Brief regering : Reactie op verzoek commissie op een e-mail en een brief van de Stichting Herstel Oosterpark (SHO) over loodwaardes in het Amsterdamse Oosterpark en eerdere antwoorden op Kamervragen
30 015 Bodembeleid
Nr. 128 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2025
Op 22 januari jl. vroeg de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij om
te reageren op een e-mail en een brief van de Stichting Herstel Oosterpark (SHO) over
loodwaardes in het Amsterdamse Oosterpark en eerdere antwoorden op Kamervragen.1 Dat doe ik hierbij.
Allereerst merk ik op dat het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming
hier de gemeente Amsterdam is. Daarnaast is de gemeente bevoegd gezag voor bodem onder
de Omgevingswet. De gemeente bepaalt2 welke locaties welke bodemfunctie hebben en daarmee welke normen gelden. De toezichthoudende
en vergunningverlenende taken worden namens het college door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
uitgevoerd. De verdeling van verantwoordelijkheden en met name de rol van de gemeente
Amsterdam heeft mijn voorganger in antwoorden op vragen van uw Kamer al uitvoerig
toegelicht.3 De inhoud van deze brief is daarom ook met de gemeente afgestemd.
De stichting stelt dat de gemeente voor delen van het Oosterpark een incorrecte bodemfunctie
heeft aangewezen en daarin de definitie van het ministerie niet volgt. Dat klopt niet.
In het aangehaalde rapport4 wordt aangegeven welke bodemfunctie aan bepaalde locaties kan worden toegewezen.
Dit hangt onder meer af van de mate van bodemcontact. De bodemfunctie «plaatsen waar
kinderen spelen» kan bijvoorbeeld worden aangewezen voor speelplaatsen in plantsoenen,
de functie voor «groen met natuurwaarden» kan betrekking hebben op stadsparken. De
gemeente is verantwoordelijk voor de afweging. Inderdaad hebben de drie speelplaatsen
de functie «plaatsen waar kinderen spelen» en de rest van het park de functie «groen
met natuurwaarden». De gemeente geeft aan dat het bij de laatste locaties gaat om
ligweiden waar de mate van bodemcontact minder is dan bij kinderspeelplaatsen.
In de aangehaalde rapportage van RSK zijn de metingen op de ligweiden ook getoetst
aan de grenswaarde voor de functie «plaatsen waar kinderen spelen» (die lager ligt
dan de eigenlijk te hanteren functie «groen met natuurwaarden»). Hieruit blijkt dat
er geen sprake is van humane risico’s. De reden dat deze rapportage niet is betrokken
bij de antwoorden op de Kamervragen, is dat deze later uitgekomen is (25 augustus
2023) dan de antwoorden (23 juni 2023).
Anders dan de stichting suggereert, geldt er geen norm van 100 mg/kg lood voor speelplaatsen.
In de gemeente Amsterdam is een norm van 370 mg/kg vastgelegd in de nota bodembeheer,
die tot stand gekomen is op basis van advies van de Amsterdamse GGD.5 Het is daarnaast logisch dat voor een diffuse bodemverontreiniging met lood van gemiddelde
waarden wordt uitgegaan. Er zal nooit voortdurend contact met één specifieke locatie
zijn, maar met verschillende plekken. Blootstelling vindt plaats in een groter deel
van het park. Op één plek is door RSK een verhoogde waarde van 502 mg/kg lood gevonden.
Deze waarde was echter niet in de contactzone gemeten, waardoor bezoekers van het
park geen direct contact hebben met deze verontreiniging. De gemeente heeft geoordeeld
dat het niet nodig is de plek te saneren.
De bodemkwaliteit in het Amsterdamse Oosterpark is veelvuldig onderzocht en ook het
rapport van RSK is beoordeeld door de Omgevingsdienst en de GGD. Uit niets concluderen
de gemeente, omgevingsdienst of GGD dat er sprake is van humane risico’s. Ook is geconcludeerd
dat er noch grond bestaat voor het nemen van saneringsmaatregelen, noch voor het afzetten
van (delen van) het park of het plaatsen van waarschuwingsborden.
De suggestie van de stichting dat de eerdergenoemde antwoorden op Kamervragen feitelijk
onjuist zijn, is op grond van het bovenstaande incorrect.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen
Indieners
-
Indiener
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.