Brief regering : Nacalculatie EU-afdrachten
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2025
De Europese Commissie informeerde de lidstaten op 28 januari jl. over de resultaten
van de jaarlijkse nacalculatie voor de bni-, btw- en plastic-afdrachten aan de Europese
Unie (EU). Dit is een reguliere technische exercitie waarbij met terugwerkende kracht
wordt berekend wat de EU-afdrachten van lidstaten hadden moeten zijn op basis van
de realisaties en economische prestaties. Het gaat daarmee om een herijking van afdrachten
tussen de lidstaten, en niet om meer of minder afdrachten aan de EU. Dit jaar valt
de reguliere nacalculatie samen met de vijfjaarlijkse verificatiecyclus (de bronnenrevisie)
van het bni door de nationale statistiekbureaus (het CBS) en Eurostat. De jaarlijkse
nacalculatie kan betekenen dat een lidstaat moet nabetalen of geld terug krijgt. Zo
ontving Nederland in 2022 een bedrag terug van 556 miljoen euro.
Voor 2024 betekent de nacalculatie voor 2024 voor Nederland een eenmalige extra afdracht
van in totaal 696,8 miljoen euro, met name omdat de Nederlandse economie de afgelopen
jaren groter is gebleken dan eerder geraamd. Het grootste gedeelte daarvan (674,4
miljoen euro) wordt verrekend en komt ten laste van het EMU-saldo in het begrotingsjaar
2026; het andere deel (22,4 miljoen euro) in 2025. Uw Kamer is op 9 december jl. geïnformeerd
over de aanstaande nacalculatie.1 In deze brief informeer ik uw Kamer over het proces, de opbouw en verwerking van
de nacalculatie.
Proces jaarlijkse nacalculatie
De jaarlijkse afdrachten van de lidstaten aan de Europese begroting worden enerzijds
bepaald door de uitgaven van de EU en anderzijds door de invoerrechten, de btw-grondslag,
de plastic-grondslag en de bni-grondslag van een lidstaat. Jaarlijks worden de verschillen
tussen de ramingen en de realisaties van deze grondslagen met terugwerkende kracht
verrekend tussen de lidstaten. Het doel van de nacalculatie is om de bijdrage van
lidstaten aan de EU in lijn te brengen met hun daadwerkelijke (economische) prestaties.
Voor het proces van de huidige nacalculatie zijn de btw-grondslag, de bni-grondslag
en de plastic-grondslag relevant.2 Dit is het tweede jaar dat de plastic-grondslag wordt meegenomen in de nacalculatie.
Over de invoerrechten vindt geen nacalculatie plaats, omdat deze niet op basis van
een raming maar op basis van de kasinkomsten wordt afgedragen. De nacalculatie van
de bni- en btw-afdrachten heeft betrekking op 2023 en voorgaande jaren. Voor de plastic-afdracht
betreft de nacalculatie de jaren 2021 en 2022.
In de relevante expertgroepen3 van de EU worden de realisaties van de bni-, btw- en plastic-grondslagen jaarlijks
vastgesteld. De realisaties kunnen tot vier jaar4 terug worden bijgesteld, bijvoorbeeld op basis van nieuwe informatie, bronnenrevisies
of een verandering in de vaststellingsmethode. Tevens wordt, bij vaststelling van
de cijfers, besloten over eerder gemaakte voorbehouden5 bij de bni- en btw-statistieken door Eurostat. Deze voorbehouden kunnen verder dan
vier jaar terug worden bijgesteld, afhankelijk van het verslagjaar vanaf welke het
voorbehoud geldt. Het voldoen aan eerder geplaatste voorbehouden – die bijvoorbeeld
zijn geplaatst omdat nog niet alle gegevens van een bepaalde component van het bni
volledig geanalyseerd waren – kan eveneens leiden tot aanpassing van het bni van afzonderlijke
lidstaten. De bni-realisaties en -bijstellingen zijn gepresenteerd in het Summary Quality Report.6
Dit jaar wordt in de reguliere jaarlijkse nacalculatie ook het effect van de vijfjaarlijkse
verificatiecyclus van het bni7, resulterend in de bronnenrevisie, meegenomen. De bronnenrevisie wordt in alle lidstaten
uitgevoerd door de nationale statistiekbureaus, in Nederland het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS), en gecontroleerd door Eurostat.8 De verificatiecyclus heeft betrekking op de jaren 2018–2022 en de eerste realisatiecijfers
voor 2023. Er is voor deze jaren sprake van een opwaartse bijstelling van het Nederlandse
bni van gemiddeld 2,8%.9Dit komt onder andere doordat de Nederlandse economie meer is gegroeid dan eerder
geraamd. Daarnaast is een aantal redenen van technische aard: (1) aanbevelingen of
actiepunten als gevolg van de verificatie van de cijfers door Eurostat, (2) de beschikbaarheid
van nieuwe bronnen op basis waarvan het bni berekend wordt, en (3) betere aansluiting
op de bestaande bronnen. Voor de hoge ontwikkeling in 2023 speelt ook de relatief
hoge inflatie in Nederland en de stijging van rente die pensioenfondsen ontvangen
een rol.
Op EU-niveau is er sprake van opwaartse bijstellingen van het bni met gemiddeld ca.
1% over de jaren 2018–2023. Het Nederlandse bni is daarmee relatief gezien verder
naar boven bijgesteld door een optelling van alle bovengenoemde factoren. Uit deze
geactualiseerde economische gegevens blijkt dat Nederland in de periode 2018–2023
dus te weinig heeft afgedragen, omdat het gerealiseerde Nederlandse bni-aandeel binnen
de EU groter is gebleken dan het geraamde bni-aandeel waarop de oorspronkelijke afdrachten
waren gebaseerd. Via het proces van de nacalculatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Aangezien uit de nacalculatie blijkt dat het Nederlands bni relatief gezien is toegenomen,
werkt dit mogelijk ook meerjarig door op de geraamde afdrachten. Meer informatie over
dit effect wordt bekend met de publicatie van de Lenteraming door de Europese Commissie
in juli. In deze Lenteramingen worden de grondslagen geactualiseerd waarop de afdrachten
zijn gebaseerd. Het effect van de Lenteraming op de Nederlandse afdrachten wordt normaliter
gepresenteerd bij Miljoenennota.
Budgettaire gevolgen nacalculatie
Per saldo resulteert de definitieve nacalculatie voor Nederland in een eenmalige extra
bijdrage van 696,8 miljoen euro.De nacalculatie van de bni- en btw-afdrachten leidt
voor Nederland tot een eenmalige extra afdracht van 674,4 miljoen euro. De nacalculatie
van de plastic-afdracht komt voor Nederland uit op een eenmalige verhoging van de
afdracht met 22,4 miljoen euro. De technische verwerking in de Nederlandse begroting
vindt plaats bij eerste suppletoire begroting 2025 van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. In Europees verband is afgesproken dat de verrekening van nacalculatie van
de bni- en btw-afdrachten plaatsvindt in het jaar volgend op de publicatie van de
nacalculatie (t+1) en van de nacalculatie van de plastic-afdracht in hetzelfde jaar
(t). Dit houdt in dat de nacalculatie van de bni- en btw-afdracht ter hoogte van 674,4
miljoen euro wordt verrekend in het begrotingsjaar 2026, terwijl de nacalculatie van
de plastic-afdracht van 22,4 miljoen euro impact heeft op het begrotingsjaar 2025.
Tabel 1 geeft een overzicht van de nacalculaties per lidstaat.
Tabel 1: nacalculatie 2024 (in miljoen euro; Europese Commissie)
lidstaat
Bni/btw
plastic
netto
België
– 12
– 36
– 48
Bulgarije
– 67
25
– 42
Tsjechië
192
23
215
Denemarken
– 237
– 1
– 237
Duitsland
1.160
– 246
914
Estland
– 10
– 9
– 19
Ierland
– 353
– 25
– 378
Griekenland
– 45
29
– 16
Spanje
369
283
652
Frankrijk
– 681
42
– 639
Kroatië
– 6
2
– 3
Italië
324
– 62
263
Cyprus
26
4
30
Letland
– 91
– 2
– 93
Litouwen
– 37
23
– 14
Luxemburg
– 56
– 4
– 60
Hongarije
– 69
10
– 59
Malta
25
0
24
Nederland
674
22
697
Oostenrijk
– 174
6
– 168
Polen
– 285
– 190
– 474
Portugal
– 11
17
6
Roemenië
– 106
7
– 99
Slovenië
-26
– 2
– 28
Slowakije
– 29
– 9
– 39
Finland
-92
19
– 73
Zweden
– 382
71
– 311
Totaal
0
0
0
Tabel 2 geeft een overzicht van de netto nacalculaties over de Nederlandse afdrachten
aan de EU sinds 2014. De omvang van de nacalculatie 2014 werd grotendeels verklaard
door de bronnenrevisie die het CBS uitvoerde; de omvang van de nacalculatie 2015 werd
grotendeels verklaard door het gezamenlijke onderzoek van het CBS en De Nederlandsche
Bank om de nationale rekeningen en de betalingsbalans beter op elkaar te laten aansluiten.
De nacalculatie van 2018 was wederom gekoppeld aan een bronnenrevisie door het CBS.
De grote meevaller van 556 miljoen euro in 2022 was het gevolg van het vervallen van
enkele voorbehouden van Eurostat bij het Nederlandse bni tussen 2010 en 2020. Hierdoor
nam het binnenlandse inkomen (onderdeel van het bni) af en dit leidde tot een neerwaartse
bijstelling. In 2023 was de nacalculatie het gevolg van hogere winsten van een aantal
beursgenoteerde houdstermaatschappijen in 2021 en ramingen uit de coronaperiode die
achteraf hoger uit bleken te vallen.
Tabel 2: netto nacalculaties (in miljoen euro)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
20231
2024
Netto-nacalculatie
643
446
– 124
– 64
318
– 17
45
87
– 556
216
697
X Noot
1
Vanaf dit jaar is voor het eerst ook de plastic-afdracht meegenomen in de nacalculatie.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën