Brief regering : Verlenging Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 454
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Tijdens het Commissiedebat over discriminatie, racisme en mensenrechten van 29 januari
2025 heb ik uw Kamer toegezegd dit voorjaar een besluit te nemen over de verlenging
van het instituut van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR).
Deze toezegging heb ik herhaald in het tweeminutendebat over discriminatie, racisme
en mensenrechten op 19 maart 2025.
De NCDR is ingesteld op 15 oktober 2021, voor een periode van drie jaar. Op 14 juni
2024, aan de vooravond van het nieuwe kabinet, is het mandaat van de NCDR verlengd
tot en met 1 januari 2026, om het nieuwe kabinet de tijd te geven voor besluitvorming
over de verlenging.1
Conform het Regeerprogramma zal het kabinet voor de aanpak en preventie van alle vormen
van discriminatie en racisme met de NCDR een Nationaal Programma met meerjarenagenda
opstellen. De NCDR heeft in de afgelopen jaren een brede groep mensen weten te bereiken
die hun zorgen over discriminatie met de NCDR hebben gedeeld tijdens de diverse bijeenkomsten
en townhallsessies die de NCDR heeft georganiseerd. Dit is een waardevolle aanvulling
op de inzet van de departementen om discriminatie aan te pakken. Een taak die niet
op dezelfde wijze door de departementen zou kunnen worden uitgevoerd door de grotere
mate van afstand van de NCDR tot de regering. Daarbij heeft de NCDR samen met de departementen
gezorgd voor twee eerdere nationale programma’s tegen discriminatie en racisme en
is een derde programma met meerjarenagenda thans in ontwikkeling. Deze programma’s
zijn mede tot stand gekomen door de niet-aflatende inspanning vanuit de NCDR. Vanuit
deze meerwaarde van de NCDR, die ook volgt ook uit de evaluatie van de NCDR die ik
uw Kamer op 25 oktober 2024 heb toegezonden, heb ik dan ook besloten om het instituut
van de NCDR te verlengen tot en met 31 december 2029.2 Deze periode sluit aan bij de looptijd van de meerjarenagenda die de NCDR op dit
moment, samen met diverse departementen, ontwikkelt.
Omdat in het instellingsbesluit geen einddatum is opgenomen voor de instelling van
de NCDR, hoeft dat besluit in juridisch opzicht niet te worden gewijzigd voor deze
verlenging. De verlenging gaat immers in na een daartoe strekkend besluit van de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik zie echter aanleiding om enkele
wijzigingen door te voeren in het instellingsbesluit.
De afgelopen jaren is gebleken dat het opstellen van een nationaal programma tegen
discriminatie en racisme, namens de regering, door een regeringscommissaris die met
opzet op afstand is geplaatst van diezelfde regering, een ingewikkelde constructie
is. De NCDR heeft als taak om het kabinet aan te jagen om net een stapje verder te
gaan of om nieuwe onderwerpen op te pakken, gebaseerd op de signalen die de NCDR ophaalt
in de contacten met maatschappelijke organisaties en burgers. Burgers en maatschappelijk
organisaties verwachten ook een stevige houding van de NCDR. Die rol verdraagt zich
lastig met het opstellen van een beleidsdocument zoals een nationaal programma. Het
brengt de NCDR in een ingewikkelde twist en het brengt onduidelijkheden met zich over
de rol van de NCDR in relatie tot die van het kabinet. Daarbij leidt het tot vragen
over het eigenaarschap van het nationaal programma: is dat van de NCDR of van het
kabinet? Na drie nationale programma’s (waarvan één in ontwikkeling) en naar aanleiding
van de conclusies van de evaluatie, ben ik tot de slotsom gekomen dat een adviserende
rol beter past bij de figuur van een regeringscommissaris zoals de NCDR. Dit is ook
de rol die andere regeringscommissarissen hebben, zoals de NCAB.
Een adviserende rol sluit ook goed aan bij de meerjarenagenda die thans in ontwikkeling
is. Als adviseur kan de NCDR onversneden adviseren over de voortgang en de doorontwikkeling
van die agenda, waarna de diverse betrokken bewindspersonen daarop kunnen reageren
en hun afwegingen inzichtelijk kunnen maken. Omdat de NCDR niet los staat van de overheid,
maar daar onderdeel van is (zij het op afstand) en omdat de NCDR daarmee eenvoudig
toegang heeft tot de hoogste ambtelijke niveaus inclusief de hoog-ambtelijke stuurgroep
tegen discriminatie en racisme, zal het advies van de NCDR de zwaarte krijgen die
het verdient. En omdat de NCDR als taak behoudt om de voortgang van de uitvoering
en doorontwikkeling van het beleid (in dit geval de meerjarenagenda) te bewaken, houdt
de NCDR ook een «stok achter de deur» om aanjagend te zijn. Een adviserende rol doet
dan ook niet af aan de kracht van de NCDR, maar versterkt die juist.
In het huidige artikel 2, lid 2 en in artikel 3, onder a, van het instellingsbesluit
is opgenomen dat de NCDR is belast met het bevorderen van de totstandkoming van het
nationaal programma en daartoe een voorstel doet aan de Minister van BZK. Om over
te gaan van een beleidsvormende naar een adviserende rol, zal ik het instellingsbesluit
op dit punt verduidelijken en een aanpassing voorbereiden.
Daarnaast zie ik in de uitkomsten van de evaluatie aanleiding om sterker in het instellingsbesluit
te verankeren hoe de verbindende rol van de NCDR vorm moet krijgen. Eén van de taken
van de NCDR is om voor verbinding te zorgen tussen overheid en samenleving (artikel
3, onder a van het instellingsbesluit). Aan deze bepaling wil ik toevoegen dat de
NCDR niet alleen relaties onderhoudt en overleg bevordert met maatschappelijke initiatieven,
bewegingen, belangengroepen, bedrijven en de overheid, maar dat de NCDR ook actief
zorgt voor verbinding tussen al deze spelers. Uit de evaluatie blijkt dat daaraan
een breed gedragen behoefte bestaat die tot op heden onvoldoende tot uiting is gekomen.
Door dit in het besluit te expliciteren, geef ik de NCDR een expliciete opdracht om
daaraan vorm te geven. De NCDR kan daarmee, meer nog dan nu, een spin in het web vormen
en eraan bijdragen dat de inspanningen van de overheid aansluiten bij de behoeften
van de samenleving. Hiertoe zal ik een zinsnede toevoegen aan artikel 3 onder a van
het instellingsbesluit.
Deze aanpassingen zorgen voor een slagvaardige NCDR die ook juridisch geborgd is voor
de volgende fase: het bewaken van de voortgang van de huidige programma’s en het doorontwikkelen
van de doelen en richtingen voor het overheidsbrede beleid ten aanzien van de bestrijding
en het voorkomen van discriminatie en racisme voor de komende jaren die op dit moment
worden neergelegd in een meerjarenagenda.
Ten slotte wil ik nog kort ingaan op een wettelijke verankering van de NCDR. In de
toelichting op het huidige instellingsbesluit is opgenomen dat bij verlenging van
de NCDR het voornemen bestaat om de NCDR wettelijk te verankeren. Deze passage is
echter ingehaald door nieuwe inzichten over de figuur van regeringscommissaris. Deze
inzichten zijn neergelegd in de Regeling vaststelling aanwijzingen inzake instelling
functie regeringscommissaris die op 21 maart 2025 van kracht is geworden.3 Daaruit volgt dat regeringscommissarissen worden ingesteld als er tijdelijk behoefte
is om een boegbeeld/aanjager in te zetten om een specifiek onderwerp van een impuls
te voorzien. Dit verhoudt zich niet goed tot wettelijke verankering. Daarbij is een
regeringscommissaris een ambtenaar: ook daarom ligt instelling bij wet niet voor de
hand.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties