Brief regering : Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen 10-11 maart 2025 te Warschau (Polen)
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 639
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2025
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken, het verslag
van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
van 10–11 maart 2025 aan.
Tevens wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om uw Kamer te informeren over het
op 25 februari jl. uitgebrachte rapport van het Rathenau, getiteld «Nederlands onderzoek
en ontwikkeling in internationaal perspectief», waarin het Rathenau van 25 landen
gegevens over onderzoek en ontwikkeling verzamelde. De figuren en tabellen in het
rapport geven informatie over onder andere investeringen en aantallen onderzoekers,
studenten en publicaties.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
op 10–11 maart 2025 te Warschau (Polen)
Verbeteren van het ecosysteem voor Europese startups en scale-ups
Beleidsdebat
De Raad sprak, in aanloop naar de Europese Strategie voor Startups en Scale-ups, over
het verbeteren van het ecosysteem voor Europese startups en scale-ups om hun groei
en veerkracht in Europa te stimuleren. De strategie is voorzien voor het tweede kwartaal
van 2025. Eurocommissaris Zaharieva noemde het klimaat voor startups en scale-ups
een van haar belangrijkste prioriteiten. Ze gaf aan dat de strategie zal ingaan op
de definitie van een startup, opschaling, mobiliteit van werknemers en het overbruggen
van de barrières voor groei. De ERA Act over de Europese Onderzoeksruimte (publicatie
voorzien in 2026) zal bijvoorbeeld ook bijdragen aan het mobiliseren van talent.
De lidstaten stelden unaniem dat de strategie nodig is. Hierbij brachten veel lidstaten
op dat er in de strategie aandacht nodig is voor simplificatie van regelgeving, onder
andere door het invoeren van een 28e regime om startups voor de EU te behouden. Tevens dient er ingezet te worden op het
aantrekken van risicofinanciering om opschaling succesvol te laten zijn. Een goede
link met InvestEU en de Europese Investeringsbank (EIB) kan hieraan bijdragen. Enkele
lidstaten brachten op dat publiek-private samenwerking binnen O&I-ecosystemen noodzakelijk
is om nieuwe startups te creëren. De ERA dient verder ontwikkeld te worden om de toegang
tot opgedane kennis vanuit onderzoek & innovatie (O&I) te versterken om opschaling
en impact te bereiken. Hierbij dienen nationaal en EU-beleid elkaar te versterken
om de grootst mogelijk impact te creëren.
Nederland verwelkomde het voornemen van de Europese Commissie om een strategie te
ontwikkelen en regelgeving waar mogelijk te versimpelen. De Nederlandse bijdrage ging
in op de noodzaak van toegang tot financiering, waaronder (privaat) durfkapitaal.
Nederland is van mening dat de European Innovation Council (EIC) een cruciale rol
speelt om baanbrekende innovaties te identificeren, ontwikkelen en opschalen. Daarnaast
vroeg Nederland aandacht voor het vergroten van de risicobereidheid vanuit o.a. de
EIB Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen (zoals in Nederland Invest-NL).
Tevens dient er een betere verbinding tussen de EIC en InvestEU te worden bewerkstelligd
om vervolginvesteringen mogelijk te maken. Om succesvol te zijn, dient er ingezet
te worden op innovatieve ecosystemen om publiek-private samenwerking te bevorderen
en valorisatie van onderzoeksresultaten te vergroten, tegelijkertijd dient er een
goed functionerende interne markt te zijn. Een 28e regime en het verder vormgeven van de vijfde vrijheid voor onderzoek, innovatie,
data en kennis kunnen een bijdrage leveren zodat transnationale barrières daadwerkelijk
kunnen worden overbrugd.
De strategische rol van het toekomstige kaderprogramma voor onderzoek & innovatie
aan het EU-concurrentievermogen en breder
Beleidsdebat
Het Pools voorzitterschap leidde de discussie over de strategische rol van het toekomstige
kaderprogramma voor onderzoek & innovatie aan het EU-concurrentievermogen (KP10) in
door te refereren aan de rapporten van respectievelijk Draghi1, Letta2 and Heitor3 en het belang van het kaderprogramma in het algemeen aan te geven.
De Eurocommissaris vulde aan dat met het kaderprogramma het doel van 3% bbp-besteding
aan onderzoek en ontwikkeling bereikt zou kunnen worden. Het is daarbij noodzakelijk
dat het kaderprogramma onder andere dient als hefboom voor het verkrijgen van meer
private investeringen. Ook gaf zij aan dat het van belang is dat het programma zich
inzet over de volle breedte van fundamenteel onderzoek tot toegang tot de markt, inclusief
toegepast onderzoek dat in samenwerking tussen verschillende partijen plaatsvindt
(de zogenaamde tweede pijler uit het huidige kaderprogramma).
Alle lidstaten gingen in op het belang van het kaderprogramma en de verschillende
onderdelen. Daarbij werd door Nederland en andere lidstaten de nadruk gelegd op de
nodige randvoorwaarden; een programma op basis van excellentie, de mogelijkheid tot
het bevorderen van het toegepaste onderzoek, bevordering van samenwerking tussen publieke
en private partijen, het maximaliseren van de synergieën tussen nationaal en Europees
beleid en het belang van goede onderzoeks- en technologische infrastructuren. Ook
werden internationale samenwerking met betrouwbare derde landen en een programma met
een stabiel budget dat tevens vooruitkijkt naar de lange termijn, genoemd. Alleen
onder deze voorwaarden kan O&I de cruciale basis zijn die het concurrentievermogen
nodig heeft. Daarnaast vonden verschillende lidstaten dat het programma vereenvoudigd
zou kunnen worden en er meer aandacht zou moeten zijn voor het goed dissemineren en
gebruiken van onderzoeksresultaten. De lidstaten die minder goed deelnemen aan het
kaderprogramma hielden een pleidooi voor het toekennen van een deel van het budget
op basis van geografische criteria.
Het Pools voorzitterschap had de «Warsaw Declaration»4 opgesteld welke onder andere oproept tot een zelfstandig programma met een passend
budget, een kennisketenbrede benadering en het versterken van de ERA om onder de juiste
voorwaarden het meeste uit O&I als fundament voor concurrentievermogen te halen. Deze
verklaring is door alle lidstaten, inclusief Nederland onderschreven.
De Eurocommissaris gaf aan dat ze deze verklaring onder de aandacht zou brengen binnen
de Europese Commissie. Ze vulde aan dat KP10 zou moeten voortbouwen op het 40-jarige
succes van de voorgangers. Ze wil werken aan vereenvoudiging van KP10 en het belang
van KP10 als diplomatiek instrument uitdragen. Het Pools voorzitterschap benadrukte
in de afsluiting van het beleidsdebat nogmaals het belang van O&I en de essentiële
bijdrage die het levert aan oplossingen voor verschillende crises en dat O&I dient
als fundament voor het Europese concurrentievermogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap