Brief regering : Voortgang 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn
33 037 Mestbeleid
Nr. 597
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2025
Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het proces om te komen tot het
8e actieprogramma Nitraatrichtlijn, zoals toegezegd in mijn brief van 26 juni 20241. Eveneens informeer ik u, mede ter uitvoering van motie Flach c.s., met deze brief
over de uitkomsten van fase 1 van het ex ante-onderzoek van het 8e actieprogramma
Nitraatrichtlijn2.
Het actieprogramma ziet op verbetering van de waterkwaliteit en zal naast generieke
maatregelen ook uit doelsturing bestaan. Doelsturing is binnen het pakket van het
8e actieprogramma een belangrijke pijler. Met de omslag naar doelsturing kunnen agrarische
ondernemers zelf bepalen hoe zij bijdragen aan het behalen van normen. Keuzevrijheid
voor boeren vind ik belangrijk en daarom zal het actieprogramma een ingroeipad voor
bedrijfsspecifieke doelsturing op waterkwaliteit bevatten. De inzet is dat bij goede
resultaten agrarische ondernemers op termijn generieke (bouwplan)maatregelen kunnen
loslaten. In het vervolg van mijn brief zal ik verder ingaan op de wijze waarop doelsturing
vorm gaat krijgen in het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Naast doelsturing zal het actieprogramma een pakket met maatregelen bevatten. Dat
pakket zal ik op korte termijn laten doorrekenen door Wageningen University & Research
(WUR) in fase 2 van het ex ante -onderzoek. Op basis van de uitkomsten van de doorrekening
zal ik een verdere afweging maken over de invulling van het concept 8e actieprogramma
Nitraatrichtlijn dat aan de Commissie voor de Milieueffectrapportage (Commissie MER)
ter beoordeling zal worden voorgelegd. Ook volgt er nog een consultatie waarin eenieder
de gelegenheid heeft om te reageren op het concept 8e actieprogramma. Dit alles moet
er uiteindelijk toe leiden dat 1 januari 2026 het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn
van toepassing is.
In het traject om te komen tot het 8e actieprogramma hecht ik aan een zorgvuldig proces
zowel op inhoud als in de afstemming met alle relevante stakeholders. In het vervolgtraject
zal ik, net als ik de afgelopen periode heb gedaan, stakeholderbijeenkomsten blijven
organiseren.
Waterkwaliteit en nutriënten afkomstig van de landbouw
De Nitraatrichtlijn vereist dat lidstaten elke vier jaar een actieprogramma opstellen,
waarin de maatregelen beschreven worden die nodig zijn om te voldoen aan het doel
van die richtlijn. Het huidige 7e actieprogramma loopt af op 31 december 2025 en vanaf
1 januari 2026 zal het 8e actieprogramma gaan gelden.
Conform de Nitraatrichtlijn is het doel van het 8e actieprogramma om waterverontreiniging
van grond- en oppervlaktewater door nutriënten afkomstig van de landbouw te voorkomen
en te verminderen, te voldoen aan de norm van 50 mg/l nitraat in het bovenste grondwater
en eutrofiëring van het oppervlaktewater tegen te gaan. Daarmee wordt bijgedragen
aan het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW), waar het nutriënten
afkomstig van de landbouw betreft. Uit de doorrekening van de voorgenomen hoofdlijnen
van het 8e actieprogramma kan volgen dat er nog een (regionale) opgave voor nutriënten
afkomstig van de landbouw voor oppervlaktewaterkwaliteit resteert, ook met het oog
om te voldoen aan de doelen van de KRW. Met de doorrekening zal dus ook inzicht verkregen
worden in de omvang van deze (regionale) restopgave. In het vervolg van mijn brief
zal ik verder ingaan op welke wijze is voorzien om deze regionale opgaves in te vullen.
In 2024 heeft de evaluatie van de Meststoffenwet plaatsgevonden waarover ik u met
mijn brief van 4 november 2024 heb geïnformeerd3. Een van de onderzoeken die in het kader van de evaluatie van de Meststoffenwet heeft
plaatsgevonden, betreft een prognose over de te verwachten effecten van de maatregelen
in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de huidige derogatiebeschikking op de
kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Onderstaande figuur4 geeft de berekende nitraatconcentraties in het uitspoelend grondwater weer als gevolg
van de maatregelen in het 7e actieprogramma en de derogatiebeschikking.
Uit het onderzoek volgt dat met voortzetting van de maatregelen uit het 7e actieprogramma
Nitraatrichtlijn en de derogatiebeschikking er voor grondwater in het gebied zand
zuid en löss nog een opgave resteert om het doel van 50 mg/l nitraat in het grondwater
te behalen. Voor oppervlaktewater zijn er kleinere gebieden verspreid over heel Nederland
waar nog een opgave ligt voor nutriënten afkomstig van de landbouw.
Dit betekent dat, met voortzetting van het huidige beleid, er nog aanvullend beleid
nodig is in het gebied zand-zuid en löss om de norm van 50 mg/l nitraat in het grondwater
te kunnen halen en voor kleinere gebieden verspreid over heel Nederland, voor zover
het gaat om nutriënten in het oppervlaktewater afkomstig van de landbouw.
Hoofdlijnen 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn
Het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn komt tot stand in een context waarin Europese
waterkwaliteitsdoelen behaald moeten worden. Uit de Nitraatrichtlijn volgt dat het
actieprogramma voldoende stappen moeten zetten in de verbetering van de waterkwaliteit.
Anderzijds speelt in die context ook mee dat mogelijke maatregelen bedrijfseconomische
effecten kennen en ik zal ook rekening moeten houden met het belang van draagvlak.
Ten behoeve van de evaluatie van de Meststoffenwet heeft de Commissie van Deskundigen
Meststoffenwet (CDM) geadviseerd over een mogelijk in te zetten aanpak om de doelen
voor onder andere oppervlaktewater voor nutriënten afkomstig van de landbouw te behalen5. De CDM raadt aan om vanwege de chemische- en fysische kenmerken van waterlichamen
en de verschillende en diffuse bronnen die bijdragen aan de verontreiniging van oppervlaktewater
met nutriënten om niet alle maatregelen generiek toe te passen, maar juist regionaal
of lokaal te beoordelen waar welke maatregelen effectief zijn.
Het 7e actieprogramma nitraat en het addendum gelden voor het gehele Nederlandse grondgebied.
Zoals aangegeven in mijn brief van 13 september jl. over de mestmarkt laat ik, in
lijn met de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord over kwetsbare gebieden, de Commissie
Deskundigen Meststoffenwet (CDM) bezien wat de reikwijdte van het 8e actieprogramma
nitraat kan zijn op basis van de huidige beschikbare gegevens. Op basis van de uitkomsten
van het onderzoek van de CDM zal te zijner tijd bekeken worden of en in hoeverre het
8e actieprogramma van toepassing is op het gehele Nederlandse grondgebied.
Binnen de bovengenoemde kaders zijn de hoofdlijnen van het voorgenomen maatregelpakket
van het actieprogramma geformuleerd.
Resultaten fase 1 ex ante
Eerder heb ik aangekondigd om in de eerste fase van het ex ante-onderzoek een breed
kwalitatief onderzoek naar de effecten van een groot aantal mogelijke maatregelen
uit te laten voeren6. Dit geeft inzicht in het effect van maatregelen op basis waarvan met alle relevante
stakeholders het gesprek is aangegaan over mogelijke concrete bouwstenen voor het
8e actieprogramma.
In dit onderzoek zijn maatregelen betrokken die vanuit het rijk, mede op basis van
gesprekken met stakeholders, zijn aangedragen. Deze maatregelen zijn kwalitatief geanalyseerd
op het effect op de waterkwaliteit voor grond- en oppervlaktewater, het bedrijfseconomisch
effect en de inpasbaarheid in de bedrijfspraktijk. De resultaten van het onderzoek
leveren inzicht in het perspectief van de verschillende maatregelen met het oog op
de verbetering van de waterkwaliteit. Uit het onderzoek volgt ook dat geen enkele
mogelijke maatregel positief scoort op alle onderdelen (verbetering grondwaterkwaliteit,
verbetering oppervlaktewaterkwaliteit, bedrijfseconomisch effect en de mate van inpasbaarheid
in de bedrijfspraktijk). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat alle maatregelen die
een positief effect op de verbetering van de waterkwaliteit hebben, een negatief bedrijfseconomisch
effect hebben. In de bijlage treft u het rapport.
De onderzoekers hebben de uitkomsten van het onderzoek toegelicht aan stakeholders.
Vervolgens is aan stakeholders gevraagd om aan de hand van de resultaten van het onderzoek
concrete ideeën kenbaar te maken voor het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Van
verschillende partijen is inbreng ontvangen dat heeft bijgedragen aan de vorming van
de hoofdlijnen van het maatregelpakket voor het 8e actieprogramma, zoals in deze brief
aan uw Kamer wordt voorgelegd.
De uitkomsten van het ex ante- onderzoek fase 1 en de inbreng van de stakeholders
zijn benut voor het samenstellen van het maatregelenpakket op hoofdlijnen, dat hieronder
wordt toegelicht.
Hoofdlijnen 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn: drie sporen
Mijn inzet is om met het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn in alle verschillende
gebieden in Nederland de norm van 50 mg/l nitraat in het grondwater te halen en eutrofiëring
van het oppervlaktewater te voorkomen en te verminderen. Dit doe ik met voortzetting
van de maatregelen die nu vanuit het 7e actieprogramma en de derogatiebeschikking
al gelden en die ik in het licht van voornoemde opgave daartoe relevant en noodzakelijk
acht.
Daarnaast is mijn inzet gericht op alleen daar waar nodig (grond- en oppervlaktewater)
aanvullende maatregelen treffen. Ook wil ik met het 8e actieprogramma de beweging
naar doelsturing voor grondwaterkwaliteit maken. Met de hoofdlijnen van het pakket
dat ik nu voor ogen heb, zal ik daarmee ook een bijdrage leveren aan de verbetering
van de kwaliteit van het oppervlaktewater en daarmee aan de doelen van de Kaderrichtlijn
Water.
Ik ben voornemens om de lijn van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatiebeschikking
grotendeels voor te zetten en aan te vullen met een aanvullend maatregelenpakket,
langs drie sporen. Deze drie sporen staan naast elkaar en dragen alle drie bij aan
verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Het eerste spoor ziet op bedrijfsgerichte
doelsturing voor grondwaterkwaliteit, het tweede spoor bevat aanvullende maatregelen
vanuit het rijk en het derde spoor betreft andere beleidsontwikkelingen die ook een
positief effect op de waterkwaliteit voor grond- en oppervlaktewater kunnen hebben.
Het gaat hier met name om mijn ingezette aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur en
het Agrarische Natuurbeheer waarin de beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden
een element zijn7.
Spoor 1: doelsturing voor waterkwaliteit (grondwater)
Het eerste spoor betreft het opnemen van een ingroeipad voor bedrijfsgerichte doelsturing
gericht op verbetering van de grondwaterkwaliteit. Met het 8e actieprogramma wordt
daarmee ingezet om tot een afrekenbaar doelsturingssysteem in het 9e actieprogramma
Nitraatrichtlijn te komen. Dit betreft een alternatief systeem waaraan agrariërs kunnen
deelnemen, gebaseerd op de indicatoren als N-mineraalmetingen en het stikstofbodemoverschot.
Doel hierbij is om uiteindelijk generieke maatregelen zo veel mogelijk te kunnen vervangen
en op basis van prestaties van agrariërs te werken aan de waterkwaliteit. Doelsturing
zal naast het generieke beleid staan en zal tenminste een vergelijkbaar effect moeten
hebben op de waterkwaliteit op basis van nog vast te stellen streefwaarden voor de
indicatoren. De inzet hierbij is om als eerste stap, in het vierde jaar van het 8e
actieprogramma (2029), indien de indicatoren goede resultaten tonen, aan deelnemers
van het doelsturingssysteem de mogelijkheid te bieden om sommige (bouwplan)maatregelen
uit het generieke beleid los te laten. Daarnaast zal bezien worden, mede in de Europese
context, of en hoe het doelsturingssysteem op langere termijn in de plaats kan treden
van bepaalde generieke voorschriften (zoals gebruiksnormen). Ook kan de doelsturingssytematiek
benut worden om boeren, door verkregen inzicht in het effect op de waterkwaliteit,
te stimuleren op de meest gunstige momenten mest uit te rijden. Ik ben voornemens
vanuit het rijk het voornoemde ingroeipad te faciliteren en sectorpartijen te ondersteunen
bij de ontwikkeling van deze systematiek.
De komende periode zal ik benutten om deze systematiek met sectorpartijen, die zich
hebben verenigd in een consortium, verder uit te werken.
Spoor 2: (aanvullende) generieke maatregelen
Met het oog op de waterkwaliteitsopgave, is het onontkoombaar om generieke maatregelen
te (blijven) nemen. Enerzijds zullen deze maatregelen moeten leiden tot minimaal behoud
van de huidige waterkwaliteit, anderzijds zullen de maatregelen, in de gebieden met
een waterkwaliteitsopgave, moeten leiden tot verbetering van de waterkwaliteit (doelbereik).
Om die reden bevat het generieke spoor de volgende maatregelen.
Ten eerste ga ik er met dit voorgenomen pakket vanuit dat de huidige maatregelen waar
nodig worden voortgezet. Zo zal het aanhouden van mestvrije bufferstroken in Nederland,
met een versoepeling voor bepaalde gebieden op klei en veen, worden voortgezet. De
versoepeling betreft de gebieden op klei en veen waar zowel het grondwater als het
oppervlaktewater op orde is. Daar is het voornemen om de mestvrije bufferstrook te
verkleinen tot maximaal één meter. Parallel aan deze doorrekening wil ik onderzoek
laten doen naar het effect van de maatregel tot het aanhouden van bufferstroken op
de waterkwaliteit.
Ook wordt de maatregel over de 1:4 rotatie met rustgewassen in de gebieden zand noord
en zand midden voortgezet en blijft de stimulering van de teelt van een vanggewas
in de gebieden zand-noord, zand-midden en zand-zuid en löss gehandhaafd. Deze maatregelen
zie ik als noodzakelijk met het oog op het voorkomen van achteruitgang van de kwaliteit
van het grond- en oppervlaktewater.
Er loopt reeds een actualisatie van de stikstofgebruiksnorm waarin uitgevraagd is
welke verlaging van de stikstofgebruiksnorm nodig is voor het behalen van 50 mg/l
nitraat in het grondwater per grondsoort en gewas8. Deze is niet tijdig gereed voor besluitvorming voorafgaand aan de doorrekening.
Daarom kies ik ervoor om in de doorrekening in zes percentages (3%- 5%- 8%-10%- 15%
en 20%) uit te vragen welke effect die verlaging van de stikstofgebruiksnorm op verschillende
niveaus heeft op de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. De inzet is om aan de hand
van de uitkomsten van voornoemde onderzoeken een weloverwogen, onderbouwd en proportioneel
besluit te nemen en daar waar nodig, en de opgave er om vraagt, kan dit een aanpassing
van de stikstofgebruiksnorm tot gevolg hebben. Waarbij dit besluit zal moeten leiden
tot een noodzakelijk verbetering van de waterkwaliteit.
Grasland heeft ten opzichte van bouwland een positief effect op de waterkwaliteit.
Indien grasland wordt omgezet in bouwland worden gewassen geteeld die een hogere uitspoeling
naar het grondwater tot gevolg hebben. Dit wil ik zoveel mogelijk voorkomen. In het
8e actieprogramma is het daarom van belang om maatregelen te nemen die leiden tot
behoud van grasland. Op dit moment kan ik nog niet aangeven welke instrumenten ik
wil inzetten om grasland te behouden, maar in de doorrekening van het maatregelpakket
van de hoofdlijnen van het 8e actieprogramma zal ik de WUR vragen om uit te gaan van
het effect van het behoud van het huidige areaal grasland in Nederland. Richting de
zomer kan ik de uitkomsten van verschillende trajecten rondom het behoud van grasland
(bijvoorbeeld een nieuwe derogatie, graslandnorm) betrekken in de afwegingen die ik
maak voor de concretisering ten aanzien van het behoud van grasland met het 8e actieprogramma.
Ook voornoemd doelsturingssysteem voor grondwaterkwaliteit kan bijdragen aan het behoud
van grasland, omdat agrariërs op basis van hun meetresultaten via de teelt van (tijdelijk)
grasland in hun bouwplan de waterkwaliteit kunnen verbeteren.
Verder is mijn inzet om in het gebied zand zuid en löss de 1:4 rotatie met rustgewassen
te vervangen voor een 1:3 rotatie met rustgewassen (zoals reeds aangekondigd in het
7e actieprogramma Nitraatrichtlijn). Daarnaast laat ik ook in de doorrekening de optie
van 2:6 rotatie met rustgewassen in zand zuid en löss onderzoeken als alternatief
voor de 1:3 rotatie met rustgewassen.
Tevens ben ik voornemens om in datzelfde gebied na het scheuren of omploegen van grasland
de hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor het opvolgende gewas afhankelijk te laten
zijn van aanwezige hoeveelheid stikstof die zich nog in de bodem bevindt. Zo kunnen
gewassen preciezer bemest worden.
Voor de gebieden waar fosfaat in het oppervlaktewater nog aandacht behoeft, ben ik
voornemens in het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn om, na actualisatie van de fosfaatgebruiksnorm,
de fosfaatgebruiksnorm aan te passen. Eveneens zie ik in die gebieden de aanleg van
infiltratiegreppels als een perspectiefvolle manier om afspoeling van fosfaat naar
het oppervlaktewater te voorkomen.
In lijn met de verplichtingen uit de huidige derogatiebeschikking is mijn voornemen
dat in de klei- en veengebieden na de maïsoogst gras of een ander gewas geteeld wordt
dat in de winter de bodem bedekt. Hiermee kan oppervlakkige uitspoeling worden voorkomen.
Spoor 3: Andere beleidsontwikkelingen
Met mijn brief van 29 november 2024 heb ik u geïnformeerd over de door mij ingezette
aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur9. Binnen die aanpak richt ik mij samen met partijen uit het veld op het verder uitwerken
van de contouren van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur. In deze aanpak wordt
gewerkt aan het ontwikkelen van gebiedsgerichte en ruimtelijke beleidsinstrumenten
voor bijvoorbeeld de brede beekdalen en de grondwaterbeschermingsgebieden. Een succesvolle
gebiedsgerichte uitwerking zal ook effect hebben op het behalen van de grond- en oppervlaktewateropgave.
Tot slot is het mijn verwachting dat, na het inzetten van deze drie sporen als hoofdlijnen
van mijn voorgenomen pakket voor het 8e actieprogramma, er voor oppervlaktewater op
regionaal niveau een restopgave kan overblijven. Juist vanwege de gebiedsspecifieke
kenmerken van de oppervlaktewateren en de mogelijk daarbij behorende waterkwaliteitsopgave,
zijn de regionale overheden van belang in de beoordeling welke maatregel in een specifiek
gebied effectief is. Ook wordt hier vanuit het KRW-impulsprogramma voor de Kaderrichtlijn
Water al door regionale overheden op ingezet. Mijn inzet is om de komende periode
in overleg te gaan met provincies en waterschappen, vanwege hun rol in en gedeelde
verantwoordelijkheid voor de bescherming van de waterkwaliteit.
Gezamenlijk wil ik bezien op welke wijze ook zij kunnen bijdragen door het invullen
van een deel van de waterkwaliteitsopgave om de verontreiniging van het oppervlaktewater
vanuit de landbouw te verminderen. Waarbij ik in dit verband ook oog heb voor de instrumentele
mogelijkheden en bevoegdheden van provincies en waterschappen.
Net als in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn is toezicht en handhaving eveneens
een belangrijk onderdeel in het actieprogramma. De reeds ingezette Versterkte Handhavingsstrategie
mest (VHS) zal worden voortgezet en geoptimaliseerd met het oog op een adequate uitvoering
en handhaving van de tot nu toe ingezette maatregelen en de in het 8e actieprogramma
op te nemen nieuwe maatregelen. De VHS is erop gericht om de naleving van de regelgeving
bij de aanwending, het transport en de verwerking van mest te verbeteren.
De hoofdlijnen van het voorgenomen pakket voor het 8e actieprogramma zullen de komende
periode verder aangevuld worden met stimulerende maatregelen die ik verder uitwerk.
Daarbij zal ik ook de samenhang met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de eco-regelingen
daarbij bezien. Verder betrek ik voor de verrijking van het actieprogramma ook resultaten
van recent uitgevoerde onderzoeken, bijvoorbeeld ten aanzien van innovaties betreffende
bemestingstechnieken.
Voorts bevat het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn net als andere actieprogramma’s,
ook andere elementen zoals modules over kennisontwikkeling en -verspreiding en monitoring.
Vervolg
Met de brief van 26 juni 2024 heb ik in grote lijnen de routekaart geschetst om te
komen tot het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn en de wijze waarop ik hierover op
verschillende overlegmomenten met stakeholders in gesprek zou gaan10. De afgelopen periode hebben meerdere overlegmomenten met relevante stakeholders
plaatsgevonden. In die overleggen is onder andere gesproken over de opbouw en de hoofdlijnen
van het voorgenomen maatregelenpakket van het 8e actieprogramma en is de uitvraag
gedaan om te komen met concrete suggesties voor het 8e actieprogramma. Tot slot heeft
op bestuurlijk niveau overleg plaatsgevonden over de voorgenomen hoofdlijnen van het
8e actieprogramma. De Unie van Waterschappen heeft in die fase concrete suggesties
gedaan die worden betrokken in het vervolgproces. Vanwege het strakke vervolgproces
en de doorlooptijd om op 1 januari 2026 een 8e actieprogramma van toepassing te laten
zijn, ligt de prioriteit in de doorrekening bij de hoofdlijnen van het voorgenomen
pakket voor het 8e actieprogramma.
De voornoemde hoofdlijnen zullen, waar mogelijk, voor doorrekening in fase 2 van het
ex ante-onderzoek worden uitgezet bij de WUR. Mijn verwachting is dat ik met het voorgestelde
pakket voor het 8e actieprogramma het doel van 50 mg/l nitraat in het grondwater in
de verschillende gebieden in Nederland zal halen en eutrofiëring van het oppervlaktewater
zal voorkomen en verminderen. Uit de doorrekening zal moeten blijken of dat ook daadwerkelijk
het geval is. De WUR zal het maatregelpakket doorrekenen op de effecten op de waterkwaliteit
(grond- en oppervlaktewater), bedrijfseconomisch effect en de mate van inpasbaarheid
in de bedrijfspraktijk. Eveneens zal voor het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn een
milieueffectrapportage (MER) worden opgesteld, waarin de brede milieueffecten van
het voorgestelde actieprogramma worden beoordeeld. Ter voorbereiding van de milieueffectrapportage
zal daarom in het onderzoek voor de doorrekening ook aandacht zijn voor het effect
van het voorgenomen maatregelenpakket voor het 8e actieprogramma op emissies van onder
andere ammoniak en methaan en de biodiversiteit.
Op basis van de uitkomsten van de doorrekening zal ik een verdere afweging maken over
de invulling van het concept 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarbij ik, zoals
eerder aangeven, meer aspecten betrek dan alleen het effect op grond- en oppervlaktewater.
Bij de invulling van het 8e actieprogramma maak ik een afweging tussen bescherming
van de waterkwaliteit, bedrijfseconomische impact op het primaire bedrijf en draagvlak.
Het is de intentie om de implementatie en de uitvoering van het 8e actieprogramma
Nitraatrichtlijn (2026–2029) en het onderdeel voor doelsturing op waterkwaliteit,
te financieren uit de middelen die met het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma
zijn vrijgemaakt (respectievelijk voor mestbeleid en doelsturing/innovatie). Beide
onderdelen lopen mee in de Voorjaarsbesluitvorming11.
Ik zal u blijven informeren over de voortgang van de verschillende stappen in het
proces om te komen tot het 8e actieprogramma, zodat er ook gelegenheid is voor gedachtewisseling
met de Kamer over het vast te stellen actieprogramma.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur