Brief regering : Stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1386
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2025
Tijdens het Commissiedebat NVWA van 11 februari 2025, heb ik toegezegd de Tweede Kamer
te informeren over de stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het
gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij (TZ202502-164). Via deze
brief informeer ik de Tweede Kamer hierover.
Handhavingsverzoek
In juni 2021 heeft Varkens in Nood een handhavingsverzoek ingediend ten aanzien van
het gebruik van kraamkooien door een varkenshouder. Zij deden dit verzoek omdat de
varkenshouder zijn varkens volgens hen te lang in de kraamkooien zou laten zitten
en de dieren daardoor teveel in hun gedragsbehoeften worden beperkt. De NVWA heeft
ter plekke een inspectie uitgevoerd en heeft geen overtreding van het Besluit houders
van dieren (Bhd) geconstateerd en het handhavingsverzoek afgewezen. Tegen deze afwijzing
heeft Varkens in Nood bezwaar en vervolgens beroep aangetekend.
Op 27 augustus 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak
gedaan in deze zaak. Het CBb heeft geoordeeld dat de Minister, en daarmee de NVWA,
nader onderzoek moet doen naar het gebruik van de kraamkooi door de varkenshouder
en vervolgens een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Meer specifiek moet de Minister,
en daarmee de NVWA als de bevoegde instantie met mandaat in deze, een standpunt bepalen
over de vraag of het gebruik van een kraamkooi in het algemeen reeds een overtreding
oplevert van artikel 1.6, tweede lid, van het Bhd, en zo ja, waarom hiertegen niet
zou kunnen worden opgetreden.
Juridische houdbaarheid en handelingsperspectief NVWA
Het Besluit houders van dieren artikel 1.6 bepaalt dat een dier voldoende ruimte wordt
gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften. Voor het toezicht van de
NVWA is dat het geldende kader. Het Besluit houders van dieren stelt daarbij niet
specifiek of het houden van dieren in kraamkooien verboden, danwel toegestaan is.
Als dieren onvoldoende ruimte wordt gelaten voor hun fysiologische en ethologische
behoeften, is dat een overtreding.
Als een overtreding wordt geconstateerd, wordt in beginsel handhavend opgetreden.
Een interventie moet evenredig en proportioneel zijn. Daarvoor dient het belang van
dierenwelzijn en het belang van de houder te worden gewogen.
Stand van zaken huidige casus
Om de belangen van de varkenshouder in de huidige casus voldoende mee te kunnen wegen,
hanteert de NVWA drie fasen tot aan besluitvorming;
1) Onderzoek door een sectordeskundige naar de specifieke situatie bij de varkenshouder.
Dit onderzoek is in de afrondende fase.
2) Als de NVWA besluit tot handhaving over te gaan, zal zij eerst een voornemen tot handhaving
naar de houder en Varkens in Nood sturen. Beiden krijgen de gelegenheid input te leveren
op het voorgenomen besluit.
3) Met de informatie uit fase 1 en 2 wordt tenslotte een definitief besluit genomen.
Tegen dit besluit staat wederom beroep open bij de rechter.
Tot slot
Zoals ook aangegeven in het commissiedebat NVWA loopt hiernaast het traject voor een
meer dierwaardige veehouderij, waarin ook duidelijk wordt welke wijzigingen er ten
aanzien van het nu geldende juridisch kader worden voorgesteld op het punt van het
gebruik van kraamkooien voor zeugen. De AMvB met voorstellen wordt, zoals de Minister
uw Kamer heeft toegezegd, aankomende zomer voorgehangen bij het parlement.
Hiermee beschouw ik mijn toezegging als afgedaan.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.