Brief regering : Fiche: Mededeling: Visie voor Landbouw en Voedsel
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4016
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Betere Regelgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 4015)
Fiche: Mededeling Visie voor Landbouw en Voedsel
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Mededeling: Visie voor Landbouw en Voedsel
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Een visie voor landbouw en voedsel – Samen de landbouw- en voedselsector van de EU
aantrekkelijk maken voor de toekomstige generaties
b) Datum ontvangst Commissiedocument
19 februari 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM (2025) 75
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025DC0075 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en Visserijraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)
2. Essentie voorstel
Op 19 februari 2025 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een mededeling
over de Visie voor Landbouw en Voedsel (hierna: de Visie) gepubliceerd. De mededeling
bouwt voort op het eindrapport van de Strategische Dialoog over de toekomst van de
landbouw in de EU (hierna: de Strategische Dialoog) dat in september 2024 is gepubliceerd.1 De Visie bevat zelf geen nieuwe wetgeving, maar kondigt verschillende (wetgevende)
voorstellen aan die de komende jaren worden verwacht. De Commissie kondigt daarnaast
een structurele dialoog met de agrarische en levensmiddelensector (hierna: de sector),
burgers en (mede)overheden aan via verschillende gremia. Via het aangekondigde Oceanenpact
en een visie voor visserij en aquacultuur 2040, zal de Commissie specifiek ingaan
op voedsel uit zee en de toekomst van de visserij- en aquacultuursector.
De Visie is gebaseerd op vier beleidsprioriteiten: ten eerste, een aantrekkelijke,
voorspelbare agrovoedingssector, met een goed verdienvermogen voor boeren en tuinders;
ten tweede, een concurrerende en weerbare agrovoedingssector in het licht van mondiale
uitdagingen; ten derde, een toekomstbestendige agrovoedingssector die hand in hand
met de natuur werkt; en, ten vierde, het waarderen van voedsel en het bevorderen van
eerlijke leef- en werkomstandigheden in plattelandsgebieden voor boeren en tuinders.
De Commissie geeft hierbij aan dat de mogelijkheden die onderzoek, innovatie, kennis
en vaardigheden bieden, essentieel zijn bij de implementatie van de Visie.
De Commissie wil onder de eerste beleidsprioriteit het verdienvermogen van de boer
en de tuinder stimuleren. De Commissie benoemt dat boeren betere opbrengsten uit de
markt moeten krijgen en meent dat oneerlijke handelspraktijken, waardoor boeren worden
gedwongen om onder de productieprijs te verkopen, niet kunnen worden getolereerd.
De Commissie gaat ook in op het belang van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB), een ambitieuze investeringsagenda, innovatie en innovatieve financieringsinstrumenten
en generatievernieuwing. Onder de eerste beleidsprioriteit worden de volgende (wetgevende)
voorstellen aangekondigd: Bio-economie Strategie, Strategie voor Generatievernieuwing
en de lancering van een observatorium voor landbouwgrond.
De tweede beleidsprioriteit behandelt de concurrentiekracht en weerbaarheid van de
sector, met het oog op mondiale uitdagingen en het belang van voedselzekerheid. Onder
deze beleidsprioriteit zet de Commissie in op een eerlijker mondiaal speelveld, paraatheid
en weerbaarheid van de agrovoedingssector, en het verminderen van administratieve
lasten.
Onder de tweede beleidsprioriteit worden de volgende (wetgevende) voorstellen aangekondigd:
een integraal plan inzake de EU-eiwitvoorziening, het – in overeenstemming met internationale regels – nastreven van een
sterkere afstemming van concrete productiestandaarden voor geïmporteerde producten,
met name op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen en dierenwelzijn, een Eenheidsveiligheidsnet
voor de landbouw (een instrument tegen oneerlijke concurrentie en unilaterale acties
van handelspartners buiten de EU), een voorstel tot uitbreiding van de land-van-herkomstetikettering,
een visie op de toekomst van de veehouderij, en een uitgebreid pakket van maatregelen
voor vereenvoudiging van het huidige wetgevingskader voor de landbouw, ook op andere
terreinen dan het GLB.
De derde beleidsprioriteit ziet op de toekomstbestendigheid van de sector in verbinding
met natuur en milieu. De Commissie benadrukt dat ook de agrovoedingssector een belangrijke
bijdrage moet leveren aan het behalen van de EU-doelstellingen om in 2050 klimaatneutraal
te zijn en de aantasting van natuur en milieu terug te draaien. De Commissie zal in
dit verband routes verkennen voor een bijdrage van de landbouwsector aan het klimaatdoel
voor 2040. Dit is tevens in het belang van de toekomstbestendigheid van de sector,
voedselzekerheid en het versterken van de bio-economie, aldus de Commissie. Onder
deze beleidsprioriteit richt de Commissie zich daarom op prikkels voor verduurzaming,
waaronder een benchmarkingsysteem voor duurzaamheidsbeoordelingen op het boerenbedrijf
en beloningen voor duurzame praktijken, onder andere vanuit de private sector. Onder
de derde beleidsprioriteit zijn de volgende (wetgevende) voorstellen aangekondigd:
herziening van de ESR- en LULUCF-verordeningen2, een vrijwillig benchmarkingsysteem, een voorstel voor het versnellen van de toelatingsprocedures
voor biologische gewasbeschermingsmiddelen, een klimaatadaptatiestrategie en een waterweerbaarheidsplan.
De vierde beleidsprioriteit richt zich op het waarderen van voedsel en het bevorderen
van de leefbaarheid van plattelandsgebieden. De Commissie benadrukt het belang van
dynamische plattelandsgebieden, en het versterken van de verbinding hiervan met productie
en duurzame grondstoffen. Tevens benadrukt de Commissie het belang van synergie en
complementariteit met cohesiefondsen. Er wordt niet alleen ingegaan op werkgelegenheid
en onderwijs, maar ook op onder andere de mentale gezondheid en vrouwen in de landbouwsector.
In het kader van het waarderen van voedsel geeft de Commissie aan herstel van de verbinding
tussen voedsel, grondgebied, seizoen en cultuur belangrijk te vinden, naast toegang
tot betrouwbare informatie voor consumenten. De Commissie geeft hierbij aan de dialoog
met de sector, NGO’s en (mede)overheden belangrijk te vinden. Onder de vierde beleidsprioriteit
worden de volgende (wetgevende) voorstellen aangekondigd: een geactualiseerd actieplan
voor het platteland, een jaarlijkse voedseldialoog, en voorstellen voor de herziening
van de bestaande dierenwelzijnsregelgeving.
Ten slotte is het voor de uitvoering van deze Visie van essentieel belang dat de Europese
agrovoedingssector investeert in en gebruik maakt van onderzoek, kennis, vaardigheden
en innovatie als drijvers van verandering en versterking. Daarom zal de Commissie
komen met een EU-Digitale Strategie voor de landbouw. Ook zal de Commissie een nieuwe
EU-Strategie voor Onderzoek en Innovatie voor landbouw ontwikkelen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De brede kabinetsinzet op LVVN-dossiers in de EU is uiteengezet in de Kamerbrief LVVN
EU-inzet.3 Het kabinet zet stevig in op perspectief, eerlijke concurrentie en verdienvermogen
voor boeren, tuinders en vissers. Voedselzekerheid en innovatie van de land- en tuinbouw
en visserij staan hierbij centraal. Het kabinet wil dat zodat er in de EU op een efficiënte
manier voldoende betaalbaar, veilig en gezond voedsel kan (blijven) worden geproduceerd
met oog voor klimaat, natuur, leefomgeving en gezondheid. Hierbij wordt er rekening
gehouden met de betaalbaarheid van voedsel voor de consument en de mogelijkheden die
er zijn om voedselverspilling tegen te gaan.
Het kabinet zet zich in Europees verband in op het benutten van veilige nieuwe technologieën
en technieken, zoals nieuwe genomische technieken (NGT’s), RENURE, de doorontwikkeling
van luchtwassers en innovatieve stalvloeren. Het kabinet streeft naar proportionaliteit
en toekomstbestendigheid in de (Europese) wet- en regelgeving, en transparante, doelmatige
en voorspelbare toelatingsprocedures. Tevens vindt het kabinet het van groot belang
dat het gelijk speelveld en de versterking en bescherming van de interne markt gewaarborgd
worden. Zoals het kabinet heeft aangegeven in de brief aan de Kamer van 21 oktober
20244 over de toekomstvisie agrarische sector, is de omslag naar doelsturing een belangrijke
prioriteit voor het kabinet. Het kabinet wil dat realistische en haalbare doelen op
bedrijfsniveau voor boeren en tuinders gelden en boeren en tuinders de ruimte krijgen
om zelf invulling te geven aan hoe zij de gestelde doelen halen. Het kabinet maakt
zich er in de EU sterk voor dat EU-regelgeving in elk geval doelsturing toestaat.
Daarnaast is het ook van belang dat EU-regelgeving in de praktijk uitvoerbaar en handhaafbaar
zijn.
Innovatie is ook een prioriteit voor het kabinet. Nederland beschikt over toonaangevende
kennis en innovatief vermogen. Internationale onderzoek- en innovatiesamenwerking
kan bijdragen aan het harmoniseren en verbeteren van standaarden, en leiden tot een
effectievere en efficiëntere inzet van zowel nationale als Europese kennis- en innovatiemiddelen.
Internationale onderzoek- en innovatiesamenwerking blijft daarom een belangrijke prioriteit
voor het kabinet. Europese financiering, uit onder andere bestaande programma’s als
het GLB en Horizon Europe, speelt ook binnen het LVVN-domein een belangrijke rol.
Goede koppelingen tussen Europese en nationale stimuleringsmaatregelen zijn daarbij
essentieel.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is over het algemeen positief over de Visie aangezien het gericht is op
het versterken van de positie van de boer in de keten, voedselzekerheid, generatievernieuwing
en bestaande klimaatafspraken. Over het algemeen steunt het kabinet het voornemen
van de Commissie om verschillende dialogen met betrokkenen voort te zetten, in navolging
op de Strategische Dialoog. Daarnaast steunt het kabinet dat naast de landbouwsector,
ook de visserij- en aquacultuursector als strategisch onderdeel van de Europese voedselsector
wordt benoemd en in dit kader verwelkomt het kabinet het aangekondigde Oceanenpact
en de visie over visserij en aquacultuur in 2040. Het kabinet is van mening dat vis,
schaal- en schelpdieren (ofwel mariene eiwitten) een belangrijk onderdeel zijn van
een gezond voedingspatroon. In het licht van de toenemende druk op de beschikbare
ruimte en Europese voedselzekerheid en -onafhankelijkheid is het daarom belangrijk
dat voedselwinning uit zee wordt geborgd.
Voor het versterken van de positie van boer in de keten, is de inzet van de Commissie
om met de voorgestelde Verordening grensoverschrijdend toezicht oneerlijke Handelspraktijken
het toezicht te versterken op oneerlijke handelspraktijken waarbij partijen uit meerdere
lidstaten zijn betrokken. Tevens wordt verwezen naar de recente wijzigingen van de
Gemeenschappelijke Marktordening en de grensoverschrijdende aanpak van oneerlijke
handelspraktijken, waarover de Kamer recent is geïnformeerd.5 Het kabinet steunt het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken en is voorstander
van ondernemerschap. Bij de uitwerking van de voorstellen is het behoud van ondernemerschap
en het voorkomen van administratieve lasten als het gaat om prijsberekeningen daarom
van belang.
Ten aanzien van het toekomstige GLB onderschrijft het kabinet de brede focus van de
Visie. Het kabinet steunt een marktgeoriënteerde invulling van het GLB, waar de door
de Commissie voorgestelde focus op kennis en innovatie, en de vereenvoudiging en verbetering
van de uitvoering van het GLB goed bij past. Ook deelt het kabinet het beschreven
belang van ondersteuning van jongeren en zij-instromers. Het kabinet deelt het belang
van GLB-subsidies voor het stimuleren van een aantrekkelijke landbouw- en voedselsector.
Het primaire inkomen van boeren komt uit de markt. Het GLB kan het verdienvermogen
ondersteunen door inzet op concurrentievermogen, innovatie en belonen van andere publieke
diensten en zo bijdragen aan diversificatie van inkomensbronnen. De Commissie legt
daarbij de focus op de boeren die deze steun het meeste nodig hebben. Hierbij is het
voor het kabinet van belang dat er daarbij aandacht moet zijn voor de verschillen
in de uitdagingen tussen lidstaten en regio’s en voor specifieke nationale en regionale
opgaven.
Het kabinet verwelkomt de ruimte voor beleid passend bij nationale en regionale situaties.
De doorontwikkeling van de systematiek van de GLB-nationaal strategische plannen helpt
het GLB beter aan te laten sluiten bij de nationale situatie. De werkwijze met een
GLB Nationaal Strategisch Plan draagt bij aan aansluiten bij nationale wensen, stabiliteit,
coherentie en een beter uitvoerbaar GLB.
Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om ecosysteemdiensten en publieke
diensten beter te belonen. Hierdoor kunnen boeren en tuinders optimaal bijdragen aan
het versterken van natuur, het milieu, de bodem en het cultuurlandschap en aan een
schone en gezonde leefomgeving. Dit is een belangrijk onderdeel van een toekomstig
GLB6.
Het kabinet steunt de inzet op beloning op prestaties in plaats van voorwaarden stellen.
Dit is in lijn met het streven richting meer doelsturing, en ook relevant voor toekomstig
GLB met toepassing van bewezen methoden en technieken. Daarbij is van belang dat de
bijdragen op een objectieve en controleerbare wijze kunnen worden vastgesteld. Het
kabinet volgt daarnaast nauwlettend de ontwikkeling van het EU-observatorium voor landbouwgrond en welke impact dat heeft voor Nederlandse beleidsthema’s.
Het kabinet ziet de waardering voor de groeiende biologische landbouwsector terug
in de Visie. De Commissie kondigt een aantal voorstellen aan in de Visie met betrekking
tot biologische landbouw, bijvoorbeeld op het gebied van vereenvoudiging.
Tevens ziet het kabinet uit naar de aangekondigde Bio-economie Strategie. Het stimuleren
van de bio-economie is belangrijk voor een klimaatneutrale en circulaire samenleving,
voor een toekomstbestendig verdienmodel voor bedrijven en boeren en voor diversificatie
van de landbouw. Het kabinet werkt aan een biogrondstoffenstrategie en aan een nationale
visie op biotechnologie. De Visie sluit goed aan op deze nationale trajecten. De Bio-economie
Strategie biedt een kans om een aantal voor Nederland belangrijke randvoorwaarden
te agenderen, zoals het borgen van de duurzaamheid van biogrondstoffen, de hoogwaardige
inzet van deze grondstoffen, het aanpassen van belemmerende regelgeving en het creëren
van een afzetmarkt voor duurzame producten.
Het kabinet staat positief tegenover het voornemen van de Commissie om mondiale en
Europese voedselzekerheid te behouden en te versterken als een integraal onderdeel
van de veiligheids-, concurrentie- en toekomstplannen van de EU. Dit sluit ook aan
bij de Nationale Voedselstrategie waar het kabinet aan werkt. Het kabinet verwelkomt
de verhoogde aandacht voor het tegengaan van voedselverspilling, en de ambitie om
met het vereenvoudigingspakket de concurrentiekracht en veerkracht van boeren en voedselproducenten
te versterken.
Het kabinet verwelkomt de ambitie van de Commissie om open strategische autonomie
te bevorderen, het concurrentievermogen te versterken en de risico’s van strategische
importafhankelijkheden binnen het Europese voedselsysteem te verkleinen. Daarbij zijn
internationale samenwerking met deskundigenorganisaties en bilaterale samenwerking
binnen handelsverdragen van belang. Dit biedt ook kansen voor de ontwikkeling van
innovatieve technieken voor het voedselsysteem en nieuwe verdienmodellen voor bestaande
agrarische bedrijven. Het kabinet ziet tevens uit naar het plan om de eiwitvoorziening
in de EU te versterken.
De Commissie doet een tweetal voorstellen voor een eerlijker mondiaal speelveld. Het
kabinet steunt allereerst de inzet van de Commissie om multilateraal, via de internationale
standaard-stellende instellingen, en bilateraal, via de implementatie en handhaving
van duurzaamheidshoofdstukken en bepalingen in handelsakkoorden, in te zetten op het
verhogen van de mondiale standaarden. Daarbij geven handelsakkoorden mogelijkheden
aan EU-producenten voor het afzetten van hun producten, terwijl tegelijkertijd de
belangen van Europese boeren worden beschermd. Ook steunt het kabinet de inzet van
de Commissie op de sterkere afstemming van productiestandaarden die van toepassing
zijn op geïmporteerde producten. Dit moet wel gebeuren in overeenstemming met de internationale
(handels)regels. Met betrekking tot het unilateraal opleggen van productiestandaarden
is het kabinet over het algemeen terughoudend. Unilaterale maatregelen moeten WTO-conform
zijn7, zo moet er gekeken worden naar de technische en economische haalbaarheid van controlemechanismen,
en moet er een duidelijk doel zijn waar de voorgestelde maatregel ook aantoonbaar
aan bijdraagt. Bovendien zijn er risico’s verbonden aan het nemen van unilaterale
maatregelen, zoals tegenmaatregelen vanuit derde landen. Het kabinet ziet daarom uit
naar de nadere voorstellen van de Commissie op deze onderwerpen.
Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om assertiever te worden in het
promoten en beschermen van de Europese exportpositie voor landbouwproducten. Als grootste
agri-food exporteur binnen de EU heeft Nederland hierbij een bijzonder belang. Het
kabinet ziet ook dat een belangrijke rol blijft weggelegd voor de lidstaten als het
gaat om fytosanitaire en veterinaire markttoegang voor de export van landbouwproducten.
De verschillen in productiesystemen en plantgezondheidsstatus tussen de lidstaten
zijn te groot voor een «one size fits all» oplossing.
Het kabinet benadrukt de oproep van de Commissie en het Niinistö-rapport8 om onder andere de weerbaarheid van het voedselsysteem te versterken. Het kabinet
werkt momenteel al aan de weerbaarheidsopgave voor de voedselvoorzieningsketen en
kijkt uit naar de initiatieven die in lijn met de «Preparedness Union Strategy» voor
landbouw en voedsel zullen worden gepresenteerd.
Het kabinet vindt dat de veehouderij een belangrijke rol heeft in het voedselsysteem.
Dit ziet onder andere op het opwaarderen van reststromen en productie van dierlijke
producten met daarbij nadrukkelijke aandacht voor de strijd tegen Antimicrobiële Resistentie
(AMR). Ten aanzien van de aanpak van de effecten van deze ziektes is het kabinet van
mening dat het gebruik van vaccinatie en verbeterde bioveiligheid een nadrukkelijkere
plek moet krijgen. Vaccinatie zou een onlosmakelijk onderdeel moeten zijn van het
verbeteren van de weerbaarheid van veehouderij tegen dierziekten.
Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om toe te werken naar een benchmarkingsysteem.
Een betrouwbaar en controleerbaar benchmarkingsysteem stelt boeren, tuinders en ketenpartijen
beter in staat om de eigen prestaties te vergelijken met goede voorbeelden op het
gebied van efficiëntie, duurzaamheid en winstgevendheid. Ook kan een transparant benchmarkingsysteem
bijdragen aan het creëren van een gelijk speelveld.
Het kabinet is zich bewust van de belangrijke rol van de landbouw- en landgebruikssectoren
bij het realiseren van de nationale en EU-klimaatdoelen, een gezonde leefomgeving en een goed milieu. Een sterke en productieve
landbouwsector draagt mondiaal bij aan ruimte voor natuur. Natuur, biodiversiteit
en een schone bodem, water en lucht, zijn bepalend voor de voedselzekerheid van de
toekomst. Andersom is het behalen van deze doelen, een gezonde leefomgeving en een
goed milieu in het belang van de landbouwsector zelf: een toekomstbestendige landbouw
opereert met het oog op planetaire grenzen. In het nationale Klimaatplan 2025–2035
worden de contouren aangegeven hoe de landbouw- en landgebruiksectoren zich richting
2050 verder dienen te ontwikkelen en wat de beleidsagenda zal zijn voor de komende
10 jaar. Het kabinet is positief over de inzet van de Commissie om EU-instrumenten
voor klimaatmitigatie en -adaptatie in de landbouw- en landgebruikssectoren te ontwikkelen.
Het kabinet steunt tevens het voornemen van de Commissie om nieuwe bedrijfsmodellen
te verkennen die een positieve uitwerking hebben op de natuur en kunnen bijdragen
aan het versterken van de bio-economie, zoals «carbon farming» en «nature credits». Ook is het belangrijk dat de Commissie beleidsroutes blijft onderzoeken naar manieren
om de impact van veehouderij op het klimaat, de natuur, de biodiversiteit en de leefomgeving
te reduceren.
Binnen de «license to produce» blijft het daarnaast belangrijk dat dierenwelzijn goed wordt gewaarborgd, onder
meer door noodzakelijke vernieuwingen en verbeteringen in de bestaande EU-wetgeving.
Herziening van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn voor landbouwhuisdieren biedt
een unieke kans om een hoger, geharmoniseerd niveau van dierenwelzijn te bereiken,
en ook om, binnen de grenzen van de WTO-regels, een eerlijkere concurrentiepositie
voor veehouders te ondersteunen, ook in relatie tot producten uit derde landen.
Het kabinet is een sterke voorstander van voorstellen die leiden tot een snellere
toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen, wanneer dit een duurzaam alternatief
zou zijn voor chemische gewasbeschermingsmiddelen. Die versnelde toelating mag niet
afdoen aan de randvoorwaarde om met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek aan te
tonen dat er sprake is van een veilig gebruik voor mens, dier en milieu. Het kabinet
mist in de Visie het belang dat telers minder afhankelijk worden van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Het huidige middelenpakket blijft onder druk staan door de reguliere herbeoordeling
van bestaande middelen met de huidige aangescherpte toelatingscriteria en toenemende
zorgen omtrent langetermijn- en cumulatieve effecten op de humane gezondheid en het
milieu.
Het kabinet steunt het streven naar circulair gebruik van nutriënten en ziet daarin
kansen in de aangekondigde evaluatie van de Nitraatrichtlijn. Met deze evaluatie ziet
het kabinet tevens kansen om betere aansluiting te vinden bij de Kaderrichtlijn Water.
Ten algemene blijft het kabinet gecommitteerd aan het behalen van resultaten op luchtkwaliteit,
water en stikstof. De gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg stikstof per hectare
die daarin is opgenomen, doet geen recht aan de diversiteit in gewasbehoeftes, zoals
die van grasland, veroorzaakt door geografische en klimatologische verschillen tussen
lidstaten. In dat licht verwelkomt het kabinet de meerwaarde die de Commissie ziet
in meststoffen met een lage CO2-voetafdruk en gerecyclede voedingsstoffen, zoals RENURE en digestaat na de juiste
behandeling, en het efficiënte gebruik ervan.
Voor bovenstaande uitdagingen op het gebied van klimaat, water, biodiversiteit en
stikstof ziet het kabinet duurzaam bodembeheer als deeloplossing. Een toekomstbestendige
bodem kan namelijk meer primaire productie voor de boer leveren, is minder gevoelig
voor verdichting en weersextremen, reguleert en zuivert het infiltrerende water, buffert
nutriënten en vocht voor het gewas, legt koolstof vast, zorgt voor een gezonder gewas
met meer natuurlijke plaagdierbestrijding door een grotere biodiversiteit en herstelt
zich sneller van calamiteiten.
Tevens onderschrijft het kabinet dat extensivering een bijdrage kan leveren, maar
ook ondersteund moet worden. Gezien het feit dat de Visie een belangrijke rol ziet
voor de veeteelt als productiefactor in de EU, blijft aandacht nodig voor de aan-
en afvoer van nutriënten.
Een vitaal landelijk gebied is cruciaal voor de toekomstige ontwikkeling van de agrarische
sector. Een vitaal platteland richt zich breder dan alleen op de agrarische sector,
denk bijvoorbeeld aan (bereikbaarheid van) voorzieningen voor inwoners. Ook met oog
op de sociaaleconomische impact van de complexe opgave in het landelijk gebied is
inzet op leefbaarheid belangrijk. Het kabinet steunt daarom de oproep van de Commissie
voor meer synergie en complementariteit van fondsen, zodat de brede plattelandsontwikkeling
niet alleen vanuit het GLB wordt gefinancierd. Het kabinet kijkt dan ook uit naar
een geactualiseerd Actieplan voor het platteland als vervolg op de langetermijnvisie
voor rurale gebieden. Het kabinet ziet daarbij het belang van betrokkenheid van regionale
en lokale overheden, universiteiten en maatschappelijke partners in het beleidsproces.
Dit biedt kansen voor het verbreden van het netwerk van de jaarlijkse (voedsel)dialoog
met stakeholders. In het Visiepaper over cohesiebeleid na 20279 pleit Nederland voor een plaatsgebonden benadering. In de toekomst zou binnen het
cohesiebeleid meer kunnen worden gekeken wat verschillende type regio’s, waaronder
rurale, specifiek nodig hebben. Tevens vraagt Nederland in het Visiepaper aandacht
voor meer synergie tussen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en
de tweede pijler van het GLB. Hiermee kan de bijdrage aan een leefbaar landelijk gebied
en een vitale agrarische sector vergroot kan worden. Ook de aangekondigde versterking
van de inzet van Rural Proofing kan hieraan bijdragen.
Net als de Commissie, vindt het kabinet het belangrijk dat consumenten toegang hebben
tot betrouwbare voedselinformatie. Om geïnformeerde voedselkeuzes te maken is het
belangrijk dat voedselinformatie op etiketten begrijpelijk is voor de consument. Het
kabinet moedigt de Europese Commissie dan ook aan om aan de slag te gaan met de conclusies
uit het verslag van de Europese Rekenkamer over voedseletikettering.
Het kabinet ziet, net als de Commissie, het belang in van investeren en gebruik maken
van de mogelijkheden van onderzoek, innovatie, kennis en vaardigheden.
De Visie sluit aan bij het standpunt van het kabinet over het domein biotechnologie.
Het kabinet ziet de grote economische en maatschappelijke potentie en het belang van
de biotechnologiesector, vandaar dat er op dit moment ook gewerkt wordt aan een nationale
visie op biotechnologie10. Het is belangrijk om een gezond ondernemingsklimaat te organiseren en de veiligheid
te borgen. Daarbij zijn toekomstgerichte, transparante, doelmatige en voorspelbare
procedures van belang. Het kabinet steunt daarom het voornemen om hier in de Bio-economie
Strategie aandacht aan te besteden.
Het kabinet is het ermee eens dat innovaties in de plantveredelingssector belangrijk
zijn voor de voedselzekerheid en open strategische autonomie van de EU. De plantveredelingssector
staat aan het begin van de plantaardige landbouw- en voedselketen. Het is daarom van
belang dat deze sector goed gebruik kan maken van innovaties, zoals het gebruik van
NGT’s in de plantveredeling, zodat zij veilige, weerbare en robuuste planten kunnen
ontwikkelen.
Het kabinet steunt het initiatief van de Commissie om een betere dialoog te voeren
over voedselinnovaties, zodat deze innovaties hun plek kunnen vinden in de samenleving.
Het is van belang om deze dialoog te voeren op basis van wetenschappelijke feiten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Eerste reacties op de Visie zijn overwegend positief. Er is een breed draagvlak voor
een strategische visie op de toekomst van landbouw en voedsel onder EU-lidstaten,
en de doelen van de Visie worden grotendeels ondersteund. Ook het Europees Parlement
verwelkomt het initiatief van de Commissie. Omdat de Visie zelf nog geen specifieke
voorstellen bevat, is het nog niet mogelijk om op de verschillende aangekondigde initiatieven
reeds het krachtenveld in kaart te brengen.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid. Het voorstel
betreft een mededeling, waarin allerlei acties worden aangekondigd die hoofdzakelijk
verband houden met het nastreven van doelstellingen op het terrein van het gemeenschappelijk
landbouw- en visserijbeleid. Op het terrein van de landbouw is sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten artikel 4, tweede lid, onderdeel d, VWEU.
Hoewel de concrete voorstellen van de Commissie derhalve nog moeten worden afgewacht,
bevat artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende werking van de Unie (VWEU)
de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen inzake de gemeenschappelijke ordening
van de landbouwmarkten, evenals overige bepalingen die nodig zijn om doelstellingen
van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit De
mededeling heeft tot doel het verdienvermogen van de boer en de tuinder te stimuleren,
de concurrentiekracht en weerbaarheid van de sector te bevorderen, de toekomstbestendigheid
van de sector te borgen in verbinding met natuur en milieu en het bevorderen van de
leefbaarheid van plattelandsgebieden. et voorstel kondigt diverse acties aan, die
ertoe strekken om het gelijke speelveld op het terrein van concurrentie en verdienvermogen
te verbeteren en belemmeringen of ongelijke toepassing op de interne markt en in de
relatie tot derde landen weg te nemen en te voorkomen. Om die redenen is optreden
op EU-niveau gerechtvaardigd. Uiteraard moeten de concrete voorstellen van de Commissie
die in vervolg op deze mededeling worden afgekondigd te zijner tijd opnieuw op hun
merites beoordeeld worden. Voor zover het gaat om handelspolitieke maatregelen, is
de EU exclusief bevoegd en hoeft de subsidiariteitsvraag niet te worden beantwoord.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit.
De mededeling heeft tot doel het verdienvermogen van de boer en de tuinder te stimuleren,
de concurrentiekracht en weerbaarheid van de sector te bevorderen, de toekomstbestendigheid
van de sector te borgen in verbinding met natuur en milieu en het bevorderen van de
leefbaarheid van plattelandsgebieden Op basis van de eerste beoordeling acht het kabinet
de aangekondigde maatregelen geschikt om de nagestreefde doelstellingen te realiseren
en deze lijken vooralsnog niet verder te gaan dan noodzakelijk.
d) Financiële gevolgen
De mededeling zelf heeft geen directe financiële consequenties. Tegelijkertijd kondigt
de mededeling een aantal nieuwe voorstellen, plannen en strategieën aan. Het kabinet
is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 voor zover
deze voorstellen uitkomen voor het volgende MFK is vastgesteld, en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen
op de integrale afweging van middelen na 2027. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden
ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform
de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De Visie leidt niet direct tot wijzigingen in bestaande wet- en regelgeving, dus de
mededeling heeft geen direct effect op regeldruk en administratieve lasten. In de
mededeling worden verschillende voorstellen aangekondigd, zoals de vereenvoudigingsvoorstellen
die administratieve lasten kunnen verlagen. De gevolgen voor regeldruk van de daadwerkelijke
voorstellen die met deze mededeling zijn aangekondigd, zullen in de desbetreffende
BNC-fiches worden behandeld. Voor het kabinet is het van groot belang dat bij de uitwerking
van de Visie tot wetgeving, de Commissie altijd een gedegen impact assessment uitvoert
bij de concrete voorstellen. Daarnaast is het ook van belang dat de Visie en de aangekondigde
wetsvoorstellen in de praktijk uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
De Visie zelf heeft geen directe gevolgen voor de concurrentiekracht van de EU. In
deze mededeling kondigt de Commissie verschillende voorstellen aan om de concurrentiekracht
van de EU te versterken en strategische importafhankelijkheden te verminderen. Daarnaast
kunnen de voorstellen voor een eerlijker mondiaal speelveld van de Commissie, waaronder
het verhogen van mondiale standaarden, effecten hebben op bilaterale en multilaterale
relaties van de EU.
Aangekondigde voorstellen die toezien op het stellen van productiestandaarden voor
import, hebben impact op derde landen en hun markttoegang tot de EU. Bovendien hebben
deze mogelijk een negatieve impact op de relatie van de EU met derde landen. Daarnaast
zijn er risico’s verbonden aan het nemen van unilaterale maatregelen, zoals tegenmaatregelen
vanuit derde landen. Daarom is het van belang dat voorstellen die toezien op productiestandaarden
voor import gepaard gaan met uitgebreide impact assessments, waarbij naast de aandacht
voor de gevolgen op de interne markt ook expliciet gekeken wordt naar de impact van
de wetgeving op (de relatie met) derde landen en de noodzaak tot flankerend beleid
voor implementatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken