Brief regering : Verzamelbrief Politie – april 2025
29 628 Politie
Nr. 1254
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2025
Inleiding
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal actuele thema’s bij de politie,
mede naar aanleiding van recente ontwikkelingen, aangenomen moties en gedane toezeggingen.
Achtereenvolgens ga ik in op de strategische agenda politie 2025–2030; de meerjarenbegroting
politie; de voorlichting van de Raad van State over de bewaartermijn van politiegegevens;
het onderzoek van Ernst & Young (EY) naar de informatievoorziening van de politie;
de evaluatie van het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie Politie (ECAD-P); huisbezoeken
door de politie; de invoeringstoets doxing; algemene maatregel van bestuur (AMvB)
neutrale uitstraling BOA; de beschikbaarheid van C2000 tijdens de NAVO-top en de cijfers
van onterechte 112 meldingen.
Strategische agenda politie 2025–2030
De politie moet meebewegen met de tijd en zich aanpassen aan maatschappelijke en criminogene
ontwikkelingen. Criminaliteit digitaliseert, de impact van georganiseerde criminaliteit
neemt toe en er is sprake van grote maatschappelijke onrust. Met de korpschef ben
ik doorlopend in gesprek over de uitdagingen die op de politie afkomen en de doorontwikkeling
die de politie daarom moet doormaken. Dit gesprek voeren de korpschef en ik ook met
de vertegenwoordigers van het gezag in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie
(LOVP). In deze gesprekken gaat het onder meer over de keuzes die moeten worden gemaakt
om focus aan te brengen bij inzet van de politie, mede gelet op de aanhoudende druk
op de politiecapaciteit.
De korpschef geeft sturing aan de ontwikkelingen die de politieorganisatie en het
politievak moeten doormaken om bij de tijd te blijven. Dit past binnen de verantwoordelijkheid
van de korpschef voor de leiding en het beheer van de politie, binnen de kaders die
ik stel als Minister van Justitie en Veiligheid. Ten behoeve van haar sturing op de
organisatie- en vakontwikkeling heeft de korpschef samen met het korpsmanagementteam
de strategische agenda 2025–2030 opgesteld.1 Deze strategische agenda bouwt voort op de strategische agenda 2021–2025 van haar
voorganger. De strategische agenda 2025–2030 beschrijft de gewenste ontwikkeling van
de politieorganisatie en het politievak langs zeven ontwikkellijnen, te weten: (1)
zelfbewuste positie; (2) rechtsstatelijk handelen; (3) verbonden politie; (4) opsporings-
en interventiegerichte politie; (5) passende personeelsontwikkeling; (6) stevige leiderschapsontwikkeling
en (7) financiële stabiliteit.
Meerjarenbegroting politie
De politiebegroting 2025 is sluitend. De meerjarenraming laat tussen 2026–2029 een
oplopend exploitatietekort zien. De politie heeft een Taskforce Ombuigingen ingesteld
om tot voorstellen tot een sluitende begroting te komen. Op mijn verzoek onderzoekt
de politie welke keuzes al in de voorbereiding op de politiebegroting 2026 kunnen
worden gemaakt. De komende tijd zullen deze diverse voorstellen ook met de gezagen
in het LOVP worden besproken. Voor mij is een randvoorwaarde bij het vormgeven van
keuzes dat de slagkracht, zichtbaarheid en bereikbaarheid van politie behouden blijft.
Zodra dit proces doorlopen is, zal de politie de meerjarenbegroting opstellen en ter
goedkeuring aan mij voorleggen.
Voorlichting van de Raad van State over de bewaartermijn van politiegegevens
Volgend uit de Wet politiegegevens (Wpg) worden gegevens die de politie heeft vergaard
ten behoeve van de dagelijkse politietaak na vijf jaar verwijderd.2 Daarna worden deze gegevens nog vijf jaar bewaard, onder andere voor gebruik in opsporingsonderzoeken,
waaronder oude zaken. Na deze vijf jaar worden de gegevens vernietigd.
Toen in 2019 een aanvang werd gemaakt met het actief vernietiging van deze gegevens
werd de vraag gesteld in hoeverre het vernietigen van deze gegevens de aanpak van
cold cases kon belemmeren. Verwijderde gegevens zouden immers een rol kunnen spelen
in cold cases op het moment dat nieuwe informatie blijkt (uit getuigenverklaringen,
DNA onderzoek etc.)
Als gevolg van dit vraagstuk heeft de toenmalige korpschef in 2019 besloten de gegevens
na het overschrijden van de in de Wpg gestelde termijn niet te vernietigen. Ook heeft
de korpschef toen maatregelen getroffen om de toegang tot deze gegevens te beperken
tot het strikt noodzakelijke. Mijn ambtsvoorganger heeft de korpschef in zijn besluit
gesteund en uw Kamer daar destijds over geïnformeerd3. Daarbij heeft mijn ambtsvoorganger destijds gesteld dat er een nieuw evenwicht moet
worden gevonden tussen het fundamenteel belang van de bescherming van privacy en het
rechtstatelijke belang van een goede opsporing. Dit nieuwe evenwicht zou tot uiting
komen in een nieuwe gegevenswet voor het politie- en justitiedomein.
In 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de verkenning om te komen tot een brede gegevensverwerkingswet
voor de politie- en justitieketen. Begin 2022 is aan uw Kamer gemeld dat het traject
om te komen tot een nieuwe gegevensverwerkingswet gestopt zou worden, omdat daarvoor
geen financiële dekking was gevonden. In vervolg hierop is besloten om de Wet politiegegevens
(en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) wel op een aantal punten uit de
praktijk aan te passen, waaronder de bewaartermijnen.
Gezien de complexe afweging die daarbij moet worden gemaakt tussen het privacy- en
opsporingsbelang heb ik in oktober 2024, mede namens de Staatssecretaris Rechtsbescherming,
de Raad van State gevraagd om mij voor te lichten wat zij haalbaar acht als het gaat
om de termijn voor het bewaren van bepaalde politiegegevens ten behoeve van het onderzoek
naar oude, onopgeloste zaken (cold cases), met inachtneming van Europeesrechtelijke
en Grondwettelijke eisen. Meer specifiek heb ik de Raad van State gevraagd te adviseren
over de randvoorwaarden voor het gedurende enkele tientallen jaren bewaren van gegevens
die verzameld zijn ten behoeve van de uitvoering van de dagelijkse politietaak. De
Raad van State heeft mij op 6 maart jl. de voorlichting gestuurd (zie ook bijlage
1 bij deze brief).
De Raad van State plaatst de door mij gestelde vragen in het kader van het gezochte
evenwicht tussen het fundamentele recht op de bescherming van de privacy en het rechtstatelijke
belang van een effectieve opsporing en vervolging (waaronder het oplossen van oude
zaken). De Raad van State geeft aan dat het oplossen van oude zaken een zwaarwegend
maatschappelijk belang dient, dat een inmenging op de persoonlijke levenssfeer rechtvaardigt.
Dat neemt niet weg dat vanwege het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
er grenzen worden gesteld aan het opslaan en bewaren van gegevens die de politie in
het kader van de uitvoering van haar taken vergaart.
De hoeveelheid (persoons)gegevens die de politie met het oog op de uitvoering van
de dagelijkse politietaak vergaart, is door de aard van het werk omvangrijk en ongericht.
Om te komen tot een langere bewaartermijn van deze gegevens dienen de noodzaak tot
bewaren van die gegevens en de evenredigheid van de uitbreiding van de termijn overtuigend
te kunnen worden gemotiveerd. De mate waarin deze gegevens bijdragen aan het oplossen
van cold cases, en daarmee de noodzaak tot het (langdurig) bewaren ervan, kan volgens
de Raad van State niet (cijfermatig) worden aangetoond. Dit maakt het naar het oordeel
van de Raad van State niet evenredig om de gegevens gedurende enkele tientallen jaren
te bewaren.
De voorlichting van de Raad van State laat geen ruimte voor de verlenging van de bewaartermijn
zoals opgenomen in artikel 14 van de Wpg. Het is derhalve niet aanvaardbaar om gegevens
langer te bewaren dan volgens artikel 14 van de Wet politiegegevens is toegestaan.
Hierop kan niet langer een uitzondering worden gemaakt. Ik realiseer mij dat dit voor
nabestaanden en slachtoffers van cold cases een bittere pil kan zijn. Elk puzzelstukje,
hoe klein ook, dat kan helpen om (in de toekomst) een zaak op te lossen, is voor hen
van belang in de zoektocht naar rechtvaardigheid. Ik heb door de voorlichting van
de Raad van State helaas geen andere keuze.
De politie gaat daarom over tot het vernietigen van gegevens die langer bewaard werden
dan de in artikel 14 van de Wpg gestelde termijn. De korpschef heeft mij geïnformeerd
dat dit niet eenvoudig is. Er moet onder meer beoordeeld worden of van vernietiging
moet worden afgezien, omdat de gegevens waarde hebben als bestanddeel van cultureel
erfgoed of historisch onderzoek. De korpschef zal daarom de wijze van vernietigen
planmatig aanpakken met een bijbehorende realistische tijdlijn. Ik hecht er aan te
benadrukken dat het gaat om het vernietigen van gegevens die zijn vergaard ten behoeve
van de dagelijkse politietaak en niet om de dossiers van de oude zaken zelf of van
andere zaken. Die gegevens in de dossiers van de oude zaken kennen een andere bewaartermijn.
De Raad van State adviseert dat het in het licht van al het bovenstaande gewenst is
dat de eerder voorgenomen algemene doordenking en herziening van de Wet politiegegevens
(en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) opnieuw ter hand wordt genomen.
Ik neem het advies van de Raad van State met betrekking tot de herziening ter harte,
maar daarbij moet ook de zware implementatieopgave waar de ketenpartners nu al mee
te maken hebben (zoals de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering)
en die nog enkele jaren zal voortduren, in acht worden genomen.
Onderzoek van EY naar de informatievoorziening politie
In het commissiedebat politie van 19 december 2024 heb ik uw Kamer toegezegd in te
gaan op het onderzoek naar de informatievoorziening bij de politie dat EY heeft uitgevoerd
in opdracht van de korpschef.4 Over dit rapport zijn onlangs in de media ook berichten verschenen en uw Kamer heeft
mij verzocht hierop te reageren5. Onderstaand doe ik gestand aan deze toezegging en het verzoek van de Kamer.
Door technologische ontwikkelingen, maatschappelijke veranderingen en een verschuiving
van fysieke naar digitale criminaliteit wordt ook het werkveld van de politie meer
en meer digitaal. Een toenemend deel van het politiewerk wordt in het digitale domein
en datagedreven uitgevoerd. Een goede informatievoorziening (IV) is een onderdeel
van de taken van de politie.
Tegelijkertijd staat de politie voor de uitdaging de groeiende IV-uitgaven te beheersen,
mede in het licht van de opgave om tot een sluitende meerjarenraming te komen. De
korpsleiding heeft daarom onderzoek laten doen vanuit een bredere opdracht: grip houden
op stijgende kosten in een tijd waarin politiewerk razendsnel digitaliseert. Uit het
onderzoek blijkt dat er werk aan de winkel is. Zo komt naar voren dat de politie een
verouderd en versnipperd IV-landschap heeft, dat er onvoldoende overzicht is hoe de
planning van ICT-projecten loopt, waardoor sturing en (financiële) beheersing ingewikkeld
is en dat de verhouding tussen interne en externe medewerkers uit balans is. Het onderzoek
is in te zien via de website van de politie.6
De uitkomsten van dit onderzoek worden nu verder verdiept. Ik heb de politie verzocht
om dit uit te werken in concrete maatregelen, zodat aan de hand van verschillende
opties duidelijke keuzes gemaakt kunnen worden. Dit kan uiteindelijk ook betekenen
dat de politie met bepaalde projecten of werkzaamheden moet stoppen.
Evaluatie van het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie Politie
Als onderdeel van het programma Politie voor Iedereen en in opvolging van de motie
Paternotte7 heeft de politie in 2021 via een pilot het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie
Politie (hierna: ECAD-P) opgezet. Het expertisecentrum heeft als doel het versterken
van de rol van de politie in de (strafrechtelijke) aanpak van discriminatie in de
samenleving en de samenwerking met de partners op dit thema. In 2024 heeft de politie,
mede op verzoek van mijn ministerie, een interne evaluatie uitgevoerd naar de toegevoegde
waarde en de ontwikkelopgaven van het ECAD-P. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen
van de evaluatie opgenomen, waarmee voldaan wordt aan de motie van het Kamerlid Tseggai8.
In de evaluatie worden de volgende conclusies en aanbevelingen gesteld:9
«Het ECAD-P heeft de afgelopen jaren een plek verworven en een stevig fundament neergezet.
Netwerkpartners en interne stakeholders benadrukken het belang van het ECAD-P binnen
politie. Gezien de politiek-bestuurlijke en maatschappelijke aandacht voor de aanpak
van discriminatie, het belangrijk is dat het ECAD-P wordt geformaliseerd en structureel
wordt geborgd binnen de politie. Respondenten verwachten dat aangiften en meldingen
van discriminatie incidenten de komende tijd blijven stijgen.
De actuele zaaksoverzichten10 die het ECAD-P oplevert zijn enorm belangrijk in de actualiteit van de opvolging
en opsporing in de eenheden én om een objectief en feitelijk beeld te geven ten aanzien
van het aantal meldingen en aangiften. Dat laatste wordt in deze tijd van desinformatie
en polarisatie naar verwachting alleen nog maar belangrijker. Eén aanspreekpunt binnen
de politie is van toegevoegde waarde bij het kanaliseren van vragen en informatieverzoeken
en het snel kunnen inspelen op incidenten en ontwikkelingen.
De evaluatie komt tot vier hoofdaanbevelingen:
1. Zorg voor structurele inbedding van het ECAD-P binnen de politie en bied betrokken
medewerkers perspectief over hun rol en functie.
2. Breid de capaciteit van het ECAD-P op onderdelen (ICT-expertise, beleidsexpertise
en discriminatierechercheurs) uit.
3. Verbeter de samenwerking met de ADV’s [red: antidiscriminatievoorziening] en de politienetwerken,
voortbouwend op de al ingezette ontwikkelingen.
4. Benoem uniforme uitgangspunten waaraan de eenheden moeten voldoen wat betreft de aanpak
van discriminatie, maak het ECAD-P verantwoordelijk voor monitoring en rapportage
richting de eenheden en de Korpsleiding.»
In de kamerbrief van 14 november 202411 en het halfjaarbericht politie van december 202412 is aan uw Kamer laten weten dat het met de middelen uit het regeerprogramma van het
kabinet Schoof het ECAD-P nu structureel gefinancierd is en dat de capaciteit is uitgebreid.
In het halfjaarbericht politie van december 202413 is uw Kamer ook geïnformeerd over de inrichting van het ECAD-P.
Huisbezoeken door de politie
Uw Kamer heeft mij gevraagd om schriftelijk in te gaan op recente berichtgeving over
een huisbezoek door de politie aan een persoon in Amersfoort, die bij een demonstratie
is geweest.14
De korpschef heeft publiekelijk gereageerd dat dit specifieke huisbezoek niet op deze
manier plaats had mogen vinden. Het kan volgens de korpschef niet zo zijn dat de politie
mensen alleen op hun deelname aan een demonstratie aanspreekt of vraagt naar hun standpunten.
Het staat iedere inwoner van Nederland vrij om voor zijn of haar mening uit te komen
en deel te nemen aan demonstraties, binnen de grenzen van de wet. Wat dit specifieke
huisbezoek betreft sluit ik mij daarbij aan.
Tegelijkertijd vormt contact zoeken met mensen de basis van politiewerk. In dat kader
is het staande praktijk dat de politie bij burgers langs gaat om het gesprek aan te
gaan. Dit kan om talloze redenen zijn, bijvoorbeeld voor buurtonderzoeken of stopgesprekken
om personen te wijzen op de strafbaarheid van bepaalde voorgenomen gedragingen. De
wijkagent heeft in het bijzonder veel contact met mensen. Als eerste aanspreekpunt
in een wijk horen zij wat er speelt en zoeken zij actief contact met bewoners om mogelijke
problemen te voorkomen.
De politie heeft in het kader van de politietaak ook een belangrijke rol bij het in
goede banen leiden van demonstraties en het waarborgen van de veiligheid van alle
aanwezigen onder het gezag van de burgemeester. De korpschef heeft naar aanleiding
van bovengenoemde berichtgeving aan mij bevestigd dat ook in dat kader huisbezoeken
kunnen worden afgelegd.
Ik ga hieronder in op het juridisch kader rondom huisbezoeken.
Artikel 3 van de Politiewet 2012 biedt een algemene grondslag voor politieoptreden
in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels.
Het kan hierbij ook gaan om huisbezoeken. Huisbezoeken kunnen leiden tot een (beperkte)
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Deze inbreuk is gerechtvaardigd als daarvoor
een wettelijke grondslag bestaat, met het huisbezoek een legitiem doel wordt nagestreefd
en het huisbezoek een noodzakelijk en proportioneel middel is om dat doel te bereiken.
Voor zover bij een huisbezoek sprake zou zijn van daadwerkelijk binnentreden van een
woning, gelden de waarborgen krachtens de Algemene wet op het binnentreden. Dit houdt
in dat de persoon die binnentreedt, verplicht is zich voorafgaand te legitimeren en
mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Voor het binnentreden in een
woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist.
Als het huisbezoek verband houdt met de handhaving van de openbare orde en het voorkomen
van wanordelijkheden en strafbare feiten rondom demonstraties, kan het huisbezoek
ook raken aan het demonstratierecht. Overheidsoptreden rondom demonstraties mag niet
gericht zijn op het ontmoedigen van deelname aan demonstraties – het zogenoemde «chilling
effect» – en zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat daarvan in de praktijk sprake
is.
Huisbezoeken die verband houden met de uitoefening van de politietaak rondom demonstraties
moeten noodzakelijk zijn om het daarmee nagestreefde doel – zoals het voorkomen van
wanordelijkheden – te bereiken en in ieder concreet geval moet worden afgewogen of
er minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn om het beoogde doel te bereiken.
Invoeringstoets doxing
Op 18 juni 2024 heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het mondeling vragenuur aan het
lid Mutluer toegezegd om in te gaan op de werking van de nieuwe strafbaarstelling
van doxing (artikel 285d Wetboek van Strafrecht). Daarbij was haar vraag of deze bepaling
doxing van politieambtenaren oplost. De werking van deze strafbepaling is onderwerp
van een invoeringstoets, die loopt sinds het moment van inwerkingtreding. Hierbij
wordt gekeken naar verschillende aspecten, zoals de aantallen zaken en eventuele knelpunten
bij het gebruik van de strafbaarstelling. Ook wordt gekeken naar de ervaringen van
slachtoffers, waaronder slachtoffers met een publieke taak. Er zijn op dit moment
nog geen conclusies te trekken. Bij de laatste uitvraag waren er namelijk nog relatief
weinig zaken doorgestroomd naar het OM en de rechter. De eerste signalen zijn wel
dat de strafbepaling voorziet in een behoefte en voor de opsporing een gat dicht in
de wetgeving. De invoeringstoets heeft een looptijd van twee jaar. Begin 2026 zullen
de resultaten met uw Kamer worden gedeeld.
AMvB neutrale uitstraling BOA
Op 14 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit en de achtergrond
van dit besluit om de neutrale uitstraling van de boa juridisch te borgen in een algemene
maatregel van bestuur (AMvB).15 Deze AMvB is op 19 december jl. in (internet)consultatie gebracht. De consultatietermijn
is inmiddels verstreken en de consultatiereacties zijn verwerkt. Ik streef ernaar
de AMvB zo snel mogelijk naar de Afdeling Advisering van de Raad van State te zenden.
Beschikbaarheid van C2000 tijdens de NAVO-top
Uw Kamer heeft mij middels de motie Diederik van Dijk16 verzocht te bewerkstelligen dat voor de NAVO-top, maar uiterlijk voor het einde van
2025, een goed functionerend communicatiesysteem in werking is bij de politie en hulpdiensten
en hier de Kamer over te informeren.
Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om C2000
zo goed mogelijk te laten functioneren17, zo lang als nodig is tot de nieuwe missiekritische communicatievoorziening in gebruik
is genomen. De garantie dat er nooit een verstoring zal optreden is echter nooit te
geven.
Maatregelen getroffen n.a.v. storing eOCS tijdens jaarwisseling
Samen met de leverancier en de Landelijke Meldkamer Samenwerking werk ik hard aan
het oplossen van de oorzaken en het voorkomen van toekomstige herhalingen van de verstoring
van het radiobediensysteem (eOCS) die zich tijdens de jaarwisseling heeft voorgedaan.
Het gaat hierbij onder meer om het vervangen van hardware en het doorvoeren van softwarematige
oplossingen om zware belasting het hoofd te kunnen bieden. Ook wordt onderzocht of
het mogelijk is om aanvullende monitoringsmogelijkheden te implementeren, zodat er
beter kan worden geanticipeerd op mogelijke problemen ten tijde van momenten van grote
drukte. Met het oog op de aanstaande NAVO-top worden de C2000-systemen hier ook uitvoerig
op getest.
Naast de onderzoeken van de leverancier van het radiobediensysteem en de LMS, laat
ik ook verschillende externe onderzoeken uitvoeren, om zo de beste maatregelen te
kunnen doorvoeren op korte termijn en op lange termijn om het radiobediensysteem een
duurzaam onderdeel te laten zijn van C2000.
Maatregelen gericht op de optimalisering C2000
Reeds in 2023 is gestart met een viertal actielijnen om het huidige C2000 te optimaliseren,
die ook nu nog actueel zijn:
– Verder optimaliseren van de radiodekking
– De aanpak van gebieden met verminderde dekking (DIPP-gebieden)
– De gebruikers centraal zetten en handelingsperspectief bieden
– Innovatie, onder andere via Push to Talk
Bij optimalisatie van radiodekking wordt continu gewerkt aan aanpassingen aan hardware,
software en randapparatuur om te zorgen dat de bestaande dekking van C2000 zo optimaal
mogelijk is. Ook is de Rijksdienst Digitale Inspectie (RDI) in gesprek met leveranciers
van producten die storing geven op het C2000-netwerk (bijvoorbeeld zonnepanelen) om
te zorgen dat deze verstoring minder wordt.
Van de 95 geïdentificeerde gebieden met verminderde dekking (DIPP) zijn er nu 24 gebieden
opgelost, waarvan 12 in 2024. Er heeft daarmee reeds een versnelling in de oorspronkelijke
aanpak plaatsgevonden, en deze wordt doorgezet in 2025. Op dit moment staat het vast
dat er drie DIPP-gebieden worden aangepakt in 2025, maar de verwachting is dat dit
oploopt tot 25. Inmiddels is in de werkplek van meldkamercentralisten een voorziening
opgenomen waarbij zichtbaar is waar de DIPP-gebieden zijn. Dit kunnen zij overbrengen
aan hun collega’s die op straat werkzaam zijn. Dit verhoogt de voorspelbaarheid van
de werking van C2000 en biedt collega’s de mogelijkheid tijdig over te schakelen op
andere communicatiemiddelen.
Om het gebruikersperspectief beter in kaart te brengen heb ik in het najaar van 2024
een aantal gebruikerssessies georganiseerd. Deze sessies zijn ingegaan op relevante
onderwerpen voor de continuering van C2000 tot een nieuw missiekritisch communicatiesysteem
gereed is, zoals informatiebeveiliging, kwaliteitsniveau, Push to Talk (PTT) en randapparatuur.
Het ministerie werkt daarnaast aan kaders om te zorgen dat de disciplines PTT kunnen
koppelen aan C2000. Ook werken disciplines aan de gebruiksvriendelijkheid van PTT-apps
door bijvoorbeeld te experimenteren met handsfree oplossingen.
Aanvullende maatregelen in aanloop naar de NAVO-top
Specifiek voor de NAVO-top worden door de disciplines zelf verschillende maatregelen
getroffen gericht op het realiseren van een zo stabiel mogelijke dekking en beschikbaarheid
van C2000 en fallback-systemen tijdens de NAVO-top. Voorbeelden daarvan zijn onder
meer:
– Maatregelen om verstoring tijdens de NAVO-top te voorkomen (o.a. afstemming freeze
migraties, voorkomen van incidenten door jamming, voorkomen van incidenten door graafwerkzaamheden,
afstemming met netwerkoperators).
– Gezamenlijke inventarisatie van beschikbare en benodigde middelen, inclusief risico’s
en mitigerende maatregelen.
– Gezamenlijk knooppunt t.b.v. monitoring tijdens de NAVO-top zodat zo snel en goed
mogelijk kan worden ingegrepen bij (dreigende) verstoring.
– Aandacht voor oefenen en informeren van collega’s.
Met deze ingezette acties heb ik het vertrouwen dat C2000 niet alleen tijdens de NAVO-top,
maar ook de komende jaren blijft functioneren. Ik beschouw de motie Diederik van Dijk
hiermee als afgedaan.
Nederlandse Arbeidsinspectie
De Nederlandse Arbeids Inspectie (NLA) heeft de politie dwangsommen opgelegd omdat
de politie haar medewerkers volgens de NLA geen veilige werkomgeving kan bieden, zolang
die medewerkers geen gebruik kunnen maken van een goed werkend communicatiemiddel.
Deze dwangsommen zijn opgeschort tot 8 juni 2025. De korpsleiding onderstreept het
belang van een goed werkend missiekritisch communicatiesysteem voor de veiligheid
en gezondheid van de politiemedewerkers, in het bijzonder voor de medewerkers «op
straat». Vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever is de politie hard aan het
werk om alle relevante operationele» medewerkers voldoende opgeleid en getraind te
krijgen in het adequaat gebruiken van het C2000-systeem, onder voorspelbare én onvoorspelbare
omstandigheden.
In de komende periode zullen er vijf gesprekken volgen, die voornamelijk gaan over
de eis om te zorgen dat gebruikers veilig kunnen werken met C2000. De politie ontwikkelt
hiertoe handleidingen voor de centralisten op de meldkamers en voor de gebruikers
op straat, en heeft het gebruik geïntegreerd in diverse opleidingen. Het doel is om
dit voor de NAVO-top afgerond te hebben. Om de risico’s van onvoorspelbare situaties
te mitigeren, zijn de afgelopen periode grote stappen gezet. Zo is er een grote upgrade
(APK) van de portofoons uitgevoerd, waarbij alle antennes en batterijen zijn vervangen
en alle portofoons een software upgrade hebben ontvangen. Het opleidings- en trainingsmateriaal
is geactualiseerd en wordt op een centrale plek ontsloten. Het gebruik van C2000 en
de fallback-voorziening is geborgd in het curriculum in het politieonderwijs en komt
ook terug in de vaardigheidstrainingen. Verdere voorlichting over het gebruik van
C2000 wordt gegeven door middel van briefingsdia’s die als vast onderdeel terugkomen
bij de briefings voor bijvoorbeeld grote evenementen.
Rondetafelgesprek C2000
In het rondetafelgesprek over C2000 met uw Kamer op 2 april jl., bleek de behoefte
aan nadere informatie en uitleg over een aantal onderwerpen, die ik hieronder toelicht.
Het gaat dan om het verwerven van nieuwe contracten via aanbestedingen voor C2000,
VMX, eigenaarschap van systemen, fallback-voorzieningen en rolverdeling.
Sourcingstrategie C2000
Namens de Nederlandse staat (en specifiek namens de Ministers van VWS en Defensie)
ben ik als Minister van Justitie en Veiligheid eigenaar van de contracten van C2000,
waarbij de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS) het strategisch en tactisch contractbeheer
en -management uitvoert. Deze contracten lopen uiterlijk in 2027 af. Al meermaals
heb ik uw Kamer laten weten dat de dienstverlening voor C2000 geborgd blijft tot en
met de implementatie van de opvolger. Daarom zet ik stevig in op de continuering van
de dienstverlening, waarbij diverse geleerde lessen uit het verleden een plek krijgen.
Ter voorbereiding op de verwerving is onder begeleiding van KPMG en samen met de Landelijke
Melkamer Samenwerking een overkoepelende sourcingstrategie opgesteld. Ook de gebruikers
van C2000 zijn hierbij betrokken. De sourcingstrategie beziet het geheel aan benodigde
activiteiten die nodig zijn om tot een aanbesteding te komen. Denk hierbij aan (onder
andere) contractvormen, benodigde aanbesteding(en) en planning. Het uitgangspunt voor
de sourcingstrategie is het behouden van de huidige functionaliteit van C2000. Er
wordt blijvend geïnvesteerd op de dekking, beschikbaarheid en het optimaliseren van
het huidige gebruik. In zijn algemeenheid zal de verdere ontwikkeling van C2000 zich
hoofdzakelijk richten op informatiebeveiliging en dat wat passend is binnen de huidige
techniek en functionaliteit.
Eveneens wordt met de verwerving beoogd om knelpunten die nu worden ervaren in de
onderlinge samenwerking tussen marktpartijen en met de Landelijke Meldkamersamenwerking
op te lossen door het maken van nieuwe afspraken. Dit moet leiden tot meer samenhang
en afstemming in het geheel van beheer en onderhoud en uiteindelijk meer gebruikerstevredenheid.
Ook wordt in de verwerving zoveel mogelijk rekening gehouden met de transitie naar
de opvolger.
Ik heb ervoor gekozen om bij de continuering van C2000 in te zetten op het voortzetten
van de samenwerking met de huidige drie leveranciers van de drie onderdelen van C2000:
P2000 (voor paging), T2000 (voor spraakcommunicatie) en het radiobediensysteem (voor
bediening in de meldkamers) en deze diensten niet onder concurrentie in de markt te
zetten. Het introduceren van een geheel nieuw product van andere leveranciers voor
de tijd dat C2000 nog gebruikt moet worden, zou een dermate grote verandering voor
de gebruikers en alle andere partijen betekenen, dat dit een te groot risico zou worden
voor de continuïteit en bovendien veel tijd en hoge kosten voor de ontwikkeling en
implementatie met zich meebrengen. Met het zicht op een opvolger voor C2000 is dit
niet redelijk en proportioneel. Momenteel onderzoek ik de wijze waarop de samenwerking
met de huidige drie leveranciers voor de drie huidige onderdelen van C2000 het beste
kan worden voortgezet binnen bestaande juridische kaders. Een route via de Aanbestedingswet
Defensie en Veiligheid is daarbij een optie die ik op dit moment onderzoek. Omdat
dit onderzoek op dit moment in volle gang is, is op voorhand nog niet te zeggen of
hier gebruik van zal en kan worden gemaakt. Ook de verwerving van de diensten voor
de hoofdleverancier, die coördinatie van het geheel van diensten van C2000 zal verzorgen,
wordt op die manier verkend.
De AIVD heeft in 2019 een risicoanalyse uitgevoerd voor C2000. Met het oog op nieuwe
overeenkomsten is de AIVD verzocht om deze risicoanalyse te herzien wat betreft de
risico’s voor de nationale veiligheid in geval van het voortzetten van de contractuele
dienstverlening voor C2000. Op grond van de herziene risicoanalyse heeft de AIVD beoordeeld
dat het risico beperkt is en daarmee niet in de weg staat aan voortzetting van de
samenwerking met huidige partijen.
De AIVD heeft aanbevelingen gedaan ten aanzien van contractuele maatregelen en algemene
maatregelen met betrekking tot de informatiebeveiliging van C2000. Deze aanbevelingen
neem ik mee bij de verwerving.
De gebruiker zal de gevolgen van de aanbesteding vooral merken in het sneller en adequater
organiseren van updates, migraties, storingen en klachten. Maar in het gebruik zelf
zal C2000 niet wezenlijk veranderen. Daar waar mogelijk blijven gebruikers betrokken
worden bij dit aanbestedingstraject. Zij worden goed geïnformeerd over verschillende
stappen in de daarvoor bedoelde overleggen op zowel bestuurlijk, strategisch als tactisch
niveau. Ook is gedurende het traject aandacht voor communicatie naar de eindgebruikers.
Hun vertegenwoordigers worden hierbij ook betrokken. Om een soepele overgang van C2000
naar VMX te realiseren wordt een migratiestrategie opgesteld.
Vernieuwing Missiekritische Communicatie
De afgelopen periode heeft de kwartiermakersorganisatie VMX zich ingezet om samen
met de betrokken partners tot een breed gedragen visie op de vernieuwing te komen.
Op bestuurlijk niveau is op 27 maart jl. het vertrouwen uitgesproken in de voorgestelde
richting. Deze richting houdt in dat:
– wordt overgegaan van het huidige tetranetwerk naar een mobiel netwerk op 4G/5G
– wordt ingezet op een duurzame en innovatieve relatie met de markt
– onderzocht wordt om het beheer onder te brengen dichterbij de gebruikers
De komende tijd wordt in gezamenlijkheid met de betrokken partners en hun achterban
de detaillering verder uitgewerkt, waarbij ik hecht aan een zorgvuldig besluitvormingsproces.
De transitie naar een nieuwe missiekritische voorziening is een ingewikkeld proces.
Vooralsnog is de start van het aanbestedingstraject voorzien voor eind 2025 gevolgd
door een periode van gunning en pilots. Een brede transitie start niet eerder dan
2029.
Eigenaarschap C2000
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is momenteel eigenaar van diverse (meldkamer)systemen,
waaronder C2000, waarbij het de vraag is of een beleidsdepartement hier de meest geschikte
partij voor is. Ik zie voordelen om het eigenaarschap dichter bij de gebruiker en
beheerder te brengen waardoor onder andere de vraagarticulatie en contractmanagement
beter tot hun recht komen. Ik heb daarom aan de politie gevraagd om met mij te verkennen
of de politie het eigenaarschap van C2000 over zou kunnen en willen nemen. Hierbij
moet inzichtelijk worden gemaakt wat de consequenties en randvoorwaarden kunnen zijn.
Daarnaast wil ik, net als de politie, dat bij de betrokken aangewezen gebruikers draagvlak
is voor een dergelijke stap. De eerste verkennende gesprekken zijn gevoerd waarbij
rekening wordt gehouden met mogelijke aandachtspunten die uit deze gesprekken naar
voren komen.
Fallback
Voor het spraakgedeelte van C2000 (T2000) is de PTT app die in beheer is bij LMS de
fallback voor de verschillende disciplines. De fallback voor het radiobediensysteem
(eOCS) in de meldkamers zijn portofoons/mobilofoons die in de meldkamer aanwezig zijn.
Meldkamercentralisten en hulpverleners op straat zijn getraind in het gebruik van
deze fallback systemen.
Rolverdeling
De Minister van Justitie en Veiligheid is (mede namens de Ministers van Defensie en
VWS) eigenaar van C2000. In die zin ben ik het eerste aanspreekpunt als het gaat om
C2000 en blijf ik politiek aanspreekpunt, ook als het eigenaarschap van het systeem
mogelijk over gaat naar de politie. Het politieonderdeel Landelijke Meldkamer Samenwerking
is verantwoordelijk voor het technisch beheer en is de organisatie die de optimalisatie
van C2000 (zoals het aanpakken van DIPP-gebieden, verbeteren van radiodekking, monitoring
van het systeem) uitvoert. De vier aangewezen gebruikers (politie, brandweer/veiligheidsregio’s,
regionale ambulancevoorzieningen en Defensie) zijn verantwoordelijk voor goede opleiding
van hun personeel (op straat en in de meldkamer) en voor het beheer van randapparatuur
(portofoons en mobilofoons).
Er is een meldkamergovernance waar alle aangewezen gebruikers van C2000 in zijn vertegenwoordigd.
Vanuit deze meldkamergovernance volgt een vraagarticulatie naar LMS als het gaat om
de meldkamervoorzieningen die LMS beheert, waaronder C2000.
Vanuit deze governance en rolverdeling volgt vanzelfsprekend een regievoerende verantwoordelijkheid
die ik op mij blijf nemen. Nu met C2000 en in de toekomst met VMX.
Evaluatie Programma Vernieuwing C2000
Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) verzocht om een evaluatieonderzoek
uit te laten voeren naar het programma Implementatie Vernieuwing C2000. Dat programma
liep onder verantwoordelijkheid van mijn Ministerie van 2016 tot en met 2023 en omvatte
de implementatie van de vernieuwing van C2000, nadat de aanbesteding daarvan had plaatsgevonden.
Het WODC heeft mij laten weten dat AEF dit onderzoek voor hen heeft uitgevoerd en
het rapport daarover openbaar wordt rond 14 mei a.s. Ik zend u dit rapport toe gelijktijdig
met het openbaar maken ervan.
Onterechte 112-meldingen
Op 18 maart jl. heb ik tijdens het mondeling vragenuur aan het lid Michon-Derkzen
de toezegging gedaan om in te gaan op het percentage van oneigenlijk gebruik van 11218. In 2024 zijn er 3.398.876 112-oproepen aangenomen bij de nationale 112-alarmcentrale
in Driebergen. Er zijn 2.317.727 112-oproepen vanuit Driebergen doorverbonden naar
de regionale meldkamers. Van het totaal aantal 112-oproepen die binnenkomen in Driebergen,
is in 2024 32 procent gelabeld als misbruik of oneigenlijk gebruik. Onder oneigenlijk
gebruik vallen bijvoorbeeld ook broekzakbellers.
Misbruik van 112 is strafbaar en kan ertoe leiden dat mensen die echt in nood verkeren
langer op contact met de alarmcentrale moeten wachten. Bij een onjuiste melding spoort
de politie de beller op en kunnen volwassenen een boete of een gevangenisstraf krijgen.
De oproep aan het publiek is en blijft dan ook om alleen 112 te bellen als het echt
nodig is.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid