Brief regering : Kabinetsreactie op de Initiatiefnota van de leden Bromet en Van Campen over “De wijsheid in pacht” (Kamerstuk 36687)
36 687 Initiatiefnota van de leden Bromet en Van Campen over «De wijsheid in pacht»
Nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2025
Op 30 januari 2025 hebben de leden Bromet (Groenlinks-PvdA) en Van Campen (VVD) de
initiatiefnota «De wijsheid in pacht» ingediend (Kamerstuk 36 687, nr.2). Met deze brief geef ik graag mijn reactie op de voorstellen die in de nota zijn
gedaan, zoals ook verzocht door de vaste Kamercommissie op 5 februari jl. (Kamerstuk
36 687 / kenmerk 2025D04664). Voor de herziening van de pachtregelgeving verzamel ik graag zoveel mogelijk input.
Ik wil de initiatiefnemers dan ook hartelijk bedanken voor deze belangrijke bijdrage
in de vorm van een initiatiefnota.
Ik zie de initiatiefnota grotendeels als een ondersteuning van mijn voornemens voor
de herziening van de pachtregelgeving, die ik heb gedaan in mijn brief van 20 december
20241. De voorstellen van de initiatiefnemers hebben als doel om pacht een belangrijke
rol te laten spelen bij de verduurzaming van de landbouw en in te zetten op meer zekerheid
zodat innovaties in bedrijfsprocessen en belangrijke doelen rond bodembeheer, landschap,
natuur en water gerealiseerd kunnen worden. Aan de hand van een beschrijving van de
huidige situatie en probleemanalyse zijn in de initiatiefnota acht maatregelen opgenomen
met betrekking tot de inzet van overheidsorganisaties op het pachtdossier, de verschillende
pachtvormen, de verduurzaming van de landbouw en het verdienvermogen van de boer,
hieronder geef ik mijn appreciatie puntsgewijs.
I. Geef het goede voorbeeld
1. Verpacht landbouwgrond van de overheid niet exclusief aan de hoogste bieder, maar
beloon duurzaam bodembeheer
De initiatiefnemers stellen voor om gronden die in eigendom zijn bij het Rijk duurzaam
te verpachten op een manier die vergelijkbaar is met het duurzaam inkopen van goederen
door het Rijk, waarbij volgens de initiatiefnemers rekening wordt gehouden met de
verplichtingen in de selectieprocedure die voortkomen uit de uitspraak van de Hoge
Raad in het Didam-arrest2. Dat het Rijk, in het bijzonder Staatsbosbeheer en het Rijksvastgoedbedrijf, inmiddels
al de nodige initiatieven heeft ondernomen om bij de verpachting tot een duurzamere
selectie te komen, wordt ook herkend door de initiatiefnemers. Vanuit mijn ministerie
wordt daarnaast in het Nationaal Programma Landbouwbodems ingezet op het per 2030
duurzaam beheren van landbouwgronden. Samen met LTO Nederland werkt mijn ministerie
aan kennisverspreiding op bedrijfsniveau zodanig dat elk bedrijf die mix van maatregelen
kan nemen om duurzamer bodembeheer te bevorderen. Ook wordt duurzaam bodembeheer via
de interventies van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gestimuleerd.
De initiatiefnemers verzoeken mij om met decentrale overheden in gesprek te gaan om
ook bij deze overheidsorganisaties duurzaam bodembeheer te stimuleren. Ik wil dit
verzoek graag honoreren en zal hiervoor in overleg treden met het Interprovinciaal
Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Ook
via spoor 4 van het Nationaal Programma Landbouwbodems zet ik al in op regionale samenwerking
zodat de bodem lokaal zo goed mogeljk beheerd wordt. Verder ben ik voornemens om een
handreiking op te stellen over de wijze waarop medeoverheden de selectieprocedure
voor het verpachten van grond conform het hiervoor genoemde Didam-arrest kunnen inrichten.
Hiermee wil ik invulling geven aan diverse moties3 die zijn aangenomen naar aanleiding van de gunningsprocedure voor de percelen in
de Boterhuispolder in de gemeente Teylingen.
II. Pachtvormen
2. Maak langdurige pacht de standaard
De oproep van de initiatiefnemers om langdurige pacht de standaard te maken onderschrijf
ik. Ook ik zet in op het stimuleren van langdurige pacht en het ontmoedigen van kortlopende
pacht, vanwege het grote belang dat ik hecht aan de zekerheid voor boeren om langjarig
over grond te kunnen beschikken.
Voor het ontmoedigen van kortlopende geliberaliseerde pacht stellen de initiatiefnemers
voor om kortlopende pachtovereenkomsten, korter dan 6 jaar, alleen tegen een lagere
pachtprijs mogelijk te maken. Hiervoor moet de geliberaliseerde pacht worden omgezet
in «flexibele pacht» waarbij de prijs wordt bepaald door een verlaging met een bepaald
percentage van de geldende pachtnorm. Hierbij is de verlaging ten opzichte van de
pachtnorm hoger naarmate de duur van de pachtovereenkomst korter is. De verlaging
van de pachtprijs is adaarmee een voldoende prikkel om langdurige pacht te stimuleren.
Hoewel ik in het nieuwe stelsel inzet op een juist evenwicht tussen de belangen van
de pachter en die van de verpachter, maak ik een voorbehoud voor de mogelijke gevolgen
op de rechtspraak. Die zal ik eerst, samen met mijn collega voor Rechtsbescherming,
in beeld brengen. De uitkomsten neem ik mee in de verdere uitwerking van de pachtregelgeving
zoals opgenomen in Titel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek.
Bovenstaande voorstellen van de initiatiefnemers worden meegenomen in mijn afwegingen
voor de herziening van de kortlopende pacht. Verder sta ik positief tegenover het
voorstel om de pachtnorm meer te verlagen afhankelijk van de duur van de overeenkomst,
maar wel wil ik nog onderzoeken wat mogelijke effecten kunnen zijn, onder andere bij
een functiewijziging van de grond. In overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening en medeoverheden wil ik bezien welke andere mogelijke gevolgen
dit in ruimtelijke – en financiële zin heeft.
3. Introduceer loopbaanpacht als alternatief voor reguliere pacht
In de initiatiefnota wordt geconstateerd dat het aandeel reguliere pacht met veel
bescherming voor de pachter de afgelopen jaren sterk is afgenomen en dat er nauwelijks
nieuwe reguliere pachtovereenkomsten worden afgesloten. Ik zie eenzelfde trend en
ben het met de initiatiefnemers eens dat dit niet in het belang is van de pachter
omdat deze belang heeft bij een continuering van zijn bedrijfsvoering. Tegelijkertijd
bestaat er behoefte bij verpachters aan flexibiliteit, niet alleen in de pachtprijs
maar ook voor wat betreft het maken van duurzaamheidsafspraken. De initiatiefnemers
stellen daarom voor om een nieuwe pachtvorm te introduceren: de loopbaanpacht met
een looptijd tot aan de AOW-leeftijd van de pachter, maar van tenminste 25 jaar. Een
pachter die ouder is dan 42 jaar kan daarmee geen loopbaanpachtovereenkomst meer sluiten.
De pachtprijs wordt bepaald door de markt.
Ook ik ben van plan om een nieuwe pachtvorm: de duurzame langlopende pacht in te voeren.
Anders dan de reguliere pacht heeft deze pachtvorm geen continuatierecht en wordt
de prijs evenals in het voorstel van de initiatiefnemers bepaald door de markt. De
huidige reguliere pachtovereenkomsten wil ik zoveel mogelijk ongewijzigd laten, maar
ik ben wel voornemens om een agrarische bedrijfsmatigheidstoets in te voeren. Verpachters
kunnen daarmee de pachter vragen om aan te tonen dat deze de grond nog steeds bedrijfsmatig
gebruikt wordt. Eenzelfde toets wil ik invoeren voor nieuwe reguliere pachtovereenkomsten.
Met de invoering van een AOW-toets voor bestaande en nieuwe reguliere pachtovereenkomsten
en de introductie van de duurzaam langlopende pacht, denk ik voldoende waarborgen
in te bouwen dat de grond bij niet-bedrijfsmatig gebruik beschikbaar komt voor andere
pachters waaronder jonge boeren en zij-instromers. Ook verwacht ik daarmee voldoende
invulling te geven aan het voorstel van de initiatiefnemers.
In de initiatiefnota staat dat pachters die ouder zijn dan 42 jaar geen loopbaanpachtovereenkomst
meer kunnen afsluiten. Vanwege mogelijke leeftijdsdiscriminatie ondersteun ik dit
voorstel niet.
Voor de bestaande reguliere pachtovereenkomsten stellen de initiatiefnemers voor om
de verpachters de mogelijkheid te bieden om de contractvoorwaarden naar redelijkheid
aan te passen. Verpachters kunnen daarmee duurzaamheidsafspraken maken, die een relatie
hebben tot bodemgebruik. Ik vind dit een goed voorstel en wil dit zeker meenemen in
de verdere invulling van de wetsherziening. Zoals ik hierboven heb aangegeven wil
ik reguliere overeenkomsten zoveel mogelijk ongemoeid laten. Om deze reden onderzoek
ik momenteel in hoeverre bestaande reguliere pachtovereenkomsten kunnen worden aangepast
zonder dat er sprake is van een geheel nieuwe overeenkomst dan wel dat bestaande rechten
en plichten van pachters en verpachters zoveel mogelijk ongewijzigd blijven. Verder
denk ik na over de rol die de grondkamers bij de toetsing kunnen spelen.
Het voorstel om voor nieuwe reguliere pachtovereenkomsten de pachtprijs te laten bepalen
door de markt is in lijn met mijn voorstel voor nieuwe reguliere pachtovereenkomsten.
4. Maak een einde aan de zwarte en grijze pacht
Om een einde te maken aan de zwarte en grijze pacht wordt voorgesteld om een door
de grondkamer goedgekeurd pachtcontract te laten indienen bij een aanvraag voor steun
uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) of bij de mestboekhouding.
In het GLB en bij de opgaven voor de mestboekhouding bestaat al de verplichting dat
alleen grond kan worden opgegeven voor subsidies als aangetoond kan worden dat deze
grond op basis van een overeenkomst of toestemming van de eigenaar in gebruik is.
Desondanks heeft dit in de praktijk de zwarte en grijze pacht niet kunnen voorkomen.
Naast goedgekeurde pachtovereenkomsten kan grond bovendien rechtmatig in gebruik zijn
op basis van grondruil waarvoor geen goedkeuring is vereist. Voorkomen moet worden
dat dit tot een extra administratieve last leidt. Naar mijn mening kan zwarte en grijze
pacht alleen worden ontmoedigd als de pachtprijs en overige voorwaarden aantrekkelijk
genoeg zijn om een pachtovereenkomst conform het wettelijk kader af te sluiten.
III. Verduurzaming van de landbouw
5. Zorg dat de grondkamer pachtcontracten breder gaat toetsen
De initiatiefnemers stellen dat de grondkamers vaak een belemmerende rol spelen in
het verduurzamen van de landbouw, zelfs als beide partijen het eens zijn over bepaalde
duurzame ambities. In de praktijk zouden vooral terreinbeherende organisaties (TBO’s),
waarbij tussen partijen zorgvuldige afspraken zijn gemaakt, hiermee geonfronteerd
worden. De grondkamers zouden volgens de initiatiefnemers veelal naar de prijs en
het agrarisch gebruik kijken en niet zozeer naar de mogelijk positieve effecten voor
de natuur ter plaatse. Het gevolg is dat de grondkamer dergelijke duurzaamheidsafspraken
schrappen terwijl de pachtovereenkomst in stand blijft. De grondkamers zouden volgens
de initiatiefnemers een bredere taakopvatting moeten krijgen.
Ik ben het eens dat verpachters en pachters meer ruimte moeten krijgen om afspraken
rond duurzaamheid te maken. Partijen moeten op vrijwillige basis bindende afspraken
kunnen maken over duurzaam bodembeheer, landschap, natuur en waterkwaliteit. De stelling
dat de grondkamers daarin vaak een belemmerende rol spelen deel ik niet. De grondkamers
toetsen op basis van de huidige regelgeving of afspraken – waaronder duurzaamheidsafspraken
– niet leiden tot buitensporige verplichtingen voor de pachter. Binnen dat kader is
al veel mogelijk. In de herziene regelgeving ben ik voornemens om deze buitensporige
bepalingen meer duiding te geven waardoor er nog meer ruimte ontstaat voor duurzaamheidsbepalingen.
Het voorstel om de grondkamers ook te laten adviseren over afspraken met betrekking
tot natuurbeheer wil ik vooralsnog niet overnemen, maar zal ik bezien in het kader
van de wettelijke evaluatie van de grondkamers die ik dit najaar wil laten starten.
Dit evaluatieonderzoek ziet allereerst op de doeltreffendheid en doelmatigheid van
het functioneren van de grondkamers. Hierbij kan ook extra aandacht zijn voor de taakuitvoering
en een eventuele uitbreiding van de wettelijke taken. Mogelijk leidt dit tot een andere
werkwijze van de grondkamers.
6. Introduceer een flexibele pachtvorm voor natuurgronden in het belang van natuur
en boer
Bij deze maatregel wordt mij gevraagd een nieuwe pachtvorm te introduceren die vooral
gericht is op natuurbeheer en een bijdrage levert aan de diverse natuurdoelstellingen.
Het agrarisch medegebruik speelt daarbij een ondergeschikte rol. De terreinbeherende
organisaties (TBO’s) die veelal eigenaar van de grond zijn zouden daarbij een richtinggevende
rol moeten kunnen vervullen. Deze bevoegdheid zou volgens de initiatiefnemers in de
wet moeten worden verankerd. De pachtvorm is bij voorkeur langjarig zodat deze zekerheid
biedt aan de pachter, maar tegelijkertijd de verpachter en grondeigenaar de mogelijkheid
geven om tussentijds aanpassingen specifiek gericht op de fysieke gesteldheid van
het gebied met de pachter af te spreken.
Het voorstel om een nieuwe pachtvorm voor natuurgronden te introduceren neem ik over.
Zelf ben ik van plan om de huidige reservaatpacht te vervangen door natuurpacht, die
bedoeld is voor gronden die zijn ingericht voor natuur met agrarisch medegebruik.
De looptijd voor deze pacht is tenminste 6 jaar. In het voorstel van de initiatiefnemers
wordt ook aandacht gevraagd voor het inbouwen van een bepaalde mate van flexibiliteit,
zodat tussentijds afspraken kunnen worden aangepast. Momenteel spreek ik met de TBO’s
om na te gaan op welke manier hierin kan worden voorzien.
IV. Verdienvermogen van de boer
7. Ga in gesprek met particuliere grondbezitters over het creëren van goede prikkels
In de initiatiefnota word ik opgeroepen om in gesprek te gaan met particuliere grondbezitters
om ook hen te stimuleren om duurzaamheidseisen in contracten op te nemen, zodat zij
als verpachter met de pachter tot een duurzaam verdienmodel kunnen komen. Deze oproep
neem ik over en zal u in mijn voortgangsbrief over de herziening van de pachtregelgeving,
die ik u tijdens het Commissiedebat Pacht van 30 januari 2025 heb toegezegd4, over deze gesprekken op de hoogte stellen.
8. Hervorm de berekeningswijze voor pachtprijzen
Op basis van het Pachtprijzenbesluit 2007 worden per pachtregio de pachtnormen berekend
op basis van een vijfjaargemiddelde van het opbrengend vermogen van het land en een
correctie van de vrije verkeerswaarde. De berekeningswijze waarop jaarlijks de pachtnormen
voor reguliere pachtcontracten worden vastgesteld, is ingewikkeld en heeft de afgelopen
jaren tot grote schommelingen in de hoogte van de pachtprijzen geleid. De grote schommelingen
leiden tot onzekerheid bij pachters en verpachters en de initiatiefnemers stellen
voor om de jaarlijkse fluctuatie te laten afnemen door de pachtprijzen voor drie tot
vijf jaar vast te stellen.
Ik begrijp deze onzekerheid heel goed voor zover dit de bestaande reguliere pachtovereenkomsten
betreft. Met de initiatiefnemers ben ik het eens dat de jaarlijkse fluctuaties te
laten afnemen. Daarom wil ik onderzoeken wat het effect is in geval de pachtnorm voor
meerdere jaren achtereen wordt vastgesteld en of dit niet leidt tot een nog grotere
schommeling juist omdat de pachtnorm voor meerdere jaren wordt bepaald. Mijn voornemen
is om het pachtnormenstelsel om te keren waarbij de pachtprijs voor nieuwe reguliere
pachtovereenkomsten en de langlopende pacht wordt bepaald door de markt. Kortlopende
pacht met een looptijd van maximaal zes jaar komt daarmee onder het pachtnormenstelsel.
Met het oog op deze kortere looptijd en de prijsbepaling op basis van een vijfjaargemiddelde
wil ik bezien welke aanpassingen van het pachtprijzensysteem nodig zijn.
Tot slot
Op basis van de bovenstaande voorgestelde maatregelen constateer ik dat er grotendeels
overeenstemming bestaat tussen de ideeën van de initiatiefnemers en mijn eigen inzet.
Momenteel werk ik aan de verdere invulling daarvan. Ik zal u voor de zomer over de
voortgang informeren.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur