Brief regering : Appreciatie van de motie van het lid Dijk c.s. over ouders de mogelijkheid geven een multidisciplinaire analyse van hun dossier te laten maken (Kamerstuk 31066-1477)
36 708 Toeslagen
Nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2025
Tijdens het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag op donderdag 10 april
2025 is door het lid Dijk een motie (Kamerstuk 31 066, nr. 1477) ingediend die het kabinet verzoekt «om gedupeerde ouders de mogelijkheid te geven
om een multidisciplinaire analyse van hun dossier te laten maken die kan leiden tot
een herbeoordeling en hereniging van hun gezin, en daarnaast aanvullend wetenschappelijk
onderzoek te laten doen naar de totstandkoming van de uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal
en de lessen die hieruit getrokken kunnen worden». De Staatssecretaris Herstel en
Toeslagen heeft in haar reactie hierop aangegeven dat ik een schriftelijke appreciatie
van deze motie zal geven. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Het kabinet heeft in de aanbiedingsbrief bij het rapport van de commissie Hamer aangegeven
dat uw Kamer in juni een brede beleidsreactie op de conclusies en de aanbevelingen
van de commissie zult ontvangen.1 Deze beleidsreactie zal ook ingaan op een aantal andere rapporten inzake de toeslagenaffaire
en de uithuisplaatsingen, met name het reflectierapport van de Raad voor de Kinderbescherming2, het reflectierapport van Jeugdzorg Nederland3 en het onderzoek van de Rechtspraak naar dossiers van uithuisgeplaatste kinderen
van toeslagenouders4.
De motie vraagt, onder verwijzing naar de conclusies van de commissie Hamer en naar
een eerdere motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 36 275, nr. 17) van 31 augustus 2022 over onafhankelijk onderzoek naar de uithuisplaatsingen in
het toeslagenschandaal, om twee acties: 1) een multidisciplinaire analyse van dossiers
die kan leiden tot herbeoordeling en daarmee mogelijk tot hereniging van een gezin
en 2) aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal.
Wat herbeoordeling van dossiers betreft zie ik twee sporen:
– Het eerste spoor gaat over afgesloten dossiers van ouders en kinderen/jongeren waarin
de kinderbeschermingsmaatregel al is geëindigd, door ongedaanmaking of door tijdsverloop
(zoals in geval van meerderjarigheid). Het is duidelijk dat voor sommige gedupeerde
ouders en hun kinderen inzage van hun dossier kan bijdragen aan erkenning en herstel.
Voor het inzien van dossiers bestaan procedures bij de gecertificeerde instellingen
en de Raad voor de Kinderbescherming. Het onafhankelijke Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen
Toeslagenaffaire kan ouders en kinderen die met uithuisplaatsing te maken hebben gehad
daarin adviseren en ondersteunen. Ter voorbereiding op de aangekondigde beleidsreactie
onderzoek ik of deze bestaande mogelijkheden aan de behoefte voldoen en of er daarin
verbetering nodig en mogelijk is.
– Het tweede spoor gaat over lopende zaken waarin nog steeds een kinderbeschermingsmaatregel
van kracht is, al dan niet met uithuisplaatsing. In die zaken vindt een herbeoordeling
plaats telkens als een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing aan de orde is.
Bij gedupeerde ouders die door het Ondersteuningsteam worden begeleid kan een (multidisciplinaire)
verklarende analyse (met hulp van een externe deskundige) worden ingezet om met alle
betrokken partijen inzichtelijk te maken hoe problemen in het gezin zijn ontstaan
en/of voortduren én welke factoren en omstandigheden verbetering mogelijk maken. Deze
verklarende analyse kan ingebracht worden in een rechtszitting waarin over al dan
niet verlengen van een machtiging uithuisplaatsing wordt besloten. In de beleidsreactie
van het kabinet zal ik hier nader op ingaan, waarbij ik ook de bevindingen en aanbevelingen
betrek van het recente rapport van de Universiteit Leiden over terugplaatsing na gedwongen
uithuisplaatsing, dat ik op 11 februari aan uw Kamer heb aangeboden.5
Het tweede verzoek in de motie gaat om aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar
de totstandkoming van uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal en de lessen die
daaruit getrokken kunnen worden. Ik neem aan dat met het gewenste onderzoek wordt
beoogd op wetenschappelijke wijze een oorzakelijk verband vast te stellen tussen een
uithuisplaatsing en de grote financiële moeilijkheden in het betreffende gezin als
gevolg van de terugvordering van uitbetaalde toeslagen. Ook op dit verzoek zal het
kabinet nader ingaan in de toegezegde beleidsreactie. Daarbij ben ik voornemens ter
voorbereiding van de beleidsreactie te overleggen met onder andere de onderzoeksgroep
binnen de Rijksuniversiteit Groningen die in 2022 al een onderzoeksvoorstel formuleerde
rond de relatie tussen de toeslagenaffaire en uithuisplaatsingen, het Centraal Bureau
voor de Statistiek en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum.
De commissie Hamer heeft op dit punt – de relatie tussen de toeslagaffaire en de uithuisplaatsingen
– duidelijke conclusies getrokken. In de woorden van de commissie: «De onterechte
terugvorderingen vanuit de toeslagenaffaire hebben een grote rol gespeeld bij problemen
van de gezinnen en daarmee ook bij de uithuisplaatsingen van de kinderen. En veel
van de uithuisplaatsingen hadden niet hoeven plaatsvinden, als eerder was gesignaleerd
wat er echt in de gezinnen speelde aan een opeenhoping van problemen zoals schulden,
armoede, stress en schuldgevoelens tegenover de kinderen».
De commissie Hamer heeft geen aanbeveling gedaan voor nader onderzoek. Of, en zo ja
welke openstaande vragen er zijn die aanvullend wetenschappelijk onderzoek vergen,
vraagt nadere verkenning. Ik heb hierboven reeds aangegeven dat ik daarover de komende
tijd overleg zal voeren met verschillende experts ten behoeve van de beleidsreactie,
waarbij ik ook zal betrekken in hoeverre gedupeerde ouders en uithuisgeplaatste kinderen
daarbij gebaat zijn.
Gezien bovenstaande verzoek ik de indiener van de motie deze aan te houden tot na
de beleidsreactie van het kabinet op het rapport van de commissie Hamer in juni 2025.
Indien de motie niet wordt aangehouden, is mijn appreciatie dat deze ontijdig is.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid