Brief regering : Uitvoering ambities regeerprogramma taakstelling Rijksoverheid
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 359
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2025
In het Hoofdlijnenakkoord (HLA) staat «de groei van het aantal ambtenaren en de inzet
van consultants bij de departementen meer dan wordt teruggedraaid waarbij uitvoerende
diensten worden ontzien. Deze taakstelling wordt gekoppeld aan het verminderen van
regels en administratieve lasten voor de samenleving en de uitvoering». Hieraan is
een budgettaire taakstelling van 22% verbonden die oploopt tot in totaal 1 miljard
euro structureel. Dit betekent een forse bezuiniging, die iedere Minister zal invullen
voor het eigen ministerie.
Rijksoverheid als organisatie
Daar waar iedere Minister zelf verantwoordelijk is voor het eigen ministerie en de
beleidsinhoudelijke keuzes en resultaten, heb ik als Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties ook een stelselverantwoordelijkheid voor het functioneren van
het Rijk als organisatie en de rijksbrede bedrijfsvoering.1 Deze stelselverantwoordelijkheid ziet ook toe op het toekomstbestendig maken van
de Rijksdienst. En zoals in het regeerprogramma aangegeven «mede vanwege de structurele
arbeidsmarktkrapte moeten ambtenaren worden ingezet waar ze het hardste nodig zijn
en beleid maken dat goed uitvoerbaar is».
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de stappen die worden gezet in het kader
van de taakstelling en de doorontwikkeling van de Rijksoverheid. Wij spraken hier
al over tijdens het Commissiedebat Functioneren Rijksdienst op 6 november 2024 (Kamerstuk
31 490, nr. 356). Eveneens geef ik hiermee uitvoering aan verschillende over de rijksbrede budgettaire
taakstelling aangenomen moties.2
Taakstelling: verantwoord en realiseerbaar
De afgesproken budgettaire taakstelling verplicht ons om kritisch te kijken naar de
inrichting en het functioneren van de Rijksoverheid. Dit is geen eenvoudige opgave,
gezien de gestelde verwachtingen. Daarbij dient de operatie verantwoord en realiseerbaar
plaats te vinden.
In het Regeerprogramma is afgesproken om te werken aan een systeemverandering: minder
bureaucratie, minder regels, minder administratie en verantwoordingslasten, minder
hardheden en meer werken als één Rijksoverheid (ontkokering) met de focus op het belang
van burgers en bedrijven. Terugdringen van regeldruk is temeer van belang omdat uitvoeringsorganisaties
van de Rijksoverheid momenteel tegen de grenzen aanlopen van wat zij kunnen uitvoeren
en kampen met personele tekorten. Een situatie die naar verwachting de komende jaren
– in verband met voorziene pensioneringsuitstroom en krapte op de arbeidsmarkt – niet
beter wordt.
Keuzes maken
De rijksbrede taakstelling stelt de verschillende ministeries voor een forse uitdaging:
de verschillende Ministers bezien, voor hun ministerie, hoe de taakstelling op een
verstandige manier wordt ingevuld en structureel gedekt kan worden. Per ministerie
wordt er gekeken naar de mogelijkheden, omdat daar het beste zicht is op de mogelijkheden
en de consequenties van keuzes. De interne financiële doorbelasting van de taakstelling
(naar de begrotingsartikelen) dient bij suppletoire begrotingen bij Voorjaarsnota
2025 plaats te vinden. Bij de te maken keuzes zijn verschillende moties van uw Kamer
relevant. Hierop wordt hierna op ingegaan.
Behoud van kennis
Gezien het te verwachte natuurlijk verloop van personeel de komende jaren geldt vooralsnog
geen rijksbrede vacaturestop. Elk ministerie beoordeelt kritisch of het extern openstellen
van vacatures nodig is. Interne of interdepartementale vacaturevervulling geniet de
voorkeur. Op die manier behouden we expertise en kennis voor de overheid.
Terugdringen externe inhuur
Ten aanzien van (mogelijke) besparingen op het personele deel van de apparaatsuitgaven,
wordt eerst bezien of het mogelijk is om de uitgaven aan externe inhuur te verminderen.
Voor externe inhuur geldt immers geen werkgeversverantwoordelijkheid. Conform de motie
Nijboer3 – en mijn toezegging in het Commissiedebat Rijksdienst op 6 november jl. – stuur
ik u in april 2025 het plan van aanpak om de externe inhuur bij de Rijksoverheid te
verminderen.4 Gelet op de toekomstbestendigheid (o.a. borgen kennis) van de Rijksoverheid en het
feit dat «verambtelijken» per saldo een financiële besparing oplevert ten opzichte
van «extern inhuren» maar wel leidt tot meer fte, wordt nadrukkelijk door het kabinet
geaccepteerd dat verambtelijken een opwaarts effect geeft op de omvang van het rijksbrede
personeelsbestand.
Topambtenaren
De regering zal, in lijn met de motie van het lid Grinwis5 die de regering verzoekt te bezuinigen op het aantal topambtenaren van de Algemene
Bestuursdienst en ABDTOPConsult en de dienstauto’s, kritisch kijken naar bezuinigingsmogelijkheden
op ABD-taken en -functies, inclusief faciliteiten zoals dienstauto’s.
De ABD werkt rijksbreed, de financiële analyse van bezuinigingsmogelijkheden bij de
ABD maakt integraal onderdeel uit van de bezuinigingsaanpak van mijn ministerie, voor
zover het de taken van DGABD betreft die op de begroting van mijn ministerie staan.
Het merendeel van de ABD-functies valt onder de formatie en begroting van de andere
ministeries. Over de ontwikkeling van het aantal ABD-functies informeer ik uw Kamer
conform gebruik jaarlijks via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Ik informeer
uw Kamer naar verwachting in Q2 2025 via een aparte Kamerbrief over de in het Regeerprogramma
afgesproken hervormingsagenda voor versobering van het ABD-stelsel.
Efficiënter werken en digitalisering
Kijkend naar het werk dat nodig is om te voldoen aan genoemde uitdagingen, is een
andere mogelijkheid te kijken naar de productiviteit, het inzetten van schaarse capaciteit
daar waar het meest nodig en waar mogelijk administratieve processen en overhead te
reduceren. Door middel van een aparte Kamerbrief rondom de aanpak van overhead en
de inzet op ontkokering, mede in het licht van efficiënter werken c.q. de inzet op
productiviteitsverbetering informeer ik u later nog. De motie van lid Erkens6 roept mij onder andere op om te sturen op een meer verantwoorde inzet van kunstmatige
intelligentie, binnen veilige randvoorwaarden, om de arbeidsproductiviteit te vergroten.
We bezien in dit kader welke mogelijkheden er zijn om productiever te werken, bijvoorbeeld
met behulp van artificiële intelligentie (AI).
Daarnaast verkent het kabinet, in het kader van de aangenomen motie van het lid Van
der Werf7, momenteel hoe AI kan worden ingezet binnen de overheidscontext om het werkplezier
van ambtenaren te bevorderen en werkdruk te verminderen. De uitkomsten van deze verkenning
zullen aan het einde van Q1 2025 met uw Kamer worden gedeeld.
Betekenis taakstelling voor de uitvoering
Het Hoofdlijnenakkoord zegt de uitvoering ontzien, maar deze kan wel betrokken worden.
Ook de uitvoeringsorganisaties en de inspectiediensten zijn (gemiddeld genomen) de
afgelopen jaren fors gegroeid in personele omvang en maken relatief veel gebruik van
externe inhuur. Ook binnen de uitvoering zijn er naar verwachting mogelijkheden om
efficiënter te werken en/of om te snijden in ondersteunende taken.
Verschillende moties – waaronder de moties Erkens c.s.8 en Nispen9 – roepen mij op om de dienstverlening door de uitvoering te ontzien. Het rijksbrede
uitgangspunt is dat het primaire proces c.q. de kwaliteit van de dienstverlening geen
nadeel mag ondervinden van de rijksbrede taakstelling. Dit sluit in mijn beleving
aan bij het doel van de moties van de leden Chakor & Sneller.10
Dit maakt dat – na zeer zorgvuldige weging – Ministers ertoe kunnen besluiten om ook
de uitvoering een beperkt deel van de taakstelling te laten dragen. Daar hoort wat
mij betreft bij dat er gesneden wordt in de regel- en beleidsdruk.
Daarnaast heeft uw Kamer in het amendement Bontenbal c.s. van 12 december 2024 ook
de uitvoering onderdeel gemaakt van de grondslag voor de verdeling over departementen.
Enkele organisaties, zoals de krijgsmacht en de justitieketen zijn weliswaar uitgesloten,
maar bijvoorbeeld UWV, SVB, Belastingdienst en Dienst Toeslagen heeft uw Kamer betrokken
in de grondslag van deze taakstelling. De consequentie van deze keuze is dat deze
extra taakstelling ook (deels) daar terecht komt.
In de motie Erkens c.s.11 zie ik ook ondersteuning voor de in het regeerprogramma opgenomen ambitie om de aansluiting
tussen «beleid» en «uitvoering» te versterken. Op dit punt zal ik later dit jaar terugkomen
in reactie op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur, getiteld «Naar een uitvoerende macht»12, waarin de Raad ervoor pleit om de positie van uitvoerende professionals en uitvoerende
organisaties binnen de overheid te versterken.
Monitoring en verantwoording taakstelling
Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst (MCTR)
Zoals opgenomen in het regeerprogramma, hoofdstuk 7 Goed Bestuur, heeft het kabinet
in het kader van de taakstelling de Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst13 ingesteld. De MCTR komt in beginsel driemaal per jaar bijeen en ziet toe op de uitvoering
van de taakstelling en bewaakt de samenhang.
Middels reeds bestaande instrumentaria vindt rapportage en verantwoording plaats over
de taakstellingsoperatie. Dit gebeurt op twee momenten:
1) rapportage en verantwoording door de Ministers zelf via begroting en jaarverslag;
2) rapportage en verantwoording vanuit de coördinerende rol van BZK in de Jaarrapportage
Bedrijfsvoering Rijk.
In de suppletoire begrotingen bij Voorjaarsnota 2025 – en later in de departementale
jaarverslagen – zal worden opgenomen of en zo ja, in welke mate van uitvoeringsorganisaties,
inspecties en toezichthouders een bijdrage in de departementale taakstelling is gevraagd.
Daarbij zal ook worden aangegeven onder welke voorwaarde(n) een dergelijke bijdrage
is gevraagd. Dit is ook conform het verzoek en de motie van het lid Chakor.14
Het rijksbrede beeld – op basis van de departementale verantwoording – komt terug
in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) die ik jaarlijks aan uw Kamer toestuur.
De JBR is een verantwoordingsdocument dat terugblikt op het voorgaande jaar. Deze
wordt tijdens Verantwoordingsdag aan uw Kamer gestuurd. De eerstvolgende JBR wordt
in mei 2025 met uw Kamer gedeeld en geeft een terugblik op 2024. Voor uitvoering van
de taakstelling hanteren wij het jaar 2024 als nulmeting. De taakstelling en de onderliggende
ambities worden in 2025 en verder gerealiseerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.