig als niet-moedwillig – waarbij
een overheids-brede aanpak leunt op een maatschappijbrede inzet (whole-of-society). Daarmee bouwt de strategie voort op de aanbevelingen uit het Niinistö-rapport over
de weerbaarheid van de EU1 en biedt het een breed actieplan ter bevordering van de doelstellingen van de paraatheidsunie.
De strategie is daarnaast een aanvulling op andere belangrijke EU-initiatieven, waaronder
de Interne Veiligheidsstrategie (ProtectEU), het Witboek Europese Defensie Gereedheid
2030, het Europees Klimaatadaptatieplan, de Verordening kritieke geneesmiddelen, de
Clean Industrial Deal, het Europees Oceaanpact, de Visie op Landbouw en Voedsel, het
Europees Democratieschild, Vaardigheidsunie en de Unie voor Gelijkheid.
De strategie bestaat uit zeven samenhangende actielijnen om de weerbaarheid2 te versterken: (1) prognoses en anticipatie, (2) weerbaarheid van vitale maatschappelijke processen, (3) paraatheid van de bevolking, (4) publiek-private
samenwerking, (5) civiel-militaire samenwerking, (6) crisisrespons en (7) weerbaarheid
door middel van externe partnerschappen.
Om beter te anticiperen op crises stelt de Commissie voor om een gezamenlijke risico-dreigingsanalyse
voor een gezamenlijk EU situationeel beeld te realiseren. Ook wil de Commissie het
Single Intelligence Analysis Capacity (SIAC) versterken met additionele middelen. Verder staat in de strategie een voorstel
voor de ontwikkeling van een crisis dashboard waarin verschillende systemen voor snelle
waarschuwing worden samengebracht ten behoeve van verbeterde besluitvoering, evenals
de ontwikkeling van een catalogus voor weerbaarheidstrainingen en een platform voor
het delen van geleerde lessen.
Op het gebied van weerbaarheid van vitale processen wil de Commissie onder andere
veiligheids- en weerbaarheidsoverwegingen structureel meewegen in EU beleidsopties
via een horizontale veiligheids- en paraatheidscheck (preparedness by design). De Commissie zet ook in op een EU voorraadvormingsprogramma voor strategische voorraden,
waarbij onder andere concreet wordt nagedacht over een strategie voor het aanhouden
van (nood)voorraden van medische tegenmaatregelen. De Commissie overweegt EU-wetgeving
inzake paraatheid en EU-brede minimale weerbaarheidsvereisten voor essentiële maatschappelijke
sectoren, zoals de gezondheidszorg en telecommunicatie. Daarnaast bouwt de Commissie
verder op plannen rond onder andere ruimtevaart (Europese ruimtevaarschild), zorg,
kritieke grondstoffen, energie en de financiële sector.
Ter versterking van de paraatheid van de bevolking wil de Commissie inzetten op grotere
bewustwording van de burgers. Zo wil de Commissie onder andere richtsnoeren ontwikkelen
voor een minimale 72-uur zelfredzaamheid van de bevolking, richtsnoeren ontwikkelen
om weerbaarheid op te nemen in het onderwijs en een jaarlijkse EU-paraatheidsdag instellen.
De Commissie wil allertering van de bevolking en crisiscommunicatie verbeteren door
in te zetten op de toegankelijke en inclusieve crisiscommunicatie systemen. De Commissie
benoemt de mogelijkheid om een publieke waarschuwingsfunctionaliteit te ontwikkelen
binnen de EU Digital Wallet. Ook benoemt de Commissie het toekomstige Galileo Emergency Warning Satellite Service (EWSS) in het kader van vroegtijdige waarschuwen van de bevolking.
De Commissie wil daarnaast de publiek-private samenwerking versterken. Voor kennisveiligheid
onder meer door een Europees expertisecentrum voor onderzoeksveiligheid op te zetten.
Daarnaast richt de Commissie een publiek-private taskforce in die noodprotocollen
ontwikkelt en waarin informatie wordt uitgewisseld. Verder is de Commissie voornemens
weerbaarheid nadrukkelijk mee te wegen in de herziening van de Richtlijn openbare
aanbestedingen met als doel de leveringszekerheid in belangrijke waardeketens te versterken,
met name in tijden van crisis, door bijvoorbeeld procedures te kunnen versnellen.
Ten aanzien van civiel-militaire samenwerking wil de Commissie onder andere militaire
en civiele behoeften en activiteiten beter op elkaar afstemmen. Hiervoor wil de Commissie
protocollen ontwikkelen die rollen en verantwoordelijkheden tussen EU-instellingen
en lidstaten verhelderen. Ook zet de strategie in op verbeterde EU-NAVO samenwerking
en stelt de Commissie voor Europese standaarden voor dual-use projecten te ontwikkelen.
Daarnaast dienen EU-brede weerbaarheidsoefeningen te worden uitgevoerd om de paraatheid
verder te vergroten.
Om de coördinatie van de crisisrespons te versterken, zet de Commissie in op de herziening
van het Uniemechanisme voor Civiele Bescherming (UCPM), het realiseren van een EU-
crisiscoördinatiehub binnen de structuren van het Europees Coördinatiecentrum voor
noodhulp (ERCC) en het versterken van rescEU3. Daarnaast richt de Commissie zich op het realiseren van stress-testen en het ontwikkelen
van een crisismanagement-protocol.
De Commissie zet ten slotte in op het versterken van de weerbaarheid via externe partnerschappen.
In dit kader wordt voorgesteld de weerbaarheidssamenwerking met kandidaat-lidstaten
en partners waaronder de NAVO en de VN, te versterken, en grondstoffendiplomatie te
bevorderen. Ook zet de Commissie in op gezamenlijke strategieën met gelijkgezinde
partners ter diversificatie van kritieke voorraden.
De strategie doet verder geen concrete voorstellen voor de financiering van de initiatieven
in de strategie, maar stelt enkel dat financiering op EU-niveau flexibel en schaalbaar
moet zijn. Bovendien stelt het dat de financiering gericht moet zijn op het voorkomen,
voorbereiden op en aanpakken van alle mogelijke gevaren, zodat de EU tijdig en solidair
kan handelen in alle fasen van een crisis, met volledige inachtneming van de respectievelijke
verantwoordelijkheden van de EU en de lidstaten. De Commissie stelt daarbij dat investeringen
in weerbaarheid zich terugbetalen door verminderde verstoringen van de maatschappij,
lagere uitgaven voor hersteloperaties bij verstoringen en een versterkt concurrentievermogen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De afgelopen jaren is er al intensief gewerkt aan de weerbaarheid van Nederland tegen
de dreigingen voor onze nationale veiligheid. Zo wordt er Rijksbreed en in internationaal
verband gewerkt aan het tegengaan van statelijke en hybride dreigingen en ongewenste
buitenlandse inmenging. Ook wordt er (internationaal) gewerkt aan cyberveiligheid,
economische veiligheid en kennisveiligheid, fysieke en digitale weerbaarheid van de
vitale infrastructuur en ruimteveiligheid. Bovendien zijn initiatieven ontplooid ten
aanzien van de effectieve aanpak van desinformatie, het aanleggen van strategische
voorraden, het beschermen van de economie en samenleving, het versterken van de crisisbeheersingsketen
en de digitale weerbaarheid van de overheid. Ook zijn er de afgelopen jaren, mede
naar aanleiding van de coronapandemie, diverse Europese crisisinstrumenten tot stand
gebracht.
In de Kamerbrief van 6 december 20244 benadrukt het kabinet de noodzaak om de weerbaarheid van Nederland tegen militaire
en hybride dreigingen te versterken en introduceert het kabinet een maatschappij brede
aanpak die zowel de maatschappelijke weerbaarheid als de militaire paraatheid vergroot.
Deze weerbaarheidsopgave omvat het beschermen van vitale processen, het versterken
van de veerkracht van de samenleving, het waarborgen van de democratische rechtsorde,
het bevorderen van een weerbare economie, het beschermen van het grondgebied en het
waarborgen van de civiele ondersteuning van de krijgsmacht. Alle departementen werken
op dit moment samen met medeoverheden en maatschappelijke partijen om de maatregelen
ten behoeve van de weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen verder te concretiseren.
Voor deze zomer volgt een aanvullende Kamerbrief met daarin de eerste concrete beleidsinzet
van het kabinet om de weerbaarheid te vergroten. Dit draagt bovendien bij aan weerbaarheid
tegen andere crises, zoals langdurige uitval van vitale processen grootschalige overstromingen
of een pandemie.
Gelet op de grensoverschrijdende verbondenheid van Nederland onderstreept het kabinet
in deze weerbaarheidsopgave dat niet alleen op nationaal, maar ook op Europees en
internationaal niveau gezocht moet worden naar nieuwe oplossingen om de weerbaarheid
te vergroten. Vanuit de nationale weerbaarheidsopgave zet het kabinet zich in internationaal
verband in om het weerbaarheidsbeleid binnen de EU en NAVO te versterken. Zoals in
betreffende Kamerbrief vermeld, zet Nederland in op het permanent blijven leren van
landen met een sterke weerbaarheidscultuur en vormgeving van structurele samenwerking
op dit gebied.5 Zo werkt Nederland onder andere aan een ministeriële coalitie met landen als Denemarken,
Zweden, Finland, Estland, Letland, Litouwen, België en Luxemburg. Het kabinet zet
hierbij onder meer in op het versterken van de bescherming van vitale processen inclusief
de bescherming van belangrijke (logistieke) hubs en transportcorridors. Daarnaast
zet het kabinet in op het vergroten van de EU-NAVO samenwerking en voorkomen van doublures
in hun inzet en het versterken van maatschappelijke weerbaarheid en civiel-militaire
samenwerking, aansturing en coördinatie, bijvoorbeeld door oefeningen en gezamenlijke
structuren. Ook met niet EU-landen als het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen wordt
de samenwerking op weerbaarheid verstevigd. Verder trekken we lessen uit de Oekraïense
situatie waar ondanks de oorlog het leven in grote delen van het land zoveel mogelijk
doorgaat.6
In aanloop naar de publicatie van de strategie heeft het kabinet een non-paper opgesteld
over EU-weerbaarheidsbeleid (hierna: «non-paper») waarin de Nederlandse prioriteiten
worden uitgelicht.7 Het non-paper zet uiteen hoe Nederland voor zich ziet de collectieve weerbaarheid
binnen de EU te vergroten. Wat Nederland betreft draagt weerbaarheid van de EU in
belangrijke mate bij aan de collectieve verdediging en afschrikking van de NAVO. Het
non-paper focust op een aantal kernpunten voor Nederland. Dit betreft onder andere
voorstellen op het gebied van ambitieuze samenwerking met de NAVO (waaronder institutionele
samenwerking, informatie-uitwisseling, crisismanagement en oefeningen), het verankeren
van weerbaarheid binnen EU beleid en wetgeving, en een oproep om, net als we nationaal
doen, ook op EU-niveau wetgeving door te lichten die een obstakel vormen voor de gereedstelling
van Europese krijgsmachten. Het kabinet is positief over het feit dat deze prioriteiten
grotendeels worden geadresseerd in de mededeling.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Toenemende geopolitieke spanningen, hybride dreigingen, weersextremen en klimaatverandering,
en grensoverschrijdende crises vragen om een integrale versterking van de weerbaarheid
– zowel lokaal, nationaal als Europees. Het kabinet verwelkomde in dit kader het rapport
van Niinistö en onderstreepte de geschetste dreiging en urgentie.8
Aangezien de Commissie het merendeel van de voorstellen uit het Niinistö-rapport heeft
overgenomen in de strategie voor een Europese paraatheidsunie, de prioriteiten uit
het Nederlandse non-paper grotendeels worden geadresseerd en de Commissie met een
ambitieus actieplan tegemoetkomt aan de urgentie en noodzaak stappen te zetten op
weerbaarheid, verwelkomt het kabinet ook deze strategie. Met de all-hazard, whole-of government en whole-of society benadering sluit de strategie goed aan op de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk
der Nederlanden9, de bredere Landelijke Agenda Crisisbeheersing10 en de Nederlandse weerbaarheidsaanpak.
Het kabinet hecht belang aan een gerichte, efficiënte aanpak die voortbouwt op bestaande
instrumenten en de implementatie daarvan. De strategie gaat niet in op de verhouding
van de strategie tot bestaande instrumenten en maatregelen die daarin zijn voorzien.
Het kabinet zal waken voor de toegevoegde waarde van nieuwe maatregelen ten opzichte
van de al bestaande maatregelen. Daarnaast is het van belang dat de implementatie
afgestemd wordt op lopende initiatieven, zoals het nationale weerbaarheidstraject
waarbinnen ook de nationale doorvertaling van de NAVO baseline requirements for resilience, de opvolging van de Letta- en Draghi-rapporten11, het Witboek Europese Defensie12 en de Interne Veiligheidsstrategie van de Commissie.13
Hieronder worden langs de zeven actielijnen uit de strategie de belangrijkste aandachtspunten
voor het kabinet benoemd.
Om gedeeld begrip van dreigingen, kwetsbaarheden en risico’s te bevorderen en zodoende
handelingsperspectief te creëren, werkt het kabinet op alle niveaus samen met partners.
Ten aanzien van het beter anticiperen op crises heeft het kabinet zich al eerder positief
uitgesproken over de inzet op een overkoepelend dreigingsbeeld dat oog heeft voor
verschillende dreigingen voor de veiligheid van de EU. Waar de Rijksbrede Risicoanalyse
(RbRa)14 het dreigingsbeeld voor Nederland inventariseert, kan de ontwikkeling van een EU Comprehensive Risks and Threats Assessment dit voor de EU doen. Het is van belang dat daarbij ook gebruik wordt gemaakt van
strategic foresight methodes, zodat het een product wordt dat niet alleen de huidige dreigingen beschrijft
maar ook vooruitkijkt naar dreigingen op de langere termijn. Dit analyseproduct kan
daarmee de collectieve weerbaarheid van de Unie verstevigen. Binnen de EU wordt gewerkt
aan de ontwikkeling van een gedeeld dreigingsbeeld in het cyber en informatiedomein
via bijvoorbeeld het PESCO15
project Cyber and Information Domain Coordination Centre (CIDCC), dat zich doorontwikkelt in een EU Cyber Defence Coordination Centre (EU CDCC). Bovendien sluit de versterking van gemeenschappelijke capaciteit op het
gebied van inlichtingenanalyse (SIAC), die al was opgenomen in het EU Strategisch
Kompas16, eveneens aan bij de inzet van het kabinet. Daarbij is het wel van belang om een
onderscheid te maken tussen informatie en inlichtingen. Het kabinet ziet de meerwaarde
van het samenbrengen van verschillende informatiebronnen, maar hecht aan de competentieverdeling
tussen de EU en de lidstaten op het gebied van inlichtingen. Daarom is het goed dat
de Commissie de SIAC noemt als het unieke toegangskanaal voor inlichtingen.
Het kabinet hecht tot slot aan maatregelen die de Unie slagvaardiger maken en kan
zich vinden in het voorstel een «crisisdashboard» te ontwikkelen, waarin informatie
uit verschillende (sectorale) waarschuwingssystemen wordt samengebracht om zo besluitvorming
op basis van een integraal informatiebeeld te bevorderen. Een overkoepelend dreigingsbeeld,
strategische vooruitziendheid en vroegtijdige waarschuwing zijn ook van belang voor
het waarborgen de veiligheid en integriteit van het Schengengebied. Ook ziet het kabinet
meerwaarde in het nieuwe plan voor een catalogus voor weerbaarheidstrainingen en een
platform voor het uitwisselen van best-practices, dat ook toegankelijk is voor medeoverheden.
Ten aanzien van de weerbaarheid van vitale maatschappelijke processen kan het kabinet
zich vinden in het voorstel van de Commissie om strategieën te ontwikkelen om dreigingen
van specifieke actoren te voorkomen, af te weren en hierop te reageren. Dit sluit
aan bij het bredere concept van afschrikking, dat niet alleen bestaat uit maatregelen
die het een actor bemoeilijken om hybride aanvallen succesvol uit te voeren, waaronder
het versterken van maatschappelijke weerbaarheid (deterrence by denial) maar ook uit het nemen van actieve tegenmaatregelen bij «een hybride aanval (deterrence by punishment), zoals beschreven in het Niinistö-rapport. Daarbij is het van belang strategisch
te communiceren over weerbaarheid verhogende maatregelen als vorm van afschrikking.
Deze actielijn sluit nauw aan op de inzet van het kabinet met de nationale weerbaarheidsopgave
waarin stevig wordt ingezet op verdere versterking van vitale en andere belangrijke
processen ten behoeve van de schokbestendigheid en continuïteit van de samenleving.
Daarom verwelkomt het kabinet de insteek van de strategie om ook op Europees niveau
deze inzet te versterken. Het kabinet pleit al langer voor integrale aandacht voor
weerbaarheid in EU-verband en kan zich vinden in het voorgestelde Preparedness by Design-principe, waarbij tegelijk de principes voor betere regelgeving in acht dienen te
worden genomen.17 Het kabinet onderstreept bovendien de all-hazard aanpak met aandacht voor niet alleen hybride en militaire dreigingen maar alle vormen
van dreiging, in het bijzonder ook tegen de zorg, voedselvoorziening en het energie-domein.
Het voornemen voor een voorraadsvormingsstrategie sluit aan op een traject onder de
Nationale Grondstoffenstrategie18 van het kabinet richting het aanleggen van reserves voor kritieke grondstoffen. Hierbij
wordt gekeken naar de mogelijkheid van een Europees stelsel onder de Critical Raw Materials Act (CRMA). Een voorraadsvormingsstrategie voor medische tegenmaatregelen past eveneens goed
in de bredere kabinetsinzet voor de beschikbaarheid van medische producten. Dit draagt
bovendien bij aan de beschikbaarheid van medische middelen voor de krijgsmacht en
de samenleving. Nederland zal de komende jaren actief deelnemen aan een gezamenlijk
EU-project rondom voorraadvormingsstrategie voor medische tegenmaatregelen.19 Het opzetten van een voorraadsvormingsprogramma vraagt mogelijk om een groot aantal
beleidsmatige, financiële en organisatorische overwegingen en stappen. Het kabinet
kijkt uit naar eventuele meer specifieke voorstellen van de Commissie hierover en
zal nadrukkelijk vragen om een goede onderbouwing en om de gevolgen voor de interne
markt mee te wegen en de voorstellen op hun merites beoordelen.20 Het kabinet merkt tevens op dat de samenwerking in Schengenverband bijdraagt aan
het waarborgen van vrij verkeer van personen en goederen om de integriteit van de
interne markt te waarborgen en maatschappelijke functies te allen tijde te behouden.
Ten aanzien van minimale weerbaarheidsvereisten, ziet het kabinet meerwaarde in het
voorstel om te onderzoeken of er hiaten zijn in huidige EU-wetgeving ten opzichte
van onder andere de weerbaarheidsvereisten in de CER- en NIS2-Richtlijnen21. Bijvoorbeeld ten aanzien van minimale weerbaarheidseisen die zien op het functioneren
van de EU, zoals continuïteit van EU diensten en agentschappen. Het kabinet benadrukt
hierbij dat bij deze analyse en uitwerking het van belang is om definities, bijvoorbeeld
van «vitale maatschappelijke belangen» of «essentiële diensten», te harmoniseren met
bestaande EU-wetgeving. Ten aanzien van de minimumvereisten hecht het kabinet belang
aan zoveel mogelijk complementariteit met de uitwerking van de NAVO weerbaarheidsdoelstellingen.
Net als de Commissie, benadrukt het kabinet dat de focus op de implementatie van de
huidige NIS2- en CER-richtlijnen niet uit het oog mag worden verloren.
De strategie bevat de aankondiging van diverse voorstellen zoals de EU-wetgeving inzake
paraatheid, het Klimaatadaptieplan en een Europese strategie voor waterweerbaarheid.
Het kabinet kijkt uit naar de uitwerking van de aangekondigde voorstellen en zal daarbij
letten op haalbaarheid, regeldruk en of deze zich verhouden tot de bestaande verdragskaders
en de daarbij behorende competentieverdeling tussen de lidstaten, instellingen, organen
en instanties van de EU. Het kabinet informeert uw Kamer zoals gebruikelijk over de
specifieke voorstellen via de BNC-procedure.
De versterking van de paraatheid van de bevolking, de derde actielijn, is ook voor
het kabinet een prioriteit. Hoewel de regie voor versterking van onze veiligheid bij
de overheid ligt, is voor een veilige en weerbare maatschappij de inzet van iedereen
nodig. Het is daarom van belang dat mensen, bedrijven en maatschappelijke instellingen
kennis hebben over de dreiging, een eigen verantwoordelijkheid nemen in de voorbereiding
op schokken en hiermee kunnen omgaan. Het is daarbij van cruciaal belang dat er wordt
ingezet op het weerbaar maken van de gehele samenleving en dat aandacht uitgaat naar
kwetsbare groepen, bijvoorbeeld door toegankelijke en inclusieve communicatie en het
tegengaan van desinformatie. Vanuit de whole-of-society benadering werkt het kabinet met medeoverheden en maatschappelijke partijen aan een
inzet waar ieder bijdraagt aan een veilige en weerbare maatschappij. Het kabinet waardeert
het dat de strategie ook deze brede aanpak beoogt. Het voornemen van de Commissie
voor EU-richtsnoeren voor 72-uurs zelfredzaamheid sluiten dan ook aan op het advies
van het kabinet om de zelfredzaamheid van 48 naar 72 uur op te hogen. Europese samenwerking
op het gebied van desinformatie en (digitale) inmenging en de focus op democratisch
burgerschap, onderwijs, media en maatschappelijk middenveld is eveneens complementair
aan Nederlands beleid, maar de competentieverdeling tussen de Unie en de lidstaten
dient daarin te worden bewaakt.
Het kabinet acht toegankelijke publieke alertering en crisiscommunicatie eveneens
van belang. Bij de doorontwikkeling houdt het kabinet onder andere rekening met personen
met een auditieve en visuele beperking. Het is niet duidelijk hoe de Commissie de
ontwikkeling van een publieke waarschuwingsfunctionaliteit binnen de EU Digital Wallet voor zich ziet en wat dit precies betekent en of het past binnen de nationale situatie.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen met interesse.
Ten aanzien van het in ontwikkeling zijnde Galileo Emergency Warning Satellite Service (EWSS) heeft het kabinet het standpunt dat het mogelijk als terugvaloptie zou kunnen
dienen in de toekomst bij verdere ontwikkeling wanneer de huidige alerteringssystemen
het niet meer doen. Of het huidige EWSS in de Nederlandse situatie kan integreren
is nog niet duidelijk. Het aandachtspunt of EWSS als distributiekanaal van NL-Alert
te gebruiken is eerder meegegeven aan de commissie. Het kabinet blijft de komende
ontwikkelingen met grote belangstelling volgen.
Het kabinet kijkt uit naar de verdere uitwerking van het plan om een Europees mechanisme
voor civiele verdediging op te zetten. Het kabinet zal erop toezien dat eventuele
voorstellen zich verhouden tot nationale bevoegdheden.
Voor wat betreft de vierde actielijn, onderschrijft het kabinet het grote belang van
de versterking van publiek-private samenwerking en daarmee de belangrijke rol die
de private sector en maatschappelijke organisaties hebben in de versterking van de
weerbaarheid in het geval van crisis- en conflictsituaties. Het kabinet steunt sterkere
publiek-private samenwerking, met name voor die sectoren waarbij grensoverschrijdende
effecten op kunnen treden in geval van verstoring of uitval. Tegelijk is hierbij een
evenwichtige benadering in de rolverdeling tussen de publieke en private sector van
belang. Het kabinet zet in nauwe samenspraak met de private sector in op een samenhangende
aanpak voor de weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet ziet graag
verduidelijking hoe de publiek-private taskforce zich verhoudt tot de Raad voor noodsituaties
en veerkracht zoals voorzien onder de Interne-marktnood- en weerbaarheidswet. Het
kabinet wacht het voorstel voor herziening van de aanbestedingsrichtlijn af (voorzien
begin 2026) maar is in beginsel positief over het voornemen van de Commissie om weerbaarheid
mee te wegen. Bijvoorbeeld de mogelijkheid om in het kader van nationale veiligheid
eisen te stellen aan inschrijvers draagt bij aan onze weerbaarheid doordat hogere
nationale veiligheidseisen leiden tot selectie van weerbaardere leveranciers en daarmee
weerbaardere dienstverlening aan de overheid. Bovendien zorgt het meer en vaker stellen
van deze eisen voor meer bewustwording bij de markt als geheel. Het kabinet zal hierbij
tevens toezien op de samenhang met de voorgestelde Critical Medicines Act en de hierin opgenomen voorstellen over aanbestedingen. Het kabinet waardeert daarnaast
de aandacht voor kennisveiligheid voor het weerbaar maken van de academische sector.
Dit is in lijn met de brede aanpak voor het versterken van kennisveiligheid in het
hoger onderwijs en onderzoek22 Het kabinet benadrukt dat de Europese onderzoek en innovatie sector een essentiële
rol heeft in het versterken van de Europese weerbaarheid, doordat het bijdraagt aan
state-of-the-art reacties op een crisis of conflict, de ontwikkeling van dual-use projecten en een versterkt concurrentievermogen. Weerbaarheid (inclusief bewustzijn)
tegen dreigingen en risico’s is nodig, ook wanneer er internationaal, met landen binnen
en buiten de EU, wordt samengewerkt.
Ten aanzien van de vijfde actielijn, de civiele-militaire samenwerking, onderstreept
het kabinet de noodzaak militaire en civiele behoeften en activiteiten op elkaar af
te stemmen. In het bijzonder is civiel-militaire coördinatie en planning nodig om
te kunnen deconflicteren en prioriteren, zodat de benodigde militaire paraatheid gepaard
gaat met een zo beperkt mogelijke impact op de continuïteit van de samenleving. Omdat
het essentieel is dat dit ook op Europees niveau gebeurt, verwelkomt het kabinet het
opstellen en verbeteren van protocollen («wie doet wat wanneer»).
Het kabinet verwelkomt de oproep om veiligheid en weerbaarheid overwegingen te integreren
in EU-wetgeving en daarmee regelgeving voor weerbaarheid te versimpelen. Het kabinet
vindt versimpeling van regelgeving voor het bevorderen van de weerbaarheid van groot
belang. Om die reden had het kabinet graag een verwijzing gezien naar de aankomende
Defence Omnibus Simplification, waarin de Commissie knellende EU-wetgeving voor het opschalen van de defensie-industriec
van de EU tracht weg te nemen. Het kabinet pleitte zoals ook beschreven in het eerder
genoemde Nederlandse non-paper23 voor een bredere benadering van de Omnibus, waarin ook knellende EU-wetgeving voor
het opschalen van de krijgsmachten wordt onderzocht en aangepakt, niet alleen de defensie-industrie.
Het kabinet blijft hiervoor pleiten bij de Commissie.24 Eveneens pleit het kabinet in dit non-paper voor intensievere EU-NAVO samenwerking,
wat ook onder de actielijn externe partnerschappen terugkomt. Het kabinet verwelkomt
het voornemen van de Commissie om strategieën te ontwikkelen om dreigingen van specifieke
actoren te voorkomen, af te weren en te reageren. Het kabinet kijkt uit naar de verdere
ontwikkeling van het bestaande instrumentarium door de Hoge Vertegenwoordiger op de
terreinen van cyberdiplomatie; Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI)-toolbox; hybride toolboxen en de architectuur van het reactiemechanisme voor
bedreigingen vanuit de ruimte; alsmede de defensiecapaciteiten ten behoeve van de
civiele en militaire gemeenschap.
Het kabinet onderschrijft daarnaast het belang van civiel-militaire samenwerking bij
het (opnieuw) opbouwen van industriële capaciteiten in Europa. Het staat dan ook positief
tegenover het voorstel om Europese standaarden voor dual-use infrastructuur en producten te ontwikkelen. Ook wil het kabinet mogelijkheden benutten
om projecten ten behoeve van nieuwe dual-use infrastructuur te realiseren voor de belangrijkste voor militaire mobiliteit gebruikte
transportroutes, bijvoorbeeld via cofinanciering vanuit de Connecting Europe Facility. Randvoorwaardelijk hierbij is dat de NAVO-standaarden leidend zijn.
Ten aanzien van de coördinatie van crisisrespons, de zesde actielijn, pleit het kabinet
al langer voor versterkte horizontale EU crisiscoördinatie en verwelkomt, conform
het Nederlandse non-paper over de toekomst van EU crisismanagement,25 de ambitie van de Commissie om de rol van het Emergency Response Coordination Centre (ERCC) te verstevigen. Zo ziet het kabinet het inrichten van een EU crisis coordination hub binnen de structuren van het ERCC als een positieve ontwikkeling. Hoewel lidstaten
in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun crisisrespons, is het van
belang dat lidstaten en niet EU-lidstaten en deelnemende landen26 elkaar op basis van solidariteit en vrijwilligheid te hulp kunnen schieten via het
UCPM.
Gezien het veranderend risicolandschap staat het kabinet positief tegenover de verkenning
van de Commissie ten aanzien van de versterking van rescEU-capaciteiten. Tegelijkertijd
blijft het kabinet de inzet van rescEU-capaciteiten zien als uiterste middel. Voor
wat betreft het crisismanagementprotocol, en richtlijnen voor het stress-testen van
noodrespons en crisiscentra, acht het kabinet het van belang deze goed aan te laten
sluiten bij bestaande sectorale EU-crisisinstrumenten, zoals IMERA27, de elementen uit de Verordening Ernstige Grensoverschrijdende Gezondheidsbedreigingen28 en de verordening omtrent een noodkader voor medische tegenmaatregelen29), de Serious cross-border threats to Health, en de Chips Act.
Voor wat betreft de laatste actielijn, deelt het kabinet ten aanzien van de samenwerking
met derde partijen de visie dat veiligheid een wederzijds belang is en onderdeel moet
zijn van de brede relaties van Nederland en de EU met partnerlanden en kandidaat-lidstaten.
Het kabinet steunt de verschillende voorstellen van de Commissie voor het versterken
van grondstoffendiplomatie en gezamenlijke strategieën met gelijkgezinde partners
ter diversifiëring van kritieke voorraden om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
te vergroten. Ook verwelkomt het kabinet de nadruk op het versterken van de cyberweerbaarheid
van partners en ziet het cyberweerbaarheid graag een vast onderdeel worden van de
cyberdialogen met partners en de cyber capaciteitsopbouwprojecten van de EU en lidstaten.
Ten aanzien van kandidaat-lidstaten zal het kabinet, gezien het wederzijds belang,
toekomstige concrete voorstellen voor geleidelijke integratie op dit vlak met een
positieve grondhouding bezien. Hierbij dienen volgens het kabinet de interne veiligheid
van de EU gewaarborgd te blijven, en relevante onderdelen van het acquis overgenomen te worden.
Het kabinet ziet tot slot graag meer ambitie op het gebied van EU-NAVO samenwerking
in den brede, maar specifiek op EU-NAVO samenwerking op weerbaarheidsverhogende maatregelen
en crisismanagement. Hoewel het belang van EU-NAVO samenwerking en elementen uit het
Nederlandse non-paper naar voren komen in de strategie (onder andere op het gebied
van oefeningen), is het bijgevoegde actieplan nog onvoldoende concreet in de voorstellen
ter versterking van institutionele samenwerking tussen de NAVO en de EU en het verbeteren
van informatie-uitwisseling en crisismanagement. Hierbij is het ook van belang dat
een intensivering van de gemeenschappelijke Europese defensie industrie bijdraagt
aan NAVO doelen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is brede steun voor de opzet van de strategie vanuit alle lidstaten: doel, opzet
en noodzaak worden unaniem onderschreven. Lidstaten zijn in grote meerderheid uitermate
positief in hun eerste reacties maar geven wel aan dat de tekst nog beter bestudeerd
moeten worden.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief ten aanzien van de bevoegdheid. Het voorstel
ziet op de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Op het terrein van de ruimte
van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de
EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub j, VWEU).
Wel bevindt een aantal van de aangekondigde plannen en maatregelen zich dicht tegen
of op het terrein van nationale veiligheid. Op grond van artikel 4, lid 2, VEU dient
de EU de essentiële staatsfuncties, zoals de handhaving van de openbare orde en de
bescherming van de nationale veiligheid te eerbiedigen. Met name de nationale veiligheid
blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat.
Het kabinet zal er op toezien dat wetgevingsvoorstellen de bevoegdheidsverdeling tussen
de EU en de lidstaten op het vlak van de nationale veiligheid respecteren. De synergie
tussen de NAVO en EU is hierbij prioriteit.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief ten aanzien van de subsidiariteit. De
mededeling heeft tot doel de paraatheid en weerbaarheid van de EU tegen verschillende
soorten crises te vergroten. Gezien de aard en omvang van de strategie, evenals het
inherent grensoverschrijdende karakter van de genoemde dreigingen, kan dit onvoldoende
door lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom
is een EU-aanpak wel nodig. Verder is de EU het beste gepositioneerd om de paraatheidsstrategie
te bewerkstelligen, vanwege de beoogde inzet hiervan op Unieniveau. Om die redenen
is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de paraatheid
en weerbaarheid van de EU tegen verschillende soorten crises te vergroten. Het voorgestelde
optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de verscheidene voorgestelde
actielijnen allemaal de paraatheid binnen de Unie versterken. Bovendien gaat het voorgestelde
optreden niet verder dan noodzakelijk, doordat de mededeling bestaande samenwerking
en initiatieven versterkt en nieuwe voorstellen doet zonder de ruimte van lidstaten
te beperken of verdere verplichtingen op te leggen dan noodzakelijk.
d) Financiële gevolgen
De mededeling zelf heeft geen gevolgen voor de EU-begroting of de nationale begroting.
De toekomstige voorstellen kennen mogelijk wel financiële gevolgen afhankelijk van
de precieze invulling van de voorstellen. Het kabinet is van mening dat eventueel
benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor
het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de integrale afweging van middelen
na 2027.
Het is van belang dat initiatieven die voortkomen uit deze mededeling met budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement,
conform de regels van de budgetdiscipline. Gezien de whole-of-government aanpak van de strategie zullen de verschillende initiatieven die worden uitgewerkt
onder de verantwoordelijkheid van verschillende departementen vallen. Eventuele budgettaire
gevolgen worden per voorstel beoordeeld en ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. De versterking van militaire
paraatheid zal hand in hand moeten gaan met de versterking van de maatschappelijke
weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De mededeling zelf bevat geen nieuwe wettelijke maatregelen en geeft daarmee geen
aanleiding om gevolgen te verwachten op regeldruk en administratieve lasten, voor
de overheid, bedrijfsleven of burgers.
De uiteindelijke regeldruk en administratieve lasten zijn afhankelijk van de specifieke
invulling van de doelen in concrete beleidsmaatregelen. Het is niet uit te sluiten
dat zowel de invoering van afzonderlijke beleidsmaatregelen als de uitvoering van
de beleidsmaatregelen in onderling verband bezien aanleiding geven tot nieuwe regels
over verhoging van uitvoeringslasten. Bij de uitwerking van eventuele maatregelen
zal het kabinet zich inspannen om onwenselijke gevolgen voor de regeldruk, administratieve
lasten en andere uitvoeringslasten te voorkomen of te mitigeren. Daarbij dient ook
rekening gehouden te worden met eventuele gevolgen voor medeoverheden.
Het kabinet acht het belangrijk dat veiligheid en concurrentievermogen nadrukkelijk
worden meegewogen in het weerbaarheidsvraagstuk. Onze concurrentiekracht vormt een
belangrijk fundament voor het versterken van onze weerbaarheid en het beperken van
(toekomstige) risicovolle strategische afhankelijkheden. Het is van belang om een
gedegen afweging te maken van de noodzaak en mate van overheidsingrijpen om marktverstoring
te voorkomen
De mededeling ziet op versterking van civiele en militaire weerbaarheid en paraatheid
van de EU, ongeacht het type crisis dat op ons afkomt. Daarmee wordt de EU minder
afhankelijk van internationale partners. Dit draagt bij aan het vermogen van de EU
om autonomer te opereren in een geopolitiek fragiele wereld en daarmee aan een sterkere
NAVO.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken