Brief regering : Onderzoek actualisatie rekenforfaits gebaseerd op de levensverwachting en rente
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 224
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2025
1. Aanleiding
In reactie op een rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) over de toepassing van forfaits
in het belastingstelsel1 is in de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 23 april 2021 een onderzoek toegezegd
naar actualisatie van rekenforfaits in de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting
en rente. De voorbereiding van dit onderzoek vergt een mix van fiscaal-juridische,
notariële en actuariële kennis en heeft daardoor de nodige tijd gekost. Ik ben dan
ook verheugd uw Kamer het onderzoeksrapport naar actualisatie van rekenforfaits in
de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting en rente te kunnen aanbieden.
Eerst geef ik in paragraaf twee van deze brief een samenvatting van het eindrapport
en bijbehorende conclusies. Daarna ga ik in paragraaf drie in op de vervolgstappen
die ik voornemens ben te zetten.
2. Samenvatting onderzoek actualisatie rekenforfaits gebaseerd op de levensverwachting
en rente
In opdracht van het Ministerie van Financiën heeft Deloitte in 2024 onderzoek gedaan
naar actualisatie van rekenforfaits in de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting
en rente. Het rapport is eind november 2024 opgeleverd.
Achtergrond van de opdracht
Forfaits die gebaseerd zijn op de levensverwachting en rente hebben als doelstelling
om op doelmatige wijze de waarde in het economische verkeer van met name genotsrechten
en periodieke uitkeringen te bepalen. Naar aanleiding van het onderzoek van de AR
naar in totaal 48 forfaits in het belastingstelsel, heeft mijn ambtsvoorganger van
Rij onder andere toegezegd dat voor de forfaits die gebaseerd zijn op de levensverwachting
en rente (hierna de forfaits) een onderzoek zal worden gestart. Doel van dit onderzoek
is de gevolgen van actualisatie in kaart brengen.2 De waarde in het economische verkeer van een genotsrecht, een verkrijging van een
recht of een periodieke uitkering waarvoor geen (zakelijke) vergoeding wordt betaald
is niet eenvoudig te bepalen. Daarom is de hoogte van deze forfaits gebaseerd op een
rekenrente, meestal gecombineerd met vermenigvuldigingsfactoren. De vermenigvuldigingsfactoren
zijn gebaseerd op de statistische levensverwachting in combinatie met de hiervoor
genoemde rekenrente. Dergelijke forfaits zijn terug te vinden in de schenk- en erfbelasting,
in box 3 van de inkomstenbelasting, de btw en de overdrachtsbelasting (zie tabel 1
van bijlage 1 van deze brief). Vooral binnen de schenk- en erfbelasting zijn de forfaits
van belang. Zo wordt bijvoorbeeld bij nalatenschappen de waarde van het fictieve vruchtgebruik
van de overbedelingsschuld van de langstlevende partner aan de kinderen berekend aan
de hand van de forfaits (zie voorbeelden in bijlage 2 van deze brief). De hoogte van
deze forfaits is niet meer aangepast sinds 1980 (erf- en schenkbelasting, overdrachtsbelasting
en omzetbelasting) of 2001 (inkomstenbelasting), terwijl de levensverwachting (nu
gebaseerd op de levensverwachting van mannen in 1979 of 1990–1995) sindsdien is toegenomen
en de rente lager ligt dan in 1980. Daarom was het wenselijk om onderzoek te doen
naar het actualiseren van de forfaits en naar het in de toekomst actueel houden van
de forfaits.
Aanbevelingen onderzoeksrapport Deloitte
Het onderzoek doet aanbevelingen voor het actualiseren van de forfaits en brengt daarbij
de gevolgen van actualisatie in kaart. Hieronder volgt een samenvatting van de onderzoeksbevindingen
en aanbevelingen:
• De onderzoekers raden aan om de forfaits in de schenk- en erfbelasting te actualiseren.
Zij achten actualisatie essentieel om de heffing van de schenk- en erfbelasting beter
te laten aansluiten bij de waarde in het economische verkeer van de verkrijging.
• Voor de forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting, in de overdrachtsbelasting en
in de btw raden de onderzoekers aan om niet te actualiseren. Immers, als de Wet werkelijk
rendement box 3 wordt ingevoerd, komen de (meeste) forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting
te vervallen. Voor de overdrachtsbelasting en omzetbelasting geldt dat een uniforme
aanpassing van de rekenforfaits niet in elke situatie leidt tot een betere aansluiting
bij de waarde in het economische verkeer dan de huidige rekenforfaits. Uit interviews
blijkt dat de erfpachtpercentages sterk variëren per plaats en per type object, waardoor
het doorvoeren van een uniforme aanpassing van de forfaits niet in elke situatie tot
een betere benadering van de waarde in het economische verkeer leidt.
• De forfaits in de schenk- en erfbelasting zijn gebaseerd op twee parameters, te weten
de rente en de levensverwachting. Om de waarde in het economische verkeer van bijvoorbeeld
het fictieve vruchtgebruik van de overbedelingsschuld van de langstlevende partner
aan de kinderen voor de schenk- en erfbelasting beter te benaderen stellen de onderzoekers
een aantal verbeteringen voor:
1. voor de levensverwachting niet langer van de periodetafels van het CBS uit te gaan,
maar van de prognosetafels die het Actuarieel Genootschap opstelt. In tegenstelling
tot de periodetafels wordt in de prognosetafels namelijk rekening gehouden met toekomstige
ontwikkelingen in de sterfte.
2. bij het verdisconteren van opbrengsten niet langer voor elke verkrijging een en dezelfde
rentevoet toe te passen, maar om de rente te koppelen aan de looptijd van het genotsrecht
of periodieke uitkering (rentetermijnstructuur). Voorgesteld wordt om de Ultimate Forward Rate (UFR) te hanteren als rentetermijnstructuur. De UFR wordt door DNB maandelijks opgesteld
op basis van de methode zoals voorgesteld door de Commissie Parameters 20223 en geeft ook voor zeer lange looptijden de hoogte van de risicovrije marktrente weer
(genotsrechten en periodieke uitkeringen kunnen een zeer lange looptijd hebben).
3. om bij het bepalen van het jaarlijkse genot van een vruchtgebruik onderscheid te maken
tussen vruchtgebruik met en zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid. Vruchtgebruik
waarbij de vruchtgebruiker mag interen op het blote eigendom, of het blote eigendom
mag vervreemden heeft volgens de onderzoekers in economische zin meer waarde voor
de vruchtgebruiker dan vruchtgebruik waarbij de vruchtgebruiker alleen het rendement
op het blote eigendom geniet. De onderzoekers stellen voor om bij interings- of vervreemdingsrecht
uit te gaan van een hoger forfaitair jaarlijks genot voor de vruchtgebruiker dat gebaseerd
is op een gewogen gemiddeld rendement.4
4. om de forfaits eens per 10 jaar te actualiseren met recentere gegevens over de rente
en levensverwachting. Voor de rente wordt voorgesteld om deze te baseren op een 10-jaarsgemiddelde
om eventuele marktschokken uit te middelen.
• Het actualiseren van de forfaits conform het voorstel van de onderzoekers leidt tot
significante mutaties in de te betalen schenk- en erfbelasting op microniveau, zowel
in positieve als negatieve richting. De effecten op de erfbelasting verschillen naar
de wijze waarop de nalatenschap wordt afgewikkeld, naar de hoogte van het nagelaten
vermogen en de leeftijd van de langstlevende partner bij het overlijden van de kortst
levende partner. Ter illustratie zijn in bijlage 2 de effecten (conform voorkeursvariant
onderzoekers) voor een aantal voorbeeldnalatenschappen opgenomen.
• De onderzoekers hebben op basis van geaggregeerde aangiftegegevens die door het Ministerie
van Financiën ter beschikking zijn gesteld een raming gemaakt van de budgettaire gevolgen
van hun actualisatievoorstel. De onderzoekers hebben 6 actualisatievarianten opgesteld.
Naar inschatting van de onderzoekers leidt hun voorkeursvariant per saldo tot een
structurele opbrengst van circa € 190 mln.
• Bij dit budgettair effect dienen twee kanttekeningen te worden geplaatst. Allereerst
hebben de onderzoekers bij het opstellen van het budgettaire effect geen gedragseffecten
verwerkt. De opbrengst van € 190 mln voor hun voorkeursvariant is dan ook een bovengrens.
Ten tweede wordt de structurele opbrengst niet direct bereikt, maar is sprake van
een lang ingroeipad. In de eerste jaren na actualisatie treedt juist een budgettaire
derving op.
3. Beoordeling van het onderzoek en vervolgstappen
Ik ben verheugd dat met het onderzoeksrapport aanbevelingen beschikbaar zijn gekomen
om de forfaits die gebaseerd zijn op de rente en levensverwachting beter te laten
aansluiten bij de waarde in het economische verkeer van de verkrijging. Ik deel de
conclusie van de onderzoekers dat het aan te raden is om de forfaits in de schenk-
en erfbelasting te actualiseren. Deze forfaits zijn sinds 1980 niet meer aangepast
en staan daardoor inmiddels ver af van de waarde in het economische verkeer van de
verkrijging omdat de rente sinds 1980 is gedaald en de levensverwachtingen zijn toegenomen.
Het eindrapport geeft een goede basis voor actualisering van de forfaits in de schenk-
en erfbelasting. Voor de wijze waarop actualisering van de forfaits in de schenk-
en erfbelasting zal plaatsvinden, neem ik als uitgangspunt de voorkeur van de onderzoekers
voor het gebruik van de prognosetafels van het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG)
en een sekseneutrale levensverwachting. De huidige forfaits zijn gebaseerd op de periodetafels
van het CBS en houden in tegenstelling tot de prognosetafels van het AG geen rekening
met de ontwikkeling in de levensverwachting. De aanbeveling van de onderzoekers om
een verschil te maken tussen vruchtgebruik met of zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid
vergt een aanvullende analyse. Ik begrijp de argumentatie van de onderzoekers voor
het aanbrengen van een verschil, maar het is de vraag of een dergelijk onderscheid
in de (uitvoerings)praktijk valt te maken. Ter beantwoording van deze vraag wordt
de komende maanden een aanvullende analyse uitgevoerd.
Het kabinet schaart zich verder achter de aanbeveling van de onderzoekers om eventuele
aanpassingen in box 3 achterwege te laten vanwege het Wetsvoorstel werkelijk rendement
box 3. Met dit wetsvoorstel zal worden afgestapt van de forfaitaire heffing in box
3 en wordt in plaats daarvan het werkelijke rendement belast.
Ook sluit het kabinet zich aan bij de aanbeveling om de forfaits in de overdrachtsbelasting
en omzetbelasting niet te actualiseren. Voor de overdrachtsbelasting en omzetbelasting
geldt dat een uniforme aanpassing van de rekenforfaits niet in elke situatie leidt
tot een betere aansluiting bij de waarde in het economische verkeer dan de huidige
rekenforfaits. Uit interviews blijkt dat de erfpachtpercentages sterk variëren per
plaats en per type object, waardoor het doorvoeren van een uniforme aanpassing van
de forfaits niet in elke situatie tot een betere benadering van de waarde in het economische
verkeer leidt. Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat de huidige forfaits
op dit moment in de praktijk niet tot problemen of klachten leiden.
De komende maanden worden de voorgestelde aanpassingen van de forfaits in de schenk-
en erfbelasting in het eindrapport geanalyseerd en afgewogen tegen uitvoerbaarheid
voor én dienstverleners zoals notarissen en belastingadviseurs én de Belastingdienst,
het handelingsperspectief van de burger en de effecten op burgers en budgettaire aspecten.
De onderzoekers doen enkele aanbevelingen voor overgangsrecht, deze worden bezien.
Op basis van deze afwegingen komt het Kabinet met een voorstel voor actualisatie,
dat kan afwijken van de voorkeursvariant van de onderzoekers. Ten behoeve van het
voorstel zullen ook de herverdelingseffecten op microniveau in kaart worden gebracht
op basis van granulaire aangiftegegevens. De onderzoekers hadden geen toegang tot
deze microgegevens.
Ik ben voornemens uw Kamer in een brief in het derde kwartaal 2025 nader te informeren
over de vervolgstappen tot actualisering met inbegrip van een tijdpad voor aanpassing
van de relevante regelgeving.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
BIJLAGE 1
Tabel 1 Overzicht forfaits gebaseerd op de rente en levensverwachting
Wet
Forfait
Voorbeeldsituaties waarin forfait wordt toegepast1
Successiewet 1956
Waardering van vruchtgebruik of beperkte rechten en waardering van wat onder last
van vruchtgebruik of beperkte rechten wordt verkregen (blote eigendom)
Als iemand overlijdt met achterlating van een echtgenoot en een of meer kinderen,
is in beginsel de wettelijke verdeling van toepassing. Bij een wettelijke verdeling
gaan alle bezittingen en schulden van de nalatenschap over op de langstlevende echtgenoot.
De kinderen erven een vordering op de langstlevende. Afhankelijk van de hoogte van
de rente die op de vorderingen wordt bijgeschreven, geniet de langstlevende een (fictief)
vruchtgebruik van de vorderingen.
Waardering van periodieke uitkering afhankelijk van één of meer levens
De langstlevende partner verkrijgt een levenslange lijfrente.
Waardering periodieke uitkering voor een bepaalde periode, eventueel levensafhankelijk
Het kleinkind verkrijgt bij overlijden van de grootouder een periodieke uitkering
tot de meerderjarigheid.
Wet inkomstenbelasting 2001
Waardering woning bij erfpacht
De waarde van een woning belast met erfpacht wordt verminderd met 17 maal het jaarlijkse
bedrag aan erfpacht als de woning niet verhuurd is en 20 maal het jaarlijkse bedrag
aan erfpacht als de woning verhuurd is.
Waardering genotsrechten
In de Wet IB 2001 is de definitie van een genotsrecht «elke gerechtigdheid tot voordelen
uit goederen». Het kan bijvoorbeeld gaan om een erfdienstbaarheid of vruchtgebruik.
In het Uitvoeringsbesluit Inkomensbelasting 2001 is vervolgens geregeld dat de jaarlijkse
voordelen op 4% worden gesteld van wat aan het genotsrecht is onderworpen.
Waardering (tijdelijke) periodieke uitkeringen, niet van het leven afhankelijk
De waarde van een periodieke uitkering in geld die in box 3 valt en die na een bepaalde
tijd vervalt en niet van het leven afhankelijk is, wordt bepaald door de jaarlijkse
opbrengst te vermenigvuldigen met de looptijd van de uitkering (in jaren) en een vermenigvuldigingsfactor
waarmee de contante waarde van toekomstige uitkeringen wordt bepaald, waarbij het
maximumbedrag 24 maal het jaarlijkse bedrag is. De waarde van een dergelijke periodieke
uitkering voor onbepaalde tijd wordt gesteld op 24 maal het jaarlijkse bedrag.
Waardering (tijdelijke) periodieke uitkeringen, van het leven afhankelijk
De waarde van een periodieke uitkering die in box 3 valt en die wel afhankelijk is
van het leven van degene die de uitkering ontvangt, wordt bepaald door de jaarlijkse
opbrengst te vermenigvuldigen met een (leeftijdsafhankelijke) factor. De factor is
afhankelijk van de leeftijd van degene die de uitkering ontvangt. Afhankelijk van
of de uitkering na een bepaalde tijd vervalt is de factor tevens afhankelijk van het
aantal jaren dat de uitkering nog zal lopen. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt naar
geslacht.
Wet op de belastingen van rechtsverkeer
Waardebepaling bij verkrijging van een recht op onroerende zaken
Bij verkrijging van een beperkt recht wordt de waarde van het recht op de onroerende
zaak vermeerderd met die van de canon, retributie of de huur. De waarde van bijvoorbeeld
een canon wordt berekend aan de hand van een forfait.
Wet op de omzetbelasting 1968
Vergoeding rechten op onroerende zaken
De vestiging, wijziging, overdracht, afstand en opzegging wordt voor de btw als een
levering van de onderliggende onroerende zaak aangemerkt wanneer de vergoeding gelijk
is of meer bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van het beperkte recht.
De vergoeding waarover btw wordt berekend wordt aan de hand van het forfait bepaald.
X Noot
1
Dit betreft een niet uitputtende lijst.
BIJLAGE 2 EFFECTEN OP DE TE BETALEN ERFBELASTING VOORKEURSVARIANT ONDERZOEKSRAPPORT
Deze bijlage toont ter illustratie voor voorbeeldnalatenschappen de mutatie in de
te betalen erfbelasting na actualisatie conform de voorkeursvariant uit het onderzoeksrapport.
Het uiteindelijke actualisatievoorstel van het Kabinet kan anders uitvallen. In alle
voorbeelden is sprake van twee partners die in gemeenschap van goederen getrouwd zijn
(waarbij geen van beiden over privévermogen beschikt), twee kinderen hebben, er geen
pensioenvermogen wordt nagelaten aan de langstlevende partner en waarbij de erfdelen
gelijk zijn. De voorbeeldnalatenschappen zijn gebaseerd op twee vaak voorkomende situaties
(zie hieronder);
1) Renteloze vorderingen:
John (67) overlijdt en er is geen testament. John is in algehele gemeenschap van goederen
getrouwd met Angela (66) en ze hebben 2 kinderen. Samen hadden zij € 600.000 aan vermogen.
Doordat John en Angela in gemeenschap van goederen zijn getrouwd (en geen van beide
over privévermogen beschikt), is de nalatenschap de helft: € 300.000. De nalatenschap
bestaat uit 3 gelijke erfdelen van € 100.000. Omdat er geen testament is, geldt de
wettelijke verdeling. De hele nalatenschap van John gaat naar Angela waarbij beide
kinderen elk een vordering van € 100.000 op Angela krijgen, die in beginsel pas opeisbaar
is bij het overlijden van Angela. Over de vorderingen is geen rente verschuldigd.
De erfenis van Angela bedraagt € 100.000 plus het vruchtgebruik over de vorderingen
van in totaal € 200.000. De waarde van het vruchtgebruik is 2 x € 100.000 × 6%5 × factor 86 = 2 x € 48.000. De erfbelasting voor Angela wordt berekend over € 100.000 + € 96.000
= € 196.000. Dit valt onder de partnervrijstelling. De erfbelasting voor elk van de
kinderen wordt berekend over € 100.000 – € 48.000 = € 52.000.
Stel dat bij het overlijden van Angela haar nalatenschap € 600.000 bedraagt. Op haar
nalatenschap worden de vorderingen in mindering gebracht; € 600.000 – 2 x € 100.000
= € 400.000. Elk kind erft € 200.000.
2) Rentedragende vorderingen:
Lara is getrouwd met Tom. De huwelijkse gemeenschap heeft bij het overlijden van Lara
een waarde van € 1.200.000 en er zijn 2 kinderen. De rente in het testament is op
6%7 samengestelde rente bepaald. De nalatenschap van Lara is € 600.000. Tom krijgt het
vermogen en de beide kinderen krijgen een vordering op Tom van ieder € 200.000.
Als Tom 10 jaar later overlijdt, is de schuld door de rente opgelopen met € 316.339.8 Als het vermogen gelijk is gebleven, is Toms nalatenschap € 1.200.000 – € 400.000
– € 316.339 = € 483.661. Elk kind krijgt dus de helft van € 483.661 = € 241.831. De
oprenting van de vordering zorgt ervoor dat de nalatenschap van Tom wordt verminderd.
Situatie 1: doorrekeningen voorbeeldnalatenschappen wettelijke verdeling 2025
Tabel 1.1 Mutatie te betalen erfbelasting voor langstlevende partner bij overlijden
kortstlevende partner1
Gemeenschappelijk vermogen ouders
€ 100.000
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 500.000
€ 1.000.000
€ 4.500.000
Erfenis langstlevende partner
€ 16.667
€ 33.333
€ 50.000
€ 66.667
€ 83.333
€ 166.667
€ 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner
50
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 94.230
55
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 77.760
60
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 49.800
65
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 51.330
70
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 34.860
75
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 24.900
80
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 8.430
85
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 3.450
90
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
– € 765
X Noot
1
De te betalen erfbelasting bij het overlijden van de langstlevende partner wijzigt
in deze voorbeelden niet bij actualisatie van de forfaits.
Tabel 1.2 Mutatie te betalen erfbelasting per kind bij overlijden kortstlevende partner
Gemeenschappelijk vermogen ouders
€ 100.000
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 500.000
€ 1.000.000
€ 4.500.000
Erfenis per kind
€ 16.667
€ 33.333
€ 50.000
€ 66.667
€ 83.333
€ 166.667
€ 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner
50
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
– € 2.118
– € 21.482
55
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
– € 284
– € 3.118
– € 26.971
60
€ 0
€ 0
€ 0
– € 118
– € 784
– € 2.767
– € 24.481
65
€ 0
€ 0
– € 51
– € 918
– € 1.425
– € 2.852
– € 25.665
70
€ 0
€ 0
– € 351
– € 775
– € 968
– € 1.937
– € 17.430
75
€ 0
€ 0
– € 415
– € 554
– € 691
– € 1.384
– € 12.450
80
€ 0
€ 0
– € 140
– € 188
– € 234
– € 469
– € 4.215
85
€ 0
– € 38
– € 57
– € 77
– € 95
– € 192
– € 1.725
90
€ 0
€ 17
€ 26
€ 34
€ 43
€ 85
€ 765
Tabel 1.3 Totale mutatie (langstlevende partner + 2 kinderen) te betalen erfbelasting
bij overlijden kortstlevende partner
Gemeenschappelijk vermogen ouders
€ 100.000
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 500.000
€ 1.000.000
€ 4.500.000
Erfenis per verkrijger
€ 16.667
€ 33.333
€ 50.000
€ 66.667
€ 83.333
€ 166.667
€ 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner
50
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ – 4.236
€ 51.266
55
€ 0
€ 0
€ 0
€ 0
€ – 568
€ – 6.236
€ 23.818
60
€ 0
€ 0
€ 0
€ – 236
€ – 1.568
€ – 5.534
€ 838
65
€ 0
€ 0
€ – 102
€ – 1.836
€ – 2.850
€ – 5.704
€ 0
70
€ 0
€ 0
€ – 702
€ – 1.550
€ – 1.936
€ – 3.874
€ 0
75
€ 0
€ 0
€ – 830
€ – 1.108
€ – 1.382
€ – 2.768
€ 0
80
€ 0
€ 0
€ – 280
€ – 376
€ – 468
€ – 938
€ 0
85
€ 0
€ – 76
€ – 114
€ – 154
€ – 190
€ – 384
€ 0
90
€ 0
€ 34
€ 52
€ 68
€ 86
€ 170
€ 765
Situatie 2: doorrekeningen voorbeeldnalatenschappen testament met rente 20259 10
Tabel 2.1 Mutatie te betalen erfbelasting per kind bij overlijden langstlevende partner1
Gemeenschappelijk vermogen ouders
€ 100.000
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 500.000
€ 1.000.000
€ 4.500.000
Erfenis per kind
€ 16.667
€ 33.333
€ 50.000
€ 66.667
€ 83.333
€ 166.667
€ 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner
50
€ 0
€ 1.538
€ 3.581
€ 5.625
€ 7.668
€ 20.351
€ 163.393
55
€ 0
€ 2.059
€ 4.363
€ 6.667
€ 8.972
€ 25.565
€ 186.853
60
€ 0
€ 2.514
€ 5.045
€ 7.577
€ 10.108
€ 30.110
€ 207.307
65
€ 179
€ 2.908
€ 5.636
€ 8.364
€ 10.828
€ 30.970
€ 194.907
70
€ 347
€ 2.757
€ 4.136
€ 5.514
€ 6.892
€ 24.775
€ 124.066
75
€ 484
€ 1.693
€ 2.540
€ 3.387
€ 4.235
€ 16.937
€ 76.216
80
€ 503
€ 1.005
€ 1.508
€ 2.010
€ 2.513
€ 10.049
€ 45.222
85
€ 293
€ 586
€ 879
€ 1.172
€ 1.465
€ 5.861
€ 26.377
90
€ 173
€ 346
€ 519
€ 692
€ 864
€ 3.459
€ 15.566
X Noot
1
De te betalen erfbelasting bij het overlijden van de kortst levende partner wijzigt
in deze voorbeelden niet bij actualisatie van de forfaits.
Tabel 2.2 Totale mutatie te betalen erfbelasting van kinderen bij overlijden langstlevende
partner
Gemeenschappelijk vermogen ouders
€ 100.000
€ 200.000
€ 300.000
€ 400.000
€ 500.000
€ 1.000.000
€ 4.500.000
Erfenis per verkrijger
€ 16.667
€ 33.333
€ 50.000
€ 66.667
€ 83.333
€ 166.667
€ 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner
50
€ 0
€ 3.076
€ 7.162
€ 11.250
€ 15.336
€ 40.702
€ 326.786
55
€ 0
€ 4.118
€ 8.726
€ 13.334
€ 17.944
€ 51.130
€ 373.706
60
€ 0
€ 5.028
€ 10.090
€ 15.154
€ 20.216
€ 60.220
€ 414.614
65
€ 358
€ 5.816
€ 11.272
€ 16.728
€ 21.656
€ 61.940
€ 389.814
70
€ 694
€ 5.514
€ 8.272
€ 11.028
€ 13.784
€ 49.550
€ 248.132
75
€ 968
€ 3.386
€ 5.080
€ 6.774
€ 8.470
€ 33.874
€ 152.432
80
€ 1.006
€ 2.010
€ 3.016
€ 4.020
€ 5.026
€ 20.098
€ 90.444
85
€ 586
€ 1.172
€ 1.758
€ 2.344
€ 2.930
€ 11.722
€ 52.754
90
€ 346
€ 692
€ 1.038
€ 1.384
€ 1.728
€ 6.918
€ 31.132
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën