Brief regering : Kabinetsreactie op Lange-termijn Ruimtevaartagenda
24 446 Ruimtevaartbeleid
Nr. 90
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
In deze brief geef ik u, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie,
Infrastructuur en Waterstaat, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reactie op het
op 24 januari 2024 verschenen rapport «Vanuit de ruimte, voor de aarde». Daarin heeft
een Regiecommissie, onder voorzitterschap van oud-minister Maria van der Hoeven, een
lange-termijn advies uitbracht aan komende kabinetten over het gebruik van het ruimtedomein
voor Nederland. Kernboodschap van deze Lange-Termijn Ruimtevaartagenda (LTR) is de
noodzaak voor een ambitieus nationaal ruimtevaartbeleid richting 2035, bestaande uit
zes missies op het gebied van veiligheid, klimaat, wetenschap, satellietdatagebruik,
verdienvermogen en de internationale kaders voor het gebruik van de ruimte. Daarnaast
adviseert het rapport over een versterkte governance en een financiële impuls. Het
advies is opgesteld door een interdepartementale Regiecommissie in opdracht van de
toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat, als uitwerking van de motie
Van Strien c.s.1
Het kabinet is de Regiecommissie erkentelijk voor het opstellen van de LTR. Met deze
brief deelt het kabinet zijn reactie op de LTR met uw Kamer. Allereerst onderschrijft
het kabinet de visie en ambitie van de LTR en de doelen in de missies op lange-termijn.
Rekening houdend met de lange-termijn die de LTR hanteert, kijkt het kabinet daarom
nadrukkelijk naar zowel acties die binnen de huidige budgetruimte genomen kunnen worden,
evenals verkennende activiteiten die in deze kabinetsperiode in ieder geval gestart
kunnen worden. Deze kabinetsreactie geeft via een aantal hoofdboodschappen per missie
de focuspunten van het kabinet voor de komende jaren aan. Het kabinet herkent de oproep
tot een financiële impuls zoals beschreven in de LTR. Zoals gebruikelijk vindt eventuele
besluitvorming met budgettaire gevolgen plaats in het voorjaar.
De LTR is verschenen op een moment dat de internationale veiligheidssituatie zowel
mondiaal als in Europa sterk is verslechterd. De verhoudingen in de wereld staan op
scherp sinds de grootschalige Russische inval in Oekraïne en de toegenomen spanningen
in het Midden-Oosten en veranderen door de opkomst van landen als China en groeiende
fragmentatie. De geopolitieke ontwikkelingen onderschrijven het onmisbare en urgente
belang van het gebruik van het ruimtedomein voor de nationale en internationale veiligheid.
De «space race» van ongeveer een halve eeuw geleden is wederom in alle hevigheid aan
de gang en stimuleert een breed scala aan innovaties. Het aantal spelers in de ruimte
neemt snel toe en ruimtegrootmachten vergroten hun capaciteiten en ambities. Tegelijkertijd
zorgen de dreiging vanuit Rusland en groeiende Chinese ruimtecapaciteiten in toenemende
mate voor uitdagingen om een vrije toegang tot de ruimte te behouden. Dit kan consequenties
hebben op de maatschappij (civiel en militair). Europa moet een inhaalslag maken om
de toegang tot de ruimte te verbeteren en meer capaciteit beschikbaar te krijgen zoals
satellieten, data, grondinfrastructuur en personeel om onze afhankelijkheid daarvan
te verminderen. Het is van belang dat Europa en Nederland hun vitale belangen in en
afhankelijkheden van het ruimtedomein onderkennen, beschermen en verdedigen. Tegelijkertijd
beschrijft de LTR de grote maatschappelijke kansen en mogelijkheden die het ruimtedomein
biedt voor het verbeteren van nationale en internationale veiligheid, de leefomgeving,
de wetenschap en het bedrijfsleven.
Context en belangen
Ruimtevaart en het ruimtedomein zijn cruciaal voor Nederland in de energietransitie,
digitaliseringstransitie, in de klimaatadaptatie en voor oplossingen voor vele andere
maatschappelijke uitdagingen. Het ruimtedomein is van belang voor de nationale en
internationale veiligheid, economie, wetenschap, onderzoek en innovatie. Het gebruik
van de ruimte is verweven met de maatschappij: dagelijks maakt de gehele samenleving
op grote schaal en vaak onbewust gebruik van satellieten en satellietdiensten voor
bijvoorbeeld financiële transacties, navigatie, weersvoorspellingen en internet. Nederland
beschermt via de ruimte de nationale veiligheid: militaire operaties zijn onmogelijk
zonder gebruik te maken van satellieten. Satellietdata uit de ruimte bieden ook mogelijkheden
voor vele maatschappelijke toepassingen, zoals precisielandbouw, efficiënt navigeren
van hulpdiensten, het detecteren van dijkverzakkingen en toezicht op grond-, bouw-
en waterwerken vanuit de ruimte en. Vanwege de snelle technologische ontwikkelingen
kan er in de toekomst nog preciezer gemeten worden vanuit de ruimte, wat kansen biedt
voor de maatschappij en het verdienvermogen van Nederland. De daarmee opgebouwde voorsprong
op het gebied van kennis en innovatie zal ook vanuit het (kennis)veiligheidsperspectief
beschermd moeten worden.
De beschikbaarheid van satellietdata, producten en diensten, voor zowel civiel en
militair gebruik, is kwetsbaar2. De ruimte wordt steeds voller en wordt in toenemende mate een strategisch, operationeel
én betwist domein. Enerzijds zijn meer landen dan voorheen in staat om toegang tot
de ruimte te verkrijgen. Daarmee kan ook het gebruik van ruimtesystemen door anderen
beperkt of ontzegd worden, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van wapensystemen die
satellieten kunnen beïnvloeden of zelfs uitschakelen3
4. Anderzijds zorgt de toenemende hoeveelheid aanwezige satellieten (onder andere van
commerciële aanbieders) en ruimtepuin voor risico’s op botsingen en daaruit voortkomende
misverstanden. Dit alles zet het veilig en duurzaam gebruik van de ruimte onder druk
en zorgt voor toenemende kwetsbaarheden in de ruimte en daarmee op aarde.
Het kabinet onderstreept het wezenlijke belang van het gebruik van de ruimte voor
de welvaart, veiligheid en open strategische autonomie van Nederland, de Europese
Unie en haar lidstaten. In combinatie met de actuele geopolitieke ontwikkelingen wordt
het uitstralen van een coherente boodschap, op basis van de LTR en de versterkte governance,
essentieel. Daarmee worden de belangen van Nederland, de NAVO-, EU- en ESA-lidstaten
in de ruimte beschermd en handelingsperspectieven tegen dreigingen in/uit/naar de
ruimte op nationaal en Europees niveau ontwikkeld. Daarnaast onderschrijft het kabinet
dat een integraal nationaal ruimtebeleid essentieel is om op korte- en lange-termijn
benodigde capaciteiten voor het ruimtedomein te kunnen ontwikkelen ter ondersteuning
van militaire operaties en missies. Het nationale beleid voor het ruimtedomein richt
zich zodoende op het voor Nederland maximaliseren van de maatschappelijke, militaire,
wetenschappelijke en economische relevantie van het gebruik van het ruimtedomein.
Dit beleid is effectief in de ruimte en op aarde.
Ruimtevaarttechnologie heeft (doorgaans) een dual-use karakter en kent civiele en militaire toepassingen. Met de verslechterde internationale
veiligheidssituatie en daarmee het toegenomen belang van het militaire gebruik van
de ruimte neemt de zwaarte en importantie van militaire toepassingen in dual-use toe. Synergie is daarom nodig om overlap van publiek gefinancierde activiteiten te
voorkomen en om met bedrijven en kennisinstellingen te werken aan een robuust en concurrerend
ruimte-ecosysteem in Nederland. Door de sterk veranderde veiligheidssituatie is het
van belang dat Nederland haar weerbaarheid verhoogt, Defensie haar militaire paraatheid
verhoogt en investeringen in het ruimtedomein dragen daaraan bij. Een eigen sterke
technologische en industriële basis voor het ruimte-ecosysteem is daarin essentieel.
Het kabinet wil daarom zijn civiel-militaire technologische en industriële basis,
waaronder binnen de ruimtetechnologie, versterken. Nationaal zijn via de Nationale
Technologie Strategie (NTS) sleuteltechnologieën geïdentificeerd met een sterke basis
in Nederland; deze technologieën leveren een belangrijke bijdrage aan het verder brengen
van de ruimtetechnologie5. Ook is in de Defensienota 2024 (DN24) de extra inzet en ambitie van Defensie op
de NLD gebieden6, waaronder ruimtevaart, vastgesteld7. Dit zijn technologiegebieden (NLD gebieden) waar Nederlandse bedrijven en/of kennisinstellingen
uitblinken en die van belang zijn voor het vermogen van de krijgsmacht. Er zijn met
de DN22 en DN24 middelen beschikbaar gesteld voor het versterken van regionale ecosystemen
en voor kennisopbouw, technologieontwikkeling, innovatieprojecten en opschaling specifiek
ten behoeve van de NLD gebieden. Hierdoor wordt de brede Defensie-industrie versterkt
op die gebieden waar Nederland in excelleert. Een voorbeeld waarin dat samenkomt is
lasersatellietcommunicatie. Als laatste blijft het kabinet investeren in de European
Space Agency (ESA), wat een essentiële internationale samenwerking op het gebied van
ruimtevaart is voor Nederland en waar de meeste Europese financiering en sturing van
technologieontwikkeling in het ruimtedomein plaatsvindt.
Veiligheid8
De internationale veiligheidssituatie is de afgelopen jaren sterk verslechterd. Statelijke
en niet-statelijke actoren bedreigen in toenemende mate de nationale veiligheidsbelangen
van het Koninkrijk. Nederland is doelwit van hybride aanvallen, zoals cyberoperaties,
spionage en sabotage. Nederland is niet in oorlog, maar ook niet meer in vrede. In
deze grijze zone moet de maatschappij zich voorbereiden op en verdedigen tegen hybride
aanvallen en Defensie haar militaire paraatheid vergroten dat een afschrikkend effect
zal hebben. Verder betekent dit dat er een solide, weerbare maatschappij is die schokken
aan kan – ongeacht wat er op ons afkomt. Het is een maatschappij waarin overheid,
publieke en private partners, maatschappelijk organisaties, kennisinstellingen en
inwoners zoveel mogelijk voorbereid zijn op maatschappelijke ontwrichting en het vermogen
hebben deze te weerstaan, op te vangen en ervan te herstellen. Als gevolg van de Russische
oorlog in Oekraïne is het voor het eerst in lange tijd reëel dat Nederland via de
collectieve verdedigingsclausule in het NAVO-verdrag («Artikel 5») direct betrokken
raakt bij een grootschalig gewapend conflict9. Een analyse van het dreigingsbeeld is in december 2024 naar de kamer gestuurd10.
Met de Kamerbrief Weerbaarheid die in december aan de Kamer is gestuurd, zet het kabinet
in op de verhoging van de weerbaarheid van de samenleving11. Dit geldt ook voor het ruimtedomein, voor zowel de civiele als voor de militaire
infrastructuur waar de Nederlandse maatschappij en de krijgsmacht gebruik van maken.
Het is noodzakelijk om mensen, diensten en kritieke nationale infrastructuur in de
ruimte en op aarde te beschermen tegen gevaren veroorzaakt door (moedwillig) menselijk
optreden (zoals het vernietigen van satellieten en daaruit ontstane ruimtepuin) of
door natuurlijke oorzaken (zoals meteoroïden of ruimteweer). Investeringen in een
sterke kennis-, technologie-, en industriële basis in het ruimtedomein dragen bij
aan de weerbaarheid van Nederland. Daarbij is samenwerking met Europese partners noodzakelijk,
omdat geen enkel land in Europa in staat is om de hoge technologische kosten in het
ruimtedomein zelf te dragen.
Ook hecht de EU (in snel toenemende mate) belang aan het verder versterken, beschermen
en weerbaar maken van het gebruik van de ruimte voor defensie en veiligheid. Dit is
recent nog bekrachtigd door de nieuwe Eurocommissaris voor Defensie en Ruimtevaart
Kubilius in zijn hoorzitting in december 2024 voor het Europees Parlement12. De EU is al decennialang mondiaal een belangrijke speler op ruimtevaartgebied met
eigen satellietprogramma’s voor satellietnavigatie (Galileo), aardobservatie (Copernicus)
en Space Surveillance & Tracking (SST), en vult dit binnenkort aan met een eigen systeem voor beveiligde satellietcommunicatie
(IRIS2). Met haar nieuwe EU Space Strategy for Security and Defence (EUSSSD) en het EU-ruimteprogramma erkent de EU het ruimtedomein als essentieel strategisch
domein, waar naast civiele gebruikers ook militaire toepassingen zijn voorzien. De
industrie speelt daarin een centrale rol, mede door het dual-use karakter van ruimtetechnologie. Het Draghi-rapport13 schetst hiervoor de gewenste verbetermogelijkheden en het Niinistö-rapport14 roept op om de weerbaarheid en veiligheid van de EU te vergroten op zowel civiel
als militair gebied. Het belang van de ruimte zal tevens uitgebreid aan bod komen
in het binnenkort te verschijnen EU
Defence White Paper. De Europese ontwikkelingen zijn daarom ook een belangrijke reden dat Nederland invulling
geeft aan het (verder) versterken van de industrie en het ontwikkelen van capaciteiten
die hiermee in lijn zijn.
Dit biedt een aanzienlijk marktpotentieel met talloze toepassingen, zowel in de ruimte
zelf als voor de infrastructuur (logistiek, onderwijs, bedrijven etc.) op aarde. Nederland
bevindt zich in een sterke positie om van deze groeimarkt te profiteren, mede dankzij
een solide basis met sterke bedrijven en internationaal gerenommeerde kennisinstellingen.
Daarnaast geeft de aanwezigheid in Noordwijk van het technisch hoofdkwartier van de
European Space Agency (ESA), het European Space Research and Technology Centre (ESTEC), Nederland een unieke positie. Om dit marktpotentieel te benutten, wil het
kabinet het sterke ruimtevaart-ecosysteem van Nederland verder ondersteunen, zodat
het ook in de toekomst zijn leidende rol kan blijven vervullen in het internationale
speelveld. Zoals hierboven beschreven, heeft Defensie in de DN24 ruimtevaart dan ook
als één van de prioritaire gebieden vastgehouden waar extra middelen voor beschikbaar
zijn gesteld.
Wetenschap en onderzoek
Onderzoek en innovatie (O&I) en wetenschappelijke doorbraken kunnen worden gezien
als de katalysator voor het oplossen van maatschappelijke problemen en het versterken
van het EU-concurrentievermogen en is daarmee in de context van het ruimtedomein van
groot belang. De wijze waarop Nederland hoogwaardig wetenschappelijk ruimteonderzoek
stimuleert, past binnen het bredere Nederlandse wetenschapsbeleid. Hierbij is het
in het algemeen en ook binnen het ruimtedomein van belang dat er aandacht is voor
de onderzoek en innovatie over de hele keten van de kennisontwikkeling: fundamenteel
en toegepast onderzoek, innovatie en valorisatie. Dit is nodig voor het verder brengen
van onder andere de maatschappelijke kansen die ruimtevaart biedt en voor het aanjagen
van technologische ontwikkelingen.
In de afgelopen jaren is er geïnvesteerd in verschillende nationale instrumenten in
het ruimtedomein ter ondersteuning van de Nederlandse wetenschappers, zoals kennisnetwerken,
gebruikersondersteuning en instrumentenontwikkeling. Hiermee stimuleert de rijksoverheid
bijvoorbeeld de samenwerking tussen verschillende partijen uit de kennisketen, inclusief
bedrijven en maatschappelijke gebruikers.
Wanneer Nederlandse consortia in kennis en netwerk steeds sterker worden, staan zij
klaar voor het benutten van kansen – nationale en internationale. Een duidelijk Nederlandse
agenda met daarin de sterktes op wetenschappelijk gebied in het ruimtedomein en waar
kansen gepakt kunnen worden is dan van belang. De LTR kan aan de ene kant input leveren
op de Europese agenda met het doel deze te beïnvloeden op een manier dat de Nederlandse
sterktes en prioriteiten ook aandacht krijgen en gevraagd worden in de Europese arena.
Aan de andere kant is het van belang om de Nederlandse agenda zoveel mogelijk aan
te laten sluiten op de Europese agenda, zodat de Nederlandse wetenschappers en onderzoekers
kansen kunnen pakken. Dit zowel om in te kunnen springen op mondiale ontwikkelingen
als voor mogelijkheden tot het binnen halen van Europese financiering. Zo is de Nederlandse
bijdrage bij bijvoorbeeld de klimaatinstrumenten TROPOMI en SPEXOne essentieel en
heeft Nederland daarmee een belangrijke bijdrage in Europese en mondiale projecten.
Nederland wil in de toekomst met deze stabiele investeringen dit soort mogelijkheden
blijven aangrijpen. Een sterk onderzoek- en innovatie ecosysteem vormt de basis voor
de ambities in elk van de missies in de LTR. Alleen als die brede kennisbasis nationaal
sterk is en goed verbonden is met het bedrijfsleven, kan Nederland impact maken in
elk van de missiedomeinen.
In de volgende passages wordt ingegaan op de focuspunten per missie, zoals genoemd
in de LTR.
Missie 1: Gebruik van de ruimte maakt Nederland en de wereld veiliger
Het kabinet onderschrijft de ambitie van de LTR om door het gebruik van de ruimte
Nederland en de wereld veiliger te maken. Om dit te realiseren krijgt Nederland, zoals
beschreven in de Defensie Ruimte Agenda, de beschikking over voor de nationale veiligheid
noodzakelijke ruimtecapaciteiten, waarmee de Nederlandse belangen ten aanzien van
het ruimtedomein worden verdedigd, afschrikking wordt versterkt en de weerbaarheid
wordt vergroot. Daarnaast wordt komende jaren geïnvesteerd in het vermogen van de
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) om gebruik te maken van het ruimtedomein15. Hierdoor wordt handelingsperspectief geboden in reactie op toenemende dreigingen
in het ruimtedomein. Ten slotte is ruimtevaart één van de vijf prioritaire technologiegebieden
voor Defensie, waardoor extra mogelijkheden zijn gecreëerd om met kennis- en industriepartners
stappen te zetten om (verder) uit te blinken als Nederland op ruimtevaarttechnologie.
Verder blijft het kabinet inzetten op autonome Europese toegang tot de ruimte via
eigen lanceercapaciteiten, zoals draagraketten en lanceerbases.
Eigen capaciteiten
Defensie ontwikkelt eigen operationele satellietcapaciteiten, die deels commercieel
worden ingekocht en deels zelf worden ontwikkeld met de Nederlandse industrie. Die
behoefte is afgeleid van de militaire capaciteiten die Defensie moet leveren in NAVO
verband. Omdat de NAVO geen eigen ruimtecapaciteiten heeft, is de NAVO afhankelijk
van de bijdrage van de bondgenoten. Ook voor het ontwikkelen van sensoren voor Space Situational Awareness (zicht op wat gebeurt in de ruimte) zal de Nederlandse industrie betrokken worden.
De EU beschikt reeds over eigen ruimte-infrastructuur zoals Copernicus (aardobservatie)
en Galileo (plaats- en tijdsbepaling) en in de nabije toekomst IRIS2 (communicatie). Daarnaast bundelt de EU nationale capaciteiten in het EU Space Surveillance and Tracking (SST) partnership. Als laatste dient er synergie te worden gevonden tussen deze componenten
van het EU ruimteprogramma en de NAVO-doelstellingen in het ruimtedomein.
Het kabinet vindt het daarom van belang dat bestaande en nieuwe capaciteiten die in
EU-verband worden ontwikkeld, aansluiten op de behoeften en randvoorwaarden van de
NAVO. Dit omvat onder andere het EU Space Shield: een flagship project in gemeenschappelijk belang van de EU om de operationele en strategische
belangen van de EU en haar lidstaten in het ruimtedomein veilig te stellen. Tevens
biedt het EU
Space Shield kansen voor de Nederlandse industrie en kennisinstellingen, zoals het inbrengen van
specifieke Nederlandse kennis en technologie van lasersatellietcommunicatie en quantumtechnologie.
Het IRIS2-project is hiervan een belangrijk onderdeel. Dit project zal bestaan uit zo’n 300
satellieten in diverse aardbanen ten behoeve van beveiligde, robuuste en wereldwijde
communicatie. Bovendien biedt de wetgeving van IRIS2 garantie voor deelname van het midden- en kleinbedrijf in aanbestedingen. Om in dit
soort projecten ook start-ups en scale-ups te betrekken, worden zij aangemoedigd en
ondersteund om gebruik te maken van het CASSINI16 initiatief. Dit initiatief van de Europese Commissie is bedoeld om kleinere bedrijven
en nieuwe ontwikkelingen een kans te geven door een fonds ter beschikking te stellen
en door het organiseren van hackathons en prijsvragen. Al deze civiele en militaire
(technologie) ontwikkelingen op strategisch en operationeel niveau zorgen voor nauwere
samenwerking tussen civiele en militaire partijen en leveren zodoende aanzienlijke
meerwaarde voor het verdienvermogen op.
Hierbij is ook in toenemende mate oog voor hoe Nederland in een veranderende wereld
op een veilige manier samenwerkt met andere landen, onder andere met de EU op het
terrein van handels- en industriebeleid zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord.
Waar mogelijk worden risicovolle strategische afhankelijkheden voorkomen en verminderd
en wordt ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegengegaan. Zorgvuldigheid is
hierbij geboden.
Ontwikkeling Defensie Space Security Center
Het kabinet stelt dat gezamenlijke coördinatie op het ruimtevaartbeleid een essentiële
bijdrage levert aan de nationale veiligheid en defensie. Daarvoor zal de inzet van
de benodigde militaire capaciteiten voor de gehele krijgsmacht gebeuren vanuit het
Defensie Space Security Center (DSSC), dat onder leiding staat van het Commando Luchtstrijdkrachten.
Het DSSC voegt data vanuit nationale en internationale sensoren en samenwerkingsverbanden
samen, en verwerkt deze data tot relevante (informatie)producten. In het DSSC zal
het aansturen van eigen satellietcapaciteiten en het monitoren van in de ruimte aanwezige
systemen en het slagvaardig reageren op incidenten (ruimtepuin, ruimteweer of satellietbotsingen)
worden gecentraliseerd. Binnen het DSSC worden zodoende militaire operationele en
veiligheidstaken en verantwoordelijkheden van het ruimtedomein bij elkaar gebracht.
Hierdoor kunnen eigen operaties in de ruimte effectief worden aangestuurd, veiligheidsrisico’s
worden geanalyseerd en aangepakt en wordt duplicatie van capaciteiten en uitvoering
voorkomen. Het DSSC levert waar mogelijk relevante ondersteuning aan andere departementen.
Weerbaarheid door ontwikkelen responskader
Om slagvaardig op te kunnen treden bij incidenten in en vanuit de ruimte, zoals botsingen
van satellieten of de ongecontroleerde terugkeer van ruimtepuin op aarde, zullen tevens
in interdepartementaal verband responsmechanismen verder worden ontwikkeld en beoefend.
Andere onderdelen van dit initiatief zijn het opleiden, trainen en vergroten van dreigingsbewustzijn
bij belanghebbenden binnen de overheid, het oefenen in het toeschrijven van incidenten
in de ruimte en publieke communicatie over incidenten. Om als overheid hier adequaat
op te kunnen reageren zal de interdepartementale responsstructuur verder worden ingericht.
Er zal hierbij een verkennend onderzoek worden uitgevoerd op welke wijze interdepartementale
samenwerking kan worden bevorderd om versnippering van expertise en duplicering van
activiteiten te voorkomen. Hierbij zal ook worden gekeken naar centralisering van
operationele en beveiligingsaspecten van nationale en Europese satellietsystemen.
Dit alles in samenhang met een passend (militair-civiel) governance model die de verantwoordelijkheden
van de betrokken departementen vastlegt.
Positioning, Navigation and Timing (PNT)
De huidige sterk gedigitaliseerde samenleving is voor plaats- en tijdsbepaling bijna
volledig afhankelijk van satellieten en de vaak open en onbeveiligde signalen afkomstig
daarvan. Uitval of verstoring van satellietnavigatie leidt potentieel tot grote maatschappelijke
ontwrichting bijvoorbeeld doordat vervoersstromen, communicatie- en computernetwerken,
energienetwerken en financiële netwerken niet meer werken. Om de open strategische
autonomie en weerbaarheid4 van de Nederlandse samenleving door de uitval of verstoring van satellietnavigatie
te verhogen, zet het kabinet voor wat betreft PNT in op drie ontwikkellijnen. De eerste
ontwikkellijn is het onderzoeken van de mogelijkheid om het gebruik van Galileo als
primair satellietnavigatiesysteem binnen de overheid en vitale sectoren te standaardiseren.
De tweede ontwikkellijn die hierop voortborduurt is om binnen de nationale vitale
infrastructuur en vitale processen waar mogelijk beveiligde signalen van Galileo te
gebruiken, zoals bijvoorbeeld de Galileo Public Regulated Service (PRS), in plaats van onbeveiligde signalen. Om dit mede mogelijk te maken zal in deze
kabinetsperiode een besluit worden genomen over de ontwikkeling van een nationale
PRS ontvanger, in samenwerking met de industrie en eventueel ook met andere landen.
De derde lijn is het inrichten van een nationaal robuust ecosysteem voor plaats- en
tijdsbepaling. Dit betekent dat naast het gebruik van satellietnavigatie ook het gebruik
van alternatieve methoden en systemen van plaats- en tijdsbepaling zal worden onderzocht.
Het doel van het robuuste ecosysteem is dat bij de uitval van satellietnavigatie of
een ander soortgelijke systeem het nog steeds mogelijk blijft plaats- en tijdsbepaling
uit te blijven voeren voor de overheid en vitale sectoren.
Toegang tot de ruimte
Voor het kabinet is het essentieel dat de EU zijn autonome toegang tot de ruimte behoudt.
Dat betekent dat de EU via eigen draagraketten eigen lanceercapaciteit heeft en toegang
heeft tot lanceerbases zoals Kourou (Frans-Guyana). Daarmee voorkomt het afhankelijkheid
van andere landen buiten de EU voor het lanceren van eigen satellieten en beschermt
Nederland haar belangen. Hier investeert het kabinet primair in via het lanceerdersprogramma
van ESA, waarmee de draagraketten Ariane 6 en Vega-C worden ontwikkeld. Mede dankzij
deze bijdrage vanuit de Nederlandse overheid en de bijdragen vanuit het bedrijfsleven
heeft Europa inmiddels weer volledige lanceercapaciteit met de Ariane 6 en de Vega-C.
Ook ondersteunt Nederland de initiatieven vanuit de EU voor guaranteed access to space. Dit betekent echter niet dat Nederland andere lanceermogelijkheden, waaronder commerciële,
uitsluit.
Missie 2: Nederland gebruikt de ruimte voor het klimaat en de leefomgeving
Satellieten kunnen zonder beperkingen dagelijks de hele aarde en atmosfeer in groot
detail observeren. Dit levert cruciale inzichten op voor overheden, bedrijven en de
wetenschap. Dat is belangrijk voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken
rondom klimaat en leefomgeving, en het versterken van de informatiepositie van Nederland.
Nederland heeft een leidende positie in de ontwikkeling van instrumenten die deze
cruciale data leveren: zoals bijvoorbeeld het instrument TROPOMI. Via TROPOMI kan
elke dag de gehele atmosfeer van de aarde gemeten worden op de hoeveelheid broeikasgassen
en luchtkwaliteit, waarmee bijvoorbeeld grote methaanlekken wereldwijd zijn opgespoord.
Nederland heeft een unieke positie in het bouwen van dit instrument gehad, vanwege
haar technologische voorsprong in optica en nauwe samenwerking tussen het bedrijfsleven,
kennisinstellingen en overheid. Het kabinet wil deze leidende positie behouden en
zich blijven inzetten om zo goed mogelijk de kennis en kunde binnen Nederland te borgen
en te exploiteren. Dat uit zich met name in het ontwikkelen van het TANGO-satellietsysteem
van ESA door Nederland, waarmee op bronniveau CO2- en methaanuitstoot gemeten kan worden. TANGO zal naar verwachting begin 2027 gelanceerd
worden. Ook blijft Nederland een belangrijke rol spelen in de bijdrage van satellieten
voor klimaatmodellen, in voortzetting van de lijn van eerdere instrumenten als TROPOMI
en SPEXOne maar ook mogelijke nieuwe concepten.
De frequentie van stormen, wateroverlast en natuurbranden neemt toe in Europa, met
aanzienlijke gevolgen voor infrastructuur, voedselvoorziening en mensenlevens. Aanpassen
aan onzekere en toenemende extremen wordt steeds ingewikkelder, vandaar dat systemen
voor early warning en risk reduction, zoals het KNMI Early Warning Center, steeds essentiëler worden om Nederland veilig
te houden. De effectiviteit van zulke systemen is voor het merendeel afhankelijk van
de beschikbaarheid van satellietdata. De nieuwe MeteoSat-satellieten (via EUMETSAT)
en Sentinel-satellieten (via Copernicus) zijn goede voorbeelden van satellieten die
dit soort data leveren. Het kabinet investeert met mensen en middelen in het ontwikkelen
van dergelijke systemen en in het versterken van de satellietdata-infrastructuur voor
deze vroege waarschuwingen.
De welvaart en gezondheid van de Nederlandse bevolking, evenals de kwaliteit van voedselgewassen,
zijn nauw verbonden met de staat van de natuur, bodem en lucht. Door middel van aardobservatie
kan Nederland de conditie van de leefomgeving, zoals waterkwaliteit, biodiversiteit
en luchtkwaliteit, monitoren en voorspellen of veranderingen hierin de welvaart in
Nederland bedreigen. Deze capaciteiten strekken zich niet alleen uit tot Nederland,
maar ook tot landen waaruit voedsel wordt geïmporteerd. Nederland maakt voor het gebruik
van deze belangrijke satellietdata voornamelijk gebruik van het Europese satellietsysteem
Copernicus, waarmee essentiële data voor het monitoren en aanpassen van de leefomgeving
worden vergaard.
Deze initiatieven dragen ook bij aan missie 4, namelijk het verbeteren van het gebruik
van satellietdata door de overheid. Dat is bijvoorbeeld bij het gebruik van Copernicus
voor aanpassingen aan de fysieke leefomgeving. Nederland zorgt ervoor dat de beschikbare
satellietdata goed aansluiten op prioritaire dossiers van het kabinet: de energietransitie,
stikstof en voedselzekerheid. Daarnaast sluit het Nederlandse ruimtevaartbeleid aan
op Europees beleid op emissies, in het bijzonder de Green Deal (EU-Methaanstrategie, Emission Trading System (ETS) en Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)).
Missie 3: Nederlandse wetenschap en instrumenten behoren tot de wereldtop
Het kabinet wil op wetenschappelijk gebied en ten aanzien van het ontwikkelen van
instrumenten tot de wereldtop blijven behoren. Op astronomiegebied levert Nederland
al decennia een belangrijke bijdrage, vooral aan de missies uit het ESA Science Programme.
Voorbeelden zijn de recente bijdragen aan de Herschel missie17 en de in ontwikkeling zijnde Athena röntgenmissie18. Ook toekomstige missies bieden veel mogelijkheden voor Nederlandse aansprekende
bijdragen aan astronomie en planeetonderzoek. In de aardobservatie heeft Nederland
met TROPOMI en SPEXone in het recente verleden laten zien dat Nederlandse wetenschappers,
onderzoekers en innovatoren in het ruimtedomein aansprekende en belangrijke bijdragen
aan de internationale samenwerkingsverbanden voor het vergaren van essentiële atmosfeergegevens
kunnen leveren.
Om deze positie te kunnen behouden is de voortzetting van stabiele nationale financiering
gericht op de synergie tussen wetenschap en het ruimtedomein van belang. Dankzij een
nationale stabiele wetenschappelijk basis in het ruimtedomein, kan Nederland op internationaal
niveau bijvoorbeeld via ESA impact maken en houden. Daarom wil het kabinet blijven
inschrijven en meedoen op het gebied van astronomie (verplichte ESA Science Programme)
en aardobservatie (ESA FutureEO) en verkennen wat de mogelijkheden zijn voor de Nederlandse
wetenschap in het ESA exploratieprogramma.
Het is ook van belang dat Nederland de Europese kansen in bijvoorbeeld het EU Space
Programme of de opvolger van Horizon Europe (10e Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (KP10)) kan pakken. In overleg
met de verschillende stakeholders in het ruimtedomein kan scherper worden vastgesteld
waar de nationale kracht zit en hoe de aansluiting tussen EU-/ESA- en Nederlands beleid
nog beter gemaakt kan worden.
Daarnaast zou er ook vanuit het oogpunt van wetenschap verder moeten worden bijgedragen
aan de doelen zoals genoemd in missie 2 («Nederland gebruikt de ruimte voor het klimaat
en de leefomgeving») – en dat kan onder andere door het recent gelanceerde instrument
SPEXone.
De vier wetenschappelijke ruimtedomeinen (astronomie, aardobservatie, planeetonderzoek
en exploratie) kennen ieder een verschillende organisatiegraad. Indien nodig zal er
per domein gewerkt gaan worden aan een analyse van de nationale belangen en zal er
toegewerkt worden aan een gezamenlijke strategie.
Missie 4: Satellietdata zijn een strategisch middel om maatschappelijke vraagstukken
op te lossen
Satellietdata worden nu al ingezet als strategisch middel voor maatschappelijke vraagstukken.
Zo dragen zij bij aan de efficiëntie in de uitvoering door o.a. kostenvermindering
en een vroege waarneming van veranderingen. Ook zijn zij ondersteunend bij activiteiten
omtrent handhaving en het verminderen van de regeldruk door het automatisch inwinnen
van informatie. Satellietdata hebben een enorme potentie om de informatiepositie van
overheden, bedrijven en kennisinstellingen in Nederland te versterken en om zo bij
te dragen aan de digitaliseringstransitie.
Satellietdata zijn nog onderbenut, bijvoorbeeld door onbekendheid met de mogelijkheden
als door wet- en regelgeving die andere meetmethodes voorschrijft en door het gebrek
aan doorstroming van wetenschappelijke kennis naar maatschappelijke innovaties met
satellietdata. Daarvoor zijn al maatregelen getroffen: de Netherlands Space Office
(NSO) zorgt voor gezamenlijke inkoop van satellietdata over Nederland voor overheidspartijen,
bedrijfsleven en wetenschappers, er wordt onderzocht hoe nationale en Europese wetgeving
aangepast kan worden om het gebruik van satellietdata voor handhaving ervan mogelijk
te maken. Daarnaast werkt het NSO aan de verdere bewustwording van de mogelijkheden
van het gebruik van satellietdata onder meer door kennisdeling, door zijn nationale
en internationale netwerk te mobiliseren, workshops te geven en wetenschappers en
mogelijke gebruikers van de informatie samen te brengen. Met diverse uitvoeringsorganisaties,
verantwoordelijk voor monitoring en handhaving, wordt door het NSO onderzocht hoe
gezamenlijk kan worden opgetreden bij het inkopen of ontwikkelen van innovatieve informatieproducten.
Een toenemend gebruik van satellietdata door de Nederlandse overheid brengt Nederlandse
ondernemers ook in een verbeterde positie om deze kennis in de internationale groeiende
commerciële markt voor dergelijke diensten in te zetten. Dit helpt in het behalen
van de doelstellingen in missie 5 van de LTR.
Ook op internationaal vlak kunnen satellietdata gebruikt worden, onder andere bij
de naleving van internationale verdragen. De bij missie 2 genoemde TANGO-missie kan
gebruikt worden bij de naleving van het Klimaatakkoord van Parijs. Op een zelfde wijze
kunnen satellietdata worden gebruikt voor monitoren van naleving van internationale
afspraken en verdragen, zoals sanctieschendingen, documentatie van internationale
misdrijven en mensenrechtenschendingen, en nucleaire verificatie.
Het kabinet hecht groot belang aan digitale innovatie en maakt de weg vrij voor de
ontwikkeling van een digital twin van Nederland. Dit stelt Nederland in staat om meer inzicht te verkrijgen in de leefomgeving
met als doel deze te verbeteren. De dagelijkse verzameling van satellietdata maakt
het mogelijk om effectiever in te grijpen bij dreigende natuurrampen of terroristische
aanslagen. Het huidige kabinet zal doorgaan met de centrale inkoop van satellietdata
via het Satellietdataportaal. Bovendien kan het economisch effect van veranderingen
in klimaat, natuur en landgebruik nauwkeurig worden voorspeld met behulp van deze
satellietdata. Dit helpt in het behalen van de doelstellingen in missie 2 van de LTR.
Missie 5: Nederlandse bedrijven verzilveren groeikansen van ruimtevaart
Het kabinet focust via de Nationale Technologie Strategie (NTS) op 10 sleuteltechnologieën
met een sterke basis in Nederland, die bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland.
Maar liefst 8 van deze 10 prioriteitstechnologieën komen voor in de ruimtevaart. Voorbeelden
hiervan zijn optomechatronica waarmee satellieten kunnen blijven opereren onder extreme
omstandigheden, optica waarmee communicatie via licht ontwikkeld kan worden en ook
advanced materials, die een belangrijke rol spelen bij zonnepanelen voor satellieten. De NTS kan daarmee
helpen om Nederland als ruimtevaartland te versterken, maar andersom kan ruimtevaart
ook zorgen voor verdere ontwikkeling van deze technologieën. Door het erkennen van
ruimtevaart als een van de prioritaire NLD-gebieden voor Defensie, wordt het mogelijk
om innovatie voor de Defensie-industrie te stimuleren. Ruimtevaart is dan ook geen
losstaand beleidsdoel, maar kan juist ook helpen om technologieontwikkeling op andere
beleidsterreinen te versterken.
Nederland zal zich inzetten om het EU-ruimtevaartprogramma (EU Space Programme) en -kaderprogramma (KP10) voor onderzoek en innovatie op het gebied van ruimtevaart
beter te laten aansluiten op zowel de nationale prioriteitsdoelstellingen als ook
de huidige en toekomstige competenties van de Nederlandse sector. Indien nodig kan
nationale technologieondersteuning worden ingezet om later een betere positie te verwerven
in deze Europese programma’s.
Het kabinet onderschrijft daarnaast het belang van ESTEC, het Galileo Reference Centre (GRC), het Galileo Sensor Station (GSS) op Bonaire en de ontwikkeling van de NL Space Campus. Het kabinet zet daarom
in op versterking van dit ruimtevaartcluster. ESTEC is het technologische hoofdkwartier
van ESA in Noordwijk en is het grootste ruimtevaart technologiecentrum van Europa.
Het fungeert als een hub voor technologische innovatie en ruimtevaartonderzoek. ESTEC
speelt een cruciale rol in de ontwikkeling en implementatie van ruimtevaartprogramma's
die van groot belang zijn voor wetenschappelijke vooruitgang en technologische doorbraken.
Het biedt ook een platform voor internationale samenwerking, waardoor Nederland een
belangrijke positie inneemt in het wereldwijde ruimtevaartnetwerk. Door deze voortrekkersrol
draagt Nederland actief bij aan een sterk Europees ecosysteem en realiseert daarmee
eveneens een hefboom voor het Nederlandse ruimtevaartcluster ten aanzien van het Europese
Ruimtevaartprogramma en de technologieprogramma's van ESA.
Het kabinet wil een intensievere samenwerking tussen het Rijk, de provincie Zuid-Holland
en de gemeente Noordwijk en Leiden opzetten. Dit gebeurt onder meer via de NL Space
Campus, de ruimtevaarthub waar met ESTEC, het GRC, het NSO en Europese partners wordt
samengewerkt. Deze campus fungeert als een dynamisch ecosysteem waar zowel jonge ondernemingen
als gevestigde spelers kunnen floreren en groeien.
Een voorbeeld hiervan is het ESA Business Incubation Centre (BIC) dat technische ondersteuning, zakelijke begeleiding en toegang tot financiering
aan startups rondom ruimtevaarttechnologie geeft. Dit centrum heeft een cruciale rol
in het bevorderen van commerciële ruimtevaartinnovaties in Europa. Het kabinet wil
daarnaast het GRC beter betrekken bij de campusontwikkeling via samenwerking met de
EU en inzetten op een eventuele uitbreiding van het GRC. Als laatste ondersteunt Nederland
de ontwikkeling van de NL Space Campus via inschrijvingen in doelgerichte ESA-programma’s.
Een voorbeeld hiervan is het Philab, waarin wetenschappers en het bedrijfsleven samen
werken aan innovatieve oplossingen. Ook in de Ministeriële Conferentie van 2025 (MC25)
zal het kabinet actief inschrijven in ESA-programma’s voor de doorontwikkeling van
de campus rondom ESTEC.
Verder uit zich dit in een investering van het kabinet in de realisatie van een optisch
grondstation in Nederland voor het satellietproject Eagle-1 onder ESA. Eagle-1 is
een technische demonstratiesatelliet die in 2025–2026 wordt gelanceerd, met als doel
veilige kwantumsatellietcommunicatie tot stand te brengen via kwantum Key Distribution (QKD). Dit biedt potentieel om een nieuwe niche van mondiale concurrentiekracht voor
Nederland te creëren. Bovendien sluit de ontwikkeling van dit grondstation in Nederland
en bijbehorende technologie aan bij kabinetsprioriteiten zoals vastgelegd in onder
andere de Nationale Technologie Strategie (o.a. op het gebied van kwantum, fotonica,
optomechatronica, cybersecurity), de Groeimarktenstrategie19 en de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie. Dit helpt Nederland ook om zich
te positioneren voor deelname aan Europese programma’s, voornamelijk op IRIS2. Als laatste heeft het kabinet heeft in 2023 aangekondigd actief bij te dragen aan
de renovatie van ESTEC om de verouderde faciliteiten te moderniseren20.
Het realiseren van de ambities uit de LTR is onmogelijk zonder te investeren in talent,
leerlingen en studenten die nu in klaslokalen, collegezalen en praktijkruimtes zitten
van primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en mbo, hbo en universiteiten.
Naast het doorontwikkelen van de NL Space Campus stimuleert het kabinet daarom de
ruimtevaartsector via het SpaceforTalent-programma. SpaceforTalent beoogt in samenwerking
met opleidingen en opleidingsinstanties studenten van mbo, hbo en universiteiten te
inspireren voor stages of carrières gericht op ruimtevaart. Daarnaast zorgt het kabinet
met het Actieplan Groene en Digitale Banen dat het tekort aan personeel in de technische
en ruimtevaart sectoren wordt aangepakt, via betere samenwerking tussen werkgevers,
werknemers, onderwijsinstellingen en overheden.
Naast SpaceforTalent zijn er al veel langer lopende programma’s die er op gericht
zijn om leerlingen van primair en voortgezet onderwijs te inspireren voor een carrière
in een technologisch beroep in het algemeen en de ruimtevaart in het bijzonder. Het
gaat hierbij om programma’s of competities zoals CanSat21 en Mission X22. Dit wordt gedaan in samenwerking tussen het NSO en ESA via het ESERO-programma23
24, dat er op gericht is om ruimtevaart in de klas te brengen.
Missie 6: Nederland bevordert een sterk internationaal juridisch kader voor de ruimte
Vanuit de grondwettelijke taak van het bevorderen van de ontwikkeling van de internationale
rechtsorde blijft het kabinet zich inzetten voor de ontwikkeling van een internationaal
juridisch kader voor de ruimte. Naast de vijf verdragen van de Verenigde Naties over
de kosmische ruimte is volgens het kabinet ook ander internationaal recht van toepassing
in de ruimte, waaronder in ieder geval het Handvest van de Verenigde Naties en het
humanitair oorlogsrecht (HOR).
Economische, technologische en militaire ontwikkelingen vragen niettemin om aanvullingen
op dit kader. Juist in deze tijden van geopolitieke spanningen en druk op internationale
afspraken is het belangrijk om te blijven investeren in regimes en initiatieven die
richting geven aan de omgang met (nieuwe) civiele en militaire technologieën om ook
in de toekomst een veilig en duurzaam gebruik van de ruimte te kunnen blijven garanderen.
Deze inzet omvat onder andere politieke verklaringen, zoals de in 2022 door het kabinet
gedane toezegging om geen destructieve testen met anti-satellietraketten uit te voeren.
In deze context ziet het kabinet het in multilateraal verband ontwikkelen van normen
en principes voor verantwoord gedrag als complementair aan verdere juridisch bindende
maatregelen. Het kabinet hecht naast juridisch bindende instrumenten onverminderd
belang aan niet-juridische bindende instrumenten die bijdragen aan de bevordering
van het normatief kader om zo de veiligheid, duurzaamheid en stabiliteit in de ruimte
vergroten. Hierbij valt te denken aan de Guidelines for the Long-term Sustainability of Outer Space Activities en de Space Debris Mitigation Guidelines. In dit kader hecht het kabinet ook aan transparantie- en bewustzijnvergrotende maatregelen
zoals de Hague Code of Conduct
against Ballistic Missile Proliferation (HCoC), dat relevant is voor het ruimtedomein. Zo draagt Nederland tevens bij aan
het vergroten van strategische stabiliteit en het verminderen van risico’s als gevolg
van miscommunicatie en mispercepties over activiteiten in de ruimte.
Daarnaast zal de Wet Ruimtevaartactiviteiten, gericht op veilige en duurzame ruimtevaartactiviteiten
voor satellietoperators, aangepast moeten worden om aan deze ontwikkelingen te beantwoorden.
Dit indachtig de beoogde EU-Ruimtewet, die is gericht op veilig, weerbaar en duurzaam
gebruik van de ruimte. De EU-Ruimtewet dient complementair te zijn aan de Wet Ruimtevaartactiviteiten
en nationale competenties te respecteren. Hierbij hecht het kabinet vooral aan maatregelen
gericht op groei en ontwikkeling van de EU-ruimtevaartsector en bevordering van haar
concurrentievermogen zonder een overdaad aan regelgeving.
Ten slotte is het kabinet voornemens om ruimtediplomatie actief in te gaan zetten
voor het versterken van de Nederlandse positie wereldwijd via het (uit)bouwen van
strategische bilaterale relaties/coalities, gebruikmakend van de mogelijkheden van
ruimtevaart en satelliettoepassingen.
Governance
De brede en cruciale rol die ruimtedomein is gaan spelen in de Nederlandse economie,
nationale veiligheid en maatschappij maakt dat het ruimtevaartbeleid een brede interdepartementale
verantwoordelijkheid is geworden. Het kabinet onderschrijft daarom de in de LTR genoemde
noodzaak voor versterking van de interdepartementale aansturing (governance).
Het kabinet zet in op de inrichting van een nieuw hoogambtelijk overleg, de Interdepartementale
Raad Ruimtedomein (IRR), dat onder andere de ministerraad en relevante onderraden
adviseert over beleid voor het ruimtedomein. Onder de IRR vallen de Interdepartementale
Commissie Ruimtedomein (ICR) en verschillende werkgroepen. Deze aangepaste structuur
borgt strategische sturing op en coördinatie van het nationale en internationale ruimtevaartbeleid
van het Koninkrijk der Nederlanden, in lijn met de doelstellingen uit deze kabinetsreactie.
Het kabinet laat zich door het IRR adviseren over voorstellen tot de uitvoering van
dat beleid, inclusief financiering en verdeling van verantwoordelijkheden.
De versterking van de governance zorgt ook voor een versterking van de internationale
positie van Nederland. Dit zal ertoe bijdragen dat in internationale gremia zoals
ESA, de EU en de NAVO nationale standpunten consistent en gericht worden uitgedragen.
Deze gerichtere aanpak kan uiteindelijk ook tot meer Europese industriële opdrachten
leiden, bijvoorbeeld binnen het IRIS2-project.
Daarnaast versterkt het kabinet de uitvoering van het ruimtevaartbeleid, door versterking
van de Netherlands Space Office. Dat uit zich onder andere in het doorvoeren van een
naamswijziging naar «Netherlands Space Agency» om daarmee de internationale uitstraling
te verstevigen. Ook krijgt het NSO een versterkt mandaat in de European Space Agency.
Als laatste onderstreept het kabinet het belang van afstemming op bestaande en toekomstige
initiatieven om nationale veiligheids- en defensiebelangen in de ruimte te waarborgen.
Deze benadering draagt bij aan het versterken van de Nederlandse kennispositie, concurrentiekracht
en innovatiecapaciteit en houdt de nationale veiligheidsrisico's beheersbaar. Het
kabinet onderschrijft dat naast nauwe samenwerking en coördinatie binnen Nederland,
dit ook internationaal binnen EU, ESA, NAVO en andere verbanden nodig is.
Financiën
De visie en missies in de Lange-termijn Ruimtevaartagenda worden onderschreven door
het kabinet, maar de beperkte financiële armslag vraagt om keuzes. Op dit moment is
het ruimtevaartbudget niet toereikend om alle doelstellingen zoals beschreven in de
LTR te behalen. Desondanks kan het kabinet met gerichte keuzes een aantal belangrijke
mijlpalen behalen uit de agenda. De in deze brief beschreven focuspunten zijn daarmee
de belangrijkste keuzes van het kabinet binnen het huidige ruimtebudget. Vanuit de
onderkenning van de noodzaak van een ambitieus beleid voor de ruimte zal het kabinet
periodiek de keuzes en inzet aangaande de LTR herbezien.
Daarbij zullen de inschrijvingen van Nederland tijdens de Ministeriële Conferentie
van ESA in november 2025 gebaseerd worden op de LTR en de focuspunten uit deze kabinetsreactie.
Over de precieze inzet tijdens deze conferentie zal de Kamer in het derde kwartaal
van 2025 geïnformeerd worden. De verdere invulling van de Defensie Ruimte Agenda zal
mede in samenhang met de LTR gebeuren. Als laatste is het volgende EU Space Programme
van belang, waarmee een deel van de doelstellingen uit de LTR behaald kunnen worden
via Europese programma’s. Bij de onderhandelingen over het nieuwe EU Space Programme
van 2027–2034 zullen de doelstellingen uit de LTR leidend zijn voor Nederland.
Op dit moment voldoet Nederland niet aan de ESA-norm die voorschrijft dat landen inschrijven
in optionele programma’s naar rato van het bbp25. Het kabinet streeft ernaar de inzet in ESA voort te zetten. Het kabinet onderschrijft
het belang van investeringen in het ruimtedomein vanwege de eerder genoemde geopolitieke,
technologische en economische ontwikkelingen die er plaatsvinden.
Om een stap te zetten richting de ESA-norm is een ophoging van € 35 mln per jaar nodig.
Ophoging tot de ESA-norm zal op de middellange-termijn ongeveer € 60 mln per jaar
extra vereisen, oplopend tot € 140 mln extra op de lange termijn om de ESA-norm volledig
te behalen. Zoals gebruikelijk vindt eventuele besluitvorming hierover plaats in het
voorjaar. Het kabinet zal zich ongeacht budgettaire besluitvorming maximaal inspannen
om binnen de budgettaire kaders de doelstellingen uit de LTR te behalen met in deze
kabinetsreactie beschreven focuspunten.
Daarnaast zullen in de toekomst ook meer nationale committeringen nodig zijn voor
het bereiken van de doelen in de LTR. Internationale samenwerking staat voorop voor
dit kabinet, maar dit behoeft ook een nationale implementatie.
Ten slotte – kansen voor de toekomst
Ruimtevaart maakt een periode van ongekende technologische vooruitgang door waarin
kleinere, efficiëntere satellieten zorgen voor nieuwe mogelijkheden en toepassingen.
Daardoor zijn er steeds preciezere metingen mogelijk en zijn de satellieten die dit
kunnen meten steeds kleiner en maken ze deel uit van constellaties van satellieten.
De toepassingen van satellietdata zijn daardoor bijna ontelbaar en zijn essentieel
voor de meest cruciale sectoren in Nederland zoals de logistiek, de landbouw en de
energiesector. Satellieten zorgen er daarnaast vanwege alle technologische ontwikkelingen
voor dat deze essentieel zijn voor de digitaliseringstransitie, energietransitie,
klimaatadaptatie en onze nationale veiligheid.
Dit biedt een enorm marktpotentieel met talloze toepassingen, zowel in de ruimte zelf
als op aarde. Nederland bevindt zich in een sterke positie om van deze groeimarkt
te profiteren, mede dankzij een solide basis met sterke bedrijven, gerenommeerde kennisinstellingen
en daarnaast de aanwezigheid van het technisch hoofdkwartier van ESA: ESTEC in Noordwijk.
Veel van de infrastructuur in de ruimte om al deze toepassingen mogelijk te maken
is er al. Maar het hele ecosysteem moet blijven innoveren en de infrastructuur in
de ruimte moet onderhouden, vervangen en beschermd worden. Om de marktpotentie te
benutten, wil het kabinet daarom het sterke ruimtevaart-ecosysteem van Nederland verder
ondersteunen, zodat het ook in de toekomst zijn leidende rol kan blijven vervullen
in het internationale speelveld.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Indieners
-
Indiener
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.