Brief regering : Stevig fundament publieke gezondheid/ reactie op advies ‘Op onze gezondheid’ Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS)
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 823
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2025
Aanleiding
Op 18 april 2023 heeft de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) een advies
«Op onze gezondheid» gepubliceerd. Dit advies richt zich op de vraag welke inrichting
van het stelsel voor de publieke gezondheidszorg passend is om huidige en toekomstige
uitdagingen het hoofd te bieden. Op 26 mei 2023 is het rapport toegezonden aan de
Tweede Kamer1. Daarbij is toegezegd dat de aanbevelingen die de RVS doet met relevante partijen
zal worden besproken en de reactie aan een nieuw kabinet wordt overgelaten.
In deze brief geef ik mijn reactie op het advies van de RVS, mede in relatie tot de
verdiepingssessies die hebben plaatsgevonden met veldpartijen over de publieke gezondheid.
Dit bezie ik in relatie tot de transitie (het Integraal Zorgakkoord (IZA, bijlage
bij Kamerstuk 31 765, nr. 655) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA, bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 653)), waarin de beweging van zorg naar gezondheid zich al geruime tijd bevindt en waar
in het Aanvullend zorg- en welzijnsakkoord (AZWA) nadere afspraken zullen worden gemaakt.
In deze brief richt ik mij voornamelijk op het stelsel van de Wet Publieke Gezondheid
(hierna: Wpg)2. Publieke gezondheidszorg is daarin gedefinieerd als de gezondheidsbeschermende en
gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit,
waaronder begrepen het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten. Uitgangspunt
van de Wpg is dat een deel van de taken in de publieke gezondheidszorg door gemeenten
wordt uitgevoerd in medebewind. Er zijn aldus naast taken op centraal niveau, ook
taken neergelegd op decentraal niveau. Beide hebben een zelfstandig politiek-bestuurlijk
mandaat. Ik acht het van belang dat de governance rondom dit stelsel optimaal wordt
ingericht, zodat ieder zijn rol in het stelsel goed kan oppakken.
In deze brief zal ik schetsen welke inhoudelijke lijnen ik voor ogen heb hoe het fundament
van de publieke gezondheid verder kan worden verstevigd. Dit bouwt voort op de sinds
enige tijd reeds ingezette koers en die ik bij de achtergrondinformatie (punt 1) schets.
Bij punt 2 geef ik de kern weer van het RVS-advies en bij punt 3 zal ik nader in gaan
op de inhoudelijke lijnen en de governance die ik daarvoor wil inrichten. Verder ga
ik in deze brief nog nader in op het punt van de RVS inzake zijn advies om een regeringscommissaris
aan te stellen, de motie Tielen over het consultatiebureau ouderen en het rapport
van Andersson Elffers Felix (AEF) naar de toepassing van artikel 5a (ouderenzorg)
in de Wpg. Dit rapport is op 20 juni 2024 gepubliceerd3.
1. Achtergrond
Nederland staat voor een aantal belangrijke vraagstukken dat in een veranderende maatschappij
nieuwe uitdagingen geeft: veel volwassenen en jongeren kampen met mentale problemen,
ongeveer de helft van de mensen beweegt te weinig4, het percentage soa’s onder jongeren neemt toe en de helft van de Nederlanders heeft
overgewicht.
De ambitie van dit kabinet is en blijft een gezonde generatie in 2040. In het Nationaal
Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt met partners voor alcohol, tabak, voeding
en overgewicht om te komen tot een gezonde generatie. Vanuit een samenhangende effectieve
preventiestrategie neemt dit kabinet (aanvullende) maatregelen met een focus op de
jeugd en de volgende thema’s: bewegen, overgewicht, drugs, alcohol, tabak, voeding,
gehoorschade, vaccineren, seksuele gezondheid en schermtijd. De preventiestrategie
richt zich op omgevingen waarin kinderen en jongeren opgroeien, zich ontwikkelen en
worden beïnvloed. Uw Kamer is dit voorjaar geïnformeerd over de preventiestrategie.
Met het IZA en GALA wordt al langere tijd integraal samengewerkt met partijen om de
zorg toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar te houden voor iedereen,
nu en in de toekomst. Het GALA heeft daarin de rol om te bouwen aan het fundament
voor een gerichte lokale en regionale aanpak op het gebied van preventie, gezondheid
en sociale basis. Uitgangspunten zijn hierin:
• Het belang van een structurele en minder vrijblijvende aanpak op gezondheid,
• Het versterken van de verbinding en wederkerigheid tussen sociaal en medisch domein;
• Een integrale benadering van het gemeentelijke sociale- en gezondheidsdomein;
• Het belang van het meenemen van gezondheid in alle beleidsterreinen; en
• Het belang van gezamenlijke kennisopbouw ten behoeve van de maatschappelijke effecten.
Dit kabinet heeft de ambitie om nieuwe afspraken te maken over de houdbaarheid van
het zorgstelsel in een Aanvullend zorg -en welzijnsakkoord (AZWA). Gelijkwaardige
toegang tot zorg en welzijn die betaalbaar is en kwalitatief hoogwaardig is hierin
uitgangspunt.
De beweging naar «gezondheid in alle beleidsterreinen» en van «zorg naar gezondheid
en welzijn», die is ingezet met het IZA en GALA schept hoge verwachtingen van de publieke
gezondheidszorg, vooral van gemeenten en GGD’en, die verantwoordelijk zijn voor de
uitvoering van gezondheidsvraagstukken in de verschillende domeinen. Zij hebben daarvoor
een robuuste infrastructuur nodig. Daarvan is nu nog onvoldoende sprake.
Er zijn de afgelopen periode diverse rapporten verschenen, waarin wordt gepleit om
de publieke gezondheid te versterken, zoals het voornoemde rapport van de RVS5 in 2023, een rapport van het Verwey-Jonker Instituut6 2021, en een rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd7 in 2023. Een robuuste infrastructuur van publieke gezondheid die op de snijvlakken
van verschillende levensdomeinen opereert, is volgens een aantal van deze rapporten
essentieel. Met de bewindslieden van SZW heb ik daarom uw Kamer op 13 december 2024
de Kabinetsreactie SER briefadvies sociaaleconomische gezondheidsverschillen Beleidsagenda
«Gezondheid in alle beleidsdomeinen»8 toegezonden. Hierin gaan we nader in op het belang en de bijdrage van verschillende
beleidsterreinen op het gebied van zowel gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering
als gezondheidsachterstanden en hoe deze samenkomen. In deze beleidsagenda hebben
we de eerste contouren uiteengezet van een brede aanpak op de achterliggende oorzaken
van gezondheidsproblemen en -achterstanden en het beter meenemen en meewegen van gezondheid
in aanpalend beleid. Gezondheid kent in potentie een hoge maatschappelijke en economische
opbrengst, omdat gezonde burgers productiever zijn, meer participeren op de arbeidsmarkt,
minder gebruik maken van zorg, minder zorgkosten maken, minder kans op uitval op werk
of school hebben en meer ruimte voor mantelzorg en vrijwilligerswerk.
We zijn ook bezig met het versterken van de 20 wijken uit het Nationaal Programma
Veiligheid en Leefbaarheid, waarin we al integraal werken aan het wegnemen van maatschappelijke
achterstanden.
Het is van belang de opbrengsten en prioriteiten van het IZA en GALA zoveel mogelijk
te bestendigen en verder te brengen. Gemeenten moeten voldoende aandacht kunnen blijven
geven aan wat in het GALA is afgesproken en gefaciliteerd. GGD‘en moeten daarbij goed
in positie worden gebracht.
Het streven is om in elke gemeente ten minste een basisniveau aan publieke gezondheidstaken
aan te kunnen bieden (basisinfrastructuur) waar mensen op kunnen rekenen. Ik werk
daartoe in samenwerking met gemeenten aan een wettelijke verankering van bepaalde
thema’s voor gemeenten – waar sprake is van structurele middelen – te weten gezondheidsachterstanden,
seksuele gezondheid, en ketenaanpakken zoals Kansrijke Start en Valpreventie. Ik kom
hier later in deze brief op terug.
Verder werken we door aan een investeringsmodel voor preventie/gezondheid waarmee
de kostenbesparingen over de tijd beter in kaart worden gebracht, zodat ze binnen
het betreffende beleidsterrein gebruikt kunnen worden voor de financiering van de
preventieve maatregelen. Ik heb uw Kamer hierover in oktober 2024 een brief (TK 32 793, nr. 783) gestuurd.
Tot slot acht ik het van belang dat gemeenten en het Rijk als verantwoordelijke overheden
voor de publieke gezondheid gezamenlijk meer richting geven aan de publieke gezondheid
en elkaar vanuit een duidelijke governance aanspreken op de realisatie daarvan. In
dat kader is het van belang dat er een gezond besluitvormingsproces met veldpartijen
komt voor de lange termijn, waarbij ieder kan worden aangesproken op verantwoordelijkheden,
waarna de besluitvorming ook adequaat kan worden voorgelegd aan het kabinet.
2. Het RVS-advies «op onze gezondheid»
De RVS buigt zich in het advies «Op onze gezondheid» over de vraag: «Welke inrichting
van het stelsel voor de publieke gezondheidszorg is passend om huidige en toekomstige
uitdagingen (de sociale determinanten van gezondheid) het hoofd te bieden? En aan
welke voorwaarden moet die inrichting voldoen?». De RVS geeft aan dat het fundament
van het stelsel voor publieke gezondheidszorg wankel is. Er is volgens de RVS veel
aandacht (geweest) voor het bevorderen van de volksgezondheid, van zowel het kabinet
als partijen in de samenleving, maar in dit streven heeft het accent de afgelopen
decennia vooral gelegen op het beïnvloeden van persoonsgebonden factoren en leefstijl,
terwijl veel van deze oorzaken volgens de RVS niet alleen buiten de individuele invloedssfeer
liggen, maar ook buiten het zorgdomein (wonen, onderwijs, werk en sociale leefomgeving).
Dit maakt de opgave complex, maar biedt ook mogelijkheden.
Er was volgens de RVS destijds een te geringe betrokkenheid van andere ministeries
en gemeentelijke beleidsterreinen bij publieke gezondheidszorg en als gevolg hiervan
komt de inzet op brede determinanten van gezondheid onvoldoende van de grond. Daarnaast
zijn volgens de RVS de doelstellingen van de publieke gezondheid vaag en weinig geoperationaliseerd
en te veel gericht op de korte termijn, waardoor de inzet te vrijblijvend is. De RVS
benoemt dat gemeenten een cruciale rol hebben in de financiering van de publieke gezondheidszorg.
Sommige gemeenten doen hier veel aan, maar andere geven hier volgens de RVS nauwelijks
invulling aan. Hierdoor zijn er ook grote verschillen tussen GGD’en in mensen, middelen
en slagkracht, die niet beleidsmatig onderbouwd kunnen worden. Ook zijn er volgens
de RVS (aanzienlijke) tekorten aan professionals bij GGD’en om reguliere taken te
kunnen uitvoeren en nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, de adviesfunctie
van de GGD’en is onvoldoende geborgd en er is niet altijd duidelijk waarom bepaalde
taken op het gebied van publieke gezondheidszorg gedecentraliseerd zijn en/of aan
bepaalde professionals of organisaties opgedragen zijn.
Of er té weinig financiële middelen worden ingezet, kan de RVS niet concluderen. Dit
hangt samen met het feit dat er landelijk geen zicht is op de effectiviteit van de
inzet van gemeenten en GGD’en op de publieke gezondheid.
De RVS doet een aantal aanbevelingen om de publieke gezondheidszorg te versterken.
Het gaat om:
1. het centraal stellen van een verbetering van brede gezondheidsdeterminanten (wonen,
werken, inkomen, onderwijs) in de publieke gezondheidszorg;
2. het streven naar een wettelijke verankering van gezondheidsdoelen;
3. het aanstellen van een regeringscommissaris voor de volksgezondheid (Gezondheidscommissaris)
met een heldere opdracht en mandaat.
De conclusies van de RVS zijn op hoofdlijnen in lijn met de Volksgezondheid Toekomst
Verkenning 2024 (VTV)9, die ik uw Kamer op 27 november jl. heb toegestuurd. Het belang van een sterke publieke
gezondheid wordt in de VTV onderschreven. Volgens de VTV is een standvastig gezondheidsbeleid
nodig, gebaseerd op een lange termijn aanpak met duidelijkheid in beleid en het stellen
van concrete doelen en het meetbaar maken van deze doelen. Ook een gezondheid in alle
beleidsterreinen-benadering en een stevige volksgezondheidsinfrastructuur zijn prioriteiten
die genoemd zijn in de VTV.
In onderstaande paragraaf geef ik aan wat ik in gang wil zetten zodat de publieke
gezondheid in de toekomst nog beter kan bijdragen aan deze ontwikkeling.
3. Stevig fundament publieke gezondheid
Een gezonde samenleving is erg belangrijk. Daarom werken we al langere tijd aan een
agenda ten behoeve van het stelsel van de publieke gezondheid waarmee op regionaal
en lokaal niveau invulling wordt gegeven aan de landelijke ambities zoals ik in de
aanleiding heb geschetst. Deze agenda zet in op een gezonde generatie in 2040, met
weerbare, gezonde mensen die kunnen opgroeien, leven, werken en wonen in een gezonde
leefomgeving, en waarin sprake is van een sterke, sociale basis. Waarin de fysieke
en mentale gezondheid vanaf het prille begin, de eerste 1.000 dagen, wordt bevorderd
en behouden en waar speciale aandacht uitgaat naar mensen in kwetsbare situaties.
Hiermee dragen we ook bij aan het betaalbaar houden van het zorgstelsel, zodat mensen
die dat nodig hebben kunnen blijven rekenen op zorg en kunnen blijven bijdragen in
de maatschappij. In eerste instantie geven mensen zelf invulling aan een zo gezond
mogelijk leven. Waar nodig wordt door gemeenten, rijk en zorgpartijen passende hulp
en ondersteuning geboden die aansluit op de behoefte en de mogelijkheden van de inwoners.
Dit kan vanuit het sociale domein (waar de publieke gezondheid aan bijdraagt) dichtbij
de leefwereld van mensen. Ik streef naar een duurzame en houdbare publieke gezondheidszorg
die in staat is om deze ambities (mede) waar te maken. Waarbij het niet uitmaakt waar
je wieg staat, omdat overal hetzelfde (basis-) niveau van voorzieningen wordt geboden.
Waarin de betrokken overheidslagen goed samenwerken vanuit duidelijke verantwoordelijkheden,
waarop zij elkaar kunnen aanspreken. Publieke gezondheid, die niet alleen op korte
termijn effect sorteert, maar waarin partijen met elkaar ook richting geven voor de
langere termijn.
Uitkomsten verdiepingssessies veldpartijen
In 2024 zijn door mijn departement meerdere sessies georganiseerd met professionals,
bestuurders en wetenschappers over de toekomst van de publieke gezondheid (zie bijlage
2). Hieraan hebben deelgenomen: GGD GHOR NL, ActiZ, VNG, Sociaal Werk NL, diverse
hoogleraren, diverse wethouders en diverse directeuren Publieke Gezondheid van GGD’en.
Centraal in de sessies stond:
wat zijn mogelijke doelen voor het stelsel van publieke gezondheidszorg in Nederland
in 2030 en hoe komen we daar?
Deelnemers gaven aan dat de uitdagingen rondom publieke gezondheid zo hardnekkig zijn
dat deze alleen kunnen worden opgelost met een gezamenlijke, langjarige transformatieaanpak,
vergelijkbaar met transformaties rond energie of water. In de sessies werd ook gesteld
dat het voor een dergelijke aanpak nodig is om duidelijke doelen te stellen.
Verder werd opgemerkt dat er nu grote regionale verschillen in de aanpak van publieke
gezondheid zijn, en dat de wens bestaat om die gelijk te trekken voor onderwerpen
waar sowieso op ingezet moet worden in de vorm van een landelijk uniform basispakket.
Ook een heldere verantwoordelijkheidsverdeling hoort hier bij volgens partijen. Tot
slot werd professionalisering van de bewijsvoering in de publieke gezondheid ook als
een belangrijk thema genoemd.
Inhoudelijke lijnen voor komende periode
De inbreng van partijen acht ik als zeer waardevol en het sluit ook aan bij een deel
van de adviezen van de RVS. Het is belangrijk een gezamenlijk commitment te hebben
voor de agenda van de toekomst met een goede structuur waarin we elkaar kunnen aanspreken
en leren. Dit is ook essentieel om de versterking van de publieke gezondheid in middelen
en mensen in de toekomst beter vorm te kunnen geven. Ik kies voor een ontwikkelpad
dat de publieke gezondheid beter op de kaart zet op de lange termijn met de intentie
toe te groeien naar een meer stevig fundament. Ook de impact van doelstellingen in
wetgeving dient goed verkend te worden en het pakket aan maatregelen dat daar eventueel
bij kan passen. Daarbij vind ik het ook belangrijk dit in gezamenlijkheid te doen,
samen met relevante veldpartijen, zodat het een gedragen strategie wordt. Daarom zie
ik voor de komende periode – naast andere agenda’s en thema’s die genoemd zijn in
deze brief en waarover ik u separaat informeer of geïnformeerd heb – vier grote lijnen
voor me om de publieke gezondheid verder te gaan versterken:
1. In het algemeen hecht ik eraan tot een gezamenlijk, concreet beeld te komen van de
richting waar publieke gezondheid zich heen zou moeten bewegen de komende jaren, op
basis van het beleid dat al is ingezet en de lijnen die zich uittekenen in o.a. de
VTV en de genoemde rapporten. Dit kan door één of meerdere scenario’s te ontwikkelen
waaraan de komende jaren in dialoog wordt verder gewerkt.
2. Basistakenpakket:
Voor de korte termijn is afgesproken om een voorstel uit te werken hoe taken en verantwoordelijkheden
in wet- en regelgeving kunnen worden verankerd10. Dit geldt dan in ieder geval voor afspraken waar structurele middelen voor zijn.
Hierbij is conform het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) aandacht voor het vergroten van de autonomie van gemeenten en het verminderen van
de administratieve- en controlelasten, en worden de juridische en financiële implicaties
bezien.
Voornoemde punten komen tegemoet aan de constatering van de RVS dat gemeenten ook
een cruciale rol hebben in de financiering van de publieke gezondheidszorg, maar dat
sommige gemeenten hier veel aan doen, terwijl andere hier veel minder invulling aan
geven. Volgens de RVS zijn er grote verschillen tussen GGD’en in mensen, middelen
en slagkracht, die niet beleidsmatig onderbouwd kunnen worden. Met de verkenning van
een basistakenpakket wordt een aanzet gedaan om meer eenduidigheid tussen gemeenten
te creëren, waar dat ook realistisch zou zijn.
Daar waar relevant betrek ik hierbij de aanbevelingen die AEF heeft gedaan rond preventieve
ouderengezondheidszorg11.
3. Ten aanzien van het thema gezondheidsdoelen zijn de afgelopen jaren diverse Kamervragen
gesteld. Het stellen van doelen impliceert dat gezondheid maakbaar is, terwijl er
veel factoren van invloed zijn, zoals ook de vrijheid van het individu. Daarbij is
het stellen van doelen ook complex in relatie tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid
die bij dit vraagstuk komt kijken en hoe daar mee om te gaan. Het is belangrijk dat
meerdere partijen zich aangesproken en eigenaar voelen voor gezondheidsbevordering
in den brede. Het wettelijk verankeren van streefwaarden, met de verantwoordelijke
bewindspersoon van VWS die verantwoording moet afleggen, doet afbreuk aan die gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Tot slot moeten we ook niet vergeten dat we volksgezondheid
weliswaar kunnen bevorderen, maar dat het wettelijk verankeren van gezondheidsdoelen
voorbij gaat aan de individuele verantwoordelijkheid van mensen. Daarom wil ik eerst
goed te verkennen of gezondheidsdoelen kunnen bijdragen aan een gezamenlijk perspectief
voor de lange termijn. Ik zie gezondheidsdoelen daarbij met name als richting voor
het te ontwikkelen basistakenpakket. Ik zal deze thema’s daarom in onderlinge samenhang
verkennen en uitwerken waar mogelijk. Ik zal bij de verkenning specifiek kijken naar
de juridische en financiële implicaties, en hoe zich dit verhoudt tot de integrale
politieke besluitvorming. Als de consequenties hiervan integraal in beeld zijn gebracht,
vindt besluitvorming binnen het kabinet plaats. Bij de uitwerking zal ik ook terugkomen
op de uitvoering van de toezegging van mijn voorganger om informatie en opties over
het verankeren van gezondheidsdoelen met uw Kamer te delen.
4. Ook benoemt de RVS in zijn advies dat niet altijd duidelijk is waarom bepaalde taken
op het gebied van publieke gezondheidszorg gedecentraliseerd zijn en/of aan bepaalde
professionals of organisaties opgedragen zijn. Hoewel het uitgangspunt van de Wpg
decentrale aansturing is, zijn sommige taken centraal aangestuurd, bijv. epidemiebestrijding
en bevolkingsonderzoeken. Met centrale aansturing wordt bedoeld dat het Rijk bepaalt
welke taken worden uitgevoerd en op welke wijze, er zijn verantwoordingsverplichtingen
van lokaal/regionaal naar centraal en er is sprake van landelijke monitoring en financiering.
Met decentrale aansturing bepalen gemeenten wat en hoe bepaalde taken worden uitgevoerd.
Er zijn daarbij geen verantwoordingsverplichtingen richting het Rijk (bijv. bij taken
rondom leefomgeving en gezondheidsbevordering). In sommige gevallen bepaalt het Rijk,
ondanks decentrale aansturing, meer het «wat», zoals bij het basistakenpakket JGZ,
terwijl de gemeenten in deze gevallen het «hoe» bepalen. Omdat gemeenten in die gevallen
zelf bepalen hoeveel middelen zij besteden aan deze taken, worden deze activiteiten
ook decentraal aangestuurd.
Ik onderschrijf het belang van een duidelijke verdeling van gedecentraliseerde en
gecentraliseerde taken, waarbij het helder is welke taak, waar, om welke reden is
belegd. Een meer gecentraliseerde aanpak is op bepaalde aspecten van publieke gezondheid
goed te beredeneren. Een voorbeeld hiervan is het wetsvoorstel Tweede tranche wijziging
Wet publieke gezondheid dat onder meer de Minister een directe sturingsbevoegdheid
op de directeur publieke gezondheid van de GGD geeft in geval van een epidemie van
een A-infectieziekte of een directe dreiging hiervan. Deze sturingsbevoegdheid heeft
betrekking op het treffen van medisch-operationele voorzieningen door de GGD bij de
bestrijding van de betreffende (dreigende) epidemie van een A-infectieziekte, zoals
COVID-19.
Voor de lange termijn wil ik verder gaan verkennen of er nog meer taken zijn die wellicht
meer centraal aangestuurd kunnen worden. Ik denk dan bijv. aan taken in het kader
van medische milieukunde. Maar ook aan Chemische-, Biologische-, Radiologische- en
Nucleaire (CBRN) gezondheidsdreigingen en Nazorg. De urgentie hiervoor is toegenomen.
De snel veranderde geopolitieke situatie stelt ook de zorg in Nederland voor nieuwe
opgaven en vraagt om een weerbare zorg.
Voor bevolkingsonderzoeken geldt dat de huidige landelijke sturing via het Ministerie
van VWS en het RIVM behouden blijft. Om ervoor te zorgen dat Nederlanders kunnen blijven
rekenen op een nuttig, goed, actueel en toegankelijk aanbod van bevolkingsonderzoek,
hebben het Ministerie van VWS en het RIVM een Ontwikkelagenda gepubliceerd. Samen
met alle partners wordt aan de hand van deze ontwikkelagenda gewerkt aan de belangrijkste
prioriteiten voor de komende jaren. Zo wordt ingezet op het verlagen van de drempels
voor deelname aan bevolkingsonderzoek, onder meer met een wijkgerichte aanpak. Hiermee
lukt het steeds meer om mensen met lage gezondheidsvaardigheden te bereiken.
Verder werken we zoals wettelijk is vastgelegd in de Wet Publieke Gezondheid aan een
nieuwe landelijke Nota Gezondheidsbeleid voor de komende vier jaar, die richting geeft
aan het lokale gezondheidsbeleid. Hiermee wordt vervolg gegeven aan de thema’s die
benoemd zijn in de Volksgezondheid Toekomst Verkenning en krijgen afspraken die op
landelijk niveau zijn gemaakt een plek. De voortgang van de uitwerking van de landelijke
Nota Gezondheidsbeleid in lokale nota’s wordt ook besproken in een nog in te richten
Bestuurlijk Overleg Publieke Gezondheid, waar ik in de volgende paragraaf nader op
terug kom.
Heldere governance publieke gezondheid
Om bovenstaande beleidsinzet goed vorm te kunnen geven hecht ik waarde aan een heldere
governance voor de publieke gezondheid middels gremia, waarin korte en lange termijntrajecten
op het terrein van publieke gezondheid samenkomen en waarin partijen elkaar vanuit
een duidelijke rolverdeling kunnen aanspreken. Dergelijke gremia ontbreken nu: er
is al geruime tijd geen sprake meer van een (bestuurlijk) overleg, waar de verschillende
grote onderwerpen voor publieke gezondheid samenkomen. En de gezamenlijke, bestuurlijke
aandacht voor de lange termijn ontbreekt nagenoeg.
Ik ben daarom voornemens een Bestuurlijk Overleg Publieke Gezondheid (BO PG) op te
richten met diverse relevante bestuurlijke partners, zoals de VNG, afhankelijk van
het thema dat daar geagendeerd wordt. Doel van het Bestuurlijk Overleg is dat relevante
beleidsstukken in het kader van publieke gezondheid bestuurlijk besproken worden,
waarna het kabinet aan de hand van de inbreng een besluit kan nemen. Het BO PG zal
ook de samenhang tussen de verschillende prioriteiten op het gebied van publieke gezondheid
moeten borgen. Hierbij worden zaken besproken zoals de voortgang op het thema «gezondheid
in alle beleidsterreinen», de agenda mentale gezondheid, gezondheid & leefomgevingsvraagstukken,
de voortgang van het investeringsmodel preventie of andere relevante thema’s die bestuurlijk
commitment en agendering behoeven. Het BO kan ook opdracht geven voor het uitwerken
van onderwerpen die op de lange termijn spelen (zie verder hierna).
Daarnaast richt ik voor het bewaken van de lange termijn een begeleidingsgroep «Gezond
geweten» in met wetenschappers, veldpartijen zoals (afgevaardigden van) wethouders,
(afgevaardigden van) directeuren publieke gezondheid en professionals uit zorg- en
welzijnsdomeinen. Deze begeleidingsgroep adviseert de leden van het bestuurlijk overleg
over de onder punt 3 genoemde inhoudelijke lijnen voor de lange termijn (toekomstgerichte
beeld komende jaren, doelen en vraagstuk centrale aansturing). Daarnaast kan de begeleidingsgroep
bewaken dat de plannen die de publieke gezondheid raken worden geagendeerd en gezamenlijk
optellen tot een weloverwogen landelijke lange-termijnambitie.
Met deze twee gremia worden bouwstenen geleverd voor het gezamenlijk bepalen en uitwerken
van de koers, waarlangs het stelsel zich zou moeten bewegen.
Wat betreft de deelname daaraan kan ik me voorstellen dat er verschillende organisaties
aanschuiven afhankelijk van het te agenderen thema. Hoe dit er precies uit zal zien,
zal ik samen met relevante partijen (en eventueel andere ministeries) ontwikkelen.
Begin 2026 zal ik een voortgangsrapportage sturen.
Regeringscommissaris
De RVS geeft aan dat ook andere ministeries meer expliciete verantwoordelijkheid moeten
nemen voor publieke gezondheid. De RVS raadt daarom een landelijk regisseur aan in
de vorm van een zogenaamde regeringscommissaris die met alle betrokkenen op lokaal
en regionaal niveau een «Deltaplan publieke gezondheid» opstelt. Onderdeel van het
plan zou het formuleren van een voorstel voor wettelijke verankering van gezondheidsdoelen
zijn, het monitoren van de voortgang in het naderen van die doelen en bij stagnatie
het formuleren van voorstellen tot bijstelling van beleid. De RVS adviseert dat deze
persoon bij koninklijk besluit wordt benoemd met een duidelijke opdracht en bevoegdheid
om ingrijpende structurele voorstellen voor te bereiden met een verplichting van het
kabinet om hierover te besluiten.
Het voorstel van de RVS voor een regeringscommissaris is verstrekkend. Er zijn niet
meer bestuurslagen nodig, maar er is juist meer uitvoering nodig. Het doet mijns inziens
het huidige functioneren van diverse wettelijke stelsels, de hierin belegde verantwoordelijkheden
en de complexiteit die dit met zich meebrengt, tekort. Overheden, veldpartijen, professionals,
maar ook de Nederlander zelf zijn allen verantwoordelijk voor het gezond worden of
gezond blijven van de samenleving.
Daarom neem ik het voorstel van de RVS niet over. Het is mijns inziens vooral belangrijk
partijen in positie te brengen. Dat beogen we ook met het traject en de inrichting
van de governance zoals ik hierboven heb geschetst.
Motie Tielen consultatiebureau ouderen
Bij de behandeling van de begroting van VWS over 2024 heeft Kamerlid Tielen een motie12 ingediend die de regering verzoekt te onderzoeken of en hoe een consultatiebureau
voor ouderen eenduidige toegang tot preventie en vroegsignalering kan bieden, met
een positief effect op de werkdruk in de eerstelijnszorg. In het advies over preventieve
ouderengezondheidszorg13 geeft AEF aan dat uit eerdere proeven blijkt dat een consultatiebureau voor ouderen
niet leidt tot betere gezondheid maar wel leidt tot een toename in de zorgvraag. AEF
wijst op de rol van de huisarts op gebied van preventieve ouderenzorg en de effectiviteit
van lokale initiatieven vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor de
aanpak van sociale problematiek. Alles overziend oordeelt AEF dat consultatiebureaus
voor ouderen weinig meerwaarde hebben.
Bij de verkenning van een basistakenpakket neem ik zoals hierboven geschetst de aanbevelingen
van AEF voor wat betreft de preventieve ouderengezondheidszorg waar relevant mee.
Daarbij ligt het voor de hand om ook te kijken naar de rolverdeling tussen huisarts
en sociaal domein waar het gaat om de signaalfunctie en laagdrempelige toegang voor
(kwetsbare) ouderen.
Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie Tielen en aan de toezegging van de
toenmalige Staatssecretaris van VWS aan uw Kamer tijdens het Commissiedebat Leefstijlpreventie
van 16 mei 2024 (Kamerstuk 32 793, nr. 779) om uw Kamer te informeren over de mogelijkheden rondom consultatiebureaus voor ouderen.
Jeugdgezondheidszorg
Het versterken van de publieke gezondheid behelst uiteraard ook één van haar belangrijkste
pijlers, de JGZ. De JGZ signaleert en geeft kinderen en hun ouders voorlichting, advies,
instructie en lichte ondersteuning en adviseert gemeenten over te nemen collectieve
maatregelen. Hiermee kan de eigen kracht van kinderen, jongeren en ouders worden versterkt
en (indien mogelijk) kunnen ervaren problemen worden genormaliseerd. Als er een risico
of probleem gesignaleerd wordt door de JGZ en er intensievere ondersteuning nodig
is, dan vindt dit plaats vanuit de preventieve activiteiten op grond van de Jeugdwet.
Dit kan bijvoorbeeld door het inzetten van specifieke programma’s of (groeps)activiteiten,
zoals Voorzorg, mentale gezondheid en opvoedcursussen. De gemeente bepaalt wie deze
programma’s uitvoert. De positie van de JGZ wordt verder versterkt. Als uitwerking
van de Hervormingsagenda Jeugd wordt in de Jeugdwet de positie van de JGZ als overlegpartner
van de gemeenten voor preventief jeugdbeleid verankerd.
Verder wordt verkend of de JGZ in lijn met haar huidige taken een rol kan vervullen
bij opsporing van en screening op allergieën en andere aandoeningen, zoals nu al het
geval is met het testen op koemelkallergie. In dit kader zal ik uw Kamer binnenkort
voorzien van mijn antwoord op de motie van het lid Tielen over de glutenscreening.
Met het pakket aan maatregelen dat ik de afgelopen maanden in verschillende Kamerbrieven
aan uw Kamer heb gepresenteerd en de stappen die ik wil gaan maken voor een sterkere
governance om verder te bouwen aan een stevig fundament van de publieke gezondheid
heb ik er vertrouwen in dat we met elkaar de goede kant op gaan richting een gezond
Nederland voor ons allemaal.
Ik vertrouw erop u hierbij voldoende geïnformeerd te hebben.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport