Brief regering : Uitvoering van de motie van de leden Piri en Kröger over een uitzondering toepassen en over gaan tot hervestiging van een aantal kwetsbare Jezidi-ontheemden vanuit Irak (Kamerstuk 19637-3143)
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3393
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2025
Met deze brief informeer ik u dat het kabinet heeft besloten geen uitvoering te geven
aan de motie van de leden Piri/Kröger (Kamerstuk 19 637, nr. 3143), die op 26 oktober 2023 onder het vorige (demissionaire) kabinet is aangenomen en
vervolgens is doorverwezen ten behoeve van besluitvorming door het opvolgende (huidige)
kabinet.
De motie roept op een uitzondering toe te passen en over te gaan tot hervestiging
van een aantal kwetsbare Jezidi-ontheemden vanuit Irak met hulp van UNHCR.
Uw Kamer is door het vorige (demissionaire) kabinet al geïnformeerd dat uitvoeren
van de motie niet mogelijk is binnen de bestaande regelgeving.1 Dat geldt zowel voor Nederland als voor UNHCR. Het kabinet sluit zich aan bij de
reeds door het vorige kabinet getrokken juridische conclusies.2 Voor uitvoering van de motie moet een nieuwe legale migratieroute worden gecreëerd:
een toelatingskader voor het selecteren en overbrengen van een nog nader te bepalen
groep en aantal Jezidi-ontheemden vanuit hun herkomstland Irak naar Nederland inclusief
hun opvang en verblijf hier te lande.
Het kabinet heeft besloten geen uitvoering te geven aan de motie omdat het ontwikkelen
van een nieuwe legale migratieroute niet verenigbaar is met de inzet in het Hoofdlijnenakkoord
en het Regeerprogramma om de instroom te beperken.
Daar komt bij dat sinds de laatste brief aan de Kamer over deze motie3 het asielbeleid met betrekking tot Jezidi’s is gewijzigd. In de brief inzake het
Landenbeleid Irak van 27 mei 20244 is uw Kamer geïnformeerd dat Jezidi’s niet langer worden aangemerkt als groep die
in algemene zin heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
of ernstige schade in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM) bij terugkeer. Nu het voor de uitvoering van de motie benodigde toelatingsbeleid
niet kan worden gestoeld op de noodzaak tot bescherming (asiel), ligt niet voor de
hand dat voor deze groep alsnog een nieuwe vorm van humanitaire toelating en verblijf
wordt ontwikkeld.
Voorts betekent het gewijzigde landenbeleid dat voor de uitvoering een nieuwe (humanitaire)
migratieroute zou moeten worden ontwikkeld binnen de kaders van het reguliere toelatingsbeleid.
Dit maakt niet alleen de uitvoering complexer, maar het betekent ook een fundamentele
koerswijziging in het migratiebeleid in een tegengestelde richting van de kabinetsinzet.
Dit draagt verder bij aan het kabinetsbesluit om geen uitvoering te geven aan de motie.
Het vorenstaande neemt niet weg dat Nederland er wel aandacht voor heeft dat Jezidi’s
in Irak in een kwetsbare positie verkeren. Al meerdere jaren is de Nederlandse inzet
gericht op het verbeteren van hun situatie in Irak via het ondersteunen van projecten
gericht op een breed scala van onderwerpen zoals bijvoorbeeld het rehabiliteren en
re-integreren van vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn geworden van ISIS door
middel van o.a. psychosociale hulp, capaciteitsopbouw van Jezidi organisaties in Irak,
inzet op accountability en bewijsvergaring, en inzet op wederopbouw van onder meer
Sinjar en andere gebieden van herkomst ter ondersteuning van de terugkeer van Jezidi’s
naar hun oorspronkelijke woonplaats.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber- van de Klashorst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie