Brief regering : Onderzoek naar mogelijke beleidsmaatregelen voor het tegengaan van energiearmoede
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
36 600 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 555 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2025
Met deze brief ontvangt de Kamer de resultaten van het eerste deel van het onderzoek
naar aanleiding van de motie-Postma.1 Deze verzoekt de regering een advies te vragen bij verschillende adviescolleges over
op welke wijze voorkomen kan worden dat de energietransitie tot een toename van de
energiearmoede in Nederland leidt – en bij voorkeur leidt tot een afname daarvan.
Het kabinet onderschrijft dit belang; in het Regeerprogramma is dan ook aangegeven
dat werk gemaakt moet worden van de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige
energietransitie, ook voor huishoudens met een kleine portemonnee en de middeninkomens.
In deze brief wordt de aanpak van dit kabinet, de voorlopige bevindingen en het beoogd
vervolgproces toegelicht. De kamer ontvangt deze brief mede namens de Staatssecretaris
Participatie en Integratie.
1. Aanpak op hoofdlijnen
In april 2024 is de Kamer geïnformeerd over toezeggingen en ontwikkelingen rondom
de aanpak van energiearmoede.2 In deze brief is ook toegelicht dat de uitvoering van de motie-Postma, waar deze
brief op ziet, in twee delen is opgesplitst. Deel I betreft een kwalitatieve inventarisatie
naar mogelijke beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om energiearmoede tegen
te gaan. Conform het eerder met de Kamer gewisselde in het Commissiedebat Energiebesparing
d.d. 18 december 2024 (Kamerstuk 30 196, nr. 841) wordt middels dit onderzoek een overzicht gegeven van denkbare beleidsmaatregelen
in het kader van energiearmoede.3 Met deel II wordt een kwantitatief vervolgonderzoek uitgevoerd dat inzicht beoogt
te geven in de effectiviteit van de in deel I geïdentificeerde beleidsmaatregelen.
De Kamer ontvangt nu de resultaten van deel I.
Zoals vermeld in de brief van april 2024 hebben alle drie de partijen die in de motie
zijn benoemd – SER, WRR en Nibud – desgevraagd aangegeven geen voor de hand liggende
(trekkende) partij te zijn voor een gedetailleerd onderzoek naar effecten van de energietransitie
op huishoudenniveau en is er daarom gekeken naar andere mogelijke partijen die expertise
hebben op dit terrein.4 Om deze reden is TNO verzocht om deel I – de kwalitatieve inventarisatie – uit te
voeren, waarbij medewerkers van de SER en het Nibud direct betrokken zijn geweest
en hun reflecties hebben gegeven op het onderzoek.
Kwalitatieve inventarisatie door TNO
TNO presenteert een overzicht van beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om
een toename van energiearmoede in Nederland te voorkomen of een afname te bewerkstelligen.
Het overzicht bevat zowel nieuwe beleidsmaatregelen, voorstellen of initiatieven die
nog niet eerder zijn geïmplementeerd als aanpassingen van reeds bestaande beleidsinitiatieven.
Er wordt tevens een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die betrekking hebben op
de energieprijs/energierekening, het inkomen, de (energetische kwaliteit van de) woning
en vervoer. Voor vervoer heeft TNO zich tot dusver beperkt tot bestaande of eerder
uitgevoerde beleidsmaatregelen. De nu opgeleverde kwalitatieve verkenning bevat geen
weging van welke beleidsmaatregelen naar verwachting het meest effectief zijn; dit
wordt behandeld in het voorgenomen deel II van het onderzoek. Na uitvoering van een
kwantitatieve analyse van de verschillende geïdentificeerde maatregelen is TNO voornemens
aanbevelingen te doen. Op dat moment zal het kabinet hier uitgebreider op reageren.
2. Voorlopige conclusies en aanbevelingen TNO-onderzoek deel I
Naast de inventarisatie met beleidsmaatregelen presenteert TNO een aantal conclusies.
De voornaamste hiervan:
1) De prijzen van fossiele brandstoffen zijn volatiel en zullen naar verwachting de komende
jaren stijgen. Huishoudens die beperktere mogelijkheden hebben om (zelfstandig) te
verduurzamen dreigen afhankelijk te blijven van fossiele brandstoffen, waardoor de
energiearmoede waarschijnlijk zal gaan stijgen;
2) Er is ex-post inzicht in het effect van specifieke verduurzamingsmaatregelen op energiearmoede.
Ex-ante is er echter een beperkt beeld van het gezamenlijke effect van deze maatregelen
op huishoudens in energiearmoede. Hierdoor is het onduidelijk welk deel van de huishoudens
nu en in de toekomst al geholpen worden, en wat de resterende opgave is;
3) Het ontbreken van een helder beeld van welke (nieuwe) technologieën nodig zijn – vooral
op het gebied van opwek en opslag van energie, en binnen de vervoerssector – voor
huishoudens om op de middellange en lange termijn uit energiearmoede te komen, kan
leiden tot een toename en/of verdieping van energiearmoede.5
TNO doet hierop de volgende aanbevelingen:
• Breng in kaart in hoeverre de energietransitie impact heeft op energiearmoede. Zo
moet er gekeken worden naar welke huishoudens kwetsbaar zijn, in hoeverre de energierekening
drukt op het inkomen, en wat het effect daarop is van de (mix aan) ingezette beleidsmaatregelen.
NB: met deel II van het onderzoek wordt specifiek opvolging gegeven aan deze aanbeveling.
• (Gebrek aan) toegang tot technologieën op het gebied van isolatie, alternatieve warmtebronnen,
energie-opwek en -opslag en de vervoerssector kan leiden tot een toe- of afname van
energiearmoede. Schets daarom een helder beeld van welke (nieuwe) technologieën op
de middellange en lange termijn nodig zijn om de energiekosten voor huishoudens te
verlagen. Neem vervolgens indicatoren over de voortgang van de adoptie van deze technologieën
op in de Monitor Energiesysteem – die jaarlijks met de Energienota wordt gepubliceerd –
om zo de voortgang van onder huishoudens in energiearmoede te volgen.
• Focus beleid en eventuele maatregelen zo gericht mogelijk op specifieke groepen huishoudens
en stel een crisisregime in voor wanneer een prijsschok zoals een volgende gascrisis
zich voordoet.
Als bovengenoemd geeft het kabinet op dit moment nog geen inhoudelijke appreciatie
van de maatregelen, omdat deze nog van kwantitatieve analyse en duiding worden voorzien
in deel II van het onderzoek. Het kabinet onderschrijft het belang om energiearmoede
tegen te gaan, en tekent aan dat hiervoor verschillende maatregelen reeds geïmplementeerd
zijn, en op anderen wordt ingezet:
• Zoals 14 februari jl. is gedeeld met de Kamer, is er na diverse gesprekken met de
sector voldoende basis om over te gaan tot een positief besluit om in 2025 het Energiefonds
op te gaan starten. Met het energiefonds worden huishoudens in energiearmoede ondersteund
in het betalen van de energierekening. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan
de uitwerking van het fonds.
• Vanaf 2026 staat het Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het beperken van de effecten van het emissiehandelssysteem
voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens
en microbedrijven.
• Het kabinet zet verschillende maatregelen door zoals het Nationaal Isolatie Programma
(NIP), het aanbieden van een 0%-lening voor huishoudens met een verzamelinkomen tot
€ 60.000 via het Warmtefonds, de ISDE subsidie voor het stimuleren van verduurzamingsmaatregelen
en het uitfaseren van huurwoningen met EFG-labels.6
• In het Energiebesluit onder de Energiewet zal een definitie van energiearmoede in
de wet worden verankerd en wordt een verplichting tot het monitoren van de ontwikkeling
van energiearmoede opgenomen.
• Het voorstel voor de wet bestrijden energieleveringscrisis is op 26 februari jl. in
internetconsultatie gegaan. Dit voorstel stelt Nederland in staat om op slagvaardige
en efficiënte wijze te opereren in voorbereiding op en ter bestrijding van een gascrisis
en verhoogt de robuustheid en weerbaarheid van het Nederlandse gassysteem.
3. Vervolg: kwantitatief vervolgonderzoek
Het genoemde kwantitatieve vervolgonderzoek wordt thans opgestart; hierbij worden
de bevindingen uit deel I als startpunt genomen. Het doel van dit vervolgonderzoek
is om de gevolgen van verschillende beleidsmaatregelen voor energiearmoede op meer
gedetailleerde wijze in kaart te brengen, waarbij ook wordt gekeken naar armoede en
financiële kwetsbaarheid in algemene zin in relatie tot volatiele energieprijzen.
Tevens wordt onderzocht welke van de geïdentificeerde maatregelen naar verwachting
het meest effectief zijn in het voorkomen en aanpakken van energiearmoede en het vermijden
van kostbare noodingrepen. Momenteel wordt gekeken hoe de SER en het Nibud ook in
deel II van het onderzoek betrokken kunnen worden. De Kamer wordt naar verwachting
eind dit jaar geïnformeerd over de uitkomsten van het vervolgonderzoek en dan van
een appreciatie in detail voorzien.
Kwantitatieve duiding en analyse zijn van groot belang om te wegen welke maatregelen
het beste ingezet kunnen worden om energiearmoede gericht en structureel te voorkomen
en te beperken. De resultaten van het vervolgonderzoek zijn nodig om het beleid omtrent
energiearmoede effectiever vorm te geven, en te bepalen wat een juiste beleidsmix
is gedurende de energietransitie. Ook TNO wijst erop dat deze weging nodig is; het
kabinet wil hier zodoende beter zicht op krijgen. Op het moment dat de opvolgende
onderzoeksresultaten bekend worden, geeft het kabinet op korte termijn zijn appreciatie;
tot die tijd wordt stuurt het kabinet op voortvarende uitvoering van de reeds lopende
en voorgenomen inzet.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei