Brief regering : Beleidsreactie op rapport Algemene Rekenkamer 'Focus op huisartsenzorg'
33 578 Eerstelijnszorg
Nr. 141
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2025
De Algemene Rekenkamer (hierna: Rekenkamer) heeft op eigen initiatief een focusonderzoek
uitgevoerd naar de vraag of er een huisartsentekort is. Dit rapport is op 2 april
naar uw Kamer gestuurd. Met deze brief reageer ik op dit rapport en informeer ik u
over wat deze conclusies betekenen voor mijn beleid ten aanzien van de huisartsenzorg.
Daarnaast wijs ik u op mijn bestuurlijke reactie die door de Rekenkamer is opgenomen
bij het rapport https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2025/04/02/focus-op-hui….
De Rekenkamer concludeert op basis van verschillende, veelal openbare en reeds bekende,
bronnen dat er op dit moment een tekort aan huisartsen is en dat dit tekort in de
toekomst zal toenemen. De Rekenkamer kan niet vaststellen hoe groot dit tekort is.
De Rekenkamer concludeert ook dat circa 1 op de 20 inwoners van Nederland een (nieuwe)
huisarts zoekt. Deze groep bevat zowel mensen die op dit moment niet zijn ingeschreven
bij een huisarts (ca. 1 op 150 inwoners) als mensen die een wisselwens hebben (ca.
1 op 24 inwoners).
In het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) is afgesproken dat het kabinet inzet op voldoende praktijkhoudend huisartsen en
het verlagen van de drempels van het praktijkhouderschap om zo meer mensen toegang
tot goede huisartsenzorg te bieden. Ik wil dat iedere inwoner zich kan inschrijven
bij een (vaste) huisarts in de buurt. Op dit moment kan niet iedereen dat. Ik onderschrijf
de kern van het rapport dan ook volledig: de toegankelijkheid van de huisartsenzorg
in Nederland staat onder druk. De conclusie van de Rekenkamer dat er – zeker voor
sommige groepen en in sommige regio’s – sprake is van een tekort aan huisartsenzorg
deel ik. De conclusie van de Rekenkamer dat een tekort aan huisartsen daarvan de oorzaak
is, zie ik genuanceerder.
Op dit moment zijn er meer huisartsen dan ooit tevoren werkzaam in Nederland, zowel
in absolute aantallen als ten opzichte van het aantal inwoners. Op elke circa 1250
inwoners hebben we een werkzame huisarts. In 2012 was dit nog 1 huisarts op circa
1500 inwoners. Bovendien is mijn beleid erop gericht om ook in de toekomst voldoende
huisartsen te hebben. Dat doe ik door maximaal in te zetten op het opleiden van huisartsen:
het aantal opleidingsplaatsen is de afgelopen jaren sterk verhoogd. Ik verwacht eind
van dit jaar de nieuwe raming van het Capaciteitsorgaan. Op basis van deze nieuwe
raming zal ik opnieuw kijken naar het aantal opleidingsplaatsen in de huisartsenzorg.
Daarbij maak ik echter de kanttekening dat het vullen van de huidige extra opleidingsplekken
een uitdaging is. Het Capaciteitsorgaan heeft al gewaarschuwd dat het meest recente
advies mogelijk niet implementeerbaar was en dat daarom actief gekeken moet worden
naar een betere organisatie van de huisartsenzorg.
Op de korte en middellange termijn is een betere organisatie cruciaal. Ik wil dat
iedereen zich kan inschrijven bij een vaste huisarts. Dat betekent dat de vorm waarin
huisartsen werken (wel of niet met een vaste populatie) en de regio waarin zij zich
vestigen belangrijk is. Het rapport van de Rekenkamer bevestigt dat het aantal huisartsen
dat werkt met een vaste populatie al jaren achterblijft. Slechts zo’n 50% van de huisartsen
werkt op dit moment als praktijkhouder. In 2012 was dat nog 70%. Ook bevestigt het
rapport dat het aantal werkzame huisartsen per regio verschilt. Het is daarom belangrijk
om de beschikbare capaciteit aan huisartsen beter in te zetten. Dat is een lastige
opgave, maar wel de enige mogelijkheid om de tekorten op korte en middellange termijn
het hoofd te bieden.
Ik wil daarom dat het uitgangspunt wordt dat huisartsen weer standaard met een vaste
patiëntenpopulatie gaan werken. Ook de verzekeraars hebben een belangrijke rol om
huisartsen te verleiden zich te vestigen in de (tekort)regio(’s). Een vaste patiëntenpopulatie
leidt tot meer werkplezier bij professionals, een betere kwaliteit van zorg, minder
doorverwijzingen naar specialistische zorg en minder onnodige medicatievoorschriften.
Werken met een vaste patiëntenpopulatie zorgt zo voor een efficiëntere inzet van beschikbaar
personeel. Om dit aantrekkelijker te maken zijn in het IZA al een aantal belangrijke
stappen gezet. Voorbeelden hiervan zijn het beter organiseren van de Avond-, Nacht-,
en Weekenddiensten, het invoeren en structureel bekostigen van Meer Tijd voor de Patiënt,
het beschikbaar stellen van extra uren POH-GGZ in de praktijk en het ontwikkelen van
de Handreiking huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra. Mijn ambitie
en die van het kabinet vraagt echter om extra stappen. In het Aanvullend Zorg- en
Welzijnsakkoord (AZWA) wil ik daarom afspraken maken met partijen zodat de toegankelijkheid
van huisartsenzorg in elke regio geborgd kan worden. Deze afspraken gaan onder meer
over het opzetten van een landelijk «ruilsysteem» voor patiënten zodat het makkelijker
wordt om te wisselen of ruilen van huisarts, bijvoorbeeld na verhuizing, en het oplossen
van de huisvestingsproblematiek van huisartsenpraktijken. Ik hoop uw Kamer spoedig
verder te kunnen informeren over het AZWA.
Ik dank de Algemene Rekenkamer voor haar aandacht voor dit belangrijke onderwerp en
de uitgebreide rapportage die zij hebben gemaakt. De inzichten uit het rapport zal
ik gebruiken bij het monitoren van de afspraken voortkomend uit het AZWA.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Agema
Indieners
-
Indiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.