Brief regering : Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere afwikkelingscyclus
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4011
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere
settlementcyclus
Fiche: Voorstel Omnibus I CSRD CSDDD (Kamerstuk 22 112, nr. 4012)
Fiche: Verordening vereenvoudiging Carbon Border Adjustment Mechanism (Kamerstuk 22 112, nr. 4013)
Fiche: wijziging verordeningen om de efficiëntie van EU-garanties te vergroten en
rapportageverplichtingen te versimpelen (Kamerstuk 22 112, nr. 4014)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere
afwikkelingscyclus
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU)
nr. 909/2014 wat betreft een kortere afwikkelingscyclus in de Unie
b) Datum ontvangst Commissiedocument
12 februari 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 38
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2025:38:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2025) 37
f) Behandelingstraject Raad
Economische en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 114 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Na elke transactie op de financiële markten volgt uiteindelijk settlement1, de laatste stap in de keten van trading-clearing-settlement2. De settlement van een financieel instrument, bijvoorbeeld de verkoop van een aandeel
op een beurs, volgt momenteel uiterlijk twee dagen na de (ver)kooptransactie. De maximale
termijn van twee dagen, die bindend wordt voorgeschreven door artikel 5, tweede lid,
van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen (CSDR)3, wordt ook wel de settlementcyclus genoemd en aangeduid als «T+2» oftewel transactiedatum
plus twee dagen. In die twee dagen wordt een aantal processen afgehandeld4 door financiële marktpartijen waardoor de transactie verwerkt wordt en twee dagen
na het moment dat de (ver)koop overeengekomen is (de handel), het financieel instrument
bij de koper op de effectenrekening staat en de betaling bij de verkoper is aangekomen.
Met het oog op internationale ontwikkelingen rondom het verkorten van de settlementcyclus5 bevat artikel 74, derde lid, CSDR een verplichting voor de Europese Autoriteit voor
effecten en markten (ESMA) om een rapport op te leveren over de verkorting van de
settlementcyclus in de EU.
Vanuit de financiële industrie in de EU werd al langer nagedacht over het verkorten
van de settlementcyclus. Al in 2022 publiceerde de Association for Financial Markets
in Europe (AFME) een rapport over de voordelen en uitdagingen van een settlementcyclus
van T+1 in de EU.6 In 2023 heeft AFME al een T+1 Industry taskforce opgezet om vanuit industriezijde
te werken aan de verkorting van de settlementcyclus.7 In 2024 zijn verschillende jurisdicties buiten de EU overgegaan van T+2 naar T+1.8 ESMA concludeert mede daardoor in haar door CSDR gemandateerde rapport van 18 november
2024 dat het wenselijk is voor de EU om over te stappen naar een settlementcyclus
van T+1, onder meer om een gelijk speelveld te houden met een groot deel van de mondiale
financiële markten.9 De onder leiding van AFME opgezette T+1 Industry Taskforce, waaraan 21 belangenorganisaties
uit de financiële industrie deelnemen, heeft een roadmap opgesteld om overeenstemming
te bereiken over de noodzakelijke praktische aanpassingen om naar een T+1 settlementcyclus
over te gaan.10 Tegelijkertijd is er vanuit de Europese Commissie («de Commissie»), de Europese Centrale
Bank (ECB) en ESMA een governance-structuur opgezet voor de overgang naar een T+1
settlementcyclus waarin er samengewerkt wordt met de T+1 Industry Taskforce.11
In het rapport van ESMA over het verkorten van de settlementcyclus concludeerde ESMA
dat op dit moment artikel 5, tweede lid, CSDR, marktpartijen niet in de weg staat
om zelfstandig met een kortere settlementcyclus te werken. De CSDR schrijft thans
voor dat settlement «niet later dan op de tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt».
Niettemin concludeert ESMA ook dat het rechtszekerheid geeft om artikel 5, tweede
lid, CSDR te wijzigen zodat er een juridische verplichting is tot een settlementcyclus
van niet later dan T+1 en er een gelijk speelveld ontstaat voor alle marktpartijen
binnen de EU. Het voorstel van de Commissie beoogt daarom de termijn in artikel 5,
tweede lid, CSDR van «niet later dan op de tweede werkdag» te veranderen in «niet
later dan de eerste werkdag», waardoor er juridisch gezien een bindende settlementcyclus
van T+1 ontstaat. Om hieraan te kunnen voldoen zal de Europese financiële industrie
zelf stappen moeten zetten in de bedrijfsvoering om een settlementcyclus van niet
later dan T+1 mogelijk te maken.12 Voor de aanpassingen in de bedrijfsvoering van ondernemingen zelf is geen Europese
wetgeving benodigd, nu deze bedrijfsvoering op dit terrein niet bindend wordt voorgeschreven
door Europese wetgeving. Marktpartijen zullen vooral zelf in onderling overleg nieuwe
werkprocessen en afspraken moeten vaststellen in de hiervoor beschreven governance-structuur.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft geen officiële effectbeoordeling vastgesteld. Wel heeft zij een
Staff Working Document opgesteld met daarin een kwalitatieve analyse van de impact
van de transitie naar een settlementcyclus van T+1.13 De Commissie maakt daarin veelvuldig gebruik van het uitgebreide onderzoek van ESMA
naar de mogelijke kosten en baten van een settlementcyclus van T+1.14 Positieve impact is volgens de Commissie de hiervoor benodigde verdere automatisering
van processen die kan leiden tot minder operationeel risico en minder mislukte settlements,
de reductie in marginkosten15 voor marktpartijen, en geen mismatch tussen de mondiale markten, met name de VS en
de EU. De kosten die een kortere settlementcyclus met zich meebrengt zijn gelegen
in dat marktpartijen meer zullen moeten standaardiseren en automatiseren, en er minder
tijd is om problemen bij transacties te verhelpen. Bovendien zal de kortere settlementcyclus
druk geven op transacties in beleggingsinstellingen (zoals exchange traded funds)
met onderliggende stukken uit een andere valuta of tijdzones. Dit kan problemen geven
voor de settlement met een kortere cyclus. Op de lange termijn zullen de voordelen
volgens de Commissie opwegen tegen de kosten die de stap naar een settlementcyclus
van T+1 met zich meebrengen.16
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet acht verdieping en integratie van de Europese kapitaalmarkten cruciaal
om barrières tot het vrije verkeer van kapitaal weg te nemen. Een diepe, geïntegreerde
en veerkrachtige Europese kapitaalmarktunie is essentieel voor de benodigde investeringen
in duurzaamheid, digitalisering, (economische) veiligheid en defensie. Ook bieden
sterke kapitaalmarkten burgers goede opties voor vermogensopbouw. Momenteel zijn de
kapitaalmarkten in EU-lidstaten onderontwikkeld en sterk gefragmenteerd. Dit leidt
tot inefficiënte handel voor beleggers en maakt investeren in de EU minder aantrekkelijk.
Het gevolg hiervan is dat er onvoldoende toegang tot financiering is voor Europese
bedrijven, in het bijzonder innovatieve start- en scale-ups. De ontwikkeling van de
kapitaalmarktunie is cruciaal om de productiviteit te vergroten en het Europese concurrentievermogen
te versterken. Het verlagen van interne marktbarrières voor goederen, diensten en
kapitaal is cruciaal voor de verhoging van de productiviteit en concurrentiekracht
van de EU, omdat de vrijheden van de interne markt onderling verbonden zijn en elkaar
versterken. Hier zet het kabinet op in, zoals uiteengezet in de kabinetsvisie EU-concurrentievermogen17 en de kabinetsbrede interne-marktactieagenda18.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet ziet het voorstel om de settlementcyclus te verkorten naar een maximale
termijn van T+1 als een goede en logische stap om de Europese kapitaalmarkt te versterken.
Het voorstel moet leiden tot hogere efficiëntie in settlement, het vrijmaken van onderpand
en een gelijk speelveld met andere grote jurisdicties. Een snellere settlement van
transacties zorgt dat marktpartijen margins korter hoeven aan te houden en zo sneller
opnieuw actief kunnen worden. Meer en efficiëntere transacties op de kapitaalmarkten
dragen eraan bij dat deze markten meer liquide en groter van omvang kunnen worden.
Dit alles versterkt de aantrekkelijkheid van de Europese markt.
Het kabinet is positief over de voorgestelde aanpassing van artikel 5, tweede lid,
CSDR om juridisch te verankeren dat de EU een settlementcyclus van T+1 heeft, omdat
dit rechtszekerheid geeft aan marktpartijen.
Tijdens de onderhandelingen zal het kabinet erop inzetten dat er in principe geen
andere wijzigingen van CSDR aan het voorstel worden toegevoegd, daar de verordening
recent, in 2023, nog is gewijzigd. Tegelijkertijd wil het kabinet wel oog houden voor
de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de overgang naar een settlementcyclus van T+1
voor marktpartijen, en hiervoor bezien of het nodig is om bijvoorbeeld een bepaalde
coulance door de toezichthouders te laten verlenen op het boeteregime bij mislukte
settlement.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het krachtenveld is voor dit voorstel vrij homogeen. Lidstaten, Europese instellingen
en marktpartijen zijn het erover eens dat de CSDR aangepast dient te worden om juridisch
vast te leggen dat de settlementcyclus verkort wordt naar T+1. In het Europees Parlement
zal het voorstel worden behandeld in de Commissie economische en monetaire zaken (ECON).
Johan van Overtveldt is als rapporteur aangewezen.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. De Commissie stelt als
juridische basis voor het voorstel artikel 114 van het VWEU voor. De rechtsgrondslag
is hiermee gelijk aan die van de via onderhavig voorstel te wijzigen CSDR. Op grond
van artikel 114 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen over de instelling
en de werking van de interne markt. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde
rechtsgrondslag nu dit voorstel belemmeringen op de interne markt wegneemt en hierdoor
de werking van de interne markt voor de settlement van effecten bevordert. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de
lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het
voorstel bevat wijziging van reeds bestaande geharmoniseerde EU-wetgeving die geldt
voor alle EU-partijen actief op de financiële markten. Het voorstel heeft tot doel
om een gelijk speelveld te creëren tussen de EU en de internationale jurisdicties
die reeds een T+1 settlementcyclus kennen. Door aanpassing van de verordening wordt
een gelijk speelveld bereikt, zodat EU marktpartijen aan dezelfde settlementcyclus
gebonden zijn als andere internationale jurisdicties. Een wijziging van dergelijke
geharmoniseerde EU-regelgeving kan niet op nationaal niveau, maar slechts op EU-niveau
plaatsvinden. Om bovenstaande redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel om een gelijk speelveld te creëren tussen de EU en de internationale
jurisdicties die reeds een T+1 settlementcyclus kennen en hierbij ook rechtszekerheid
te bieden voor marktpartijen. Door aanpassing van de verordening wordt een gelijk
speelveld bereikt, zodat alle marktpartijen op hetzelfde moment de overstap moeten
maken en er rechtszekerheid wordt geboden. Het voorstel is geschikt om deze doelstelling
te bereiken, omdat de termijn in de van T+2 zoals die nu is vastgelegd in de CSDR
wordt gelijk getrokken met andere internationale jurisdicties. Hiervoor is wijziging
van de CSDR noodzakelijk. Het voorstel wijzigt slechts het woord «tweede» in «eerste»
waardoor het voorstel ook niet verder gaat dan strikt noodzakelijk om de termijn van
de afwikkelingscyclus te verkorten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. Het kabinet is van mening dat
eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. (Eventuele) budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Dit voorstel heeft geen directe consequenties voor burgers. Wel zouden zij als retailbelegger
hier mogelijk voordeel van hebben omdat kosten van beleggen omlaag gaan (omdat er
minder risico wordt gelopen in de markt). Indirect geldt hetzelfde effect voor pensioenspaarders,
omdat ook pensioenfondsen en -uitvoerders mogelijk lagere kosten maken bij hun beleggingen.
Dit voorstel heeft consequenties voor het bedrijfsleven om te kunnen voldoen aan een
kortere settlementcyclus van T+1. De Commissie schat voor bedrijven die financiële
instrumenten uitgeven in dat zij geen kosten zullen maken, maar juist kunnen profiteren
van meer efficiënte kapitaalmarkten.19 Voor beleggers, inclusief retailbeleggers, zouden er duidelijk voordelen aan een
kortere settlementcyclus moeten zitten. Zij kunnen sneller hun geld en effecten ontvangen
waardoor ze ook minder risico lopen op hun tegenpartijen. Mogelijkerwijs worden er
aan hen kosten doorberekend door intermediairs, maar vooralsnog wijzen de ervaringen
in de VS na de transitie naar een settlementcyclus van T+1 daar niet op.20 Fondsbeheerders zullen stappen moeten zetten om te voldoen aan de kortere settlementcyclus,
zeker als zij grensoverschrijdende settlement uitvoeren.21 Ook marktinfrastructuren (zoals centrale tegenpartijen en centrale effectenbewaarinstellingen)
zullen hun processen moeten optimaliseren. Kosten voor financiële intermediairs zijn
lastig in te schatten.22 De Commissie geeft aan dat twee grote EU bankengroepen hun kosten tussen de € 4 en
10 miljoen inschatten om te voldoen aan de kortere settlementcyclus. Dit geldt dan
vooral voor banken die bewaardiensten aanbieden.23 Voor market-makers worden geen extra kosten verwacht, maar juist besparingen doordat
zij minder concurrentienadeel hebben van andere market-makers in T+1 jurisdicties.24
Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de kosten kunnen verschillen per onderneming
in dezelfde sector, afhankelijk van verschillende factoren zoals de aard en omvang
van de onderneming, de mate waarin de onderneming internationaal opereert, het marktsegment
waarin de onderneming actief is en hoe geautomatiseerd de werkzaamheden reeds zijn.
Wat voor de ene partij eenvoudige aanpassingen zullen zijn, kan voor andere partijen
een zware opgave betekenen met een relatief grote kostenpost.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Op dit moment bevindt 60% van de wereldwijde financiële markten zich op een settlementcyclus
van T+1. De EU bevindt zich nog op T+2. Het is vanuit geopolitiek en concurrentie-oogpunt
voor de EU van belang om aan te sluiten bij die 60%. Op het moment dat de EU, evenals
andere jurisdicties zoals het VK en Zwitersland, overgaan op een settlementcyclus
van T+1, zal meer dan 75% van de global markt een settlementcyclus van T+1 hanteren.25
Het verkorten van de settlementcyclus is een maatregel om de kapitaalmarkten in de
EU te stimuleren zichzelf verder te ontwikkelen en meer concurrerend te worden ten
opzichte van andere jurisdicties.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel leidt niet tot aanpassing in nationale regelgeving.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen grondslagen voor gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt twintig dagen na publicatie in het Officiële Publicatieblad
van de Europese Unie in werking. De wijziging in artikel 5, tweede lid, CSDR wordt
van toepassing op 11 oktober 2027. Dit is de datum die ESMA heeft genoemd als meest
optimaal voor de overgang in haar rapport voor het verkorten van de settlementcyclus.26 Zowel het Verenigd Koninkrijk als Zwitserland hebben aangegeven te kiezen voor overgang
naar een T+1 settlementcyclus op dezelfde datum als de EU.27
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de huidige verordening is in artikel 74, derde lid, CSDR de verplichting opgenomen
voor ESMA om vanaf 17 januari 2025 en vervolgens om de twee jaar een verslag op te
stellen aan het Europees Parlement en de Raad over de afwikkelingscyclus. Een nieuwe
evaluatiebepaling is hierom niet nodig.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De Nederlandse staat is de uitgever van Nederlandse staatsobligaties. Het overgaan
op een T+1 settlementcyclus houdt in dat het Agentschap van de Generale Thesaurie
zijn interne processen en Treasury Management Systeem rondom obligatieveilingen zal
moeten aanpassen om aan de nieuwe settlementcyclus te voldoen. Er worden echter geen
problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid voorzien.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel zal naar verwachting van het kabinet geen gevolgen hebben voor (de belangen
van) ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.